1135 KAMPEN AAN "DEN^YSSEL UNIVERSITEITSBIBLIOTHEEK LEIDEN illllll! 11111 lill 111 1111l 111 03362444 Bestuur: J. E. SMITT, IJsselkade 37, Voorzitter. H. SMIT, Geerstraat 19, Secretaris. L. BOSCH, Oudestraat 24, Penningmeester. G. J. VAN GOOR, Buitenkade 5. J. Ch. VAN HALL, Vloeddijk 130. H. J. A. WESTERHOF, Voorstraat 84. G. ZEGER DE HAAN, Oudestraat 147. Alle leden van het Bestuur der V.V.V. verstrekken aan gegadigden gaarne de meest uitgebreide inlichtingen omtrent alles wat in deze gids wordt aangegeven. BESTUUR V.V.V. Eere-voorzitter: Dr L. K. OKMA, Burgemeester van Kampen. AP ƒ 6 3 De IJssel, nog niet door kaden en dijken ingesloten, zal daar tegen de flauwe glooiing aan de Oostzijde der Oudestraat, nu de Voorstraat met aangrenzende huizen, zijn linker oever en zeker een gedeelte van zijn winterbed hebben gehad. Zoo vestigde zich dan op dit stukje watervrijen grond de eerste nederzetting: een armoedige visschersbevolking, waaruit allengs schippers, daarna koopvaarders en later de machtige Hanzekooplieden zijn voortgekomen. Toen echter, door geregelde overstroomingen, het nabijgelegen lage land door het slik van de rivier en hare zijtakken een weinig hooger niveau en daardoor ook meer vruchtbaarheid had gekregen, zoodat grasland ontstond, kwam er langzamerhand uit deze bevolking voort een groep, die haar bestaan zocht en vond in het bedrijf van landbouwer en veehouder. In Kampen’s historie wordt dan ook niet alleen voortdurend melding gemaakt van de zaken, die handel en scheepvaart betreffen, ook het agrarische element treedt hier zeer naar voren. Dit blijkt o.m. wel hieruit, dat huizen, waaraan veestallen aan de achterzijde worden aangetroffen, nog voorkomen, behalve inde Groenestraat, (die van lateren tijd is) aan den Vloeddijk, tot voor kort nog aan den Burgwal, inde Nieuwstraat en Voorstraat, ja zelfs op de deftige Oudestraat. EEN KORT WOORD OVER KAMPEN's WORDING EN ZIJN MONUMENTEN. Tusschen riet, moeras en stroomen, Door geen dijk of dam gestoord, Stuwt eentoonig, klaaglijk-ruischend, D’ IJsselstroom zijn wat’ren voort. Straks komt daar een visscher landen, Hunk’rend naar een rijken buit. Kiest een plekje zich ter woonstee Aan den lagen oever uit. Bovenstaande dichtregelen, een variant uit „Amsterdam’s stichting en opkomst”, waarvan de schrijver ons onbekend is, geeft vrijwel weer hoe langs den IJssel, waar nu Kampen is gelegen, zich een primitieve visschersbevolking heeft nedergezet. Inde IJsseldelta, waar vele, breede en smalle rivierarmen doorspoelden, werd natuurlijk het eerst bewoond de hoogstgelegen, dus de meest watervrije plek. Dat is geweest het terrein gelegen om en bij de tegenwoordige Bovenkerk met het daaraansluitende gedeelte van de Oudestraat. Daar heeft men zijn eerste houten, met stroo of riet gedekte, stulpen gebouwd en werd de Westzijde van dit Oudestraatgedeelte het eerst tot woonbuurt ingericht. De keizerlijk vrije Hanzestad in 1590. Voor 70 jaar waren er te Kampen nog aanzienlijke families, op de Oudestraat wonende, die achter hun deftige huizen, en wel aan de Voorstraat (toen Achter de Nieuwe Muur) een veestal bezaten. Deze vooraanstaande burgers, stammende uit oude voorname Kamper geslachten, waren dan, evenals de meergegoede burgers, groot-burgers van Kampen, in tegenstelling met de andere inwoners, die rechten hadden als klein- of buitenburgers, waardoor zij gerechtigd waren tot het doen beweiden van de Stadsweilanden, op welke rechten men vroeger grooten prijs stelde, wat ook heden, nu men hier verandering in wenscht, nog het geval is. Dit moet natuurlijk hoofdzakelijk worden verklaard uit de omstandigheid, dat men op de „Stadsmeent” financieel voordeelig koeien kon laten weiden. En wanneer wij nu nog opmerken, dat in 1932 nog te Kampen voorkwam het gemengde bedrijf van visscherveehouder, dan blijkt ook hieruit wel, dat de IJssel op Kampen’s geschiedenis zijn stempel heeft gedrukt. Kampen is dan ook in zijn geheelen bouw als stad een typische rivierstad. De waterstaatkundige geschiedenis der IJsseldelta in het kort te memoreeren, na te gaan: hoe vroeger de IJssel zijn loop had, welke zijarmen thans zijn verdwenen, hoe het nu belangrijke Keteldiep vroeger een gering stroompje was, het zou ons te ver voeren, want ons bestek laat dat niet toe. Wij zullen daarom ons wenden tot Kampen s monumenten, die wij hierna, weer zeer in 't kort, zullen omschrijven en dan beginnen wij met het belangrijkste bouwwerk der stad, n.1.: De St. Nicolaas- of Bovenkerk. Toen de hiervoren genoemde nederzetting om en bij de Bovenkerk en langs de Westzijde van het aansluitende gedeelte der Oudestraat zich had uitgebreid en langzamerhand een dorpsch karakter begon te krijgen, zoo wordt op goede gronden aangenomen, was het de tijd dat in deze streken het Christendom werd gepredikt en ingang vond, wat omstreeks het jaar 800 zal zijn geweest. Gevolg daarvan was dan weer, zoo wordt algemeen waarschijnlijk geacht, dat op een gedeelte van de plek waar nu de Bovenkerk staat, een klein houten bedehuis, met stroo of riet gedekt, werd gesticht. Toen het dorp grooter werd en ineen stadje veranderde, zal men, ongeveer inde 11e eeuw, dit houten kerkje dooreen steenen, en dan in Romaanschen stijl, hebben vervangen. Wat was natuurlijker dan dat men den schutspatroon van den Handel, den heiligen bisschop van Lycië, St. Nicolaas, tot patroon der Kerk verkoos. Tijdens den bloeitijd van de Hanze (13e en 14e eeuw) was er te Kampen groote welvaart en nam het aantal inwoners aanzienlijk toe. Natuurlijk, dat hiervan het gevolg was, dat het kleine Romaansche kerkje moest worden uitgebreid, omdat voor het aantal kerkgangers toen niet meer voldoende ruimte aanwezig was. Men vergrootte het grondplan dientengevolge, terwijl ook de middenbeuk, tusschen dwarsschip en toren, werd verhoogd, waarmede men ± 1330 bezig was. En reeds kort daarna, inde jaren 1370—1395, gaf men weer uitbreiding aan het gebouw, was er weer behoefte aan ruimte, en toen was ’t, dat Rutger, van Keulen komende, het thans nog bestaande priesterkoor met zijn hooge middenbeuk en kapellenkrans schiep. Een juweel van Gothieke architectuur, dat nog heden ieder kunstgevoelige boeit. Deze Rutger, zoon van den Keulschen Dombouwmeester Michiel, had in genoemde stad inde ~b o u whut” (de „Loedze”, als destijds te Kampen werd gezegd) onder leiding van geniale bouwmeesters het vak geleerd, toen hij aan dien Dom zijn leerjaren doormaakte. Geen wonder dan ook, dat het koor te Kampen Keulschen invloed doet zien. De zeer rijk geprofileerde pijlers van dit priesterkoor zijn gebouwd van steen ontleend aan groeven bij den Drachenfels gelegen. De twee zijschepen tusschen den toren en de portalen, alsmede beide portalen, zullen omstreeks 1460 zijn aangebouwd; toen heeft men dus de kerk weer, echter voor de laatste maal, vergroot. Nog ziet men inde Kerk Romaansche pijlers en wel langs het middenschip tusschen het transept en den toren. De preekstoel is van Fransche kalksteen opgetrokken en hoewel beschadigd, is hij nog door zijn weelderig laat-gothiek ornament, kunsthistorisch van bizondere beteekenis. Het fraaie orgel (1675) is rijk door vroeg-barok-ornament versierd en sluit den Westelijken gevel op zeer monumentale wijze af. Verder vindt men in deze kerk het fraai Renaissance koorhek, dat in 1552 begonnen, doch later weer veranderd werd, het belangwekkende laat-romaansche doopvont, opschriftborden, fraaie hekwerken om graven van voorname Kamper geslachten, en de urn waarin het hart van den vice-Admiraal J. W. de Winter, 1812. Inde 60er jaren van de vorige eeuw werd op onoordeelkundige wijze het uitwendige der kapellenkrans (langs de Koornmarkt) met baksteen ommetseld, terwijl inde jaren 1884 —lB9l de transepten werden gerestaureerd. De toren, eigendom van de stad, werd op zaakkundige wijze gerestaureerd inde jaren 1929-—1932, terwijl het Noordelijk portaal in modernen trant werd hersteld, welk werk in 1933 werd voltooid. In dezen toren hangen twee klokken: een met het beeld van St. Maarten en de andere, kleiner, is aan St. Petrus gewijd. Beide zijn gegoten door den vermaarden klokgieter Geert van Wou, te Kampen. Deze kerk heeft behalve koorbeuk met omgang en kapellenkrans, vijf beuken en een transept, waarnaast de beide portalen. Zij heeft ook een transept, zoodat zij een kruiskerk is. Op zeer gelukkige wijze sluit zij het Zuidelijk gedeelte der Oudestraat op monumentale wijze af, waardoor dit monument veel bijdraagt tot het stedebouwkundig schoon dezer IJsselstad. De O. L. Vrouwe- of Buitenkerk, gelegen aan het Noordelijke einde der Oudestraat en de Buiten-Nieuwstraat, was aanvankelijk ook een met riet gedekt gebouw, niet een kerk (dit was toen Kampen nog een parochie was de Bovenkerk) maar een kapel aan de Twaalf Apostelen gewijd en vermoedelijk gesticht in het laatst der 13e eeuw. In 1369 werd zij vergroot en vinden wij ook hier den Keulschen bouwmeester, Rutger, die aan de Bovenkerk toen werkzaam was, als architect genoemd. Nog weer later werd de kerk belangrijk hersteld, n.l. inde jaren 1608—1610. Ongeveer 1900 restaureerde de bekende architect Dr P. J. H. C uy p e r s het inwendige van het priesterkoor; ook zijn toen de aldaar aangebrachte gebrandschilderde ramen geplaatst. Sedert 1580 was de kerk in handen der Hervormden, totdat Koning Lodewijk Napoleon haar in 1809 aan de Katholieken terug gaf. Het was de bekende pastoor Bartholomeus Doorenweerd, die de predicatie hield, toen zijn gemeente 24 October 1810 de kerk in gebruik nam. Interieur met orgel inde St Nicolaas- of Bovenkerk. uit den toren verwijderd. Ongeveer 1865 heeft men dit bouwdeel uitwendig op onoordeelkundige wijze hersteld, waar het monument in historischen zin door geleden heeft. Ook de kanteelen en hoektorentjes langs den omgang zijn niet alleen in strijd met de historische gegevens en gewestelijke bouwwijze, ook hinderen zij een vloeiende overgang van de muurvlakken en goot naar de, wat te stompe, torenspits. Volledigheidshalve zij vermeld, dat ongeveer 1914, onder pastoor G e r r i t s, naar ontwerpen van architect H. Kroes te Amersfoort eenige vensters, alsmede het Oostelijk portaal zijn vernieuwd, welke werd uitgevoerd door den heer K e ij z e r te Kampen. De Doopsgezinde Kerk is oorspronkelijk de kapel van het klooster der Cellezusters van de St. Augustinusorde en werd vermoedelijk inde 2e helft der 15e eeuw gesticht. Daarna had de Waalsche gemeente hier hare kerk, die in 1818 werd opgeheven, en in 1823 door de Vereenigde Doopsgezinde Gemeente werd gekocht, die eerst op 7 November 1847 haar hebben ingewijd, zooals op den gedenksteen in het gebouw te lezen is. Toen heeft meergenoemde Nic. Plomp de kerk inwendig voor den dienst ingericht en ook zal hij destijds wel het torentje hebben aangebracht. Het gebouw is uitwendig, behalve de vensters, nog in zijn oorspronkelijken vorm. Van binnen is het de sierlijk gemetselde wenteltrap met waaiergewelf die de aandacht vraagt. § De Ev. Luthersche Kerk is een gebouw, dat ontworpen en uitgevoerd is in Klassicistischen stijl in het jaar 1843 door voornoemden architect N. Plomp. Het heeft een fraai orgelfront en een preekstoel van eikenhout, die typisch is voor dien tijd. Met zijn stylobaat, portiek en kolommen is het uitwendig een sieraad van den Burgwal, terwijl het ronde torentje met de voor de Lutherschen traditioneele zwaan het tympanon op gelukkige wijze bekroont. 9 Als gemeld, is de kerk gewijd aan O. L. Vrouw. Zij is in baksteen opgetrokken en een halle-kerk met drie evenhooge beuken; heeft een dwarspand en een koor, waarnevens twee altaarnissen. Dit koor bezit uitwendig langs de dakgoot zeer fraaie, te Kampen hier alleen voorkomende, in zandsteen gehouwen spuwers. Het metselwerk toont den meesterhand en het geheel is met zijn vensters en contreforten van mooie verhouding. Ook hier toont zich Rutger van Keulen als kunstzinnig en geschoold architect. De traptoren naast de Zuidelijke altaarnis is, evenals die van den klokkentoren, voorzien vaneen fraai gemetselde wenteltrap met een elegant waaiervormig gewelf. De sacristie, in twee verdiepingen gebouwd, is met haar net- en stergewelven belangwekkend. Het houten zangerskoor aan den Westgevel der kerk met de open bewerkte houten wenteltrap, is een fraai stukje van timmermanskunst, ontworpen door den bekwamen architect T e p e, destijds te Utrecht werkzaam en uitgevoerd ongeveer 1880 door den Kamper Mr timmerman Laarman. Ook de fraai gebeeldhouwde preekstoel, van eikenhout, trekt de aandacht. De toren aan de Westzijde had vroeger voor de 17e eeuw een hooge spits, echter is door bouwvalligheid daar een gedeelte afgevallen; ook zijn toen de klokken De 0.L.-Vrouwe- of Buitenkerk. De Broederkerk behoorde oorspronkelijk tot het Minderbroedersklooster van de Orde van Sint Franciscus, welk klooster reeds voor 1300 bestond. In 1473 brandde een gedeelte van de kloostergebouwen af, hetwelk weer herbouwd werd inde jaren 1473-—1490. De hooge dakruiter midden op de nok der kloosterkerk kwam gereed in 1480; en werd ± 1840 door den huidigen, een ontwerp van den stadsarchitect Nic. Plomp, vervangen, waarin een klok van 1753. Tijdens de Fransche overheersching, van 1672 —1674, werden de Minderbroeders weer in het bezit der kerk gesteld, welke voor dien tijd, gedurende de godsdiensttwisten tusschen Hervormden en Roomsch-gezinden, door de Protestanten in gebruik was genomen. De kerk heeft twee evenhooge beuken, gescheiden door cilindrische pijlers en wordt door kruisgewelven van boven afgesloten. Ook zij is dus een Hallekerk. Aan de Oostzijde is een gedeelte van de hedendaagsche kerk afgescheiden, welke ruimten thans dienst doen voor kerkekamer en kantoor voor het Crisis-Comité, waar vroeger de administratie van het Burgerlijk Armbestuur kantoor hield. Echter hebben deze dienstlokalen uitwendig hun oorspronkelijk karakter vrijwel behouden, want de beide veelhoekige koorafsluitingen absiden vaneen dubbel koor, waartusschen de traptoren, biedt nog een karakteristiek stadsbeeld en is een sieraad van de voormalige Botermarkt, vóór dien tijd Slachtjes markt geheeten. De oorspronkelijke baksteen-vullingen der vensters zijn gedeeltelijk ± 1811 door houten en de andere ± 1860 door ijzeren ramen vervangen. Het gebouw is, naar den trant der Minderbroeders, uiterst sober en vrijwel geheel van baksteen opgetrokken. Het metselwerk der Contreforten en gevelvlakken langs de Broederstraat laat nog eens weer zien, dat Minderbroeders meermalen ook bekwame metselaars waren. Het metselwerk, strak en vlak, is den kenner een genoegen het te zien. Ongeveer 1880 werd de Westgevel aan den Burgwal hersteld. Niet alleen, dat men toen de juiste vormen heeft verwaarloosd is jammer, maar ook dat hier onoordeelkundig bereide metselspecie (trasmortel) werd gebruikt is te betreuren. Hierdoor toch zien wij zoowel de baksteen als de deuromlijsting, welke van Savonièregroefsteen werd vervaardigd, op een in het oog loopende wijze daarvan den vernielenden invloed ondergaan. Nog vermelden wijde twee nieuwe Gereformeerde Kerken, die tot de monumenten van dezen tijd gerekend moeten worden, n.1.: De Nieuwe Kerk en de Westerkerk. Eerstgenoemde staat op den hoek van den Broederweg en 3e Ebbingestraat en is een gebouw, dat een mooie ruimtewerking heeft. Ook het spreekgestoelte, van eikenhout en marmer is een van smaakvolle conceptie. Het gebouw werd gesticht in 1910 en is een ontwerp van den bekenden Protestantschen kerkenbouwer architect Tjeerd Kuipers. De W esterkerk aan het eind der Wilhelminalaan inde Oranjewijk gelegen is hoewel meer modern ook vaneen voornaam karakter. Hier is vooral de kapconstructie inde kerkruimte opgenomen merkwaardig. Architect hiervan was de heer B. W. Plooy en het werd gebouwd inden jare 1930. 11 De Broederkerk. Het Oude- en Nieuwe Raadhuis zijn aaneengebouwd en beide gelegen aan de Oudestraat ten Noorden van de voormalige Schepensteeg, waaraan laatstgenoemd gebouw grenst. Nadat de stad haar rechthuis reeds op de Oudestraat bij de Bovenkerk had, ter plaatse wellicht, waar nu de kantoorgebouwen en drukkerij der uitgeverij J. H. Kok N.V. worden aangetroffen, stichtte men het Schepenhuis en Wijnhuis op de plek waar nu de beide Raadhuizen (het oude en nieuwe) staan. Dit Schepenhuis, bij de Vischmarkt (dit was dan bij de IJsselbrug) wordt reeds in 1330 genoemd. Evenwel, ongeveer het midden der 14e eeuw zullen de gebouwen der beide Raadhuizen zijn gesticht. In 1543 brandde een gedeelte van Raadhuis en torentje af, echter begon men spoedig met den herbouw. De oorspronkelijke vormen van het Oude Raadhuis zijn thans alleen voor den oudheidkundige nog af te lezen; zijn architectuur is thans in hoofdzaak laat-gothiek. Het gebouw is een merkwaardig voorbeeld van den overgangsstijl, die de Gothiek aan de Renaissance verbindt. Klein van grondplan en met verticaal werkende hoogopgaande lijnen is het een monument van sierlijke verhouding. Langs den Westgevel stonden tot in het voorjaar van 1933 de zes beelden, voorstellende: Alex.- en Karei de Groot e, de Matigheid, de Trouw, de Gerechtigheid en de Weldadigheid. Beide laatstgenoemde zijn door andere van meer moderne opvatting vervangen en scheppingen van den Amsterdamschen beeldhouwer Joh. Polet. Deze zes oude beelden waren dermate verweerd, dat zij voor het publiek verkeer gevaarlijk bleken te zijn. Meermalen vielen er stukken af. Het Stadsbestuur besloot dan ook deze zes beelden te doen verwijderen, zooals „Monumentenzorg” had geadviseerd. Thans hebben ze een veilige plaats gevonden in het interieur der Cellebroederspoort, waar zij voor de kunstgeschiedenis als documenten van bizondere waarde nog lang kunnen worden bewaard. Als gezegd, zijn thans de Gerechtigheid en de Matigheid als nieuwe beelden weer inden gevel aangebracht. De kruisvensters met het fraaie smeedwerk, de weelderige daktraceering, bekroond door pinakels en leeuwen, de primitief gehouwen kraagsteenen onder de segmentbogen bij het dak, de geestige hoektorentjes, de rijkbewerkte top met schroefsteenvormige schoorsteen en vooral het bizonder artistieke schepentorentje aan de Oostzijde, het is alles vaneen bizondere schoonheid, welke dit Raadhuis een monument voor ons land doet zijn van bizondere waarde. – Inwendig is het de schepenzaal, die met haar beroemde schouw van Colyn van Kamerijk, haar eiken schepenstoel, van Mr Frederik, met haar gebeeldhouwde engelfiguurtjes, balksleutels en gebrandschilderde ramen, dit interieur eender belangrijkste van West-Europa doet zijn. Inde (voor deze zaal veel te groote) vitrine wordt kostbaar gildezilver en andere voorwerpen van oudheidkundige en kunstwaarde bewaard. Vlaggen van vroegere schutterscorpsen en pieken en hellebaarden sieren de wanden en de colonade. Hiertegen bevindt zich nog, wat heel zeldzaam is, de rol, waarvoor de advocaten hun pleitrede uitspraken. § Het nieuwe Raadhuis (het vroegere Wijnhuis) werd te onzaliger tijd ( ± 1870) onder een pleisterlaag bedekt. Het had vroeger een voornamen 18e eeuwschen gevel van baksteen en een rijke portiek. De vormen van het gebouw vanaf de stichting tot de 18e eeuw zijn onbekend. Inwendig heeft het nieuwe Raadhuis flinke en smaakvol gestoffeerde localiteiten; de trouwzaal is vaneen moderne Renaissance, terwijl inde Raadszaal de levensgroote portretten hangen van de leden van het huis van Oranje, n.l. van den Zwijger af tot Kon i n g Wi 11 e m 111. Op de Commissiekamer hangen de conterfeitsels van Ernst Casimier van Nassau en Willem Lodewijk van Nassau, benevens een ets van H. M. Koningin Wilh e 1- mi na en een geschilderd portret van de Koningin-Moeder. Verder worden de wanden versierd door schilderijen van Mesdag e.a., afkomstig uit het legaat-Engelenberg en dooreen door J. D. Belmer geschilderde schouw van voornoemde Schepenzaal. Op het trapbordes siert een wapenbord vaneen lid der oud-Kamper Burgemeestersfamilie Reinier Lodewijk Gousneb Tengnagel, overleden 1705, den wand. De groefsteenen schouw van Colyn de Nole van Cameryck. De Nieuwe toren werd gebouwd toen dein 1646 op dezelfde plaats staande H. Geesttoren was afgebrand. Voor den herbouw gaf men opdracht aan den architect Ph. Vingboons, van Amsterdam, die daar reeds veel grachtpaleizen voor het patriciaat der Amstelstad had gebouwd. In 1649 werd voor dezen Nieuwentoren de eerste steen gelegd en na eenige jaren onderbreking werd hij in 1664 voltooid, werd althans het kruis er op geplaatst. In 1657 was het de beroemde klokgieter Frangois Hemo n y, van Amsterdam, die het klokkenspel leverde. Hierbij werden oude klokken van zijn roemruchten voorganger Geert van W o u in het werk opgenomen. De toren is in grondplan een vierkant en is tot en met den omloop van baksteen, afgewisseld door zandsteen. Het bovengedeelte met klokkenruimte is van met lood bekleed eikenhout opgetrokken. Hij is een sieraad van de stad en teekent de Oudestraat naar de Zuidzijde bizonder mooi af. Zijn stijl is de reeds met Barok vermengde Renaissance, zooals die inde 2e helft der 17e eeuw in ons land wordt aangetroffen. De vestingpoorten zijnde nog sprekende getuigen van Kampen als vesting. Aanvankelijk had de stad een houten palisadeering als versterking, welke liep langs den IJssel en Burgwal en in 1337 door muren met torens werd vervangen. In deze vestingmuren bouwde men als toegangen tot de stad poorten. Hiervan is de Koornmarktspoort een fraai overblijfsel. Zij komt reeds inde 14e eeuw voor en is als document van Kampen’s oudste vestingbouw zeer merkwaardig en daarvan nog het eenige monument. De twee ronde torens zijn van lateren tijd ( ± 1490) en om het oorspronkelijke vierkant gebouwd. Vroeger heette zij ook de Veerpoort, omdat hiervoor het pontveer op de overzijde (Uiterwijk) was gelegen, welk veer verdween toen ongeveer 1450 de IJsselbrug gereed was. Inde 15e eeuw, en eerder reeds, kon Kampen de nijveren en kooplieden niet meer binnen de veste tusschen IJssel en Burgel gelegen, woonplaats bieden. Men moest tot stadsuitbreiding overgaan. Hiermede werd een aanvang gemaakt in 1462, welk werk werd voltooid einde 1465. Men bouwde toen den vestingmuur op de plaats waar nu nog de Plantsoendijk langs de Ebbingestraten aanwezig is en men groef toen ook de nu nog aanwezige, later wat omgelegde, Singelgracht. In dien muur had men openingen, toegangswegen tot de stad noodig. Op die plaatsen bouwde men derhalve poorten, n.l. op den IJsseldijk bij de Graafschap, voor den Cellebroedersweg, den Broederweg, den Kalverhekkenweg en bij de Oude Buitenhaven aan het Noordeinde der Oudestraat. Het waren de Buiten Venepoort, de Cellebroederspoort, de Broeder- en Kalverhechtpoort en de Hagenpoort. De eerste en de twee laatste poorten werden afgebroken; wij laten die hier dus buiten beschouwing. De Cellebroederspoort, genoemd naar het Klooster der Cellebroeders, is een fraai monument en thans geflankeerd door twee ronde torens. De Westgevel is rijk gedetaileerd, heeft zeer fraaie maskers, een rijk bewerkte dakkapel, sierlijk nokanker en ’t wapen van Keizer Maximiliaan, die Kampen in 1495 tot Keizerlijk vrije Rijksstad had verheven. Aan de Westzijde is de oorspronkelijke gevelbekroning (dakvenster) verdwenen, maar is de voorbouw, waartusschen trogwulven, merkwaardig. In 1617 voltooide de architect Thomas Berends z., tevens landmeter, de verbouwing, welke tot heden onveranderd is gebleven. Thans zien wij dus het poortgebouw met torens zooals die door Berendsz werd ontworpen. Inde jaren 1930—1932 werd het monument gerestaureerd en dient zij tot het bewaren van antieke gevelsteenen. Wij schreven reeds, dat de zes oude gevelbeelden van het Oude Raadhuis hier ook worden bewaard. De Broederpoort staat op het West-einde van den Broederweg. Zij wordt geflankeerd door vier torentjes van elegante verhouding. Aan de stad- of Oostzijde is de geveltop nog bewaard gebleven, inde 18e eeuw werd aan de Westzijde de top verwijderd. Toen heeft men dezen Westgevel ook verder veranderd, waardoor zijn oorspronkelijk karakter van de 17e eeuw verloren is gegaan. Voormelde Thomas Berendsz was ook hier de architect der verbouwing, welk werk in 1615—1616 werd uitgevoerd. Aan de Boven Nieuwstraat en Burgwal, tusschen de Burgwalstraat en Geerstraat vinden wij een oude stichting, n.1.: Het St. Geertruids- of Boven proveniershuis, een „godshuis”, dat dient om ouden van dagen een tehuis te verschaffen. Zij die tegen een bedrag zich hier inkoopen, zijnde kostkoopers en bewonen zelfstandig een huisje, terwijl de z.g. kostkoopers werkvrij, ook een (kleinere) koopsom betalende, en zij die kosteloos worden opgenomen, wel een afzonderlijk kamertje als woning hebben maar inde gemeenschappelijke huishouding deelen. Het gebouw dagteekent wellicht uit het begin der 15e eeuw, werd echter herhaaldelijk verbouwd en van meerdere woonruimte voorzien. Inde Boven Nieuwstraat siert den nieuwen gevel een oud bogenfries, waartusschen maskers, werk uit het begin der 17e eeuw en afkomstig van het voormalige H. Geestgasthuis, dat in 1895 werd afgebroken, in welk jaar dit gasthuis met dat van St. Geertruida werd samengevoegd. De Gasthuisstraat herinnert nog aan het oude H. Geestproveniershuis. Wanneer men, van den Burgwal komende, het poortje passeert, komt men op de zeer intieme binnenhof van het St. Geertruida-gasthuis. Een reeks van vriendelijke en karaktervolle geveltjes, architectonisch met de omgeving van zeer schoone werking, laag van één verdieping, zoodat de zonde oude lieden koesteren kan, treft ieder kunstzinnige. Het kan vergeleken worden met een oud Bagijnhof, waar vrede en rust zoo’n harmonische stemming wekken. In deze atmosfeer, uit religieus besef geboren, tot schoonheid opgebloeid, vindt kunstschilder en architect, evenals de oudheidminnaar, steeds weer een oogenblik van verrukking en stil genot. Jammer, dat de voorname ruimtewerking verbroken werd door den bouw van de woning voor den „Vader” en „Moeder” van het gesticht. Op de oude deuren glinsteren de koperen deurversieringen, welke inde 18e eeuw hier zijn aangebracht. De gebeeldhouwde dakvensters, langs den Burgwal en die langs genoemden binnenhof, zijn afkomstig van het voormelde H. Geest-gasthuis, toen dat in 1895 werd afgebroken. Het Groot-Burgerweeshuis staat op de plaats van het voormalige Cellebroedersklooster, maar is uitwendig geheel verbouwd. De laatste verandering dagteekent van 1863. Toch is het gebouw in zijn muren, oude balklagen en kapconstructie nog voor een groot gedeelte oorspronkelijk en wel uit de jaren 1475 —l4Bl, zooals een gevelsteen, met Gothieke karakters, inden Westgevel aangebracht, nog vermeldt: ~Anno domini 1475 wilt doch Versinnen, in September den 25ste welbedacht, Queme de Cellebroeders to Campe binnen, begone dit Cloester Ao '4l volbracht”. Dit moet Ao 'Bl zijn. School voor Reserve-officieren. Waar thans de School voor Reserve-officieren der Infanterie, op den Vloeddijk naast het Bregittenplein, haar hoogen gevel verheft, vond men vroeger het Burgerweeshuis, Nog herinnert het typische 17e eeuwschepoortje met opschrift aan dit oude „kinderhuis”. De Burgerweezen werden hier verpleegd, echter vinden die thans in het vriendelijke Groot-Burgerweeshuis een gezellig tehuis. Aan de IJsselkade bij de Lampetpoort treedt door zijn klassicistische vormen en lichte kleur naar voren de Synagoge, een gebouw, dat aan de Ev. Luthersche Kerk herinnert, wat ook verklaard kan worden uit de omstandigheid, dat ook voormelde Nic. Plomp dit kerkgebouw heeft ontworpen. De Theologische School der Geref. Kerken, grenzende aan Oudestraat, Muntplein en Hofstraat, werd als Theol. School der Chr. Geref. Gemeente in 1854 geopend en later meermalen uitgebreid. De gevel aan de Oudestraat kreeg zijn Noordelijke vleugel omstreeks 1910, terwijl de laatste, een aanzienlijke vergrooting met verbouwing in 1924 werd uitgevoerd. Vooral deze laatste vergrooting heeft het gebouw in architectonische waarde doen winnen. Een mooie galerij steunende op cilindrische (Romaansche) kolommen, welke sierlijk gemetselde kruisgewelven dragen, siert den binnentuin, alwaar tegen den Westgevel een door Polet Sr, van Amsterdam, vervaardigd beeld van Calvijn uitdrukking geeft aan de bestemming van het gebouw. Een kleine en fraaie groote aula, alsmede de noodige collegezalen en bibliotheek zijn meerendeels om den tuin gegroepeerd. Wanneer wijde stad doorwandelen, dan zien wij verschillende Woonhuisgevels, welke door hun schoonheid ons oog boeien. En dan is het vooral het GOTHIEKE HUIS aan de Oudestraat, dat van bizondere beteekenis is. De voorgevel is laat-gothiek, van ± 1500. Hij heeft kruisvensters en smalle dammen en is geheel van groefsteen opgetrokken. Hij is van Vlaamsch karakter en herinnert aan werk van den vermaarden Vlaamschen architect R o m ba u t K e 1 d e r ma n s. In dit gebouw, een voornaam koopmanshuis uit de Middeleeuwen, met zijn eiken trappen, moer- en kinderbalken, vindt de Openbare Leeszaal haar onderdak, terwijl op de hoogste verdieping de oudheidkundige verzameling der Stichting Campen is ondergebracht. Hoewel geen woonhuisgevel, vraagt, nu wij toch ons bij het Gothisch huis bevinden, het aan de overzijde gelegen Post- en Telegraafkantoor, ’n ontwerp van den Rijksbouwmeester C. H. Peters, de aandacht. Dit gebouw siert dit artistieke Oudestraatgedeelte, waar ’t Oude Raadhuis, Nieuwetoren en het Gothisch huis aangrenzen. Genoemde bouwmeester trok de gevels op in baksteen, naar den trant van de Hannoversche school. Ook inwendig draagt het postkantoor een monumentaal karakter. Gevels: a. Op den hoek der Blauwehandsteeg en Oudestraat; b. inde Boven Nieuwstraat tusschen St. Jacob- en Morrensteeg, waar wij St. Joris inden gevel zien; c. op den hoek van Groenestraat en Broeder weg (over de Doopsgezinde Kerk); d. op den hoek van Graafschap en Plantsoenstraat vinden wij bizonder fraaie woonhuisgevels. Sub a genoemde is van vroeg 17e eeuwsche Renaissance en heeft sierlijke ankers; Sub b is een rijke barokgevel, waarin St. Joris met draak, waarvan de pilasters en bogen aan Hendrick de Keyser herinneren doen; Sub c is een zuiver Hollandsche gevel van Haarlemsch karakter.. Naar oud-Hollandschen trant woont hier nog een bakker op den hoek; Sub d, het huis met de Dolfijnen, van 1663, herinnert aan voormelde Ph. Vingboons, die ook den Nieuwentoren bouwde. Wij moeten ons bekorten, maar meer fraaie gevelfragmenten en oud-hollandsche POORTJES zal de belangstellende wandelaar opmerken. Het Gothische Huis, DE VOGELS VAN HET KAMPER EILAND. (met 5 tekstfiguren.) Het is in dit kort bestek natuurlijk niet doenlijk een min of meer volledige opsomming te geven van de vele vogelsoorten, die in de verschillende jaargetijden op het Kampereiland zijn aan te treffen. Dan zouden we ook de vele zangvogels en steltloopers, de verschillende eenden, ganzen en zwanen moeten noemen, die hetzij als ,,doortrekker” in voor- en najaar, hetzij als „wintergast” zich soms in enorme aantallen op of bij het Kampereiland voor langer of korter tijd ophouden. Evenmin zal de belangstellende lezer hier een opsomming aantreffen van alle vogels, waarvan tot nu toe het broeden op het Kampereiland en omgeving werd vastgesteld. Slechts die soorten wil ik hier noemen, wier aanwezigheid voor de Nederlandsche Vereeniging tot Bescherming van Vogels de drijfveer is geweest om gedurende den broedtijd een bewaker aan te stellen, die er voor te zorgen heeft, dat de Vogel wet wordt nageleefd en voor dat doel tevens tijdelijk onbezoldigd gemeënte-veldwachter is. In de Buiten Nieuwstraat, over het Kazernegebouw staat het in 1931 gerestaureerde geveltje van de Bethlehems vergadering, waarin een zeer rijkbewerkte en meesterlijk gehouwen steen, de Kerstnacht voorstellende, is aangebracht. Twee leeuwen dienen als hoekstukken, terwijl een fraai geveltopje als dakvenster dit rijke en boeiende gebouwtje bekroont. De IJssel, die zijn stempel op Kampen en zijn geschiedenis heeft gedrukt, en waardoor deze stad voor Watersport zoo gezocht is, stroomt langs Kampen’s kade. Natuurlijk vorderde het verkeer hier een brug. — In het vroeg-middeleeuwsche Kampen voorzag, als gezegd, een pontveer (tegenover de Koornmarktspoort) in die behoefte, echter in 1448 werd daarvoor gemaakt een brug, welke de eerste IJsselbrug was. — De oude op houten jukken gebouwde brug werd in 1872 afgebroken en vervangen door de tegenwoordige, welke in 1874 in gebruik werd genomen. — Zij meet ongeveer 200 M. en rust op gemetselde pijlers, bekleed met hardsteen. De constructie is een geconstrueerde ijzeren ligger. Hoewel een moderne ijzerconstructie zich kwalijk verstaat met middeleeuwsch gedachte portieken en torentjes, is toch deze brug van een bizondere bekoring. Zij treft door hare voornaamheid en goede verhoudingen. Menig bezoeker van de IJsselstad wordt, over deze brug Kampen naderende, bekoord door ’t rijke silhouet van de oude veste, waar torens, poort, raadhuis en kerken zich afteekenen tegen de lucht; of wanneer op een zonnigen zomeravond zijn oog wordt geboeid door elegante speeljachten, die dan met hun witte zeilen over het watervlak scheeren en de breede kade zich weerspiegelt in de deining van den stroom. En als men dan ook nog bedenkt, dat het fraaie Plantsoen met gracht zich slingert langs de geheele oude stad; dat hier voor een paar jaar een nieuw en ruim stadsgedeelte is bijgebouwd, waaraan binnenkort nog een ander nieuw stadskwartier zal worden toegevoegd; wanneer men weet, dat Kampen, omringd door het schoon van Hollandsche weidelandschappen, dicht bij de schoone dreven van Gelderland is gelegen; dat ouders hier voor hun kinderen vinden voortreffelijke inrichtingen van onderwijs, o.a. een openbaar Lyceum, Geref. Gymnasium, Uitgebreid Lagere Scholen en goed lager Onderwijs, dan zal men beseffen, dat Kampen als stad voordeelen en veel aantrekkelijks biedt. Kampen, November 1933. A. J. REIJERS. Pontveer naar het Kampereiland over het Ganzediep. Eender honderd boerenerven. FOTO TEN KATE Inde uitgestrekte weilanden rondom de honderd boerenerven zijn overal de weidevogels in groot aantal aan te treffen. Behalve de bekende Kievit met zijn sierlijke kuif, de roodbeenige Tureluur en de langsnavelige Grutto, die vrijwel nergens ontbreken, zijn ook de Kemphanen op menige plek te vinden. Op diverse plaatsen kan men er genieten van de boeiende schijngevechten van deze wonderlijk uitgedoste ridders, wier kragen prijken met de meest uiteenloopende kleuren. Ook de Scholekster, de wit-zwarte vogel met lange dikke oranje-roode snavel, meestal zeekieft geheeten, broedt in deze streken hier en daar op het eiland. Inde plassen en de IJsselarmen vooral in het Noorddiep komen de statige Futen met hun fraaie kopversiersels zeer veelvuldig voor en in het voorjaar kan men zich overal verlustigen inde typische liefdes-spelen van deze „glinten”, zooals de fuut hier door de visschers en jagers wordt genoemd. Ook het slanke Zwarte sterntje nestelt er op eenige plaatsen, meest op de krabbescheeren, waar de drie kleine eieren van deze „stirken” al zeer weinig opvallen. Inde rietputten nestelt de geheimzinnige Roerdomp, (zie de foto 1), wiens sombere gebrul tot op verren afstand is te hooren en ook zijn kleine collega het Woudaapje, dat werkelijk aapachtig vlug langs de rietstengels op en neer klautert, broedt hier en daar in onze omgeving, inde rietvelden langs den IJssel tegenover de stad en elders. Maar het meest is het eiland bij de ornithologen en vogelliefhebbers bekend om het Baardmannetje (zie foto 2), een ver familielid van onze gewone meezen, dat nergens in West-Europa zooveel voorkomt als juist op het Kampereiland, waar het aantal veel grooter schijnt te zijn dan in het Naardermeer, N.-W. Overijssel en Friesland, de andere Hollandsche broedplaatsen. Overal langs de kust van het eiland in de uitgestrekte buitendijksche riet- en biesvelden huist dit bijzonder fraaie, langstaartige vogeltje, met zijn kaneelbruine rug, rosé onderzijde en grijzen kop, waartegen de zwarte baardstrepen (alleen bij het mannetje) zeer mooi afsteken. En terwijl over het algemeen de broedplaatsen vaak slechts met groote moeite te betreden zijn, hebben we bij Kampen het groote voordeel, dat vele nesten vanaf de krib, die midden door het riet- en biesveld heen, „De Ramspol" met den vasten wal verbindt, zeer gemakkelijk te bereiken zijn. Vandaar dan ook, dat ieder jaar liefhebbers en ornithologen, waaronder ook buitenlanders, speciaal naar Kampen komen om hier met het Baardmannetje kennis te maken en zijn nest te bekijken, dat meestal zeer verstopt zit tusschen riet, lischdodden („doedels") en andere moerasplanten, laag bij den grond en waarin zich 4 tot 8, een enkele maal 10 of nog meer witte eitjes bevinden, met enkele donkere vlekjes en krabbeltjes (zie de foto 3). FOTO TEN KATE No. 1 Pas uitgekomen Roerdompjongen, en een aangepikt ei. No. 2. Jonge, halfwas Baardmeezen bij en in het nest. FOTO TEN KATE FOTO TEN KATE Jammer was het echter, dat vroeger door dit zeer lage nestelen in een buitendijksch terrein vrijwel ieder jaar tallooze nesten bij krachtigen Noordwestenwind door den hoogen waterstand werden vernield, waarvan trouwens natuurlijk ook vele andere moerasvogelnesten het slachtoffer werden. Want ook de zich in den broedtijd zelden in open terrein vertoonende Water ral en Porceleinhoentje, twee minder bekende verwanten van het gewone waterhoentje en de meerkoet, waarvan maar al te dikwijls verstormde nesten worden gevonden, huizen, evenals de reeds genoemde Roerdompen, in deze rietwildernis, terwijl ook bij het biezensnijden diverse nesten verloren gaan. Sinds de afsluiting van de Zuiderzee een feit is geworden, is het met den fatalen invloed van de Noordwester stormen vrijwel gedaan, maar thans worden de bewoners van onze buitendijksche terreinen weer door een anderen vijand bedreigd, en wel de werkeloosheid, die ’t helaas noodig maakte, dat twee prachtige complexen van dit unieke gebied worden ingepolderd op een tijdstip, dat er in normale tijden zeer zeker nog niet zou zijn toe overgegaan. Voor de Baardmeezen zou juist dit vervroegde inpolderen, op een moment, waarop de omgevende terreinen voor hen nog niet de geschikte gelegenheid tot nestelen bieden, funeste gevolgen gehad hebben, ware het niet dat de Gemeente, in overleg met de inspecteurs der Rijkswerkverschaffing, op aandringen van de Contactcommissie inzake de natuurbescherming, zich tenslotte bereid verklaarde om binnen den polder bij de Ramspol voorloopig een stuk af te dammen en ongerept te laten, en zoodoende een tijdelijk reservaat te stichten, tot de vele daar huizende Baardmeezen elders een nieuw „home” zullen hebben gevonden. Verder is dit ook het domein van de door de andere moerasbewoners zoo zeer gevreesde Bruine kiekendief, de groote bruine roofvogel, die er midden in het moeras zijn hooge nest bouwt en daarin de witte eieren uitbroedt, waaruit ook wit gekleurde donsjongen komen, die er eerst heel onschuldig uitzien, maar al spoedig den ongewenschten bezoeker respect weten in te boezemen voor hun zeer scherpe klauwen (zie de foto 4). Men kan er zeker van zijn, steeds enkele kiekendieven boven het moeras te zien cirkelen of ook wel ze op hun strooptochten over de weiden te ontmoeten, waar ze door de kieviten en grutto’s niet bepaald vriendelijk onthaald worden, evenals trouwens hun collega’s op het gebied van struikrooverij, de Zwarte kraaien, wier aantal op het eiland verontrustend groot is te noemen. Er is tenslotte ook herhaaldelijk beweerd, dat de lepelaar en de purperreiger op het eiland zouden broeden; dat is echter niet waar gebleken. Wel vertoonen zich soms lepelaars en purperreigers aan de kust, op de trek, en heeft het tweede soort vroeger in de „Koekoek” bij Grafhorst een uitgebreide kolonie gehad. Dr C. G. B. TEN KATE. No. 3. Nest van de Baardmeezen met 7 eieren. No. 4 Jonge Bruine Kiekendieven bijna vluchtig. Voor den echten watertourist is de omgeving van Kampen een eldorado. Niet het mondaine gedoe van andere watersport- en wedstrijdcentra, maarde landelijke rust vaneen mooie natuur is hier. VOOR WATERTOERISTEN. De IJssel is bij Kampen een breede, rustige rivier, welker oevers voor het grootste deel begrensd zijn door mooie landerijen of begroeid met riet en wilgenboschjes, waaruit hier en daar een oud kerktorentje schilderachtig omhoog piekt. Voorbij de spoor- en de verkeersbrug bij Zwolle verder de rivier afzakkend, passeert men eerst aan den linkeroever het oude dorpskerkje van Zalk, daarna rechts Wilsum, waarna men al spoedig een fraai gezicht krijgt op Kampen met op den achtergrond de mooie IJsselbrug. Even beneden deze brug splitst zich de rivier, om met drie armen in het IJsselmeer uit te monden. Deze zijn goed bevaarbaar, alleen door de meest linksche, het Keteldiep, kan men met schepen van eenigen diepgang het IJsselmeer bereiken. De andere, Ganzediep en Rechte diep, verliezen zich met verschillende uitmondingen en kreeken in de uitgestrekte biesvelden aan den oever van het IJsselmeer. Tusschen die rivierarmen liggen de vruchtbare IJsseldelta, het Kampereiland en de onafzienbare biesvelden met een buitengewoon rijke vogelwereld, elders in dit gidsje beschreven. Op den voorgrond de Jachthaven. Voor kanovaarders bieden de IJsseloevers overal een goede gelegenheid hun tenten op te slaan, en is Kampen de plaats waar ze zich met hun kano’s aan boord kunnen begeven van verschillende stoombooten, die dag en nacht verbindingen onderhouden met de plaatsen aan de overzijde van het IJsselmeer, om in Noord-Holland of Friesland hun tocht voort te zetten. De jachteigenaac vindt overal de ideale plaatsen voor een rustig verblijf van eenigen tijd. De Koeluchter Hang, 5 K.M. boven Kampen bij K.M. Raai 132, een breede zijarm van den IJssel, met diep, stilstaand water, biedt overal gelegenheid om aan te leggen, is heerlijk om te zwemmen en te visschen, terwijl men zich in het café „De oude Koelucht” van al het noodige kan voorzien. Bij de jachthaven van de Kamper Roeien Zeilvereeniging „de IJssel”, achter den strekdam in de rivier, rechts, vlak boven de brug, is altijd gelegenheid om aan te leggen. De schipper van de Vereeniging is steeds bereid om de behulpzame hand te bieden en alle mogelijke inlichtingen te verstrekken, als: navigatie-gegevens voor het IJsselmeer, loodsen etc. Overigens kan men aan de geheele kade voor de stad geschikte ligplaatsen vinden in de onmiddellijke nabijheid van restaurants, benzine-pompen, etc. Verder zijn er tallooze schitterende plaatsen om te kampeeren in de beide IJsselmonden: Ganzediep en Rechte diep, nabij het IJsselmeer. Voor alle watertoeristen, die van den Rijn den IJssel afvaren is Kampen de laatste halteplaats vóór ze hun tocht over het IJsselmeer beginnen, naar Amsterdam, Enkhuizen, de eilandjes Urk en Schokland, of de Friesche meren, waarnaar de IJssel de eenige goede verbindingsweg is vanaf den Rijn. Jachthaven bij de Kamper Roei- en Zeilvereeniging. Het aantal watertoeristen, dat Kampen aandoet, breidt zich ieder jaar uit. Speciaal het verkeer van Duitsche jachten neemt toe. Wie eenmaal Kampen „ontdekt” heeft, houdt het op zijn programma. Inde komende jaren zal het voortgezette werk van de inpoldering van de voormalige Zuiderzee, het IJsselmeer, een reden temeer zijn om Kampen te bezoeken. Vanuit Kampen zullen de werken tot het aanleggen van den dijk van den N.-0.-polder, die Urk en Schokland met den vasten wal zal verbinden, het best te bezichtigen zijn. De V.V.V. te Kampen wendt reeds pogingen aan om hierheen een bootverbinding te krijgen. 9 VOOR JAGERS. De vogelrijkdom van het Kampereiland is ook voor vele liefhebbers van de jacht op het waterwild een groote attractie. De Gemeente Kampen geeft consenten uit voor de jacht op het eiland en inde biesvelden (voor vreemdelingen ook per dag). Beroepsjagers stellen zich met hun uitgebreide kennis van het terrein, ervaring en materiaal gaarne ten dienste. 9 VOOR VISSCHERS. Het is misschien nog aan weinigen bekend, dat tegen het najaar (eind Augustus, half September) groote scholen baars de riviermonden optrekken. De hengelsport wordt hier dan druk beoefend. Vangsten van 25 tot 30 pond per dag zijn zeer normaal; 70 tot 90 pond per dag zijn voorgekomen. Verschillende beroepsvisschers dienen als gidsen voor vreemdelingen, die deze sport willen beoefenen. WASSERSPORT. Die IJssel ist bei Kampen ein brei ter, ruhiger Strom, dessen Ufer grösstenteils begrenzt sind durch hübsche Landereien, oder bewachsen mit Riet und Weidengebüsch, woraus hier und dort ein alter Kirchturm malerisch hervorlugt. Hat man, von Zwolle kommend, die Eisenbahn und Verkehrsbrücke hinter sich gelassen, so passiert man am linken Ufer stromabwarts zuerst das alte Dorfkirchlein von Zalk, dann rechts Wilsum, wonach man schon bald einen prachtigen Bliek auf Kampen hat mit der schonen IJsselbrücke im Hintergrunde. Etwas unterhalb dieser Brücke teilt sich der Fluss, um in drei Armen in das IJsselmeer zu münden. Diese Arme sind gut zu befahren; doch nur durch den ausserst links gelegenen Arm, Keteldiep genannt, kann man mit grosseren Schiffen das IJsselmeer erreichen. Die andern beiden, Ganzediep und Rechte diep, verlieren sich in verschiedenen Mündungen und kleinen Bachen in dem weitlaufigen Schilf am Ufer des IJsselmeeres. Zwischen den Flussarmen liegen: das fruchtbare IJsseldelta, das Kampereiland und die unabsehbaren Schilfflachen mit einer ausserordentlich reichen Vogelwelt, die an andrer Stelle in diesem Führer beschrieben ist. Für den echten Wassersportler ist die Umgebung von Kampen ein Eldorado. Hier ist nicht der mondane Betrieb andrer Wassersport- und Wettstreitcentralen, sondern die landliche Ruhe einer schonen Natur. Der Besitzer einer Jacht findet überall ideale Stellen zu ruhigem Aufenthalt für kürzere oder langere Zeit. Der „Koeluchter Hang”, ein breiter Seitenarm der IJssel, § Jachthaven bij de Kamper Roei- en Zeilvereeniging 5 km oberhalb Kampen (bei Km. pfahl 132) mit tiefem, stehendem Gewasser, bietet überall Gelegenheit zum Anlegen und ist herrlich zum Schwimmen und zum Fischen, wahrend man bei dem Wirt von ~De oude Koelucht” alleswas man ferner nötig hat, bekommen kann. Beim Jachthafen des Kamper Ruder- und Segelvereins „de IJssel" hinter dem Flussdamm rechts unmittelbar vorder Brücke, ist Gelegenheit zum Anlegen. Der von dem Verein angestellte Schiffer ist stets bereit, um hülfreiche Hand zu bieten. Ausserdem beflnden sich an den beiden Mündungen Ganzediep und Rechte diep, nahe beim IJsselmeer, zahlreiche auserlesene Stellen zum Kampieren. Für alle Wassersportler, die vom Rhein her die IJssel abwarts fahren, ist Kampen die letzte Anlegestation, ehe sie ihre Fahrt über das IJsselmeer beginnen, sei es nach Amsterdam, Enkhuizen, Insel Urk und Schokland, oder zu den friesischen Seen. Zu diesen ist die IJssel, vom Rhein her, der einzig gute Verbindungsweg. Für Kanoefahrer bieten die Ufer der IJssel überall gute Gelegenheit, um ihre Zelte aufzuschlagen, und ist Kampen der Ort, wo sie sich mit ihren Kanoes an Bord verschiedener Dampfer begeben können, die Tag und Nacht Verbindung unterhalten mit den Platzen an der gegenüberliegenden Sei te des IJsselmeers, um in Nord-Holland oder Friesland ihre Fahrt fortzusetzen. Die Anzahl von Wassersportlern, die Kampen besuchen, breitet sich mit jedem Jahre aus. Besonders der Verkehr deutscher Jachten nimmt zu. Wer einmal Kampen „entdeckt” hat, behalt es auf seinem Programm! Inden kommenden Jahren wird das fortgesetzte Werk der Eindammung der früheren Zuidersee, jetzt IJsselmeer genannt, ein neuer Grund sein, um Kampen zu besuchen. Von Kampen aus werden die Anlegewerke des Deiches für den Nordostpolder, der Urk und Schokland mit dem Festland verbinden wird, am besten zu erreichen sein. Der Verein für Fremdenverkehr in Kampen tut bereits Schritte, um eine Dampferverbindung dorthin zu bekommen. FÜR JAGER. Der Vogelreichtum von Kampereiland ist auch für viele Jagdliebhaber auf Wasserwild ein grosser Anziehungspunkt. Die Stadt Kampen gibt für die Jagd auf dem Eiland und inden Schilffeldern Bewilligungsscheine aus (für Fremde auch per Tag). Berufsjager stellen sich mit ihrer Kenntnis des Gebiets, Erfahrung und Material gerne zur Verfügung. URK. Van Kampen uit is een prachtige boottocht te maken naar het interessante eiland Urk, dat in veel opzichten, ook door de kleederdrachten, niet onderdoet voor het meer bekende Marken. De tocht over het IJsselmeer, de wandeling op het kleine eiland, het vergezicht van den vuurtoren, de bedrijvige kaden, het is telkens weer een verrassing voor den bezoeker, die hier IJsselmeervisschersleven in volle actie kan waarnemen. Von Kampen aus kann man eine herrliche Dampferfahrt nach der interessanten Insel Urk machen, welche Insel in vieler Beziehung von Marken nicht übertroffen wird. Die Fahrt über die IJsselsee, die Wanderung auf der kleinen Insel, die Aussicht vom Leuchtturm, das Treiben auf den Anlegeplatzen sind stets neue Ueberraschungen für den Besucher, der hier das Fischerleben der IJsselsee in vollster Blüte betrachten kann. De haven op het eiland Urk Een buurpraatje. Kamper Roei- en Zeilvereeniging „De IJssel”, bij de IJsselbrug. Goede ligplaats voor Jachten. Hótels-Café-Restaurants. Hotel – Café – Restaurant „De Poort van Kleef ”, Oudestraat hoek Plantage, Telef. 10. Restaurant den geheelen dag. Heinekens Bieren. Hotel – Café – Restaurant „De Moriaan”, Boven-Nieuwstraat 113, Telef. 194. Modern comfort. Warm en koud stroomend water. Centraal verwarmd. Hotel – Café – Restaurant „De Zon”, Torenstraat 9, Telef. 398. Logies met ontbijt f 2. —. Hotel-Café-Restaurant „De Noenzaal”, Oudestraat 83. Telef. 227. Phoenix Bieren. Logies met ontbijt f 2.25. Chr. Hotel – Restaurant „Het Kamper Koffiehuis”, Oudestraat 8, naast de Theol. School. Hotel-Café-Restaurant „Dijk”, IJsselkade t/o de Brug. Telef. 186. Stroomend water. Schitterend uitzicht op de rivier. Café-Restaurant „De Buiten-Sociëteit”, t/o ’t station. Toegang alleen voor Leden en Vreemdelingen. Café-Restaurant Diepeveen, Torenstraat t/o het politiebureau, Tel. 352. Heinekens Bierhandel. Café-Restaurant „De Kamper Bar”, IJsselkade 59, Telef. 109. Terras aan den IJssel. Jeugdherberg Vloeddijk 159, geopend van 15 Juni 1 Sept. Garages. J. H. R. v.d. Noort, Oudestraat 33, Telef. 169. Ford Dealer. J. W. Wolters, Oudestraat 42, Telef. 71. Chevrolet Dealer. H. J. van Drecht, Burgwalstraat 32, Telef. 166. Willy’s Overland. W. Westerhof, Bovenhavenstraat 14, Telef. 386. R. Wensink, Burgwal 94, Telef. 276. Ekto Tax. Stalhouderij. Firma H. v.d. Weerd & Co, Burgwalstraat 32. Consuls A. N. W. B. P. E. W. Kok, IJsselkade 63. P. Butter, Vloeddijk 94, Telef. 60, water-consul. Banketbakkerijen – Lunchrooms L. Bosch, Oudestraat 24, Telef. 97 Alle soorten banketbakkers-ijs. D. Huisman, Oudestr. 148 t/o postkantoor, Tel. 91 Koekjes en cakes in luxe- en reis verpakking. J. W. Landman, Oudestraat 71, Telef. 159 Dagschotels Heka-roomijs. Bootverbindingen. Fa Zeger de Haan, IJsselkade 64,Te1. 27. Stoombooten Autodiensten naar de voorn, plaatsen. Naar Amsterdam eiken nacht 11.45. Duur 5 uur. Bovendien (van 15 Juli—15 September) eiken morgen 11 uur. Naar Zwolle (van 15 Juli—15 Sept.) 2.30 n.m. Duur 2 uur. Zondags geen dienst. H. de Groot, IJsselkade 67, Tel. 24. Stoombooten Autodiensten naar de voorn, plaatsen. Naar Urk, dagelijks (behalve ’s Zondags) v.m. 10.35. H. Westerhuis Pzn. Dienst op Amsterdam met de „Koophandel”. Telef. 136. Van Kampen: Maandag, Woensdag, Vrijdag, 4 uur. Autobusverbindingen. Naar Zwolle: standplaats bij de IJsselbrug. Naar Genemuiden: „ „ „ „ Naar Elburg, Nunspeet: standplaats Plantage. Naar Wezep, Heerde: „ Koornmarkt. Woning-Bureaus. H. J. A. Westerhof, Voorstraat 84, Telef. 30. A. Friso, Voorstraat 43, Tel. 170, tevens adm.-bur. W. Lamberts, Hofstraat 77. G. J. Vos, Emmastraat 23, Telef. 403. Bank- en Crediet-lnstellingen. Geldersche Crediet-Vereeniging. Oudestraat 107, Telef. 296 en 69. Nuts-Spaarbank, Burgwal 43, Telef. 77. Sallandsche Bank, Oudestr. 38, Telef. 125 en 135. § I. Stadhuis. 2. Oude Raadhuis. 3. Postkantoor. 4. Sociëteit ’tCollegie. 5. Nieuwe Toren. 6. Politie-Bureau. 7. Broederkerk (N.-H.) 8. Gehoorzaal. 9. Luthersche Kerk. 10. Kazerne. 11. Excercitieloods. 12. Rijksentrepöt. 13. R.K. Kerk. 14. Toegangspoort tot voorm. Stadswerkhuis. 15. Doopsgezinde Kerk. 16. Bestedelingenhuis der Ned. Herv. Diac. 17. Burgwalkerk. 18. Vereenigde Gast- en Proveniershuizen. 19. Weeshuis. 20. Van Gelder-Stichting. 21. Kantongerecht. 22. Nuts-Spaarbank. 23. Belastingkantoor. 24. Koornmarktlpoort. 25. School voor Res.-Officieren. 26. Bovenkerk (N.-H) 27. Israëlitische Kerk. 28. Expeditiekantoor van Gend 6 Loos. 29. Secretarie van Wdsum, IJsselrauiden, Grafhorst. 30. Theologische School. 31. Nieuwe Kerk (Geref.) 32. Broederpoort. 33. Cellebroederspoort. 34. Gothische Huis, waarin Openbare Leeszaal en Museum Stichting Campen.