GESCHIEDENIS EN GENEALOGIE VAN HET G ESLACHT DE JONGE UIT ZIERIKZEE VAN pl.m. 1420 TOT HEDEN DOOR W. WIJNAENDTS VAN RESANDT MET 10 STAMTAFELS, BIJLAGEN EN TALRIJKE PLATEN 1924 DB JONGE, De Jonge van Oosterland, De Jonge van Bruinisse, De Jonge van Ellemeet, De Jonge van Bommenede, De Jonge van Campensnieuwland, De Jonge van Battingen, De Jonge van Dreischor, De Jonge van Zwijnsbergen. J INLEIDING. Het was op 22 September 1913, dat een talrijk gezelschap, bestaande uit 47 personen, allen afstammelingen of aangehuwden van het geslacht D e J o n g e, zich naar Zierikzee begaf, om daar de verlossing van voor 100 jaar te herdenken van die stad van de Fransche overheersching, in het bijzonder de op den voorgrond tredende rol, welke daarbij en in die dagen de burgemeester Mr. "Willem Adriaan de Jonge van Campensnieuwland had gespeeld. ') Het was bij deze gelegenheid, dat een bij Jhr. Mr. B. M. de Jonge van Ellemeet, toenmaals te Assen woonachtig, opgekomen plan om te komen tot de uitgave van een Geschiedenis en Genealogie van het geslacht, op den boottocht van Rotterdam naar Zierikzee besproken werd en weldra zóóveel bijval vond, dat besloten werd om tot uitvoering daarvan te komen. Was het wonder, dat men zich met grooten bijval hiermede kon vereenigen, toen men op die Zeeuwsche stroomen voer, welke de voorouders zoo menigmaal bevaren hadden en toen ten slotte de stad zichtbaar werd, welke de bakermat van het geslacht was geweest. Weinige onzer oude steden roepen zoozeer de namen van de geslachten, welke er eeuwen lang woonden, in het geheugen terug als juist Zierikzee; wij noemen slechts de namen der geslachten Boeye, Oau, De Huybert, De Jonge, Ockerse, om van andere te zwijgen, en onmiddellijk verbindt men die namen met de stad Zierikzee. En al zijn vele dier oude geslachten uitgestorven of naar elders vertrokken, tot nog voor kort woonden er in Zierikzee, na ruim 450 jaar, nog steeds leden van het geslacht De Jonge en ook thans nog woont eene vrouwelijke De Jonge (douairière Jhr. Mr. J. W. D. Schuurbeque Boeye) op Mon Plaisir in de onmiddellijke nabijheid ervan als laatste vertegenwoordigster van den ouden naam in de vaderstad. En toen de toren van de St. Iievens Monsterkerk, die reus van Schouwen en Duiveland, zichtbaar werd, toen moet een snaar van samenhoorigheid getrild hebben bij de deelnemers aan den tocht, omdat — zooals Nagtglas zoo treffend schoon uitdrukt — tusschen die muren al hun voorouders hadden vertoefd en naar dien toren 1) Zie hiervoor: Verslag van de Feestelijke Bijeenkomst der familie De Jonge te Zierikzee op 22 en 23 September 1913, door Jhr. Mr. Dr. "W. D. de Jonge. Bij deze gelegenheid -werd ook aan dé deelnemers uitgereikt een boekje bevattende eene opsomming van de huizen van Zierikzee, waar De Jonge's in gewoond hadden met aanduiding van de ligging en den eigenaar. 6 hadden opgezien: „tusschen die muren, zóó hecht, dat men ze na den brand (na 1832) „slechts door buskruit kon van één scheuren, hadden tallooze geslachten hun Schepper verheerlijkt. De St. Lievens Monsterkerk was voor duizenden de stille ge„tuige geweest van de belangrijkste oogenblikken huns bestaans. In dit gebouw waren „ze gedoopt, opgenomen in de Christelijke kerk, in den echt verbonden en na den „meestal woeligen levensstrijd ter ruste gelegd". Het is van die gebeurtenissen en van die belangrijke oogenblikken des levens, dat in de navolgende bladen mededeelingen zullen gedaan worden, opdat voor het nageslacht blijvend worde vastgelegd, wat uit oude registers, boeken en acten over de voorouders is te voorschijn gebracht en opdat de namen en de daden dier voorouders blijven voortleven bij het latere geslacht en daardoor medewerken om den band tusschen alle takken van het geslacht De Jonge te helpen bevorderen. DeS t. Lïevens ^M.onsterkeii te Zierikzee van linnen voor Jen brand Dezelfde kerk van buiten voor den brand 1 OORSPRONG. Nog niet zoolang geleden, in jg. 1903 van Nederland's Adelsboek, werd aangenomen, dat de geregelde stamreeks van het geslacht De Jonge aanving met eenen Jan de Jonge, die in 1450 huwde met N i.c o 1 a a de Grrave. Deze aan de in de Heraldieke Bibliotheek van 1879 verschenen genealogie ontleende mededeeling, vindt men ook terug in de groote — overigens na 1600 vrij nauwkeurig bewerkte — manuscript-genealogie van de hand van den generaal-majoor C. Fr. de Jonge (1759—1837), waarvan o.a. een exemplaar berust in het Familie-archief te 's-Gxavenhage en eenige andere exemplaren bij andere familieleden. Hoe men eertijds de oudste generaties in die genealogie had opgesteld, blijkt het beste door ondervolgende woordelijke aanhaling van hetgeen over de 3 eerste generaties tot dusver in druk verschenen is: „I. Jan d e J o n g e, de eerste dien men van dit geslacht vermeld vindt, huwde „in 1450 met Nicolaa de Grave, Uit hun huwelijk drie kinderen: „1°. Pieter de Jonge, die volgt U. „2°. Ockerus of Acherus de Jonge, geboren te Zierikzee in 1452, was twee„ling, sterft ongehuwd. „"3°. Jan de Jonge, geboren te Zierikzee in 1452, een der gijzelaars die den „28 Februari 1473 van wege de stad Zierikzee ter dispositie van den Hertog gesteld „werden ter zake van de rebellie dier stad in 1472; hij werd naar Brussel gevoerd; „'t is onzeker wat er van hem geworden is. „H. Pieter de Jonge, geboren te Zierikzee in 1451, komt voor in de rekeningen in de St. Lievens Monsterkerk aldaar en stierf te Zierikzee in 1523. Hij „was in 1482 gehuwd met Oornelia de Courte gezegd del Curtio. Zij wonnen: „1°. Anthony de Jonge, die volgt HL „2°. Ocker of Acherus de Jonge, geboren te Zierikzee in 1488. „DJ. Anthony de Jonge, geboren te Zierikzee in 1485, Schepen aldaar, huwde „in 1518 Johanna Ockers, enz." Aldus luiden de eerste regels van de gedrukte genealogie, waarvan in de thans volgende bladen zal aangetoond worden, dat geen enkel woord ervan waarheid bevat. Niet alleen heetten de genoemde personen niet De Jonge — welke naam zooals straks zal blijken eerst in de 5e generatie is aangenomen — doch de hierboven °-'ev noemde personen en hun vrouwen hebben zelfs niet bestaan. 8 Waarheid is thans, dat de geregelde stamreeks aanvangt met eenen Jan L i ev e n s z., geboren omstreeks 1420, die in 1478 nog voorkomt als burgemeester van Zierikzee, en wiens zoon Pieter Jan Lievensz. schepen en burgemeester was van Zierikzee in verschillende jaren tusschen 1479 en 1520 en er 10 Mei 1529 overleed; hij was gehuwd eerst met Oornelia dochter van Jan Boeye, daarna met Margriet N., en had uit zijn éérste huwelijk 7 kinderen. Een der zoons uit dit huwelijk, Anthonis Pieter Jan Lievensz., geboren omstreeks 1489, was o.a. tot 1523 raad van Zierikzee en huwde eveneens 2 malen. Het eerste huwelijk en de daaruit gesproten kinderen vindt men min of meer volledig terug in de gedrukte genealogie, die overigens — ook verder nog — tal van onjuistheden bevat, welke alle in de navolgende bladzijden aangetoond zullen worden. Behalve deze onjuiste eerste generaties verhaalt de manuscript genealogie nog iets over de afkomst van dit geslacht,, waarvan de in 1879 gedrukte genealogie in een noot verklaart, dat zulks bezijden de waarheid is. Hetgeen wij bedoelen, vindt men samengevat in de volgende — uit het manuscript genomen — zinnen: „De oorsprong is evenals bij vele andere geslachten, niet geheel zeker, hoewel „indien men de overlevering daaromtrent gelooven mag, het afkomstig is uit het „grafelijke huis van van der Marck. Er berusten namelijk onder verscheidene „leden der familie authentique copiën eener verklaring, dat „Johan Anthonij de Jonge, „benevens zijn oom Acherus de Jonge '), Ridderen, bijgenaamt Van der Marck dezer „Landts of Graafschaps besittende regenten, linie regt oorspronkelijk zijn en bloed „trekken uit een jongeren zoon van Zijn Adelijk Huis, genaamd Herman, gezegd „de Jonge van der Marck (den zoon van Heer Lothary Grave van der Marck), die „te wijve heeft gehad Vrouwe Emilia van Virnenborg"". Deze verklaring is te vinden bij Te Water, Verbond der Edelen, Vierde stuk, pag. 279, terwijl in het Familie archief nog eenige copieën berusten vandiez.g. door Willem van Lumey, Graaf van der Marck, d.d. 3 November 1571 binnen den Briel afgegeven verklaring. Nog in den Nacorscher van 1855 bij mededeelingen over het geslacht De Jonge en in den Deutscher Herold van 1871 (S. 72) ten behoeve van het geslacht Steengracht (dat uit De Jonge stamt), wordt op die acte van Lumey en op eene afstamming uit het grafelijk Huis Van der Marck aanspraak gemaakt en leidde dit o.a. in den Navorscher tot een min aangename terechtwijzing. In de Heraldieke Bibliotheek van 1875 (blz. 18 en 373) wordt in de daar gepubliceerde genealogie Steengracht echter die legende nóg vastgehouden en zelfs in het breede toe- ij Om dit aannemelijk te maken werd, zooals wij hiervoor zagen, in de tot dusver bestaande genealogiën aan den Stamvader een tweede zoon gegeven, die Acherus zou geheeten hebben. Over den derden eveneens gefingeerden zoon Jan, zie straks onder „MTaam", 9 gelicht door denzelfden Mr. Von Brücken Foc k, die in den Deuischer Herold haar reeds had verkondigd. Dat dergelijke legendes of beweringen in onzen Regententijd veelvuldig opdoken, is bekend; wat Zeeuwsche geslachten betreft, behoeven wij slechts te verwijzen naar hetgeen in dien tijd beweerd werd door de Van der Hoog e's, De Huyber t's, Van Lodensteyn's en anderen, die tot macht en aanzien gekomen, eveneens met een oud-adellijke afkomst gingen prijken. Dat zulke beweringen ergernis geven en tegenspraak uitlokken, kan geen bevreemding wekken. De in het Familie archief berustende correspondentie, van 1804 tot 1806 tusschen den heer Verheye van Citters en hoogergenoemden generaal-majoor C. Fr. de Jonge over die z.g. overlevering gevoerd, draagt op meer dan eene plaats blijken, dat ook Van Citters zich niet heeft kunnen onttrekken aan de ergenis, als zouden „de H.H. de Jonge aanzienlijker zijn, dan zoo velean„deren, die zich" op een van en een geblasonneerd wapen hunner voorouders niet „durven beroemen" (brief van 29 Apr. 1805) Het bovengenoemd gedeelte in het werk van Te Water *) werd dan ook aangevallen door den heer Verheye van Citters, die de echtheid van de verklaring van 1571 van L u m e y betwistte (zie Te Water op 1. TJJe stuk pag. 12), en is ook dit Betoog van Van Citters niet vreemd aan de hiervoor bedoelde gemoedsstemming. Uit de briefwisseling tusschen den heer Verheye van Citters en den generaal De Jonge l) blijkt, dat de oorspronkelijke verklaring berust zou hebben onder den bekenden Ontvanger-Generaal Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet (1646—1721). Deze schijnt de voornaamste voorstander te zijn geweest van de beweerde afkomst uit de Graven van der Marck, hetgeen niet te verwonderen is van een man, die met de hoogstgeplaatste personen van zijn tijd als vriend omging, o.a. met den Hertog van Marlborough en wiens beide dochters zulke schitterende huwelijken deden, o.a. de jongste twee malen met een Lord en Pair van Engeland. Begrijpelijk is het in onzen Regententijd, dat zoo iemand de afkomst van zijn grootvader Jan Jan Anthonisse, die als lakenkoopman begon, prijsgaf voor Belgisch grafelijke voorouders, zij het ook, dat hij van ons standpunt beschouwd, toch meer prijs had moeten stellen op zijn goed Zeeuwsche oude afstamming. Van Citters schrijft dan ook in zijne brieven van 14 Dec. 1804 en 20 Nbv. 1805: „Cornelis de Jonge van Ellemeet, de eerste producent van de acte van Lumey, had „reeds niet veel eer met deze zaak ingelegd. Hoe de Heer van Ellemeet de acte ver„kregen heeft, en welke moeite en presentatie ZEd. gedaan heeft, om die acte bij „den toenmaligen chef van het Huis van der Marck geconfirmeerd en geratificeerd 1) De hoogleeraar Te Water ontleende zijne mededeelingen aan opgaven hem over de z.g. afstamming uit van der Marck verstrekt door Marinus Jan de Jonge, dén'vader van den generaal-majoor C. Fr. de Jonge. 2) Zie in Portefeuille Brieven I, Familie-archief te 's-G-ravenhage. 2 10 „te krijgen, heb ik wel eens van oude respectabele lieden hooren verhalen — feiten, „door welke het geslacht de Jonge tot een aanstoot bij deskundigen geworden is". Johanna de Jonge, echtgenoote van den Raadpensionaris Verheye (uit welk echtpaar de meergenoemde heer Verheye van Citters afstamde) was het, blijkens de brieven, met broeder Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet „omtrent de ontkentenis van de haar wel bekende eerlijke eenvoudigheid harer voorouders" gansch niet eens. Het blijkt ook, dat de overige leden van het geslacht De Jonge vóór 1700 nimmer iets van de acte van L u m e y hebben geweten en toen op 17 Augustus van dat jaar Cornelis van Ellemeet aan zijn vollen neef Willem de Jonge van Bruinisse een notariëel afschrift ervan toezond, vond bij dezen de echtheid van het origineel geen onvoorwaardelijk geloof, (zie diens brieven van Oct. en Nov. 1700), evenals het bij de meeste Jatere leden van het geslacht weinig of geen ingang vond Nog kort voor de omwenteling van 1795 kwam Lumey's verklaring ter tafel bij de Zutphensche Ridderschap ten bewijze van den adeldom der 8 kwartieren van de kinderen van Jacob Derk Carel van Heeckeren van Keil bij Johanna Juliana van Wassenaer van Starrenburg, welke laatstgenoemde afstamde van den Ontvanger-Generaal Cornelis de Jonge van Ellemeet. Verheye van Citters schrijft* dienaangaande: „ware de Zut„phensche Ridderschap in stand gebleven, als wanneer die verklaring apparent met „oneer in damp zou verdwenen zijn, hebbende eenige leden dier Ridderschap reeds „hunne remarques, de acte van Lumey, en wel deszelfs form en uiterlijkheid be„treffende, in gereedheid gebragt". Onder de later in het archief van Rechteren berust hebbende en thans ten Rijksarchieve te Middelburg gedeponeerde stukken, betrekking hebbende op den tak De Jonge van Ellemeet, bevinden zich tal van brieven, handelende over genealogie en heraldiek, gericht aan den Ontvanger-Generaal Mr. Cornelis voornoemd, waaronder de meeste van 1697 van Belgische genealogen, die later .berucht geworden zijn om hun vervalschingen en verfraaiingen, o.a. van de L e c h y de Goyer; is het wonder, dat Cornelis door een dezer geholpen is aan de gefingeerde Van der Marck-oorkonde, waarvan, niemand het origineel ooit gezien heeft zoodat de vraag onopgelost is of ze bestaan heeft, waar ze vandaan kwam en waar ze gebleven is. Blijkens diezelfde bundels correspondentie is het de bekende Zeeuwsche schrijver M. Smallegange geweest, die in 1706 het eerst bij Mr. Cornelis het denkbeeld deed rijzen om het wapen Van der Marck in de genealogie De Jonge af te drukken, een denkbeeld, dat — zooals wij in het hoofdstuk „Wapens" hierna zullen zien — aanleiding is geweest om het van oudsher gevoerde wapen te verlaten, en het tegenwoordige als familiewapen aan te nemen. NAAM. Zooals uit al het voorgaande wel reeds blijkt, hebben de leden van dit geslacht tot omstreeks 1600 geen familienaam gevoerd, doch bij ontstentenis van eenen, zich bediend van patroniemen. Deze toenmaals veelvuldig en overal voorkomende gewoonte maakte het noodig om, indien ter plaatse twee of meer personen woonden, die tengevolge van bedoelde gewoonte met dezelfde twee (voor)namen genoemd zouden worden, een 3en of (en) een 4en voornaam — ontleend aan dien van den grootvader of (en) den overgrootvader aan het patroniem toe te voegen. Op deze wijze ontstonden namen als b.v. Anthonis Pieter Jan Lievensz., dat is: Anthonis, zoon van Pieter, de zoon van Jan, de zoon van Lieven. Bij elk der na te behandelen personen van de eerste generaties zullen wij ook vermelden, hoe door het voorkomen van méér personen met hetzelfde patroniem, het voor hen gewenscht werd hun naam op de aangegeven wijze te verlengen. Intusschen heeft men oudtijds niet willen inzien, dat de naam De Jonge kort voor 1600 eerst als onderscheidingsnaam, daarna als familienaam is aangenomen, n.1. toen vader en zoon, beiden genaamd Jan Anthonisse, ter onderkenning werden betiteld als Jan Anthoniss de Oude en Jan Anthoniss de Jonge, waarna deze zoon, na overlijden van zijn vader, dien naam geleidelijk als familienaam heeft behouden. Integendeel hebben oude genealogen en o.a. nog de generaal-majoor O. Fr. de Jonge — bij de samenstelling van zijne groote manuscript-genealogie — het willen doen voorkomen alsof de leden van dit geslacht sedert de vroegste tijden den naam van De Jonge hebben gebezigd. De thans ingestelde onderzoekingen over de eerste generaties hebben het onjuiste en onhoudbare van deze bewering nu wel aangetoond; het is thans voor geen tegenspraak meer vatbaar, dat Jan Anthonisse de Jonge, die leefde van 1546 tot 1617 en die sedert 1609 Heer van Oosterland was, het eerst den naam De Jonge heeft gevoerd, aanvankelijk (tijdens het leven van zijn gelijknamigen vader) als bijnaam ter onderscheiding van dien vader, en eerst daarna als familienaam. In schepenbrieven van 2 Maart en 1 Juni 1581 van Zierikzee komt hij voor het eerst voor als Jan Anthonisse de Jonge. Reeds de heer Verheye van Citters in zijné correspondentie in 1804 en 1805 met den bovengenoemden generaal C. Fr. de Jonge, (berustende in het 12 Familiearchief te 's-Gravenhage), had zulks toen reeds overtuigend bewezen, doch laatstgenoemde — en met hem latere schrijvers over het geslacht — hebben die waarheid niet willen aanvaarden, getuige nog de in 1880 in de Heraldieke Bibliotheek verschenen genealogie over het geslacht De Jonge, welke aanvangt met den hiervoor genoemden denkbeeldigen Jan de Jonge, die in 1450 eene even- denkbeeldige Nicolaa, de Grave zou gehuwd hebben. In 1450 dachten de voorouders van Jan Anthonisse er nog niet over om zich'De Jonge te noemen. Als bewijs voor het voeren — zoo vroeg reeds — van dien naam De Jonge als familienaam, voerde men dan aan het bestaan van eene in het Familie-archief aanwezige oorkonde van 1473, waarin een Jan Jonge Jansz. vermeld wordt onder de 24 „ostagiers", die door Zierikzee op 28 Febr. 1473 aan Hertog Karei den Stoute moesten worden uitgeleverd wegens de rebellie dier stad in 1472. Men beweerde nu eenvoudig, dat deze Jan Jonge Janszn. een zoon was van den fictieven Jan de Jonge van 1450 met wien men de genealogie toenmaals biet aanvangen en noemde hem dan een tweelingbroeder van den Acherus, die in de beruchte Van der Marck-oorkonde werd vermeld. Ook in de gedrukte genealogie van 1880 komt deze Jan Jonge Jansz. n.b. voor als Jan de Jonge, derde zoon van Jan de Jonge, met wien men die genealogie aanving. Het behoeft geen betoog, dat een in de Zierikzeesche oorkonde van 28 Febr. 1473 voorkomende persoon met de namen Jan Jonge Jansz. niet tot dit geslacht behoort. Vermoedelijk waren er toen meer Jan Jansz. te Zierikzee, in ieder geval een oudere en een jongere; is het wonder, dat men den jongere in dit geval betiteld heeft als Jan Jonge Jansz.? "Wanneer men b.v. eens opslaat de in 1431 beginnende oude Rekeningen van de Heerlijkheid Drey'sschor '), vindt men juist in dien tijd (1475) herhaaldelijk personen daarin vermeld, die op bovenstaande wijze nader omschreven zijn, b.v. een Symon Jonge Janss., een Huge Jonge Janss., een Jonge Janssoen, een Willem Jongesoen enz.; ging men uit van de beschouwingen der vroegere genealogen, dan behoorden al deze personen tot het hier te behandelen geslacht De Jonge. Het maakte voorts tusschen Van Citters en C. Fr. de Jonge een onderwerp van breedvoerige behandeling uit, in hoeverre ook de broeders en zuster van Jan Anthonisse (den zoon) al dan niet den naam van De Jonge gevoerd hebben, evenals Jan Anthonisse zelf. Dit wordt door Van Citters ontkend, doch door C. Fr. de Jonge volgehouden tot staving van zijn beweren, dat De J o n g e niet was een toenaam ter onderscheiding tusschen vader en zoon, maar toen reeds de geslachtsnaam der familie. Daartoe beroept hij zich op de Notulen van de Staten van Zeeland van 11 Maart 1600, waarin vermeld worden — in zake eene -'JÉ)--Rijksarchief te Middelburg. Rekenkamer van Zeeland. Bekeningen in 1607 uit de HoUandsche Bekenkamer naar Zeeland overgebracht, No. 1302. Gezicht op Zierikzee Eigendom van bet Zeeuwscb Genootschap der etenscbappen te Middelburg Geziclit op Zierikzee van C. Pronk 1743 Eigendom van bet Zecuwscb Genootschap der Wetenschappen te Middelburg 13 belasting op Haamstede — Jan Anthonisse de Jonge, Burgemeester van Zierikzee, en Jufvrouw Johanna de Jonge weduwe van den Raadsheer T e e 1 i n g, zijn tutter. Dit is echter het eenige voorbeeld, dat de broeders en zuster van Jan Anthonisse óók den toenaam De Jonge dragen, integendeel heeten twee dier broeders steeds Ocker Jan Anthonrsse en Herman Jan Anthonisse en heet de derde broeder aanvankelijk Huybrecht Jan Anthonisse en eerst later Huybrecht Steengracht. Eerst de kinderen van den eerstgenoemden broeder Ocker hebben den naam Ockers(e) later als /anuïtmaam aangenomen. Reeds het feit, dat de vader van Jan Anthonisse de Jonge nimmer als De Jonge, doch steeds als „Ouwe Jan Anthonisse" of als „Jan Anthonisse Lakeman" voorkomt, had het ongerijmde der bewering kunnen doen zien, dat vóór Jan Anthonisse, den zoon, de naam De Jonge geen familienaam was en dat diens vader nog geen familienaam had. Nog in het Begraafregister van Zierikzee is op 15 Nov. 1588 de naam van dien vader ingeschreven als: „Ouwe Jan Thonisse Laeckeman", doch eertijds schijnt men — en o.a. ook de generaal C. Fr. de Jonge — het handelsbedrijf onzer voorouders tot een oneer gerekend te hebben, zoodat men liever negeerde, dat een voorvader den lakenhandel dreef en tengevolge daarvan in stede van met den tegenwoordigen familienaam, met een bijnaam (Laekeman), ontleend aan het beroep, te voorschijn kwam. Men vergat — of liever wenschte te vergeten — dat al onze patricische geslachten met handel en nijverheid begonnen zijn en hun rijkdom verworven hebben, niet alleen dien van hen zelf, maar ook den rijkdom van onze Republiek der Vereenigde Nederlanden — en daarom ook dien handel of nijverheid nog voortzetten, toen zij reeds lang leden waren geworden van de Regeering in Stad en Land. Intusschen brengt het voeren van een dergelijk algemeen voorkomenden naam als De Jonge bij onderzoekingen over de geschiedenis der onderwerpelijke familie eigenaardige moeilijkheden mede. Immers waar die naam in bijna alle plaatsen gevonden wordt, om slechts bij Zeeland te blijven o.a. ook te Brouwershaven, Goes, Middelburg, Sluis enz., daar dient men voorzichtig te zijn met identificeering dezer naamgenooten, opdat zij niet verward worden met de leden van de onderwerpelijke familie. Zelfs te Zierikzee kwam nog een ander geslacht De Jonge voor, dat uit Brouwershaven stamde en tot wapen voerde een rechtop staanden degen met gouden greep vergezeld van leliën,alles in een rood veld. Laatstbedoeld geslacht De Jonge zat óók in de regeering van Zierikzee en verscheen eveneens ter dagvaart te Middelburg; hiertoe behoorde Gerbrand de Jonge, die in 1690 schepen en in 1694 pensionaris van Zierikzee was; Jacob Gerbrandse de Jonge was er schepen 14 (1721—'31), raad (van 1719—1768), burgemeester (tusschen 1723 en 1763), en thesorier (tusschen 1735 en 1768), gedeputeerde ter Staten van Zeeland o.a. in 1747, en overleed 1 Maart 1768; Johan Gerbrandse de Jonge bekleedde er eenige functies, terwijl Pieter Abraham de Jonge, en Jacob Jan de Jonge, zoons van voornoemden Jacob waren. Ook te Sluis komt een famihe De Jonge voor, ter zelf der tijd, dat een tak van het Zierikzeesche geslacht daar gevestigd was (1703—1757). Te Middelburg, waar bijna 3 eeuwen lang, steeds een of meer leden van het Zierikzeesche geslacht De Jonge verblijf hebben gehouden, woonde eveneens een gelijknamige familie. Tot deze laatste behoorde Pieter de Jonge gehuwd met Johanna Stevens; hun op 21 Sept. 1687 te Middelburg gedoopte zoon Cornelis de Jonge overleed als opperkoopman en secunde van Bengalen te Hougly in Oct. 1743. Bij 2 vrouwen aldaar verwekte hij 3 kinderen, voor welke hij aan de Staten van Zeeland bij rekest d.d. 9 Sept. 1741 legitimatie verzocht. Blijkens de Notulen dier Staten geschiedde die legitimatie voor Mr. Cornelis, geb. 2 Mei 1716, Cornelia, geb. 23 Juli 1728 en Christiaan, geb. 16 Dec. 1730, zijne kinderen; Mr. Cornelis de Jonge, de zoon, woonde toen reeds als advocaat te Middelburg, evenals Christiaan de Jonge; de dochter Cornelia was toen reeds gehuwd met den onderkoopman Pieter Barbaret jr. Het ligt uitteraard niet in de bedöeüng om over deze en andere gelijknamige families in verdere détails te treden, waar zij evenwel tegelijkertijd ter plaatse voorkomen als de Zierikzeesche familie, leek het wenschelijk op hen even dé aandacht te vestigen. WAPENS. Het wapen, dat tegenwoordig door de familie De Jonge gevoerd wordt, en ook bij de benoeming in de Ridderschap en bij de verheffing in den Nederlandschen Adel werd bevestigd en geregistreerd, is: in goud een golvende blauwe dwarsbalk. Helmteeken: eèn rechterarm bekleed met goud, gehandschoend met zilver, houdende een gouden vager; dekkleeden: goud en blauw;, schildhouders: rechts een gouden leeuw, links een omziende gouden griffioen. Toch is dit niet het oorspronkelijke wapen van het geslacht geweest, integendeel — ongerekend verschillende brisures en toevoegingen door meerdere leden van het geslacht aan het wapen aangebracht — hebben zijne elden drie verschillende wapens in den loop der tijden als geslachtswapen aangenomen. Van den stamvader Jan Lievensz. is geen zegel meer aanwezig, doch het door diens zoon Pieter Jan Lievensz., als schepen en burgemeester van Zierikzee, gevoerde wapen, blijkt duidelijk uit eenige van hem nog aanwezige zegels, (tusschen 1479 en 1514), welke aan schepenbrieven van Zierikzee hangen. Eene afbeelding daarvan is in dit werk gereproduceerd; daaruit blijkt, dat hrj als wapen een z.g. huismerk voerde als hieronder is afgebeeld, en als schildhouder een wildeman. Is het ook aan te nëmen, datzijn zoon, Anthonis Pieter Jan Lievensz. en zijn kleinzoon Jan Anthonis Pieter Jan Lievensz. gebruik zullen gemaakt hebben van hetzelfde zegelstêmpel, zijn achterkleinzoon Jan Anthonisz. de Jonge heeft — zeker na de vestiging van het Staatsche gezag in Zierikzee en toen hij sedert 1580 aldaar voor het eerst als schepen was opgetreden — een nieuw wapen aangenomen, waarvan het bestaan eveneens blijkt uit nog bewaard gebleven zegels (van af 1585), hangende aan Zierikzeesche schepenbrieven, zijnde ook een reproductie van een dezer hier opgenomen. Deze zegels — zoomede zijn rouwbord — vertoonen als wapen: doorsneden van rood en goud met een golvenden dwarsbalk van blauw over de doorsnijdingslijn heen'); 1) Zijn afstammelingen hebben later ook wel den dwarsbalk uit twee stukken r esp. van zilver en blauw, gevoerd. net rood beladen met twee gouden vagers naast elkaar, den steel omlaag; het goud beladen met een gebladerden en bevruchten dwarsgelegden okkertak, de bladeren links, de 3 zilveren vruchten van onderen, alles groen. Hierin waren de vagers ontleend aan de familie De Vager en de okkertak aan de familie Ockers. Met dit wapen werd Jan Anthonisse de J o n g e in 1617 begraven, zijn wapenbord hing aldus tot 1798 in de St. Lieven Monsterkerk te Zierikzee en berust nadien in het familiearchief te 's G-ravenhage. Eene afbeelding van dit wapenbord is hier opgenomen. Toen — zooals wij hier boven hebben gezien — de ontvanger-generaal Mr. C o r n e 1 i s de Jonge van Ellemeet met de af stamming uit het geslacht Van der Marck te voorschijn kwam, werd doör hem voor'het eerst beweerd, dat het oorspronkelijke wapen van de D e Jonge's een veld beladen met een blauwe dwarsbalk was. Ook'de latere familievorscher, de generaal-majoor C. Fr. de Jónge, die zich op later leeftijd heeft bezig gehouden met het bijeenbrengen van alle gegevens voor eene genealogie en deze ook in manuscript samenstelde, beweerde dat het gouden veld met den blauwen dwarsbalk het oorspronkelijk familiewapen was geweest. Hij beroept zich tot staving van deze bewering op Simon van Leeuwen, Batavia IUustrata, blz. 1440, volgens wien Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet, pensionaris vanBrielle, en vader van den hiervoor genoemden Mr. Cornelis, dit wapen aldus gevoerd zou hebben. Hij beroept zich voorts op de meerdere wapenborden van De Jonge's uit de 17e eeuw in de kerken van Brielle en Zierikzee gehangen hebbende, die — toen hij ze in 1791 beschouwde — het veld van goud met den blauwen dwarsbalk vertoonden. Intusschen blijkt uit de hierover van 1804—1806 tusschen dezen generaal O Fr. de Jonge en den heer Verheye van Citters gevoerde briefwisseling,') dat in 1644 voornoemde Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet nog cacheteerde met het wapen van zijn vader Johan Anthonisse deJonge (hiervoor beschreven), zonder dat uit iets blijkt, dat hij sedert dien en tot 1650 - het jaar van zijn dood - zijn wapen veranderd en het thans gevoerde wapen aangenomen zou hebben. Integendeel wordt door zijn zoon den ontvanger-generaal Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet in een in het familie-archief berustenden brief van 17 Oct. 1685 erkend, dat zijn vader steeds hetzelfde wapen als zijn grootvader Jan Anthonisse gevoerd heeft. Mr. Ja co b's oudere volle broeder, Mr. Anthony de Jonge van Bruinisse voerde — dit wordt ook door O Fr. de Jonge erkend — tot zijn overlijden in 1669 het wapen van zijn vader Johan Antonisse. Hun beider zuster E 1 i s a b e t h de Jonge cacheteerde in 1685 haar nog onder de familiepapieren berustenden brief 1) Zie ook het betoog van Verheye van Citters in Te Water, IV, 319. 16 apen van Jokan ), vindt men onder het Dekanaat Schouwen, parochie Kerkwerve, anno 1503/04 ingeschreven : proclamatie- mri. Cornelii filii Petri ad alteram portionem par. eccl. de Kerckwerve vac. p. mort. Cotmi Hentici, en anno 1504/05: Institutio Cornelii Petri Johannis ad alteram portionem par. eccl. de Kerckwerve var. p. mort. Cotmi Henrici vac. p. cessionem jur. Ut. et ca 11 scula. In dezelfde Rekeningen 2) vindt men onder de parochie Zierikzee anno 1523/24: Inttitutio mri. Cornelii filii Petri ad vicariam Beate Mariae Virginit etc. ut tupra vac. p. mort. mri. Philipp: Pachertz. 1 tcutum, en verder over zijn overlijden twee inschrijvingen, luidende: anno 1541/42: ') proclamatio Jacobi Pike Cornelii Simcmit Ymanni*) praetentati ad 1) Uitgegeven door P. M. Grijpink, 1914. Register op de parochiën, altaren, vicariën en de bedienaars, zooals die voorkomen in de Middeleeuwsche rekeningen van den Offleiaal van den Aartsdiaken van den Dom van Utrecht, deel J, pag. 44. 2) Uitgave als boven, deel I, pag. 89. 8) Uitgave als boven, deel I, pag. 83. 4) Deze was de zoon van zijn na te noemen zwager Cornelis Simon Imansz. 35 zaak publiek verkocht, met uitzondering van den boomgaard en de schoongemaakte steenen van afgebroken huisjes en muren, kooper ervan werd — zooals wij straks zullen zien — Jan, de zoon van haar na te noemen broeder Anthonis Pieter Jan Lievensz. Maria Pieter Jan Lievens, dochter van P i e t e r Jan Lievensz. en Cornelia Jansdr. Boeye (zie blz. 31). Zij moet omstreeks 1487 zijn geboren en leefde in 1530 met haar zuster L ij s b e t h nog 'in hetzelfde klooster der Drie Koningen te Zierikzee, hetgeen blijkt uit de inschrijving van de haar toekomende rente in het Register van Renten der stad Zierikzee over 1524 en dat over 1530. Anthonis Pieter Jan Lievensz., zoon van Pieter Jan Lievensz. en van Cornelis Jansdr. Boeye (van blz. 31). Aangezien het verdere geslacht van hem afstamt, zullen wij uitvoerig over hem vermelden alles wat gevonden werd. Hij moet omstreeks 1489 te Zierikzee geboren zijn; daar zijn vader in dit jaar alleen op naam van zijn 4 oudste kinderen lijf rentebrieven ten laste van de stad Leiden kocht, bij de inschrijving waarvan de ouderdom dier kinderen is vermeld, is voor hem het jukte jaar zijner geboorte niet te bepalen. Dat hij een zoon van Pieter Jan Lievensz. was, blijkt al eerstens uit de door hem gevoerde patroniemen. Hoewel hij in acten ook een enkele, maal voorkomt als Anthonis Pietersz., vindt men hem meestal vermeld met de 4 voornamen tegelijkertijd, hetgeen wel noodig was, als ik mededeel, dat er tijdens zijn leven nog minstens één persoon te Zierikzee was, die zich Anthonis Pietersz. kon noemen. Zoo vind ik in het Register van Kohieren van taxatie van den 10en penning, begonnen 30 Mei 1543 '), vermeld een Anthonis Pieter Wittezn. Als erfgenaam van zijn kort tevoren overleden broeder Jan Pieter Jan Lievensz., vinden wij hem in den op blz. 34 hiervoor vermelden schepenbrief van Zierikzee van 11 Juli 1520, waarin Anthonis Boudinszn. van Zoetelinckkercke aan Yeman Claes Henricxz. en aan Anthonis Pieter Jan Lievé.nsz. de helft verkoopt van de daar vermelde losrente van 6 pond 's jaars en van 2 gemeten korenland te Nieuwerkerk (zie ook Bijlage H hierna). In hetzelfde jaar 1520 komt hij voor in de Rekening van het Dijkgraaf schap van Schouwen en Kerkwerve s), als hij door den Dijkgraaf aangeslagen wordt in het „penninckgelt",dathij als binnenpoorter van Zierikzee moest betalen wegens het bezit van 2l/i gemeten en 70 roeden land in het 5e deel van Kerkwerve (zie ook blz. 30). Reeds voor het overlijden .in 1529 van zijn vader, die tot 1514 schepen en bur- 1) Rekenkamer van Zeeland B nr. 2427. 2) idem nr. 2424. 36 gemeester van Zierikzee was, had hij zitting in het stedelijk bestuur; blijkens de Raads-Notulen trad hij op 20 Maart 1523 af als raad der stad. Daarna schijnt hij niet meer in de stedelijke regeering gekomen te zijn, hoewel hij nog wel tot andere openbare functies werd geroepen. Immers blijkens dezelfde Raads-Notulen was Anthonis Pieter Jan Lievensz. tot Dec. 1529 accijnsenaar en werd hij toen plaatwachter '). In het Register van de renten der stad Zierikzee over 1524 staat vermeld, dat een hem toekomende rente in dat jaar ontvangen wordt door Pieter Jan Lievensz. (door zijn vader dus) en in een dergelijk Register over 1530, staat achter zijn naam ontvangen „bij dén selven". Op blz. 33 hiervoor hebben wij reeds verhaald, dat Anthonis Pieter Jan Lievensz. na overlijden van zijn broeder Mr. Cornelis in 1542 verleid werd met diens tienden op Schouwen van het Kapittel van St. Jan te Utrecht. De Latijnsche pachtbrief dienaangaande van 25 October 1542 2) houdt dan ook o.a. in, dat in pacht gegeven worden aan den discrtto viro Anthonio Petri Johannis Livini quasdam dedmas, scilicet duas lineas in Nieuwendijck et quatuor lineas cum dimidia in SlabberdeUingen in Schaldia sitas, quas magister Cornelius Petri Johannis Livini frater dicti Anthotdi, olim et ultimo in pactu habuit et poss'edit, ad nos nostramque ecclesiam spectantes etc. (zie den geheelen brief afgedrukt als Bijlage IV hierachter). Uit de Manualen van de betaling der pensiën voor de Zeeuwsche tienden van het Kapittel vd. 3) — voor zoover deze nog aanwezig zijn — blijkt onder: recepia de decimis Zelandiae, 1543, de betaling: item Anthonius Pttri olim mgr. Cornelius Petri de duabus lineas de JVieuuendijck et 1111 '/j (= A%) lintas in SlobUrdelhngh 18 *f. holl. *). Tot 1555 is de betaling dezer „pensie" door Anthonis Petri in bedoelde Manualen te vinden; de Manualen van 1555—1571 ontbreken. In 1599 betaalt Adriaan Daniëls de „pensie" voor deze tiendlanden. Hiermede is in overeenstemming een erfpachtbrief van 12 Jan. 1599 5) voor Adriaan Daniëls van dezelfde tienden te Nieuwendijk en te Slabberdelling „in Schaldia sitas, quas Antonius Petri Joa>tnis Livini olim et ultimo a nobis in pactu habuit et possedit", zoodat hij voor 1599 de tiendlanden aan Adriaan Daniëlsz. had overgedaan. Laatstbedoelde erfpachtsbrief is als Bijlage X hierachter opgenomen. Die overdracht moet dan tusschen 1555 en 1560 — jaar waarin Anthonis 1) Dat is degene die belast was met het toezicht op de verscheping der bieren. 2) Begister van pachtbrieven der Zeeuwsche tienden van het kapittel van St. Jan te Utrecht over 1481-1598, fo. 121 Schouwen bezitten. 2) Sententieboek dl. 1482-1483 nr. 477 fo. 114vso, sententie nr. 118. 8) idem „ 1482-1486 „ 477 fo. 838, sententie nr. 827. 27 Is het bij eerstvermelde sententie onzeker of de daarin in 1484 vermelde Pieter Jansz., poorter van Zierikzee, de hier te behandelen Pieter Jan Lievenszn. is, die er van circa 1450—1529 leefde, van den in de tweede vermelde sententie voorkomenden Pieter Lievenszn. mag wel worden aangenomen, dat dit onze Pieter Jan Lievensz n. niet is, terwijl in de thans te vermelden derde sententie het weer onzeker is of hij het wellicht niet zijn kan, omdat daarbij weder uitdrukkelijk wordt vermeld, dat het een poorter van Zierikzee van dien naam betreft. 5 November 1516 vinden wij n.1. eene sententie van het Hof van Holland welke aldus aanvangt: „gesien bij den Hove van Holland de grieven overgegeven „bij Ouwe Pieter Lievensz., Meeus Meeuszn., Pieter Pieterszn. ende Lee„nerdt Vranckenzn., poorters der stede van Zierikzee, appellanten, omme gerepareert te „hebben een zeker appointement bij den voorschreven Hove gegeven opten leste „dach van September lestleden in de sake tegens die regenten van Zierikzee, etc." "Waar in de stukken afkomstig uit het stedelijk archief de bronnen niet ver genoeg terug loopen om iets over deze rechtszaken daarin terug te vinden, moeten wij volstaan met vermelding van het bovenstaande en de beslissing of het werkelijk Pieter Jan Lievensz. betreft aan latere toevallige vondsten overlaten. Over deze bron vermelden wij ten slotte nog, dat eerst in 1549 eene sententie gevonden wordt, waarin zijn geslacht weder voorkomt, n.1. eene later te vermelden zaak betreffende een zijner schoonzoons met de kinderen van den jongsten zoon van Pieter Jan Lievensz. In de andere genoemde bron, n.1. in de registers en stukken uit de archieven der kapittels van Oud-Munster en St. Jan te Utrecht, voorzoover deze de Zeeuwsche goederen en tienden betreffen, komt Pieter Jan Lievensz. in het geheel niet voor, waaruit afdoende blijkt, dat hij toenmaals — in tegenstelling met vele andere Zierikzeenaars — nog geen tiendlanden dier kapittels in leen of erfpacht bezat 2). Straks zullen wij zien, dat zulks het eerst het geval was in 1524 met een zijner zonen. Ten slotte eenige mededeelingen uit de derde der genoemde oudste bronnen, n.1. de Rekeningen van het Dijkgraafschap van Schouwen en van de Rentmeesters van Beoosterschelde. Eerst in 1520 komt daarin Pieter Jan Lievensz. voor, in een straks te 1) Sententieboek dl. 1516-1517, nr. 490, sententie nr. 122. 2) In het Register van erfpachtbrieven van de Zeeuwsche tienden van het kapittel van Oud-Munster te Utrecht, dl. 1345-1607, nr. 361, fo. 57 en fo. 85 komt wel sedert 16 Mei 1525 voor eene Anthonia filia Petri Johannis die 200 roeden tiendland in Oude- en Hïeuwerkerk in Duiveland van het kapittel bezit, afkomstig van haar neef Baldewin fllius Jacobi. Uit een accoord van 15 Juli 1592 (fo. 57) daarover na haar dood tusschen hare erfgenamen gemaakt, blijkt dat zij kinderloos was gestorven en dat deze erfgenamen waren. Lenart Cornelis Gole, Mayke Adriaensdr. en Peter Lenartsz., zoodat ook deze Pieter Janszn. een andere is dan de hier behandelde. 28 vermelden mschrflving, zoodat ook deze registers eerst vrij laat iets over hem opleveren, waarhjj echter aangeteekend wordt, dat in deze soort bronnen gewoonlijk niet «eer veel persoonsnamen onder de Ontvangsten en Uitgaven vermeld,' staan. Het eerst wordt hij gevonden in 1479 en wel in z.g. schepenbrieven, eigenlek perkamenten oorkonden, der stad Zierikzee, en doen wij nn het beste met alle over hem ontdekte acten en inschrijvingen in chronologische volgorde, met vermelding van de bron van herkomst, te doen volgen. In een schepenbrief van Zierikzee ') van 1 Maart 1479, waarbij weiland onder Kerkwerve verkocht wordt, geschiedt deze verkoop ten overstaan van 3 schepenen dier.stad* n.1. van Jacob Willem Berthelmeeusz,, Berthelmens Jansz. en Pieter Jan Lievynsz. Zijn zegel hangt aan de oorkonde en vertoont als wapen een z.g. huismerk, terwijl als schildhouder een wildeman door hem gevoerd wordt; het randschrift luidt: „S. pieter jans soom". Een vergroote afbeelding van dit door hem gebezigde zegel gaat hierbij. Nog verschillende dergehjke oorkonden zijn door hem als schepen of als burgemeester bezegeld en wel de volgenden 23 Febr. 1482, 8 Aug. 1496, 17 Maart 1497, 19 Maart 1499, 7 Juli 1512, 20 Jan. 1514, 19 April 1514 en 7 Mei 1514, waaruit tevens blijkt in welke jaren bij die functies bekleedde. In een schepenbrief van 6 Sept. 1486 wordt als belending van een ander huis, het huis van Pieter Jan Lievensz. vermeld „up die bierplate" aan de (oude) haven, terwijl in een van 28 Febr. 1500 als begrenzing van een stuk land „in Aerthil" vermeld is land van Pieter Jan Lievensz. aldaar. Dat hij aan de Noordzijde van de Haven woonde, bhjkt uit 3 opvolgende registers van 1490, 1492 en 1494, n.1. de z.g. Baljuwboeken van Zierikzee, over welke boeken hiervoor in de Inleiding onder de opgaaf der gebezigde Bronnen reeds het noodige is medegedeeld. Men vindt in die 3 boeken, resp.. op f°. 33, f°. 36 en f°. 34vso onder de bewoners van de huizen aan de Noordzijde van de Haven aangeteekend, welke vorder ringen Pieter Jau. Lievynszone op de tijdstippen, waarop in genoemde jaren de Baljuw Jacob van Cats zijn „ommeganc" door de stad deed, van andere personen nog aanhangig had; een afschrift als voorbeeld van de desbetreffende inschrijving onder zijn naam in het register van 1494, is als Bijlage I hierachter opgenomen. Blijkens de Lijfrentenregisters van de stad Leiden was deze stad in 1488 belast met 2 lijfrenten van inwoners van Zierikzee; de rekening van die stad van 1489 ontbreekt, in dat jaar werden verkocht twee lijfrententen name van vier der kinderen van Pieter Jan Lievensz. en een losrente aan hem ten name van zijne echtgenoote. 1) Berustende in het oud-archief te Zierikzee. Zegel van Pieter Jan Lievensz 1479 32 beneficium perpetuum altaris B. Mark Virg. et S. Catharinae in hmpitali S. Calharinae in oppido de Ziericxee vac. p. mort. mri. Cornelii filii üfri, zoomede onder Kerckwerve anno 1642/43 ') het volgende: Institutio alteriue portionis eccl. par. in Kerckwerve vac. p. mort. mri. Cornelii Petri, uit. poes. vigore unionie factae p Dmn. Rep. de consensu patronorum pro dno. Mathia Alardi presb. poss. alterius portionis e). eccl. 10 scuta. Actum 16 Junü Wijst het feit, dat Jacob Pilse zijn oom Mr. Cornelis Pieter Jan Lievensz. opvolgde in de vicarie van St. Maria te Zierikzee, er reeds op, dat met den Magister Cornelis Petri inderdaad de zoon van Pieter Jan Lievens is bedoeld, zulks wordt nog door verschillende andere acten bewezen. Zooals wij reeds in de Inleiding hebben opgemerkt, bezat het kapittel van St. Jan te Utrecht verschillende tienden op Schouwen en Duiveland. Over de betaling dier tienden zijn nog verschillende registers aanwezig en vindt men sedert 15242) voor het eerst, dat Dns. Cornelius Petri ut et tanquam vicarius hospitalis beate Marie virginis in Ziericxzee olim mgro. Philippus Palget, den tijns betaalt wegens: de duabus lineïs de Nieuwendijck et IIU lin. de Slabbsrdellingh, ten bedrage van 18 stuiver HoU. Alzoo was Mr. C o r n e 1 i s Pietersz., vicaris van het hospitaal van St. Marie te Zierikzee, Sis opvolger van Mr. Philip Palget, (die zooals blijkt uit de als Bijlage UI-opgenomen acte van 1524, dezelfde is als de hiervoor genoemde Mr. Philip Pacher) eigenaar van 2 tiendlanden op Schouwen n.1. van 2 gemeten te Meuwendijk en van 4'/,' gemeten te Slabberdelling, toebehoorende aan het kapittel van St. Jan te Utrecht. Uit de oudste deelen van het Registrum de Bonis Zelavdiae van genoemd kapittel loopende van 1384-1483 en van 1484-1598'), zijn de eigenaars dezer tienden steeds terug te vinden; zij behoorden in 1451 aan mgr. Cornelis filius Johanni Uenrici; sedert 1511 betaalt mgr. Philippus Paelget olim Cornelius Johannis Boeye, de jaarlijksche pensie van 18 st. holl. als eigenaar dezer tiendlanden*); hij betaalt zooals gezegd tot 1524. In bovengenoemd „Registrum," deel 1484—1598 vindt men f°. 93 d.d. 22 Januari 1524 de beleening voor viro domino et magistro Cornelio filio Petri met deze gemeten tienden; deze acte is als Bijlage III hierachter opgenomen. Dns. Cornelius Petri blijft den tijns betalen van 1524 tot 1540; de manualen van de betaling over 1540—1543 ontbrëken, daarna vindt men, dat Anthonis Petri in 1543 de pensie betaalt5), zoodat overeenkomstig het voorgaande Mr. Cornelis in 1542 is gestorven en de tiend daarna in het bezit is gekomen van zijn 1) Uitgave als boven, deel I, pag. 44. Jn SW^^rSS' ^ P6nSiën T°0rde ZeeU™°he Üeaden ™ het *«*W. "»1-*S9. Archief 3) Archief van St. Jan te Utrecht nr. U5. 4) Als noot 2. 6) Portefeuüle 1543-1811, Kecepta de decimis Zelandiae 1543: :A«thonius Petri ohm mgr. Cornelius Petri. 33 later te bespreken broeder Anthonis, hetgeen ook geheel bewezen wordt door de bij hem te vermelden acte van beleening met deze tienden in genoemd jaar 1542. Behalve in bovengenoemde bronnen vindt men mr. Cornelis Pietersz. nog eenige malen elders vermeld. Eerstens in de hiervoor reeds besproken Rekening van het Dijkgraaf schap van Schouwen en Kerkwerve, van 1520—Dec. 1521 ') vindt men onder het 5e deel van Kerckwerve „daer die voorn, dijcgraaff ontfanck af maickt, zijn.gelant de geestelicke „personen hiernae volgende" waaronder: „die prebende van meester Cornelis Pieters 6 gemeten 5 roeden". In de straks te vermelden afrekening in 1523 van het sterfhuis van zijn broeder Jan Pieter Jan Lievensz. komt hij voor als meester Cornelis Pietersz. Dan vindt men in het hiervoor bedoelde Register der renten der stad Zierikzee van 1530, dat een rente voor Cornelis Pieter Jan Lievensz. ontvangen wordt door Cornelis Symon Yemans, zijn later te vermelden zwager, terwijl hij ten slotte het laatst .voorkomt in de Rekening der stad Leiden van 1541 als rechthebbende op de losrente op den naam van Cornelia Jan Boeyens z. gestaan hebbende2). J.mno Pieter Jnn Lievens, dochter van Pieter Jan Lievensz. en van Cornelia Jansdr. Boeye (zie blz. 31), was geboren te Zierikzee in 1480, daar zij 9 jaar oud genoemd wordt als haar vader voor haar en haar zuster Lijsbeth een lijfrente van 3 pond grooten VI. koopt ten laste van de stad Leiden. Zij leefde nog in 1530, daar blijkens het Register der renten van Zierikzee Janne Pieter Jan Lievens een jaarrente nog zelf ontvangt; „bij de selve" vermeldt n.1. het register achter haar naam. Jan Pieter Jan Lievensz, zoon van Pieter Jan Lievensz. en van Cornelia Jansdr. Boeye (van blz. 31), geboren te Zierikzee in 1482 bbjkens denzelfden lijfrentebrief van 1489 als bij zijn broeder mr. Cornelis vermeld. Op 31 Augustus 1515 wordt hij vermeld als keurmeester der meede te Zierikzee, terwijl in de Rekening van het Dijkgraaf schap Schouwen van 1520 hij op folio 22 is ingeschreven als Jan Pieter Jan Lievens met 2 g(emeten) 35 r(oeden), zijnde hem toebehoorend land in het 5e deel van Kerckwerve, waarvan hij het „pennincgelt" aan den Dijkgraaf verschuldigd was. Kort daarna is hij gestorven, want blijkens een schepenbrief van Zierikzee van 11 Juli van hetzelfde jaar 1520 wordt een hem toebehoorende rentebrief en een stuk land te Nieuwerkerk onder zijn erfgenamen 1) Rekenkamer van Zeeland B. nr. 2424 fo. 14. 2) Van 1548-1561 is een lacune in deze rekeningen; in 1561 komen de op blz. 29 vermelde lijfrenten niet meer voor, de losrente is dan overgegaan op de zusters der Drie Koningen te Zierikzee. 34 verkocht. Deze belangrijke acte — waarvan een afschrift als Bijlage Dl is opgenomen — leert ons, dat hij kinderloos gehuwd was met Maria Kempe Boensdr., die een dochter was van Kempe Boense Claisz.schepen en burgemeester van Zierikzee; zij was weduwe met één zoon van Olaes Hendriks. Zij overleed voor 18 Sept. 1516, terwijl haar tweede huwelijk kinderloos was. Bij zijn huwelijk, dat omstreeks 1505 gesloten moet zijn, had zijn vader Pieter Jan Lievensz. hem den rentebrief van 6 pond j aarlij ksche rente op de stad Leiden gegeven, welke daar ten name van Cornelia Jans Boeye gekocht was. Blijkens denZierikzeeschen schepenbrief van 1520nu, draagt Anthonis Boudinsz. van Zoetelinckerckeals man van Jacomyne Kempe Boensdr., die erfgename was van haar voornoemde zuster Meriken Kempe Boensdr., over aan Yeman Claes Heinricxz. als erfgenaam van zijn mot der Meriken en aan Anthonis Pieter Jan Lievensz. voor hem zeiven en voor diens zusters en broeder, als erfgenamen van Jan Pieter Jan Lievensz., de eene helft van hierbedoelde rente van 6 pond 'sjaars met alle verloopen en onbetaalde renten sedert 8 Juli 1515, benevens de helft van 2 gemeten korenland liggende te Nieuwerkerk in Schouwen, eveneens aan Jan Pieter Jan Lievensz. toebehoord hebbende. In de aanteekeningen van Jan Grilles "Wisse (Sukerman), klerk van de Weeskamer te Zierikzee *), vindt men anno 1523 en 1530 afrekeningen over den verkoop van het sterfhuis van Jan Pieter Jan Lievenz., waarin vermeld worden: „Meester Cornelis Pieterz. en Jacob Clays uyt Duvelandt als ghetrouwt hebbende die suster". Lijsbeth (Elisabeth) Pieler Jan Lievens, dochter van Pieter Jan Lievensz. en van Cornelia Jansdr. Boeye, (zie blz. 31), was geboren te Zierikzee in 1485, daar zij vermeld wordt als 4 jaar oud te zijn, als haar vader in 1489 voor haar en haar zuster Janne een lijfrentebrief koopt ten laste der stad Leiden, zooals hiervoor op blz. 29 rèeds is vermeld. Zij was later zuster in het klooster van de Drie Koningen te Zierikzee. Blijkens het Register van Renten der stad Zierikzee over 1524 werd de haar toekomende rente in dat jaar ontvangen „bij de priorinne van de Drye Conninge". Blijkens hetzelfde register over 1530 wordt de rente van Elysabeth Pieter Jan Lievensdr. dan ontvangen „bij suster Cornelie Cornelisdr." Zij leefde dus nog in laatstgenoemd jaar. Nadat de Hervormde leerte Zierikzee de overheerschende was geworden, werd het Klooster der Drie Koningen op 12 April 1583 ten behoeve der gemeene 1) Kempe Boense Claisz. was 17 Mei 1475 poorter van Zierikzee geworden. 2) Berustende in het Archief van de Weeskamer ten Gemeente-archieve te Zierikzee. 41 of M a g d a 1 e n a, aldaar genoemd dochter van Anthony de Jonge, (de achternaam De Jonge werd toen echter nog niet gebezigd) gehuwd was met Jacob Olaes Imanszn. van der Lisse, burgemeester van Zierikzee in 1551, is onjuist; Jacob Claeszn. de goudsmid, was een geheel andere dan de gelijknamige burgemeester. De goudsmid, die 19 Dec. 1588 benoemd werd tot deken van het goud- en zilversmidgilde overleed dus na 1588; hij liet bij zijn genoemde vrouw 4 kinderen na s). In een handschrift van de 16e eeuw betreffende de geslachten Ockerse en De Vager s), waarin onder de afstammelingen van Ocker Symonsé ook de kinderen vermeld worden van Janne Ocker Symonsdr. dye getroui'heeft Anthonie Pieter, vindt men als 3e kind: een d(ochte)r genaempt Mariken Anthonis Pietersz. getrout met Jacob Claesz. goutsmit ende heeft nagelaten 4 kinderen. Als oudste dochter van Anthonis Pietersz. wordt in dit handschrift vermeld: een dochter genaempt Cornelia Anthonis P(ieters)z(oon)dr. dye getrout es geweest met Leenaerl Cornz. Poelvoet ende gestorven sonder kinderen. Daar zooals straks zal blijken Anthonis Pieters z. wel een dochter Cornelia had, die echter met Jan Jansz. Domisse gehuwd was, zoo zou een huwelijk met een Leenaert Cornelisz. Poelvoet alleen mogelijk zijn, indien Anthonis twee dochters had gehad, die den voornaam Cornelia droegen, daar aan een hertrouwen van Cornelia niet gedacht kan worden, omdat beide C o r n e 1 i a's vóór haren resp. echtgenoot overleden. Uit het Begraafregister van Zierikzee blijkt, dat 1 December 1560 begraven werd Cornelie de huisvrouw van Lenaert Poelvoet, zoodat deze inderdaad eene Cornelia tot vrouw heeft gehad en de mededeeling in het oude handschrift dus juist kan zijn, waarom er hier van hem melding wordt gemaakt. Leendert Cornelisz. Poelvoet komt in 1530 4) voor als overman inden boedel van Jacob Clays, die zooals we hiervoor gezien hebben, gehuwd was met Cornelia Pieter Jan Lievensz.dochter. Lenart Cornelisz. Poelvoet wordt vermeld in 4 processen, welke hij voor het Hof van Holland voerde en in welke in 1546, 1551, 1553 en 1563 5) door dat 1) Begister op de (verloren) Notulen Baad van Zierikzee. 2) Een der kinderen van Jacob Claesz. en Mariken Anthonisse was Janneken Jacobs gehuwd met Pieter Hermanse, goudsmid, waaruit de bekende familie Pieterson stamt en wier zoon Adriaan Pieterson in 1601 huwde met Quirina de Jonge. 3) Berust hebbende onder wijlen den heer A. A. des Tombe te 's-Gravenhage en gepubliceerd in het Maandblad van het Gen. Her. Genootschap „de Nederlandsche Leeuw", jg. 1903, k. 257-264. 4) ■Weeskamer-archief van Zierikzee. 5) Zie de sententieboeken van het Hof van Holland nrs. 517, 524, 526 en 636. Het proces van 1546 voert hij tegen Bochus Jansz. gehuwd met Livinia Cornelis Meeuszoonsdr welke laatste eerder gehuwd was le. met Cornelis Hendriksz. Hubreeht, bij wien 4 kinderen en 2e kinderloos met Paulus Poelvoet, broeder van Leenaert bovengend.; het handelt over de erfenis van Blisabeth wed. van Pieter Claes Nyelken, die een „moeye" was van Livinia voornoemd. 6 42 Hof vonnis werd uitgesproken. Uit den inhoud dier sententies ') blijkt over zijn vr.mw's familie ecbter niets, wel dat bij deken was van Onze Lieve Vrouwe-gilde te Zierikzee en dat bij een broeder Paulus Poelvoet en een zuster Auna had, welke laatste gehuwd was met Jasper Jan Danielszn. te Zierikzee. Johan Anlhonisz., zoon van Anthonis Pieter Jan Lievensz. en van Janneken Ockers, (van blz. 38. \ later ook voorkomende als Jan Anthonis Pietersz. Laeekeman, Ouwe Jan Anthonisse of Thonissc, en Jan Anthonisse de Oude, en zulks in tegenstelling met en ter onderkenning van zijn gelijknamigen zoon Johan, die dan de jonge genoemd wordt. Het is dus onjuist, zooals in de in 1880 in druk verschenen genealogie wordt gezegd, „dat hij meest genoemd werd Jan AnthonissedeJonge", eerst zijn zoon voerde dien naam ter onderscheiding van zijn vader. Geboren te Zierikzee in of omstreeks 1520, komt hij het eerst voor in het Register van Renten der Stad Zierikzee over 1530, waarin hij en zijn broeder Ocker vermeld staan als rechthebbenden op een jaarlijksche rente onder de namen van Jan en Ocker Anthonis Pieter Jan Lievenszonen, een eenig voorbeeld van het gebruikmaken van vijf patroniemen, door welke de vorengeschetste afstamming ook geheel bewezen wordt. Achter hun namen is bijgeschreven, dat de rente ontvangen wordt door Margriet Pieter Jans wed. (hun vaders stiefmoeder) en door Hubert Ockers (hun oom en voogd). In het Register van Kohieren van taxatie van den 10e" penning op de huizen te Zierikzee in 1543, reeds hiervoor op blz. 37 beschreven, staat hij aangeslagen als Jan Thonisz. op den Hoedenaersdijk voor 12 d. In dit jaar huwde hij met Agatha Vager Jansdr. 2), die later voorkomt als df Vager, bij wie bij 9 kinderen won, welke straks vermeld zullen worden; de 4 jongste dezer kinderen stierven echter jong en het is bij de inschrijving van hun 1) Het proces van 1Ï51 en dat van 1553 voert hij als deken van het bovengenoemde gilde, tegen Lieven Jacobsz. Hubreeht, inpetrant over een jaarrente, welke wijlen Aernt van Haemstede in 1609 uit zijn vroonen en tienden in Duiveland geïnstitueerd had ten behoeve van Jacob Cornelisz. Filse en waarvoor toen borg was gebleven wijlen Jacob Cornelis Hubert, schipper, vader van den impetrant, terwijl de rente ten slotte in het bezit was gekomen van het voornoemde gilde. Het proces van 1563 was een gevolg on voortzetting van de vorige zaak en handelt over een vordering, thans van 42 car. gl., waarbij Lenart Cornelisz. Foelvoet gedaagc.e is, contra de erfgenamen van wijlen Lieven Jacobszn. Hubert, in leven opperdijkgraaf van Schouwen; die erfgenamen zijn n.1. Quintijn Woijdts, raad ordinaris in het Hof van Holland, als vader van zijn onmondige weeskinderen, en Jan van Kerckwerve. 2) Jan Hermanszn. Vager, gehuwd met Cornelia ET., overleed in Engeland einde 1530 of begin 1531 (Weeskamer Zwriksee); hij was zoon van Herman Coraelisza. Vager, die in 1497 poorter van Zieiikzee werd. (Foor te -boek aldaar). 43 begraven in 1557, 1570, 1572 en 1588, dat bij als vader onder de volgende benamingen vermeld is: Jan Thonisz. lakenman (1557), Jan Thonisse laekenman (1570 en 1572), ouwe Jan Anthonisse (1588). Behalve dat hij lakenkooper was (zie hiervoor ook de Inleiding onder Naam), nam hij op verschillende wijzen deel aan het openbaar leven. Als H. Greestmeester der stad Zierikzee komt Jan Anthonis Pieterszn. voor in een acte van 3 Sept. 1561, waarbij hij erkent van Jeronimus van Seroeskerke, ridder, 3 pond 6 schell. 8 grooten Vlaamsch rente, den H. Greest uit de heerlijkheid Dreijschor verschenen in 1560, ontvangen te hebben i). In dezelfde functie komt hij nog eens voor in een perkamenten schepenbrief van 28 Febr. 1562, mede handelende over ontvangst van een jaarrente 2). 4 April 1569 benoemd tot gasthuismeester van Zierikzee voor 5 jaar, 'werd hij 19 Maart 1574 als zoodanig gecontinueerd. 25 Maart 1583 werd „loco Jan Anthonisse Lakeman, Cornelis Adriaen Hugesse biersteker" gekozen tot gasthuismeester 3). „Ouwe Jan Anthonisse, oud-gasthuismeester en keukenmeester van het selve huis verklaart buiten staat te zijn rekening te doen van vorige jaren wegens de troubles" en wordt hem 30 April 1584 door den Raad geaccordeerd geen rekening af te leggen, terwijl hem op 18 Juli d.a.v. door den Raad décharge verleend wordt na 16-jarigen dienst als gasthuismeester, waarbij hij genoemd wordt Jan Anthonis Pietersz. Laeckeman '). Als gasthuismeester komt hij ook voor als Jan Anthonis Pietersz. in een perkamenten schepenbrief van 17 Maart 1571, waarin Bouwe Jacobszn. ten behoeve van het Casthuis schuldig bekent 2 ponden grooten Vlaamsch ?). 3 Febr. 1573 was Jan Anthonisse Lakeman gekozen als heemraad van Schouwen. Thesaurier der stad Zierikzee werd hij in 1576; als zoodanig komt hij o.a. voor in een kwitantie in de Fransche taal d.d. 30 Juni 1576 afgegeven door Ocker Cornelis Ockerszn., Nyclaes Jansz. Hubert, Cornelis Jansz. Vager en Jan Anthonis Pietersz., alle vier thesauriers van de stad Zierikzee, wegens de ontvangst van gelden van den kapitein Nicolaas Bernardt, in garnizoen aldaar, en van Nicolaas Plucquet, sergeant-majoor van de soldaten aldaar 4). Deze vermelding van soldaten te Zierikzee voert ons in gedachten terug naar de gebeurtenissen, welke zich daar kort te voren hadden afgespeeld. Eenige jaren 1) Charters enz. van de Rekenkamer van Zeeland, Stukken in 1607 overgebracht van Holland naar Zeeland, R. 091. 2) Berustende in het Familie-archief te 'a-Gravenhage. 3) Notulen Baad van Zierikzee, berustende in het Gemeente-archief aldaar. 4) Berustende in het Familie-archief te 's-Gravenhage. 44 lang was Zierikzee reeds voor den Prins van Oranje gewonnen geweest, in Juli 1573 was Arend van Dorp, heer van Maasdam, te Zierikzee gekomen als Gouverneur voor den Prins van Schouwen en Duiveland (of van Zeeland Beoosterschelde, zooals men toen zeide). Na een der merkwaardigste en stoutmoedigste tochten, welken onze Geschiedenis kent, bereikten de Spanjaarden onder Mondragon op 29 Sept. 1575 Duiveland, van waar zij den volgenden dag naar Schouwen overstaken en al spoedig het beleg voor het Staatschgezinde Zierikzee sloegen '). De stad hield de verdediging nog de eerste 6 maanden van 1576 vol, maar moest zich toen overgeven. Ook de Magistraat van Zierikzee, te weten de burgemeesters, schepenen en raden, onderwierp zich weder aan het gezag van den Koning van Spanje en beloofde gehoorzaamheid aan de Roomsch-Katholieke Kerk. Een afschrift van deze merkwaardige verklaring, waarbij op 3 Juli 1576 de eed van trouw door hen werd afgelegd voor den kolonel Mondragon in presentie van Del Campo Valdez, den Burggraaf van Zeeland, den heer Van Serooskerk e n en den rentmeester Van W ij n g a a r d e n, is als Bijlage VI hierachter opgenomen, omdat daarin onder de Paden voorkomt Jan Anthonis Pietersz., die dus tijdens het beleg dit geworden zal zijn, evenals zijn broeder Ocker Anthonisz., die ook in dit stuk als zoodanig vermeld is. Onmiddellijk na de overgave werd de stad door Mondragon een oorlogsschatting van honderd duizend gulden opgelegd. Bij notulen van den Baad van 6 Aug. 1576 2), waarbij toen present waren de Raden en extra-ordinaris Raden (zeker voor deze gelegenheid aangewezen) waaronder Ocker Anthoniss en Pieter Anthoniss et pro fratris parte. (de broeder Johan was, zooals wij zullen zien, toen afwezig), werd voor ieder ingezetene het bedrag bepaald, dat opgebracht moest worden, „in coopmanschap of geld" om de schatting bij elkaar te brengen. Men vindt daaronder: Jan Anthoniss Ilm ITJIc guld. (2400). Jonge Jan Anthonis XVc guld. (1500). Ocker Anthoniss VIc guld. (600). Pieter Anthoniss Vc guld. (5001. Waar nu in de gedrukte Genealogie van 1880 verhaald wordt, hoe Jan Anthonis, de oude, na de inneming van Zierikzee in Juli 1576 gevankelijk weggevoerd werd naar Antwerpen, terwijl zijn vrouw na gevlucht te zijn, tusschen Bergen op Zoom en Antwerpen werd opgelicht en naar Dordrecht vervoerd, alwaar zij 1) Zie hierover vooral: Brieven en onuitgegeven stukken van Jonkheer AreDd van Dorp, heer van Maasdam ; uitgegeven door Mr. J. B. J TSS. Bidder de van der Sehuerec, Werken van het Historisch Genoctschap te Utrecht. Nieuwe Serie nr. 44, 1887 én voornamelijk daarin de pag. 132-183. 2) Berustende in origineel in het Familie-archief t=s 's-Gravenhage. 45 eenigen tijd gastvrijheid genoot, daar wordt hier medegedeeld, dat deze gebeurtenissen in de eerste plaats anders voorvielen dan te genoemder plaatse vermeld is en in de tweede plaats, dat zij geen betrekking hadden op Oude Jan Anthoniss, doch op diens gelijknamigen zoon Jonge Jan Anthoniss, zooals bij hem uitvoerig betoogd zal worden en hetgeen al dadelijk blijkt »it een- door hem terzake van zijn gevangenneming aan den Spaanschen Gouverneur van Zeeland ingediend rekest, waarin hij gewaagt van zijn deel in de schatting, bedragende 1500 gl., voor welk bedrag blijkens bovenvermelde Notulen immers Jonge Jan Anthoniss was aangeslagen en niet zijn vader, wiens leven wij hier beschrijven. Dat deze vader reeds in 1548 een „ijverig voorstander van de nieuwe leer en de partij der Staatschen was toegedaan", waarvoor hij in genoemd jaar „verplicht was voor korten tijd de vlucht uit Zierikzee te nemen", zooals dezelfde gedrukte Genealogie ons wil doen gelooven, kunnen wij stilzwijgend voorbij gaan. In de eerste plaats bestond er in 1548 nog geen Staatsche partij en had verder die nieuwe leer in dat. jaar zeker nog niet zooveel voortgang gehad, dat iemand die in 1548 die leer beleed, eenige jaren later tpt H. Geestmeester- zou kunnen Worden aangesteld. Bovendien merken wij op, dat de eerste belijders van den Gereformeerden godsdienst steeds zijn geweest de z.g. „kleyne luyden", geen personen behoorende tot de aanzienlijke families onzer steden, terwijl ook uit de door den Hertog van Alva bij zijn komst in 1567 hier te lande uitgesproken vonnissen over de aanhangers van de nieuwe leer, bij die der stad Zierikzee zijn naam of die van zijn familieleden niet voorkomt i). Daar echter na herstel van het Staatsche gezag in Zierikzee de meeste leden dezer familie, evenals de andere regeeringsleden tot de nieuwe partij behoorden of overgingen, kan men aannemen, dat omstreeks 1577 2) de Gereformeerde leer door haar beleden werd en diende het voorgaande alleen om de vroeger gedrukte mededeeling, dat deze voorvader die leer reeds in 1548 aanhing, als onjuist te wraken. Een derde onjuistheid in de gedrukte genealogie is de daar onder de volgende bewoordingen over hem gedane mededeeling: „en stelde zich borg op 20 November 1566 voor den Hoogen Raad te Mechelen, wegens den aankoop van Duiveland uit den boedel van Maximiliaan van Bourgondië". Deze gebeurtenis tot hare ware proporties teruggebracht, was de volgende: 1) Zie: Sententiëa van den Hor'og van Alva van 1567-1572 door J. Msrcus, 1735; en ook: Opgave van de geconfisqueerde goederen van gevangenen en gevluo*iten ter cause der t.-oubelen in het kwartier van Beooster■ohïlde enz. 1567-1570, in Archief Rentmeester Beoosterschelde, nr. 53 en 54. (Rijksarchief Middelburg), waarin ook niets over Jan Anthonis Pietersz. of zijn familie voorkomt. 2) In het oudste lidmatenboek van de Herv. gemeente van Zierikzee, beginnende met 7 April 1577, komen de personen voor, die met den eersten vasten predikant aldaar, de eerste bediening van het H. Avondmaal hebben medegevierd op den hiervoor genoemden datum; daarbij komt nog geen der zonen van Jan Anthonitse den oude voor. 46 Toen in 1566 de insolvente boedel van Maximiliaan van Bourgondië, markgraaf van Veere enz., verkocht werd, tot welken boedel talrijke goederen op Duiveland gelegen behoorden, werd op 19 Nov. van genoemd jaar diens heerlijkheid de Vier Bannen van Duiveland verkocht; daaronder behoorden 106 gemeten dijkerland onder de parochie en heerlijkheid van Nieuwerkerke, welke in 24 perceelen verdeeld geveild werden. Het 9e, 14e, 17e en 20e dezer perceelen werden toen gekocht door Jacob Jansse Boye, oud-burgemeester en toenmaHg schepen van Zierikzee, voor wien daarbij als borg en cautionaris voor de aankoopsom bedragende 16 gl. 4 st. per gemet optreedt „Jan Anthuenisse wonende tot Zierikzee"'. Deze borgtocht werd te griffie van den Raad van Mechelen aangenomen op 20 Nov. d.a.v., de kooper beloofde daarbij wederkeerig den borg „te indemniseeren en cost- en schadeloos ie houden" welke borgstelling dus geheel iets anders is dan hetgeen de gedrukte genealogie vermeldt. Jan Anthonisse de oude overleed te Zierikzee 13 November 1588; zijn begraven werd als volgt in dit jaar in het Register der St. Lievens Monsterkerk ingeschreven: 'v Ouwe Jan Thonisse Laeckeman, begraven den 15 November, in 't cruytwerk aen de suytzyde voor de lesbanck onder een groot wit serck, daer syn naem aldus „Jan Thonis Pietersz. Lakenkoper" op staet. Drie jaren later overleed zijn vrouw, zij werd 20 Maart 1591 begraven; de haar betreffende inschrijving in hetzelfde register luidde: 20 Maart Agatha Jan Antonnisse lakemans weduwe. Uit hun huwelijk waren 9 kinderen gesproten: 1. Jan Jan Anthonisse de Jonge (1546—1617), volgt blz. 50. 2. Ocker Jan Anthonisse (1547—1618), volgt blz. 58. 3. Johanna Jan Anthonisse (1552—1609), volgt blz. 61. 4. Herman Jan Anthonisse (1553—1614), volgt blz. 62. 5. Cornelis Jan Anthonisse, geboren in 1556, begraven te Zierikzee 30 November 1557 -). 6. Catharina Jan Anthonisse, geboren in 1559, begraven te Zierikzee 14 April 1572 s). 1) De briet van decreet tot dien verkoop wagons den Grooten Baad van Mechelen d.d. 20 Sept. 1566 met daarachtor gestelde asceptatie van den borgtocht van Jan Anthonisse door dien Baad d.d. 20 Nov. d.»v. voor het door Jacob Jansse Boye op 19 Mov. d.a.v. gekochte gedeelte, berust in het Familie-archief te 's-Gravenhage. 2) Ingeschreven als: kint van Jan Thonisz. lakenman. 3) idem id.: dochter van Jan Thonisse Laekenman. 47 7. Livina Jan Anthonisse, geboren in 1562, begraven te Zierikzee 17 November 1570 '). 8. Anthonia Jan Anthonisse, geboren in 1564, begraven te Zierikzee 19 Februari 1588 2). 9. Huybrecht Jan Anthonisse (Steengracht), (1565—1618), volgt blz. 63. Ocker Anthonisz., zoon van Anthonis Pieter Jan Lievensz. en van Janneken Ockers (van blz. 38). Geboren in of omstreeks 1523, komt zijn naam — zooals wij op blz. 42 hiervoor reeds mededeelden — het eerst voor in het Register van Renten der Stad Zierikzee over 1530, waarin hij staat ingeschreven met 5 patroniemen n.1. Ocker Anthonis Pieter Jan Lievenszn. Na het overlijden zijner moeder kwam hij, evenals zijn broeder en zu'ster, onder voogdij van zijn ooms Hubert Ockers en Cornelis Ockers, welke voor hun pupillen het op blz. 39 besproken proces voerden tegen hun oom Cornelis Simon Imansz., welk proces door het Hof van Holland bij sententie van 23 Dec. 1549 getermineerd werd. iZie ook Bijlage V hierachter . Blijkens het Register van kohieren van taxatie van den 10en penning op de huizen te Zierikzee over 1543 — hiervoor reeds besproken — woonde hij in de Poststraat. Tal van openbare ambten heeft hij te Zierikzee bekleed; tot 1564 was hij gasthuismeester, 31 Jan. van dat jaar wordt Cornelis Jansz. Vagher (zijn broeder's zwager; tot gasthuismeester aangesteld „loco Ocker Anthmüs" 3) 28 Jan. 1577 wordt hij in de plaats van Pieter Claes Yemans gekozen tot weesmeester 3). Bbjkens verschillende origineele weeskamerstukken4), o.a. den origineelenboedel• inventaris van Mariken Rombout Cools weduwe d.d. 18 Sept. 1562 en een origineele rekening aan de weeskamer ingediend op 9 Juni 1563 door den voogd van Lieven Pieker Lievensz, onderteekent Ocker Anthoniss reeds in deze jaren die stukken als weesmeester. Ocker Thonis Pietersz. wordt 14 Nov. 1571 aangesteld tot toeziender van het Zwarte Zusterklooster en komt in 1575, 77, 83, 85 en 87 voor als ontvanger der accijnsen van Zierikzee. Te voren — in 1563, 1564, 1570 en 1571 — was hij reeds schepen van Zierikzee geweest. Blijkens de origineele Notulen van den Raad van Zierikzee van 3 Aug. 1563 — 23 Juni 1564 *) komt Ocker Anthoniss daarin als schepen voor, terwijl in 3 perkamenten schepenbrieven, resp. van 12 Apr. 1570, 17 Aug. 1570 en 17 Maart 1) Ingeschreven als: kind van Jan Thonisse laekenma . 2) idem id.: Thoonken Jans, ouwe Jan Antnonis3e dogte r. 3) Notulen naad van Zierikzee. 4) B -rustende in het Familie-archief te 's-Gravenhage. 48 1571 ') Ocker Anthoniss of Ocker Anthoniss Pietersz. als schepen optreedt met Cornelis Janss Vager, mede-schepen; jammer dat de zegels aan deze oorkonden ontbreken. In het Waarheidsboek van Zierikzee, deel 28 Sept. 1570—3 Aug. 1612 J), wordt Ocker Thonis op 14 Dec. 1570 eveneens als schepen vermeld. Als raad van Zierikzee behoort Ocker Anthonisz. tot de burgemeesters, schepenen en raden dier stad (w.o. zijn broeder Jan Anthonis Pietersz. eveneens als raad), die op 3 Juli 1576 na de overgave der stad aan Mondragon den eed aan den Koning van Spanje als Graaf van Zeeland afleggen en gehoorzaamheid beloven aan de Roomsch-Katholieke Kerk. (Zie blz. 44 hiervoor en Bijlage VI i. Bij de vaststelling van de verdeeling der op te brengen oorlogsschatting, opgemaakt op* 6 Aug. 1576 ') in overleg met de raden en extra-ordinaris raden, waarbij Ocker Anthoniss en zijn halfbroeder Pieter Anthoniss, wordt hij aangeslagen voor 600 gl. ♦ Na overgang van de stad aan Staatsche zijde komt zijn naam niet meer voor onder de bekleeders van openbare functies te Zierikzee, zoodat het vermoeden voor de hand ligt, dat hij Katholiek gebleven is. Hij werd 6 April 1592 in de St. LievensMonsterkerk te Zierikzee begraven: Ocker Anthonisse, agter in de Kerk, vermeldde het Begraafregister. In de op blz. 41 vermelde Aanteekeningen over de geslachten Ockersse en De Vager, staat over hem: Ocker Anih. Pietersz. getrout met Lysenbet .... tan Antwerpen ende gestorven sonder kinderen. Hij was echter twee malen gehuwd, de eerste maal in 1548 met bovengenoemde Liijsbeth Timmers, die in 1526 te Antwerpen was geboren. Zij overleed in October 1560, haar begraven te Zierikzee staat in het Register van bovengenoemde kerk als volgt ingeschreven: 21 October Lysbat de huysvrou van Ocker Thonis, geboren van Antwerpen, in Ocker Symonsz gravinge. Hij hertrouwde met Pranckjen die Heelt (Frankje de Helt), die niet slechts haar man over-leefde, doch nog op 8 Augustus 1593, op 51-jarigen leeftijd, te Zierikzee hertrouwde met Cornelis Adriaensz. Poelvoet, jongman, die in 1607 overleed. Beide huwelijken van Ocker Anthonisz. waren kinderloos. Cornelia Anthonisdr., dochter van Anthonis Pieter Jan Lievensz. en van Janneken Ockers (van blz. 38). In de hiervoor bedoelde Aanteekeningen afkomstig van 1) Berustende in liet Familie-archief te 's Gravenhage. 2) In het Familie-archief te 's-Gravenhage berusten diverse Waarheidsboeken van Zierikzee, o.a. over 1554, 1570-1612,1612-1660 en 1660-1791; naar het mij voorkomt behooren deze boeken, zoomede de hiervoor genoemde Weeskamerpapieren en Notulen, elders te berusten. 3) In origineel met desbetreffende Notulen van den Baad van 6 Aug. 1576, berustende in hoogerbedoeld Familie-archief. 49 de familie Ockers staat omtrent haar vermeld: Nelken Thonis Piefersdr. die getrout met Jan Jan Domisse de backer ende panneman, heeft gelaten neghen kinderen. Dat dit juist is, blijkt o.a. uit het archief der Weeskamer van Zierikzee'), waarin nog berust de inventaris der nagelaten goederen van Jan Jansz. Domis en Cornelia diens huisvrouw; daaruit blijkt tevens, dat Jan Domis, die eerst bakker was en later lakenkooper, in Januari 1580 overleed en zijn vrouw in Februari 1577 '). Hij woonde in 1543 op de Dam te Zierikzee en overleed in zijn huis op de Melkmarkt. Bij hun -overlijden waren van hunne kinderen er 2 nog minderjarig. De in 1880 gedrukte genealogie vermeldde — zonder eenig jaartal — onjuist, dat Helena de Jonge huwde met Jan Janszn. Domis; zij heette blijkens het bovenstaande Cornelia en droeg natuurlijk niet den naam De Jonge. Pieter Anthonis Pietersz., zoon van Anthonis Pieter Jan Lievensz. en diens tweede echtgenoote Heilwig N. (Van blz. 38). Men heeft het tot dusver steeds voorgesteld alsof de 2 kinderen Pieter en Adriana van Anthonis Pieter Jan Lievensz. — van eerstgenoemden stamt het Zierikzeesche geslacht Van der Port af — onwettige kinderen zouden zijn geweest. Dit is echter onjuist, ten eerste blijkt uit de inschrijving van het begraven van Heilwig N., dat zij weduwe (dus geen bijzit) van Anthonis Pieter Jan Lievensz. was en ten tweede zou haar zoon Pieter, als deze een bastaard was geweest, niet zelf reeds in de regeering van Zierikzee hebben zitting kunnen nemen, wat hij in 1576 deed. Pieter Anth.oni.ss komt n.1. in Aug. 1576 voor onder de Raden van Zierikzee, als voor iedér inwoner de bedragen worden vastgesteld, te betalen in de door Mondragon opgelegde oorlogsschatting. Hij zelf wordt daarin aangeslagen voor 500 gl. Hij woonde eerst op de Schuithaven in het huis „het gulden hart"J) en later evenals zijn vader op de Appelmarkt, dus denkelijk in het ouderlijk huis. Als verschillende burgers van Zierikzee bij acte van 8 Juli 1583 s) borg blijven en hunne personen en goederen verbinden voor de gelden opgenomen van kooplieden te Antwerpen om bovenbedoelde oorlogsschatting te betalen, behoort daarbij o.a. Pieter Anthonisz. In een perkamenten schepenbrief van 22 Nov. 1596 J) komt hij voor als * Cornelis Adriaens Poolvoet bekent van hem ontvangen te hebben 2 ponden 16 sch. Vlaams. 1) Berustende In het Gemeente-archief te Zierikzee. Hun boedels werden resp. opgemaakt en beëedigd 23 Febr. 1580 en 25 Maart 1577; de beëediging geschiedde voor Ocker Anthonis Pieterse, haar broeder, en Jacob Claesse. 2) "Wees'iamer-inventarissen en rekeningen, 1558. 3) Berustende in het Familie-archiei te 's-Gravenhage. 7 In het oudste nog aanwezige Schepenactenboek- van Zierikzee, deel 15 Nov. 1595—4 Aug. 1602 ') komt zijn naam eenige malen voor: 18 Febr. 1597 2) doet Pieter Anthonis Pieterss waarschap voor zijn zoon deert Pieter Anthoniss Cup er bij den koop van de helft van een huis van Ceert Cornelis Willem Davits staande aan de Noordzijde van de Haven. 23 Maart 1597 ') verkoopt Pieter Anthonisse aan Ceerit Pieterss Cup er (zijn zoon) zijn huis en erf staande op de Appelmarkt en 23 Mei 1597 4) verkoopt Pieter Anthonis Pietersse aan Marcelis Goltius, apotheker, dit huis. Hieruit blijkt, dat zijn zoon .5) Ceert of Gr e r r i t, kuiper was; later namen diens kinderen den naam Van der Port aan en kwamen zijn afstammelingen weder in de regeering van Zierikzee. Tri hetzelfde jaar 1597 overleed hij; zijn begraven is ingeschreven op 4 Augustus 1597: Pieter Anthonis Pieters gewoond {hebbende) in den Hollandsen Tuyn op de Appelmatt. Hij was in eerste huwelijk na 1553 gehuwd met Cornelia Job Machielsdr., die reeds in 1558 overleed. Blijkens stukken in het Weeskamer-archief te Zierikzee werd haar nagelaten inventaris in Juni 1558 opgemaakt. Er blijkt uit, dat zij geen kinderen bij hem had, doch wel een zoon Willem uit haar eerste huwelijk met Frans Willems Cole, welke laatste in April 1553 overleden was. In tweede huwelijk htiwde hij met Aeltgen Thonis Gerritsdr., die in 1589 overleed. Het uit hen stammende geslacht Tan der Port wordt in dit werk niet behandeld. Jan Jan Anthonisse, zoon van Jan Anthonisse (de Oude) en van Agatha (de) Vager (van blz ^D; eerst voorkomende als jonge Jan Anthoniss»* en Jan Anthonisse de jon go- later als Johan de Jonge 6). Hij leefde van 1546 tot 1617 en is door de vele regeeringsambten, welke hij bekleed heeft en door zijn verworven rijkdom, welken hij be- 1) Berustende * in het Gemeente-archief te Zierikzee, met een deel van 1 Jan. 1E96-31 Maart 1605, niet vermeld in den door het Rijks-archief van Zeeland uitgegeven gedrukten Inventaris. 2) Deel 1595-1602, fo. 40 vso. 3) Idem, fo. 55 vso. 4) Idem, fo. 62. 5) Zijn oudere zoon heette Anthonis, deze verleit 6 Nov. 1598 zijn brceder Geert Fieter Anthonisse met 95 ponden Vlaarts restant van hetgeen hem conparant n eer ten deel is gevallen bij de cavelinge van het huis genaamd het Fonteijnken, staande omtrent het erf van de Jacobijnen (folio 179 a.v.) 6) Volgens de Aanteekeningen van Mr. J. Verheije van Citters, ontleend aai een bericht van een kleinzoon van Johanna do Jongs „plaoht Jan Anthonisse in voortijden te gaan met een maersse, daarna met een craem op de jaermerot ts reyse, waervan dat compt dat aUe de Anthonissen gesecht Werden uyte Laekenkasse gesproten te sijn, te meer omdat Jan Anthonisse de Jonge oock met een laekenkopersdochter gc-trouwt ia". Voorts zeggen diezelfde aanteekeningen: „Jan Anthonisse de Jonge is vernaemt na sijn grootvader Jan de Vager, waeruyt het oook voortoompt dat boven den ockemoottack genomen uyt het geslacht van Janneken Ockers, (hij) voert twee. vagers, sijnde reoh'e Jan de Vager, soo als hij van sijn selfs plsoh te segghen". 50 Jolian de Jonge (Jan Anthonisse) 1546-1617 Olieverf-Portret Eigendom van Jbr, Jffr. J. A. de Jonge te '#-Gravenbage Jonkvr. Elisabeth van Hertsbeeck 1573-1653 Derde vrouw van Johan de Jonge Olieverf-Portret Eigendom van Jhr. Mr. J. A. de Jonge te 's-Gravenhage 51 steedde aan aankoop van tal van bezittingen, de grondlegger geworden van bet onafgebroken aanzien van zijn nageslacht, dat zijn aanvankelijken toenaam van „de jonge" als familienaam aangenomen en behouden heeft. Aangezien over hem een 100-tal acten konden verzameld worden en het van belang is eenigszins uitvoerige mededeelingen over zijn leven te doen, komt het het oordeelkundigst voor, die mededeelingen te splitsen 1® in die over zijn ambten en waardigheden, dus over zijn pubhek leven, 2e in die over zijn bezittingen en goederen, dus over zijn financiëele omstandigheden en 3e in die over zijn 3 echtgenooten en de bij haar verwekte kinderen, dus over zijn famihe-leven. Vooraf merken wij op, dat hij blijkens notities in het Familie-archief geboren was te Zierikzee in Februari 1546, hetgeen overeenkomt met hetgeen voorkomt in een door hem voor Schepenen van Zierikzee op 13 April 1602 ') afgelegde verklaring, waarin hij zegt alsdan 54 jaar oud te zijn, terwijl hij het eerst vermeld wordt in 1568 als zijn tweede kind begraven wordt en dit ingeschreven wordt in het Begraafregister van de St. Lievens-Monsterkerk op 3 October 1568 als:.een kint van Jan Jan Thonisse. Aanvankelijk nam hij deel aan den lakenhandel van zijn vader. In de brieven van Verheye van Citters aan den generaal C. Fr. de Jonge van 1804—1806 waarover in de Inleiding dezes meermalen gesproken is, wordt dit door Van Citters zeer aannemelijk gemaakt; óók dat die handel gedreven werd te Zierikzee in het huis De Kat over de Steenenbrug aan de Zuidzijde van de Haven, terwijl ook de eerste vrouw van Jan Anthoniss de Jonge, Cornelia Boense een rijke lakenkoopersdochter uit Brouwerhaven was. Zijn eerste openbare functie was die van Heemraad van Schouwen; 27 Dec. 15772) werd jonge Jan Anthonisse als zoodanig verkozen en opnieuw op 18 Febr. 1595 Jj; hij heet dan echter Jan de Jonge. Jonge Jan Anthonisse komt in de Rekeningen der Geestelijke Goederen in 1582 voor als Commissaris der dijkage van Dreischor. Zijn openbaar leven in zijn vaderstad ving aan na het vertrek der Spanjaarden uit Zierikzee 3), toen de stad voor goed aan de zijde der Staatschen was en bleef, in tegenstelling met zijn in 1588 overleden vader, die de laatste jaren van zijn leven niet meer in het openbaar optrad. Het is in 1580, dat hij voor het eerst vermeld wordt als Schepen van Zierikzee en wel op 10 Juli van dat jaar4). In een nog bestaanden perkamenten schepenbrief ») 1) Berustende in het Familie-archief te 's-Gravenhage. 2) Notulen Baad van Zierikzee. 3) Vermoedelijk is hij eerst na het vertrek der Spanjaarden tot den Hervormden godsdienst overgegaan, zulks in tegenstelling met wat de gedrukte Genealogie leerde. Althans blijkens het Lidmatenboek komt eerst' 1 Juli 1593 met belijdenis ten avondmaal Jan Thonisz. de Jonge, burgemeester. 4) Blijkens een lijst, berustende als boven, opgemaakt uit de Notulen, uit de Conoluis-boeken enz. van den Baad van Zierikzee. ^ftn .2 Maart 1581 komt zijn naam als Jan Jan Anthoniszoon de Jonge onder de Schepenen voor, terwijl aan een dergelijken brief van datzelfde jaar ') nog een brokstuk van zijn zegel hangt, waarvan alleen een deel van het randschrift over is, waarvan nog te lezen is het woord „Jonge", blijkbaar dus ter onderkenning van jzgn nog levenden vader, die „de Oude" genoemd werd. Van nu af komt hij geregeld voor als schepen in allerlei nog aanwezig zijnde oorkonden en acten, b.v. in een van 20 Juli 1582 '), waarin Jan Anthonisz. de Jonge, schepen van Zierikzee, met Thomas L e n. a r t s z., burgemeester, en L e n e r t Cornelisz. Mogge, penningmeester van Schouwen, eene verklaring afleggen nopens hunne commissie naar Walcheren, Antwerpen en elders, welke reis zij daarheen ondernomen hadden in opdracht van de burgemeesters, heemraden, opperdijkgraaf en regeerders van het land van Schouwen, om „een groote merckehjke somme van penningen op te nemen ten behoeve van de uiterste nood van het land van Schouwen voor reparatie van de dijken, excessen en lasten van inlager", alles een gevolg van de door Mondragon in 1576 opgelegde oorlogsschatting. Zij sommen in bedoeld stuk de bedragen op, welke zij gekregen hebben en de namen van de kooplieden, die deze voorschoten en waarvoor zij obligaties afgegeven en waarborgstelling beloofd hadden. Dit stuk draagt o.a. de handteekening van Jan Anthonisz., hetgeen ook het geval is met een dergelijke acte van 21 Maart 1583 '), waarbij de bovengenoemde regeeringsleden en andere gegoede personen, b.v. Cornelis Jansz. Vager, elkander wederkeerig hulp beloven, indien een van hen last of hinder zou ondervinden wegens de bovenbedoelde aangegane obligaties voor de opgenomen gelden. Ter versterking van deze waarborgen dient ten slotte een derde nog bestaande acte over deze aangelegenheid, n.1. één van 8 Juli 1583 '), waarbij tal van met name genoemde burgers van Zierikzee zich met hun persoon en hunne goederen verbinden voor de voldoening „naar rato en bij egale portie" van de door „de notabelsten der stad Zierikzee" aangegane obligaties wegens van kooplieden en burgers van Antwerpen geleende bedragen. Dit stuk draagt de handteekeningen van alle belanghebbenden, waaronder die van Johan Anthonisz. de Jonge en van Pieter Anthonisz. (zie blz. 49). Als schepen komt hij verder voor in nog bestaande perkamenten en papieren schepenbrieven ') van 8 Febr. 1583, 25 Mei 1585, 17 Juli 1585, 21 Juli 1589, 4 Mei 1592, 14 Febr. 1595, 29 Maart 1595, 11 Aug. 1595, 22 Nov. 1596, enz. (nog in 1608). In die brieven heet hij aanvankelijk Jan Anthonisz. de Jonge, eenmaal Jan Jan Anthonisz. de Jonge en sedert 1592 alleen Jan de Jonge. Aan de brieven van 1585 en 1595 hangt zijn goed bewaard gebleven zegel, waarvan wij een reproductie opnemen. Het zegel vertoont het in de Inleiding besproken wapen met de 2 vagers en den okkertak. 1) Berustende in het Familie-archief te 's-Gravenhage. 52 Zegel van Jan Antlionisse de Jonge 1585 53 Tengevolge van zijn fnnctie van Schepen werd hij ook door de stad Zierikzee afgevaardigd naar de Staten-vergaderingen der provincie Zeeland. Sedert 6 April 1585 ') vinden wij hem voortdurend als „present van Zierikzee" ter dagvaart, b.v. in April 1585, Maart 1586, April, Mei, Juli, Nov. en Dec. van 1587, in 1592 en in 1593. Op 9 Juli 1587 ging hij als zoodanig, met de overige Oecommitteerden, zijne opwachting maken bij Leycester, die te Middelburg was aangekomen. Van wege Zierikzee was hij belast om Leycester's plan om bezetting binnen die stad te leggen, te verhinderen. In Augustus 1593 werd hij wegens Zierikzee gedeputeerd om Prins Maurits, bij zijn' komst in Zeeland, op te wachten. Op St. Stevensdag (26 Dec.) 1586 was hij als Jan Jansz. de Jonge voor het komende jaar 1587 uit de gemeente gekozen tot gemeente-burgemeester 2). Hetzelfde geschiedde op 26 Dec. 1603 en 26 Dec. 1614. In het Waarheidsboek van Zierikzee 1570—1612 ») vindt men op 13 Febr. 1587 vermeld: „Jan Antonis de Jonge jegenwoordich gemeente-burgemeester der stede van Zierikzee enBonifacius den soone van den voors. Jan Antoniss". Bovendien werd hij 7 April 1599 benoemd tot thesprier van Zierikzee, als hoedanig hij nog voorkomt in 1613. De Bekeningen van verkochte goederen van sterfhuizen ") van de jaren 1599, 1601, 1602, 1611, 1612, 1613 zijn b.v. door hem in genoemde laatste functie onderteekend; hij teekent eerst Jan Anthonis de Jonge, later Jan of Johan de Jonge. Ook was hij weesmeester, als hoedanig hij in 1605 en 16 6 vermeld wordt. • In een stuk van 9 Nov. 1607 3) heet hij leenman Beoosterschelde van de Grafelijkheid van Holland, tengevolge van zijn nu ter sprake komend leenbezit, terwijl als laatste functie nog vermeld mag worden, die van Gecommitteerde over de dijkagien van Dreyschor o.a. van 1598 tot zijn overlijden. Buiten zijn openbare functies (dus na 1577) en behalve in het Begraafregister (1568) wordt Jan Anthoniss het eerst vermeld bij den omslag in 1576 aan de Burgerij van Zierikzee opgelegd wegens de door Mondragon te betalen gelaste brandschatting. Blijkens de hiervoor vermelde Notulen van den Raad van 6 Aug. 1576 was hij voor een bedrag. van 1500 gl. daarin aangeslagen, welk bedrag hij blijkens een nog aanwezig schrijven van zijn hand niet onmiddellijk bijeen kon brengen. In de in 1880 gedrukte Genealogie lezen wij, dat Jan (Anthonisz.) de Jonge — waarmede zijn gelijknamige vader daar ter plaatse is bedoeld — na de inneming van Zierikzee in Juli 1576 gevankelijk weggevoerd werd naar Antwerpen, terwijl zijn vrouw gevlucht zijnde, naar Dordrecht werd vervoerd. Behalve dat deze mede- 1) Notulen van de Staten van Zeeland, sedert 1683. (gedrukt). 2) Poorterboek van Zierikzee. 3) Berustende in het Familie-archiet te 's-Gravenhage. 54 deeling niet op Jan Anthonisz. den Oude, maar op zijn zoon J a n de Jonge betrekking heeft, is zij in hare bijzonderheden nog geheel onjuist, zooals duidelijk blijkt uit den hierachter als Bijlage VII opgenomen brief, welken hij richtte aan den toenmaligen Gouverneur van Zeeland. Daaruit ziet men, dat hij — aangeslagen zijnde voor 1500 gl. (dus conform de opgave in de Raads-Nbtulen) en zich naar Nbordgouwe begeven hebbende — vandaar, om in den brief verklaarde redenen, de vlucht nam in de richting van Bergen op Zoom om zich naar Antwerpen te begeven, toen hij in Bergen op Zoom gevangen werd genomen. In den als Bijlage opgenomen brief kan men verdere bijzonderheden lezen, ook waarom zijn vrouw daarop naar Dordrecht was vertrokken. Zijn financiëele omstandigheden schijnen zich echter na een 12 tal jaren aanzienlijk gewijzigd te hebben. In 1588 vindt men de eerste sporen van'het groote grondbezit, dat hij bij zijn overlijden achterliet. 3 April 1588 verkoopt jr. Joris van Steynmolen, heer van Oosterland in Duiveland, aan „d' eersame Jan Antoniss de Jonge" partijen van aanwassen gelegen binnen de parochie van Oosterland '). 7 October 1589 ontvangt hij — blijkens den als Bijlage VTTT hierachter .opgenomen brief — van het Kapittel van Oud-Munster te Utrecht diverse perceelen tienden in Ouder- en Meuwerkerk op Duiveland in erfpacht, na overdracht daarvan aan hem door Jacob Adriaansz. Brunonis 2). Als leenman van St. Salvator of OudMunster wordt hij met O c k e r Cornelisz. Ockers en ÏTicolaas Janss finbert te samen in een acte van dat Kapittel d.d. 2 Oct. 1591 vermeld bij verleening van een erfpacht te Stavenisse '). Op 13 Februari 1591 kocht hij als burgemeester van Zierikzee, te samen met zijn hierna te vermelden zwager Joost Teelinck, raad van State, van de Gravindouairière van St. Amours, Princes van Steenhuysen, de heerlijkheid van Haamstede, en komt hij deswegen sedertdien in verschillende acten voor met de bijvoeging van: Heer van Haemstede, welke titel evenmin als dit bezit in tot dusver verschenen genealogiën over het geslacht vermeld is geworden. Aan den honesto viro Joauni Anthony de Jonge domino in Hamstede consuli oppidi Zirczee wordt bijv. 14 Oct. 1596 een erfpachtsbrief van het Kapittel van St. Jan te Utrecht afgegeven, als hij ten behoeve van zijn zoon Job de Jonge 5 gemeten tienden in de parochie van Brijdorpe ontvangt (zie verder bij dezen zoon). Over het bezit van Haamstede hadden hij en zijn zwager nog in het jaar vol- 1) Verkoopaots berustende in het Familie-archief, portef. gemerkt „Leenen en Heerlijkheden". 2) Kapittel van Oud-Munster, Begister van erfpaehtbrieven van de Zeeuwsche tienden 1394-1607, boekdoelen en bundels nr. 361, fo. 56 vso; deze brief berust in originali ook in het Familie-archief. 3) Deel als boven, fo. 136 vso. gende op den aankoop een proces te voeren voor het Hof van Holland contra Anna van Almaras, weduwe van jr. Adolph van Haemstede, die 22'/, gemeten lands tot de heerlijkheid behoorende, verpacht had en de inkomsten daarvan onder zich hield, alsof er geen verkoop had plaats gehad. Hun terzake op 18 Aug. 1592 tot Prins Maurits als Stadhouder en den President en Raden van Holland gericht rekest, is als Bijlage IX hierachter opgenomen. Maximiliaan van Cruiningen vorderde in 1.600 als naaste erfgenaam de heerlijkheid voor het- Hof van Holland terug en werd hij daarvan in bezit gesteld na betaling van een bedrag aan Johan de Jonge en zijn zuster de weduwe Teelinck (zie ook aldaar). 31 Aug. 1592 wordt J an Thonisse de Jonge „bij coope en bij transport van LenertAdriaensse Peil e" bij brieven van de Gecommitteerde Raden beleend met 7 gemeten 75 roeden land in de heerlijkheid van Dreischor, leen van de Grafelijkheid van Zeeland '). In het oudst aanwezige schepenactehboek van Zierikzee, beginnende met 15 Nov. 1595, komt Jan Anthonis de Jonge herhaaldelijk voor als kooper van perceelen weiland onder Kerkwerve, Serooskerke, enz. *J. Blijkens een dergelijk actenboek van 1 Jan. 1596 tot 31 Maart 1605 verkoopt Jan Anthoniss de Jonge op 1 April 1597 voor ponden VI. 566 : 13 : 4 aan Seger Willems Brabander een huis en erf op de Appelmarkt te Zierikzee genaamd Jaffa. 17 April 160. wordt hij beleend met gemeten land in de parochie van Oosterland „de steenschieters 11 gemeten en 24 roeden", bij koop van de Grafelijkheid en een leen daarvan zijnde »}. Sedert 1609 en 1610 was hij Heer van Oosterland en van Ser Jansland. Onjuist is de mededeeling in gedrukte werken voorkomende, dat J o h a n de Jonge, ook Heer was van Ellemeet, Ouwerkerk, Eikerzee, Botland en Oostersteyn, eerst zijn afstammelingen kwamen in het bezit daarvan. 16 December 1609 werd hij beleend met 34 van de heerlijkheid Cleyïï Dreysschor of Serjansland na aankoop daarvan van Lutgert en Emerentia van Steynemolen Jorisdochters en 10 April 1610 nog beleend met >/. part daarvan na aankoop van Rombout van Mansdale en met ■/, part na koop van Johan van Auxtruijs, zoodat toen de geheele heerlijkheid St. Jansland — een leen der grafelijkheid van Zeeland — in zijn bezit was 4 . Evenzoo werd hij op voornoemden datum 16 December 1609 beleend met »/» parten in \ deelen der hooge heerlijkheid van Oosterland bij koop van Lutgert en Emerentia van Steynemolen, met "/• part van Rombout van Mans- 1) Steenrol Beoosterschelde, le Oohier, nr. 75 ', fo. 52 vso. Leenvroonen in de heerlijkheid van Drey* schor Over „vroonen" en*, zie de Inleiding van den Inventaris archief van den Polder van Walcheren. 2) Zie b.v. fo. 157 vso. en 164 vso., dl. 1595-1602. 3) Steenrol Beoosterschelde nr. 1 fo. 31 vso. en nr. a fo. 32 vso. 4) le Cohier der Goede Leenen.nr. 756, fo. 5 vso. en 2e cohierder Goede Leenenvan Zee and, nr. 756a, fo.7 vso. 55 56 dalen en Vs part van Johan van Auxtruijs, zoodat Jan Anthoniss de Jonge voor 2/3 deelen van deze heerlijkheid eigenaar was '). Daar het resteerendé '/3 deel van Oosterland echter de heerlijkheid Oostersteyn vormde en deze laatste eerst in 1619 door aankoop in bezit van zijn zoon Bonifacius kwam, is Johan de Jonge geen heer van Oostersteyn geweest. Na zijn dood ontstond er nog een proces tusschen zijn erfgenamen over de aanwassen (gorzen) van Oosterland. Zooals wij boven medegedeeld hebben, had hij die reeds in 1588 gekocht en nu rees na zijn overlijden dé vraag of die aanwassen behoorden tot de in 1609 door hem aangekochte heerlijkheid Oosterland. "Was dit het geval, dan vielen ze mèt de heerlijkheid — als zijnde leengoed —aan zijn leenvolger, zijn zoon Bonifacius ten deel; waren ze echter allodiaal goed, dan competeerde ook zijn andere kinderen en schoonkinderen een deel in die aanwassen. In dit geschil werd op 24 Maart 1622 besloten om de kwestie door rechtsgeleerden te doen beslissen 2). Behalve dat men hierdoor zijn erfgenamen leert kennen, worden wij over hen, doch vooral ook over de talrijke goederen, welke hij na zijn overlijden naliet, het best ingelicht door de nog bewaard gébleven „ Rekening en vercaveling van den boedel van Johan Anthonisz. de Jonge ter Weeskamer overgebracht te Zierikzee d d. 21 Pee. 1618 2)". Daarbij berust ook zijn testament (met 2 gelijkluidende afschriften) door hem voor notaris A. van Cappelle te Zierikzee op 9 Januari 1613 gepasseerd, ten overstaan van den raadsheer mr. Huybrecht Steengracht (zijn broeder) en van den bode van de Staten van Zeeland Philippus Stangniet 2). Blijkens die ttukken bestond zijn nalatenschap uit huizen, landen en heerlijkheden, rentebrieven, lijfrenten, obligaties en in te vorderen pachten en schulden en had die boedel een toenmalige waarde van ruim 383.860 gl., welke onder zijn 17 kinderen verdeeld werden met toekenning aan zijn weduwe (zij was zijn 3e vrouw) van diverse bedragen. "Wanneer men nu weet, dat de opsomming zijner nagelaten goederen een ruimte van 151 pagina's vorderde, dat daarna de loting en verkaveling onder de 17 rechthebbenden volgt, zoomede de bepahngen over hetgeen de weduwe ontvangt, en de condities waaronder eenige onverdeeld gebleven erven verkocht zouden worden, dan is het te begrijpen" dat eene uitvoerige bespreking van dit lijvige stuk achterwege moet blijven. Als Bijlage XI hierachter hebben wij echter in verkorten vorm vermeld, waaruit sommige zijner vaste goederen en renten bestonden, omdat daarbij zijn vader, zijne broeders en zijn overleden zuster vermeld zijn en omdat daaruit ook blijkt, dat hij niet alleen landen bezat op Schouwen en Duiveland, doch ook op Tholen, NoordBéveland en Overflakkee. 1) Als voorgaande noot, fo. 8. 2) Berustende in het Familie-archief te 's-Gravenhage. JoW de Jonge (Jan A»tLmi«e) Jonlyr. Elisabetk van Hertsbeeck 1573-1653 Paneel vermoedelijk van 1590 r»«-j„ t l j t ' i-w Uerde vrouw van johan de Jonge Paneel Eigendom van Jhr. W. C. M. de Jonge van Ellemeet te ITarnsveld 57 Elke kaveling bedroeg 3492 ponden VI. 15 scb., terwijl de weduwe voor een waarde van 4690 ponden VI. ontving, dat is dus te samen f383.860,50 (bet pond vlaams op 6 gl. gerekend). Hij overleed te Zierikzee 19 December 1617 en werd er 24 Dec. d.a.v. in de St. Lievens ijjausterkerk begraven: Jan Anthonisse de Jonge, oud-burgemeester van Zzee, Heer van Oosterland, etc. — Zijn wapenbord werd in deze kerk opgehangen, waar het tot 1795 bleef hangen. Op zijn overlijden werd door zijn schoonzoon Adriaan Hoffer een rouwdicht vervaardigd, waarvan een exemplaar in het Familie-archief berust. Van zijn portretten in olieverf, zoomede van die zijner derde vrouw, zijn afbeeldingen hier opgenomen. Hoewel hij 17 kinderen nahet, had hij bij zijn 3 echtgenooten er 24 gehad; hij was de eerste keer in 1566 gehuwd met Cornelia Boense, dochter van B o e n s (= Bonifacius) Cornelisse en van Quirina Botmans. Zij was geboren te Brouwershaven in 1547, en had al haar verwanten aan de pest verloren, waardoor al de goederen der haren aan haar waren toegevallen; zij werd begraven te Zierikzee 3 Nov. 1585. Haar overlijden is ingeschreven alleen als: Neelken Jan Anthonisse de Jonge huysvrouw (zijn vader Jan Anthonisse de Oude leefde toen nog). Bij haar verwekte hij 11 kinderen. Ten tweeden male huwde hij te Zierikzee (ondertrouwd aldaar 30 Augustus 1587) met Maria Jobse Vierling, dochter van Job Claesz. en van Martha Vierling. Zij was geboren in 1561 en overleed te Zierikzee 13 Juni 1603. Bij haar begraven aldaar op 15 Juni d.a.v. is zij ingeschreven als: jou/vrouwe Maria Job Vierlingk, huysvrouw van Jan Antonisse de Jonge, out-burjemeester. Uit dit huwelijk — waaruit het tegenwoordig levende geslacht afstamt — waren 9 kinderen gesproten. Ten slotte huwde hij te Bruinisse 31 Januari 1606 met de 26 jaar jongere jkvr. Elisabeth van Hertsbeeck, geboren te Antwerpen 14 Juni 1573, overleden te Zierikzee 1 Juni 1653 (dus 36 jaar na haar echtgenoot). Zij was een dochter van jr. Paulus van Hertsbeeck, uit Antwerpen '), heer van Bruinisse (sedert 1567) en van half-Botland, en van Elisabeth van Zuytland. Uit het 3e huwelijk sproten nog 4 kinderen. Elisabeth van Hertsbeeck2), die als weduwe van Jan de Jonge van 1) Over Paulus van Hertsbeeoke, wiens portret in olieverf berust bij den bezitter van het familie-arohiet, is zeer veel te vinden en gepubliceerd; zie o.a. BuUetin de 1'Académie d'aroheologie de Belgique, (1895), 4me Série, 2me partie XXX, waaruil blijkt dat zijn woning te Antwerpen, tijdens de Spaansohe furie, terwijl hij de vlucht naar Bruinisse had genomen, werd geplunderd en vernield. Een geslachtslijst der v. Hertsbeecke's is daaraan toegevoegd. 2) Zij heeft als weduwe ook eenige jaren te Leiden gewoond, denkelijk toen haar zoon Anthony daar student was, althans blijkens het Lidmatenboek van Zierikzee komen 30 Juni 1630 met attestatie van Leiden* juffr. Elisabeth van Hertsbeeoke, Anthoni de Jonge en Elisabeth de Jonge. 8 58 23 Jan. 1632 tot 21 Dec. 1645 de eerste regentesse van het Weeshuis te Zierikzee was, werd op 23 Mei 1643, na overlijden van haar broeder jr. Johan van Hertsbeeck, beleend met de heerlijkheid van Bruinisse gesegd Oost-Duyvelandt, met hooge, middele en lage jurisductie '). Bij de hiervoor besproken verdeeling van de nalatenschap vandaar echtgenoot ontving juffr. Elisabeth van Hertsbeecke als nagelaten welMÏwB en tuchtena^ resse, het gebruik van het huis en erf op de Zuidzijde van de Haven •— waarin haar man overleden was — met- de daarbij behoorende meubelen, voorts 200 p.Vl. jaarlijks en een lijfrente van 100 p.Vl. 'sjaars, waarvoor haar echter ineens een bedrag van 4600 p.Vl; door de erfgenamen wordt uitbetaald. Een staat van de goederen van Elisabeth van Hertsbeecke, verkaveld tusschen hare erfgenamen 1 Sept. 1653, bedragende de somme van p.Vl. 45122 : 12 : 8, berust onder de stukken van het kasteel Rechteren in bruikleen aan het Rijks-archief van Zeeland afgestaan. (Zie blz. 23/24). Haar testament d.d. 12 Sept. 1652 voor notaris Q-oltzius té Zierikzee gepasseerd, berust in originali in een bundel processtukken in het archief van de Heerlijkheid Bruinisse, nr. 146, blijkens welke stukken er van 1655—1660 voor den Hoogen Raad van Holland geprocedeerd werd tusschen mr. Herbert van Be aumont, secretaris der Staten van Holland en West-Friesland, als man van Elisabeth de Jonge, eischér, contra Mr. Anthony de Jonge, heer van Bruinisse, griffier der Rekenkamer van Zeeland, ter andere zijde, over het sterfhuis van Elisabeth van Hertsbeeck, hun moeder, speciaal over een bedrag van 6000 gl. met verschenen interest sedert haar overlijden. De 24 kinderen van Johan de Jonge, waarvan alleen aan de vier gehuwde zonen een afzonderlijke bespreking gewijd zal worden, zijn overzichtelijk en uitvoerig vermeld op de straks volgende Stamtafel A. Ocker Jan Anthonisse, zoon van Jan. Anthonisse (den Oude) en van Agatha (de) Vager (van blz. 46). Geboren te Zierikzee in 1547, komt hij het ]) Zie Copialboek van de heerlijkheid Bruinisse, dl. I, fo. 43. (Berustende Kijks-archief te Middelburg). Blijkens het 2e Cohier van Goede Leenen Beoosterschelde, nr. 756a, fo. 2 vso, was Paulus van Hertsbeeck in 1567 mee Bruinisss beleend geworden bij koop uit den faillieten boedel van Maximiliaan van Bourgondië, heer van Veere, etc. 2 Mei 1611 was jr. Jan v»n Hertsbeeck na overlijden van sijn vader Faulus roet Bruini-se beleend; hij werd zooals wij hierboven vermeldden in 1641 door sijn zuster Elisabeth opgevolgd. In het Archief Beksnkamer van Zeeland, A. nr. 730, Stukken betreffende kwestiën omtrent beleeninaien 1579-1659, berust een stuk van IS Nov. 1611, Waaruit blijkt, dat jr. Fauwels van Herts'ieke, heer van Bruinisse, overleden was op 20 Hov. 1610, en dat van zijn twee zoons, jr. Willem, de helft van de heerlijkheid Botland, onder Hïeuwerkerke op Duiveland ontving, en de andere, jr. Johan, de heerlijkheid Bruinisse kreeg. 59 eerst voor in openbare functies als hij 3 April 1589 ■) gekozen wordt tot Heiligen Geestmeester in zijn geboorteplaats, als hoedanig hij tot 1591 vermeld wordt. Ocker Jan Anthonisse wordt 21 Februari 1595 ') inplaats van Nicolaas O a u gekozen tot kerkmeester. Ten slotte komt hij in 1607 voor als weesmeester; andere functies schijnt hij niet vervuld te hebben. In 1573 was hij in het huwelijk getreden met Agatha Willems Adriaensdr. die onjuist in gedrukte genealogiën Agatha van Cats genoemd wordt; er is geen enkel bewijs, dat zij tot dit toen zoo aanzienlijke adellijke geslacht behoorde, integendeel blijkt uit den inventaris van den boedel van haar vader Willem Adriaensse, overleden 30 Nov. 1580, dat deze „laekeman" was en ook in andere zaken handel dreef 2). Bedoelde echtgenoote Agatha dan, was dochter van Willem Adriaensse voornoemd, en van diens le vrouw Appolonia Beruaertsdr. (in de gedrukte genealogie worden hare ouders onjuist genoemd Willem van Cats en N. H e u 1 e), zij overleed te Zierikzee 27 December 1578. Daarna hertrouwde hij in September 1584 met Levina Nicolaas Willemz.dochter, die te Zierikzee 15 Dec. 1598 stierf en die in gedrukte genealogiën den naam van Cromstriën draagt. Zij was een dochter van NicolaesWillemSimonsz. en van Maria Ockers. Haar begraven is als volgt ingeschreven in het register van de St. Lievens Monsterkerk te Zierikzee: „18 Dec. 1598 Levina Nicolaes Willem Symonse.dog1er, huysvrouw van Ocker Jan Anthonisse, op een Sondag s avonds om 8 uur, 15 J'ecembris gerust in den Heere" Ten derden male huwde hij te Zierikzee 19 Maart 1600 met MariaGhijsbrechts, die evenals de beide vorige echtgenooten met een verfraaiden naam in de gedrukte genealogie is vermeld, n.1. als Maria de Wyse van Roemerswaal gezegd G ij s b e r t i. Zij was een dochter Van Gijsbrecht Janszn. en van Maria Rincx en weduwe van Erasmus Hollaert Jansz. Daar zij eerst in 1628 overleed, komt zij nog al eens voor in schepenacten van Zierikzee. Haar begraven is ingeschreven op 27 November 1628 in het Begraafregister als: -Maria Gij*brechts, weduwe van wijlen Ocker Jan Anthonisse. Uit zijn tweede huwelijk had Ocker voornoemd 2 kinderen; in een voogdijbrief d.d. 2 Dec. 1597 van de Weeskamer te Zierikzee is sprake van Ocker Jan Anthoniss' naweezen en verbindt hij zich met zijn broeder Jan Anthonis de Jonge voor den nagelaten boedel. Als vader en voogd van deze weeskinderen „geprocreëeitbij wijlen Livina Nicolaas Willemsdr.", wordt hij weder genoemd in een schepenacte van Zierikzee van 26 Juli 1601s) als crediteur van wijlen Seger Adriaensz., timmerman. 1) Notulen Raad van Zierikzee. 2) "Weeskamer-archief Zierikzee. S) Sehepenactenboek- van Zierikzee, deel 15 Nov. 1593-4 Aug. 1602. De origineele perkamenten schepenbrief berust in het Familie-archief te 's-Qravenhage, PortefeuiUe X. 60 Blijkens een in het Familie-archief nog aanwezigen origineelen schepenbrief van Burgemeesters en Heemraden van Zierikzee d.d. 13 Mei 1608 wordt aan Ocker Jan Anthonisse gegeven en vergund het gebruik van het „Oosteinde van de cade liggende omtrent het groote gadt". Hij overleed te Zierikzee — een half jaar na zijn broeder Johan de Jonge ■■— in Mei 1618 en werd er den 18en van dien maand begraven als Ocker Jan Anthonisse, zoodat hij zijn geheele leven dezen naam — en niet dien van De Jonge — gedragen heeft. In het Familie-archief berust een origineel rekest van October van laatstgenoemd jaar van Maria Ghijsbrechts, weduwe van Ocker Jan Anthonisz., gericht aan Burgemeesters van Zierikzee en Gecommitteerden van dé Vier Bannen van Duiveland. Deze weduwe — die zooals wij boven zagen in 1628 overleed — vindt men voorts in een „Rekening en reliqua" van 14 Febr. 1625 ') waar zij als moeder en voogdesse van haar zoon Cornelis Ocker Janss, oud 18 jaar, verantwoording van den boedel aflegt. Nog is zij in leven, "als op 21 Sept. 1627 ten huize van Cornelia de Jonge weduwe Pieter Pous, in leven opperdijkgraaf van het land van Schouwen (zie Stamtafel A), haar oudste zoon huwelijksvoorwaarden maakt: n.1. Ghijsbrecht Ockerss, geassisteerd met zijn moeder Maria Ghijsbrechts, Jan Ockers (zijn halfbroeder), Adriaen Pluympott en Mattheus Rollandt, eenerzij ds, met Catarina Pous, geassisteerd met Cornelia de Jonghe, haar moeder voornd., Janneken de Jonghe, Nicolaas Cauw, Adriana Pous, Cornelia de Jonghe, Job de Jonge, J. M. de Jonge, A. Stavenisse en Willem Pous, anderzijds.2) Behalve deze 2 zonen Ghijsbrecht en Cornelis uit zijn 3e huwelijk, had Ocker Jan Anthonisz., zooals wij boven reeds vermeldden, ook kinderen uit zijn 2e huwelijk. Deze waren Jan en Willem; als Willem en Jan Ocker Jan Anthonissezonen komen zij in 1602 voor als eigenaars, ieder van 12 gemeten land in St. Jeroenspolder te Noordgouwe '). Blijkens de nog aanwezige charters van de Zeeuwsche Rekenkamer, nr. 204 en 205, d.d. 23 Maart 1602, bekennen leenmannen van de grafelijkheid van Zeeland, dat Ocker Jan Anthonis s en ten behoeve van de grafelijkheid voornd. een jaarlijksche rente van 16 sch. 8 gr. VI. vestigt op bovenbedoelde 12 en 12 gemeten lands, door hem resp. ten behoeve van zijn oudsten zoon Willem en zijn tweeden zoon Jan aangekocht. 1) Familie-archief, als voren. 2) Deze huwelijksvoorwaarden berusten in originali in het Familie-archief. 3) Zie le en 2e Steenrol - Beoosterschelde. Archief Rekenkamer van Zeeland, A, nr. 7C2 en 753. 61 Al deze kinderen en hun afstammelingen hebben den naam Ockers se) als geslachtsnaam aangenomen en hebben in Zierikzee en Zeeland de hoogste ambten bekleed '), doch wordt het uit Ocker Jan Anthonisz. stammende geslacht Ockers in dit werk niet behandeld 2|. Johanna Jan AnlhonisBedochter, dochter van Jan Anthonisse (den Oude) en van Agatha (de) Vager (van blz. 46). Zij was geboren in 1552 en overleed als weduwe te Zierikzee in Maart 1609. Bij haar begraven op 9 Maart van dat jaar is zij ingeschreven als: Janneken Jan Toniss, weduwe van Raetsheer Teelinck. Zij huwde te Zierikzee in 1573 met Joos Eeuwouts, die later voorkomt als Joost Teelinck, zoon van Eeuwout Willemszn. en van Helena Willem Jansdochter, en die een der bekwaamste en meest op den voorgrond tredende mannen in zijn provincie werd onder de aanhangers van de nieuwe leer. Immers uit alles blijkt, dat Joo st Teelinck een der eersten geweest moet zijn, die den Hervormden godsdienst was toegedaan en op deze wijze wel het overgaan van zijn zwagers o.a. van Johan de Jonge tot de Staatsgezinde partij beinvloed zal hebben. Reeds in het jaar )577 vindt men op 7 April met attestatie ten avondmale in de Hervormde kerk Joos Eeuwoutz*, burgemeester, en Janneken sijn huisor.3) Eerst in en na 1591 komen de De Jonge's ten. avondmale en dan nog slechts 3 van de 4 broeders, de hiervoor behandelde Ocker schijnt niet met attestatie. of belijdenis opgenomen te zijn. Joost Teelinck is al vroeg tot aanzienlijke ambten geroepen geweest; in het jaar van zijn huwelijk, 1573, komt hij voor als rentmeester-generaal over de geconfisqueerde geestelijke goederen van Zierikzee, Schouwen én Duiveland. Bij de verovering van Zierikzee in i576 door Mondragon, had hij er burgemeester zijnde, de stad verlaten, daar hij als voornaamste aanvoerder en intellectueel e leider van de Prinsgezinden er zijn leven niet veilig was. Hij woonde toen aan de Noordzijde van de Haven. Hij behoorde als afgevaardigde wegens Zeeland op 8 Nov. 1576 tot de onderteekenaars van de Pacificatie van Gent. Als trouw aanhanger van Prins Willem I verleende deze op 25 Mei 1579 aan Joos Eeuwoutsz. Teelinck, burgemeester van Zierikzee, vermits het overlijden van lman Claes Imanszn., commissie als Raad van State van Zeeland 4), waar- 1) De zoon Willem Ockers was o.a. baljuw van Brouwershaven, opperdijkgraaf van het land van Schouwen en ordinaris leenman van de grafelijkheid van Zeeland, Beoosterschelde (1599). 2) " Deze familie stierf uit in 1736; over het door haar gevoerde wapen is in de Inleiding reeds bericht. 3) Oudste lidmatenregister van Zierikzee, aanvangende op dienzelfdon dag. 4) De origineele commissiebrieven berusten ia het Familie-archief, portefeuille IV. 62 door hij toen reeds tot een der toenmaals hoogste ambten onzer jonge Republiek geroepen was. 22 April 1588 volgde zijn commissie van de Staten-G-eneraal der Nederlanden als voorloopig lid van den Raad van Statè te 's-Gravenhage '). 26 April 1591 wordt de raadsheer Teelinck door de Staten van Zeeland vereerd met 6 kannen van den besten wijn van landswege, dien hij koopen kan, waar hg wil *). Joost Teelinck, die ook gedeputeerde bij het Leger te velde was geworden, overleed te Groningen in 1594, toen hij als zoodanig in deze stad vertoefde ter bespreking van landsbelangen met de regeering aldaar. Zijn zoon mr. Eewout werd reeds op jeugdigen leeftijd in zijn plaats burgemeester van Zierikzee; als heerburgemeester aldaar komt deze voor in een perkamenten schepenbrief van 5 Maart 1599. Zie over hem ook P. de la Rue, Geletterd Zeeland, blz. 331 en Scheltema, Staatkundig Nederland, dl. II, 2e stuk, blz. 358. Ten slotte herinneren wij aan het op blz. 54 hiervoor medegedeelde, n.1. dat Joost Teelinck in 1591 met zijn zwager Johan de Jonge de heerlijkheid Haamstede had gekocht en deswege in 1592 proces te voeren had voor het Hof van Holland contra Anna van Almaras, weduwe van jr. Adolph van Haemstede. 11 Maart 1600 *) wordt door de Staten van Zeeland aan den Heer Van Cruiningen (zie hem blz. 55) een octrooi geaccordeerd om de heerlijkheid van Haamstede met toebehooren te mogen belasten met een bedrag van 1300 pond grooten VI. en zulks ten behoeve van Jan Anthonisse de Jonge, oud-burgemeester van Zierikzee, en van juffr. Johanna de Jonge, weduwe van wijlen den Raadsheer Teelinck, zijn zuster, welke som hij bekent ontvangen te hebben. Blijkens een besluit van de Staten van Zeeland van 31 October 1608 2) heeft dan de weduwe van Joos Teelinck proces over de afrekening van Haemstede, contra haar broeder den oud-burgemeester Jan de Jonge. Zij overleed 5 maanden later. lierman Jan Anthonisse, zoon van Jan Anthonisse (den Oude) en van Agatha (de) Vager (van blz. 46). Geboren te Zierikzee in 1553, heeft hij in tegenstelling met zijn broeders geen openbare ambten bekleed en is hij niet op den voorgrond getreden. Hierdoor zijn slechts weinig hem betreffende acten gevonden. Hij is op later leeftijd tot den Hervormden godsdienst overgegaan; 25 Maart 1598 wordt n.1. met belijdenis te Zierikzee 1) De origineele oommissiebrieven berusten in het Familie-archief, portefeuüle IV. 2) Notulen Staten van Zeeland. 63 tot het H. Avondmaal toegelaten "): Harman Jan Anthonisz. (wonende) voor de sluus naast Prancken (en) Catharina van de Velde sijn huisvr. Deze echtgenoote, bij wie hij geen kindéren had, was een dochter van Pieter van de Vel de en van Jacobina Domisse Mol. Zij hertrouwde te Zierikzee 28 Januari 1618 met Johan Martense Dach J), med. doctor te Zierikzee en ook schepen aldaar. Haar eerste man Herman Jan Anthonisse, die blijkens het Eidmatenregister in 1607 in de Potstraat woonde, overleed te Zierikzee in Nov. 1614 en werd den 28en van die maand in de St. Lievens Monsterkerk aldaar begraven. Belangrijk voor de familiegeschiedenis is zijn op 3 November t.v. voor notaris Jan J. van Rijswijck gepasseerd testament *); hij noemt zich daarin „burger binnen Zierikzee" en kent zijn vrouw Catarina van de Velde een legaat en het vruchtgebruik zijner goederen toe. Tot zijn erfgenamen benoemt hij Johan de Jonge, oud-burgemeester en thesorier van Zierikzee, Ocker Jan Anthonisse en mr. Hubertus Steengraf t, Gecommitteerde Raad van de Staten van Zeeland, broeders van den testateur, benevens Johannes Teelinck, raad en pensionaris van Zierikzee en de verdere kinderen van wijlen Johanna de Jonge, in leven echtgenoote van Joost Eewoudse Teelinck, Gecommitteerde in den Raad van State. Uit dit stuk blijkt dus tevens op afdoende wijze de gezamenlijke afstamming der families De Jonge, Ockers en Steengracht uit Jan Anthonisse (den Ouden). Huybrecht Jan Anthonisse, later Mr. Hubert Steengrachr, zoon van Jan Anthonisse (den Ouden) en van Agatha (de) Vager (vanblz.47). Daar hij eerst in 1585 als student te Leiden werd ingeschreven en eerst in 1591 huwde, moet hij aanzienlijk jonger zijn geweest, dan zijn broeders Johan en Ocker, en zal hij te Zierikzee omstreeks 1565 zijn geboren. Hij is de stamvader geworden van de thans nog levende — sedert 1814 tot den Nederlandschen adelbehoorende — familie Steengracht. In tegenstelling met zijn broeders Johan en Ocker heeft hij zijn diensten als hoogst bekwaam man niet alleen aan zijn vaderstad geschonken, doch ook aan onze Republiek in het algemeen en aan de provincie Zeeland in het bijzonder, waardoor hij al spoedig zijn verblijf buiten Zierikzee hield en wel meestentijds te Middelburg. Evenals zijn te vroeg gestorven zwager Joost Teelinck, heeft hij de hoogste ambten 1) Oudste Lidmaten-register der Herv. gemeente te Zierikzee. 2) In de gedrukte genealogie heet hij onjuist Johan Martini. 3) Het origineel berust in het Familie-archief te 's-Gravenhage, Portef. II. 64 onzer jonge Republiek vervuld en den grondslag gelegd voor bet fortuin en bet aanzien van zijn afstammelingen. Hij studeerde te Leiden, alwaar bij op 26 Juni 1585 als Hubertus Joannis als student werd ingeschreven, zonder dat de inschrijving geboorteplaats en ouderdom vermeldt. Te Zierikzee gehuwd teruggekeerd in 1597, nadat deze stad voor goed de Staatsche zijde gekozen had, na te voren in de toen zoo woelige tijden in verschillende plaatsen, o.a. IJsselstein, rond gezworven te hebben, werd hij al spoedig in de regeering van zijn vaderstad gekozen. Achtereenvolgens werd hij er gekozen: 26 Dec. 1597 als burgemeester, 27 Dec. 1598 als thesorier en 7 April 1599') als pensienaris, welke laatste functie hij tot 1606 bleef bekleeden, waarna hij zich te Middelburg vestigde. Herhaaldelijk gedeputeerde ter vergaderingen van de Staten van Zeeland, volgde op 22 Dec. 1606 zijn benoeming tot raad ter admiraliteit van Zeeland, welk ambt hij tot zijn overlijden in 1618 bleef bekleeden. Raad in het Hof van Vlaanderen te Middelburg was hij van 19 Oct. 1613 tot zijn overlijden, terwijl hij ten slotte op 26 Juli van 1618 benoemd werd tot advocaat-fiscaal in genoemd Hof. Ruim 2 weken later overleed hij echter te Middelburg, in hetzelfde jaar als zijn broeder Ocker en 8 maanden na zijn oudsten broeder Johan de Jonge, op 11 Augustus 1618, waar hij 17 Aug. d.a.v. in de Oude Kerk werd begraven. Op zijn overlijden werd door zijn behuwdneef Adriaan Hoffer een lijkdicht vervaardigd, dat met dat op Adriaan's schoonvader Johan de Jonge, is af gedruk in het in 1635 te Amsterdam verschenen werk Neder-duyUche Poëmata van Adr. Hofferus. Mr. Hubert Steengracht is in of omstreeks 1591 gehuwd met Barbara Schotte; volgens de aanteekeningen van Verheye van Citters (bedoeld in de Inleiding dezes), was hij als student te Leiden gehuwd met de dochter Barbertje van zijn waschvrouw; volgens de gedrukte genealogie was zij een dochter van N. Schoti en van N. dAladio en komt haar vader in andere gedrukte werken wel voor met den titel van ridder. Het omtrent haar ouders — over welke niets gevonden werd — medegedeelde, is echter ongetwijfeld opsmukking en onwaarheid. Te Leiden werd het huwelijk of de inteekenacte niet gevonden en als Hubreeht Steengracht te Zierikzee als lidmaat wordt ingeschreven, komt hij van IJsselstein. Het Lidmatenregister vermeldt dienaangaande op 6 Juli 1597: met attestatie Hubertus Jans Steengracht en Barbara Schoti syn huisvr., van IJselstein, woonende in de Langenóbelstrate tot Velde. 1) Blijkens twee perkamenten schepenbrieven van Zierikzee d.d. 15 Sept. 1598 en 5 Maart 1599, berustende in het Familie-archief, draagt hij resp. als gemeenteburgemeester en als thesorier in deze jaren reeds den naam Steengracht. 65 Zijn echtgenoote overleed als zijn weduwe te Middelburg in September 1620 en werd in de Oude Kerk aldaar begraven op 17 Sept. d.a.v. Uit hen stamt het geslacht S teen gracht, dat niet in dit werk wordt behandeld en waarvan een genealogie verscheen in de Heraldieke Bibliotheek jg. 1875, blz. 16 en 373, waarin echter de onjuiste afstamming uit het geslacht Van der Marck weder naar voren is gebracht. Op blz. 77 wordt aangetoond, dat en hoe het geslacht Steengracht later in het bezit kwam van de heerlijkheden Oosterland en Sir Jansland, welke aanvankelijk aan het geslacht De Jonge behoorden. Na hiermede de 5 eerste generaties' van het geslacht uitvoerig besproken te hebben, volgen thans in overzichtelijken stamtafelvorm de 24 kinderen van Johan Anthonisz. de Jonge, zullende aan zijn vier gehuwde zonen, uit zijne 3 huwelijken gesproten, die eveneens zeer op den voorgrond zijn getreden, weder eene afzonderlijke bespreking gewijd worden. e ¥ Stamtafel A. De kinderen van Johan de Jonge (Jan Jan Anthonisse). „De wonderlijk gezegende stam van Jan „Anthonissen". (Smallegange, Cronijk van Zee„land, blz. 526). X le. 1566 Cornelia Boense 1547—1585 (zie blz. 57) (ex la) Jan Jan Anthonisse later genaamd Johan de Jonge 1546—1617 (zie blz. 50) X 2e. 1587 II. Maria Jobse "\ 1561—1603 (zie blz. 57) (ex 2ï i e r 1 i n g X 3e. 1606 TTT. Elisabeth van Hertsbeeck 1573—1653 (zie blz. 57) Bonifacius heer van Oosterland, enz. 1567—1625 X le. 1587 I. Magdalena Stavenisse 1567—1591 X 2e. 1595 II. Dana de H uy b e r t 1572—1601 X 3e. 1603 III. Catharina Winkelman1576—1647 hij wordt afzonderlijk besproken blz. 66—73. hieruit de tak van Oosterland, enz.uitgestorven in 1703. (Zie blz. 66 en Stamtafel B). Johanna Cornelia Johanna * Zzee 1568 * Zzee 1569 * Zzee 1570 egr. ald. 3-10- begr. aldaar regentes Wees1568. 4 11-1618 huis ald. 1632-45 X Zzee 1588 f Zzee 27-5-1648 Cornelis begr. 2-6 d.a.v. Staven is se X Zzee 1589 (zn. van Cornelis ondertr. id. WillemseenCor- 4 6-1589 nelia N.) Daniël * Zzee 1565 Stoutenburg thesorier, raad en (zn. van Anthony burgemeester en Maria van Zzee Huygens) fZzee 14-7-1612. * Brouwershaven 1564 raad van Zzee, kerkmeester ald. f Zzee 25-10-1613 begr. 28-10 d.a.v. zij stichtten een familiefonds uit een erfrente van 112 ponden VI. ten behoeve van „arme vrunden uyt haer bèijder lijven gesproten" (zie het accoord d.d. 17-2-1716 ter zake bij Marinus d e Jonge (1676—1741) vermeld). begr. Aft t h o n i a * Zzee 1571 t j°]1g- Anna Catharina Agatha Quirina Cornelia Cornelia Johan Zzee * Zzee * Zzee 1575 * Zzee 1579 Vagers Boense * Zzee 1572 24-11-1574 f Zzee f 20-4-1663,begr. ged. Zzee ged. Zzee 1588 begr. Zzee f Middelburg 18-12-1654 's-Gravenhage . 23-6-1583 23-6-1583 begr. id. 19-1-1600. 16-11-1637 begr. id. Nieuwe Kerk regentes wees- testeert 2-3-1646 8-9-1591. X Zierikzee 24-12 d.a.v. 24-4 d.a.v. huis Zzee t Zzee 9-3-1646 23-2-1593 X le. Zzee 1597 X Zzee 1601 1645—'53 begr. id. Nicolaas I. Cornelis ondertr. id. f Zzee 5-4-1659 14-3 d.a.v. C a u Pous 24-12-1600 begr. id. 10-4 ondertr. Zzee (zn. van Bar- (zn. v. Willem Adriaan d.a.v. 30-5-1604 tholomeus en en Catharina van Pieterson X Zzee 1603 Pieter Pons van Anna der Waerden) (zn. van Pieter Johan de (zn. van Willem de Huybert) * Zzee 1570 Hermans, goud- Hu y bert en Catharina van * Zzee equipage- smid en Janne- (zn. van Nicolaas der Waerden) 20-11-1564 meester en ont- ken Jacobs) en Levina van * Zzee 1578 schepen en bur- vanger der last- * Zzee 1574 der Lisse) raad en burgemr. gemeester van gelden ald. schepen, raad en * Zzee 1575 yan Zzee, Zzee, gedepu- begr. Zzee burgemr. aldaar, schepen, raad, leenman en teerde ter Reken- 5-6-1602 bewindhebber burgemr. en opperdijkgraaf kamer v. Zeeland X 2e. Zzee W. I. O, gedep. thesorier van van Schouwen t Middelburg 28-11-1614 ter Rekenkamer Zzee, opper- -j- Zzee 25-5-1635 H. Arend v. Zeeland, dijkgraaf van 15-12-1625. van Loden- -j- 's-Graven- Schouwen, hieruit het s t e y n hage 5-2-1634. begr. Zzee geslacht C a u. (zn. V. Jacob en 25-3-1617. DZ. Aren d van L o d e n- steyn (zn. v. Jacob en Margaretha van der Graaff) * Delft 1572 eerst zeilmaker, raad en schepen van Delft, bewindhebber0.1. C, gedep. in Zeeland, raadsheer Hof van Vlaanderen 8-11-1612, begr. Middelburg 14-12-1637, wedr. van Anna van der G o e s. Cornelia Boense ged. Zzee J o li a n * Zzee 1588 M a r t h a * Zzee 1589 begr. id. 1-3-1589. M a r t h a ged. Zzee 10-6-1590 begr. id. 9-7-1640 XZzee 23-9-1608 Vincent d e W i 11 e (zn. van Jacob en JacobaWeytsen) * Zzee 157H schepen, raad, burgemr. en thesorier aldaar, begr. Zzee 16-11-1629. Magdalena ged. Zzee 6-9-1592 t id. 10-3-1653 begr. id. 24-3 d.a.v. Xid. 26-7-1611 A d r i a a n H o f f e r heer in Bomme- nede (zn. van Rochus en Susanna Teelinck) * Zzee 24-5-1589 schepen, raad, burgemr. en thesorier aldaar, rentmeestergeneraal der domeinen van de grafelijkheid van Zeeland, Latijnsch dichter, f Zzee 21-5-1644 begr. id. 27-5 d.a.v. (zie over hem o.a. Zeelandia Illustrata, 3e afiev. 1870, blz. 393— 394 en P. de la Rue, Geletterd Zeeland, blz. 297). Job 1594— 1673 X 1617 Dana Mogge 1595— 1660 hij wordt afzond erlijk b esproken blz. 78—81. hieruit stamt het geheele nog levende ft'"8!'10»1 de Jonge. (zie blz. 78 e.v. en Stamtafels C en E). Johan, J-U.L. Levina Iman red. Zzee ged. Zzee 17-9-1596 20-9-1598 student Leiden begr- i.d. 1614 en 1615 8-10-1598. commissaris van het landrecht te Zierikzee 1621-1-628, begr. Zzee 19-6-1636 (de verkaveling zijner goederen wordt 22-8-1636 ter Weeskamer ingebracht). n-orl r/,7,e,e 14-5-1600 student Leiden 24-6-1622 f na 1627. Maria Anthony * Zzee 6-1603 heer van Bruibegr. 's-Graven- nisse en Botland hage 9-6-1630 1607—1669 X Middelburg X le- 1631 6-9-1620 L Catharina Louis van Hoff er Kinschot 1607—1661, (zn. van X 2e. 1662 1 mr. Jasper en II. Agatha c Justina Pijl). de Witte * 's-Gravenhage van 21- 2-1595 Haemstede 1 secretaris, later 1616—1678 auditeur van de hij wordt afzonRekenkamer van derlijkbesproken Holland blz. 83—87. ( T 's-Gravenhage 7-1647 hieruit de tak hij hertr. 's-Gra- van Bruinisse, venhage uitgestorven in 22- 7-1631 1705Catharina (Zie blz- 83 e.v. H e s s e 11 v a n en Stamtafel D). Dinter. Mr. Jacob heer van Ellemeet enz. 1610—1650 X 1643 Magdalena B r i e 1 s 1617—1685 hij wordt afzonderlijk besproken blz. 89—91. hieruit de le tak van ttlleinnet, uitgestorven in 1747. (Zie blz. 89 e.v. en Stamtafel E). | (ex 3a) E 1 i s a- Elisabeth beth * Zzee 1613 * Zzee f Dordrecht 1611 8-5-1691 begr. id. Zij wordt 15-7-1612. 22-10-1633 beleend met de diverse ambachten in Schouwen, leen van de grafelijkheid, na opdracht door de gebroeders Stavenisse.XZzee 15-4-1633 Mr. Herbert van Beaumont (zn. van Mr. Simon en Arnoudina van Rosenburg) * Middelburg 11-3-1607, pensionaris van Dordrecht, secretaris en chartermeester der Staten van Holland, f 's-Gravenhage 5-3-1679. De tak De Jonge van Oosterland, Sir Jansland, Oostersteyn, enz. UITGESTORVEN IN 1703. Mr. Bonifacius de Jonge, heer van Oosterland, Sir Jansland en Oostersteyn, oudste zoon van Johan de Jonge, heer van Oosterland, Sir Jansland en Haamstede, en van diens eerste vrouw Cornelia Boense (Bonifacius dr.) (zie blz. 57), was geboren te Zierikzee in 1567. Hij is de later zoo bekende raadpensionaris van Zeeland, die een der meest op den voorgrond tredende en bekwaamste mannen van zijn tijd in die provincie was en plaatste hij zijn geslacht op de hoogte, waarop het sedert heeft gestaan '). Reeds op zeer jeugdigen leeftijd werd hij 26 October 1583 als student in de letteren aan de Hoogeschool te Leiden ingeschreven en behoorde hij dus tot de eerste van een linge reeks van zijn geslacht, die tot op den huidigen dag hun studies te Leiden zouden voltooien. Bij de inschrijving is zijn naam vermeld als: Bonifacius Junius; daar zijn grootvader Jan Anthonisse de Oude nog leefde, blijkt wel uit die inschrijving, dat de bijnaam De Jonge, toen door zijn vader als familienaam was aangenomen, in tegenstelling met zijn vaders jongsten broeder, die nog als Hubertus Joannis in dien tijd te Leiden werd ingeschreven. ÏTog drie maal komt Bonifacius'in het Album Studiosorum te Leiden voor, doch dan als student in de rechten: 2 Aug. 1588, 25 Oct. 1591 en 13 Juni 1593 wordt hij telkens opnieuw als zoodanig ingeschreven; hij heet dan steeds Bonifaciur Junior, geboortig van Zierikzee, zoodat er niet aan getwijfeld behoeft te worden, dat. met den ingeschrevene Bonifacius de Jonge is bedoeld. In 1595 was hij, na bhjkens een oude in het f amihe-archief berustende genealogie,, in Frankrijk gepromoveerd te zijn als J. U. Dr., weder in zijn vaderstad terug en wa*« toen reeds twee malen gehuwd. Op 30 Augustus 1587, op denzelfden dag dat zijn vader zijn tweede huwelijk sloot, en dus pas 20 jaar oud, ondertrouwde hij te Zierikzeemet Magdalena Stavenisse, eveneens daar geboren in 1567 en een dochter 1) Zie Seheltema, Staatkundig Nederland, in vooe; Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, deei IX, blz. 58 en 371; Brandt, Historie der Beformatie, deel H, blz. 548, 572, 569 enz.; J. A. van der Aa, Biografisch. Woordenboek in voce en Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek, deel HL 68 van Cornelis Willemse Stavenisse, schepen, raad en burgemeester van Zierikzee. Zij overleed reeds in 1591 en het was tijdens zijn weduwnaarschap, dat hij 2 maal weder als student te Leiden in 1591 en 1593 werd ingeschreven. Hij hertrouwde te Zierikzee in 1595 (ondertrouwde er 8 Januari 1595) met Dana de Huybert, aldaar geboren in 1572 als dochter van Claas Jan Hermanse (de Huybert) en van Levina van der Lisse. Het was in genoemd jaar, dat hij te Zierikzee op 2 Juli 1595 in het Lidmatenregister staat ingeschreven op belijdenis als D(r) Bonifacius de Jonge tot (wonende bij) Claas Jan Hermansze syn schoonvader. Ook zijn tweede echtgenoote overleed weinige jaren na het huwelijk, zij werd 7 November 1601 te Middelburg — waar zij toen woonden — begraven. Te Middelburg sloot Bonifacius ook zijn 3e huwelijk, op 24 Augustus 1603 met Catharina Winkelman '), eene Vlaamsche, geboren te Brugge in 1576, overleden te Zierikzee 13 Februari 1647, dochter van Melchior, schepen van Brugge, later rekenmeester van Staatsch Vlaanderen, en van Anna de Chantraine dit Broucqsault. De ambtelijke loopbaan van Bonifacius de Jonge ving aan, toen hij kort na zijn terugkomst uit Leiden, op 7 Februari 1596 benoemd werd tot pensionaris van zijn geboortestad, ïn welke functie hij herhaaldelijk te Middelburg op de vergadering van de Staten van Zeeland kwam. Zelfs verscheen hij reeds in 1596 als extraordinaris gecommitteerde wegens zijne provincie ter Staten-Géneraal. In .1597 was Christoffel Roels, raadpensionaris van Zeeland, gestorven en werd aan Bonifacius de Jonge tijdelijk de waarneming dier betrekking opgedragen. Hij vervulde haar tot 20 Maart 1599, toen Mr. Pieter van de Warcke tot opvolger-van Roe Is benoemd werd. Bonifacius werd op dienzelfden dag tot Secretaris van de Staten van Zeeland en van de Gecommitteerde Raden aangesteld »). Voortdurend werd hij naar de Staten-Generaal of naar den Stadhouder Prins Maurits afgevaardigd, dan-eens over de kerkelijke z^ken, welke meer en meer een verontrustend aanzien kregen 3), dan weer om zich onderling te verstaan over de verdediging tegen den gemeenschappelijken vijand of over een onderhandeling met vreemde vorsten. In deze laatste hoedanigheid onderteekende hij voor de provincie Zeeland de ratificatie der Tractaten tusschen de Republiek en Hendrik IV van Frankrijk (Januari 1608) en Engeland (Juni 1608). *) Den 18.Februari 1615 r') werd hij ten slotte éénparig door de Staten tot Raadspensionaris van Zeeland gekozen 5), eene betrekking, welke hij tot zijn overlijden in 1) Over het geslacht Winkelman zie Ferwerda, Nederl. Wapenboek II. 2) Zie zijne Commissie en zijne Instructie als zoodanig in de z.g. Witte Begisters van de Bekonkamer van Zeeland, no. 40ti, folio 51 verso en volg. 3) Zie over dit alles steeds de Notulen van de Staten van Zeeland. 4) Hij werd in Sept. 1608 door den Hoogen Baad op de lijst der oandidaten geplaatst ter vervulling van 2 opengevallen plaatsen in dat ooUege. (Notulen Zeeland 10 Sept. 1608). 5) Zie Witte Begisters van de Bekenkamer van Zeeland, no. 406, fo. 180 vso. 1567-1625 Gravure naar M. J. Miereveld van 1619 jMLr. Bonifacius de Jonge van Oosterland 69 1625 bleef bekleeden. Bij de veelvuldige malen, waarin hij met Prins Maurits in aanraking kwam, was hij bij dien Vorst naar het schijnt in gunst geraakt, waarvan als bewijs mag worden aangemerkt, dat deze in 1617, 1618 en 1621 den Raadpensionaris De Jonge committeerde om voor hem ter vergadering der Staten van Zeeland te verschijnen als plaatsvervanger van den Eersten Edele (dus voor den Prins zelf) '). Deze blijken van gunst en vertrouwen, aan Bonifacius door den Prins geschonken, vinden hunne verklaring in de houding, welke Zeeland ten aanzien van de godsdienstige en staatkundige twisten, welke de jonge Republiek toen verontrustten, onder de leiding van zijnen Raadpensionaris in acht nam. Steeds hield Zeeland in deze oneenigheden de zijde van Prins Maurits en van de Contra-Remonstranten, tegenover Oldenbarneveldt en de Remonstranten; voortdurend drong het aan op het bijeenroepen van eene Nationale Synode door den Lands-Advocaat en de Staten van Holland ontraden en tegengewerkt. De Jonge oefende een daadwerkehjken invloed uit op de gezindheid van Zeeland in deze aangelegenheden, ook b.v. ten aanzien van het afdanken der Waardgelders, en bevorderde daardoor, dat Zeeland steeds de zijde des Prinsen bleef houden. Ook was het hem te midden van die oneenigheden in 1616 gelukt om de moeilijkheden over de quota, door Zeeland op te brengen, te beëindigen en eene vermindering daarvan voor zijne provincie bij de Generaliteit te bewerken '). Later werd hij .ook meermalen naar verschillende staatscolleges afgevaardigd, o.a. in 1623 nog naar den Raad van State, om te beraadslagen over het redres der Generaliteitsfinavciën ende de poincten van menage. ') Van het begin van het jaar 1625 af was zijne gezondheid lijdende, zoodat hij aan de Staten van Zeeland herhaalde malen verzocht om iemand tot waarneming zijner bezigheden te benoemen, waartoe in Juni en Juli van genoemd jaar de secretaris B ore el werd aangewezen ')• Herstel zijner gezondheid volgde echter niet, hij overleed 58 jaar oud te Middelburg óp 30 Juni 1625, eenige maanden voor Prins Maurits. Zijn opvolger als Raadpensionaris was de zooeven genoemde Johan Boreel, tevoren Secretaris van de Staten van Zeeland '). Na alzoo het politieke leven van Bonifacius de Jonge met een enkel woord geschetst te hebben, rest ons nog de vermelding van de voortdurende toeneming zijner roerende en onroerende goederen, waaronder zijn vele landen en heerlijkheden. 1) Zie Notulen van Zeeland over genoemde jaren. 70 Het eerst wordt hij vermeld in een Latijnschen erf pachtbrief van 11 April 1589, waarin Bonifacius Joïs Antony de Jonge van het kapittel van OudMunster te Utrecht in erfpacht ontvangt 400 roeden tienden in de parochie van Nieuwerkerk in Duiveland genaamd Beoostenzweene, welke hij gekocht had van Adriaan Commarti '). Daarna komt hij voor in een nog aanwezig charter van de Rekenkamer van Zeeland2) van 30 Jan. 1593, waarbij schepenen van Zierikzee oorkonden, dat Bonifacius Jansse de Jonge en Cornelis Corneliss5), gehuwd met Fe elk en Jan Anthonissedochter, als erfgenamen van hun moeder N e e 1 k e n Boense n, aan Robert Jol ij t den eigendom overdragen van een erf elijke rente van 50 car. guld. 's jaars, deel van een rente van 100 car. guld., en zulks in ruil voor daarbij nader omschreven landerijen. 3 Juni 1596 draagt Mr. Gijsbert van Crompvliet, advocaat in het Hof van Holland, op aan Mr. Bonifacius de Jonge, pensionaris van de stad Zierikzee, 10 gemeten tienden in de parochie varf Brijdorpe in Schouwen, welke hij, transportant, te leen houdt van het Kapittel van St. Jan te Utrecht *), zoodat Bonifacius toen leenman was van beide de kapittels te Utrecht, die in Schouwen en Duiveland tienden in leen en erfpacht uitgaven. 19 Jan. 1599 wordt Dr. Bonifacius de Jonge, pensionaris der stad Zierikzee, beleend met zekere „partije ambachts" gelegen in de verdronken parochie .van Clauskinderen, groot 16 gemeten 178 roeden, leen van de grafelijkheid van Zeeland, na opdracht daarvan aan hem op 14 Jan. t. v. door jr. Johan van Serooskerke, heer van Wellant *). 10 Nov. 1599 wordt hij beleend met 63 gemeten 175 roeden ambacht gelegen in het Oost- en Westambacht van Haemstede, met 110 gemeten in Clauskinderen en met 10 gemeten in den Nieuwenpolder van het Westeringelandt, na opdracht door jr. Willem van Boshuysen, als man van juffr. Digna van Haemstede, en zijnde leenen als hiervoor 6). 24 April 1600 wordt hij — eveneens door de Grafelijkheid van Zeeland — beleend met 116 Vi gemeten 3'/j part roeden ambacht in het eiland Noord-Beveland, in de parochiën van 't Nieuwelandt van Cats, in Cats bewester Zwaels, in 't Noordambacht van Emelisse, in Welle en Comminschem, in Geersdijck en Wissekerke en 1) Begister van eri'pachtbrieven van de Zeeuwsche tienden van het Kapittel van Oud-Munster te Utrecht 1394-1607, no. 361, fo. 107 vso. 2) Nr. 165 van de Chartars van de Rekenkamer van Zeeland. 3) Dit if Cornelis Stavenisse, die in 1588 met Cornelia de Jonge huwde. 4) Kapittel van St. Jan te Utrecht. Begistrum de Bonis Zelandiae, 1484-1598. Een renversaal erfpachtbrief voor deze tienden werd 14 Oot. 1596 afgegeven. 6) Het le gele register B. nr. 404, van 1597-1601 van de Bekehkamer van Zeeland, fo. 148. 6) Als boven, fos. 161-161 verso en 162. 71 in Soelekerke, na opdracht ervan op 8 April t. v. door Jacqnes van Borsselen1). 20 Jan. 1601 worden Dr. Bonifacius, secretaris van de Staten van Zeeland, Job, Jan, enYeman de Jonge beleend door de Grafelijkheid met 207gemeten 56 roeden ambacht gelegen in verschillende plaatsen van Schouwen, ingevolge opdracht ervan op 17 Jan. t. v. door jr. Francois van Zandijk aan Johan Antonis se de Jonge, die verzocht had deze leenen ten name van zijn voornoemde zonen te stellen *). Door het overlijden op 6 Augustus 1600 te 's-Gravenhage van zijn ongehuwden zwager Willem Cornelis Willemse (Stavenisse) behoorden zijn kinderen tot diens erfgenamen en ontving hij bij de verkaveling in 1602 van deze nalatenschap namens deze onmondigen hun deel 3). 17 April 1605 wordt hij „bij coope jegens de grafelijkheid" beleend met diverse perceelen land, n.1. 7 gemeten 182 roeden en nog 16 gemeten 178 roeden "ïn Clauskinderen; 1 gemet 81 roeden 11 voet in Westland ges. Westenschouwen; 367 gem. 116 r. in Ouwersdijck; 361 gem. 218 r. in 't sestendeel van Brijdorpe; 156 gem. 21 x. 11 v. in Elkerzee en 13 gem. 267 r. 9 v. in Burch; terwijl hij 13 Nov. 1612 en 15 April 1613 na aankoop resp. van Antonis Bolijn en van Francois Roujele als man van Philippote de Briarde, nog beleend wordt met 85 gem. 42 r. 8 v. in Botlant ges. Ctevnambacht en 282 gem. 231 r. in Oosterland 4). Uit deze opsomming zien wij, dat Bonifacius de Jonge, evenmin als zijn vader, heer was van Ellemeet, Ouwersdijk, Eikerzee en Botland, zooals sommige geslachtlijsten aangeven; hij bezat verschillende perceelen i» die heerlijkheden. Van de erven van genoemden Anthony Boulijn, n.1. van diens zonen Nicolaas, Jan en Charles de Boulijn kocht hij 25 Jan. 1611 en 30 Nov. :612 het huis Oostersteyn en 658 gem. 96 r. ambacht in Duiveland, waarmede hij 30 Nov. 1612 door de Grafelijkheid werd beleend 5). Oostersteyn was % part van Oosterland, welke laatste heerlijkheid toen — zooals wij op blz. 55 zagen — sedert 1609 aan zijn nog levenden vader Johan de Jonge behoorde. Nog tijdens zijn leven droeg hij Oostersteijn over aan zijn oudsten zpon Mr. Cornelis de Jonge, pensionaris 1) Als boven, fo. 53. Deze partijen komen ook voor in de 2e Steenrol Bewestersehelde nr. 742. Zij werden in 1613 door hem verkookt aan jr. Jan Pz. van Oats en mr. Jacob Campe, die er 22 Mei 1613 mede werden verleid. 2) Als boven, fo. 172 vso. en 173. Deze partijen komen ook voor in de le Steenr 1 Beoosterschelde, nr. 752, fo. 18 vs >. en 21; zij werden in 1612 door hem verkocht aan Wolphert van Borsselen, die er 30 Nov. 1612 mede werd verleid, (zie als voor). 3) De inventaris en de verkaveling ter weeskamer te Zierikzee 15 Oct. 1602 ingebracht, berusten in het Familie-archief, portel. II. 4) le Steenrol no. 752, fo. 24, 26 vs., 27, 29 vs., 31 vs. en 2e Steenrol Beoosterschelde no. 753; fo. 10,10 vs., U, 14. ü5 vs., 27 vs, 28 vs, 20 vs, 32, 42 vs, 33. De grootten zijn opgegeven volgens de „steenschietens", d.i. de grootte van het ambacht, waarvan het schot betaald moest worden; de grootte „bij der breede" bedroeg steeds meer, soms aanzienlijk meer tengevolge van aanslibbinge , vanwelke nog geen schot bet ald werd. 5) le Quohier van de goede grafelijke leenen in Beoosterschelde, 1600, nr. 766,-10. 2 en regr. I fo. 15 vso. 72 van Zierikzee, en werd deze 8 Aug. 1619 daarmede beleend, terwijl bij zelf sedert zijn vaders overlijden op 5 Nov. 1618 beleend was geworden met de heerlijkheden Oosterland en Sir Jansland '). Deze beide kaatsten behield hij tot zijn overlijden, 24 Dec. 1625 werd zijn genoemde oudste zoon Mr. Cornelis de Jonge, bij doode van zijn vader, er mede beleend 12 Juni 1618 was hij ook beleend geworden met grafelijke tienden in Oosterland, met grafelijke vroonlanden in Dreyschor en met tienden in Duivendijke, hem uit de nalatenschap van zijn vader aangekomen 2). Bij de hiervoor vermelde beleening in 1618 met Oosterland, heet deze: % van de ambachtsheerlijkheid Oosterland en de geheels hooge heerlijkheid van H Oosterland, zoo als deze door Maximiliaan van Bourgondië, markgraaf van Veere en later door zijn (Bonifacius') vader bezeten is geweest. De latere verheffingen van zijne goede en kwade leenen zijn in de desbetreffende registers van de Rekenkamer, Quohieren der goede leenen en Steenrollen, .resp. nM. 757 e.v. en nM. 754 e.v., gemakkelijk na te gaan en blijken die overgangen uit de desbetreffende mededeelingen op Stamtafel B hierna. Ook in het le Cohier van resolutien en notulen van de Staten van Zeeland op 't siuck van de Leenen en de Pomeynen, van 7 Juni 1599 tot 1626 incluys '), vinden wij de volgende inschrijvingen betrekking hebbende op Bonifacius' goederen: _19 Sept. 1619. Op 't versouck Van d' heer Pensionaris de Jonge, tenderende „omme van zijne leenen te mogen testeren inter uxorem et liberos, is bij alle de „leden geaccordeert en geremitteert de recognitie. _6 Maart 1621 is den Pensionaris de Jonge in plaetse van 't octroy om te testeren van zijne leengoederen, hem voor deze geaccordeert in commnni forma, op „zijn versouck vergunt octroy om te mogen testeren mette clausule van substitntio „pro una vice ende de recognitie geremitteert. „2 Augustus 1621 op de requeste van den Pensionaris mr. Bonifacius de Jonge, „heere van Oosterlandt en 's Heerjanslandt, versouckende de voors. heerlicheden, nu „wesende in eenige gedeelten gesplitst, wederom souden werden verheelt als deselve .„hier voortijts zijn geweest, ende met een leenrecht mochten verheven worden, is „goetgevonden alvooren te verstaen ,'t advys van die van de Rekenkamer. 6 Aug. „gelesen het advies enz. hebben d'Eerste Edele, Zierikzee, Goes ende Tholen hun „met hetzelve geconformeert en dienvolgende de investituere geaccordeert; dié van „Middelburg begeeren nader verclaringe enz." 1) 2e Quohier van de goede leenen als boven, nr. 756 a, fo. 8. Men leest daar ook: Oosterlandse hooge jurisdictie heeft geen gemeenschap met die van Cleijn Dreijssohor of Serjansland, maar elx is een gesepareerde heerlijckheijd. Zie ook 2e register der goede leenen nr. 767, fo. 2, lo. 7 vso. en fo. 8 en 4e Gele Register der Rekenkamer, nr. 411, fo. 15 vso, 23, 77 vso. en 83. 2) 4e Gele register der Rekenkamer, nr. 411, fo. 72 en 78. 3) Archief Rekenkamer van Zeeland, nr. 759. JMLr. Bonifacius de Jonge van Oosterland 15^7-1625 Olieverf-Portret Eigendom van Jhr. Mr. J. A. de Jonge te 's-Gravenhage Catl ïarina Winkelman 1576-1647 Derde echtgenoote van Mr. Bonifacius de Jonge van Oosterland Olie verf-Portret Eigendom van Jhr. Mr. J. A. de Jonge te 's-Gravenhage 3 73 Nog in het laatst van zijn leven kreeg hij een geschil met al zijn familieleden over de z.g. aanwassen van Oosterland. Zooals wij op blz. 54 zagen, had zijn vader Johan de Jonge in 1588 die aanwassen aangekocht en eerst in 1606 de heerlijkheid Oosterland erbij gekocht. De vraag rees later of die aanwassen begrepen waren in de heerlijkheid of niet. Behoorden zij tot de heerlijkheid, dan waren de aanwassen daardoor ook leengoed en waren ze ten rechte als zoodanig mèt de andere leenen aan Bonifacius, als oudsten zoon, toegevallen. Waren die aanwassen echter niet te beschouwen als behoorende tot de heerhjkaeid, dus als allodiaal goed, dan competeerde den anderen •erfgenamen van Johan de Jonge hun deel daaraan. In het Familie-archief berust een acte over dit geschil van 24 Maart 1622, waarbij besloten werd de zaak door rechtsgeleerden te doen beslissen, waarin de twee partijen als volgt worden vermeld en waaruit wij al de toen levende familieleden leeren kennen: „mr. Bonifacius de Jonge, heer van Oosterland, pensionaris „van de Staten van Zeeland, ter eenre contra juffr. Elisabeth van Hertsbeke „als moeder van hare kinderen geprocreëerd bij den Heer Jan 'de Jonge in zijn „leven heer van Oosterland en Ser Jansland en oud-burgemeester van Zierikzee, „juffr. Johanna de Jonge, weduwe Daniël Anthoniss, Nicolaas Oauw, „rekenmeester ter rekenkamer van Zeeland, Arent Lodensteyn, gecommitteerde „raad ter admiraliteit in Zeeland, Adriaan Pieterzon, rekenmeester ter rekenkamer van de Staten-Generaal, juffr. Cornelia de Jonge, weduwe van den „opperdijkgraaf Johan de Hubert, Pieter Pous, opperdijkgraaf van Schouwen, „Mr. Vincent de Witte, oud-burgemeester van Zierikzee, Adriaan Hoffer, „oud-burgemeester van Zierikzee, Job de Jonge, schepen van Zierikzee, voor hem „zelf en als voogd van zijn broeder Yeman de Jonge, Mr. Johan de Jonge, „Mr. Louis van Kinschot, Adriaan Jan Ockers als voogd van Antoni, „Jacob en Elizabeth de Jonge, Johan Stavenisse, baljuw van Dreysschor „en Cornelis Stavenisse zoo voor hen zelf als vervangende hun broeders en „zusters, als gezamenlijke erfgenamen van Johan de Jonge, hun resp. vader en „grootvader, ter andere zijde" '). Nadat Mr. Bonifacius de Jonge en jkvr. Catharina Winkelman, (zijn 3e vrouw) in Dec. 1623 aan burgemeesters en schepenen van Middelburg gerequestreerd hadden om te mogen testeeren met uitsluiting van de Weeskamer, passeerden zij hun testament op 21 Jan. 1625 voor notaris Paul Blommardt te Middelburg *) en overleed hij aldaar 30 Juni d.a.v. Uit zijne drie hiervoor vermelde huwelijken sproten resp. twee, vier en zeven 1) FamUie-archiet te Den ilaag, PortefeuiUe I. De in deze acte voorkomende Daniël Anthoniss is Daniël Stoutenburg. 2) Beide stukken, voorzien van hun beider handteekeningen, berusten in het Familie-archief, Portel'. I. 10 74 kinderen. Deze 13 kinderen en hun nakomelingen worden besproken op de hierna volgende Stamtafel B. Afbeeldingen van de in olieverf geschilderde portretten van Mr. Bonifacius de Jonge en zijn derde vrouw Catharina "Winkelman, berustende bij den eigenaar van het Faimhe-ArcMef te 's-Gravenhage, zijn hier opgenomen, evenzoo eene van een aldaar berustende houtgravure naar M. J. Miereveld door W. I. Delff, van Bonifacius voornoemd van het jaar 1619. jMr. Cornelis de Jonge van Oosterland* 1590 — 1649 Olieverf-Portret Eigendom Jhr. IT. C. M. de Jonge van Ellemeet te JTarnsveld m GerecLtszwaard van Oosterland* Eigendom van bet Nederlandse!., Museum Koperen Lel, waarmede Mr. Johan de Jonge van Oosterland, 1 6f>] , deG roote Vergadering Leeft gesloten Eigendom van douairière Jhr. Mr. ■/. K. J. de Jonge, geb. Jkvr. de Koek te Lausanne Stamtafel B. De in 1703 uitgestorven tak Oosterlan d. Mr. Cornelis heer van Oosterland en Sirjansland en van Oostersteijn, ged. Zierikzee 4-2-1590, student Leiden 21-9-1607, schepen v. Zierikzee 1615-1619, pensionaris v. Zzee 9-4-1619, beleend door kapittel v. St. Salvador te Utrecht 22-51615 met 6 gemeten tienden in Duiveland, beleend met Oostersteyn bij transportvan zijn vader 8-8-1619, . benoemd tot leenman van Zeeland beoosterschelde na overlijden van zijn grootvader 6-9-1619, beleend met Oosterland en Sir Jansland na overlijden van zijn vader 24-12-1625 en met 20 gemeten tienden van het kapittel van St. Jan te Utrecht, beleend met de leenen van zijn vader onder Nieuwerkerkè 24-12-1625 en onder Duivendijke, Eikerzee en Brij dor p 26-11-1631, gekozen tot raadsheer in den Hoogen Baad 20-11-1626, testeert voor nots S. v. cl. Heijde te den blaag 11-8-1649 t s'-Gravenhage 13 Aug. 1649 X 's-Gravenhage 27 Jan 1619 Josina van Kinschot (dr.v.Mr. Gaspar en van Josina Pijll) geb. 's-Gravenhage 17-1-1598 f aldaar Oct. 1662 (haar nagel, inventaris d.d. 17-11-1662 berust in het familie-archief.) X 1°. 1587 I. Magdalena Stavenisse 1567—1591 (zie blz. 67) Mr. Bonifacius de Jonge 1567—1625 (zie blz. 67—74) X 2e. 1595 II. Dana de Huybert 1572—1601 (zie blz. 68) (ex la) (ex 2a) X 3°. 1603 III. Catharina'Winkelman 1576—1647 (zie blz. 68) (ex 3a) Agatha ged. Zzee 23-6-1591 begr. Delft 5-1-1654 X Middelburg 29-6-1619 Mr. Nicolaas van Kinschot (zn.vanMr. Gaspar en van diens le vrouw Josina Pijll) * Delft 29-3-1585 raad en advocaat-fiscaal (1614) van Holland, pensionaris van Delft (1638) f Delft Oct. 1660 en begr. den Haag 13-10-1660, was wedr van Clara Hesselt van Dinther. Magdalena * Zzee in 1596 begr. Zzee 8-8-1605 Bonifacius ged. Zzee 21-11-1682 t j011ê' Cornelia ged. Zzee 7-9-1597 t Tholen 6-2-1629. Adriaan ged. Middelburg 14-11-1599 begr.Middelburg 27-3-1614 D a n a ged. Middelburg 7-11-1601 begr. Zzee 2-5-1629 beleend met landen onder Burch, Clauskinderen en Westland na haar vaders dood 27-12-1625 X Middelburg 12-1624 Jan Ockers (zn. van Ocker Jan Anthoniss en van Maria Ghijsbr echts) * Zzee in 1601 schepen, raad en baljuw van Zierikzee t Zzee 20-2-1664 hij tr. 2° Josina van Kinschot tr. 3° Levina de Huybert tr. 4° Dana de Huybert tr. 5° Petronella Cooper Melchi o r ged. Middelburg 24-11-1604 f id. 27-11-1604. raad in het Hof van Vlaanderen, leenman v. Zeeland bewester- schelde, schepen, raad en burgemeester van Middelburg, raadsheer in den Hoogen Raad, t Middelburg 16-1-1694. wedr van Suzanna van der P erre en tr. 3° Martha Maria Campe. Mr. Bonifaciusged. Middelburg 16-12-1605 student Leiden 31-12-1625 commissaris vh landrecht van Schouwen 1633—1638, raad van Zierikzee 14-3-1638—'42. schepen van Zzee 1639—'42, f Zierikzee 15-9-1642 X's-Gravenhage 14-1-1632 Anna van d e r M e er' van Berend recht (dr. van Abraham en Anna Duyck) * 's-Gravenhage f Zierikzee 29-6-1640. Anna Maria Catharina Catharina Adriaan Adriaan Josina ged. Zzee ged. Zzee ged. Zzee ged. Zzee ged. Zzee ged. Zee 6-12-1633 6-12-1633 12-4-1635 21-6-1637 12-10-1638 9-4-1640 f Middelburg begr. Zzee begr.'s-Gravenh. begr. Zzee begr. Zzee begr. Zzee 27-5-1661 30-5-1634 11-9-1667 25-1-1638 24-9-1639 9-5-1640. X 's-Gravenhage X 's-Gravenhage 10-6-1653 17-3-1655 mr. A cl r i a a n Mr. Johan van Borselen van der Haer van der (zn. v. mr. Johan Hooge, en Levina heer van Ockers) • Voorhout * 's-Gravenhage (zn. van Joost en 13-6-1633 van Cornelia advocaat v/h Hof van der Dussen) van Holland * Middelburg f 's-Gravenhage 4-1-1627 20-9-1658 Melchior, J. U. D. ;ed. Middelburg 23-3-1609 T Anna Magdalena Mr. Johan Jacob ged. Middelburg ged. Middelburg heer van Ooster- ged. Middelburg 14-11-1610 20-2-1613 land en Sir 20-1-1616 begr. aldaar begr. aldaar Jansland en van begr. aldaar 17-2-1615. 23-3-1621. Oostersteijn 9-10-1617. ged. Middelburg 14-10-1614 zie hem afzonder! ijk b ehan deld blz. 75—77 begr. Middelburg 18-5-1654 X Middelburg 25-6-1642 Levina Stavenisse(dr.v an Cornelis en Cornelia Cau) * Zzee 30-1-1622 f Middelburg 11-8-1656. Bonifacius, heer van Oosterland en Sir Jansland en Oostersteyn ged. Middelburg 22-4-1643 beleend m. d. leenen van zijn vader 5-3-1655 f Middelburg 1-8-1660. X le- ondertr. Zzee 9-6-1669 I. Anthonia de Huybert (dr. van Justus en Anna Engel berts Dortmund) ged. Zzee 3-6-1647 t Middelburg 18-1-1670 Mr. Cornelis, heer van Oosterland, Sir Jansland en Oostersteyn, ged. Middelburg 15-1-1645, beleend m. eenige leenen v. z. vader 5-3-1655, beleend m. d. leenen van zijn broeder 29-1-1661, raad in het Hof van Vlaanderen 19-2-1670 12-5-1681, raadsheer in den Hoogen Raad (Nov. 1675) raad 1682, 86, 89, 92, schepen 1681, 85, 88, 91, 94, en burgemeester 1684, 87, 90, 93, van Middelburg; gedeput. ter Staten van Zeeland (1683) en ter Staten-Generaal (1688), bewindhebber O. I. Comp. (1694), f Middelburg 31-12-1694. hij huwt drie maal n.1.: 69 X 2°. Oosterland 26-9-1672 r t II. I s a b e 11 a T h i b a u t gel- (dr. van Hendrik en Isabella Porrenaer) ged. Middelburg 1-1-1645 t Middelburg 27-12-1681 Catharina ged. Middelburg 5-3-1647 begr. id. 3-11-1653. begr. Aagtekerke (ex la) X 3° ondertr. 's-Gravenhage 5-5-1686 III. Maria de Bye (dr. van mr. Nicolaas en van Maria Teding van Berkhout) ged. Leiden 2-3-1644 f Leiden 12-2-1713 begr. Leiden Pieterskerk 16-2-d.a.v. (ex 2a) Nicolaas * Middelburg 1-1-1670 luit. in dienst der O.I-C. f in Indië voor 1694. Johan Cornelis ged. Middelburg 4-3-1674 t jong. Henriëtte Jacoba vrouwe van Oosterland en Sir Jansland (tot 1701) en Oostersteyn, ged. Middelburg 4-4-1675, beleend met de leenen, w.o. een deel in Botland, en heerlijkheden haars vaders 25-5-1695, het leen, zijnde een deel in Botland groot 85 gem. 42 roeden, getransporteerd aan de stad Zzee, 14-11-1701; transporteert denzelfden dag Oosterland en SirJansland aan Charles Loncque. Oostersteijn wordt krachtens haar testament verheven op Anna Jacoba Wynkelman 24-11-1703. f Dordrecht 3-10-1703, begr. aldaar ongeh. Mr. .Johun de Jonge, heer van Oosterland, Sir Jansland en Oostersteyn, zoon van Mr. Bonifacius de Jonge, heer van deze heerlijkheden, en van diens derde echtgenoote Catharina Winkelman (zie blz. 74 en Stamtafel B), was geboren te Middelburg en er gedoopt 14 October 1614. Hij was de bekwame zoon van een bekwamen vader; reeds op 12-jarigen leeftijd werd hij 30 Juni 1626 als Litterarum Studiosus ingeschreven aan de Hooge School te Leiden, Joannes de Jonglie, Middelburgensis, 12, L, vermeldt.de inschrijving aldaar. Sedert 1644 maakte hij deel uit van de regeering van Middelburg, in genoemd jaar als schepen en reeds in het volgende jaar als burgemeester. Schepen was hij er in 1644, 1647 en 1651, burgemeester in 1645, 1648, 1650 en 1652, en raad in 1646, 1649 en 1652. Als burgemeester van Middelburg verscheen hij sedert 1645 en volgende jaren ter dagvaart van de Staten van Zeeland en reeds in 1646 was hij afgevaardigde op de vergadering der Staten-Generaal. Als lid van dit college woonde hij de behandeling van onderscheiden belangrijke zaken bij, zooals in Nov. 1646, toen hij tegenwoordig was bij het vaststellen van de voorloopige punten van den vrede van Munster en het besluiten tot hanimaving van den Hervormden godsdienst, van de Unie van Utrecht, enz.; — in Juni 1650, toen H. Hoog Mogenden, tegen de resolutien van Holland in, besloten, dat geen verdere afdanking van krijgsvolk zou plaats hebben, en eindelijk woonde hij de z.g. Groote Vergadering der Bondgenooten bij, gehouden te 's-Gravenhage in 1651, waarvan hij zelfs bij het eind President ') was, zooals o.a. blijkt uit de Akte van Amnestie, d.d. 19 Augustus 1651, als president geteekend door J. de Jonge van Oosterlandt2). De bel of schel van den voorzitter, waarmede in 1651 de laatste Staten-vergadering werd gesloten en waarop: „Johannes Burgerhuys me fecit 1651. „De Heer Mr. Johan de Jonge, van Oosterlant,'s HeerJanslant, Oostersteyn, etc. Regerende Burgermeester der Stadt Middelburg", was in het bezit van jhr. Mr. J. K. J. de Jonge en werd door dezen onder nr. 2669 ingezonden op de in Aug. 1863 te Delft gehouden Tentoonstelling van Oudheden, en wordt hierbij afgebeeld. 1) Begister van de Besoigne op de Grote Zale van 't Hoft van Hollandt gevallen in 1651 (Rijks-archief te Den Haag), pag. 638v, 684, 686, e.v. Ben extract uit dat Begister berust in bet Familie-archief. 2) Groot Flacaetboek, II, 2397. 76 Behalve de provinciale gedenkpenning, welke ter herinnering aan bovenbedoelde Groote Vergadering van 1651, aan hem, zoowel als aan alle andere leden wegens Zeeland door die provincie werd geschonken, ontving hij van de Staten van dat gelest de gouden medaille, door hen ter gedachtenis aan den Vrede van Munster geslagen — alsook een in kleuren gebrand glas, waarop zijn wapen, hetwelk in de kerk van zijn heerlijkheid Oosterland werd geplaatst. 13 Maart 1647 was hij benoemd geworden tot Baad in het Hof van Vlaanderen'), welken post hij behield tot in 1654. Den 3 April van dit jaar werd hij voor zijn leven benoemd tot Lid van den Baad van State wegens de provincie Zeeland — na door de Staten daarvan óp 21 Maart t.v. daartoe te zijn gekozen — waardoor hij zijn woonplaats van Middelburg naar Den Haag verlegde. Doch te midden van zijn werkzaam leven, nog geen volle 40 jaar oud, overleed hij den 10 Mei 1654 te Middelburg, alwaar hij den 18 d.a.v. werd begraven. De heerlijkheden Oosterland en Sirjansland verkreeg hij in 1650 na overlijden van zijn oudsten half-broeder Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland (zie tabel B), bij wijze van substitutie, daarvoor in den boedel van Cornelis uitkeerende 1200 ponden grooten Vlaamsch, voor welke som deze broeder Cornelis die heerlijkheden in 1625 uit den boedel van hun beider vader Bonifacius verkregen had. 7 Febr. 1650 werd hij ermede beleend 2). Oostersteyn werd hem, eveneens door zijn half-broeder Cornelis, vermaakt bij diens te tament van 11 Aug. 1649; het was aan Cornelis door hun vader toegekend bij de huwelijksvoorwaarden van 22 Dec. 1618 als moederlijk erfdeel. Ook met Oostersteyn werd Johan op 7 Febr. 1650 door de Grafehjkheid beleend J). Hij was geen heer van Botland, zooals de gedrukte genealogie vermeldt; onder Botland bezat hij 85 gem. 42 roeden 8 voet (z.g. kwade leenen \ welke hij ook op dien dag in leen ontving, afkomstig van zijn broeder C o r n e 1 i s vd., benevens 7 gem. 75 roeden leenvroonen in Dreischor 3), afkomstig van zijn"neef Bonifacius Jan Ockers. De drie heerlijkheden gingen na zijn overlijden in 1654 over op zijn oudsten zoon Bonifacius, en na diens ongehuwd overlijden in 1660 op diens broeder Mr. Cornelis, f 1694, die reeds in 1655 beleend was geworden met de stukken in Botland en de leenvroonen in Dreischor, (zie tabel B). Diens dochter Henriette Jacoba de Jonge, overleden in 1703, verkocht Oosterland en Sirjansland in 1701 aan Charles Loncque, die er 14 Nov. 1701 1) Blijkens de Notulen van de Staten van Zeeland had hij in 1649 en 1650 kwesties met den Baad van Vlaanderen over den eigendom van leenen in Vlaanderen als erfgenaam van jr. Jacob de Chantraine dit Brouoqsault. 2) Zie 2e Quohier van de goede grafelijke leenen Beoosberschelde, nr. 756a, fos. 7 vs en 8. 3) Zie 2e Steenrol Beoosterschelde, nr. 754, fos. 52 en 104 vso en nr. 755, fo. 41 en 87 vso. I6l4~l654 Gravure Air. Jonan de Jonge van Oosterland ■ O "BYT AÏ!HO & TATIS SM M 3 9 J O MAY J &5 4; m tutitu Sefaij fiic?nli' fynvtntnm(mn JvftJfiwir fymilis 111 Jfofftitibia anno lujiuSttu/U sj > -l (■ ]f / < Y /- • ,75 / / ■ V / f . htkazwh. PtvritLtoaK4i.nl at jUtuir; etT/tcet: 'Dein: Oïïin: 'Zf cLinèia ttï vitam IhlTij.i hu . Mr. Jokan de Jonge van Oosterland 1614 — 1654 Gravure van T. Matham Eigendom van 't RykrmuMum mede werd beleend. Hij was luitenant-kolonel der infanterie in Statendienst; zijn oudste docbter SusannaMaria Loncque, weduwe van Mr. Joban Cau, werd 3 JuU 1715 met beide heerlijkheden na haar vaders overhjden beleend. Daarna op 28 Sept. 1752 haar nicht Jacoba Magdalena Ockerse (1731—1772); deze huwde in 1754 met Mr. 'Johan Steengracht (1727—1785) en bracht daardoor Oosterland en Sirjansland in dit geslacht, dat met het geslacht De Jonge van één stam was. Met de heerlijkheid Oostersteyn daarentegen werd krachtens het testament van Henriette Jacoba de Jonge bovengenoemd, op 24 Nov. 1703 beleend Anna Jacoba Winkelman, doch ook dit huis kwam later aan bovengenoemde echtelieden Steengracht—Ockerse. Oosterland, Sir Jansland en Oostersteyn zijn daarna in 1875 van de Steengracht's in het bezit gekomen van leden der familie Schimmelpenninck van der Oye. Het huwelijk van Mr. Johan de Jonge van Oosterland met Levina Stavenisse en hunne 3 kinderen zijn op tabel B reeds vermeld. Op dit huwehjk vervaardigde Oaspar van Kinschot een Epithalamium, dat te vinden is in zijn Poëmata uitg. 1685, pag. 204—205. Van Mr. Johan de Jonge ') bestaat een gravure van T. Matham, waarvan een reproductie hier is opgenomen. Een in olieverf geschilderd portret van hem bevond zich op den huize Oosterland onder de familie Steengracht. Met zijn bovengenoemde kleindochter was de tak Oosterland van het geslacht De Jonge dus in 1703 uitgestorven. 1) Zie ook J. A. van der Aa, Biografisch Woordenboek, in voce; Muller, Catalogus van Portretten, bl. 134, waar zijn naam verkeerdeUjk De Jonghe is gespeld. 77 De tak van Job de Jonge, -f- 1673, WAA.RUIT HET GEHEELE THANS LEVENDE GESLACHT AFSTAMT. Mr. Job de Jonge, zoon van Johan de Jonge, beer van Oosterland, Sirjansland en Haamstede, en van diens tweede vrouw Maria Jobse Vierling, (zie blz. 57 en Stamtafel A) was te Zierikzee 14 Augustus 1594 gedoopt en is de eigénlijke stamvader geworden van alle takken van bet thans bloeiende geslacht. Als. Jobus de Jonge, Zirixseënsia werd hij op 14 Oct. 1613, oud 20 jaar, als jurist ingeschreven als student te Leiden. Vier jaar later ving zijn ambtelijken loopbaan aan, waarin hij zich bijna. uitsluitend aan zijn vaderstad en hare belangen gewijd heeft. In 1617 werd hij thesorier ') van Zierikzee, welke functie hij in 1625—28, 1631—34 '), 1637—40 en 1643—46 nog bekleedde; 28 Jan. 1618 was hij er gekozen als raad, gedurende 55 jaar vervulde hij tot zijn overlijden dit ambt. Schepen was hij van 1619—'23 en van 1651—'59, 5 malen was hij burgemeester n.1. in 1624 2), 1630, 1641, 1655 en 1659. Minder gewichtige functiés door hem te Zierikzee bekleed, waren die van weesmeester in 1625, 1626—29, 1632 en 1642, heemraad van Schouwen 1620—23 en 1625—29, commissaris van het landrecht in 1656, kolonel der burgerij van 1629—43. Van de Staten van Zeeland ontving hij 11 Maart 1622 commissie als leenman van Zeeland-Beoosterschelde 3). Raad ter admiraliteit van Zeeland was hij geworden op 17 Mei 1657 en Gecommitteerde Raad van Zeeland wegens Zierikzee op 27 April 1659; op zijn verzoek ontving bij 3 Juli 1662 als zoodanig demissie. Voortdurend verscheen hij ter dagvaart der Staten van Zeeland te Middelburg en' was hij ook afgevaardigde ter Staten-Generaal te Den Haag in 1631, 1632, 1633 en 1659. In de Notulen van de Staten van Zeeland van 25 Oct. 1631 en 31 October 1632 heet hij oud-burgemeester en thesorier van Zierikzee, gedeputeerde ter StatenGeneraal. Blijkens dezelfde Notulen wordt de oud-burgemeester Job de Jonge op 23 Oct. 1647 belast met het opzicht over den lande en dijkage van Dreyschor. Mede 1) Familie-archief, Portef. IV. 2) Gekozen voor de eerste maal uit de gemeente als gemeente-burgemeester op 28 Deo. 1623 als Job Jan Anthonisse de Jonge. 3) Witte registers der Bekenkamer van Zeeland, nr. 406, fo. 253 vs. 79 blijkens dezelfde bron resigneert bij op 23 Febr. 1650 van bet rentmeesterschap van den lOOen penning over Schouwen en Sommelsdijk. Behalve deze ambten — waartoe hij door zijn geboortestad en door zijn provincie was verkozen — werden hem nog vele en soms moeielijke „bezendingen" toevertrouwd. In 1633 werd hij door Hunne Hoog Mogenden gecommitteerd tot „de conferentiën en de besognes" met de Gedeputeerden der respectieve Admiraliteiten op het stuk van de veiligheid ter zee In 1634 wegens Zierikzee naar Den Haag gezonden om te onderhandelen met het Hof van Holland over eenige geschillen wegens de jucidature en tot verkrijging van de vrijheid van den Baljuw van Zierikzee Hof f er, dien het Hof had doen arresteeren, werd Job de Jonge zelf, in zijne hoedanigheid van gecommitteerde wegens Zierikzee, door het Hof „arbitrairUjk" gearresteerd. De stad Zierikzee eischte onmiddellijk het loslaten van den oud-burgemeester De Jonge" en den baljuw H o f f e r en riep de tusschenkomst van de Staten van Zeeland in tot bekoming van „complete satisfactie". De Staten zonden hun Baadpensionaris naar Den Haag en de gegijzelde Heeren werden losgelaten, doch de geschillen werden niet gestild, dan nadat de Prins van Oranje er zelf aan te pas was gekomen. Gedurende den tijd, dat Job de Jonge lid was van Gecommitteerde Baden, werd er een koopvaardijschip, dat vroeger gezonken was, uit zee opgehaald en werd bij die gelegenheid eene medaille geslagen, waarop aan den eenen kant de gebeurtenis zelve was afgebeeld en aan de andere zijde een Latijnsch opschrift werd aangebracht, omringd door de wapens en namen der Gecommitteerde Raden. Het wapen van Job is aldaar De Jonge, gebroken met De Vager en Ockers2), evenals dat van zijn vader Johan de Jonge, van wiens zegel een afbeelding is opgenomen. Zooals wij boven zagen, deed hij 3 Juli 1662 afstand van de betrekkingen van Gecommitteerde Raad en Raad ter Admiraliteit; in de Raadsnotulen van Zierikzee van 30 Juni 1662, leest men daarover „verhaelende de Raadsheer de Jonge, hoe dat „sijn Ed. nu tot hoogen ouderdom gecomen sijnde, genegen is sig tot ruste te be„geeven, en sig te ontleedigen van alle waereldlijke eeren en lasten, sijnde seer dienstig, dat er eenige tijt sij tussen de doot en waereldlijke bekommeringe, bedankende „Haer Agtbaerheden voor de eere die sijn Ed. successivehjk van Haer Agtb. hadde „ontvangen, met versoek, dat Haer Agtb. een ander persoon in sijne plaets geliefden „te stellen, bereijd sijnde, die plaetse nog te bekleeden totdat Haer Agtb. een ander „sullen hebben gesteld". 2) Het z.g. Haagsoh Besogne, eene jaarlijksche vergadering van Gecommitteerden der Admiraliteiten met die der Staten-Generaal om de equipage ter zee van den Staat, benevens de daartoe strekkende begrooting telkens voor een jaar vast te steUen. (Zie ook: Elias, Schetsen uit de Geschiedenis van ons Zeewezen, I, blz. 40 en 47). 3) Van Loon, Mederlandsche Historie Penningen, H, 478. 80 De eenige post, welken hij aanhield, was die van Raad der stad Zierikzee. Dat hij als zoodanig toch nog ijverig "aan de stadsregeering bleef deelnemen en daarop grooten invloed uitoefende, blijkt uit de familiepapieren, o.a. in 1665 en 1667 tijdens de oneenigheden tusschen de regenten gerezen over het niet-nakomen van de Contracten van Harmonie van 1652 en 1665. Aan het dergelijke Contract van Maart 1667 had hij een voornaam aandeel '). In 1672 brachten de tijdsomstandigheden mede, dat de regeering der stad en met haar, Job de Jonge, aftrad; blijkens de „Pointen van Resolutie" van Juli 1672 behoorde tot de eischen, die de burgerij stelde o.a. „dat de cabalistische regeering deser steede worde te niet gedaen", hetgeen dan ook kort daarop geschiedde. De Prins van Oranje bevestigde echter den grijzen Job de Jonge dadelijk weder in zijn functie als Raad van Zierikzee. Een jaar later, den 19 September 1673 overleed hij 79 jaar oud zijnde. "Wat zijn goederen, bezittingen en inkomsten betreft, reeds in 1596 vinden wij hem daarover het eerst vermeld, als hij eerst 2 jaar oud zijnde, tienden in erfpacht ontvangt onder Brijdorp, behoorende aan het Kapittel van St. Jan te Utrecht. Johan Anthonis dë Jonge, heer van Haemstede, als vader en voogd van zijn zoon Job de Jonge verklaart ril. op 20 Juli 1596 in erfpacht van het kapittel van St. Jan ontvangen te hebben '/* deel van 20 gemeten tienden in Brijdorp voor de helft van 3 solidi en 4 denarii, jaarlijks binnen Zierikzee te betalen, welke hij gekocht had van Gijsbert Adriaanszn. Crompvliet 2). Deze kapitteltienden onder Brijdorp zijn tot in de 18e eeuw in het bezit zijner afstammelingen gebleven. Ook van het Kapittel van Oud-Munster had hij sedert 7 Sept. 1607 tienden in erfpacht gekregen, gelegen in de parochies van Oosterland en van Nieuwerkerk *), en door zijn vader gekocht van Johan Adriaenszn. de Bye. In 1603 kwam hij met zijn eigen zusters en broeders in het bezit van de goederen van zijn toen reeds overleden moeder: immers blijkens een perkamenten schepenbrief van 15 Dec. 1603 4) bewijst Jan Anthonisse de Jonge zijn 6 „onbejaarde weeskinderen", n.1. Mart ha 13 jaar, Magdalena 11 jaar, Job 9 jaar, Jan 7 jaar, Ieman 3 jaar en Maria oud l'/i jaar (zie ook Stamtafel A), „daer moeder aff is wijlen Joncvr. Maria Job Claesdr.", hun moederlijke goederen, ten over- 1) Zie ook het Dagverhaal van A. van der Hucht. In den Hederlandschen Spectator van 10 Nov. 1866 deelt Jhr. J. de Witte van Citters een Zierikzeesch Contract van Harmonie mede. 2) Zie Charters van het Kapittel van St. Jan te Utrecht, 2e afd. nr. 1075, (J. 433). Zie ook: Manuaal der Zeeuwsche pensiën van het Kapittel, deel 1610-1639, nr. Ii. 117. 3) Zie Register van erfpachtsbrieven van de Zeeuwsche tienden van het Kapittel van Oud-Munster te Utrecht, dl. 1384-1607, fo. 168 en fo. 180. 4) Berustende in het iamilie-archief, Portel'. I. 81 staan van schepenen van Zierikzee en van Nicolaas Jobs Vierling, als oom, én Cornelis Stevens Cooper, als behuwd-oom van moeders zijde van de weezen. Blijkens de Schepentransportboeken van Zierikzee, die met 1658 aanvangen, bezat bij tal van weilanden om de stad. Magdalena Briels, weduwe van zijn jongsten half-broeder Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet, toekende in haar f amilie-aanteekeningen aan: „den 19 Sept. 1673 ie gestor oen de heer Jop de Jonge mijn man Sa(liger) laesten Broeder einde van halven bedde". 6 Juli 1674 wordt zijn boedelinventaris met scheiding en deeling van zijn nalatenschap tusschen zijn nagelaten kinderen en kindskinderen ter "Weeskamer ingebracht ')• Hij was 20 Juni 1617 te Zierikzee gehuwd met Dana Mogge, gedoopt te Zierikzee 30 April 1595 en aldaar overleden 29 Juli 1660; zij was een dochter van Marinus Mogge, schepen, raad en thesorier van Zierikzee, en van N e e 11 j e Daniels Herkesteijn 2). Uit dit huwehjk sproten zes kinderen, die met hun afstammelingen volgen op Stamtafel C '), wordende daarbij echter aan Marinus de Jonge J.obzn. en zijn kinderen — uit welke de geheele tegenwoordig levende familie stamt — eene afzonderlijke bespreking gewijd. 1) Berustende in het Familie-archief, Portef. IX 2) Niet Sterkesteyn, zooals de gedrukte Genealogie vermeldt. 8) Op deze groote Stamtaiel, evenals op de andere, zijn veel meer bijzonderheden vermeld, dan in de gedrukte genealogie van 1880 voorkomen, terwijl ook de meeste lacunes daarin thans zijn aangevuld. 11 Mr. Anti ïony de Jonge van Bruinisse 1607-1669 Olieverf-Portret Eigendom van Jhr. Air. J. A. de Jonge le 's-Gravenhage De tak De Jonge van Bruinisse, UITGESTORVEN IN 1705. Mr. Anthony de Jonge van Bruinisse, heer van Bruinisse en van Botland, zoon van Johan de Jonge (Jan Jan Anthoniszn.), heer van Oosterland en Sir Jansland en van Haamstede, en van diens derde echtgenoote E1 i s a b e t h van Hertsbeeck, vrouwe van Brainisse en Botland, (zie blz. 57), was geboren te Zierikzee in 1607. Aanvankelijk, na aan het gymnasium te Rotterdam gestudeerd te hebben, ingeschreven in 1624 en 1625 als student in de theologie aan de Hooge School te Leiden, verwisselde hij begin 1630 op 23-jarigen leeftijd deze studie voor die der rechten. Hij schijnt nog in hetzelfde jaar in Zierikzee te zijn teruggekeerd, althans in het Lidmatenregister der Hervormde Gemeente aldaar leest men, dat op 30 Juni 1630 met attestatie van Leiden, te Zierikzee zijn ingeschreven, j. Elisabeth van Hertsbeecke, Anthoni de Jonge en Eisabeth de Jonge, zoodat zijn moeder en zijn zuster gedurende zijn studententijd zich eveneens te Leiden zullen hebben gevestigd. Hij schijnt een bijzondere neiging te hebben gehad voor de beoefening der wetenschappen in het algemeen en de studie der rechtsgeleerdheid in het bijzonder, wat dan ook de reden zal zijn geweest, dat hij als magistraatpersoon in zijn geboortestad slechts éénmaal is opgetreden. Slechts voor het jaar 1632 — twee jaren na zijn terugkeer uit Leiden — is hij op 26 Dec. 1631 er verkozen tot gemeente-burgemeester, doch nadien komt zijn naam onder de regeeringspersonen van Zierikzee niet meer voor. Wel was hij er nog Weesmeester van 1633—1636, en heemraad van Schouwen in 1633 en van 1635—1638. Zijn eigenlijken werkkring vond hij in de Rekenkamer van Zeeland; 22 Dec. 1638 wordt hij daarin als Rekenmeester gekozen en 22 Nov. 1644 verving hij deze functie door die van Secretaris, sedert 1650 geheeten Griffier, der Rekenkamer van Zeeland1). Deze laatste betrekking — welke hij 20 jaar vervulde — gaf hem gelegenheid om zijn bekwaamheden meer te doen uitkomen en toen in 1664 de altijd belangrijke post 1) Zie ook Register der oommissiën enz. van de Staten van Zeeland én der Gecommitteerde Baden. IV, to. 7 en Notulen Staten van Zeeland 1630, 1644, 1650, 1664. 84 van Pensionaris der stad Middelburg openviel, werd zij aan Anthony de Jonge aangeboden. In deze nieuwe hoedanigheid was bij afgevaardigde ter Staten van Zeeland en blijkens de vele hem toevertrouwde bezendingen en commissies, een werkzaam en gewichtig lid daarvan. In 1665 ging hij zelfs met eene secrete Instructie als afgevaardigde ter Staten-Generaal naar Den Haag, wegens eenige geschillen met Holland over de Admiraliteiten. Twee malen werd hij gecommitteerd naar den Raad van State wegens de financiën van Zeeland; een en andermaal naar de Staten van Holland, of belast om met de Gecommitteerden wegens Holland, te Middelburg aangekomen, te confereeren, b.v. in Sept. 1667 toen Holland wilde bewerken, dat het Kapiteinen Admiraalschap voortaan niet vereenigd zou kunnen zijn met het Stadhouderschap. En toen de Prins van Oranje — later "Willem IH — in 1668 zitting kwam nemen in de Staten van Zeeland en den eed van Eersten Edele zou afleggen, was het Anthony de Jonge van Bruinisse, die den Prins introduceerde en uitgeleide deed. Behalve uit de vele hem opgedragen commissies blijken op verschillende wijze de achting en het vertrouwen, welke men hem toedroeg: zoo werd hij door de Staten van Zeeland begiftigd met de door hen geslagen medailles op den Vrede van Munster Van 1648 en op de Groote Vergadering van 1651, en toen hij in 1664 den Griffierspost verwisselde voor dien van Pensionaris van Middelburg, gaf de Rekenkamer hem tot afscheid een zoogenaamde Acte d'honheur. ■ Zijn geleerdheid en bekwaamheid blijken ook uit de verschillende werken, welke hij schreef'). Eene Verhandeling over de Zeeuwsche Leenen, van welke Kok in zijn Vaderlandsch Woordenboek zegt, dat zij uitgegeven werd, is van zijn hand. Evenzoo vervaardigde hij eene Beschrijving van Zeeland, waarin op fo. 44 een hoofdstuk voorkomt getiteld: Van de Regalien, Domeinen en Leenen van Zeeland, welk laatste gedrukt is bij Smallegange Cronijk van Zeeland fo. 641—652. Medé maakte Smallegange gebruik van eenë door Anthony de Jonge opgestelde Beschrijving van' Bruinisse. In Regtsgeleerde Adviezen 1, 145, vindt men een rechtsgeleerd advies dd. 8 Mei 1634 van P. van der Lissse en A. de Jonge inzake het testament van Jan Int Riedthuys; voor andere rechtsgeleerde adviezen en staatsrechtelijke vraagstukken van zijn hand verwijs ik naar deze Regtsgeleerde Adviezen H, HT, en V voll.2) Zie ook over hem: 1) Zie ook: Smallegange, Croniek van Zeeland, dl. I, blz. 507, 526-528, 641; De la Eue, Geletterd Zeeland, 2e.dr. blz. 310; Behalennia 1849, blz. 65; Cat. der Bibl. van de Mij. van Wed. Letterkunde te Leiden, 2e Bijv. blz. 5; J. A. van der Aa, Biografisch Woordenboek, in voce en Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek, dl. ■ ■ ■ 2) In vol. I vindt men een adres van Antoni de Jonge, poorter van Zierikzee van 22 Oct. 1631 aan Burgemeesters, Schepenen en Baden dier stad, om voor zijne rekening de stad zijner inwoning te mogen „vcrcieren met schoone en vermaackelijke booraen en plantagicn even als zilks te Leijden, Middelburg en Delft gedaan is". 85 Kok, Vaderlandsch "Woordenboek; Scheltema, Staatkundig Woordenboek; Tegenwoordige Staat der Vereenigde Nederlanden, dl. X, blz. 525, noot (1); Nederlandsche Spectator van 10 Nov. 1866. Na zijn moeders overlijden in 1653 (zie blz. 57) werd hij 9 Juli 1653 beleend met de heerlijkheid Bruinisse, „gesegt Oost Duyvelandt met hooge, middele en laage jurisdictie" '). Alle acten en stukken, welke op Bruinisse betrekking hadden, vereenigde hij in de bekende Copialboeken van de heerüjklmd Bruinisse, thans evenals het geheele archief dier heerhjkheid, berustende in het Rijksarchief-depot te Middelburg. Door het legaat van mevrouw Des Tombe geboren De Witte van Citters, vrouwe van Bruinisse, werd n.1. bedoeld archief vermaakt aan den Staat der Nederlanden 2). Tevoren was- hij op 29 Apr. 1641 reeds beleend met 107 gemeten 88 roeden 4 voet gelegen te Nienwerkexke, afkomstig van zijn oom Johan van Hertsr b e e c k e s); oorspronkelijk een z.g. kwaad leen, werd deze partij 26 Oct. 1655 van een „recht ende quaet leen" verheven tot een goed onversterfelijk leen s). Sedert dien heette dit leen de heerhjkheid Botland, gezegd Kleynambacht 4). Mr. Anthony de Jonge overleed te Middelburg 28 Mei 1669 en werd te Bruinisse begraven. In de kerk aldaar hing tot 1795 zijn wapenbord en voerde hij het wapen in de Inleiding besproken (met de okkers en den vager en als surtout Bruinisse en Botland). Bruinisse en Botland vererfden eerst op zijn zoon Mr. Willem de Jonge, daarna, (1 Nov. 1705) op Mr. Anthony Nollens, zoon van diens zuster Catharina de Jonge. Van Anthony Nollens kwam Bruinisse in 1745 aan Mr. Jacob de Witte van Eikerzee, van wien deze heerlijkheid in het geslacht De Witte van Citters kwam. Botland daarentegen werd in Maart 1767 door de toenmalige Vrouwe van Bruinisse, de weduwe van bovengenoemden Jacob de Witte van Eikerzee, verkocht aan mr. J. van der Mande re, heer der Vier Bannen van Duiveland. Rest ons nog een en ander mede te deelen over Anthony de Jonge in verband met zijne famihe. Na het overlijden van zijn vader in 1617, was Adriaan 1) Zie den leenbrief van Gecommitteerde Kaden van Zeeland in Copialboek van Bruinisse I. fo. 44 vso 2e Collier van de goede leenen Beoosterschelde, nr. 756a, fo. 2 vso. 2) Tot 16 Deo. 1902 onder voorbehoud van levenslang vruchtgebruik ten behoeve van haar echtgenoot A. des Tombe. Zie Jaarverslag Brjks-archieven 1903 en in Bijlage D, blz. 213 e.v., de Beschrijving van dit archief van de hand van Dr. van "Wiersum. 3) Archief Bekenkamer Zeeland. 3e Steenrol 1615 fo. 52 en regr. Q, fo 3. en fo. 55 vso. 4) Ben perk. opdraehtsbrief d.d. 4 Apr. 1568 van Botland aan Anthony's grootvader jr. Paulus van Hertsbeecke berast in het Familie-archief De Jonge. 86 Jan Ocker sse door "Weesmeesters van Zierikzee tot voogd benoemd over Anthony en zijn broeder en zuster, minderjarige kinderen van Joban de Jonge en diens derde vrouw Elisabetb van Hertsbeeck. Hij huwde le te Zierikzee 7 October 163 L ') Catharina Hoffer, gedoopt aldaar 1 October 1607 en overleden te Middelburg 1 Februari 1661, begraven te Bruinisse, dochter van Pieter Hoffer, raad en burgemeester van Zierikzee, en van Magdalena de Cocq. Hij hertrouwde te Haamstede 13 September 1662 met Agatha de Witte van Haemstede, vrouwe van Haamstede, gedoopt aldaar 26 Juni 1616, overleden 20 Maart 1678 en begraven te Haamstede, dochter van Jacob de Witte en van Cl ara van Raaphorst, vrouwe van Haamstede. Tot bijwoning van het 2e huwelijk te Haamstede, op het kasteel aldaar gevierd, waren bij brieven van 28 Aug. t.v. onderteekend door bruidegom en bruid, genoodigd: de Staten van Zeeland, de Rekenkamer dier provincie en de Magistraat van Zierikzee. Behalve in processen over de nalatenschap van zijn eersten schoonvader Pieter Hoffer, welke in slechten staat bevonden werd, werd hij in 1655—1660, gewikkeld in een proces voor den Hoogen Raad van Holland, contra Mr. Herbert van Beaumont, Secretaris van de Staten van Holland, als man van zijn zuster Elisabeth de Jonge als eischer, over de nalatenschap van hun moeder Elisabeth van Hertsbeecke 2). In 1663 voerde hij voor het Hof van Holland voor zijn 2e vrouw een proces over Haamstede, contra Mr. Pieter de Huybert, raadpensionaris van Zeeland; in processtukken hiervan heet hij wel heer van Bruinisse, baanderheer van Haemstede. Hij testeerde te Middelburg 20 Oct. 1653 en later 17 Juni 1667 3); deze testamenten werden 10 Juli 1669 geopend. Zijn zoons Mr. Willem en Johan de Jonge van Bruinisse waren de executeurs van zijn sterfhuis; blijkens acten van notaris G-aanders te Zierikzee, accordeeren zij op 7 Dec. 1669 met Dr. Willem de Baudous, oud-schepen en weesmeester van Bergen-op-Zoom, over geschillen ontstaan tusschen hun vader en Christiaan Verburch over land in de heerlijkheid Bruinisse en op 31 Maart 1670 accordeeren zij met Ar noldus de Rijcke, predikant te Burgh, weduwnaar van Anthonia de Jonge van Bruinisse, over de successie in de goederen voor Anthonia voornd.4). Eerst in 1673 werd de erfenis geregeld; 21 Dec. 1673 maken een accoord ter vereffening van de boedels 1) Ia het Tweede Copialboek van Bruinisse p. 870 komen gedrukte toespraken in de L&tijnsche taal voor bij gelegenheid van dit huwelijk. Zie over sijn 2e vrouw ook ibidem p. 381 e.v. 2) Archief Bruinisse nr. 146. 3) Archief Heerlijkheid Bruinisse nr. 146. 4) Protocol note. L. Gaanders 1668-1671. 87 van mr. Anthony de Jonge van Bruinisse en van diens inmiddels gestorven zoon Pieter de volgende personen: Mr. Willem de Jonge van Bruinisse, burgemeester Dignns Nollens voor zijn zoon Anthony Nollens bij wijlen zijn vrouw Catharina de Jonge van Bruinisse verwekt, en Willem Thielenus als in huwelijk hebbende Elisabeth de Jonge van Bruinisse eenerzijdt, met mr. Cornelis de Baudous als gehuwd met Magdalena de Jonge van Bruinisse, anderzijds *), Een reproductie van het portret in olieverf van Anthony de Jonge van Bruinisse is hier opgenomen. Alleen uit zijn eerste huwelijk sproten 9 kinderen, welke vermeld zijn op Stamtafel D hierna. 1) Archief Heerlijkheid Bruinisse nr. 146. ■ ]Mr. Jacob Verheiie 1640-1718 OHeverf-Portret Eigendom van J.M.D. Graaƒ van Lynden le Lüae Johanna o!e Jonge van Ell emeet 1644-1693 Echtgenoote van Mr. Jacob Verneije Olieverf-Portret Eigendom van J. M. D. Graaf van Lynden le LUse Stamtafel D. De in 1705 uitgestorven tak Bruiniss e. Mr. Anthony de Jonge 1607—1669 (zie blz. 83—87) X le 1631 Catharina Hoffer 1607—1661 (zie blz. 86) X 2e 1662 LI. Agatha de Witte vrouwe van Haamstede **) 1616—1678 (zie blz. 86) Magdalena ged. Zzee 8-7-1632 testeert m. hr. len man te Middelburg 13-6-1666 en 20-11-1670 f na 1673 X le Bruinisse 3-8-1661 I. Mr. Willem Roeltzius (zn. van Willem en Elisabeth de la Palma) geb. Middelburg fiscaal v. d. Raad van Vlaanderen begr. Middelburg 24-6-1666 X 2e Bruinisse 6-12-1672 n. Mr. Cornelis de B a u d o u x (zn. van Anthony en N. Schot) geb. Bergen op Zoom 1640 f na 1673. (zn. Elisabeth ged. Zzee 26-3-1634 t Veere 1682 X Middelburg 6-3-1658 Willem Thielenus van Ds. Willem en Maria de Eraye) Londen f Austin Friars) 10-7-1634 kiesheer te Middelburg, commissaris van kleine zaken aldaar 1665 equipagemeester der admiraliteit v. Zeeland te Veere, schepen en raad aldaar t Veere 1684 | o.a. Maria Thielenus X Ds. Abdias Hattin^ predikant te Sluis. Johan ged. Zzee 7-10-1635 begr. ald. 24-12-1635. *) Na het overlijden in 1705 van Mr. Willem de Jonge van Bruinisse ontstonden er groote geschillen over Bruinisse en Botland tusschen zijn erfgenaam, zijn neef Anthony Nollens, en Ds. Abdias Hattinga, echtgenoot van mr. Willem's nicht Maria Thielenus. 8 Maart 1707 protesteert Abdias Hattinga notarieel tegen den verkoop door Anthony Nollens van gemeten ambacht in de heerlijkheid Botland en 27 Maart 1707 accordeeren beide partijen inzake diverse geschillen over Bruinisse tusschen hen hangende; hierbij werd o.a. bepaald dat de koffer, bevattende het archief der heerlijkheid, zou blijven berusten bij den voornoemden predikant te Sluis en elk der partijen 2 sleutels daarvan in bezit zou hebben. (Zie Archief Bruinisse nr. 145 en 152). (Jaarverslag Rijksarchief Zeeland 1903 vermeldt dus onjuist, dat het accoord van 27 Maart 1707 gesloten werd tusschen Willem de Jonge, zoon van Anthony de Jonge van Bruinisse, en diens zwager Abdias van Hattinga, Willem was toen reeds overleden en Abdias was niet zijn zwager, doch zijn behuwdneef). Johan ged. Zzee 30-12-1636 begr. ald. 11-1-1639. Mr. Willem heer van Bruinisse en van Botland (1669) ged. Zzee 14-6-1639 student te Utrecht Apr. 1657 schepen Zzee 1670-73, 1677-83 raad 16- ■ 0-1670—11-7-1672 en 24-10-i 677—1-6-1705 burgemeester 1677, 1680, 1683 thesorier 1663—1666, 1675—76 commissaris v. h. landrecht 1679, 82 opperdijkgraaf van Schouwen 1678—1684 afgevaardigde ter Staten van Zeeland 24-1-1678—83 rekenmeester 13-12-1683 testeert 1691, 93, 96, 97, 1701 te Bruinisse en 1705 te Zzee t Zierikzee 1-6-1705 *) begr. Bruinisse met grafmonument Catharina ged. Middelburg 2-5-1642 t Coes 3-3-1669 X Middelburg 28-9-1667 Anthonia ged. Middelburg: 23-10-1643 t Burgh 1665 Dr. Dignus Nollens (zn. van Antony en N. de Witte) geb. Coes 1629 stud. med. Leiden 16-8-1647 med. doctor te Coes schepen en burgemr. van Goes gecommitteerde ter Rekenkamer v. Zeel. t Goes 2-11-1693 wedr. van Elisabeth van Hardenberg en tr. 3e. Middelburg Juni 1678 Maria Eversdijck I Anthony Nollens *) heer van Bruinisse en Botland 1 Nov. 1705 ermede beleend. X Haemstede 23-7-1664 Ds. Am o 1 dus de Rijcke (zn. van Ds. Arnoldus en van Elisabeth Blom) ged. Aagtekerke 13-2-1639 predikant te Burgh 1661—72, daarna te Zierikzee 1672—96 begr. Zzee 11-12-1698 hij hertr. Haamstede 8-12-1666 Jacoba van Hardenberg en daarna Zierikzee 17-12-1676 Magdalena Hoffer. Mr. Johan ged. Middelburg 4-8-1645 advocaat Zierikzee 1670 schepen 1674—1675 f Zzee 29-11-1675 begr. Bruinisse Pieter ged. Middelburg 31-3-1648 student Leiden 7-1-1667 vaandrig 18-9-1668 luitenant inf. 19-3-1671 t 8-9-1672 begr. Bruinisse **) Zij erfde de heerlijkheid Haamstede in 1649 van haar half-broeder Witte de Witte Jacobszn.; ingevolge testamentaire beschikking kwam 19 Sept. 1678 de heerlijkheid aan Cornelia van der Myle, echtgenoote van Philips Jacob van Boetzelaer en dochter van Adriaan en Agatha van Raaphorst. Reeds 16 Mei 1679 echter kocht Mr. Jacob Pietersz. de Witte, een neef van wijlen mevr. De Jonge van Bruinisse, geb. De Witte, de heerlijkheid terug. Zijn dochter Helena Catharina de Witte, gehuwd met Mr. Iman Mogge, bracht Haamstede in het geslacht Mogge, in het bezit waarvan het tot 1812 bleef. (Zie verder De Wapenheraut 1908, blz. 428—430). De le tak De Jonge van Ellemeet, UITGESTORVEN IN 1747. Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet, beer van Ellemeet en in Eikerzee, jongste zoon van Joban de Jonge (Jan Jan Anthonisse), heer van Oosterland en Sir Jansland en van Haamstede, en van diens derde echtgenoote Elisabeth van Hertsbeeck, vrouwe van Bruinisse en Botland, (zie blz. 57), waste Zierikzee op 1 Januari 1610 geboren en verschilde dus'43 jaar in leeftijd met zijn oudsten halfbroeder, den pensionaris Mr. Bonifacius de Jonge van Oosterland. Met zijn broeder Anthony en zijn zuster kwam hij, toen zijn vader in 1617 overleed, onder voogdij van Adriaan Jan Ockersse, die door de Weesmeesters van Zierikzee tot voogd over deze kinderen was benoemd. Als Jacobus de Jonge, Ziriczaeus, werd hij 16 jaar oud, op 19 Mei 1626 als student in de letteren te Leiden ingeschreven. Hier studeerde toen reeds — zooals wij op blz. 83 zagen — zijn oudere volle broeder Anthony en ook zijn moeder en zuster Elisabeth hadden zich tot 1630 in die stad gevestigd. Na zijn promotie zette hij zich in Den Haag metterwoon neder. Toen in Juni 1642 de Vroedschap der stad Brielle besloot om een pensionaris der stad aan te stellen — nadat ruim een halve eeuw deze functionaris niet benoemd was geworden, terwijl voordien deze functie aldaar mèt die van den stadssecretaris was vereenigd — werd op 20 Juli 1642 Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet „bij provisie" voor 3 jaren tot pensionaris van Den Briel aangenomen '). In deze functie woonde hij de vergaderingen van de Staten van Holland bij. Eene resolutie van de Brielsche Vroedschap van 9 Sept. 1643 houdt reeds in, dat „geleth op de goede diensten bij den „Pensionaris de stadt gedaen, hij voortaen op sijnne comparitiën ter dachvaert gaende „sal werden getracteert ende gesallariseert nopende sijnne vacatiën, reys-ende teerkosten neffens andere stadtsgedeputeerden''. Den 2611 Februari 1645 werd met eenparige stemmen door de Vroedschap besloten hem voor vast aan te nemen hem verzoekende „in den voors. dienst ad vitara te willen continueren''. 1) De kort tevoren, op 7 Juli 1642 vastgestelde Instructie voor den pensionaris is afgedrukt op blz. 97-98 van Alg. Nederl. Familieblad, jaarg. 1901. 13 90 3 Mei 1649 werd hij door de Vroedschap gecommitteerd tot Raad ter Admiraliteit op de Maze te Rotterdam en 10 Mei d.a.v. verkreeg hij eervol ontslag als pensionaris van Den Briel'). 23 jaar later zon zijn zoon Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet gedurende eenige jaren dezelfde functie van pensionaris aldaar vervullep. Een jaar na zijn benoeming tot Raad ter Admirahteit overleed hij reeds op 26 Mei 1650. Te Brielle was hij 22 Nov. 1642 poorter geworden, 24 Sept. 1646 was hij er gekozen tot raad in de vroedschap en 25 Mei 1647 tot curator van de Latijnsche school. Voorts was hij 7 Apr. 1644 heemraad van Voorne en Mei 1644 leenman van Voorne geworden. Het ambacht en de heerhjkheid Ellemeet en een deel van Eikerzee had hij in 1641 bij koop verkregen van zijn zuster Elisabeth de Jonge, die zelf met deze goederen op 14 Juni 1632 na aankoop ervan van de 4 zonen van Cornelis Corneliss Willemss (Stavenisse) ermede beleend was geworden. 16 Aug. 1641 werd hij zelf ermede beleend; Ellemeet bestond toen uit „al steenschieters en bij der breede" 855 gemeten 116 roeden, zijn deel in Eikerzee uit 156 gemeten, 2 roeden 11 voet 2j; het is dus onjuist — zooals geschreven en gedrukte genealogieën vermelden — dat hij Ellemeet en Eikerzee van zijn- vader had geërfd. Na zijn overlijden werden Ellemeet en Eikerzee op 2 Juni 1650 verheven op zijn zoon Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet 2). Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet testeerde 24 Dec. 1647 te Brielle ; dit eigenhandige testament werd 28 Dec. d.a.v. gedeponeerd bij en verzegeld door notaris G. van den Over aldaar. Toen hij 26 Mei 1650 stierf, leefde zijn moeder Elisabeth van Hertsbeeck nog, daar deze eerst 1 Juni 1653 overleed. Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet ondertrouwde te 's-Gravenhage 8 Maart 1643 en huwde te Brielle 25 Maart d.a.v. met Magdalena Briel s, geboren te Brielle 29 April 1617, aldaar overleden 26 Maart 1685, dochter van Cornelis Briels, raad en burgemeester van Den Briel, en van Cecilia van Beresteyn 3). Hun zoon Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet teekende in zijn bewaard gebleven eigenhandige aanteekeningen over zijn ouders' overlijden op: „Hij (zijn vader) „stierf na vier maenden quellende. sieckte ende een gestadige uytsucht den 2'i Mei „1650 een man naerstig en arbeytsaem ende van een schranderen geest, maer „swack van lichaem", en over zijn moeder: „ eene vrouw aen haer man in 1) Zie ook van Leeuwen, Batavia Dlustr. p. 1440, en Alkemade, Beschrijving van Den Briel, dl. I, p. 96. 2) Archief Bekenkamor van Zeeland, nr. 754, 3e Steenrol Beoostersohelde, fo. 28 en fo. 27; voorts reg. J. " fos. 165, 172 vso en reg. Q,. fo. 5 en 40 vs. 3) Eigenhandige familie-aanteekeningen o.a. van de hand der ouders van Magdalena Briels zijn afgedrukt in Alg. Nederl. Familieblad 1903, blz. 294-297, in welke ook het overlijden en het huwelijk van mr. Jacob de Jonge van Ellemeet zijn opgenomen. .M_r. Jacob de Jonge van EU c iu eet 1610-1650 Olieverf-Portret Eigendom van J. M. D. Graa f van Lynden te LUse Macdal ena Jjriels 1617-1685 Echtgenoote van Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet Olieverf-Portret Eigendom, van J. M. D. Graa f van Lynden te LUse 91 -liefde ende in sorg aen haer kinderen seer veel hebbende verdient, sijn doot geduy„rende desen langen tijd" (zij overleefde haar man 35 jaar) „gestadig met vele bittere „traenen beweenende, soo als sij nogh laest maer weinig daeghen voor haer overlijden hadde gedaen, meer uytgeleeft van krachten, dan van jaeren, sonder sieckte, „seer sacht gestnrven sijnde". Magdalena Briels wed6. De Jonge liet bij codicillaire dispositie van 21 Juni Ki81 een fonds na, ten behoeve van hare afstammelingen voor zooverre deze in vervolg van tijd in behoeftige omstandigheden mochten verkeeren, waartoe een obligatie van 4000 gl. „hetsij op de Graaffelijkheid of op het gemeene Land" uit haar effecten zou gehouden worden '), waarvan het inkomen steeds opgelegd moest worden om aldus een grooter kapitaal daarvan te maken. In 1755 bedroeg dit kapitaal — zonder ooit aangesproken te zijn — reeds ruim f 30.000 en werd het na bekomen machtiging van de Staten van Holland onder de bestaande afstammelingen verdeeld, met instandhouding van het aanvangsfonds van 4000 gl. Ook thans weder is het kapitaal van dit nog steeds bestaande fonds tot een aanzienlijk bedrag vermeerderd '). Verschillende familiepapieren hem en zijn kinderen betreffende, zijn door huwelijken van zijn afstammelingen ten slotte in het bezit gekomen van het geslacht Van Rechtere n. Van het kasteel van dien naam zijn die stukken, voorzoover zij op de De Jonge's betrekking hebben, in bruikleen afgestaan aan het Rijks-archief in Zeeland; zij bestaan uit testamenten en huwelijksvoorwaarden; staten van goederen van Elisabeth van Hertsbeeck wed6. De Jonge, van Magdalena Briels wed6. De Jonge, en van Maria O yens wed6. De Jonge; een „Stambouck Jacob de Jonge van Ellemeet en Magdalena Briels", waarin vele bijzonderhedén over hen en hunne kinderen; vele brieven en dergehjke, en een dagboek van Maria Oyens voornd. Eene reproductie van het te 's-Gravenhage bij den eigenaar van het Familiearchief berustende portret in olieverf van Jacob de Jonge van Ellemeet is hier opgenomen. De 3 kinderen van Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet en Magdalena Briels zijn met hun afstammelingen in mannelijke lijn, vermeld op Stamtafel E, waarna over hun zoon Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet eene afzonderlijke bespreking zal volgen. 1) Zie ooi Familie-Archief te Den Haag, Portefeuille IL Bescheiden betreffende het Familiefonds gesticht door Magdalena Briels wed. Jacob de Jonge van Ellemeet, waarvan het beheer is opgedragen aan twee ia Nederland wonende mannelijke meerderjarige deelgereohtigden, één uit de afstammelingen van Johanna de Jonge van EUemeet en Jacob Verheije, en één uit die van Cornelis de Jonge van EUemeet en Maria Oyens. Een ander dergelijk tamiliefonds is vermeld op Stamtafel A. 2) Zie Jaarverslagen der Bijks oude archieven, jg. 1894. Stamtafel E. De in 1747 uitgestorven eerste tak Ellemeet. Mr. Jacob de Jonge 1610—1650 (zie hem blz. 89—92) X 1643 Briels 1617—1685 (zie blz. 90) Magdalena Johanna * Brielle 20-10-1643 f Middelburg 5-12-1693 X Brielle 1-7-1664 Mr. Jacob Verheye (zn. van Cornelis en van Quirina Hollenboom) * Zzee 29-7-1640 secretaris 2-2-1665 en pensionaris-honorair van Zzee 3-2-1665, raad van Zzee, raadpensionaris van Zeeland t Middelburg 16-8-1718 I ' waaruit Verheye van Citters en de Witte van Citters. Mr. Cornelis heer van Ellemeet, Eikerzee, Poortvliet, Schipluiden, Dalem, Kloetinge, Hodenpijl enz. 1646— 1721 (zie hem afzonderlijk behandeld blz. 93—98) X 1679 Maria Oyens 1647— 1732 (zie blz. 97 e.v.) Cecilia ged. Brielle 25-1-1648 f Hoorn 14-8-1686 testeert voor nots. Cos aldaar op haar sterfdag ondertr. Hoorn en Brielle 27 en 28-6-1682 (huws. voorw11. Brielle 26-6-t.v.) X Klaaswaal 14-7-1682 Francois van Bredenhoff heer van Oosthuizen en Pijlsweert (zn. van Adriaan en van Elisabeth Wijbo) * Hoorn 4-4-1648 raad en burgemeester van Hoorn, hoofdschout aldaar, bewindhebber O. I. Comp. ged. ter Staten van Holland, gecommitt. Raad van State f Hoorn 14-5-1721 begr. Oosthuizen Johan Antony geb. Den Haag 17-5-1681 ged. aldaar 20-5-1681 t aldaar 10-9-1691 begr.Brielle 14-9-d.a.v. Jacob Francois geb. Den Haag 3-9-1682 aldaar 4-9-d.a.v. t aldaar 26-7-1691 begr. Brie]ie Mr. A e r n o u t heer van Ellemeet, in Eikerzee, van Schipluiden, Hodenpijl, Poortvliet e.a. geb. Den Haag 15-11-1683 ged. aldaar 17-11-1683 student te Leiden 20-5-1706 schepen van Rotterdam 13-6-1709 poorter aldaar 1-7-1709 schepen en schout van Schieland veertigraad van Delft 17-12-1723 lid Staten van Holland beleend met Ellemeet en Eikerzee en Poortvliet 2-12-1721 t Delft 27-1-1737 begr. Schipluiden 2-2-d.a.v. huws. voorw11. Delft 8 Nov. 1713 X Delft 21-11-1713 Johanna van Bleijswijck (dr. vanFranc en van Anna van Hoogenhouck) geb. Delft 21-8-1684 t Delft 14-4-1742 begr. Schipluiden 20-4-d.a.v. Maria Magdalena ged. Den Haag 9-2-1685 t 28-4-1685 begr. Brielle 1 Mei d.a.v. Gijsbert Herbert ged. Den Haag 5-4-1686 t 26-4-1686 begr. Brielle 30-4-da.v. Paulus Haptist heer van Dalem geb. Den Haag 26-5-1088 ged. aldaar 27-5-d.a.v. student te Leiden 20-5-1706 f Parijs 15-5-1714 begr. Schipluiden Magdalena Elisabeth vrouwe van Kloetinge en Cranenbrouck geb. Den Haag 13-11-1689 ged. aldaar 18-11-d.a.v. ontvangt bij test. v. haar vader Duinrel f Den Haag 15-2-1730 X aldaar 13-11-1707 Jacob Godfried des H. R. Rijksbaron van Boetzelaer heer van Nieuwveen (zn. van Carel en Sophia Ferens) ged. Den Haag 22-4-1680 baljuw van 's-Gravenhage, raad ter admiraliteit van Amsterdam, later op de Maze, meesterknaap van Holland, voorzitter Gecomm. raden, gecomm. ter Staten-Gener., grootzegel-bewaarder, stadhouder leenen van Holland, bewindhebber O. I. Comp., hoogheemraad van Rijnland, president ridderschap Holland t 's-Gravenhage 4-12-1736 I hieruit het tegenwoordige geslacht der baronnen Van Boetzelaer. Maria Margaretha geb. Den Haag 11-11-1690 ged. aldaar 13-11-d.a.v. Lady of the Bedchamber van Koningin Anna t Aberlady, East-Lothian (Schotland) in 1762 X le 's-Gravenhage 11-10-1705 I. William North 6e Lord North and Grey (zn. van Charles North Lord Grey of Rolleston en van Catharina Grey of Werke) geb. 12-12-1673 luit-generaal inf. in Engelschen dienst, lid Privy Council Koningin Anna lord-luitenant van het Graafschap Cambridge pair van Engeland t Madrid 31-10-1734 X 2e Londen 1735 II. Patrick Alexander Murray 5e Lord Elibank (zn. van Patrick en van Elisabeth Stirling) kolonel van een reg*. Schotten tot 1748 f Aberlady 3-8-1778 Cornelia Maria vrouwe van Ellemeet, Eikerzee, Poortvliet etc, beleend daarmede 20-5-1737 geb. Delft 3-3-1716 ged. aldaar 4-3-d.a.v. t Den Haag 24-9-1747 begr. Schipluiden 28-9-d.a.v. X Schipluiden 3-2-1739, inget. Delft en Zwolle 17 en 25-1-t.v. Adolph Julius Burchard (Baron) van Huffel (zn. van Frederik Johan en Judith Aleida gravin van Rechteren) hij erft de heerlijkheden van zijn le vrouw en wordt er mede beleend 18-3-1748; hij vermaakt ze daarna aan Joachim Adolph van Rechteren, die er 13-10-1762 mee wordt beleend, doch ze in 1765 transporteert aan Willem de Jonge na afstand van het vruchtgebruik door de weduwe Van Huffel, geb. Vriesen geb. 1708 lid ridderschap Overijssel 1732, kapitein 1732 landdrost van Salland 1746 koopt 1752 de havesathe Cranenburg t 's-Gravenhage 24-4-1762 begr. Schipluiden 28-4-d.a.v. hij hertr. 22-2-1755 Hermanna Cornelia Vriesen, Anna Sara geb. Delft 6-6-1717 ged. aldaar 8-6-d.a.v. t Delft 21-8-1718 begr. Schipluiden Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet, heer van Ellemeet (1050) en in Eikerzee (1650), Schipluiden (1691), Da'em (1701), Poortvliet (1705j, St, Maartensrecht, Kloetinge en Hodenpijl, zoon van Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet, heer van Ellemeet en in Elkerzee, en van Magdalena Briels (zie blz. 90). Geboren te Brielle 6 Mei 1^46, werd hij als Cornelius de Jonghe ab Ellemeet, Brielanus, op 20 Sept. 1662 als student in de philosophie te Leiden ingeschreven. Zijn vader was overleden toen hij 4 jaar oud was en had deze in zijn testament van 1647 o.a. bepaald, „dat het Ambacht en de Heerlijchijt van Ellemeet ende de portie, die „ick hebbe in Elckerzee, sullen comen aan mijn oudsten soon of dochter alléén, sonder „dat ick wil dat het voorschreven Ambacht van Ellemeet ofte Elckerzee verdeijlt „wert, maer int geheel aan één alleen blijve, sonder dat hetselve oudste kint, de „ponen te reeckenen vóór de dochters, yets sal hebben uyt te keeren aen de andere „kinders, maer hetselve vooruyt trecken, sonder yets daarvoor uit krachtte van restoir „ofte andersins te geven, etc." Zoo werd hij dus, onmondig zijnde, op 2 Juni li>50 beleend met Ellemeet (855 gemeten en 116 roeden atl steenschieters en bij der breede) en met Eikerzee (156 gemeten 2 roeden 11 voet) '). Blijkens aanteekeningen in het Stambouck van zijn ouders, ging hij 28 Sept. 1666 op reis naar Frankrijk en kwam hij 24 Nov. 1667 over Engeland terug. Hoewel hij reeds 6 Mei 1668 benoemd was tot leenman van Voorne, begon hij evenals zijn vader zijn eigenlijke ambtelijke loopbaan met het Pensionarisschap van Den Brielle tot welke functie hij 17 Maart 1671 — nog geen 25 jaar oud — voor één jaar en met eenparige stemmen verkozen werd. Zóó jong was hij benoemd, dat hij nog eenige weken wachten moest, alvorens hij 25 jaar geworden zijnde, in zijn hoedanigheid van pensionaris in de vergadering der Staten van Holland kon verschijnen; 7 Juli 1671 nam hij daarin zitting. Den 30 Maart 1672 werd hij voor een jaar als pensionaris gecontinueerd en na verloop daarvan werd Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet door de Brielsche Vroedschap op 2 April 1673 opnieuw aangesteld als pensionaris thans voor 3 jaren „op soodanige instructie als in 1671 is „gearresteert, uutgenomen alleen datten selven sal mogen werden vercooren tot leenman en heemrae.t run Voorne. nieijfgenstaende de voors instructie *ubx comt te verbieden" *). Heemraad van Voorne werd hij dan ook in Juni 1674. 1) Zie Kekenkamer van Zeeland, A, nr. 754, 3e Steenrol, fo. 23 en 27 en regr. Q, fo. 40 vso. 2) Zie Alg. BTed. Familieblad jg. 1901 blz. 100 94 Nauwelijks den leeftijd van 28 jaar bereikt hebbende, werd hij 10 Juli 1674 op aanbeveling van Holland '), benoemd tot Ontvanger-Generaal der Vereenigde Nederlanden, „een voornaam ende aensienlijk ampt, doch lastigh en hem van selfs sonder „de minste sollicitatie 't huys gébracht", zooals hij zelf aantéékende. Hij bleef echter nog tot 28 Dec. 1674 pensionaris van Den Briel, op welken datum hij eervol ontslag als zoodanig bekwam. De resolutie van de Brielsche vroedschap — te zijnen aanzien toen genomen — bevat o.a.: „hem voorts toestaende permissie om het ontfan„gerschap-generael te accepteren, met dien verstande nochtans, dat den voors. heere „van Ellemeet als nu voor alsdan en alsdan voor nu, noch wort ende in toecomende „sal*werden gehouden voor een minister van de st.adt, etc." Begin Januari 1675 aanvaardde hij zijne nieuwe bediening onder het stellen van een borgtocht van f 100.090.— 2). Gedurende 32'/i jaar nam hij dien post — een der belangrijkste betrekkingen onzer Republiek — waar, tot hij in 1707 den ouderdom van Ol jaar bereikt hebbende — en na gedurende 2 jaren herhaalde malen zijn ontslag tevergeefs te hebben verzocht, dit eindelijk op eene eervolle wijze verkreeg. In de Notulen van H.H.M.M. van 19 November 1705 leest men: „Is gelesen „eene Memorie van den Ontfanger-Generael De Jonge van Ellemeet, houdende dat „Haar Hoog Mog. hem op den 10 July 1674 hadden aangesteld tot Ontfanger-Generael der Vereenigde Nederlanden, in de administratie van het Welk hij wenschte „zijne bekwaamheid zoo groot te zijn geweest, als zijne vlijt en ijver, dat dewijl hij „door de Heeren Vroedschappen van de stad Rotterdam verkoozen was tot Pensionaris van dezelve stad, hij Ontfanger-Generael Haar Hoog Mog. was bedankende „voor de menigvuldige goedheden, die Haar Hoog Mog. gedurende zoo lange reeks van „jaren voor hem hadden gehad, verzoekende continuatie van Haar Hoog Mog. genegent„heit 't sijnwaarts, ende dat Haar Hoog Mcg. hem van sijnen dienst gelieven te ontslaan". Het ontslag werd echter eerst 11 Juni 1707 verleend, wordende toen in zijn plaats benoemd Gijsbert van Hogendorp. Zooals hierboven reeds bleek, was hij reeds in 1704 benoemd tot PensionarisHonorair van de stad Rotterdam en nadat hij in 1707 zijne functie van OntvangerGeneraal had neergelegd, werd hij nog in hetzelfde jaar 1707 tot Pensionaris-effectief van Rotterdam benoemd. Nog 14 jaren bleef hij deze betrekking waarnemen en verscheen hij als zoodanig opnieuw ter vergadering van de Staten van Holland. In Den Haag woonde hij op den Vijverberg op den hoek van de Plaats en den 1) Notulen Staten van Holland 26 Juli 1674, pag. 117. 2) Notulen Staten van Holland O Januari 1675. Dat het ambt lastig en onaangenaam was, blijkt uit de Publicatie van het Hof van HoUand van 18 Nov. 1695, WAarbij premies van f lOO-f 600 werden uitgeloofd ter ontdekking van de sshrxjvers van zeker „fameus nbel" beginnende: „Om te weten door wien het Gemeen ■wordt opgegeten" en tegen Cornelis de J. van E. gericht. Als Ontvanger-Generaal wordt hij vermeld bij! Van Slingelandt, Staatk. Geschriften, DIE 136, 145, 146. Mr. Herbert van Beaumont 3607-1679 Echtgenoot van Elisabeth de Jonge Olieverf-Portret door Jacob Delff 1657 Eigendom fan J. M. D. Graaf van Lynden te LUse Elisabetli de Jonge Echtgenoote van Mr. Herbert van Beaumont l6l 3-1691 Olieverf-Portret door Jacob Dclff 1657 Eigendom van J. M. D. GraaJvan Lynden le Llsse Huis aan de Boompjes te Rotterdam In 1705 g ebouwd en bewoond geweest door Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet Houtmate op bet Gemeente-archief te Rotterdam 95 Kneuterdijk (zie De Riemer, Besckrijving van 's-Gravenhage, dl. I blz. 745, 2e stuk), terwijl hij ook een buitenplaats bezat buiten Den Haag te Rijswijk; in een andere Beschrijving van 's-Gravenhage, n.1. die van G. de Cretser van 1711, leest men op blz. 120: „Vooraan, eer men uit den Hage inkomende, hetzelve dorp (Rijswijk) intreed, „leggen aan wederzijde twee schoone lusthuyzen, waarvan het eene thans aan d' Heer „van Ellemeet, gewezen Ontfanger-Generaal van de Unie toebehoort". Ook te "Wassenaar bezat hij een buitenverblijf n.1. Duinrel. Een plaat, voorstellende dit huis met bijgebouwen en voortuin en gestoffeerd met een rijtuig met G paarden enz., voorzien van een Latijnsch onderschrift en het door hem gevoerde wapen en gedateerd 1703, vermeldt als eigenaar van Duinrel C. de Jonge van Ellemeet. Eene beschrijving dezer buitenplaats vindt men in een gedicht van 0. Droste: Op i'uinrel. huyten-tiuys van den üe-r van Ellemeet. onder Wassenaar; in 4°, zonder jaartal of naam '). Tijdens hij Pensionaris van Rotterdam was, bouwde hij aldaar een groot huis, later het Hotel des Pays-Bas, aan de Boompjes, waarvan zijn jongste dochter 10 Juli 1705 den eersten steen legde en waarover eveneens een gedrukt gedicht in 4°: „ Op het hnys van den heer van EUemeet binnen Rotterdam a° 1710 doenmaals noch onvoltrocke.n sijnde" ook van 0. Droste verscheen 2). Eene afbeelding van dit huis is hier opgenomen. Toen in 1691 na het overlijden van jr. Johan van Raesfelt, heer van Kenenburg en Schipluiden, diens goederen wegens financiëele moeilijkheden door den curator over diens boedel, publiek verkocht werden, kocht Mr. Oornelis.de Jonge van Ellemeet op 2 April 1691 de heerlijkheid Schipluiden, aan; in de kerk van het gelijknamige dorp zouden hij, zijn echtgenoote en velen zijner kinderen later hun laatste rustplaats vinden. Met de douairière Van Raesfelt, geb. Anna Philippote Cabeljauw, had hij echter eerst over dien aankoop een proces voor het Hof van Holland te voeren, daar zij zich beriep op haar recht van naasting; het Hof ontzegde haar echter bij vonnis van 29 Juni 1693 haar eisch 3). Ook over de heerlijkheid Dalem en Schuymeroort 4), welke Cornelis in 1700 van Droste en diens zusters aankocht, kwam het later bijna tot een proces tusschen kopper en verkoopers; doch deze zaak werd in der minne bijgelegd. In 1718 verkocht De Jonge van Ellemeet deze „calamiteuse" heerlijkheid en wel aan Christoffel Dinant 5). 1) Zie ook P. J. Lutgers, Gezigten in de omstreken van 's-Gravenhage en Leiden, met geschiedkundige aanteekeningen van W. J. Hofdijk; te Amsterdam, Buffa. 2) Zie diens Haagsche Schouwbrug vol. II, Ao. 1714. Dit huis is thans het gebouw van de Botterdamsche Bank. Zie erover ook het artikel van J. G. Frederiks in het Botterdamsche Jaarboekje, 4e jaargang 1894 en het Gedenkboek van de Botterdamsche Bankvereeniging. 3) Zie Sententieboek Hof van Holland, nr. 851, sententie nr. 61 val 1693. 4) De heerlijkheid Dalem ca. was een leen van het Hertogdom Gelre. Cornelis werd er 1 Januari 1701* mede beleend, zijn leenvolger Dinant ontving 15 Sept. 1718 de beleening ermede.* 6) Zie Fruin n, 532 en Van Spaen, Geschiedenis van Gelderland IV, 339. 96 30 Juli 1692 verstrekte hij een hypotheek groot 2 X 2000 ponden VI. op Oosterland en Oostersteyn ten behoeve van zijn neef Cornelis de Jonge van Oosterland. Ellemeet vergrootte hij met 444 gemeten 20 roeden 7 voet bij aankoop in 1696 van Goderd Willem van Tuyll van Serooskerken en werd hij met dit deel 13 Maart 1696 beleend '). Omstreeks 1702 kocht hij het kasteel Bruelis te Kapelle, dat hij geheel deed repareeren; in 1705 kocht hij de heerlijkheid Poortvliet „den 21 Aug. 1705 is dese „heerlijkheyt met alles dat daarbij is, door de Staten van Zeeland verheven bij koope „voor een goed onversterflijk erfleen op den naam van den Heer Cornelis de Jonge van Ellemeet'12); omschreven aldus: de heerlijkheid Poortvliet met hare polders groot bij der breede 4513 gemeten ambacht, benevens de helft in den molen in het dorp en */i in den molen van Emewee met de dijkettinge' van Priestermeet en erfpacht van Houweel en daarbij 26 Maart 1706 nog % parten in den molen van Poortvliet, 2/3 in de Lammertienden, de visscherij aldaar, '/» van de Derrytienden, de Swanendrift en de Vógelerie (Gele regr. Rekenkamer L. L. f°. 27 vs). In 1706 kocht hij van de zonen en erfgenamen van den heer Van NassauOdijck diverse gemeten ambacht in Sturmesant, Sichuyt en Nieuwland 3). 14 October 1710 kocht C. de Jonge van Ellemeet het kasteel Gistelles: „omdat soo dight bij het casteel van Bruweelis lijdt", teekende zijn echtgenoote in haar dagboek aan. In 1713 kocht hij van de erven van den heer De Stembor den Mallantschen dijk bij Poortvliet. 12 Mei 1721 is mijn Man overleede", schreef zijn echtgenoote in hetzelfde Dagboek. Hij stierf te 's-Gravenhage, oud 75 jaar en 6 dagen, en werd begraven 19 Mei d.a.v. te Schipluiden in den grafkelder op het koor der kerk aldaar. Op twee verschillende tijdstippen lid van H. H. M.,'was hij met alle groote mannen van zijn tijd in aanraking. Als jong mensch had hij De Witt gekend en had hij medegewerkt aan het besluit om den Prins van Oranje tot Stadhouder te verheffen. Vijf jaar na den dood van dezen Vorst nam hij nog opnieuw zitting in de Staten van Holland, toen onder leiding van Heinsius, dien hij nog, één jaar vóór zijn eigen overhjden, ten grave zag dalen 4). Echter door het in aanraking komen met zoovele aanzienlijken en hooggeborenen van zijn tijd, kwam hij op het denkbeeld 1) Zie Rekenkamer van Zeeland. A, nr. 756, 4e Steenrol, fo. 25. 2) Als boven, fo. 67 vs S) In het Familie-archief te Den Haag berusten 2 perk. opdracht- en verleibrieven van 20 Apr. en 6 Aug. 1708 over deze landen. Evenzoo berust daarin de verleibrief met de heerlijkheid Poortvliet d.d. 21 Aug. 1705. 4) Zijn overlijden wordt ook vermeld in Europesche Mercurius, 172L I 271. Huize „D uinre 1" Anno 1701 Opgekl eurde houtsnede Eigendom van Jbr. Mr. B. 3e Jonge te Zulpben 97 om zijn goed-Zeeuwsche afkomst te verloochenen, en een adellijke afkomst uit een Belgisch geslacht te pretendeeren, waartoe een hem door een Brusselsen heraldicus bezorgde gefingeerde oorkonde van een lid van het geslacht Van der Marck als bewijs moest dienen. Over deze kwestie is echter reeds alles gezegd in de Inleiding dezes, zoodat daarnaar verwezen mag worden. Ook de huwelijken, welke zijn beide dochters sloten, bewijzen in welke kringen hij verkeerde; wij verwijzen hiervoor ook naar de als Bijlage opgenomen uittreksels uit het Dagboek zijner echtgenoote, welke Bijlage ten zeerste ter lezing wordt aanbevolen. ■ "Was Cornelis de Jonge van Ellemeet — getuige zijn aandeel in de beruchte bovenbedoelde Van der Marck-oorkonde — niet vrij te pleiten van een ijdelheid, welke ook gevonden werd bij andere tijdgenooten regenten, die eveneens een eenvoudiger afkomst prijsgaven en vooral in dien tijd met verdichte stamboomen en adellijke voorouders te voorschijn kwamen, dat ook de zedelijkheid van den OntvangerGeneraal — evenals van zoovelen van zijn tijd — te wenschen overliet, blijkt uit verschillende bronnen. Men leze slechts Constantijn üuygens' Journaal, deel I en II, of Droste18 Overblijfsels van Geheugchenis en meer bepaaldelijk de Aanteekeningen van Fruin op Droste1 s voornoemd gedicht; men vindt daar, dat een tijdgenoot verklaart {Fruin op Droste DZ 448 noot 2 en 506): „De Ontfanger Ellemeet in den Haag hield a°. 1696 huis met twéé vrouwen", welke mededeeling ook elders teruggevonden wordt. Zijne echtgenoote, met wie hij te Scheveningen 31 December 1679 gehuwd was, was Maria Oyens, geboren te 's-Gravenhage 4 December 1647, er overleden 18 April 1732 en te Schipluiden 25 Apr. d.a.v. begraven. Zij was een dochter van Mr. Abraham Oyens '), advocaat bij het Hof van Holland, en van Maria van Beresteyn Hunne huwelijksvoorwaarden d.d. 16 Dec. 1679 te 's-Gravenhage opgemaakt, bevatten vele bijzonderheden over hun vermogen, o.a. lijsten van de bezittingen door beiden ten huwelijk aangebracht. Cornelis de Jonge van Ellemeet bracht in een waarde van 74141 gl. 3 st. 12 penn., Maria Oyens bracht in 18308 gl. 13 st. 8 penn.; tot zijne bezittingen behoorde toen o.a. het huis op den Vijverberg te 's-Gravenhage. Over hun bezit bij zijn overlijden blijkt weder veel uit zijn testamenten. Zijn laatste testament was van 16 Oct. 1714, waarbij die Van 17 Apr. 1687, 23 Apr. 1706 en 28 Oct. 1713 van kracht bleven; er blijkt uit, dat zijn zoon Aernoud ten huwelijk had ontvangen 186,337 gl.; deze ontving bovendien na zijn vaders dood de heerlijkheden, de kasteelen Bruelis en Gistelles met inboedels en landerijen. 1) Deze familie Oyens was afkomstig uit Bordeaux en Antwerpen; de latere familie Oyens, wier naam thans voorkomt in verband met de tamilie De Marez, kwam uit Kniphausen. (Zie ook De Wapenheraut jg. 1899, blz. 209-213). 13 98 De oudste dochter — gehuwd met den voorzitter der Hollandsche Ridderschap Baron Van Boetzelaer — ontving ten huwelijk 166,702 gl. en later het huis op den Vijverberg én Duinrel; terwijl de jongste dochter — gehuwd met Lord North and Grey — bij haar huwelijk 165,952 gl. had ontvangen. Blijkens het testament waren de legaten aan diaconiSiën en armen talrijk; het huis op de Boompjes zou onverdëeld blijven tot iemand van de kindskinderen of afstammelingen er zich in zou kunnen Vestigen. Zijn bovenbedoeld laatste testament werd 24 Mei 1721 — 12 dagen hafzijn dood— voor notaris H. Aelstius te 's-GTravenhage geopend; zijn weduwe ontving het vruchtgebruik der goederen. Zij leefde nog bijna 11 jaar; ook haar testament bevat vele bijzonderheden; een inventaris van haar'nagelaten goederen, afgesloten 21 Juni 1732, berust nog onder de hiervoor vermelde stukken van Réchteren, afgegeven aan het Rijks-archief te Middelburg '). Van het door haar aangehouden Dagboek — mede berustende onder bovenbedoelde stukken — is als Bijlage XU een uittreksel hierachter opgenomen, voor zoover dit betrekking heeft op de huwelijken van haar beide dochters. Hunne kinderen enz. zijn vermeld op Stamtafel E. Met hun kleindochter Cornelia Maria de Jonge van Ellemeet, overleden 24 Sept. 1747, stierf deze tak reeds uit. Haar echtgenoot Adolph Julius Burchard Baron Van Huffel erfde ingevolge haar testament de heerlijkheden en goederen zijner vrouw. Hun huwelijk was kinderloos en hijzelf hertrouwde in 1755 met Hermanna Cornelia Vriesen. Baron Van Huffel vermaakte dé heerlijkheden zijner eerste vrouw bij zijn overlijden op 24 April 1762 aan zijn onmondigen neef Joachim Adolph van Rechteren tot Rechteren, doch deze ontdeed zich 3 jaar later reeds — en nadat de tweede mevrouw Van Huffel afstand had gedaan van haar recht van vruchtgebruik — van die goederen. De heerlijkheid Ellemeet, het deel in Eikerzee en de tienden in Schouwen en Duiveland werden toen gekocht door "Willem de Jonge (zie Stamtafel F), behoorende tot de afstammelingen van Marinus Jobszn. de Jonge (zie Stamtafel C), welke tak thans volgt, hebbende "Willem de Jonge en zijn afstammelingen sedertdien den naam De Jonge van Ellemeet gevoerd en aldus den tweeden tak van dien naam gesticht. 1) Acte van deeling d.d. 5 Febr. 1734 der onverdeeld geble ven goederen van wijlen Maria Oyens door het Hot van Holland vastgesteld in sijn zitting van 29 Jan. t.v. Mr. J acob Verheije Johanna de Jonge van EU emeet 1640-1718 1644-1693 Olieverf-Portret Echtgenoote van Mr. J. Verheije Olieverf-Portret Eiqendom van Jhr. IT. C. M. de Jonqe van Ellemeet le ITarnsveU De tak van Marinus Jobszn. de Jonge, WAARONDER DE EERSTE TAK VAN CAMPENSNIEUWLAND. Marinus de Jonge Jobszn., de tweede zoon. van Job de Jonge en van Dana Mogge (zie blz. 81), was gedoopt te Zierikzee 38 Sept. 1622. Evenals zijn oudste broeder Mr. Johan en als zijn jongste broeder Iman '), die uitvoerig vermeld zijn op Stamtafel C, kwam bij reeds tijdens bet leven van zijnen in Zierikzee zulk een belangrijke plaats innemenden vader, in de regeering dier stad en in ambten van Schouwen en Duiveland. Zoo was hij van 1646—1652 commissaris van het landrecht; 16 Nov. 1651 werd hij in plaats van zijn vader door de Staten van Zeeland gekozen tot rentmeester van den lOOsten penning over Schouwen; van 1655—1665 was hij heemraad van Schouwen, en in 1667 en 1672 weesmeester van Zierikzee. 26 Dec. 1665 en 26 Dec. 1670 werd hij — zonder schepen of raad geweest te zijn — gekozen tot burgemeester van Zierikzee resp. voor 1666 en 1671, en in de tusschenliggende jaren 1667—1670 was hij er thesorier. Als regeerend burgemeester van Zierikzee komt hij 13 Maart 1666 voor het eersq. ter vergadering van de Staten van Zeeland en doet hij den eed als gedeputeerde. Tot zijn overlijden in 1688 was hij sedert 22 Juni 1666 commissaris der dijkage van Dreischor. Als gemeente-burgemeester was hij ook waarnemend baljuw en speelde- hij met zijn vader een belangrijke rol in de gebeurtenissen te Zierikzee, welke de uitroeping van den Prins van Oranje in 1672 als Stadhouder voorafgingen. Evenzoo was dit het geval in de geschillen tusschen de regenten onderling, gerezen over de niet-nakoming van de Contracten van Harmonie van 1652 en 1665 2). Denkelijk wegens zijn heftigheid, werd hij in 1672 bij de omzetting der stadsregeering door den Prins van Oranje van de regeering „geëxcuseerd", terwijl zijn vader — evenals zijn broeder Iman — daarin door den Prins werd bevestigd. 1) De tak van Mr. Johan de Jonge Jobszn. stierf uit in 1791 met mevr. Cornelia Bliek, geb. De Jonge, dochter van het in dezen tak het meest op den voorgrond tredenden lid, den burgemeester Butschert de Jonge; de tak van Iman de Jongs Jobszn. stierf eerst uit in 1888 met mevr. Dana Quirina Hahn geb. De Jonge, dochter van den pensionaris en burgemeester van Zierikzee, Mr. Samuel de Jonge. Hierdoor zijn de uit Marinus de Jonge Jobszn. spruitende takken, de eenige thans nog voortbestaande van het geslacht. 2) Zie hierover het Dagverhaal van A. van der Hucht, berustende onder de famüiepapieren. Hij is daarna niet meer in de regeering van Zierikzee en ter Staten-vergadering gekomen, wel vervulde hij er de functie van rentmeester van de grafehjkheid, in welke betrekking hij 27 Dec. 1673 hevige geschillen en twist kreeg met den burgemeester Anthony Hoffer over een extra-ordinaire schatting '). Dat hij reeds heer van Campensnieuwland zou zijn geweest - zooals de gedrukte genealogiën vermelden - is onjuist; eerst zijn gehjknamige kleinzoon Mr. M ar in u s de Jonge Jobszn. kocht in 1711 een deel van Campensnieuwland. Hij zelf - de oudere Marinus de Jonge Jobszn. - overleed te Zierikzee 30 April 1688. 11 Sept. 1645 maakte hij te Zierikzee huwelijksvoorwaarden met Cornelia Co op er- hij is blijkens de in originali aanwezige acte, daarbij geassisteerd door zijn vader Job de Jonge, oud-burgemeester van Zierikzee; zij door haar vader Cornelis Cooper, rentmeester van Zeeland Beoosterschelde. Het huwehjk werd 10 Oct dav te Zierikzee voltrokken. Zijn vrouw was gedoopt te Zierikzee 17 September 1623 en overleed er reeds 15 September 1653, na haar man 3 kinderen geschonken te hebben. Zij was een dochter van Cornelis Cooper voornd. en van Maria Commers. Blijkens de medé in originali in het Tamiüe-archief aanwezige acte, maakte nij 24 Jan 1659 opnieuw huwelijksvoorwaarden, thans met Cornelia de Cocq (in de acte wordt zij Cornelia Cock genoemd). Hij heet daarbij rentmeester en weduwnaar en is Weder geassisteerd door zijn vader den Burgemeester Job de Jonge, alsmede door den rentmeester Jacob de Cock, zijn zwager, mr. Cornelis de Jonge en Iman de Jonge, zijn broeders, terwijl haar huwehjkslieden zijn: haar broeder Mattheus Crynssen Cock, mr. Johan de Jonge, thesorier van Zierikzee, Daniël Stoutenburch en Johannes Cock. Dit tweede huwehjk werd 4 Maart d.a.v. te Zierikzee voltrokken; zijn tweede vrouw was geboren aldaar 4 Nov. 1630 en overleed er 31 jaar na hem op 14 November 1719. Zij was een dochter van Quirijn Mattheus, schepen van Zierikzee, en van Dirkje Ockers. Uit het tweede huwelijk sproten 5 kinderen. Met zijn eerste vrouw had hij 31 Dec. 1650 voor notaris Van der Hucht te Zierikzee getesteerd; er blijkt uit, dat zij 6843 ponden VI. had ingebracht; het testament berust in het famüie-archief. Over zijn nalatenschap berusten daarin verschillende stukken, w.o. een inventaris van de landerijen en van den boedel nagelaten doorMarinus de Jonge en eene deeling en scheiding van den boedel tusschen zijn weduwe Cornelia de Cocq enhare 5 1) Zie hierover Baadsnotulen van Zierikzee van 1 Jan., 4 en 6 Febr. 1674. 100 Cecilia Je Jonge van Ellemeet 1G48-1G8G Echtgenoote van Francois van Bredenhoff Olieverf-Portret door C. Netscher Eigendom van bet Museum Mayer van den Bergb te Antwerpen 101 kinderen, d.d. 15 April 1689. Er blijkt uit die stukken, dat bij een buis aan de Noordzijde van de Haven bewoonde met een schuur en hof erachter, tegenover de Hooge Molestraat. Zijn 8 kinderen en hun afstammelingen zijn vermeld op Stamtafel F hierna. Zijn oudste zoon — uit zijn eerste huwelijk — Mr. Job de Jonge (1647—1705) werd de stamvader van den eersten tak van Campensnieuwland, welke in 1768 uitstierf. Immers diens zoon Mr. Marinus de Jonge (1676—1741) was de eerste heer van Campensnieuwland '). Er bestond een polder van dien naam — in 1669 bedijkt en op Noord-Beveland gelegen — groot 82 gemeten 137 roeden — welke onder de goede onversterfehjke leenen Bewesterschelde voorkomt en welke behoorde aan Johan Kien en in 1753 aan de familie Van Citters. Het aan de familie De Jonge gekomen Campensnieuwland bestond uit later gewonnen schorren en gorsen, waaromtrent de Steenrol Bewesterschelde 2) vermeldt: „ Alsoo de grond van 't schorre oft uyttergors genaamt Campensnieuland „met den aanwassen van dien, gelegen ten Noordwesten van de heerhjkheid van „Oud-Campen, nu apart word te leen gehouden, is bij d'Ed. Mog. Heeren' Staaten „van Zeeland op voorgaande advysen van d'Ed. Heeren der Rekenkamer van Zeeland „in dato 6 April 1688 en 17 Maart 1689 daarmede als grootste portionaris van 't „voors. schorre, geïnvestieert Mr. Hubertus Stoutenburg, ten behoeve van sijn „medegeïnteresseerdens als blijkt bij den brieff van investituure etc." In 1711 was een deel dier schorren of uitergors, toen groot 154 gemeten, in het bezit van bovengenoemden Mr. Marinus de Jonge, die 18 Jan. 1712 daarmede beleend werd 3), bovendien werd hij 15 Juni 1716 beleend met 102 gemeten ambacht aldaar onder Heersdijck en Wissekerke, afgespleten van een grooter stuk van ruim 622 gemeten 4). Nog in 1720 behoorde een ander deel van Campensnieuwland aan Pieter Mogge van Renesse. Mr. Marinus' zoon, Mr. Bonifacius de Jonge van Campensnieuwland, (1708—1768) vergrootte dit bezit in 1759 door aankoopen van Pieter Pous met resp. 84 gemeten en 42 gemeten, zoodat al die stukken te samen ten slotte de heerlijkheid Campensnieuwland hebben gevormd. 1) Marinus de Jonge van Campensnieuwland bezat ook een tamiliefonds gesticht door Johanna de Jonge (volle zuster van den Raadpensionaris Bonifacius de Jonge), met haar echtgenoot Daniël Stoutenburg, bestaande uit een erfrente van 112 ponden VI. „ten behoeve van arme vrinden uyt haer beyder lijve gesproten". Marinus stamde van de erflaters af door zijn moeder Theodora Stoutenburg. 2) Archief Rekenkamer van Zeeland, 3e Steenrol Bewesterschelde, Ao. 1668, fo. 263 en 263 vs. 3) Als boven, reg. H. H. fo. 255. 4) A. b. reg. M. M. fo. 54. 102 Na het overlijden van Mr. Bonifacius voornoemd, die 3 Mei 1742 en 15 Oct. 1759 met die gemeten beleend was, ging Campensnieuwland echter over aan den zoon van zijn gewezen zwager, tevens vollen neef, van der Haer') uit diens 2° huwehjk met Anna van Wydenbrugh, n.1. aan Daniël Bonifacius van der Haer, die er 29 Nov. 1768 mede werd beleend. Eerst in 1830 kwam Campensnieuwland — zooals wij later zullen zien — door aankoop van eene van der Haer weder in het bezit van de familie De Jonge. Bovengenoemde Mr. Bonifacius de Jonge van Campensnieuwland is ook een der meest op den voorgrond tredende leden van zijn geslacht geweest in het midden der 18e eeuw; als schepen, raad en burgemeester van Zierikzee, gecommitteerde raad, raad ter admiraliteit en lid der Staten-Generaal heeft hij vele jaren lang op de verschillende bestuurshandelingen grooten invloed uitgeoefend. Met zijn neef Rutschert de Jonge, was hij het, die in het jaar 1747 in Zeeland een gewichtige rol speelde en door hun bezadigdheid schijnen zij vele onheilen te hebben voorkomen en niet gering waren zijne bemoeiingen in dit jaar, toen Willem IV overal als Stadhouder werd gekozen 2). Van de zonen uit het tweede huwelijk van Marinus Jobszn. de Jonge, stierf de tak van Mr. Quirijn reeds met diens kinderen uit en zette de jongere zoon uit het eerste huwehjk Dr. Marinus het geslacht voort. Zie de volgende Stamtafel E. 1) Ook do familieportretten gingen toen, krachtens het testament van Bonifacius van 2 Apr. 1765, over aan de familie Van der Haer. Uit den boedel van den kinderloos overleden Bonifacius van der Haer, secretaris van 's-Gravenhage, zijn ze in 1851 weder gedeeltelijk door de familie De Jonge teruggekocht. 2) Zie over hem: Wagenaar, Vaderlandsohe Historie XX, 78; Groot Placaatboek VU, 29, en tal van hem nog aanwezige brieven in het Familie-archief van en aan de voornaamste regeeringspersonen onzer Bepubliek. Stamtafel F. De tak van Marinus Jobszn. de Jonge, w.o.de eerste tak van Campensnieuwland. Marinus I Jobszn. 1622— 1688 X le 1645 I. Cornelia Cooper 1623— 1653 X 2e 1659 II. Cornelia de Cocq 1630—1719 (zie hem Stamtafel C en blz. 99 e.v.) (ex la) (ex 2a) Mr. Job Mzn. * Zzee 12-8-1647 student Leiden 10-10-1665 heemraad van Schouwen 1672, 77, 78 weesm1. Zzee 1679, 82 t ald. 27-5-1705 testeert 1-2-1679 en 26-11-1693 X Zzee 22-10-1675 (huws. voorw11. 4-10-t.v.) Theodora Stoutenburg(dr. van Daniël en van Susanna de Cocq) * Zzee 1-11-1653 f ald. 12-1-1716 beleend met tienden te Brij dorp van St. Jan te Utrecht Cornelis ged. Zzee 16-2-1649 beer. ald. 15-8-1653 Q u i r ij n ged. Zzee 28-12-1659 begr. Zzee 17-6-1660 Mr. Quirijn Mzn. * Zzee 39-3-1661 student Harderwijk 4-6-1677 heemraad van Schouwen 1700—11 f Zzee 17-2-1711 X Eikerzee 19-7-1695 (huws.voorwn. 1-7-t.v.) Dulcia de Witte (dr. van Cornelis en Cornelia de Huybert) * Zzee 23-12-1666 begr. ald. 23-3-1740 regentesse v. h. weeshuis 1723—40 Dr. Marinus II 1651—1721 X le 1680 I. Maria Pous 1655—1693 X 2e 1694 II. Maria de Witte 1659—1744 (Zie hen afzonderlijk behandeld blz. 103 e.v.) Cornelia * Zzee 4-2-1663 f ald. 12-10-1742 X ondertr. Zzee 20-6-1688 Pieter Pous (zn. van Mr. Bonifacius en Vincentia van der Haer) •DenHaag 16-10-1653 schepen en raad van Zzee opperdijkgraaf van Schouwen t Zzee 10-12-1723 Theodora ged. Zzee 1-6-1664 t ald. 15-12-1734 X Eikerzee 31-5-1689 Laurens de Witte heer van Eikerzee en Ellemeet (10-7-1694) (zn. van Cornelis, heer van Eikerzee en Cornelia de Huybert) * Zzee 25-8-1658 heemraad van Schouwen f Zzee 11-3-1727 Johan ged. Zzee 22-5-1667 begr. ald. 28-11-1669 (ex la) (ex 2a) Mr. Marinus hoer van Campensnieuwland (zie blz. 101) daarmede beleend 18-1-1712 * Zzee 1-7-1676 student Leiden 6-10-1696 woont eerst te Coes, waar hij 2-4-1703 burger wordt heemraad van Schouwen 1713—16 superintendent v. Schouwen 20-9-1720 commissaris v. U. lanarecno ioyy baljuw Zzee 22-3-1720—1741 heeft als zoodanig conflict m. h. Hof van Holland 1736 beleend m. d. tienden in Zonnemaire na overl. v. z. moeder 1716 beleend met de tienden van St. Jan 21-4-1716 t Zzee 30-11-1741 X Den Haag 1-7-1706 Catharina Ockerse (dr. v. Bonifacius en van Nicasia de Vos) * Zzee 21-3-1685 f ald. 31-3- 1747 beleend met tienden te Slabberdelling van St. Jan te Utrecht na overl. v. haar broeder Willem Ockerse 22-8-1733 Susanna * Zzee 7-3-1679 f ald. 11-11-1728 X Zzee 25-8-1705 Adriaan Ockerse (zn. van Cornelis en Margaretha Pous) * Zzee 13-8-1670 pensionaris-honorair aldaar schepen, raad en burgemr. v. Zzee t Zzee 19-1-1727 Marinus * Zzee 7-4-1696 heemraad van Schouwen 1721-25, 1727-52 f Zzee 13-2-1761 t regentesse v. h. Cornelia Zzee 9-3-1697 ald. 8-12-1779 weeshuis 1757—78 X Zzee 13-8-1732 Abraham Kip (zn. van Hubertus en Maria Magdalena Nolthenius) * Steenbergen 24-4-1687 baljuw van Middelharnis, drossaard van Bergen op Zoom, rentmeester der domeinen te Steenbergen en te Rosendaal en Nispen t Steenbergen 11-12-1747 Cornelis * Zzee 29-6-1700 t ald. 10-5-1703 eed. Bonifacius Zzee 8-2-1681 luit. t. zee o. h. schip Veere luit. der matrozen onder viceadmiraal Den Boer 26-1-1708 luit. inf. 28-10-1709 kapt. inf. 2-2-1723 rekwestreert 7-4-1738 zijn benoeming tot luit.-kolonel begr. Zzee 22-5-1739 ondertr. Bergen opZoom 26-9-1722 X Halteren 11-10-1722 Isabella van Rijnsouver (dr. van Nicolaas v. R.) geb. Bergen op Zoom -j- Halteren Marinus ged. Zzee 16-6-1683 begr. ald. 19-6-1683 Marinus III Jan Job Pieter 1687—1770 ged. Zzee 1-5-1689 ged. Zzee 21-5-1693 ged. Zzee + dr! 9.Q-F.-17fi9 c„;p. um a+Konrierlnk vertrekt o-ö-l/ro ais vaanung ieg . punt. nx-.j . _ v _„„„„ t,„i ina„-r\ rvnfWVnnnmn.n naar vanHolsteinteMeenen begr. ald. reeemesse V. n. wees- UBiianueiuuiz;. wuc.ï.; ^ü^v^j.^^^^ — ^ Cornelia Zzee 30-3-1686 -r>. Cornelis ged. Zzee 28-8-1995 begr. ald. ged huis 1749—56 X Sas van Cent 10-1719 Arend van Borsselen (zn. van Jacob en Anna Maria van Meeckeren) * Delft 5-3-1676 luit.-kol. inf. t Den Bosch 14-6-1743 X 1720 Tanna Plevier 1700—1750 n^lnn 25-9-1710 31-7-1693 15-10-1695 opziener van het gewond bij Malplaquet Cale-district 9-8-1715 krijgt verlof 14-3-1719 fiscaal te Jaffna- t Zzee 27-12-1720 patnam 4-7-1719 f Jaffnapatnam (Ceylon) 6-3-1721 Maria Cornelia ged. Zzee 8-7-1696 f ald. 20-1026-10-1769 Dana Cornelis Zzee 1699—1774 8-7-1696 X 1734 f ald. Cornelia Maria Cansius 1769 1709—1762 (zie hem afzonderlijk blz. 105-106) I hieruit de tak der tegenwoordige Jonkheeren De Jonge van Zwijnsbergen (zie blz. 154 e.v. en Stamtafel K). ged Benjamin Bergen op Zoom 18-5-1721 (voor het huwelijk)t jong. Theodora * Zzee 1-5-1707 t ald. 12-2-1762 X Zzee 28-10-1732 Willem Veth (zn. van Appolonius en Constantia Boudaen Courten) * Middelburg 3-6-1709 raad en schepen van Middelburg, ontvanger conv. en licenten f Antwerpen 27-9-1754 Mr. Bonifacius heer van Campensnieuwland (1742) (zie blz. 101—102) ged. Zzee 2-12-1708 student Utrecht 1730 schepen Zzee 1730—1759 raad 15-9-1730-17-5-1768 burgemr. 1752, 56, 59 ontvanger der gemeene middelen 1758—59 rentmeester gem. middelen 3-9-1759 leenman Beoosterschelde 27-4-1758—59 gecomm. raad 20-9-1759—68 raad ter admiraliteit 15-10-1759 lid Staten van Zeeland 1731—55 lid Staten-Generaal 1754—68 commissaris v. h. landrecht 1753, 55, 57 beleend m. d. tienden in Jeroens Polder en te Noordgouwe na overl. v. z. moeder 13-7-1747 en met de tienden in Zonnemaire 15-6-1742 beleend m. de tienden van St. Jan 3-10-1742 en m. tienden van St. Marie te Utrecht 28-1-1765 resp. te Slabberdelling en Brij dorp; al deze tienden,zoomede Campensnieuwland, gaan 1768 over aan Daniël Bonifacius van der Haer f Zzee 17-5-1768 Nicasia Susanna * Zzee 1-10-1710 t Koudum (Pr.) 29-4-1749 X Zzee 20-10-1746 Johan Willem van der Haer (zn. van Mr. Daniël en Maria Bonifacia Nicasia Rediviva Ockers) * Harlingen 12-5-1722 raad van Zzee grietman v. Hemelumer-Oldephaart, gedep. Staten v. Eriesland lid Staten-Generaal . t Koudum 25-6-1764 hij hertr. Anna van Wydenbrugh zijn le huwelijk was kinderloos, Campensnieuwland enz. komt aan een zoon uit het 2e huwelijk. Job * Zzee 12-5-1714 i ald. 16-7-1727 Maria Dana * Tholen 30-8-1721 f Breda 17-10-1804 begr. Zzee 29-10-d.a.v. testeert 26-9-1792 X Zzee 30-11-1771 (huws. voorw11. 15-10-t.v.) Carel Willem Rudolph van de Sande (zn. van Tilman en Anna Aletta Louisa van Aken) * Büderich 8-2-1721 luit.-kolonel infanterie te Breda in 1792 f verdronken op de Maas tusschen Rotterdam en het tolhuis 14-2-1793 begr. Rosenburg. Anna Wilhelmina ged. Tholen 3-5-1724 t jong. Petronella Theodora Johanna ged. Tholen 30-9-1715 t j°ng- Marinus Jan 1730—1783 uit wien de tegenwoordige familie der Jonk- heeren De Jonge (zie blz. 107 e.v. en Stamtafel G) Anna Cornelia Cornelia Arendina ged. Tholen 28-9-1732 ged.Tholen 18-10-1733 t Zzee 27-10-1747 f Tholen 11-1733 Willem 1735—1806 uit wien de tegenwoordige familie der Jonkheeren De Jonge van EUemeet (zie blz. 146 e. v. en Stamtafel I). Bonifacia geb. Philippine ged. Tholen 18-9-1738 t jong- Dr. Marinus de Jonge, zoon van Marinus de Jonge Jobzn. en diens eerste echtgenoote Cornelia Cooper (zie blz. 100en Stamtafel F), geboren te Zierikzee 12 Februari 1651 '), werd 16 April 1672 te Leiden en 17 Dec. 1674 te Utrecht als medic. student ingeschreven. Hoewel hij zich na zijn promotie in Jan. 1675 als geneesheer in zijn geboortestad vestigde, bekleedde bij toch aldaar verschillende regeeringsambten. Zoo was hij er commissaris van het landrecht van 1680—82, heemraad van Schouwen 1687, '88, '91—'94, weesmeester in 1689, '90, '95 tot '98, schepen van Zierikzee van 1699—1701, terwijl hij als stadsdokter was aangesteld van 28 Aug. 1694 tot zijn overlijden in 1721; den 22 Mei 1721 werd hij te Zierikzee begraven. Hij huwde aldaar le. op 2 Mei 1680 Maria Pous, geboren te 's-Gravenhage 5 Mei 1655, begraven te Zierikzee 1 Juli 1693, dochter van Bonifacius Pous, raad in het Hof van Vlaanderen, en Vincentia van der Haer. De huwelijkscommunicatie d.d. 20 Apr. 1680 berust nog onder de familiepapieren, evenals een brief van zijn hand van Leiden 11 Jan. 1675 aan zijn vader, meldende zijn promotie te Utrecht. Hij huwde 2e. te Hieuwerkerk. 1 November 1694 met Maria de Witte, geboren te Zierikzee 5 December 1659, er begraven 23 Januari 1744, en dochter van Cornelis de Witte en Cornelia de Huybert. Uit het eerste huwehjk sproten 7 en uit het tweede huwehjk 4 kinderen; deze kinderen zijn op de hier voorgaande Stamtafel F vermeld, terwijl de zonen Marinus en Cornelis, resp. gesproten uit zijn 1° en uit zijn 2e huwehjk, die het geslacht voortzetten, afzonderlijk besproken worden. In afwijking van de famihe-traditie traden de zonen van Dr. Marinus de Jonge niet in de magistratuur, doch van zijn vijf zonen traden er drie in militairen dienst, één trad in dienst bij de O. I. Compagnie, terwijl alleen de jongste zoon Cornelis te Zierikzee bleef en daar stedelijke ambten bekleedde. . Marinus de Jonge, de 3e achtereenvolgens van dien naam, zoon van Dr. Marinus de Jonge en van diens eerste echtgenoote Maria Pous, was geboren te 1) Als voorbeeld van een testament op jeugdigen leeftijd gepasseerd, mag vermeld worden, dat op 22 Febr. 166» een besloten testament bij nots. H. Dillinck te Zierikzee werd gedeponeerd, opgemaakt door Job en Marin'js de Jonge, broeders, die elkander daarbij wederkeerig tot erfgenaam benoemen en bij voor-overlijden hun vader Marinus de Jonge. Het origineel berust in het Familie-aro'hief te 's Gravenhage. De testateurs waren toen dus resp. 21 en 18 jaar oud. 104 Zierikzee 26 Maart 1687, trad in 1702 als cadet in militairen dienst en werd door de Staten van Zeeland 27 Oct. 1704 benoemd tot vendrig. Van 1704 tot 1706 diende hij op 's lands schepen van oorlog, welke bestemd waren om tijdens den Spaanschen Successie-oorlog landingen te doen op de kusten van Frankrijk en Spanje. Achtereenvolgens werd hij aangesteld tot luitenant bij het voetvolk op 28 Oct. 1709; tot kapitein in het regiment van den luitenant-generaal van der Beke op 19 Sept. 1720 en tot kapitein in het regiment van den Prins van Holstein op 22 Nov. 1728; tot majoor-titulair in hetzelfde regiment op 8 Febr. 1729; tot luitenant-colonel in het regiment van den brigadier de Blansacq op 22 Maart 1736; en tot colonel-commandant van een regiment infanterie inplaats van den kolonel Montet op 9 April 1739 ')• Als officier nam hij deel aan de veldslagen bij Ramillies 1706, Oudenaerde 1708, Malplaquet 1709 (waar zijn jongere broeder Job zoodanig gewond werd, dat bij eenigen tijd later den militairen dienst moest verlaten) en bij Denain in 1712. Zelf werd hij zoowel bij Ramillies als bij Malplaquet gewond. Voorts woonde hij de belegeringen bij van Rijssel en Doornik in 1709, Douai en Bouchain in 1710 en 1711. Toen hij kolonel werd, was hij in garnizoen te Philippine en kwam hij 6 maanden later voor den Krijgsraad te Sluis, omdat hij een zijner onderhebbende officieren aldaar tot een duel uitgedaagd had. Het was de kapitein Stevelin, die hem in zijn afwezigheid had gesmaad. Bij vonnis van dien Krijgsraad d.d. 23 Oct. 1739 werd hij overeenkomstig de Placaten op de Duellen vervallen verklaard van alle militaire charges. 13 Sept. 1740 rekwesteert hij aan de Staten van Zeeland, onder aanhabng van het bedoelde vonnis, dat deze uitspraak „noch infamie noch inhabiliteit" inhoudt, waarom hij, „omdat bij zich in de uiterste verlegenheid ziet gebracht, verzoekt om „uit hoofde van zijn 38-jarigen trouwen dienst hersteld te worden in zijn charge van „collonel en capitein van een regiment en compagnie infanterie ter repartitie van „Zeeland". 24 Nov. d.a.v. namen de Staten, nadat de magistraat van Zierikzee het verzoek sterk gesteund had, hierop eene beslissing en ontving hij acte als colonel-titulair met het tractement van colonel, terwijl de overste de Brauw als kolonel zijn vorig regiment ontving. Hoewel er eerst sprake van was, dat hij als commandant der militie op Java in 1742 naar Indië zou gaan, is dit niet tot uitvoering gekomen. 1) Zie de benoemiogen*in de Notulen van de Staten van Zeeland. De origineele comuüssiebrieven berusten in het Famüie-arehief te 's-Gravenhage. 105 Als kolonel-titulair woonde hij nog 30 jaar te Zierikzee, waar hij 83 jaar oud op 15 Mei 1770 overleed '). Voor nots N. van Duyn te Zierikzee maakte hij 10 Augustus 1764 zijn testament; als legaat geeft hij daarbij aan zijn zoon W i 11 e m (toen juist heer van Ellemeet) en aan zijn oudste dochter Maria Dana (later gehuwd met den kapitein C. W. R. van de Sande) te samen, het gebruik van het huis daar hij in woont met alle meubelen. Dit huis lag op de Zuidzijde van de Oude Haven en had hij 11 Jan. 1762 voor 700 ponden VI. van mej. Van de Putte gekocht. Het huis werd 16 Maart 1775 door zijn hiervoor genoemde dochter weder verkocht. Tevoren had hij reeds te Zierikzee getesteerd voor not8 Johan de Jonge op 24 Apr. 1751 en nog eerder op 11 Febr. 1730 te samen met zijn echtgenoote en dit gedeponeerd voor not8. A. Hutspot te Tholen op 2 Febr. 1732. Dit laatste testament werd 23 Nov. 175 L eveneens bij not8. De Jonge te Zierikzee ingeschreven. Deze echtgenoote was Tanna Plevier, met wie hij te Vossemeer in October 1720 was gehuwd; zij was geboren te Renesse 18 Januari 1700, overleed te Zierikzee 10 Mei 1750 en was een dochter van Willem Plevier, schepen van Tholen en van Anna Trompen. Uit dit huwelijk waren 8 kinderen gesproten, die vermeld zijn op Stamtafel F, terwijl de afstammelingen van hun 2 zoons voorkomen op de Stamtafels O en I. Zijn jongste broeder was de hiervoor genoemde Cornelis de Jonge, van wien de tak van Zwijnsbergen afstamt. Hij was geboren te Zierikzee en er gedoopt 29 September 1699; in tegenstelling met al zijn andere broeders trad hij niet in militairen dienst, doch bleef te Zierikzee, alwaar hij de volgende functies vervulde: heemraad van Schouwen 1721, '22, '26 en '27; secretaris van het land van Schouwen sedert 1727 tot zijn overlijden; weesmeester van Zierikzee 1748—'53, '55, '56, '59, '60 en 1762—'64; kerkmeester aldaar 1757 en 1758. Met zijn straks te noemen echtgenoote testeerde hij te Zierikzee op 24 Aug. 1735 en 24 Maart 1738 voor notaris Johan de Jonge. Opnieuw testeerden zij samen op 10 Maart 1762 voor notaris P. van de Water aldaar 2). Zij woonden aan de Zuidzijde van de Oude Haven naast het huis van de erven van den opperdijk- 1) Al die jjren bleef hij ambteloos, aUeen in 1747 werd hem bij het naderen der Fransohen door de Staten ran Zeeland en de stad Zierikzee opgedragen, om de noodige versterkingen aan te leggen op het eiland Duiveland.' 2) Dit testament berust in originali ook in het Familie-archief te Den Haag. 14 106 graaf Mr. Pieter Pons, welk huis Cornelis de Jonge 4 Mei 1745 van Johan van der Eycken had gekocht. Zijn laatste testament vindt men in het protocol van notaris ÏT. van Duyn te Zierikzee d.d. 5 Mei 1773, hij heet daarin nog secretaris van Schouwen; het volgende jaar in Februari overleed hij te Zierikzee, waar hij 2 Maart 1774 werd begraven. Bij laatstbedoeld testament had hij bepaald, dat alle landerijen, welke hem toebehoorden,-, gedurende, de minderjarigheid zijner erfgenamen onverdeeld zouden moeten blijven. Die erfgenamen waren de 5 toenmaals onmondige .kinderen van zijn reeds overleden zoon Mr. M a r i n u s Bonifacius de Jonge (zie Stamtafel K). Hierdoor werden zijn vaste goederen eerst in 1793 verdeeld, waarbij bleek, dat zij een waarde hadden van ruim 5758 ponden VI. ')■ Hij was te Zierikzee 7. Juli 1734 gehuwd met Cornelia Maria Cansius, geboren te Zierikzee 21 November 1709, overleden aldaar 18 September 1762, dochter van Ds. Jan Wynarid Cansius, predikant te Zierikzee, en van Cornelia van Borre. Uit' dit huwelijk sproten 8 kinderen, waarvan alleen de oudste zoon dezen tak voortzette. Zie hen op Stamtafel K en het hoofdstuk De Jonge van Zwijnsb e r g e n. hierachter. 1) Zie Notaris J. Mosselmins te Zierikzee: 1793, Staat en kort summier, mitsgaders kaveling, scheiding en verdeeling der vaste goederen van den Heer Cornelis de Jonge, secretaris van Schouwen, overleden in Februari 1774. Wan enbor J van M annus Jan de Jonge 1730-1783 Afkomstig uit de Sint-Lievens Monsterkerk, en in 1798 gebracht ten huize van zijn zoon Willem Adriaan Eigendom van Douairière Jhr. Mr. J. // '. ü. Scbuurbeque Boeye, geb. Jkvr. De Jonge le Noordgouve Marinus Jan de Jonge, oudste zoon van den kolonel Marinus de Jonge en van T a n n a Plevier, (zie blz. 105) was geboren te Tholen 13 Februari 1730. Evenals zijn vader en twee zijner ooms, trad hij 15 jaar oud, als cadet in krijgsdienst; 27 Mei 1746 ontving hij commissie als vendrig in het regiment De Brauw onder de compagnie Balfour, en reeds in het volgende jaar 24 Jan. 1747 werd hij tot sous-luitenant in de comp. van kap. Gervais bevorderd, in welken rang hij gewond werd gedurende de belegering van Hulst door de Franschen bij het springen van een verdedigingswerk aan een der poorten aldaar ■). 28 Juli 1749 werd hij benoemd tot adjudant in het regiment van den luit.-generaal Zoute. Nog vier jaren bleef hij in dienst, toen hij in 1753 door toedoen van zijn invloedrijken achterneef Mr. Bonifacius de Jonge van Campensnieuwland (zie Stamtafel F) als luitenant in het regiment van den kolonel Pous demissie bekwam (hij was toen te Maastricht in garnizoen) en tot schepen van Zierikzee benoemd werd; schepen was hij tot 1768. In 1756, den 7 Augustus, werd hij tot raad dier stad gekozen, wat hij tot zijn overlijden bleef. Bovendien was hij secretaris van thesorieren 15 Febr. 1754; secretaris van de weeskamer van 26 Febr. 1759 tot Aug. 1766; pensionaris-honorair van Zierikzee sedert 16 Aug. 1777, en commissaris van het landrecht in 1760 en 1763. Van 1754 af was hij wegens Zierikzee afgevaardigde ter Staten van Zeeland, als hoedanig hij 9 Dec. van dat jaar den eed aflegde. Reeds in 1759, evenals later in 1762 en 1766, bekleedde hij de waardigheid van burgemeester 2). Hij was een man, die algemeen de achting van die hem kenden genoot en voor velen de vraagbaak voor de belangen van de stad Zierikzee. De menigte van brieven — berustende in het Famihe-archief — aan hem gericht door B. de Jonge van Campensnieuwland, Van de Perre, Van Borssele, Van Lynden, Van Citters, Van de Spiegel en Steengracht, bewijzen dit. Aandacht verdient hetgeen A. Steengracht, raadpensionaris van Zeeland, aan hem schrijft in zijn brieven van 2 en 4 Aug. 1768 ter aanbeveling en behoud 1) In een rapport d.d. 20 Mei 1747 aan de Regeering van Zierikzee, geschreven door de gecommitteerden van wege die stad ter Staten van Zeeland, leest men: „eene missive van den major De Salve van den 18n deses, daerbij communiceert, dat een poort tot Hulst door baldaedlgheit van een officier was gesprongen, waardoor versoheijden officieren swaar gequetst, en anderen ligt, dat onder do ugte De Jonge etc." 2) Van al zijn aanstellingen, zoowel militaire, als andere, berusten de origineele oommissiebrievèn nog in het Familie-archief te 's-Gravenhage. 108 van het te Zierikzee bestaande „Contract van Harmonie", welk contract „ik considere" zegt Steengracht, „als de basis van de harmonie, die er tot nog toe te Zierikzee is", enz. '). Bovendien was M. J. de Jonge zeer ervaren in 's Lands oude geschiedenis, bijzonder in die van Zeeland en van zijn vaderstad, hetgeen blijkt uit een aantal door hem nagelaten stukken en uit een door. hem vervaardigd register op de Charters van Zierikzee. In Aug. 177B werd hij door de Maatschappij van Ned. Letterkunde te Leiden gekozen töt haar medelid, blijkens Handelingen dier Maatschappij van 1775 2), als „oudheid- en historiekundige". Verschillende malen werd hij afgevaardigd om de belangen zijner Provincie ter Generaliteit te behartigen, b.v. in 1763, 1765 en 1766, toen hij als extra-ordinaris gedeputeerde ter Staten-Generaal naar 's-Gravenhage ging. Den 31 Mei 1766 bekwam hij — met de meerderjarigheid van den Stadhouder "Willem V — de hem reeds, vroeger toegezegde commissie van Raad ter Admirahteit van West-Priesland en. het Noorderkwartier, welke functie hij tot zijn overlijden bekleedde. Hij overleed te Zierikzee 23 Juni 1783 „des nachts om half één uur, na eene „ziekte van, weinige uren, zijnde eene apoplexie", zooals de communicatie-brief vermeldt. Onder de testamenten van notarissen te Zierikzee vindt men er eenige door hem en zijn echtgenoote gepasseerd. Zoo testeerden zij op 27 Maart 1759 en weder op 10 Oct. 1770 voor notaris P. van de Water aldaar: in het laatste testament legateert hij: „zijne collectie plakkaten, ordonnantiën, resolutien, registers van staten-notulen „en andere manuscripten betrekkelijk Zeeland, Holland en de Generaliteit en de stad „Zierikzee aan dengene zijner zonen, welke het eerst tot Regent van een der stemhebbende steden dezer Provincie zoude mogen worden bevordert" '). Hij kocht te Zierikzee van Cornelis M. Balfour op 14 Mei 1764 een huis en erf aan de Westzjjde van het Ko'raalstraatje, en had een „frayen tuin", groot 84 roeden, aan de Oostzijde van het-Vrije, met een gang aldaar ingaande, welken zijn weduwe 14 Aug. 1783 verkocht. Hij was eigenaar van tiendlanden van de kapittels van Oud-Munster en van St. Marie te Utrecht, gelegen op Schouwen en Duiveland, met welke zijn oudste zoon Mr. Marinus Jan op 24 Nov. 1783 e.v. door genoemde kapittels,beleend werd 4). 1) In den Ned. Spectator van 10 Nov. 1866 deelt Jhr. J. de Witte van Citters een Zierikzeesch Contract van Harmonie mede. 2) Zijn dood is vermeld in Handelingen Ao. 1734, blz. 0. Over M. J. de Jonge's letterkundige aanraking met Van de Spiegel zie ook Mr. L. P. van de Spiegel en zijne Tijdgenooten, door prol Vreede, Middelburg 1874, I blz. 27-28 en noot 1 blz. 2a Van de Spiegel in zijne. Satisiactie van Goes (1777), hlz. 336-337, gewaagt ook van hem. 3) Dit testament berust ook in originaUin het Fanrilie-arehiei 4) Zie ook Charters van de Bekenkamer v"•"'"> ' « ' "„„„„„„„„ ni.ii> i .1 .....iiii.iiini.ii ■ Jhr. W ïilem Ma rinus Hendrik de Jonce 1824-1898 Olieverf-Portret Eigendom van Douairière Jhr. Mr. J. W. D. Scbuurbeque Boeye, geb. Jkvr. De Jonge te Noordgouwe 131 Uit dit huwelijk: Jkvr. Henriette Caroline Wilhelmina de Jonge, geboren te Zierikzee 30 Juli 1851, huwt te Zierikzee 26 Juli 1873 Jhr. Mr. Jacobus Willem Daniël Schuurbeque Boeye, geboren aldaar 26 Maart 1-845, oud-wethouder van Zierikzee en oud-rechter in de arrondissements-rechtbank aldaar, overleden h. Mon Plaisir te Noordgouwe 29 Juli 1920, zoon van Jhr. Mr. Jacobus en Wilhelmina Catherina Jacoba van Dongen. 2.a. Jhr. Mr. Caspar de J o n g e, geboren huize den Haan onder Noordgouwe 16 Juni 1826, raadsheer in den Hoogen Baad der Nederlanden, overleden te 's-Gravenhage 3 April 1888, trouwt te Wageningen 16 Juni 1854 Johanna Wilhelmina de Crane, geboren te Alkmaar 5 April 1833, overleden te , 's-Gravenhage 15 Januari 1913, dochter van Martinus én Anna Maria Gerarda Wilhelmina barones du Tour. Uit dit huwehjk sproten 6 kinderen: 1. Jhr. Karei Willem de Jonge, volgt b. 2. Jkvr. Anna Maria Gerarda Wilhelmina de Jonge, geboren te Zierikzee 11 Februari 1857, huwt te 's-Gravenhage 24 Mei 1881 Jhr. Steffan Balthazar Ortt, geboren te Maastricht 26 Mei 1853, oudzeeofficier, le rijkshavenmeester en waterschout te Rotterdam, zoon van Jhr. Jacob Reinoud Theodoor en Leontine Louise Josephine de Raikem. 3. Jkvr. Henriette de Jonge, geboren te Zierikzee 13 Juli 1858, overleden te Middelburg 16 Augustus 1914, trouwt te 's-Gravenhage 29 Maart 1883 Antonie Jacob Herbert graaf van Lynden, geboren te Zutphen 6 Februari 1847, gepens. kolonel der artillerie, zoon van graaf Mr. Rudolph Willem en van Jkvr. Antonia Elisabeth van der H e i m. 4. Jhr. Martinus de Jonge, geboren .te Zierikzee 26 November 1859, secretaris-generaal aan het Departement van Financiën, ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw (27 Aug. 1908), commandeur in de Orde van OranjeNassau (6 Oct. 1920), huwt te Utrecht 7 Maart 1895 Jkvr. Jacoba Henriette Magdalena van Asch van Wijck, geboren te Utrecht 10 Maart 186Ó, dochter van Jhr. Mr. Hubert Alexander Maurits en van Henriëtte Hester des Tombe. 5. Jhr. Willem Caspar de Jonge, volgt b.b. 6. Jhr. Adriaan Willem Gerrit de Jonge, geboren te Middelburg 24 Juni 1868, overleden aldaar 24 December 1870. 132 t. Jhr. Karei "Willem de Jonge, geboren te Zierikzee 13 Mei 1855, ouddirectenr van een suikerfabriek te Paray (Seine et Oise), wonende te Apeldoorn, huwt leteMissy-lez-Pierrepont(Aisne)27 Januari 1885 Marthe Loncq, geboren te Laon 27 Juni 1864, overleden te Paray 20 September 1903, dochter van Alphonse en Marie Joséphine G-enéviève Pottier; hij huwt 2e te Baarn 3 Juli 1907 Maria Johanna van de Wall, geboren te Tiel 21 Augustus 1874, dochter van Nicolaas en Sybrigje Fo ekens. Uit het eerste huwehjk sproten: L Jkvr. Joséphine Wilhelmine de Jonge, geboren te Paray 8 December 1885, overleden aldaar 9 December 1886. 2. Jkvr. Wilhelmine Joséphine de Jonge, geboren te Paray 20 Augustus 1898. 3. Jhr. Emile de Jonge, geboren te Paray 7 Juli 1903. b.b. Jhr. Willem Öaspar de Jonge, geboren te Middelburg 21 Juli 1866, lid van de Eerste Kamer der Staten-Generaal, lid van den gemeenteraad te 's-Hertogenbosch, huwt te Haarlem 30 Augustus 1895 Cornelia van Vladeracken, geboren te Hoorn 14 December 1870, dochter van Gerard Pieter en Jkvr. Jacoba Elisabeth van Foreest. Uit dit huwelijk: 1. Jhr. Caspar de Jonge, geboren te Hoorn 7 Juni 1897. Jhr. Mr. Jol ïan Cornelis Je Jonge 1793-1853 Photographie Gouden penning van Jlir. M_r. J. C. de Jonge Eigendom van Douairière Jhr. Mr. J. K. J. de Jonge, geb. Jkvr. De Koek te Lausanne 2. Jkvr. Jacoba Elisabeth de Jonge, geboren-te Maastricht 28 Dec. 1901. 3. Jkvr. Cornelia "Wilhelmina de Jonge, geboren te Amby (L.) 29 Mei 1908. Jhr. Mr. Johan Cornelis de Jonge, (zie StamtafelH), zoon van Jhr. Mr. Willem Adriaan de Jonge van Campensnieuwland en van Cornelia Petronella Mogge Pons, geboren te Zierikzee 9 Mei 1793. Hij werd in Mei 1813 aangewezen als garde d'honneur en op 18 October 1814 als student in de rechten te Leiden ingeschreven. Hij voleindigde zijn studies aldaar op 27 Juli 1816 met de verdediging van een geschied-rechtskundig proefschrift, bevattende deels onuitgegeven, deels door hem verbeterde Hollandsche en Zeeuwsche charters. Voor zijn studietijd te Leiden had hij zich reeds verdienstelijk gemaakt jegens zijn vaderstad door belangrijke charters en andere gedenkstukken, welke onder het Fransche bewind verkocht zouden worden, voor verlies te redden. Gedurende den studietijd, bij het dreigend gevaar, waarin ons land door den 133 134 terugkeer van Napoleon verkeerde, nam hij de wapens op en maakte den geheelen veldtocht mede. Na zijn promotie werd hem het toezicht opgedragen over het Kon. Kabinet van Penningen, welke verzameling hij ordende en waarover hij in 1823 uitgaf: Notice sur le Cabinei des médailles et des pierree gravées de S. M. le Roi des Pays-Bas. In 1824 verscheen daarop van zijn hand een: Premier Supplément. Voor en na zagen van zijn hand een groot aantal verhandelingen en levensschetsen over historische onderwerpen en personen het licht1), en welverdiend was dus zijn aanstelling in 1831 als Archivaris des Rijks, na het overlijden van den Archivaris Van Wijn, welke laatste zijn leermeester was geweest en aan wien hij zijn historische ontwikkeling te danken had. In de betrekking van Algemeen Rijksarchivaris bewees J. G. de Jonge hoogst belangrijke diensten, getuigen de vele door hem uitgegeven werken, doch afgescheiden hiervan, werd hij bovendien nog tot vele openbare ambten geroepen. In 1826 benoemd tot lid van den raad van 's-Gravenhage, werd hem in 1827 de hoofdleiding van het Stedelijk Dagblad opgedragen, waarmede hij 18 jaar lang belast bleef, totdat hij einde 1844 tot wethouder werd gekozen. Voorts was hij van 1849—1851 lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, en sedert 1835 curator der Latijnsche scholen. Hij was lid van verschillende binnen- en buitenlandsche geleerde genootschappen en instellingen; reeds in 1826 was hem toegekend de gouden medaille voor de beste bewerking van eene Algemeene Nederlandsche Geschiedenis, sedert 4 Juli 1829 was hij ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw en sedert 9 Maart 1849 ridder 2e kl. in de Orde van St. Anna van Rusland. Van de door hem uitgegeven werken is het grootste en meest bekende stellig het standaardwerk de: Geschiedenis van het Nederlundsch Zeewezen, uitgegeven te Den Haag van 1833 tot 1848, in 6 deelen met platen en kaarten. Hiervan verscheen in 1858 en v. j. een 2e uitgave bewerkt door zijn zoon Jhr. Mr. J. K. J. de Jonge, vermeerderd met de nagelaten aanteekeningen van den . overleden schrijver. ; • Jhr. Mr. J. O de Jonge overleed op huize Zuidhoorn bij Rijswijk 12 Juni i 1853. Hij was, te 's-Gravenhage 18, September 1816 gehuwd met Jkvr. Henriette Philippina jacoba van Kretschmar, geboren aldaar 30 December 1791, er overleden 5 Mei 1861, dochter van Jhr. Constant ij n 'en van Maria Leopoldina Catharina van Oyen. Zie eene opsomming van deze uitgaven bij J. A. van der Aa, Biograpniseb. Woordenboek, in vooe. Jhr. Mr. W.A.C. de Jonge 1819-1905 Photograph ie 135 Uit dit huwelijk sproten 5 kinderen: 1. Jhr. Mr. Willem Adriaan Cornelis de Jonge, volgt ». 2. Jhr. Mr. Constantijn Leopold de Jonge, geboren te 's-Gravenhage 10 Maart 1821, inspecteur van financiën in Ned. Indië, ongehuwd overleden te 's-Gravenhage 13 October 1865. 3. Jkvr. Magdalena Maria de Jonge, geboren te 's-Gravenhage 9 Juni 1822, overleden aldaar 19 October 1811. 4. Jhr. Mr. Jan Karei Jacob de Jonge, volgt a.a. 5. Jhr. Mr. Bonifacius Cornelis de Jonge, volgt a.a.a. a. Jhr. Mr. Willem Adriaan Cornelis de Jonge, geboren te 's-Gravenhage 31 October 1819, referendaris bij het Departement van Justitie, lid van den Raad van State, lid van den Raad van Voogdij over H. M. de Koningin, voorts oud-lid van den gemeenteraad van 's-Gravenhage, oud-lid van de Provinciale Staten van Zuid-Holland, ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw (10 Mei 1849), en commandeur in deze Orde (23 Febr. 1883), officier in die van het Legioen van Eer (14 Nov. 1860) overleden te 's-Gravenhage 5 November 1905. Hij huwde te Middelburg 11 Augustus 1848 met zijn volle nicht Jkvr. Maria Frederica de Jonge, geboren aldaar 11 Augustus 1822, overleden te 's-Graveuhage 10 Mei 1903, dochter van Jhr. Dr. Bonifacius en van Cornelia Henriette Lantsheer. Uit dit huwehjk sproten: 1. Jkvr. Henriette Bonifacia de Jonge, geboren te 's-Gravenhage 6 November 1849, overleden aldaar 23 Juli 1898. 2. Jkvr. Cornelia Johanna de Jonge, geboren te 's-Gravenhage 3 Mei 1851, overleden aldaar 31 Mei 1905. 3. Jkvr. Maria Wilhelmina de Jonge, geboren te 's-Gravenhage 28 Januari 1853, overleden aldaar 1 Maart d.a.v. a.a. Jhr. Mr. Jan Karei Jacob de Jonge, geboren te 's-Gravenhage 17 Juni 1828, adjunct-rijksarchivaris (1854', commies-griffier (1858', daarna griffier der Eerste Kamer (1877). Hij was ridder in de Orde van den Nederlandschen Leeuw (12 Mei 1874). Behalve verschillende historische werken, welke 1) Hij schreef o.a. het ia de Juridische wereld nog bekende standaardwerk: Administratie en Justitie. Hij was het die de manuscript-genealogie van den generaal.majoor O. F. de Jonge vervoUedigde en van vele aanteekenmgen voorzag. Van deze en van andere aanteekeningen van zijn hand i. bij de levensbeschrijving T), en van Susanna Elisabeth de Keijzer. Daar deze laatste een dochter was van Herman de Keyzer en van Suzan na Elisabeth Verheije, en daardoor een kleindochter van den Raadpensionaris Mr. Jacob Verheye en Johanna de Jonge van Ellemeet (zie Stamtafel E) zijn de leden van den 2° tak van Ellemeet deelgerechtigd hierdoor in het fonds gesticht door Magdalena Briel, weduwe van Mr. Jacob de Jonge van den l11 tak van Ellemeet, en welk fonds op blz. 91 hiervoor vermeld is. Zijn eenige zoon was Mr. Marinus de Jonge van Ellemeet, heer van Ellemeet en Eikerzee, geboren te Amsterdam 6 September 1774. Deze werd 16 September 1792 als student in de rechten te Leiden ingeschreven en vestigde zich na zijn promotie weder te Zierikzee. Juist op 16 Jan. 1795 tot Raad dier stad benoemd, werd hij 20 dagen later, zonder nog beëedigd of geïnstalleerd te zijn, op 6 Febr. van dat jaar reeds ontslagen tengevolge van de inmiddels uitgebroken revolutie. In plaats van zijn vader werd hij 30 Apr. 1805 benoemd tot drossaard en schout 1) Bene genealogie Pous versoheen in de Heraldieke BïMiotheek jg. 1876. 148 van St. Maartensdijk en Scherpenisse, terwijl hij in den Franschen tijd van 1811— 1813 ook maire van St. Maartensdijk was. Na de omwenteling verscheen ook hij wegens Zeeland op de Vergadering van Aanzienlijken en Notabelen in 1814 te Amsterdam gehouden. Hij woonde later te 's-Gravenhage, waar hij den post van Directeur der Kon. Nederlandsche Loterij vervulde van 1816 tot zijn overlijden. Hij stierf te 's-Gravenhage 14 Juni 1824. Te 's-Gravenhage was hij 26 Juni 1803 gehuwd met Marie "Wilhelmina Susanna van Outhoorn, geboren te Utrecht 26 Juni 1777, overleden te's-Gravenhage 23 November 1823, dochter.van Mr. Cornelis Jacob en van Anna Maria van Veldhuyzen. r In tegenstelling met zijn neven "Willem Adriaan en Francois Clement, die in 1814 en 1821 verheven werden in den Noderlandschen Adel, hetgeen in. 1825 ook geschiedde voor een lid van den straks te behandelen tak van Z w ij n s b e rgen, verzocht mr. Marinus de Jonge vaa Ellemeet (hierboven behandeld) geen verheffing in den Adelstand. Dit geschiedde eerst door zijn eenigen zoon Mr. Willem Cornelis Mary de Jonge van Ellemeet, toen deze zelf reeds hoogbejaard (73 jaar) was; sedert het Kon. Besl. van 13 Mei 1884 nr 33 is deze met zijn afstammelingen verheven in den Nederlandschen Adel en waren toen daarin alle De Jonge's opgenomen, behalve de toen nog in leven zijnde mevrouw Hahn (f 29 Mei 1888)-geboren Dana Quirina de Jonge, dochter van den in zijn tijd bekenden Zierikzeeschen burgemeester Mr. Samuel de Jonge. (1750—1808)..')• De 2e tak De Jonge van Ellemeet is verder behandeld op Stamtafel I en blz. 149-153 hierna; vermelding verdient de omstandigheid, dat weder twee leden in Zierikzee terugkwamen in de personen van 2 zoons van bovengenoemden Jhr. Mr. W. C. M. de Jonge van Ellemeet, die beiden als rechter in de arrondissementsrechtbank te Zierikzee in hun oude vaderstad terugkeerden, waar de laatste tot 1914 woonachtig bleef. 1) Daar de liatsto De Jonge's op Stamtafel O vermeld, n.1. de burgemeester Mr. Jan Anthony de Jonge en zijn broeder de burgemeester Mr. Samuel de Jonge, slechts dochters hadden, zijn die takken nimmer voor verheffing in aanmerking gekomen. Cornelia Stavenisse Pous "W'11 J T flf W ïilem cie J onge van imeineet 1752-1777 1735-1806 Echtgenoote van W. de Jonge van Ellemeet Waterverf-Portret Waterverf-Portre t Eigendom van Jbr. IV. C. J. de Jonge van Ellemeet te fTarnsveld Maria Willielmma Susanna van Outlxoorn Marinus de Jonge van Ellemeet 1777-1823 1774-1824 Echtgenoote van M. de Jonge van Ellemeet Silhouet Silhouet Eigendom van Jbr. IV. C. M. de Jonge van Ellemeet le IVariurveU jMaria Wilhelmina Susanna van Outhoorn 1777-1823 Echtgenoote van Marinus de Jonge van Ellemeet Eigendom van Jbr. W. C. M. Je Jonge van Ellemeet te ITarnsveld Stamtafel I. De 2e tak van Ellemeet. Willem de Jonge van Ellemeet heer van Ellemeet en in Eikerzee (1760) 1735—1806 X 1772 Cornelia Stavenisse Pons 1752—1777 (zie hen blz. 146—147) Mr. Marinus heer van Ellemeet en in Eikerzee 1774—1824 X 1803 Maria Wilhelmina Susanna van Outhoorn 1777—1823 (zie hen blz. 147—148) I Jhr. Mr. Willem Cornelis Mary (zie blz. 149) heer van Ellemeet en in Eikerzee * 's-Gravenhage 5-5-1811 ingeschr. als student te Utrecht 25-6-1829 burgemeester van Oostkapelle, lid Ged. Staten van Zeeland, lid Eerste Kamer, commissaris v. d. polder Walcheren, adjunct-houtvester 7e jacht-distr. v. Zeeland, commandeur Eikenkroon, ridder Leopolds Orde versierd met het Metalen Kruis 1830—1831 t h. Overdnin bij Oostkapelle 1-7-1888 X Middelburg 7-10-1839 Jkvr. Wilhelmina Cecilia Petronella de Jonge (dr. van Jhr. Dr. Bonifacius en Jacoba Petronella Frederika Albertina van Doorn) * Middelburg 10-3-1816 t h. Overduin bij Oostkapelle 23-6-1879 Jkvr. Cornelia Jacoba Maria * h. Popkensburg-St. Laurens 14-11-1840 X le Oostkapelle 6-10-1866 I. Christiaan Brunings (zn. v. Conrad Ludwig en Henriette Lncretia Engelen) * Vianen 17-12-1810 inspecteur Waterstaat f Den Haag 23-5-1873 X 2e Den Haag 17-3-1881 H. Ferdinand Bernhard Höpp e (zn. v. Johann Kaspar en Johanna Maria Boers) * Cleve 20-2-1841 kunstschilder t Amsterdam 22-12-1922. Jhr. Mr. Bonifacius Marinus * h. Overduin bij Oostkapelle 7-1-1843 griffier kantongerecht Cortgene kantonrechter te Cortgene en Sluis rechter arrondiss. rechtbank Zierikzee president arr. rechtbank Breda f Breda 7-4-1888 Jhr. Marinus Willem * h. Overduin 28-11-'844 gepens. kapt. art. oud-burgemeester v. Oostkapelle f Arnhem 4-4-1918 X Arnhem 17-12-1903 Jkvr. A n n Louise van P a n h u y s (dr. van Jhr. Jean Louis en Arm Martha May) * Maartensdijk 12-8-1835 t Arnhem 22-6-1922 wed0, van Jhr. Jacob Jan Julius Storm van 's-G r av e s an de .]hr. Mr. Jan Willem C1 au d e 1846—1920 X 1875 Cornelia Digna Sprenger 1848—1906 (zie hen vermeld op blz. 151) I hunne kinderen en kleinkinderen zie blz. 151—153. Jhr. Jan Hendrik Adriaan 1848—1918 X 1885 Mathilde Elize Moore 1862— (zie hen blz. 153) I hunne kinderen zie blz. 153. Jkvr. Cecilia Wilhelmina Petronella Frederika * h. Overduin 6-10-1849 f Genève 18-10-1898 Jkvr. Magdalena Maria * h. Overduin 2-7-1851 X Oostkapelle 5-2-1886 Nicolaas Jacob Tiedeman (zn. v. Johannes Marinus en Wilhelmina Dominica van Berckel) * Amsterdam 25-1-1838 vertegenwoordiger Mij. „Nederland" t Menton 17-2-1909. .lkvr. Jacoba Maria * h. Overduin 18-2-1853 X le Oostkapelle 18-6-1873 I. Mr. Johan van der Lek de Clercq (zn. van Mr. Cornelis en Jkvr. Levina Anna Catharina Schuurbeque Boeye) * Zierikzee 29-8-1837 vice-president arr. rechtbank te Middelburg f Koudekerke 29-9-1900 X 2e Middelburg 24-8-1904 n. Mr. Willem Polman Kruseman (zn. v. Dr. Hendrik en Suzanna Veen) * Middelburg 14-12-1849 griffier Staten v. Zeeland t Middelburg 7-12-1918 (dit huw. werd 15-10-1913 door echtscheiding ontbonden) hij was wedr. van Anna Sophia Snouck Hurgronje. Jhr. Mr. Willem Cornelis Mary de Jonge ran Ellemeet, (zie Stamtafel I), heer van Ellemeet en Eikerzee, geboren te 's-Gravenhage 5 Mei 1811, werd 25 Juni 1829 als student in de rechten te Utrecht ingeschreven. Na zijne promotie, welke op 28 Sept. 1839 plaats vond, trad hij in het huwehjk, nadat zijn studententijd van 1830—31 onderbroken was door zijn vrijwillige dienstneming in de comp. jagers tijdens den Belgischen opstand. Hij huwde n.1. te Middelburg 7 October 1839 met Jkvr. Wilhelmina Cecilia Petronella de Jonge, dochter van Jhr. Dr. Bonifacius de Jonge en Jacoba Petronella van Doorn, vermeld op blz. 122; zij was geboren te Middelburg 10 Maart 1816 en overleed op den huize Overduin bij Oostkapelle 23 Juni 1879. Op dit laatstgenoemde goed, door haar echtgenoot aangelegd, woonde hij bijna 50 jaar. Hier legde hij zijne bijzondere boekerij aan, waarvan het z.g. „Museum Catsianum" wel bekend is geworden. Deze verzameling van alles wat op den dichter Cats betrekking had, werd door hem bij zijn overlijden geschonken aan de Maatschappij van Nederlandsche Letterkunde te Leiden. Door zijn uitgebreide wetenschappelijke kennis was hij lid geworden van tal van geleerde genootschappen, b.v. van voornoemde Maatschappij en van het Historisch Genootschap te Utrecht, en was hij eerelid van Pulchri Studio. In het openbare leven trad hij doordat hij burgemeester was van Oostkapelle, lid van de Gedeputeerde Staten van Zeeland en van de Eerste Kamer der StatenGeneraal van 1849-1853. Voorts was hij raad in de directie van het dijkbestuur, van Walcheren, majoor-commandant van het le batj. rustende schutterij en adjunct-houtvester in het 7e jachtdistrict van Zeeland, commandeur in de Orde van den EikenKroon van Luxemburg (24 Mei 1862) en ridder in de Leopolds Orde van België (19 Sept. 1877) »>. Bij K. B. van 13 Mei 1884 nr. 33 werd hij met zijn wettige afstammelingen verheven in den Nederlandschen Adel. Hij overleed op huize Overduin 1 Juli 1888 en had uit zijn huwehjk de navolgende 8 kinderen: 1) Hij gaf o.a, uit: Het leven van den Pruisischen generaal agaven-kweeker von Jacoby, en Museum Catsianum. J. L. Beijers, TJtreeht 1870 (beide niet in den handel); rie over hem: Levensberichten Maatsch. van Letterkunde 1889, Nagtglas. Levensberichten van Zeeuwen 1890, Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek,« h X' 638 150 1. Jkvr. Cornelia Jacoba Maria de Jonge van Ellemeet, geboren op Popkensburg onder St. Laurèns 14 November 1840, wonende te Amsterdam, huwt le te Oostkapelle 6 October 1866 Christiaan Brunings, geboren te Vianen 17 December 18'0, inspecteur van den "Waterstaat, overleden te 's-Gravenhage 23 Mei 1873, zoon van Conrad Ludwig en van Henriëtte Lu cr et ia Engelen; huwde 2e te 's-Gravenhage 17 Maart 1881 Ferdinand Bemhard Hoppe, geboren te Cleve 20 Eebruari 1841, kunstschilder, overleden te Amsterdam 23 December 1922, zoon van JohannKaspar en van Johanna Maria Boers. 2. Jhr. Mr. Bonifacius Marinus de Jonge van Ellemeet, geboren h. Overduin onder Oostkapelle 7 Januari 1843, president van de arrondissements-rechtbank te Breda, overleden aldaar 7 April 1888. 3. Jhr. Marinus Willem de Jonge van Ellemeet, geboren h. Overduin 28 November 1844, oud-kapitein der artillerie, oud-burgemeester van Oostkapelle, overleden te Arnhem 4 April 1918, huwt te Arnhem 17 December 1903 Jkvr. Anne Louise van Panhuys, geboren te Maartensdijk 12 Augustus 1835, overleden te Arnhem 22 Juni 1922, dochter van Jhr. Jean Louis en van Ann Martha May en weduwe van Jhr. Jacob Jan Julius Storm van 's-Gravesande. 4. Jhr. Mr. Jan Willem Claude de Jonge van Ellemeet, volgt a. 5. Jhr. Jan Hendrik Adriaan de Jonge van Ellemeet, volgt a.a. 6. Jkvr. Cecilia Wilhelmina Petronella Erederika de Jonge van Ellemeet, geboren h. Overduin 6 October 1849, overleden te Genève 18 October 1898. 7. Jkvr. Magdalena Maria de Jonge van Ellemeet, geboren h. Overduin 2 Juli 1851, wonende te Rijswijk, huwt te Oostkapelle 5 Eebruari 1886 Nicolaas Jacob Tiedeman, geboren te Amsternam 25 Januari 1838, oud-vertegenwoordiger der Stoomv. Mij. „Nederland", overleden te Menton 17 Februari 1909, zoon van Johannes Marinus en van Wilhelmina Dominica van Berckel. 8. Jkvr. Jacoba Maria de Jonge van Ellemeet, geboren h. Overduin 18 Februari 1853, wonende te 's-Gravenhage, huwt le te Oostkapelle 18 Juni 1873 Mr. Johan van der Lek de Clerq, geboren te Zierikzee 29 Augustus 1837, vice-president van de arrondissements-rechtbank te Middelburg, overleden te Koudekerke 29 September 1900, zoon van Mr. Cornelis en Jkvr. Levina Anna Catharina Schuurbeque Boeye; zij huwt 2e te Middelburg 24 Augustus 1904 Mr. Willem Polman Kruseman, geboren aldaar 14 December 1849, griffier der Staten van Zeeland, overleden te Middelburg 7 December 1918, zoon Dr. Hendrik en Suzanna Veen en Jhr. Mr. W. C. M. de Jonge van EU emeet 1811-1888 Pnotographie 151 wed-, van Anna Sophia Snouck Hurgronje. (Dit huwelijk werd 15 Oct. 1913 door echtscheiding ontbonden). Jhr. Mr. Jan Willem Claude de Jonge van Ellemeet, geboren h Overduin 19 April 1846, laatstelijk rechter in de arrondissements-rechtbank te Zierikzee, overleden te Deventer 16 November 1920, huwt te Middelburg 7 Mei 1875 Cornelia Digna Sprenger, geboren aldaar 4 Januari 1848 overleden te Zierikzee 7 Februari 1906, dochter van Jan Jacob Iman en van Cecilia Lantsheer. Uit dit huwelijk sproten: 1. Jkvr. Cecilia Cornelia de Jonge van Ellemeet, geboren te Woerden 28 Maart 1876, huwt te Zierikzee 13 Juni 1901 Mr. Co der t Willem Theodoor. baron van Dedem, geboren te Zwolle 21 Augustus 1866, oudambtenaar openbaar ministerie aan de kantongerechten van Zierikzee en Tholen, oud-lid provinciale Staten van Overijssel oud-burgemeester van Dalfsen wonende op h. den Alerdinck onder Heino, zoon van baron Coenraad' Willem en van Sophie Henriette Wilhelmina Westenberg P Jhr. Willem Cornelis Mary de Jonge van Ellemeet, volgt b 3. Jhr. Mr. Bonifacius Marinus de Jonge van Ellemeet, volgt bb 4. Jhr. ïeinard Jacob Iman de Jonge van Ellemeet, volgt bbb b. Jhr. Willem Cornelis Mary de Jonge van Ellemeet, geboren te Goes 28 November 1878, ritmeester der cavalerie n.a, adjudant van H M de Koningin, huwt te Amsterdam 4 Maart 1913 Henriëtte Helena den Tex Bondt, geboren te Puerto Plata (San Domingo) 24 Maart 1890, dochter van Mr. Cornelis Joan en van Henriëtte Helena Biben. , Uit dit huwehjk sproten: 1. Jhr. Willem Cornelis Mary de Jonge van Ellemeet, geboren te Deventer 17 Mei 1914. 2. Jhr. Henri de Jonge van Ellemeet, geboren te Deventer 4 tember 1916. 152 b.b. Jhr. Mr. Bonifacius Marinus de Jonge van E 11 e m e e t, geboren G-oesl8Mei 1881, rijksarchivaris van Noord-Holland, huwt teMiddelburg 8 Maart 1906 Jkvr. Francoise Henriëtte Snouck Hurgronje, ^oren aldaar 21 Mei 1883, dochter van Jhr. Mr. "Willem Hendrik en van Isabella G-eertruida van der Bilt. Uit dit huwelijk sproten: 1. doodgeboren zoon te Middelburg 30 Maart 1908. 2. Jkvr. Isa Francoise Marie de Jonge van E 11 e m e e t, geboren te Utrecht 28 September 1909. 3. Jkvr. Wilhelmina Cornelia Digna de Jonge van Ellemeet, geboren te Utrecht 29 Januari 1912. 4. Jkvr, Clémentine Frederika de Jonge van Ellemeet, geboren te Assen 4 October 1913. 5. Jhr. Jan Willem Claude de Jon ge van Ellemeet, geboren te 'Assen 15 Februari 1915, overleden aldaar 21 Februari 1915. b.b.b. Jhr. Meinard Jacob Iman de Jonge van Ellemeet, geboren te Middelburg 21 Januari 1889, oud-le luitenant der genie, onder-directeur van den gemeentelijken woningdienst te Botterdam, huwt te 's-Gravenhage 4 Octo- Huize „Overduin" tijdens het bezoek van Z. M. Koning Willem III in Mei 1862 Teekening Eigendom van Mevrouw J. M. van Der Lek 9e Clercq, geb. Jkvr. De Jonge van EUemeet te 's-Gravenbage berl917 Johanna Alida Aletta F e i t h, geboren aldaar 11 October 1894, dochter van Dr. Cornelis Johannes Lonis en van Aletta Emerentia Maria Beijerinan. Uit dit huwelijk sproten geen kinderen. a.a. Jhr Jan Hendrik Adriaan de Jonge van Ellemeet, geboren h. Overduin onder Oostkapelle 10 Februari 1848, overleden te Cenève 12 December 1918, huwt te Detroit (MichiganU. S.) 17 Februari 188B Mathilde Elase Moore, geboren aldaar 14 Februari 1862, wonende te Cenève, dochter van Franklin Moore en van Mathilde Gertrude Blaize. Uit dit huwelijk sproten: 1 ^vV1^ C°rnelis Ma^ de-Jonge van Ellemeet, geboren te öt. Paul (Minnesota) 21 Juli 1889. 2. Jkvr. Helen Maria de Jonge van Ellemeet, geboren te St. Paul 13 Januari 1892. 20 153 De tak De Jonge van Zwijnsbergen en van Dreischor1). Op blz. 105-106 hebben wij medegedeeld, datuitden daarbeschreven Cornelis de Jonge (1699—1774), den secretaris van het land van Schouwen, de in hoofde dezes genoemde tak gesproten is. Uit zijn huwelijk met Cornelia Maria Cansius waren acht kinderen gesproten, die op de hiervooraf gaande Stamtafel K uitvoerig vermeld zijn. Slechts 2 zoons bereikten den mannelijken leeftijd, waarvan de jongste — ook Cornelis geheeten — ongehuwd in 1771, ruim 31 jaar oud, overleed als pensionarishonorair van Zierikzee, gedeputeerde ter Rekenkamer en ter Staten van Zeeland, terwijl hij sedert 10 Dec. 1760 de eerste van zijn geslacht was, die drossaard en schout van *St. Maartensdijk en Scherpenisse en rentmeester der domeinen van den Prins van Oranje aldaar was 1). Zijn oudere broeder Marinus Bonifacius d<" Jon gr, niet heer van Dreischor zooals" de gedrukte genealogie vermeldt, zette dezen tak voort! Hij was geboren te Zierikzee 13 September 1736 en werd in 1757 commissaris van het landrecht, was tot 1771 rentmeester van het op blz. 114 vermelde Legaat Mogge, stadsgriffier van Zierikzee van 1770—1773, heemraad van Schouwen in 1769 en 4770, weesmeester in 1771 en 1773; voorts raad van Zierikzee reeds sedert 4 Aug. 1757 tot zijn overlijden, burgemeester dezer stad in 1772 en thesorier in 1773. Als raad van Zierikzee was hij gedeputeerde tér' Staten van Zeeland, als hoedanig1 nij" bij eerste comparitie op 28 Juni 1762 den eëd doet. Ten slotte was hij reeds in 1766 penningmeester der polders de Vierbannen, Burgh ën Westland. 1) Deze tak voert thans als wap n het wapen De Jonge, gekroonde helm ;Jielniteeken: een tlauw bekleede arm met zilveren opslag, uit den kroon oprijzende, de elleboog rechts, de hand van natuurlijke kleur, S bladerlooie goud-n korenarei sohuinlinks houdende. Schildhouders: rjchts een omziende roodgetongde ilveren griffioen, liDks een onuiende roodgetongde bruine leeuw. 2) Te zijner nagedachtenis werd door Laurens Pieter van de Spiegel een grafschrift vervaardigd, dat in de kerk te St. Maartensdijk in m rmer uitgehouwen, te lezen staat. Over zijne benoeming tot Drossaard enz. aldaar, zie den briei van van Borssele, Eerste Edele, aen B. de Jonge vai Campensniauwland d.d. 23 Deo. 1760, berustende in het PamUle-arohief te 's-Qravenhage. Eveneens berust daarin zijn origineele commissiebriet voor genoemd ambt. Cornelis (Je Jonge van Dreischor 1764 — 1852 Olieverf-Portret door Tinthof 1851 Eigendom van Jhr. J. de Jonge van Zmjnsbergen le Amsterdam Willem Cornelis Je Virieu r1 f- %t ■ 1 t Cornelia JYLaria de J onffe 17ft>-1853 U6G-W89 Pastel Echtgenoote van W. C. de Virieu Pastel E(qem)om van Jbr. IV. C. M. de Jonge fan Ellemeet te JVarnsvetd Mr. Francois Andries de Jonge Anna Maria Emilia Martini 1765-1833 1763-1848 Olieverf-Portret Echtgenoote van Mr. F. A. de Jonge Olieverf-Portret Eigendom van Mevr. J. des Tombe, geb. Steur te 's-Gravenbage 155 Hij maakte met zijn vrouw een mutueel testament voor not8 A. Baster te Zierikzee op 10 Sept. 1763. Hij overleed te Zierikzee een jaar na zijn benoeming tot burgemeester en nog vóór zijn vader op 5 Februari 1773 en was te Dreischor 2 Juni 1763 gehuwd met Hillegonda Christina Heshnysen, geboren te Haarden 20 September 1744, overleden te Zierikzee 2 April 1792, dochter van Frangois Heshnysen, burgemeester van Naarden, en van Christina Regina Heshnysen. Na zijn overlijden in 1773 hertrouwde zij 15 April 1782 met Willem Adriaan Schneyders van Greiffensweert. Vóór haar hertrouwen verkoopt zij' als weduwe M. B. de Jonge en als voogdes over haar minderjarige kinderen op 19 Juni 1781 aan den notaris Coenraad Visser, een huis, hof en toebehooren aan de Zuidzijde van de Oude Haven. Dat haar 2e. echtgenoot na haar overlijden op 9 Aug. 1793 haar huis aan de Noordzijde van de Meelstraat verkoopt aan Mr. Willem Adriaan de Jonge, is op blz. 117 reeds vermeld. Uit haar eerste huwehjk waren vijf kinderen gesproten; bij testamentaire beschikking van Mr. Andries Heshnysen, hun oom, welk.testament 20 Maart 1776 voor notaris N. van der Swaen te Zierikzee werd geopend, ontving van de 2 dochters van Marinus Bonifacius de Jonge en Hillegonda Chri stin a Heshnysen (zie Stamtafel K) de oudste het door hem bewoonde huis met inboedel en f 20.000, de andere f 30.000, terwijl de oudste zoon, Cornelis genaamd, zijn leengoederen, waaronder de heerlijkheid Dreischor ontving, bij vooroverlijden toe te vallen aan den hem volgenden broeder. Bij resolutie d.d. 3 Sept 1789 beslisten de Staten van Zeeland, dat bij overlijden van den tegenwoordigen Ambachtsheer van Dreischor Cornelis de Jonge, die heerlijkheid zon devolveeren op zijn broeder Francois Andries en bij kinderloos overlijden van dezen opMarinus Bonifacius, den jongsten broeder. (Notulen Staten van Zeeland). Deze oudste zoon, Cornelis de Jonge van Dr e i s ch o r, geboren te Zierikzee 19 Mei 1764, pensionaris-honorair zijner geboortestad en later lid van de municipaleit aldaar, overleed echter ongehuwd te Kleef 9 Juli 1852 en is de heerlijkheid Dreischor daarna aan de afstammelingen van zijn broeder gekomen. Deze op hem volgende broeder (zie de overige kinderen op Stamtafel K) Mr. Francois Andries de Jonge zette dezen tak voort en was degene, die zich naar Brabant verplaatste en daardoor den in die provincie bekend geworden tak De Jonge van Zwijnsbergen stichtte •). 1) Tijdens de Bevolutie in 1795 en het herstel van het Koningschap in 1813 waren van dezen tak zijn oudste broeder, borengenoemde Mr. Cornelis de Jonge van Dreijsohor (1764-1852) en zijn jongste broeder Mr. Marinus Bonifacius de Jonge (1773-1848) de vertegenwoordigers te Zierikzee. Zij beiden overleden echter kinderloos. 156 Mr. Francois Andries de Jonge, ') geboren te Zierikzee 27 Sept. 1765, ingeschreven als student in de rechten te Utrecht in 1787, vestigde zich na zijn promotie aanvankelijk 'weder te 'Zierikzee, waar hij reeds 14 Apiil 1786 als pensionaris-honorair was gekozen eh van 1788 tot 1789 nog schépen werd. Hij bedankte voor die waardigheden 3 Aug. 1789, omdat hij zich door zijn te 's-Hertögenbosoh op 27 Juni 1789 gesloten huwehjk met Anna Maria Emilia Martini in,die stad vestigde, waar hij als poorte" wed ingeschreven. Zijn echtgenoote was geboren te 's-Hertogenbosch 7 Augustus 1763 en overleed te Helvoirt 2 Juli 1848. Zij was weduwe van M1-. Jacob Frederik Rosendaal en dochter van Mr. Anthony Martini, raad en pensionaris van 's-He togenbosch, en van Eva Maria Adriana Buys. Nadat haar 2e echtgenoot Mr. Francois Andries d e J on g e zich te '-Hertogenbosch gevestigd had, weid hij daar. raadsheer in het Gei echtshof van NootdBrabant en lid van de Hl. Lieve Viouwe Broederschap. In 1814 was hij lid van de Vergadering van Aanzienlijken en Notabelen te Amstetdam gehouden. Den 2 Juni 1809 kocht hij — reeds te Helvoirt wonende — van Margaretha Maria van Tarelink, weduwe, van Rei nier Hendrik van Kuffeler, gecommittee de ter Staten-Generaal wegens Fiiesland en schepen van Helvoirt, die aldaar op Jachtlust woonde, het heerlijk jachtrecht over Helvoirt, hetwelk zijn kleinzoon Jhr. M. Joan de Jonge van Zwijnsbergen in 1880 bij procedure veiloor, omdat het in 1798, toen hier te lande de heerlijke jachtrechten we'den afgeschaft, niet meer verbonden was aan een hee "lijkheid, havezathe of ridderhofstad. s) Mr. Francois Andries de Jonge, die ieeds in 1820 als rentenier op bovengenoemde huize Jachtlust te Helvoirt woonde, welk huis nog in het bezit van zijn afstammelingen is, overleed te Aken 8 Augustus .1833 en had bij zijn bovengenoemde echtgenoote een zoon en een dochte'-. (zie haar op Stamtafel K.) De zoon Jhr. M-. Marinus Bonifacius Willem de Jonge van Zwijnsbergen was geboren te 's-Hertogenbosch 43 Augustus 1790. Hij was eerst schout en na het herstel van het Oranje-huis, burgemeester van Helvoirt. Bij K. B. van 1 October . 1825 nr 213 werd hij verheven in den Nederlandschen Adel (terwijl zijn vader dus nog in leven was). Sedert 31 Mei 1826 was hij lid der Ridderschap van Noord-Brabant, voorts: kamerheer in b. d. van Z. M. Koning Willem 1) Zie hem ook in Nieuw Ned. Biogr. Woordenboek, dl. 111. 2) Arrast Hof van 's-Hertogenbosch 8 Mairt 1880. W. v. h. B. nr. 4607. Mr. Francois Andries de Jonee A \t ■ r- -1- >r 10„ S A«na Maria Emilia Martini 1765-1833 r \££ 1763-1848 Olieverf-Portret F^Ut™= * n,t u » , . U-chtgenoote van Mr. Francois Andries 1 r> • .,,,.,.„ Olieverf-Portret Eigendom van Douairière A. M. E. A. Wcssclman van Helmond, geb. Jkvr. De Jonge van Zwljnsbergen te Helmond 157 n, commandeur in de Orde van den Eikenkroon (1857) en lid van de Dl. Lieve Vrouwe Broederschap. Bij akte d.d. 1 Dec. 1816 huurde M. W. B. de Jonge van den gepens. luit. kol. GuillaumeEugène Chevallier de Massen, wonende te Maastricht, het kasteel Zwijnsbergen te Helvoirt. Zwijnsbergen, dat sedett 17 Oct. 1718 aan de familie zijner (De Jonge's) moeder —geboren Martini— had behoord, was sedert 29 Nov. 1730 in het bezit van ve-schillende andere gekomen '). De laatste eigena-es was Wilhelmina Catharina van Velpe, die in ee ste huwelijk met Prederik Leonard Baron van Hey lm a n, en in tweede huwelijk met genoemde C. E. de M assen was gehuwd geweest. De Massen had na zijn v ouw's ove lijden het kasteel met toebehooren in Viuchtgebruik; in deze hoedanigheid verhuurde hij het in 1816 voor 6 jaren aan M. B. W. de Jonge. Te voren, op 28 Nov. 1816 hadden zijn kinderen en behuwdkinderen een verklaring afgegeven, waarin zij aannamen Zwijnsbergen na overlijden van hun vader, aan De Jonge te verkoopen. Onmiddellijk nadat hij.het kasteel gehuurd had, begon De Jonge met herbouwing en verfraaiing van het gedeeltehjk vervallen huis; deze herbouwing, welke aan het gebouw zijne tegenwoordige gedaante gaf, bestond daarin, dat hij er een trapgevel op bouwde en er den tegen woordigen vleugel aanzette. In 1820 werd hij eigenaar van Zwijnsbergen; bij acte d.d. 26 Juni 1820 voor notaris P. D. Jesse te Maastricht verkochten de kinderen De Massen aan Mr. Fr. A. de Jonge als gemachtigde vau diens zoon Mr. M. B. W. de Jonge, het kasteel Zwijnsbergen met toebehooren bestaande uit 16 perceelen en een huisje voor 7000 gld. Tot 1905 bleef het eigendom van dezen tak der familie De Jonge, welke zich sindsdien De Jonge van Zwijnsbergen heeft genoemd. Mr. M. B. W. de Jonge van Zwijnsbergen kocht 27 Sept. 1848 uit de nalatenschap zijner ouders het heerlijk jaehtrecht over Helvoirt. Hij volgde in 1852 zijn oom Cornelis de Jonge van Dreischor op als heer van Dreischor, welke heerlijkheid thans nog in het bezit is van een zijner afstammelingen. 7 Dec. 1860 verkocht hij Zwijnsbergen en de jacht over Helvoirt aan den zoon uit zijn eerste huwelijk, den hierboven reeds genoemden Jhr. Joan de Jonge. Hij overleed te 's-Hertogehbosch 22 Mei 1864. zijn. c'iat 1) Zie Taxandria, jg. 1901, blz. 165 e.v., welke mededeelingen echter gedeeltelijk onjuist en-bnvoUedig In Tegenwoordige Staat van de Vereenigde Nederlanden, dl. II leest men: Het kasteel Zwijnsbergen, »„u neivoiri toekwam, is van verscheidene bosschen, hoeven, veen- en andere landen Z7t'±?e, r^elEd- ö08tr- He6r ^ « S°hepen d" Stad Hertogenbosch, als eigenaar van dat kasteel, toebehooren, en hem jaarlijks omtrent zes honderd en dertig Guldens vrij geld opbrengen. 158 Hij huwde le te Breukelen 3 October 1816 Jkvr. Sara Adriana Ortt van Ngenrode, geboren te Amsterdam 8 Maart 1798, overleden te Tilburg 10 December 1853, dochter van Jhr. JoanOrttvanNijenrode en diens eerste echtgegenoote Margaretha Feitama. Dit huwelijk werd in 1830 door echtscheiding ontbonden, waarna zij hertrouwde met Herman Jacob Lodewijk Heshusius. Hij huwde 2e te 'Cuyk 5 September 1834 met Adriana O el i nek, geboren te Zalt-Bommel 23 Mei 1799, overleden te 's-Oravenhage 8 April 1878, dochter van Jan "Willem Oelinck en van Oodefrida Maria Sn o e c k en weduwe van "Willem Datsevael. Uit het eerste huwelijk sproten 5, uit het tweede 3 kinderen. Zij volgen hieronder: 1. Jkvr. Anna Maria Emilia de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Helvoirt 11 September 1817, overleden te 's-Gravenhage 18 Eebruari 1884, huwde te Helvoirt 9 November 1837 Jhr. Arnold Hendrik des Tombe, geboren aldaar 29 April 1814, gepens. generaal-majoor der cavalerie, overleden te 's-Gravenhage 5 Januari 1905, zoon van Francois Jan Jacob en Eva Maria Adriana de Jonge van Zwijnsbergen (Zie Stamtafel K). 2. Jkvr. Johanna Margaretha de Jonge v an Zw ij n s b e rg en, geboren te Helvoirt 14 Maart 1819, overleden te Batavia 5 September 1850, huwt te Helvoirt 15 Februari• 1839 August Frederik Carel List, geboren te Muiden 23 November 1813, le luitenant artillerie h.t.1., daarna kapitein infanterie O. I. L., adjudant van den Gouverneur-Generaal, ridder 4e kl. in de Mihtaire-Willems Orde, overleden te Batavia 5 Juli 1850, zoon van Frederik Carel enAugustina Nering Bögel. 3. Jkvr. Eva Maria Adriana Francisca de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Helvoirt 7 Juli 1820, overleden te 's-Gravenhage 20 Mei 1903, huwt te Cleve 5 Augustus 1838 Jacob Adriaan van der Goes, geboren te Ravestein 4 Juli 180 \ luitenant ter zee, burgemeester van Naaldwijk, overleden aldaar 10 April 1881, zoon van Frank en van" Joanne Louise Baumann. 4. Jhr. Mr. Joan de Jonge van Zwijnsbergen, volgt f. 5. Jkvr. Sibylla Paulina Geertruida de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Helvoirt 6 Februari 1825, overleden te Vught 18 Juli 1875, huwt 1° te Cleve 6 Februari 1845 Friedrich Eduard von Goeckingk, geboren te Tecklenburg 2 Juli 1806, vrederechter te Cleve, overleden aldaar 25 Juni 1859, zóón van F r iedrich. Ernst August Gunther en van Maria, Anna Theresia Oistendorff; zij huwde 2e te Vught 3 Juli 1867 Ds. Jacob Arnold van "Walsem, geboren te Buren 3 Maart 1808, predikant te Vught, overleden aldaar 9 October 1896, zoon van Johan en Arnolda Johanna Schirmen en wedr van C. van Oosterwijk. Adriana Geliact Jnr. M. B. W. de Jonge van Zwijnsbergen 1799-1878 1790-1864 Tweede echtgenoote van Jhr. M. B. W. de Jonge van Zwijnsbergen Eigendom van Douairière C. C. de Jonge van Zwijnsbcgen van Dreischor, geb. Jkvr. Vegelin van Claerbergen te Cabbé Roquebrune Jlir. M. B. W. Je Jonge van Zwijnsbergen 1790-1864 Olieverf-Portret Eigendom van Jbr. ü. J. GraswinckelleBra.kelen Jkvr. iSara Ad nana O rtt van N\jenrode 1798-1853 Eerste echtgenoote van Jhr. M. B. W. de Jonge van Zwijnsbergen Ol ieverf-Portret van T. Jaquin Eigendom van den Heer F. J. des Tombe le 's-Gravenbage ■ 159 Uit het tweede huwelijk: 6. Jkvr. Anna Maria Emilia Francoise de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Helvoirt 14 December 183^, wonende te 'sGravenhage, huwt te 's-Hertogenbosch 7 Maart 1861 Mr. Frederik Eduard Theodor Dittlinger, geboren te Antwerpen 9 November 1826, oudofficier van Justitie te Dordrecht, overleden te 's-Hertogenbosch 8 October 1898, zoon van Victor Carl Gerhard en Catharina Verhellouw. 7. Jhr. Willem Godfried de Jonge van Zwijnsb ergen, volgt o.». 8. Jkvr. Maria Henriëtte Wilhelmina de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Helvoirt 28 Mei 1813, huwt te 's-Hertogenbosch 4 September 1864 Maurits Willem van Wickevoort Crommelin, geboren te Haarlem 25 Mei 1838, overleden te- Kirchberg-bij Zürich 7 Juni 1910, zoon van Mr. Hendrik Samuel en Jkvr. Elisabeth Cornelia Amalia Bar na art. a. Jhr. Mr. Joan de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Helvoirt. 12 November 1821, jagermeester en kamerheer in buitengewonen dienst van Z. H. Willem III, lid der ridderschap van Noord-Brabant en lid van de 111. Lieve Vrouwe Broederschap. Zooals hiervoor reeds is medegedeeld, kocht hij 7 December 1860 het kasteel Zwijnsbergen en hetheerlijk jachtrecht van Helvoirt van zijn vader. Hij overleed te Helvoirt 26 Augustus 1881, huwt te Driebergen 6 September 1851 Susanna Civile Sophie barones van Hardenbroek geboren aldaar 26 Januari 1826, overleden te Burtscheid bij Aken 12 Juli 1886 dochter van baron Gijsbert Carel Duco en Rijnarda Hendriks gend. _van de Glindt. Uit dit huwehjk sproten 8 kinderen: 1. Jhr. Marinus Bonifacius Willem de Jonge van Zwijnsbergen, volgt b. 2. Jhr. Gijsbert Carel Duco Reinoud de Jonge van Zwijnsbergen, •geboren te Helvoirt 25 October 1853, huwt te Utrecbt 22 November 1906 Jkvr. Margaretha Trip, geboren te Amsterdam 13 October 1871, dochter van Jhr. Herman en Adriana van der Leeuw. 3. Jkvr. Margaretha Adriana Louise de Jonge'van Zwijnsb ergen, geboren te Helvoirt 24 Februari 1855, overleden te Utrecht 23 November 1913, huwt te Helvoirt 25 September 1879 Francois Jean des Tombe, geboren te Breda 9 Augustus 1851, ingenieur bij de Nederl. Spoorwegen te Utrecht, zoon van Marinus Bonifacius Willem en van Johanna de Bergh. 4. Jkvr. Ernestine Louise Anna Maria de Jonge van Zwij nsberg e n, geboren te Helvoirt 5 December 1856, overleden te Amsterdam 27 Juni 1911. 160 5. Jkvr. Anna Maria Emilia Arnoldine de Jonge van Z w ij n s b e rg e n, geboren te Helvoirt 10 Augustus 1858, wonende te Helmond, huwde te Helvoirt 28 Juni 1894 Jhr. Carel Frederik "Wesselman van Helmond, geboren te Helmond 20 Februari 1859, overleden te Amsterdam 12 Juli 1918, zoon van Jbs. Mr. Pieter Adriaan, heer van Helmond, en van Jkvr. Emilia Suzanna Maria de Beaufort. 6. Jhr. Johan Adolf de Jonge van Zwijnsbergen, volgt b.b. 7. Jkvr. Francoise Pauline de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Helvoirt 31 Juli 1862, huwt aldaar 5 October 1882 Karei de Vidal de St. Germaiu, geboren te Zwolle 80 Januari 1849, ingenieur, zoon van Gabriël Jasper Cerrit én van Budolphine Christine Antoine11e gravin van Rechteren. 8. Jkvr. Louise Ernestine de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Helvoirt 1 September 1864, huwt aldaar 28 October 1886 Cornelis Gualtherus baron van Hardenbroek van de Kleine Lindt, geboren h. Mariënhof onder JJelvoirt 15 Jdaart 1863, wonende te Helmond, zoon van baron Duco Lodewijk "Willem, heer van de Kleine Lindt, en van Jkvr. Gualtheria Anna van Haeften. b. Jhr. Marinus Bonifacius "Willem de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Helvoirt 11 Juli 1852; hij werd 20 October 1886 eigenaar van Zwijnsbergen, doch verkocht het 15 Maart 1890 aan zijn schoonvader D. L. "W. baron van Hardenbroek, na wiens overlijden hij op 6 Oct. 1897 er weder eigenaar van werd. Opnieuw verkocht hij het kasteel- Zwijnsbergen bij akte d.d. 14 Nov. 19u5 aan de N.V. Maatschappij tot Exploitatie van Onroerende Goederen „Ons Bezit" te 's-Gravenhage. Thans is Zwijnsbergen eigendom van Mr. F. J. van Lanschot, burgemeester van 's-Hertogenbosch, die het 's zomers bewoont. Hij overleed te Helvoirt 25 Mei 1916 en huwde aldaar 25 September 1879 Reiniera Maria Cornelia barones van Hardenbroek, geboren te te Utrecht 16 September 1860, overleden te Helvoirt 12 Augustus 1915, zuster van den hiervoor genoemde. Uit dit huwelijk sproten: 1, Jkvr. Gualtheria Anna de Jonge van Zwijnsbergen, geboren h. Jachtlust onder Helvoirt 13 Februari 1881, huwt te Helvoirt 15 Mei 1900 Jhr. Emile Adriaan Pieter "Wesselman van Helmond, geboren te Helmond 20 October 1864, wonende te Helmond, zoon van Jhr. Mr. Adriaan Pieter, heer van Helmond, en van Jkvr. Emilia Suzanna Maria de Beaufort. Eva M aria Ad riana de Jonae 1794-1831 Echtgenoote van Willem Frederik del Campo genaamd Camp Olieverf-Portret Eigendom van Jbr. J. de Jonge van Zwijnsbergen te Amsterdam Jhr. M. B. W. de J onge van Zwijnsbergen 1790-1864 Pastel door L. Farons 1792 Eigendom van Jbr. J. Je Jonge van Zwijnsbergen te Amsterdam 161 2. Jhr. Joan de Jonge van Zwijnsbergen, geboren h. Jachtlust onder Helvoirt 21 November 1883, wonende te Amsterdam. 3. Jkvr. Susanne Oivile Sophie de Jonge van Zwijnsbergen, geboh. Jachtlust 18 Juli 1885, huwt'te Helvoirt 10 Aug. 1920 Wilhelm Middendorp, geb. te Deventer 15 Febr. 1886, assistent-resident te Weltevreden, zoon van Joannesen Jannetjen Hendrika Christina Leemhorst. 4. Jkvr. Louise Wilhelmine de Jonge van Zwijnsbergen, geboren h. Jachtlust eveneens 18 Juli 1885, huwt te Helvoirt 16 Juli 1919 Mr. Dirk Herbert Arnold van Voorst Vader, geboren h. Barbestein te Heinkeszand 6 November 1879, advocaat te 's-Gravenhage, zoon van Mr. Willem Lodewijk en van Arnolda Catharina Kolffs 5. Jhr.Duco Lodewijk Willem de Jonge van Z wij nsb ergen, geboren op het kasteel Zwijnsbergen 30 Juli 1887, assistent bij de Deli-Batavia Mij. te Padang Tjermin Bindjei (Deli), huwt bij volmacht te Oisterwijk 14 November 1923 Elizabeth Wilhel mina Breda van Kelckhoven, geb. h. „Het Hof' te Oisterwijk 3 Juni 1899, dochter van Ignatius Cornelis Michaël en Elizabeth Maria Antonia Locker de Bruyne. 6. Jkvr. Rei nar da Sara Adriana de Jonge van Zwijnsbergen, geboren op het kasteel Zwijnsbergen 29 Februari 1892, huwt bij volmacht te Helvoirt 10 Juni 1913 Frans Carel Maurits Wertheim Salomonson, geboren te Telogo-redjo (Malang) 3 April 1884, administrateur bij de Deli-Batavia Mij. te Paja Djamboe Bindjei (Deli), zoon van Godfried Jacob en Anna Jacoba Breevoort. *>.b. Jhr. Johan Adolf de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Helvoirt 25 April 1860, oud-rentmeester kroondomein te Culemborg, rentmeestergeneraal der Duitsche Orde Balye van Utrecht, intendant van Soestdijk, com- 162 mandeur 2e kl. in de Orde van St. Olaf van Noorwegen (18 Augustus 1923), huwt te Arnhem 6 Maart 1884 Madeleine Marie des Tombe, geboren te Velp 15 April 1862, dochter van Jean Francois en van P a u 1 i n e Albertine de Hardenbroek. Uit dit huwelijk: 1. Jhr. Joan Paul Albert de Jonge van Zwijnsbergen, geboren h. Mariënhof onder Helvoirt 10 Januari 1886, rijksbetaalmeester te Roermond. 2. Jkvr. Sus anne Civile Sophie de Jonge van Zwijnsbergen, geboren h. Mariënhof 23 Januari 1887, huwt te Culemborg 17 Mei 1911 Hendrik "Willem van Hoytema, geboren aldaar 16 Februari 1879, zoon van Daniël en Anna Sophia Adèle Fromberg. 3. Jhr. Johan Frederik Willem Karei de Jonge van Zwijnsbergen, volgt c. ■4. Jhr. Joan de Jonge van Zwijnsbergen, volgt cc. c. Jhr. Joan Frederik Willem Karei de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Oisterwijk 2 Juni 1839, rentmeester kroondomein, rentambt Tiel, wonende te Culemborg, huwt aldaar 19 September 1918 Antoinette C1 adder, geboren aldaar 18 Mei 1895, dochter van Cornelis Johannes en van Ceertruida Verwey. Uit dit huwelijk sproten: 1. Jhr. Johan Adolf de Jonge van Zwijnsbergen, geb. te Culemborg 28 September 1923. cc. Jhr. Joan de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te Oisterwijk 21 November 1891, employé suikerfabriek Brangkal (Modjokerto), huwt te Kediri 2 Februari 1921 Grada Johanna Hendrika Braat, geboren te Gorontalo 30 Juli 1893, dochter van Dr. Hendrik en Grada Johanna Hendrika Thiemc. Kasteel Zwijnsbergen Gekleurde teekeningen door Knip ± 1830 Eigendom van Jbr. J. de Jonge van Zwijnsbergen te Amsterdam 163 Uit dit huwelijk sproten: l, Jkvr. Annij Elizabeth de Jonge van Zwij nsbergen,geboren suik fabriek Brangkal, Modjokerto, 22 November 1921. 2. Jkvr. Madeleine Marie de Jonge van Zwijnsbergen, geboren als boven 18 Januari 1924.. 2.a. Jhr. Willem Godfried de Jonge van Zwijnsbergen, heer van Dreischor (1864», geboren te Helvoirt 5 April 1838,. kamerheer van Z. M. Koning Willem III, majoor-commandant van het korps Kon. Scherpschutters te 's-Gravenhage, officier in de Orde van den Eikenkroon van Luxemburg (17 Sept. 1871), officier in de Leopolds Orde van België (1 Sept. 1883) en ridder le kl. in de Orde van verdienste van Waldeck en Pyrmont (26 Sept. 1883), overleden te 's-Gravenhage 4 Februari 1887, huwt te Joure 13 April 1866 Jkvr. Cornelia Christina Vegelin van Claerb ergen. geboren te Joure 27 April 1844, wonende te Rocmebrune bij Menton, dochter van Jhr. Mr. Pieter Benjamin Johan en van Jkvr. Aurelia van Beyma. Uit dit huwehjk sproten: 1. Jkvr. Aurelia Adriana de Jonge van Zwijnsbergen, vrouwe van Dreischor, geboren te 's-Hertogenbosch 1 Februari 1867, wonende te Roquebrune, Menton; zij is het tweede lid van het geslacht, dat R. Katholiek is, hetgeen zij in 1895 geworden is, waarna de voornaam Marie vóór de haren is gevoegd. 2. Jhr. Adriaan de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te 's-Hertogenbosch 30 Mei 1868, overleden aldaar 8 Juni 1868. 3. Jhr. Marinus Bonifacius Willem de Jonge van Zwijnsbergen, geboren te 's-Hertogenbosch 28 Januari 1870, overleden aldaar 21 Februari 1870. Stamtafel K. De tak van Zwijnsbergen. Cornelis de Jonge 1699—1774 X 1734 Cornelia Maria Cansius 1709—1762 (zie hen Stamtafel F en op blz. 105—106) Marinus Bonifacius 1736—1773 X 1763 Hillegonda Christina Heshnysen 1744—1792 (zie hen op blz. 154—155) zij hertr. Willem Adriaan Schneyders van Greif f ensweert Jan Cansius * Zzee 30-1-1738 begr.' ald. 10-3-1749 Mr. Cornelis * Zzee 9-12-1739 student te Leiden 30-1-1759 . pensionaris-honor. v. Zzee 24-4-1760 drossaard en schout v. St. Maartensdijk en Scherpenisse sedert 10-12-1760 rentmeester domeinen v. d. Prins v. Oranje aldaar gedep. ter rekenkamer 28-4-17G8—25-6-1771 en ter Staten v. Zeeland t Middelburg 25-6-1771 begr. St. Maartensdijk Cornelia Maria D ana Cornelia beiden geb. Zzee 2-2-1742 en f ald. 4-3-1742. Johan W ij n a n cl * Zzee 2-9-1744 f ald. 18-7-1752 Maria Cornelia ged. Zzee 21-4-1748 begr. ald. 9-6-1748 Cornelia Maria * Zzee 27-10-1749 t Middelburg 17-11-1772 X 't Nieuwland 33-9-1766 Cornelis van Hoorn (zn. van Pieter en van Johanna Jacoba van Campen) * Middelburg 7-12-1733 pensionaris-honor. van Veere, daarna van Middelburg t Middelburg 20-11-1769. Cornelis heer van Dreischor (1776) * Zzee 19-5-1764 pensionaris-honor. v. Zzee 19-8-1784, bedankt 23-3-1789 heemraad van Schouwen 1789 leenman Beoosterschelde 16-9-1796 lid municipaliteit Zzee f Cleve 9-7-1852 Mr. Francois Andries 1765—1833 koopt Zwijnsbergen (1820) X 1789 Anna Maria Emilia Martini 1763—1848 V/ed°. Mr. Jacob Frederik Rosendaal (zie hen op blz. 156 e.v.) Cornelia Maria * Zzee 27-11-1766 f Zalt-Bommel 25-3-1789 X Zzee 6-5-1788 Willem Cornelis de Virieu (zn. v. Francois Willem en van Cornelia Maria de Ruuck) ::: Zalt-Bommel 16-4-1762 luit.-generaal der infanterie lid Hoog Mil. Gerechtshof provinc, command1. v. Oost-Vlaanderen, daarna v. Zeeland commT. Orde van de Eikenkroon t Wageningen 4-9-1852 hij hertr. Anna Maria de Eini ck Christina R e g i n a * Zzee 10-5-1769 f Zzee 17-11-1832 X Zzee 6-5-1788 Mr. Bonifacius Mogge Pous (zn. v. Mr. Bonifacius en van Johanna Vincentia van Stapele) * Zzee 26-2-1767 schepen en lid v. d. raad aldaar, lid Provinc. Staten v. Zeeland f Zzee 19-5-1831. Mr. Marinus Bonifacius * Zzee 18-4-1773 student te Leiden 17-9-1791 raad v. Zzee 17-1-1794—6-2-1795 schepen ald. 1794—'95 en 1804—'18 lid rechtbank van ln aanleg 28-12-1803 f Zzee 20-5-1848 X Zzee 10-11-1805 Johanna Cornelia Cau (dr. van Bonifacius en van Levina' Duncan) * Zzee 17-1-1782 t ald. 31-10-1850 regentesse van het weeshuis 1827—1846 Hillegonda Christina * Zzee 8-12-1810 t ald. 8-10-1829 Jhr..(1825) Marinus Bonifacius Willem, de Jonge van Zwijnsbergen (1848) heer van Dreischor (1852) 1790—1864 X le 1816 I. Sara Adriana Ortt van N ij e n r o d e 1798— 1853 (ontbonden 1830) X 2e 1834 II. Adriana Gelinck 1799— 1878 wed6. Willem Datsevael (zie hen behandeld op blz. 156) e.v.) II. (zn. Eva Maria Adriana * 's-Hertogenbosch 29-3-1794 f Helvoirt 14-3-1831 X le Helvoirt 26-4-18.13 I. Francois Jan J a c o b des Tombe (zn. van Arnoldus en Anna de Bons) * 's-Hertogenbosch 1-3-1793 ontvanger van Helvoirt en Udenhout t Helvoirt 14-2-1824 X 2e 's-Hertogenbosch 16-7 Willem Frederik del g e nd. Camp van Willem Gieter en van -1830 C a m p o Henriette Antonia Weber) * Loga (O. Fr.) 13-11-1801 gep. maj. tit. der genie t St. Philipsland 10-8-1879 hij hertr. le Anna Jacoba van Sonsbeeck en 2e Hendrina Post. hunne 8 kinderen, waaronder 2 zoons met afstammelingen, zijn vermeld op blz. 158-163. Bij lagen. (Afschriften en extracten van acten betreffende de vijf eerste generaties en twee andere bijlagen). I. Extract uit het Baljuwboek van Zierikzee 1494, betreffende Pieter Jan Lievensz II. Afschrift van een schepenbrief van Zierikzee 1520, betreffende Anthonis Pieter Jan Lievensz. III. Afschrift van een acte van het kapittel van St. Jan te Utrecht 1524, betreffende Mr. Cornelis Pieters (Jan Lievensz.) P7. Afschrift van een acte van het kapittel van St. Jan te Utrecht 1542, betreffende Anthonis Pieter Jan Lievensz. V. Extract uit een sententie van het Hof van Holland 1549, betreffende de kinderen van Anthony Pieter Jan Lievensz. VI. Extract uit de Notulen Raad van Zierikzee 1576, betreffende Jan en Ocker Anthonis Pietersz. Vn. Afschrift van een brief van Jan Anthoniss. 1576. VIII. Afschrift van een acte van het kapittel van Oud-Munster te Utrecht, 1589, betreffende Jan Anthonisz de Jonge. LX. Afschrift van een sententie van het Hof van Holland, 1592, betreffende Jan Anthonisz. de Jonge. X. Afschrift van een acte van het kapittel van St. Jan te Utrecht, 1599, befende wijlen Anthonis Pieter Jan Lievensz. XI. Extract uit de boedelbeschrijving van Johan de Jonge. 1618. XH. Uittreksels uit het Dagboek van Maria Oyens, echtgenoote van Mr. Co-nelis de Jonge van Ellemeet. 1704—1707. XHI. Lijst van de voornaamste am bten tot 1795 door de De Jonge's bekleed. 166 I 1494. Extract uit het Baljuwboek van Zierikzee over 1494 (folio 34vso), berustende in het Rijksarchiefdepot te Middelburg. (Bibliotheek van handhandschriften, aanwinsten 1922, nr. 2; vroeger nr. 3S61b Inv. Dr. Lasonder). 1494 (opsomming van de voor eiken bewoner hangende vorderingen). Noordzijde van de Haven. Pieter Jan Lievynszone, simpel *) contra Margriete Jacob Huge wedue, simpel contra Cleeawaert Jacobszone; zeker*) contra Bastiaen Jacob Davytazone; ten banne *) conti a Everkin Jans, contra Sebastiaen Jacob Danckeraone, contra Heyn Simonszone, procureur, contra Jan Domiszote. *) De vorderingszaken werden in 3 soorten onderscheiden, die welke „simpel" waren, die, welke „zeker" waren en die „ten baone." (Zie Verslagen omtrent Rijks Oude Archieven 1922 2e dl. Zeeland blz. 192—193). 167 II. 1520. Afschrift van een perkamenten schepenbrief in het oud-archief van Zierikzee, van 11 Juli 1520. Wy Lendert Pieter DomÏ9z, Adriaen Huege Ereboutsz ende Yeman Wittellez., scepenen in Zirixee, oirconden ende kennen dat Anthonis Boudinsz. van Zot-telinkercke a's man ende voogt van Jacomyne Kempe Bosnsz. dochter, voer ons beliede, dat hij upgedragen ende over" gegeven heeft in rechten vrien eygendomme Yeman Claes Heinrixz. als erfgename van Merikyn, zijn moeder was, ende Anthonis Pieter Jaa Lievinsz. voer hem selven ende zjjn zusteren ende broederen, erfgenamen van Jan Pieter Jaa Lievinsz. deen helft van zuicken zei ponden grooten vlaems erflicke renten tsiaers als Cornelis Jan Boye gecocht ende vercregen hadde up de stede van Leyden ende nu overmits den staet der selver stede van Leyden gereducéert zyn up drie pondt groot tsiaers, vallende telcken achten dage van Julio, naervolgende den rentebrieve onder den grooten zegel der voerseider stede van Leyden daer van wesende in date duust vierhotdert negen ende tachtentich den zevenden dagh in Julio, met sulcker lcss:nge ende velbanden als de selve brieff inhoudt ende verclaert, ende welcke renten Pieter Jan Lievinsz. te hylacke gegeven hadde Jan Pieter Jan Lievirjz. zynen zoone voerss., ende voert met alle den verloopen ende onbetaelden renten van dien zichtent den achten July anno XVc vyftiene tot desen tyt toe gevallen. Ende ten lesten noch deen helft van twee gemeten corenlants luttel min of meer by den hoope die Jan Pieter Jan Lievinsz. oick toebehoorden, liggende ter Nyeuwerkercken in Schouwen, achter Jan Aerntsz. in Nickerspoel, binnen zuicken lantgemercken als doude waeraeipbrieven daw van wesende, inhouden ende verclaeren. Ende die voersz. Antonis kende daer of wel te dancke voldaen ende betaelt te zyne den lesten penninck metten eersten, mits beloovende hemlieden daer up te houdene tegens eenen ygelicken up hem selven ende up alle zijnen goeden, waer se gelegen zyn of bevonden zullen moegen worden met rechte. In oirconde desen brieve besegeit met onsen segelen int jaer ons heeren XVc twintich up den XIen dach van Julio. Perkament met de zegels der drie schepenen. Op de achterzijde staat: Van desen brief zijn twee brieven ghemaeckt waer öf Anthonis Bieter Jan Lievenz. den eenen brieif ende Yemsn Claese den anderen. 168 III. 1524. Extract uit hpt „Registrum de bonia Zelandiae" van bet kapittel van St. Jan te Utrecht over 1484—1598 (fol. 93), berustende in het Rijkaarchiefdepöt te Utrecht (Inventaris van het archief van hel kapittel van St. Jan No. llö). 1524 Januari 12. Littera Domini Cornelii filii Petri vicsrii hospitalis beate Marie in Zirczee. Nos decanus et capitulum ecclesiae sancti Johannis Traiectensis universis presentia visuris seu audituris faciraus manifestum, quod nos locavimus et titulo locationis concessimus honorabili viro domino et magistro Cornelio filio Petri ut et tamquam vicario hospitalis beate Mariae Virginis in opido de Zirczee quasdam portiones decimarum, videlicet duas lineas in den Nywendyck et quatuor lineas cum dimidia in Slaberdellingen, in parrochia de Wellant partium Schaidie Traiectensis diocesis ad nos nostramque ecclesiam pleno iure pertinentes, quas quondam dominus et magister Philippus Pachyer alias Palget ut vicarius et possessor vicarie hospitalis beate Marie Virginis in opido de Zirczee predicto ultimo a nobis in pacto habuit, iure nostro et alterius cuiuscunque sempei salvis (sic), sub annua pensione trium solidorum Hollandie legalium denariorum, hoe est grosso Turonensi regio antiquo pro sex denariis computato, nobis seu nuntio nostro in antedicto opido de Zirczee in die'beaii Victoria annia singulia aolvendorura, tali cocditione adiecta quod dicto magialro Cornelio mortuo aut pwdietam vicariam dimittente predicte decime ad proaeimorem auccessorem prefati raagktri Cornelii iQ dicta viraria devolventur et sic onaequenter de successore in auccesaorem, sive per mortem sive per resignationem aeu alias qualitercunque succeaserit, eub pacto et pensione supra et infra acriptia. Quiquidem succeasor totiens quotiens boe evenerit dictas decimas infra annum a nobia seu capitulo nostro requiret et in aignura veri dominii et proprietatia dictorum decimarum pro quaolibet menaura unum schuddtum a.tiquum regis Francie aureum nobia persolvet et huiuaraodi litteram auis laboribus et expenais renovari procurabit. Nee eciam dicte decime inter plures peraonaa dividentur aed apud unum posseasorem dicte vicarie manebunt indiviae. Adiectum est eciam quod si prefatus maglater Corneliua aut aliquis suorum in dicta vicaria succeasorum pactum predictum nobis in termino aupradicto non peraolverint aut omnia et singula in huiusmodi contractu apposita et conteata non adimpleverint, extunc magiater Cornelius aut elus succesaor in boriis antedictia cadet et cadent ab omni iure et pacto, in quibus ei aut successori suo ius competit aut quomodolibet ctmipetere posait virtute coaceaaionis an!edicte, et dicta bona ad nos et nostram ecclesiam libere devolventur pro noitro beneplacito diaponenda In quorum omnium et aingulorum fidem et testimonium premiasorura .presentibus litteria aigillum ecclesie nostre predicte duximus appendendum. Datum Traiecti anno Domini millesimo quingentesimo vicesimo quarto die duodecima mensia Januarii. 169 IV. 1542. 'w** Extract uit, het Register van pachtbrieven der Zeeuwsche tienden van St. Jan over 1484—1698 (fol. 121), berustende in het Rijksarchief depot in Utrecht. (Inventaris van het kapittel van St. Jan, boekdeelen en bundels no. 115).' Littera Anthonii Petri Johannis Livini de certis decimis in Nieuwendijck et Slabberdellingen sitis. Nos decanus et capitulum ecclesie Sancti Johannis Traiectensis notum facimus universis, quod nos titulo locationis concessimus et concedimus per presentes discreto viro Anthonio Petri Johannis Livini quasdam decimas, sciHcet duas lineas in Nieuwendijck et quatuor lineas cum dimidia in Slabberdellingen in Schaldia sitas, quas magister Cornelius Petri Johannis Livini, frater dicti Anthonii, olim et ultimo a nobis in pactu habuit et possedit, ad nos nostramque ecclesiam spectantes, de herede in heredem, jure ecclesie nostre et alterius cuiuscumque semper salvis (sic!), perpetuo possidendas modis et formis infrascriptis; quod videlicet dictus AnthQnius Petri et ipsius in dictis decimis successores nobis seu nuntio nostro singulis annis in die beati Victoria in oppido de Zirczee dabit et persolvet de decimis antedictia seu dabunt et peraolvent tres aolidos Hollandenses, gros80 Turonenai regio pro sex denariis computato. Picto Anthonio Petri mortuo'proximior eiua herea et senior succedet; et quicumqüe tune dictarum decimarum successor fuerit, infra primum annum post obitum dicti Anthonii, quos quis legitimus herea successerit, totiens quotiens hoe evenerit nobis acutum antiquum monete regi8 Erancie vel eiua verum valorem ia signum dominii et proprietatis de qualibet mensura dabit et persolvet. Et huiusmodi litteram auia expenaia a nobia renovari procurabit nee dicte decime inter plurea personas dividentur, sed tantummodo penea unum manebunt indiviae nisi nostra licentia specialis deauper habeatur. Et ai dictus Anthonius Petri vel eius in dictis decimis successor omnia et singula in dicto contractu apposita juxta formam prenarratam non adimpleverint, extunc dictus Anthonius et sui successores cadent a pacto et ab omni jure ipsi vel ipsis in dictis decimis ex locatione antedicta concesais, et dicte decime ad nos nostramque ecclesiam predictam libere revertentur pro nostro beneplacito diaponende contradictione quacumque non obstante. In cuius rei testimonium sigillum capituli nostri presentibus duximus appendendum. Datum anno Domini millesimo quingentesimo quadragesimo secundo die vigesima quinta mensi» Octobris.' 170 V. 1E49. Extract uit bet Register van civiele Sententies van het Hof van Holland no. 521 (vroeger gemerkt 51e regr H). Hubert Ockerz c.s., voogden van de kinderen van Anthony Pieter Jan Lievensz. contra Cornelis Symon Ymants. No. 159. In der saecke hangende voor den Hove van Hollant tusschen Cornelis Symon Yemantsz van Ziericzee, impetrant in cas d appel en na in reformatie, aan d' een zijde, ende Hubreeht met Cornelis Ockerszoonen, gebroeders, als voochden van de kinderen van Anthonis Pieters Jan Lievensz , gedaichden aen d' andere zijde, proponeerende de voors. impetrant, dat wijlen Pieter Jan Lievensz., poorter der stede van Ziericzee, met wijlen Cornelia, zijn geëchte huysvrouw geprocreeert hebbende twea kinderen, d' een genaempt Anthonis en d' ander Cornelia, was des voois. Pieter's huysvrouw deser werelt overleden, achterlatende tot haten erfgenaemen de voers. liuere kinderen; ten welcken. tijden de gemeenen boel belast was mette navolgende renten, te weten van èen pont groot vlaems 't sjaers 'twelk een Pieter van der Muelen daerop hadde, ter losse den penninck twaelff; noch van anderhalff pont groot vlaems 't sjaers competerende Jan Lauweris, ter losse den penninck vijftien; noch van anderhalff ponden grooten vlaems 't sjaers toebehorende de kinderen van Lieven Coman Goessens, ter losse den penninck derthien; noch met een rente van vijftien scell(ingen) vlaems 't sjaers, ter losse met negen der zelfdar ponden thien scellingen competerende Ste Caterinen gilde, en met em rente van vier ponden vlaems 't sjaers, ter losse met LVI ponden competerende mr. Pieter Vranckezn., belopende tsamen in als acht ponden en XY scellingen grooten vlaems 't sjaers, en 't hooftgelt van dien hondert XIX ponden vlaems ten prijse als voren. ende also eenen Jacob Jacobz. getrout hebbende de voors. Cornelia Pieter Jan Lievenz.dochter, gerechticht was in 't vierendeel van de voors. boel, hadde om hem zeiven voer zijn portie van de voors. lasten te vrijen, gelost ofte bij transport overgenomen de voors. rente van anderhalf pont sjaers, competerende de voors. Lieven Coman Goessens kinderen, blijekende bij den transporte daervan zijnde in dato den XXVen May anno XXU, ende na des voors. Jacob Jacobsz. overlijden hadde d' impetrant alhier getrout gehadt de voors. Cornelia zijne weduwe,, die welcke omme hem ten volle te libereren van de voors. lasten, mede overgenomen hadde bij transpoite de voors. rente van XV scell. sjaers, competerende ste Caterinen gilde, blijekende bij den transpoite daervan zijnde in dato 26 Augustus anno 35. enda hoewel dezelfde impetrant uyt ten naem van zijne voors. huysvrouw als gevrijt zijnde voer 't voord, vierendeel van de voors. lasten, behoert hadde vorder ongemolesteert te blijven, 171 't schijnt nochtans dat die possesseur van de voors. rente van vier pond grooten vlaems 't sjaers, gepoocht hadde te procederen hypotecarie op zeekere huys ende erve, wesende in 't voors. sterfhuys van Pieter Jan Lievensz., daer dezelfde Pieter in plach te woonen, ende dat tegens Cornelia mr. Reynger Jacobaz. wede, als tselfde huys en erve gecoft hebbende, omme te consequeren betalinge van vier jairen verloopene renten, die welcke Cornelia den gedaichden alhier hadden doen rompen in garant, offrerende henluyden de penningen van den coop te betalen, welcke gedaichden den impetrant alhier mede hadden doen doen een wete voer den gerechte der voors. stede van Ziericzee omme oeck van hem gegarandeert te wescn, poogende hem zulcxs met sinistre practijken te brengen in de laste van de voors rente, etc. etc. Tvoors. Hoff met rjjpe deliberatie van Rade deurgesien en overwogen hebbende alle 't gundtdat ter materie dienende is, in den name en van wegen des Keysers van de Romeynen, Coninck van Germanien, van Castillien ende als Grave van Hollant, Zeelant en Vrieslant, verclaert den impetrant bij 't vonnisse van scepenen van Ziericxzee daer quaestie om is, nyet beswaert ende condemneert hem in de costen van dese processe tot taxatie ende moderatie van den voors. Hove. Ac turn. den 23 Decembris 1549. ff 1576. Afschrift van een resolutie va» den Raad van Zierikzee, berustende in het Familie-arohief, portef. I. Den riien Julij 1576 soe hebben ter presentie van den couronnell Mondragon, EI Mre Del Campo Valdeez, den burchgrave van Zeelandt, mijn heere van Serootskercke ende den rentmeester Wjjngaerden, den burchmeester, schepenen ende raeden der stede Zierikzee, naemelicken Thomas Leenwtz., lieer-burgmeester, Adri*en Lyevens van der Lisse, gemeente-burgmeester, Dorn. Claesz., Niclaes Willemsz., Jacob van Bossdmysen, Holick Corn. Huybert, Jan Woutersz., sjhepenen, Corn. Jansz. Vagere, Jan Anthonis Pietersz., Niclaes Jan Harmansz , thesorieren, Yeman Claes Temansz, Ocker Anthonis l., Lyeven Leenaert Jaeobsz, Hendrick Harmansz., Jacob Soeteraacsz. ende Dierick Cla°s Pietersz., raeden, gedaen den eedt a's hiernae volcht: Wij sweeren obedient ende g-hoor.-aem te wesen de h»ylicbghe catholycke roomsche kercke ende deselve met alle onse macht, raedt ende daet voor te staen ende helpen defenderen tegens ernen yegelicken; houden en kennen voor onsen natue.rlicken eade overstea heereen prince den Cor.ink van Spaengen, Philips den IIen van dier name a's grave van Zeelandt er de belooven den vcorsz Sijne Majest-it goede ende getrouwe ondersten te wr*en. mitsgaders onverbreeckeick te houden ende te doen houden a'1 hetgheene des van wejren den Staten van Zeelant Sijne Conincklyke Majesteit tot eyne laeste hulding* ende recpptie gelooft oode geswooren es gpweest; soe helpt ons Godt ende alle zijn heylichgen. Welcken eedt sulcx gedaen zijnde ter presentie als vooren, s n op ten stadthuyse geroepen geweest de drye scutteryen der voorsz. stede, s'erck omtrerjt driehondert persoonen ende hebben aldaer oeck gewellech gesvooren den eedt als voorsz. stast ende men heeft dyeovo'gende den clock doen cleppen, naer oude coustuemen, om al het voIck, soo burgeren ende de reste van de inwoonderen deser stede te vergaderen voor den btadthuyse, dewelcken aldaer opentlick ende vlijtich insgelijcx den eedt als voorsz. gedaen lubben als dat behoort. Actum ter bijwest-n j.Is vooren, my present JAC. DE VOS. In doTSO staat: D' acte van de vernyeuwinghe van dm eedt aen Synre Majesteit. 173 VII. 1576. Afschrift van een brief berustende in het Familiearchief, Portef. I. A monsieur le gouverneur de Zélande. Eemonstra en révérence Jan Anthonisz., bourgeois da cesta ville de Zprfcxzee, comme estant par le magistrat icy cotisé de payer pour la redemption de sa vie et biens vingt cincq cent Hoiins et ayant a bon compte sur ceste cotisation payé mil florins et faict tout son debvoir pour parfurnir les XVc florins reste et ainsv qu'i s'estoit le XXIII6 de juilet transpoite en Noortgouwe avec passeport pour aller regarder aprè's qneiques ouvriers besoignant au bois pour le dickage liy est obycié que deux. sergans 1'ont illecq cherché et le trouvant, 1'ont expressement sommé de comparoistre en la dile ville devant onze heures et craindant d'avoir molestacion en sa personne, obstant le payement des dits XVc florins, qu'il n'avoit ene are recouvert, il leur est escappé et a prins son chemin vers Berges, pour passer oultre en Anvers en intencion d'illecq cEercher quelqne moyen pour reroivrer et payer la dite roste et non po;nct pour s"enfuir aultrepart comme il apert qu'il at par une lettre missive advertis a son frère O c ker A n t h onisz. le XXVe du dit jour d-estre brief de retour. Et estant arrivé a Berges at illecq sa personne es'e prins et constitué prisonnier comme eng fuytif la ou il est estroictement detenu tellement qu'il ne. peult estre de retour pour payer la dite reste et pour ce que son emprisonnement n'avance nullement sa causo, sapplie pour ce hurablement, qu'il plaise a Votre Seigneurie de le faire subitem snt eslargir soubz caution suffis-sante, qull présente a constituer immédiatement, affin qu'il pnysse incontinent estre de retour et payer la dite reste. Quoy faysant, etc. Et en escripvant ceste requête est icy son dit frère advertis, que la femme du dit suppliant est prins par les ennemis entre le dit Berges et Anvers avecq le dit argent, qu'elle avoit em. prés d'ellic et son enfant et sont ensamble emmenez a Dordrecht. In dorso staat: pour Jan Anthonisz. 174 vin 1589 Extract uit het Begister van erfpachtbrieven van de Zeeuwsche tienden van het kapittel van Oudmunster 1394—1607 (fol.56 vs.), berustende in het Rijksarchiefdepot in Utrecht (Inv. van het Kapittel van Oudmunster. Boekdeelen en bundels no. 361). Concessimus et tenore presentium concedimus Joanni Anthonii de Jonge unam mensuram cum dimidia menaura et Septuaginta quinque virgas decimarum sitarum in parochia Veteris Ecclesie Duvelandie, Item unam mensuram centum et quinquaginta virgas decimarum sitarum in eadem parochia Veteris Ecclesie in locis inf rascriptis: in de Niethiende, in den Polre ende in den Spynthienden. Item adhuc unam mensuram decimarum in parochia Nove Ecclesie Duvelandie int Oudenielandt, quasquidem decimas erga Jacobum filium Adriani Brunonis nostro ad id accedente consensu comparavit, tenendas a nobis et ab ecclesia nostra predicta pro annua pensione quatuor solidorum unius denarii cum obolo HoUandensium antiquorum bonorum et legalium nuntio nostro terram Selandie etc. Post mortem vero etc. In cuius rei etc. Datum sine prejudicio etc. anno Domini XVc octogesimo nono die vero septima mensis Octobris. Concedimus eidem tria quartaria unius mensure decimarum sitarum in Veteri Ecclecia Duvelandie, quasquidem decimas etc. ut supra, tenendas a nobis et ab ecclesia predicta pro annua pensione trium denariorum HoUandensium antiquorum bonorum et legalium nuntio nostro etc. Datum ut supra. 175 IX Afschrift van een perkamenten acte, berustende 1592 in het Familie-archief, Portef. I. Mauritz, geboren prince van Oraengien, grave van Nassau, etc, marquis van der Vere ende Vlissingen, heere van Sint Vyt, Daesboureh, der stadt Grave ende van den lande van Cuyck, etc, gouverneur, capitein-generael ende admirael, mitsgaders de president ende raden over Hollant, Zeelant ende Vrieslant, den eersten gesworen exploiteur van den voornoemden rade hierop versocht, salut; alzo Joos Teellinck, raidt van Staten, ende Jan Anthonisz. de Jonge . burgemeester der stadt Zierikzee, ons> vertoont hebben, dat zij supplianten op ten XlIIen Februarij anno XVc eenentnegeotich van den gemachtighe van de vrouwe gravinne douaguyere van St. Amours, princesse van Steenhuysen, etc , onder seeckere schriftelycke conditiën ende voorwaerden gecoft hebben die heerlickheyt van Haemstede, Westerschouwen, etc, metten dependentiën van dien, onder andere clausule houdende, dat die cooper ofte coopers comen souden in de baten ende prouffyten van den jare ende ougst XCI incluys, ende dat die pachten, die alsdoen verpacht waren, souden verpacht blyven tot sulcken conditiën ende termynen, als dezelve alsloen verpacht stonden volgende die reeckeninge de anno LXXXIX gedaen by jouffrouwe Anna van Almaras, weduwe wylen joncker Adolph van Haemstede, dwelcke den coopers voor den coope overgelevert waren, onder expresse conditiën, datter egeene vorderé continuatie van den pacht soude mogen gepreteodeert worden, dan in de voorsz. reeckeninge de anno LXXXIX uuytgedrukt ende verclaert stonde, onder welcke heerlickheyt van Haemstede ende parthyen van dien mede begrepen sijn twintich ende een halve gemeten laDts aen diversche stucken, gelegen in den landè van Burch, staende op ten name van 't hoff van Haemstede, verhuyrt voor den tijt van zeven jaren, ende dairvan 't jaer LXXXIX geweest es 't vijffde ende 't jaer XCI 't laeste sevende jaer ende consequentelyck 't gebruyck van 't jaer XCH aen de supplianten als copers ende eygenaers gecoemen ende gedevolveerfr was, omme heuren vryen wille daermede te mogen doen, volgende die voorwaerden daervan zijnde. Ende hoewel die voorz. jouffrouwe Anna van Almaras daer van geen ignorantie ter werelt en konde ofte mochte pretenderen, als over de voorz. coope nyet alleen zelffs gestaen, maer oock mede die conditiën van dien in handen gehadt ende insonderbeyt als administratrice derselvêr heerlickheyt expresse last ende bevel ontfangen hebbende, van geene goeden sonder expres consent van de eygenaers weder te verpachten, 't Schijnt nochtans, dat de voorsz. jouffrouwe Anna van Almaras nyet alleen haer vervordert heeft, contrarie de voorsz. voorwaerden, de voornoemde twintich ende een halve gemeten lants van nyeus, sonder consent, wille ende weten van de supplianten, voor andere zeven jaren te verpachten aan eenen Job Willem Mathijsz., des jaers voor de somme van negen ponden grooten Vlaemsch ende vier coppelen coriynen, maer dat arger es, contra bonam fidem voor haer selven (boven seecker groot extra-ordinaiis' rantsoen) te bespreecken ende aen haer te behouden, geduyrende den voorsz. pacht van seven jareD, sonder eenigen pacht te betalen, twee van de beste, perchelen coornlants, groot over die vijf f gemeten, jegenwoordelijck met taruwe besayet sijnde ende waervan zy van meninge es, die vruchten jegens dancke ende wille van de supplianten als copers ende eygenaers van dyen, thuya te doen halen ende a solo te separeren, contrarie die dispoaitiën van rechten ende politicque or. 176 donnantie op 't stuck van de huyrluyden ende pachters van de landen in den jare LXXX geemaneert. Ende hoewel zy supplianten wel vermochten, jure suo, dezelve vruchten te doen snyden, naer hen te nemen ende den oirbaer dairmede te doen, gelijck met hun vry, eygen als dezelve vruchten op heurluyder gront staende den gront volgende et fructus pendentes wesende pars fundi; soo eest nochtans, dat die supplianten, begerende te procederen met open deuren, hen keeren asn desen hove, zoo zy zeggen, versouckende onse provisie; soo eest, dat wij U committeren mits desen te trecken an den personen ofte ter woonsteden van den voorsz. Job Willem Mathijsz., wonende tot Haemstede, mitsgaders jouffrouwe Anna van Almaras ende hen, mitsgaders allen anderen, desnoot van wegen de Hoge Overicheit, op zekere groote peynen daer jegens te verbeuren, te bevelen hen in 't gebruyck van de voornoemde twintich ende een balff gemeten lants nyet vorder te intromitteren ofte hen deselve landen te onderwinden, nochte die vruchten daerop staende ende gewassen te doen snyden, thuys te halen of te mennen ende voorts alle crot, hinder en empeschement, den supplianten int occuperen ende besayen der landen an gedaen, met allen gevolgen ende anjleven van dien, C03teloos ende schadeloos aff te doerj, henluyden respectivoljjek interdicereüde van gelycken meer te doen ende de supplianten niette selve landen te laten bewarden, als met heuren vryen gecofte goeden ende te betalen die costen hieromme gedaen ende in cas van oppositie die bevelen penael van nyet vorder deselve landen te occuperen, nochte hen 't gebruyck van dien te onderwinden, veel min die vruchten te doen suyden, thuys te halen ende van den gront te vervoeren, maer den supplianten daermede te laten bewarden, stadthoudende totten tweeden rechtdach na de jegenwoordige vacantie van Ougst, dachvaert den opposanten ten sdven dage te comparerea ofte gemachtigen te seynden voor desen hove, omme te seggen die redenen van dien ende voorts te procederen naer rechte, latende copie volgende d'instructie ende ons relaterende U wedervaren. Gegeven in den Hage ouder 't segel van justicie, op den XVillen Augusti anno XVc tweentnegentich. By mynen heeren den gouverneur, president ende raden over Hollant, Zeelant ende Vries'ant, J. Purtick. In dorso staat: „Joost Eewoutsz. Telincx ende Jonge Jan Anthonisz., impetranten van mandament penael, stadt houdende contra Job Willem Mathijsz. ende jouffrouwe Anna van Almaras, gedaagden"- M. Willemsz. M Rosa advocaet. procureur. 177 X 1599 Extract uit het Register van erf pachtbrieven van het kapittel van St. Jan over 1567—1621 (fol. 97vs.), berustende in het Hijksarchiefdepot in Utrecht (Inventaris van het archief van St. Jan, boekdeelen en bundels no. 124.) Reversael erffpachtbrief van Adriaen Danielsz. van seeckere gemeten thienden in Slabberdellingen gelegen. Ick Adriaen Dauielss. bekenne van de E. heeren vicedeecken ende capittele St. Jans tÜtrecht in eenen eeuwigen erffpacht ontfangen te hebben twee linien in Nieuwendijck ende vier linien met een halff in Slabberdellinghen gelegen, bepaelt ende voorts in allen manieren ende voorwaerden als derselver heren brieff, mjj daervan gegeven, mede brengt, luydende als volcht. Nos vicedecanus et capitulum ecclesiae Sti Joannis Traiectensis notum facimus universis, quod nos titulo locationis concessimua et concedimus per presentes discreto viro Adriano filio Danielis quasdam decimas scilicet duas lineas in Nieuwendijck et quatuor lineas cum dimidia in Slabberdellingen in Schaldia sitas, quas Antonius Petri Joannis Livini olim et ultimo a nobis in pactu habuit et possedit, ad nos nostramque ecclesiam spectantes de haerede in haeredem, jure ecclesiae nostrae et alterius cuiuscunque semper salvis, perpetuo possidendas modis et formis infrascriptis: Quod videlicet dictus Adrianua Danielis et ipsius in dictis decimis successores nobis seu nuntio nostro singulis annis in die beati Victoria in oppido de Ziercxzee dabit et persolvet de decimis antedictis, seu dabunt et persolvent tres solidoa Hollandenses, grosso Turonense regio pro sex denariis computato, Dicto Adriano Danielis mortuo proximior eius haeres et senior succedet; et quicunque tune dictarum decimarum successor fuerit, infra primum annum post obitum dicti Adriani Danielis quo quis legitimus haeres successerit, totiens quotiens hoe evenerit nobia acutum antiquum monetae regia Franciae vel eins verum valorem in signum dominii et proprietatis de qualibet mensura dabit et persolvet; et huiusmodi litteram suis expenaia a nobis renovari procurabit. Nee dictae decimae inter plures personae dividentur, aed tarnen modo penea unum manebunt indivisae, nisi nostra licentia specialis desuper habeatur. Et si dictus Adrianua Danielis vel eius in dictis decimis successor omnia et singula in dicto contraotu apposita juxta formam praedictam non adimpleverit, extunc dictus Adrianua Danielis et sui auccessores cadent a pacto et ab omni jure, ipsi vel ipsis in dictis decimis ex locatione antedicta concessis, et dictae decimae ad nos nostramque ecclesiam praedictam libere revertentur pro nostro beneplacito diaponendae contradictione quacunque non obstante. In cuius rei testimonium sigillum capituli nostri presentibus duximua appendendum. Datum anno Domini XVc nonagesimo nono mensis Januarii die duodecima. Alle welcke voorwaerden in den voors. brieff begrepen hebbe ick Adriaen Danielss. voors. belooft ende beloven dselve alsoe tachtervolgen endo naer te comen als daer beacreven staet, onder tverbandt van m\jn persoon ende allen mijnen goederen, met slibmissie van allen heeren, hoven, rechteren ende gerechten. In kennisse der waerheijt hebbe ick dit mit mijn eygen handt onderteeckent ende daer beneffens met mijn segell uythangende bezegelt. Gegeven als boven. 23 178 1618 Extract uit de boedelbeschrijving van Johan de Jonge, heer van Oosterland, vroeger genaamd Jan Jan Anthonisse of Jonge Jan Anthonisse, f Zierikzee 19 Dec. 1617. Rekening en vercaveling van den boedel van Johan Anthoniszn. de Jonghe ter Weeskamer van Zierikzee overgebracht den 21 Dec. 1618. Huizen: huis en erf staande op de Zuidzijde vaa de Haven, wavin hij op 19 Dec. 1617 is overleden, met opsomming van den geheelen zich daarin bevindenden inboedel. iU deelen in het clooster gend „de 3 Coningen'', staaude binnen Zierikzee, met de landen en toebehooren daarvan, onverdeeld staande met de andere erfgenamen van Johan Anthonisse d'oude zaler, des overledenen zusters en broeders. Schepenbrieven, rentebrieven en lijfrentebrieven desen sterfhuysse competerende (totaal 87 stuks) o a.: verschillende ten lijve zjjner kinderen, een ten lijve van Cornelia Vaghers, een schuldbekentenis van den raadsheer Mr. Huybertus Steengracht zaliger, waarbij hij bekent onder zich te hebben een rentebrief ten Uste van de Domeinen van Brabant in hej kwartier van Antwerpen, ten namo van Herman en Jan Anthoniss zaliger, waarin den overledene — en nu diens boedel — de helft competeert, een rentebrief op de voors: Domeinen ten name van Anthonia Jan Anthoniss, den overledene geheel toekomende, een rentebrief op de Staten van Brabant op den naam van Jan Anthonisse, den vader van den overledene, nog een op de stad Antwerpen ten name van denzelfden Jan Anthonisse, nog twee rentebrieven op de stad Antwerpen, één ten name vaa den overledene en één ten name van zgn broeder Ocker Jansse zaliger, in welke 4 laatste brieven het sterfhuis competeert voor 3/5 parten. Custing ofte paey brieven desen sterfhuyse competerende: 188 stuks (alle gespecificeerd vermeld). Obligaties desen sterfhuyse competerende: 82 en 122 stuks (alle gespecificeerd vermeld). 179 De landen desen sterfhuyse toebehoorende, behalve de heerlijcke goederen (die afzonderlijk volgen): in Poortambacht 11 perceelen land (alle perceelen zijn steeds afzonderlijk in hun grootte gespecificeerd), jn't Vierendeel van Kerckwerve 26 perceelen, in'tWestenvierendeel van Coudekerke 6 perceelen, in Noordwelle 1 perceel, in Coudekerke 10 perceelen, in Noordwelle nog 6 perceelen, in Renesse 1 perceel, aen den Hoogen Zoom 7 perceelen, aen den Lee gen Zoom 9 perceelen, in Oostenvierendeel 10 perceelen, in't Burchbevanck van Claeskerke 3 perceelen, in 't Burgerlinck van (Jap pe 11e 17 perceelen, in Moeren (Ellemeet) 21 perceelen, in 't Westernieuwlarf-t 30 perceelen, in Westenschouwen en Burgh ambacht 2 perceelen, in Gootkenslandt 21 perceelen, in Noortgouwe 12 perceelen, in Sint Joospolder 3 perceelen, in Ponse Willemsbevanck 7 perceelen, in M e n-: soints Block 3 perceelen, in de Gbeere daer Frans den bleyker woont 5 perceeler, in Sonnemaire 12 perceelen, in Borrenbroot 1 perceel, in 't Zuyder. Nielant onder Brouwershaven 1 perceel, ]/12 deel in de heerlijke goederen in B o ruïne n e d e zoo tienden, vroonen, gorsen en dijkettingen en 1 perceel, in Dreyschor 26 perceelen, in Duvelandt in Bettewaerde 2 perceelen, inAltetecleene4 perceelen, in Nieuwerkerckè 12 perceelen benevens het heerenhuys staende op 't Ambacht van Botlandt in Nieuwerkerckè, in Ouwerkercke 6 perceelen, in Oosterland 17 perceelen, in de 2°, 3°, 4°, 5°, 6°, 8°, lÖe, 11°, ]2°, 14°, 15e, 17°, 18°, 19°, 21°, 22°, 24° en 25° mate van Oosterland tesamen 52 perceelen, in de 1°, 2°, 3°, 4° en 7° mate van 0 o s t e rsteyn en van Cleynambacht te samen 22 perceelen, in Bruinisse 10 perceelen, in S t. An n al an t 1 perceel, in Stavenisse 2 perceelen, in Kempkeshofsteed 7 perceelen, in Noortbevelant 2 perceelen 'J, inOelkensplate 1 perceel 2), inOrisant een hoeve lants met huis, schuer en 57 gemeten. (alzoo tesamen. 359 perceelen land (waarvan bij sommige vermeld mèt een hoeve of huis), benevens één hoerenhuis). Heerlijke goederen en tienden. 3/4 van de heerlijkheid Oosterland. 3/4 van de heerlijkheid van Ser Jansland gezegd Nieuw Dreischor, verschillende gemeten land (gespecificeerd) in de heerlijkheden Ellemeet, Eikerzee, Renesse, Duivendijke, Br ij dorp, Botland, Ouwerkerk, en Nieuwerkerk. '/12 part in de ambachtstienden in Stavenisse. ') n.1. een hoeve groot 56 gemeten en een hoeve groot 25 gemeten 225 roeden. 2) n.1. een partij land groot 27 gemeten 177 roeden. 180 In te vorderen schulden en pachten. Worden in het stuk gespecificeerd opgenoemd. Lasten, als boven. (Deze boedelbeschrijving telt 151 pagina's; daarna volgt de loting en verkaveling onder de 17 rechthebbenden, elke kaveling bedraagt + 3492 p. VI. 15 sch. »); volgen bepalingen voor do nagelaten weduwe j. Elisabeth van Hertsbeke, en „Conditiën van verkoop" door de erfgenamen van zekere partijen van hof en erven gelegen achter 3 Coningen Bogaert te Zierikzee d.d. 28 Febr. 1620). •J djl. in sijn geheel mèt hetgeen de weduwe ontving, n.1. 4600 p. VI, bedroeg de erfenis ruim f 383 8:30,50 (het vl. pond gr. gerekend op 6 gl.) 181 XII 1704—1707 Uittreksels uit het Dagboek van Maria Oyens, echtgenoote van Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet, voorzoover hare dochters betreft. Den 21 UoüOmber 1704 quam Mylort North en Grey onse doghter Marya Margrita, synde den 11 van dese maendt Nov. 14 jaer ge werst, ten huwelyck versoeke; het is een man van qualiteijdt, Peer van 't Koninkryck van Engelant, colonel van een riesjemendt te voet; heeft den (niet ingevuld) in de bataelie vaa Hoogstadt syn reghterhandt verlore. Op 1 Dec. 1704 kwam de vrouw van Wassenaer Starrenburg de genoemde dochter Maria Margaretha ten huwelijck vragen vooi haer neef van W. Starrenburg, kapitein van een oorlogschip Den 17 Desember 1704 heeft den Hartogh van Malburgh onse jonsste doghter aan mijn Man en mijn, voor Mylordt Nor en Gree ten huwelyck wesen versoeke. Den 19 qnam Mylordt Norht en Grey mijn Man spreeke. en den 20 quam den Hartogh van Maelburgh weerom versoeke, dat mijn Man wat favorabel antwoordt aen Mylordt Norht en Grey voor syn vertreck na Engelandt wilde geve; Mylordt North en Grey quam nademiddagh het selfde versoeke. Mylordt Norht en Grey versoght seer dickwijls, dat syn matres*) een diejemant ringh van sijn V/Eds. sonde neme, dat onsa doghter niet wilde doen, en wij raden het haer Eds ock niet. Mijn Man syde nen Mylordt dat sijn WEdb. na Engelandt most gaen om syn fortnyn bij de Conniginne te pousere sonder eenige angasiemente aen de eene of de andere kant te hebbe. Mylordt vertrock soo tamelick tevrede den 22 synde maandagh na Botterdam en dinsdag met den Hartogh van Maelburgh na Engelandt, in gevolgh van veel Engelse Mylors, de Graef van Talaerdt en menigte fransse gevangens, die in de bataelie van Hoogstadt ware genomen. Den 30 synde Dicsdagh ontfinck mijn Man een brief van Mylordt Norht en Gre en een voor de Matres, die byde vol van syn HEdts amoers ware; die aen onse doghter was met sijn WEdts eyge hant geschreve gelijck altijdt dede. In de tijdt dat Mylordt Norht en Gre in Engelandt was, quamen der alle posttijde brieven, mijn Man en ick hadde veel bedynckinge of wij 't huwelyck toe soude staen of niet; aen de eene kant onse doghter nogh jong is en na Engelandt te stiere ver van ons af, was aen de andere kandt Mylordt een Man van qualiteijdt en Paef van 't rijck, ick kan segge het myn mennigh naghie slapens kost. *) hiermede wordt steeds de dochter Maria Margaretha bedoeld. 182 In die tijdt wa'en er veel ba'e (bals) daer wij somtijst genoektsaakt sijn te gaen, daer dan alweer ammoureuse heere ware; ieder prate metter. Den 25 febrywary 1705 quam Mylordt Norht en Gre snaghs ten drie ure uit Engelant in den Hagh en stierde smiddaghs een pasy, wanneer mijn Man, mijn en de juffrouwe kost sien; syn WEdts. quam na de middagh soo ammoureus als vertrocke was. Den 25 febrewary smorgens — soo als Mylordt North en Gre pasy quam vragen om na de middagh te komme — was Mylordt Dalrimpel bij mijn Man en versogt onse doghter Marya Margrsta voor syn Edts. ten huwelijek, het welcke mijn Man in beleefde terme afsogh. Den 2 Maert 1705 versoght Mylordt Dalrimpel ten twede mael of men niet sou kenne resolvere onse doghter aen sijn WEdts. te geve, waerop mijn Man antwoorde, dat don Hartogh van Maelburg haer Edts. over eenygen tijdt gelede voor Mylordt Norht en Gre versoght hadde en als wij resolveerde haer uit te trouwen, dat Mylordt Norht en Gre de eerste was geweest. Den 3 Maert quam de Chevalyé Winsen, een Engels Eedelman, die men sijde 50 of 60 di.sondt guldj sjaers hadde, onse doghter Marya Margriet ten huwelijek versoeke. Mylordt Noiht en Gre quam dage'icks syn matres oppasse, die haer seer weigerieh hield en vrij indifferendt was, waerop wij dickmaels syde als sij gesn sin en hadde om met Mylordt Norht en Gre te trouwe, dat haar Edts. maer soude seggé, want dat ick haer liever hier wilde houwe als na Engelandt sien gaen. ,., . den 14 April quam deu Hartogh van Mael Bourgh uit Engeland en quam den 16 de voortghank van 't huwelijek met Mylordt North en 't Grey versoeke; den 22 quam den Hartogh bij ons eote en braght Mylord North ent Grey mee: wij hadden den Anvoyé van Engelandt de Heer Stinop, de Heer en vrouw van Slingerlant en juffrouw van der Duyn gevraght; den Hartogh vrogh om Donderdaghs smorgens den 24 een teitje te kome drincke, dat wij toestonde; daghs te, voore, den 23, sij mijn Man aen onse doghter, dat Mylord North ent Grey de campanje die somer sou gaen doen, maer dat sijn Edts. niet gaere soude gaen, sonder verseckerdt van haer te woese, dat Mylord aen haer gaere een diejemante ringh op die condysi wilde geve, daer onse doghter op antwoorde', dat sij da ringh in presensy van den Hartogh soude neme, gelijck den 24 April geschiede. atéi a Den Hartogh van Maelburgh quam eerst alleen en stelde met mijn Man het huwelijckscontract op, gelijck dien Hartogh sijde voor syn doghters gedaen te hebbe, den Hartogh stierde dit na Engelant om aldaer geperfecksioneerdt te werden aen een man, die het in sulcke occasie altijdt voor sijn Hoogheijdt gedaen hadde. Mylord North ent Grey quam naderhandt boove en gaf aen haer Eds. de ringh; den Hartogh sprack met alle soorte van genegendthijdt dat mensprecken kost, onder andere dat sijn Hoogh WelGeboore als een vaeder over haer Edts. beyde soude weese, dat al tot avansemendt van Mylordt North ent Qrèy soude doen dat mogelyck was, dat syn HEgeb. meende bater voor Mylordt een Goevernemendt sou weese als alle jare jn'de Campanje te gaen, dat het hemdeer leedt sou weese sigh met het huwelijek gemoeidt te hebben als 't niet wel soude weese. wnthm Den 19 Mey Dinsdagh nam Mylordt North en Grey sijn afscheydt om naer 't leger te gaen, nadat savons met de Graaf Collabraby bij Ons gegeten hadde, gelijck den 20 's morgens ten drie ure vertrock. 183 Nu in absensy van Mylordt quamen der gedurig brieven uit het leger, aen mijn Man en een aen de Matres, dio met syn Edts eyge handt geschreeven was; haer Edts antwoorde altijdt weer sonder te seghe wat se schreef en wjj vroghen het ook niet. Den 5 Septem. 1705 quam Mylort North en Grey uit leger, liet smorgens vragc wanneer na de middagh moght komme. Den 2 October ist hüwelijcks contract geslote en getekendt, eerst van haer Edts bijde, doen van mijn Man en mijn, als ock van de Heer Raetpensionnares VerHeye. ten 12 ure quam de Burgemesters Bymondt met de seckertaris de Veer en tijckende de geboie aen. Den 4 October gingen der 2 geboie gelijck, omdat den Hartogh van Maelburgh en Mylordt na Engelandt tnosste, wierde afgeroeppe: Wiliam lordt Nort en Grey, peer van Engelant, met Maria Margrita de Jongh van Ellemeet. Den 6 October Dinsdagh ghingh men op Duinrel eete, de vrouw van Starrenburgh met haer Edts. doghter en night, de ambassadeur van Venesye aen 't Hof van Engelandt. den anvojé van Swede en die van Savoye. Vrijdagh soo als gesijdt was om sondaghs te trouwe, kreegh mijn Man tijdin, dat den Hartogh van Maelburgh Maendagh in den Hagh sou wese; wij hadden het trouwe tot dien dagh toe gaeren uitgesteldt, maer den brugom was daertoe niet te brenge en hieldt hem' aen de belofte die gedaen ware. Den 11 October Sondagh tusschen half sevenen en seven ure trouden se in de Fransse kerck; de heer Anvojee Stennop, die op die tijdt Anvojé van Engelandt was, gbinck met Mylord als vader, en de Gravinoe van Pordtlandt als moeder, en mijn Man en ick; soo als men in de kerck was, quam Monsjeus Syon op stoel, die se troude; den brugom wilde de brudt selver uitte kerck lijde. Als men wat tuis was geweest, quam de Moinsjeus van Mylordt North en Grey om haer op de Engelse manier te trouwen; dat geschiede in de preseasy van mijn Man en mijn, de Graaf en Gravin van Pordtlandt met de twe Jaeidys, de heor S ennop, de beer en vrouw van. Slingerlandt, de ousste doghter van de heer van Beomont, (onze) doghter van Kloetinge, (onze) soon van Hoden Peijl en van Dalem en menheer Worsle,.die de brudt in de kerck hadde geüjdt. Tot bij tiene wasser muisick totdat men gegeten hadde. Ten twee ure braght men de brudt in haer kamer en wierit van de twa lydies van Pordtlandt, juff. van Beomont en juff. van Kloetinge *) omkledt ! f*. Den 12n Maendagh 's morgens quamen de Heere en na de middagh de vrouwe geluck wensse; den 13» quam Mylordt Malburgh smorgens geluck wensse en dronk een koppie tee. *) Dit was hun oudste dochter Magdalena Elisabeth de Jonge van Ellemeet, vrouwe van Kloetinge, toen 16 jaar oud. 184 Na den eete rede we ca Duynrel om daer tot Saterdagh te blijve. Wonsdagh quam den Bartogh met eenige heere bij ons op Duynrel eete. Sondagh daeraen ghinck Mylordt met Myledy in de Fransse kerck en kostten door den toeloop van mense qualick uitte kerck komme; sij sagen mensse, die geluck quame wensse van Sondagh tot Donderdagh toe; die selfde weeck gaf de heer en vrouw van Slingerlandt die weerrys (?); eer men de visietens altemael weerom gedaen hadde, woey de windt goet om na Engelandt te gaen, gelijck sy ock den 7 November smorgens' voor 5 ure vertrocke, sijnde Saterdagh. (verkort) 15 Nov. 1705 kwam de vrouw van den Gezant van Denemarken vragen of de juffrouw van Kloetinge *) door de ouders aan een heer buitenslands zou ten huwelijek gegeven worden, waarop ontkennend geantwoord werd. Den 19 Novem. 1705 kregen wjj brieve, dat Mylordt en Myledy den 8 Novem. tusse 12 en 1 ure te Harrewis wel waren aengekomen en Dinsdaghs te Londe; wij krijge soo nu en dan al brieven, dat Myledy de Coninginne gesaluweerdt hadde, dat Meledy Nordtvolck — night van Mylordt Nordt en Grey — haer Edts. aen de Conniginne gepresenteerdt heeft, dat haer Edts. genaturalijseerdt was, dat de Conniginne de goedhydt hadde van Frans tegen haer Edts. te sprecke. (verkort) 19 Dec. 1705 aanzoek voor de dochter van Kloetinge voor graaf Maurits van Nassau, zoon van den Heer van Ouwerkerck, die de compagnie witte paarden heeft. 16 April 1706 huwelijks aanzoek voor dezelfde van wege den heer van Domale. 4 Juni 1706 dito dito van dun Graaf van Arrebagb, zwager van den Graaf van Hoonloen. 16 Oct. 1706 bericht, dat Mylord North en Grey brigadier was geworden en as. voorjaar met zyn vrouw zou overkomen. 31 Dec. 1706 komt de Waalsche predikant Foreyn zijdelings aanzoek doen namens den heer van Boetzelaer voor de dochter van Kloetinge. 19 Jan. 1707 aanzoek voor dezelfde van wege den Graaf de la Marck. 18 Feb. 1707 dito dito van wege den heer brigadier van Spaen. 23 Juni 1707 dito dito dojr juffr. Bieterson voor haar neef den heer van 's. Gravenmoer. 20 Aug. 1707 kwam het schriftelijk huwelijksaanzoek d. d. 13 Aug. van den Graaf de la Marck voor de dochter Magdalena Elisabeth. 12, 23 en 24 Sept. 1707 kwam de Waalsche predikant Forgn weer aanzoek doen voor den heer van Boetzelaer; kreeg ten laatste tot antwoord, dat als die heer komen wilde, men zou zien. 3 Oct. 1707 kwam de heer van Boetzelaer een bezoek brengen. *) Zie noot vorige pagina. 185 10 Oct. 1707 kwam de vader van Boetzelaer voor zijn zoon vragen. 20 Oct. 1707 werden de huwelijksvoorwaarden gesloten voor de dochter van Kloetinge met den heer van Boetzelaer. 13 Nov. 1707 trouwde 's avonds in de Fransche kerk om 7 uur Jacob Godefroy Baron van Boetzelaer en Magdalena Elisabeth de Jonge van Ellemeet; „wij ware 20 mensse aan tafel; de Gravinne van Nassouw gaf de brudt savons het hemdt." den 14 Nov. 1707 enz. enz. XHI LIJST van de voornaamste AMBTEN door DE JONGE's bekleed1) zoowel wegens de stad Zierikzee, als wegens Zeeland en elders tot aan de Revolutie van 1795. BURGEMEESTERS VAN ZIERIKZEE. Jan Lievensz., 1479. Pieter Jan Lievensz., 1507, 1514. Jan Jan Anthonisse, later Johan de Jonge, 1587,1604, 1615. Huybrecht Jan Anthonisse, later mr. Hubert Steengracht, J 1597, 1598. Job de Jonge, 1624, 1630, 1641, 1655, 1659. Mr. Anthony de Jonge van Bruinisse, 1632. Marinus Jobsze de Jonge, 1666, 1671. Mr. Willem de Jonge van Bruinisse, 1677, 1680, 1683. Mr. Quirijn Imanse de Jonge 1687, 1690, 1694. Iman Jobse de Jonge, 1691, 1695, 1699. Job Imanse de Jonge, 1692. ') Dus aonder de leden der geslachten Steengracht, Ockerse en Van der Port. 186 Mr. Rutschert de Jonge, 1743, 1747, 1751, 1755, 1758. Mr. Bonifacius de Jonge van Campensnieuwland, 1752, 1756, 1759. Marinus Jan de Jonge, 1759, 1762, 1766. Marinus Bonifacius de Jonge, 1772. Mr. Jan Anthony de Jonge, 1778, 1784. Mr. Samuel de Jonge, 1788. Mr. Willem Adriaan de Jonge, 1792. SCHEPENEN VAN ZIERIKZEE. Pieter Jan Lievensz., 1479, 1482, 1496, 1497, 1498, 1499, 1512, 1513, 1514. Ocker Anthoniss, 1563, 1564, 1570, 1571. Jan Jan Anthonisse, later Johan de Jorige, 1580—1586, 1588—1598, 1605—1609. Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland, 1615—1619. Job de Jonge, 1619—1623, 1651—1659. Mr. Bonifacius de Jonge Bon8zn., 1639—1642. Iman Jobse de Jonge, 1662—1705. Mr. Willem de Jonge van Bruinisse, 1670—1673,1677—1683. Mr. Johan de Jonge van Bruinisse, 1674, 1675. Dr. Marinus de Jonge, 1699—1700, 1701. Dr. Cornelis de Jonge Janszn., 1706—1712. Johan Marinusse de Jonge, 1727—1731. Mr. Bonifacius de Jon^e van Campensnieuwland, 1730—1759. Mr. Rutschert de Jonge, 1731—1758. Daniël Quirijn de Jonge, 1740—1751. Marinus Jan de Jonge, 1753—1768. Mr. Jan Anthony de Jonge, 1762—1776 Mr. Samuel de Jonge, 1776—1784, 1786—1790, 1795. Mr. Willem Adriaan de Jonge, 1784—1795. Mr. Francois Andries de Jonge, 1788—1789. Mr. Marinus Bonifacius de Jonge, 1794, 1795. RADEN VAN ZIERIKZEE. Anthonis Pieter Jan Lievensz., tot 1523. Ocker Anthoniss, 1563—1592. 187 Jan Anthoniss Pieters, 1576. Pieter Anthoniss (extra ordin.), 1576. Jan Jan Anthonisse, later Johan de Jonge, 1580—1617. Job de Jonge, 1618—1673. Mr. Bonifacius de Jonge Bon'.zn., 1638—1642. Mr. Willem de Jonge van Bruinisse, 1670—1672,1677—1705. Mr. Quirijn Imanse de Jonge, 1686—1695. Mr. Johan de Jonge Imanszn , 1695—1744. Dr. Cornelis de Jonge Janszn., 1708—1712. Johan Marinusse de Jonge, 1730—1755. Mr. Bonifacius de Jonge van Campensnieuwland, 1730—1768. Daniël Quirijn de Jonge, 1744—1751. Mr. Eutschert de Jonge, 1755—1758. Marinus Jan de Jonge, 1756—1783. Marinus Bonifacius do Jonge, 1757—1773. Mr. Jan Anthony de Jonge, 1766—1787. Mr. Willem Adriaan de Jonge, 1785—1795. Mr. Samuel de Jonge, 1787—1790. Mr. Marinus Bonifacius de Jonge, 1794—1795.. Marinus de Jonge van Ellemeet, 1795. THES0RIEREN VAN ZIERIKZEE. Jan Anthoniss Pieters, o.a. 1576. Jan Jan Anthonisse, later Johan de Jonge, 1599—1602, 1611—1614, 1617. Huybrecht Jan Anthonisse, later Mr. Hubert Steehgracht, 1598. Job'de Jonge, 1617, 1625—1628, 1637—1640, 1643—1646. Mr. Johan de Jonge Jobszn., 1652, 1657—1660. Mr. Willem de Jonge van Bruinisse, 1663—1666,1675—1676. Marinus de Jonge Jobszn., 1667—1670. MarinUs Bonifacius de Jönge,r 1773. Mr. Jan Anthony de Jonge,-1779—1782, 1785—1787. PENSIONARISSEN VAN ZIERIKZEE. Mr. Bonifacius de Jonge van Oosterland, 1596—1599. Huybrecht Jan Anthonisse, later M«. Hubert Steengracht, 1599—1606. 188 Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland, 1619. Mr. Francois Clement de Jonge, 1788—1795. PENSIONARISSEN-HONORAIR VAN ZIERIKZEE. Job de Jonge Imanszn., 1692—1695. Mr. Cornelis de Jonge Corneliszn., 1760—1771. Mr. Samuel de Jonge, 1771—1776. Mr. Marinus Jan de Jonge, 1777—1779. Mr. Willem Adriaan de Jonge, 1783—1784. Cornelis de Jonge van Dreischor, 1784—1789. Mr. Francois Clement de Jonge, 1786—1788. Mr. Francois Andries de Jonge, 1786—1789. BALJUWS VAN ZIERIKZEE. Mr. Quiiijn Imanse de Jonge, 1694—1716. Mr. Marinus Jobse de Jonge van Campensnieuwland,^^ WEESMEESTERS VAN ZIERIKZEE. Pieter Jan Lievensz, 1615, 1520. Ocker Anthonisse, 1562, 1563—1566, 1577. Jan Jan Anthonisse, later Johan de Jonge, 1605, 1616. Ocker Jan Anthonisse, 1607. Job de Jonge, 1625, 1626-1629, 1632, 1642. Mr. Anthony de Jonge van Bruinisse, 1633—1636. Mr. Johan de Jonge Jobszo., 1655—1656. Marinus Jobse de Jonge, 1667, 1672. Mr. Job Marinusse de Jonge, 1679, 1682. Mr. Quirijn Imanse de Jonge, 1688, 1689, 1691. Job Jansse de Jonge, 1688. Dr. Marinus de Jonge, 1689, 1690, 1695-1698. jAlj^manse de Jonge, 1693. Johan Marinusse de Jonge, 1733—1745, 1747. Cornelis de Jonge Dr. Mzn., 1748-1755, 1756, 189 Willem de Jonge van Ellemeet, 1766—1763. Marinus Bonifacius de Jonge, 1771, 1773. Mr. Jan Anthony de Jonge, 1777, 1779, 1780. Mr. Samuel de Jonge, 1786, 1786. KERKMEESTERS -VAN ZIERIKZEE. Ocker Jan Anthonisse, 1695. Iman de Jonge Jobszn., 1656—1662. Cornelis Imanse de Jonge, 1693, 1694—1703. Cornelis de Jonge Dr. Mzn., 1757, 1758. HEEMRADEN VAN SCHOUWEN. Jan Anthoniss Pieters, 1573. Jan Jan Anthoniss», later Johan de Jonge, 1577, 1695, 1616. Job de Jonge, 1620—1623, 1625—1629. Mr. Anthony de Jonge van Bruinisse, 1633, 1635—1638. Mr. Johan de Jonge Jobszn., 1653, 1654. Marinus de Jonge Jobszn., 1656—1665. Mr. Job Marinusse de Jonge, 1672, 1677, 1678. Job Imanse de Jonge, 1679—1682, 1687—1691. Dr. Marinus de Jonge, 1687—1688, 1691—'1694. Job Jansse de Jonge, 1689—1692, 1703, 1704. Mr. Quirijn Imanse de Jonge,' 1693. Mr. Johan ImaDse de Jonge, 1694—1699. Dr. Cornelis de Jonge Janszn., 1705. 1706. Mr. Quirijn Marinusse de Jonge, 1706—1711. Quinn Jansse de Jonge, 1712, 1713. . Mr. Marinus Jobse de Jonge van Campensnieuwland, 1713—1716. Marinus Quirijnse de Jonge, 1721—1725, 1727—1752. Cornelis DrJ" Marinusse de Jonge, 172ff*t7*^t) Jan Anthonisse, later Johan de Jonge, sedert 1585. Huybrecht Jan Anthonisse, later Mr. Hubert Steengracht, sedert 1599. Mr. Bonifacius de Jonge van Oosterland, sedert 1596. Job de Jonge, sedert 1631. Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland B.zn., sedert 1645. Mr. Anthony de Jonge vac Bruiuisse, sedert 1664. Marinus de Jonge Jobszn., sedert 1666. Mr. Willem de Jonge van Bruinisse, sedert 1678 Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland J.zn., sedert 1683 Iman Jobse de Jonge, sedert 1686. Quirijn de Jonge Imanszn.. sedert 1688. Job de Jonge, sedert 1693. Mr. Johan de Jonge Imanszn., sedert 1711. Mr. Bonifacius de Jonge van Campensnieuwland, sedert 1731. Mr. Rutschert de Jonge, sedert 1732. Marinus Jan de Jonge, sedert 1754. Marinus Bonifacius de Jonge, sedert 1761. Mr. Cornelis de Jonge Corn.zn., sedert 1762. Mr. Jan Anthony de JoDge, sedert 1776. Mr. Marinus Jan de Jonge, 1778—1795. Mr. Samuel de Jonge, sedert 1788. Mr. Francois Clement de Jonge, 1788—1795. Mr. Willem Adriaan de Jonge, 1791—1795. De deputatie liep over verschillende jaren tot het overlijden of tot het tijdstip, waarop zij geen zitting meer hadden in het stedelijk bestuur, dat hen afgevaardigd had. 191 SECRETARIS DER STATEN VAN ZEELAND. Mr. Bonifacius de Jonge van Oosterland, 1599—1615. REKENMEESTERS DER REKENKAMER VAN ZEELAND. Mr. Anthony de Jonge van Bruinisse, 1639—1644. Mr. Willem de Jonge van Bruinisse, 1683—1705. Mr. Cornelis de Jonge Corneliszn., 1768. Mr. Marinus Jan de Jonge, 1779—1796. SECRETARISSEN DER REKENKAMER VD. Mr. Anthony de Jonge van Bruinisse, 1644—1664. GRIFFIERS.DER REKENKAMER VD. Mr. Anthony de Jonge van Bruinisse, 1650—1664. RADEN IN DEN HOOGEN RAAD DER NEDERLANDEN. Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland B.zn., 1626—1649. Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland J.zn., 1675—1694. GECOMMITTEERDEN TER STATEN-GENERAAL. Mr. Bonifacius de Jonge (van Oosterland), sedert 1596. Mr. Johan de Jonge van Oosterland, sedert 1646. Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland, sedert 1646. Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland, sedert 1688. Job de Jonge, sedert 1631. Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet, sedert 1672. 192 193 Mr. Anthony de Jonge van Bruinisse, 1655. Mr. Willem de Jonge van Bruinisse, sedert 1680. Mr. Rutschert de Jonge, sedert 1747. Mr. Bonifacius de Jonge van Campensnieuwland, sedert 1754. Marinus Jan de Jonge, sedert 1763. LID VAN DEN RAAD VAN STATE. Mr. Joban de Jonge van Oosterland B.zn., 1654. BEWINDHEBBER DER O.-I. COMP. Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland, 1694. RADEN TER ADMIRALITEIT. Huybrecht Jan Anthonisse, later Mr. Hubert Steengracht, (van Zeeland), 1606—1618. Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet (op de Maze), 1649—1650. Job de Jonge (van Zeeland), 1659—1662. Mr. Bonifacius de Jonge van Campensnieuwland (v. Zeeland), 1759—1768. Marinus Jan de Jonge (van West-Friesland en het Noorderkwartier), 1766—1784. DROSSAARDS VAN ST. MAARTENSDIJK ENZ. Mr. Cornelis de Jonge Corneliszn., 1760—1771. Willem de Jonge van Ellemeet, 1777—1795. RADEN VAN VLAANDEREN. Huybrecht Jan Anthonisse, later Mr. Hubert Steèngracht, 1613—1618. Mr. Johan de Jonge van Oosterland B.za., 1647—1654. Mr. Cornelis de Jonge van Oosterland J.zn., 1670—1681. GRIFFIER VAN DEN RAAD VAN VLAANDEREN. Iman Cornelisse de Jonge, 1731. PENSIONARISSEN VAN DEN BRIEL Mr. Jacob de Jonge van Ellemeet, 1642—1649. Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet, 1671—1675. PENSIONARIS VAN ROTTERDAM. Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet, 1707—1721. SCHEPEN VAN ROTTERDAM. Mr. Aernout de Jonge van Ellemeet, 1709—1723 VEERTIGRAAD VAN DELFT. Mr. Aernout de Jonge van Ellemeet, 1723. ONTVANGER-GENERAAL DER NEDERLANDEN. Mr. Cornelis de Jonge van Ellemeet, 167f—1705. 194 Errata. Blz. 7, r. 4 v. b. staat: 1879, lees: 1880. blz. 16, r. 6 v. b. en daar tegenover geplaatste plaat, staat: 1798, lees: 1795. blz. 102, Stamtafel F. Daar Dr. Marinus, geb. 1651, uit bet éérste huwelijk gesproten was, moet hij (en ook zijn afstammelingen) geplaatst worden onmiddellijk na Cornelis, geb. 16-2-1649. blz. 134, r. 4 v. o. en r. 2 v. o. staat resp. Jkvr. en Jhr., deze predicaten te schrappen. Constantijn van Kretschmar overleed in 1807, dus vóór de instelling van den constitutioneelen. JSTederlandschen adel, hij was dus.geen Jhr.; twee zijner zoons werden in 1826 daarin ingelijfd, zijne dochters echter niet, zoodat zij geen predicaat van Jkvr. voerden. blz. 140, b, is thans commissaris der genoemde M«, wonende Stoke d'Abernon, Cobham, Surrey. blz. 143, Jhr. Mr. Willem Johan de Jonge, thans advocaat en procureur te 's-Gravenhage, huwt te Nijmegen 12 Februari 1924 Henriette Conradine Fraissinet, geboren te Soerabaja 13 Maart 1900, dochter van Hendrik Conrad Carel en Phillippina Fransziua Deibert. blz. 147, r. 27 v. b. staat: Briel, lees: Briels. blz. 149, r. 8 v. b. staat: Jacoba Petronella, lees: Jacoba Petronella Frederika Albertina. blz. 150, r. 16 v. b. staat: Anne, lees: Ann. blz. 150, r. 33 v. b. staat: Clerq, lees: Clercq. blz. 155, noot 1) r. 3 v. o. staat: Koningschap, lees: Oranjehuis. blz. 156, r. 6 v. o. en blz. 157. Jhr. M. B. W. de Jonge van Zwijnsbergen was geen Mr., dezen titel te schrappen. blz. 158, r. 1 v. b. en r. 3 v. b. staat resp. Jkvr. en Jhr., deze predicaten te schrappen; de tak Ortt van Nijenrode (uitgestorven in 1906) is niet in den Eederlandschen Adel verheven geworden. blz. 159, nr 3 is oud-hoofdingenieur S.S. en woont thans te 's-Gravenhage. Inhoud. blz. INLEIDrNGr 5 Oorsprong Naam H Wapens 15 Bronnen 19 GENEALOGIE 2& De 5 eerste generaties . . . • • • .25 Stamtafel A. De kinderen van Johan de Jonge . . . na 65 De tak De Jonge van Oosterland enz., uitgestorven in 1703 . 67 en 75 Stamtafel B. De tak van Oosterland . . . • na 74 De tak van Job de Jonge . . . . • • .78 Stamtafel C. De tak van Job de Jonge . . i . na 81 De tak De Jonge van Bruinisse, uitgestorven in 1705 . . .83 Stamtafel D. De tak van Bruinisse . . . • na 87 De le tak De Jonge van Ellemeet, uitgestorven in 1747 . 89 en 93 Stamtafel E. De le tak van Ellemeet . . . • na 92 De tak van Marinus Jobszn. de Jonge, w.o. de le tak van Campensnieuwland . . . . . 92 en 103 Stamtafel F. De tak van Marinus Jobszn. de Jonge . . na 102 Stamtafel G. De tak van Marinus Jan de Jonge, waaruit de 2e tak van Campensnieuwland en de in 1915 uitgestorven tak van Buttingen . . • na 112 itêf . M*. Willem Adriaan de Jonge van Campensnieuwland in jrfjs afstammelingen ..... 114 en 119 Stamtafel H. De takken van Jhr. Mr. W. A. de Jonge van CstopeÉrsnieuwland . . . . .na 117 De 2e tak De Jonge van Ellemeet ...... 146 Stamtafel I. De 2e tak van Ellemeet . . . na 148 De tak van Zwijnsbergen en Dreischor ..... 154 197 blz. Stamtafel K. De tak van Zwijnsbergen . . . . na 163 BIJLAGEN (zie afzonderlijke inhoudsopgave) ..... 164 ERRATA , . . 195 INHOUD .... 196 NAAMREGISTER . . 1Qo Naamregister1). Aken, van F | Beresteyn, van 90, 97 Aladio, d' . 64 Berg 128 Almaras, van 55, 62, 174 Bergh, de 159 Alphen, van 0 Bernardt 43 Amonrs, St. 54 Beveren, de G- Amsterdam O Beijerman 153 Appolonii O Beyma, van 162 Asch van Wijck, van 131 Biben 151 Auxtrays, van 55, 56 Bilt, van der 152 Blaize 153 Baak. van 137 Blansacq, de 104 Badon Grhijben 141, H Bleyswyck, van E Bal C Blieck 99, 0 Balfour .107, 108 Blokland, van O Barbaret 14 Blom 142, D Barnaart 159 Boddaert 139 Bascal C Boellaerd C Baster 147 Boense 51, 57, A Bassecour Caan, de la 136 Boerlage 143 Baudoux, de 86, 87 D Boers 150, I Bauman 158 Boetzelaer, van 98,184, • 85, D, E Beaufort, de 160 Boeye, 7, 29, 30, 32, 33, 34, 46, Beaumont, van 17, 58, 86 A Beke, van der 104 0 Bolijn Bentinck tot Buckhorst lil Bommenede tj n i r>n Bons, de K Bentmk lrfU t, , pt Boreel 69 Berck ^ t, , i -t ca t Borre, van 106 Berckel, van loJ, l Borredamme, van C t) De letters vervrijzen nae.r de Stamtafe cursief gedrukt. !s A—K; de namen der heerlijkheden enz. zijn 199 Bors(s)elen, van 71, 107, 154 B, C en F Bosch 137 Boshuysen 70, 172 Botland, 57, JJ Boudaen Oourten F Boulboullé 142 Bourgondië, van 46, 72 Braat 162 Brabander 55 Brande, van den 130 Brauw, de 104, 107, 124 Breda van Kelckhoven 161 Bredenhoff, van E Breevoort 161 Breugel, van 130, H Briarde, de 71 Briels, 81, 90, 91, 147, A en E Broek, van den 143 Bruinisse 58, 85. D Brunings 150, I Bruyne, de 161 Buisson, du 0 Burcht van Lichtenberg, van der 111 Bussche, van der C Buttingen H2 Gr Buys 156 Byban 143 Bye, de 80, B Caan, de la Bassecour 136 Cabeljanw 95 Caland 130 Campo gend Camp, del K Campe 71; B Campen, van C en K Campensnieuwland 101 102 106, 120, 122, G-, F 'en H Cansius 106, 154, F en K Cappelle, van 56 Carrard 136 Cats, van 21, 28, 59, 71 Cau 59, 60, 73, 77, A, B, C en K Ceresole 137 Chantraine dit Broucsault, de 68, 76 Chastilhon Gr Chatelanat 136 Citters, van 101, 107 Cladder ]62 Clement 108 Cocq, de 86, 100 C en F Cocq, le 126 Coenen c Cole 50 Colomb 136 Commarts 70 Conné (J Conringh Roesingh 124 Cooper 81, 100, B, C en F Cool ,19} 47 Cornets de Groot 144, 145 Courte, de 6 Crane, de 131 Crompvliet 80 Cruiningen, van 55 Curtio, del 6 Baaien, van O Dach 63 Dalem 9^ e Dankerts 0 Datsevael 158 K Dedem, van 151 Deibert 195 Diedam, van O Dinant 95 200 Dishoeck, van 121, H Gervais 107 Dittlinger 159 Gkijsbrechts 59, 60 Domis 49 Ginatelli Gentile 139 Dongen, van 131 Gobius. O Doorn, van 121, 149, 0, H, I Gockinga 124 Dorp, van 44 Goeckinck, von 158 Dortmond B Goes, van der 158 Douglas 130, H Goetier C Dreischor 155, 157, 163 Gole 27 Droste 95 Goltius 50 Duinrel 95, E Gommers 100 Duncan K Gorcom, van" 126 Duplan 136 Gratama 142 Dussen, van der B Grave, de 6, 12, 19, 20 DnviUard 136 Greel(s) 40 Duyck B Groen van Prinsterer 138 Gijselaar, de 124 Eek, van 138, 139 Elibank E Haamstede 54, 86, 175, D Eikerzee 90, 93. 146, E, F, I Haemstede, van -- 42, 55, 62, Ellemeet 90, 93, 98, 146, E, I 70, i75 Engelen 159, I Haecker O Eversdijck D Haeften, van 160 Evertsen 120, 122, H Haer, van der 102, 103, 116, B, F Eycken, van der 106 Habn 99, 148, C Halen, van der C Feitama 158 HaU) van 124 Eerens E Hardenberg D Eeijtb 153 Hardenbroek, de 162 Foekens 132 Hardenbroek, van 159, 160 Foreest, van 132 Hardewel, O Fraissinet 195 Hattinga D Francellon 137 Heeckeren, van 10 Eraye, de D Heemskerck, van 20, G Fromberg 162 He(e)lt, de 48 Heim, van der 131 Gausset, de 10o «««.''"iu^Sika IWl Hendriks gend v. d. Glmdt 159 Golinck 158, K 6 Gerlaeh 123 81 201 Hertsbeeck(e), van 57, 58, 73, 83, 85, 86, 90, 91, 180, A Herwerden, van QHeshusins 158 Heshnysen 117, 155, K Hesselt van Dinter A B Heule 59 Heylman, van 157 Heynen rj Hodenpijl jn Hoevenaer q Hoffer 57, 64, 73, 79. 86, 100 A, D Hogendorp, van 94, 110, 139 Hollaert 59 Holleboom e Holthe tot Echten, van - 127 Hooge, van der 9 Hoogenhouck, van E Hoorn, van g; Höppe 150, I Hoppenbrouwers 139 Houte, van den 0 Houwer n Hoytema, van 162 Hubreeht 4^ 42 Hucht, van der 99 100 Huffel, van ^S, E Huybert, (de) 9, 42, 43, 54, 68, 73, 86, 103, A, B, F Huygens ^ Isselmuden, van 138 Jolgt 70 Jordens q. Jorns q , Jut 139 Kaiser igg Kanter, de q Keetelaer 109, 117, Q- Kerckwerve, van 42 KeUer 130 Kerkhoven 142 Keyser, de 147 q Kien 101 Kinschot, van 73, 77, 130, A, B Kip p Kloetinge e Knipscheer 14^ jj Koek, de 136 Kolff 143, 161 Koltrop q. Koning, de q Kramer, de q Kretschmar, van 134, 195, H Kruseman 150 Kuffeler, van 155 Kymmell 142 Lanschot, van 160 Lantsheer 121,135,144,151,G-, H Lavater 108 Lawick, van 137 Lawick van Pabst, van 139 Lechy de Gfoyer 10 Leemhorst 161 Leeuw, van der 159 Lek de Clercq, van der 150, I Lenting 128 Likatscheff, de 140 Limburg Stirum, van HO Lineman 137 Lips q Lisse, van der 41, 68, 172, A List 158 Löben Seis, van 122 Lodensteyn, van 73 29 202 Loncq 132 Loncque 76, 77, B Loose, de 0 Lynden, van 107, 131 Mandere, van der 85 Manen, van 139 Mansdale, van 55 Marck, van der 8, 20, 65 Maris 144 Markus C Martini 63, 156, 157, K Massen, de* 157 Maurik, van C May 150, I • Meeckeren, van F Meer van Berendrecht, van der B Meyners G Meyer 119, 125 Middendorp 161 Mieden van Opmeer, van der G Moens 145 Mogge 52, 81, 101, A, C, D Mogge Pous 114,116,117,G,H,K Moll 163 Mondragon 44, 48, 61, 172 Montet 104 Moore 153, I Mulock Houwer C Myle, van der D Nassau-Odyck, van 96 Nering Bögel, 158 . Nes, van C Nolk, van der C Nollens 85, 87, D Nolthenius F Norden, van C North and Grey 98,181—184. Er Nyelken 41 Ockers(se), 13, 16, 19, 37, 38, 39r 41, 42, 43. 47, 54, 59, 60, 61, 63, 73, 76,' 77, 86, 89, 100, 170, B, C, F' Oetgens van "Weiveren Pancras Clifford 143 Oistendorff 158 Oo»terla«d 54, 55, 56, 65, 72, 76, 77, 96, 179, B Ootlersleyn 56, 71, 76, 77, 96, B Oosterwijk. van 158- Ortt 131, 158, 195, K Ostende, van *6 Outhoorn, van 148,1 Oyen, van 134, H Oyens 24, 91, 97, 98, 181 E, Paardekooper .143 Pacher 32, 168 Palget 32, 168 Palma, de la D Panhuys, van 153, G, I Paspoort 139" Patijn , 139 Peck 38 Pelle 55- Perre, van de 107, B Philipse 126, 138 Pieker 47 Pieterson 41, 73 Pilse 31, 32, 39, 40, 42. Plas, van der 130 Plevier 105, F Plucquet 43 Piuympot 60* Polman Kruseman 150, I Poolvoet 29, 41, 42, 48, 49 Poort, van der C" Tonrtvlitt 96, E Porrenaar B 203 Port, van der 49, 50 Post K Pottier 132 Pous 60, 73,101, 103, 106, 147, F Putte, van der 105 Pyll A, B Raaphorst, van 86, D Raesfelt, van 95 Raet, de C Raikem, de 131 Randwijck, van 139 Ranitz, de 126 Rappard, van 122, 144 Rechteren, van 91, 98, 146, 160, E Rethaan Macaré 123 Reijers 143 Riemsdijk, van 130 Rincx 59 Roels 68 Roeltzius D Roessingh 124 Rollandt 60 Roock, de 110 Rosenburg, van A Rosendaal 155, K Rnuck, de K Rijcke, de D Rijke, de 86 Rijnsouver, van F Rijswijck, van 0 :Sande, van de 105, 146, F Sandenbergh Matthiesen 136 Schat C Scheltema 142 Schelven, van 144 Schimmelpenninck van der Oye 77 Schipluiden 95, E Schneyders van Q-reiffensweerth 117, 155, K Schorer 122, 130, Gr Schotte 64 Schuurbeque 0 Schuurbeque Boeye 131, 142, 150, I Sem 0 Serjamland 55, 65, 71, 72, 76, 77, 179 Serooskerke(n), van 43, 44, 70 Siberg 129 Sikkens 123 Smallegange 10 Snoeck 158 Snouck Hurgronje 151, 152, I Soest, van C Sonsbeeck, van K Spanjaert C Spiegel, van de 107, 114, 154 Sprenger 151, Gr, I Stangniet 56 Stapele, van 117, Gr, K Stassart, de G Stavenisse 60, 67, 68, 71, 77, 90, A, B, C Stavenisse Pous 110, 147, I Steengracht 8, 13, 19, 47, 56, 63, 64, 65, 77, 107, 121, G, H Stembor, de 96 Sterkesteyn 81 Stevelin 104 Steveninck, van C Stevens 14 Steynemolen, van 54, 55 Storm Bnysing 125 Storm van 's-Gravesande 150, I Stoutenburg 73,100,101, A, C, F Sukerman 34 204 Swaving 129 Sypestein, van 140 Tarelink, van 156 Teding van Berkhout B Teelinck 54, 55, 61, 62, 63,175, A Text Bondt, den 151 Thibaut B Thielenus 87, D Thieme 162 Tholen, van C Thurkow 143 Tiedeman 150, I Timmers 48 Tombe, des 23, 85, 131,158,159, 162, K Toulon, van G Tour, dn 131 Trip 159 Trompen 105 Tuuk, van der 127 Tuyll van Serooskerken, van 96 Vager, de 16, 41, 42, 43, 47, 48, 50, 52, 178, 0 Valdez 44 Valk, van der C Valter G Varley 139 Veeder, de C Veen 150, I Veeren 139 Vègelin van Claerbergen 120, 163, H Velde, van de 63 Veldhnyzen, van 148 Velpe, van 157 Verburch 86 Verhellouw 159 Verheye 10, 17, 91, 147, 183, E Verheye van Citters 9—18, 24, 50, 51, E Verniers C Verspyck 138 Verster 136 Verwey 162 Veth F Vidal de St. Germain, de 160 Vierling 57, 81, A Virieu, de K Viruly 124 Visvliet, van 112, G Vladeracken, van 132 Vloten, van 123 Voordendag 130 Voorst Vader, van 161 Vos, de 172, F Vriesen 98, E "Waerden, van der A Wall, van de 132 Warcke, van de 68 Wassenaer, van 10, 140, 181 Weber K Weert, de 141, H Werff, van der 116 Wertheim Salomonson 161 Wesselman (van Helmond) 130, 160 Westenberg 151 Weydts 42 Weytsen A Wickevoort Crommelin, van 159 Winkelman 68, 73, 74, A, B Wisse 34, 39 Witsen 123 Witte, de 25, 26, 35, 73, 85, 103, A, D, F Witte van Citters, de 23,80,85, E Witte van Haemstede, de 86, A Witte van Eikerzee, de 117 Wolff, van der 142 Wijck, van C Wydenbrugh, van 102, F Wijngaarden, van 44 Wijnmalen 141, H Wijse van Roemerswaal, de B9 Wybo E Wyttenbach, de 136 Ypermans C IJsselstein, van O Zandvoort Gr Zandijck, van 71 Zoetelinckercke, van 34, 35 Zontbeeke, van C Zoute 107 Zuytland, van 57 Zwijnsbergen 157, 159, 160, H 205 g 11 "2 e< lo £ cd ^ Sn S° - § 25 Si b-£ ® o 3 ft CO 03 ft .9 co" h ^ Id ° JjCO^^h^ . ft •—< rH IS o i o 1—1 ftcrow®5t>iy'i rX n o , d co có 2 g > ® ^ cm uo co . O , | R 30 ^nrSorsS®^ ft g ^ o rd 3 ^ 2, . ti s ö 50 LN o fl g°S ; d R d „ra v ✓ R : ^ R 5 ft. 03 ncar^^XO ° "3 - ö 3 §>1ö * | -3 g ^ e ° § * 1 bO 3 03 M ' 2f? rd ft g a2 a £ ft . $ ^ § ft 03 03 S d S N m ^ ^ O 2 © co ^ ft ^co^^^^a^^ft^ rr 03 h K3 r—h * ftft n 2 ^? g a ft ft có n3 .g-H^f^orj^; ^ cm ^ 1 ^ bug § h fl w t S$lllis-sa|-g.|8 os3s 11 gia 11 «3 11 ^ISiK g^§ S M 11 ^ > M I § m s rb d ra 03 13 N S "cS S 3 "f Éb tl d 03 CO ^ ft ^ n o ft X rd ft ,• i 0 rö © ÖJO f 1-3 00 ^ ffl GO ÓF ^ (M co rS' co ■ 10 iq —j Cl co d o) cd g © © 0 "o ft S [S o g t- n CD H „ ,h Dj rR « ^ ^ g * 3 1 «P ■ S 1 a I 48 3 .g q S'SnS^ g 2 ft P ft ft s °^:*x-?iaii2i 1 1 s&% au 03 00 • jl lO T3 Jn Sas?*! 1—1 03 ' 03 ^ bJ3 ^ CO 13 g ^ c« 03 03 ,bJ[) ^ f'0b^ „ H g-^S^^ H * !h?^CN1 ri H i. S ^ Ohiin.S ce ^ co ^ ^ £J o 1 §2 «3 O S h h «3^ N fflö h . . n Zb 5 > ^ n g " . ^ bJD J X ft J. > J _ 03 o 1 _ . ft t; 1 h-j 03 O O t> ft S s fl 03 ft a > .2 aN1^ Ö • 1-1 *h ft M o ' cd co bj)§ (M * 03 n. ft 03 ft CO o cd o cd ft Q ÖJO 03 rt cd co ; co rj S o 2 q Ö _j có ft cö m cd co cd cro bjo W Ol ft § ^ i 03 ^ g ^ CÓ * ni có bJD1? o cd ■ cd co q bjo 0 /3 CM ce N S * | 3 ■ có ^ i. ,ft 13 jT bjD 19 cd co cd ft bc oi ^1 ^ ü 1 H CS rt bü £ -VS^g t-ftl,i-,m-£ c^So CS flr-J $ ÖJ1 g CO I Ó O * ^ 50 2^ 03 Sft °?n* ^X^ö^^ ^ftö> cert o^fH S ü^S^ 13 % g ftl 03 s ö>1 c CD CS CO 4 i ft o co ft ;o ^ Ol T t- 03 ft tH O ft CO § co ft g n - PH Tj ° 0 03 m lias n ft ^ rft b^jo ^ 00 ggr3iO ^ ft ö t- CO "* ^ ft 3 ci ^ S ^ C? oq v t- t> 03 ft tH 1—i O ft CO =03 § CC ft g ° 8) a N ft ^ ^ * fcÓ iH bi) ft Q 03 I 03 1 b^ ol -° « 1—1 03 § © :0> 03 g ^ o N ft 03 d n 1 ce rd ft O 03 ft 03 CO |-' bJDft ^ 03 ö 2 £ CO ft 00 8) 3w * ^:ft:^ÏÏ 03 _L &^co O ,2 N 2 O H ^ -5 ft es * Ü 0 ft s > 0 rH ^ 3. S ü ö p y . cd o 3 5 ■2 8 S 03 ö s t—I 03 CD O * p- > o O n co . o S 0 03 d ^ ^ kS ft 1 tS! ft © W * ft -i- có ö N H -fl 7 S N có ^ 2 M * ci ^ ft 1-1 CO g 23Jg LO*a ceacoS^03ggcprB,go pHceoJcscenoce * ^ ^ « (1 H O b£)^ ^ g 5 ^ ftH cS^cóce^gcj'öèSs ï ^ ^ ft . d pq ^ © x Sê^* t>-^03 CO L, CD I GO rrt-3 ft 4 ^ ift^GOco^ooftftcl^geo O k. J, d m H X ^C0^©ft,' — dftft r^iS^ ^^co^oOiO^ftcc'' ^P*'^ H ■ 3 O-3 -*Jft fH^©ft fer5 >^03ft rö^üfl^ftcofecD03r_,i>.ftP:ft ce rrj ^■1 g g^^ ^ ^ O pj ga "g 03 S S g la I S ^ft csco n j 2 t» -rH t~- _. t— t3- t- ft ^03 |^ft^03có H 03 c° _d 03 2 I 0 % %n ^ Pi ® m -2 S, bD co cl cc 3 ^ o W ^ 1 (C 2 l> U S ^1^3^ ï 03 ^ CO oftftt-ft ^L~ftL-cóc55 cocó^cec-gra ^Jt3-ft,H'rrr'-,03 t^w"^ [>- 1 _.fl-t-HW - ft ^ ? g d ö co ft g £ -I có 5 03^Ht~03 I Ö cegcDft^SceftffjiH * !*? g^4lfr_c..g^S § ^ft acg I :.|s g:» i^-i 1 ■Ö J'S'Sff-S'Sigiflö -"8 &- ^ « ^ 0 3m X 0 hj w 3 CO e 0 03 L- rd CS ^ ^ O > Hj CS3 • * a ï Ift is? ^ S1 glloÉ'3 rOceO-lP^H Ë3hH 0+;^? ftc^OCO0® G rH ft P) ft ff ft ft pj 03 5 , OJD I ^,' ^_ tUO , 2§ftPft 8ft a Sm A 03 gg^^ p, -g § ce ce^ftft cDft o " -e ö-S^J rj1-^ B m rS ö -d X £ ^ 1 3 03 lO 03 ft ^ ÖJO 05 r^2 ^ ce o a 1» rj 03 ,-w. ^ ft - è9 ^ rö £ iSflT b£°? M 03 03 03 Gl 03 «9 È? 1 2 d cc * S I |SaEf^ ce-^2.t3-p^cóSwfl p.ojo^ g^igj^^ SpftrH^ftX3^^2 3i fl * 2.-sSftt> g b3Dft,1oCO/\^ft-^ cDPjceco^ * k * 2 w rx ö +" S ^ hm S| ^^.^ [2^ ö P^ft-St.^^ 'S » ft .1 — p có 3^ co 'Tj CO I d r-H 03 O ^ § ft ^ 03 O CO ^03 r-| ^ ^03 O N t- ce [n. R 03 ^ ^3 N ft . ft ^ to ~ O : Ol ft CO ft N K 03 03 © 03 © T3 d cl CM P co 03 b£) h bj)^ -pNH^Hft-oTj jncaBH^^h m S10 , , ii^HflftcDCOfta 7 .rbH>H^2gUyJóSiS^§BH "t^ftCM^r^^L-CDt-ft" L.JI>hOS 1 r-HO^^H^^j^S^fiR^? ro~^ftl3-PQ dTRNt-ftcS bJOTj r bnn .2 (M b> 1 ® p> P3 ft-+ece^.ftft^ft i^Si^t^ d03IM^ftk> .OtDjfteHftDh„ cir-^ri?yh-H^ ft ^0L^^ft H _j ft 00 fifl x s 00 *■ • Ji '■»«i wl o i? *■ -1 S - .S "o3rgft^'©g^^iffi^a3g^0^dc^_,oce -crJceco^ ^ s.d* ft_^ II !al^3|.:-lS 11 s | - S I a s 1 a .s s ftl 11 * *&è 's ft Ol c3 ft" Ij is-l li II Ed , ^:ln |.i Is §53 lft|S |1a|-SJisgs.ss§||i ^g'rt 3 S ft^-KX 3 1N Ol > ^ „ 03 _ 0303^ fe. Fö 03 cecoo3cD_^cea3 p (m ft h S „ S ojd 03O3cMftO3gcerdyL^ >.có^ ^03 . ï O O (t . s „ S -nlS^ S O 03 co cd 03 (M ft l. 03 03 03 s iep CM d S T-I rD ^ ^ g ^ g o ft . ft ^ nê °? bJO 'i5 ft O lO 03 ft d ejo CM ^ CT fH 03 iO _J lO 2 | g 1 g o ft1 .V « _; co H. ft ft 3 cd CO d bc ih a= ^ ? ö g sa i g § 8 © o t> C» O ft ft CO i I .2 -2 o» c^- rt 03 «CD 0 2 S I a ^ n ft d 4 i .s ^ s r-i O ^ n 1 t> b- 03 en C2 03-5 cö 55 co ft ft O co d dft-rtH^ftgo3S-7d .^ftlO^^dCD^-g , dd ^cMci^PH03^^^cogce ™ e3 d d n .h " Q H'feW;JJftt> bJO Hs § * v o d P A cö n I J* O X c^ CD pn fe ce ft d s - ^ * < ° 3|co43co ft - =? 2 52 w g a ^ ^ 58 03 ^ïïftj^lgftdftgcc ° i i "d^coSb-ce r^oceg p, CD m CD 03 O g ce * d M 03 N O M w co ^ —< © 03 d • 03 co _d 5 co ftZ3" co g d ce 1« 3 a | | 0> ^ ^ O bi 53 13 03 CO. co n 00 O i d r< co rt - H GO^ co n ^ h 3 s. s S i ^dd 0"~O3 S^-có^^SN^co»M'§4'«ë g ftftdi-i^d.fno d «ftSsS >■ c3 ró 03 S COOC3^0f^cDHCj^ ^^•dcDg^r/j^1 .ceS^^T: ^dgce &J3o3 2kS o ce^3 cd ft dtsl 03^3 g £ ® fe.S^2 ^Xrdjece ^ " J m * t> o d S ' ' ft > — is, "2 • S ? — ojd cd ce cd — S b- 03 ® :ppb- ft 3 0 co b- CD S te o - v ^ ft % te s ft 03 n-3 r-j ft ^ ^ ^ d a § S 03 n * ^ "3 ft ce b- b- £ ft GO '—1 05 03 ce i—i 03 • cfN^ 03 03 03 d O bJD © CO b- d O t- o H ra ^HbJD «/-^COT)tD^3 ^ ^ W ^ 3 ft CO bJD 7 on^^ ^ «7 b7« öt4J cecO^^03°d£CO03b-,Sïiö£ ïcoft.- S ° | M h c?ft ce O'S re ft i d1-'ft co ^ h M d ^^occgd o3 ft MH5d OcDftaftbjD^HdicScDcocDce y 03ftSrö^S 03 O3^03 ce n ft fi ce n fl JS r^ rr) 0Q O O ._ rj O , * ts3 & u S ü * ^ -H- ft rd xl a e I 03 S ft W rCT O 03 ce ce 03 ft ra bC -° 03 CD ft. O .2 te ft n' co m ft. -Igx si red * ft 1 13 cd M lO o Rj cc cc ~: ia a h co h es rA O 1-5 cd bC h O . r-j cd O * Ha a * t8 t> i ft i ft J Ö 03 Q CM rj co ft— o o ffi -g o ° te ->; te ■ » ® "§ % s oS ^ «T

s- ft co d 03 d o ft ft ^ H c r2 w S rB o B ^ O d N § ft W có • g» X FP^^bjD ffl ° 5 h ^ > ~ c5 g ft ftjfcf/V 3 § g jti g 1 > 9 gg||->o ~ |St>^^ r_^Od 03 cd _h 03 . •;:■•« d o S ® -d § rdïdgrdN ft g ® rdS.2 3 S Ü S > S S^^^ cm CD CD rS CD obr2 I s cd 00 -r rd O CD S C3 ^ O ö § £2 2 ^ S rrj ft bC°? M 8) ^ rS S d S § nö bp o co o fl «2 . co b- ft 3 d CD rd O ft b- rQCMft ^rS^Aft B £ ^ ft rR 'cl § ^ ft '? ^ R Ö ^ ft CO ft CM 2 ^ — ® ^ rS . ' t> •R cd r- ^ R .3 ^ bJD bJD^ ft ft bD ^ Rd d 5 BrÜ^X ..^ ft b- CO cd d R O O R ü CD CD ~3 d h ^ "S S H ■ 03 CD ft '©•O^iSCCajFRHrö •o 88 1 b£ I ^ I , S ^ S £ 8 g g " | ► S ^ - S ft o M co ^ 1 S S 4 O S ft S | | o o c«^ftftScO rt ^ftCN fl' rrj ® r r 1>9 ™ lÓ t « t h ®w » s o b s ft^ ft; i ö o ,h s fl s w 13 ^„c^cMft ddixs^cDd^cpp nd^Sftgd o3 ^S^fflCOgfl«^cD^S|§S^g.Sg,g>t503g fcJD co w dft ft Xd..Sbj0a3„ag rO £ . vS- " 5fi rd r-i d H Cu r d — ft ft % rH^g<3 £? ö s c; S jg. > -I O -rH ^ CjJ ^ O cc^o^LOojft—i rj 5 .ftS ©2^0000-03^- g o [Jr s I © ft i 030^ i — 3 ^ a ~ CM H O CO CM O R=! H rö r CM d^1 OcDCO ^dftftrS O V 2 © Y r-^O COcDftcC^1 trX^trA 13^j cm | m 9 cm" § ScB^cêSft - S ^S-°|^°^ g^ oo01o1o ffl te h S ^ R d^ RcO'tR cD^Oj^ftft !> cs d^ d^tgS ^§t^^-2|w 03^01 ° ö Aco 6 „ W ^ * «Jfl ^■JSjSN? « 9 gift »Md Srj^ ri , r g r 1 ft ^ 03 ft +- „• ^ ? r2 g) &+- S ^ "5 8 g a -a r cd, o . Mrë p CDü03C3_03^ *j >i> rd ë 03 -» ft -s= SrS CL © O -3 i> r= _ cd co _; ff, 2 S o ft cS ft cs co 0 rö ft gl) ft Rj CD o CD bJD CO /O " ö R R g g rR | CO ft o te d OJ g !2 n v d i. 3 co- o ft goJO^ft -Hg ft 1 CÓ S CM _| ft OT ft a 1-1 ~r ft OT « 2 C2 t~ RH > S o ö « t ^ CDr-CO » r cD d — 03 z&Hl II a 1-2 . S CO R ® 3 13 E ft d tï 03 03 03 O p_ bJDrd ^ ^13 g o d fs § CO ^ ft S ^ OT N CO CO Ö CO C33 | | ó | ^ | g S co | g | d £ RCÓ d^ftccft I g rö S n r ^ Sd^ft -§llcoV^ft"|34-»ftJg^ ^ S 03 CD m lO rJ ^R^'cMCDg^oceN- S-d-s-y "lis-s5 tx^^ 03 03 d rr-jdCDg • 4- rr cd C CC^Ö ft d rCC? d CD R CS ft ds; dcScB03 ft >■ ^ ft 2 ^ ^= te ^ oT d O S 13 te ^ tsj 03 03 rd 03 te ^ ft cé o co ft .2 3 •? ^ 03 « 03 " d CsJ R d be rH _• 03 a ^ ^ » be ^ I g 1 Bö * rï » N 2 ft 13 ft . i • ft td io r ft CS S ft gp ö d ^ co i - rr. — rr i 1 tR i _j 5 S rO 03 R ;Bh= tH CM y, B ^ R _p _ 50 . a lO . 03ft<1p^,^rdCONteO3a3 ^^-cDOftcDrd m CDrd BhOT d 03 03 ft O C3 m R K U 03^ R^rHSrRO 3ftft ftS^RftX^gKoRcD-BS ^ fct^ 'ft O ^ . ^ be g ft _g ^0 r-j r> öjd g o > oü ^ ® 3 £ ?n ■ •R r/rrDd • rQ V ° . co rB 2-be 1 s ft k,* Xo& x~B c ft o " ™ 03 ft • co d 03 O rd 0 03 N O r-H ^ rd ^ I ft ft -ft R ft ft 13 ft CD i ce 03 , 1 03 — £ ^CM ^ W g O rÖ CO Ce S O r-H CD d N ft ft d . i cm Q ft CO btR r-1 03 ri, 03 ', bC^ rS gj P • os e3 » 2 . oT to 5 « ~u h gftrSco ScSd - S^ftig^ft c1| ^ g ^ 122 | v r| O f Lft J rö > CO -rH 8 ft 1 ^ ^ 4 S ^ 1 g =? 6 „ 3 '3 g e g RO ^ «S§PH«j^ SS ce :bb- cg M tr S .2rhho2°P(» h'hh „ ^^^ro^^dtetó03^có a3 03ft23^O b-._CDteCgftOda^^"r-,^—(ÖMrH 03 S S SftK^^ fl-^-dft^^ grS^S Sb|t^ cs:^|J| 03 gN^S^-ftfp,rötePjg^g|^^J-^>|N- R?n S^"ft^Ür5 rdftS H S^c?e^ p ÖC co r- ^ 03 CO _J .0 d 03 10 i3 " N O CJ P c3 N th ra ^ . rd 1 .• ft . " o ft °? Sc 03 ^ S) S rS 05 03 b- rr4 b- d 03 uO ft lO d t§ O d O o rR cjj> ^ rS ^ »fl d 1 03 >ö 03 . ft cd * pBO-te ^COrgaoft N ft d d R b- rdOTO ^ftOCDTHl^ OrRrdCO r>CO doÓ^ ^Ift «ft C/3CO a Sftft •-iftOSft.jft «" ? J« 1" 01 's s .rH^d^ag dSftd b3 d a o U ö r2 * g Sgg^.rS-"03 03 riB M -R be rd co b- d co 10 rsf ^ 00 03 ft L O O .d^^ft h jSH a^ Sft ^ S "P 4 ce ?rd dftft goftftï^CMcMft a ÖftCMjO ^^H-R'~l I yft,_ 03 1 C3 ü =■ tco g co 13 .3 n es b- h N H tH ^ 13 4 blft? > 03 O 03 O > tC CM rD CM ce 03 . o d § S 3 g t= Cs3 ^ . ft! ^ t' i? s3 Li < te^3 ^ ^ a g os ij 00 f| N ft 2 -d . CM r 1 rt rö ft tC ft a l d g d 03 b- ft —' o co N 2 I r ^ —1 . ft a ft 0 03 O 1 ft ft o -H 03 lO . >0 ^d tC OT r CM be w 03 X o d 5 03 co ft o d 03 cs rg o fl ^ cd ce cd -h Cs3 ft tr 03 V tl I -fl r-j ft ÖCO • s I fl 55 o no ^ ^ % ft d co b- ^ S ^ j ^ 2 ^ ^ fl) » ^ O CD tH ^ 1 ,63 ce N r 1 ^ ti o cê fl cd J g S ^ Pd rd g n > 1-5 S w ft S % S s § ^ N ^ ^ ^ C3 ft 1 ™ 13 ft gjpft cd lO 03 b- fl bC CM O CM rd Cs3 ft ft b- -r N ft * ft u ■ ft r ia d rö ft te I u fl) n fl) r 3 &J)H B3 CM d g 8 2' § o rrj ft êc ft I—1

te • .33 H ei 2 co ce ft ft ft cd d =? ,ó ó, ^ c ^rd 1^ X 03 03 ^ be ■» I ' d g 10 a tO 1 " te Cs Br 03 ■ r N 2 g ■ rfl ft S I i O rö CM ft . ^ §d^> I ° ■ o d cQ ft g co o co d N cs 13 O ■ o tS3 cd a o ft is' có te ft d 03 ft 03 ft ^ tC00 O 03 O . rd d 03 O rö G3 " n O r-H co * N ft ft ft • 03 -j; CM O rö r b))r Rj 03 ft 03 ft ^CO rD S cd O rd c-> rdjPl é • CM ft ft Q 13 rd bC ft m 03 1 03 cd tC^H O _ o go 1—; os d 03 co ft co d ^ O d cd o ft 4 & °? i-5 03 o 03 cd O 00 1 r* ft n tR 2 4 r ó •g =1 ® có O 00 03 rt b- (4 03 ft R 03 ce 03 rrj "g jjp bC 2 O 55 1 r 1 co q co ló ia có C3 CM X d £! I r^ rfl M rd l icD^g^^fl^O ft drS ^ 'fl "g g 4 JZj ft* ^ te ^rZ; r-1 m^2 d® 032rT Si ^ r>^crd rö"3flgS0ÓC0^rgft d ^ r> ft (5 Ö ' • 00 03 9 ft .rH TS ^Rd ^r^^Orö^n-JcDfer^ 5 03 * fl 1-1 d - j_ 03 >> ^Ila.s^ii1l4^|^ftiftl^d^4 ft ft o r-1 bb 2' O 03 RB O cS rfl eS O CC .d^d RcO «3 ^ cecoo^ go I ^. > d rd I ^ o|ëÜgo3^g 2 03CS' 03CO R [> " "ft r-, „ © 3 -g I R-J^ft rM2?SRB^d03Sl2Cé§S»Hc3C0 M'ti i TH . ft a r^ S S g ^ , ® rö ^ g . h H B