DOOR Dr. A. F. H. BLAAUW, Predikant te Eist, bij Arnhem. TWEEDE DRUK. BEKNOPT VRAAGBOEKJE K OVER bik C 227 DE BIJBELSCHE GESCHIEDENIS P. NOORDHOFF. — 1908. — GRONINGEN. ƒ015. Werken van Dr. A. F. H. BLAAUW. VROEG TOT GOD. Leesboek voor Leerlingen van Zondagsscholen en Catechisaties. Vierde, verbeterde druk Prijs f 0,30. Bij 50 ex. f 0.25. — Bij 100 ex. f 0.225. Gebonden ex. met kaart van Palestina, f0,50. BEOORDEELING: »Met het grootste genoegen hebben wij kennis gemaakt met dezen arbeid van den talentvollen evangeliedienaar." (Fr. Gr. Crt.) De Christelijke Godsdienst. Beknopte Handleiding bij het Godsdienstonderwijs, inzonderheid voor hen, die lidmaat wenschen te worden van de Ned. Herv. Kerk. Vijfde druk. — Prijs 12'/* cent. VRAAGBOEKJE OVER De Bijbelsehe Geschiedenis, met een Overzicht van de Kerkgeschiedenis volgens het Leerboek van W. LEIPOLDT. Zevende, verbeterde druk Prijs f0.20. BEOORDEELING: »Een boekje dat zoo dikwijls moest worden herdrukt, en dat royaal gedrukt er mooi uitziet, behoeft geen aanbeveling meer." (Evangelisch Zondagsblad). Uitgaven van P- N0DRDH0FF te Groningen. BEKNOPT VRAAGBOEKJE OVER DE BIJBEL» GESCHIEDENIS DOOR Dr. A. F. H. BLAAUW, Predikant te Etst, bij Arnhem. TWEEDE DRUK. p. JiQORDHOFF. — 1908. — GRONINGEN. VOORBERICHT. Een herdruk van dit Beknopt Vraagboekje ivas, naar ik meende, overbodig geworden door de verschijning van mijn leesboek Vroeg tot God. Maar de bestellingen hielden aan; in verschillende gemeenten werd hel nog gewenscht. Daarom verschijnt deze nieuwe druk, waarin ik veel gewijzigd en inzonderheid ten behoeve van de jongere leerlingen naar hoojdstukken in, genoemd leesboek verwezen heb. De behandeling van elke paragraaf zal twee of drie catechisatie-uren eischen. Men late dan eerst één der onder de les aangegeven Psalm- of Gezangverzen en vervolgens de antwoorden van buiten leeren. Met Psalm wordt de Psalm in den Bijbel, met Ps. de berijmde Psalm in het Kerkboek aangeduid. Dat in een beknopt vraagboekje veel zal worden gemist, spreekt van zelf; wie uitgebreider behandeling verlangt, gebruike mijn Vraagboekje over de Bijbelsche Geschiedenis, waarvan onlangs bij denzelfden Uitgever de zevende druk is verschenen. Elst, bij Arnhem, Maart 1908. Dr. A. F. H. BLAAUW. INLEIDING. § 1. DE GODSDIENST EN DE BIJBEL. 1. Wie is God? God is een volmaakt heilig en liefderijk Wezen, de Schepper van het heelal, de Opvoeder der menschen. a. Wat beteekenen deze woorden? (V. t. G. hst. I). ') b. Waar is God? Gez. 7 : 1. 2. Kunt gij God zien? God zelf kan ik niet zien, maar in de natuur zie ik Zijne werken en in mijn geweten hoor ik Zijne stem. a. Waar ziet gij de werken van God? Ps. 19 : 1; Gez. 16 : 12. (V. t. G. hst. 2). b. Hoe spreekt God tot ons door het geweten? (V. t. G. hst. 3). c. Hoe heeft God zich nog op andere wijze geopenbaard ? Hebr. 1:1. 3. Wat is godsdienst ? In God te gelooven, Hem lief te hebben en te gehoorzamen, dat is godsdienst. a. Wat beteekent het, in God te gelooven ? Psalm 37 : 3a. Ps. 42 : 7. !) Met V. t. G. wordt hier en verder bedoeld Vroeg tot God. Leesboek voor leerlingen van Zondagsscholen en Catechisaties, Vierde, verbeterde druk. P. Noordhoit'. 1908. Groningen. Prijs 30 ct. b. Waarom moeten wij God liefhebben? Ps. 116 : 1. Gez. 194 : 1. c. Wanneer zijt gij gehoorzaam aar God? Ps. 119 : 1. -i. Welk boek leert ons in God gelooven, Hem liefhebben en gehoorzamen ? De Bijbel, een boek bestaande uit twee deelen: het Oude Testament met 39, het Nieuwe Testament met 27 geschriften. a. Wat weet gij van den Bijbel? (V. t. G. hst. 4). b. Welke zijn de namen der Bijbelboeken? (Zie Aanhangsel). Ps. 86 : 6. Gez. 52 : 1. HET OUDE TESTAMENT. § 2. DE SCHEPPING EN DE EERSTE MENSCHEN. 1. Wie heeft de wereld geschapen en hoe heeten de eerste menschen? God schiep den hemel en de aarde. De eerste menschen heeten Adain en Eva. a. Hoe wordt de schepping des heelals beschreven ? Gen. I : 1—27. (V. t. G. hst. II). 2. Wat wordt ons van die'eerste menschen verhaald f Adam en Eva leefden gelukkig in den hof van Eden totdat zij ongehoorzaam werden aan God. a. Wat lezen wij van dien hof, van Gods gebod en van de ongehoorzaamheid der eerste menschen ? Gen. 2 : 8, 9, 15—17. Gen. 3 : 1—6- (V. t- G. hst. 12). b. Welke waren de gevolgen hunner ongehoorzaamheid ? Gen. 3 : 8-10, 23. 3. Wat verhaalt de Bijbel ons van Kaïn? Kaïn, de oudste zoon van Adam en Eva, vermoordde zijn broeder Abel. a. Waarom pleegde Kaïn deze misdaad en hoe werd hij gestraft? Gen. 4 : 3—14. b. Hadden Adam en Eva nog meer kinderen? 4. Hoe ging het verder met de nakomelingen der eerste menschen ? De nakomelingen der eerste menschen maakten zich schuldig aan allerlei zonden, maar Henoch en Noach wandelden met God. a. Wat lezen wij hiervan? Gen. 6 : 5. Gen. 5 : 24. Gen. 6 : 8, 9. 5. Wat weet gij van den zondvloed? De zondvloed was een overstrooming, waarin alle menschen omkwamen behalve Noach en zijn gezin. a. Hoe ontstond die overstrooming? Gen. 7 : 12. b. Wat lezen wij van de ark, waarin Noach werd gered? Gen. 6 : 14. c. Wat wordt verder van Noach en zijne zonen Sem, Cham . en Jafeth verhaald ? Ps. 146 : 4. Gez. 66 : 7. § 3. DE STAMVADERS DER ISRAËLIETEN. 1. Wie waren de stamvaders der Israëlieten? De stamvaders der Israëlieten waren Abraham, Izaak en Jakob of Israël. a. Waarom is de geschiedenis van de Israëlieten van groot belang voor ons? b. Wie was Abraham, van waar kwam hij en waar trok hij heen ? Gen. II : 31. 2. Waar ligt het land Kanaarif Kanaan, een klein land in Azië, ligt aan de Middellandsche Zee, niet ver van het Kanaal van Suez. a. Wat weet gij verder omtrent dit land ? (V. t. G. hst. 13). 3. Wat wordt van Abraham verhaaldf Abraham was hulpvaardig, medelijdend en altijd gehoorzaam aan God. (V. t. G. hst. 14). a. Hoe toonde hij zijne hulpvaardigheid tegenover zijn neef Lot en zijn medelijden met de bewoners van Sodom ? Gen. 14 : 8—16; 18 : 23—33. b. Uit welk verhaal blijkt zijne gehoorzaamheid aan God? Gen. 22 : 1—14. 4. Wat weet gij van Izaak ? Izaiik, de zoon van Abraham en Sara, trouwde met Rebekka en werd de opvolger van zijn vader. a. Waar woonde Kebekka en hoe werd zij Izaaks vrouw? Gen. 24. 5. Wat weet gij van Jakob ? Jakob was de zoon van Izaiik en Rebekka. Hoewel jonger dan zijn broeder Ezau, volgde hij zijn vader als herdersvorst op. (V. t. G. hst. 15). a. Hoe maakte Jakob zich meester van het eerstgeboorterecht? Gen. 25 : 29—34; 27 : 1—29. b. Wat weet gij van Jakobs vlucht naar Haran en van zijn verblijf bij Laban? Gen. 27 : 30—45; 29; 1—20. Ps. 146 : 3. Gez. 19 : 4. § 4. JAKOB EN ZIJNE TWAALF ZONEN. 1. Wat weet gij van Jakobs terugkeer naar Kanaan f Jakob keerde met zijne vrouwen Lea en Rachel naar Kanaiin terug en verzoende zich met zijn broeder Ezau. a. Hoe getuigde Jakob van zijn dank aan God en van zijne vrees voor Ezau? Gen. 32 : 9—13. b. Hoe had de verzoening tusschen de twee broeders plaats? Gen. 33 : 1—11. 2 Hoeveel kinderen had Jakob? Jakob had twaalf zonen en ééne dochter. Ruben was de oudste, Jozef de beste en Benjamin de jongste van zijne kinderen. (V. t. G. hst. 16). a Waarom werd Jozef door zijn vader bemind en door zijne broeders gehaat? Gen. 37 : 1—11. 3. Welke waren de lotgevallen van Jozef? Jozef werd door zijne broeders als slaaf verkocht, diende Potifar in Egypte en kwam onschuldig in de gevangenis. a. Verhaal deze geschiedenis. Gen. 37 : 12-36. b. Hoe gedroeg Jozef zich in de gevangenis ? Gen. 39 : 20—23; 40 : 1—19. 4. Wanneer werd Jozef uit de gevangenis verlost ? Toen Jozef de droomen van den Farao had verklaard , werd hij uit de gevangenis verlost en tot onderkoning benoemd. (V. t. G. hst. 17). a. Wat had de Farao gedroomd? Gen. 41 : 1- 32. b. Welken raad gaf Jozef aan den koning en met welk gevolg? Gen. 41 : 33—46. 5. Heeft Jozef zijn vader en zijne broeders nooit weergezien ? Toen er hongersnood was in Kanaan, kwamen Jozefs broeders in Egypte om koren te koopen. a. Hoe werden zij door Jozef behandeld? Gen. 43— Gen. 45 : 15. b. Wie noodigde Jakob en zijne zonen uit, om in Egypte te komen wonen? Gen. 45 : 16—28. c. Hoe wordt de vreugde van Jakob en Jozef beschreven toen zij elkander weerzagen? Gen. 46 : 29, 30. Ps. 91 : 1. Gez. 17 : 1. § 5. I)E ISRAËLIETEN IN EGYPTË. 1. Hoe ging het met Jakobs nakomelingen in Egypte? De nakomelingen van Jakobs twaalf zonen, de Israëlieten, werden zeer talrijk en hadden veel te lijden van de Egyptische koningen. (V. t. G. hst. 18). a. Wat lezen wij hiervan ? Ex. I : 6—14, 22. 2. Wie werd door God bestemd om de Israëlieten te bevrijden f Mozes werd door God bestemd, om de Israëlieten te bevrijden van hunne onderdrukkers en hen weg te voeren uit Egypte. a. Wat weet gij van Mozes' jeugd? Ex. 2 : 3—10. b. Waarom vluchtte hij naar de woestijn en wat ondervond hij daar? Ex. 2 : 11—21. Ex. 3 : 1—15. 3. Hoe trachtte Mozes zijn wik te redden ? Mozes ging met zijn broeder Aaron tot den Farao en verzocht hem de Israëlieten te laten uittrekken naar de woestijn, maar de koning weigerde. (V. t. G. hst. 19). a. Hoe werd Mozes' verzoek beantwoord ? Ex. 5 : 1-8, b. Welke rampen begunstigden de vervulling van Mozes' wensch ? (De tien pingen). Ex. 12 : 29—33. •4. Hoe had eindelijk de uittocht plaats f Mozes voerde de Israëlieten door een drooge plaats in de lioode Zee naar de Arabische woestijn. a. Hoe wordt die uittocht en de vernietiging van Farao's leger beschreven? Ex. 14 : 21—31. b. Waren de Israëlieten dankbaar voor hunne redding? Ex. 16 : 1—3. c. Op welk feest vieren de Israëlieten gedachtenis van die verlossing uit Egypte? Ps. 118 : 14. Gez. 2 : 1. § 6. DE ISRAËLIETEN IN DE WOESTIJN. Wat heeft Mozes voor de Israëlieten gedaan? Mozes heeft de Israëlieten door strenge tucht en voortreffelijke wetten tot een zelfstandig volk gevormd en tot de vereering van den éénigen God opgeleid. a. Hadden de Israëlieten strenge tucht" noodig ? b. Hoe noemde Mozes den God Israëls? (Jahwe). Ex. 3 : 13, 14. 2. In welke wet heeft Mozes Gods wil aan het volk Israël bekend gemaakt ? In de wet der Tien Geboden heeft Mozes aan de Israëlieten geleerd, hoe zij God moesten aanbidden en gehoorzamen. (V. t. G. hst. 20). a. Wat weet gij van Mozes' afzondering op den berg Sinaï? Ex. 19 : 1, 16—24. b. Welke zijn de Tien Geboden? Ex. 20 : 1—17. (Catech. Zond. 34. Zie Aanhangsel). c. Hoe zondigden de Israëlieten tegen het tweede gebod? Ex. 32 : 1—6. 3. Op welke wijze vereerden de Israëlieten hun God? De Israëlieten vereerden hun God door het brengen van offers. (V. t. G. hst. 21). a. Wat wordt van den tabernakel ons verhaald en van de arke des verbonds? Ex. 40 : 16—33. b. Wat weet gij van de priesters en van de verschillende offers? 4. Heeft Mozes de Israëlieten in Kanadn gebracht? Mozes bracht de Israëlieten tot aan de grenzen van het beloofde land, waar hij stierf op den berg Nebo. a. Hoe lang had Israëls omzwerving in de woestijn geduurd ? b. Welke landstreek was reeds vóór Mozes' dood veroverd ? c. Wat lezen wij van Mozes' dood en van de vereering zijner nagedachtenis? Deut. 34 : 1—8, 10—12. Ps. 105 : 1. Gez. 273 : 1. § 7. DE ISRAËLIETEN IN KAN AAN. 1. Onder wiens aanvoering hebben de Israëlieten Kanadn veroverd? Onder aanvoering van Jozua, den opvolger van Mozes, hebben de Israëlieten Kanaan veroverd. (V. t. G. hst. 22). a. Hoe was Jozua door Mozes tot zijn opvolger aangewezen? Num. 27 : 15—23. b. Welk recht meenden de Israëlieten te hebben om Kanaan te veroveren? c. Hoe werd de Jordaan overgetrokken en de stad Jericho veroverd? Joz,. 3 : 14—17. Joz. 6 ; 20, 21, 24. 2. Hoe werd Kan aan verdeeld? De twaalf stammen Israëls, behalve de stam Levi, ontvingen elk een deel van Kanaan tot woonplaats. a. Wat zijn stammen? b. In welke twee stammen waren Jozefs nakomelingen verdeeld en waar moesten de Levieten wonen? Joz. 14 : 4. c. Hoe heeft Jozua zijn volk tot getrouwheid aan God opgewekt? Joz. 24 : 14—16. 3. Hoor wie werden de twaalf stammen bestuurd? Elke stam werd afzonderlijk bestuurd door de Oudsten, maar tegenover hunne vijanden vereenigden zich de stammen meermalen onder Richters. a. Wie worden Oudsten genoemd en wisten zij de afgoderij te verhinderen? b. Wat weet gij van' de Richters ? Gideon. Richt 7 : 16—22. Jefta. Richt. II : 80—35. Simson. 4. Wat weet gij van den laatsten Richter ? De laatste Richter, Samuël, werd door den Hoogepriester Eli opgevoed en heeft aan zijn volk groote diensten bewezen. (V. t. G. hst. 24). a. Wie bracht hem bij Eli en wat weet gij van zijn godsvrucht? 1 Sam. 2 : 26; 7 : 3; 12 : 23. b. Welk volk heeft Samuël meermalen overwonnen ? 1 Sam. 7 : 13. c. Welke waren de lotgevallen van Naomi en Ruth in den tijd der Richters? Ruth. I : 1—8, 16—22. (V. t. G. hst. 23). Ps. 119 : 1. Gez. 19 : 8. § 8. DE ISRAËLIETEN DOOR KONINGEN BESTUURD. 1. Wie was de eerste koning der Israëlieten ? Saul, die door Samuël tot koning werd gezalfd. Hij was een dapper vorst, maar maakte zich later aan groote zonden schuldig. (V. t. G. hst. 25). a. Hoe ontstond bij de Israëlieten het verlangen naar een koning? 1 Sam. 8 : 1—5. b. Hoe werd Saul gezalfd en door het volk als koning gehuldigd ? 1 Sam. 10 : 1, 24. 1 Sam. II : 15. (Rama. Mispa. Jabes. Gilgal). c. Wat wordt van Sauls dapperheid verhaald? 1 Sam. 14 : 47, 48. d. Hoe heeft hij Israëls wetten overtreden? 1 Sam. 13 : 8—14. 1 Sam. 15 : 17—26. 2. Wie werd tot opvolger van Saul bestemd ? David , de godvruchtige en dappere zoon van Izaï te Bethlehem, zou de opvolger van Saul worden. (V. t. G. hst. 26). a. Hoe wordt ons dit verhaald? 1 Sam. 16 : 1—13. b. Wat weet gij van Davids harpspel ? 1 Sam. 16 : 17, 18. c. Welke dappere daden verrichtte David reeds als jongeling ? 1 Sam. 17 : 32—37. 3. Wat ondervond David van Saul ? David werd door Saul vervolgd, maar Jonathan, de zoon des konings, werd zijn beste vriend. (V. t. G. hst. 27). a. Waarom werd David door Saul vervolgd? 1 Sam. 18 : 5—9. b. Wat lezen wij van Jonathans vriendschap voor David? 1 Sam. i8 : 1—4. 1 Sam. 19 : 4—6. c. Hoe toonde David zijne edelmoedigheid tegenover Saul? 1 Sam. 24 : 1—8. 1 Sam. 26 : 5—12. 4. Wanneer werd David koning ? Na. Sauls dood werd David koning. Hij overwon alle \ ij and en en behartigde de godsdienstige belangen van zijn volk. (V. t. G. hst. 28). a. Wat lezen wij van zijne overwinningen? 2 Sam. 8 : 13—15. b. Hoe toonde liij zijne belangstelling in den godsdienst? 2 Sam. 6 : 14—19. e. Over welke schandelijke misdaad werd David door den profeet Nathan bestraft? 2 Sam. 12 : 1—10. d. Wat ondervond David in zijne laatste levensdagen ? (Batseba's kind. Absaloms opstand. De pest in Israël). Ps. 1 : 4. Gez. 73 : 2. § 9. BLOEI EN ONDERGANG VAN IIET KONINKRIJK. § I. Onder wiens regeering heeft het volk Israël een tijdperk van grooten bloei beleefd? Het volk Israël heeft onder de regeering van Salomo, den opvolger van David, een tijdperk van grooten bloei beleefd. (V. t. G. hst. 29). a. Welke goede wenschen werden door Salomo gekoesterd en hoe werden zij vervuld? 1 Kon. 3:5—13. 1 Kon. 4 : 29—34. b. Welke rechtspraak getuigde van Salomo's wijsheid? c. Waaruit blijkt, dat het volk vrede en welvaart genoot? 1 Kon. 4 : 24, 25. 1 Kon. 9 : 26—28. 2. 11 aardoor heeft Salomo den bloei van Israëls godsdienst bevorderd ? Salomo heeft den bloei van Israëls godsdienst bevorderd door het bouwen van een prachtigen tempel te Jeruzalem. a. Wat weet gij van dien tempel en hoe werd hij door Salomo ingewijd? 1 Kon. 8 : 54 — 68. b. Waartoe heeft Salomo zich in zijne laatste levensjaren laten verleiden? 1 Kon. II : 4—6. 3. Wat gebeurde na Salomo's dood ? Na Salomo's dood werd de macht van het volk verbroken door de verdeeling van het land in twee koninkrijken, Juda en Israël. (V. t. G. hst. 30). a. Wat gaf aanleiding tot deze scheuring? 1 Kon. 12 : 1—14, 19—24. 4. Wat weet gij van het rijk Israël? Israël was het rijk der tien stammen , die Jerobeam tot koning kozen. Na ruim 250 jaar werd het veroverd door de Assyriërs. a. Welke heillooze verandering bracht Jerobeam in de godsvereering? 1 Kon. 12 : 26 33. b. Wat lezen wij van Israëls koningen, in't bijzonder van Achab? 1 Kon. 16 : 30 33. 5. Wat weet gij van het rijk Juda? Juda, aan Rehabeam getrouw gebleven, heeft betere koningen gehad. Na bijna 400 jaar werd het veroverd door Nebukadnezar, koning van Babel. a. Wat bevorderde in Juda de getrouwheid aan Jahwè ? b. Wat weet gij van Juda's betere koningen, in 't bijzonder van Hizkia? 2 Kron. 29 : 1 5. c. Hoe wordt de verovering van Jeruzalem door Nebukadnezar en de wegvoering des volks ons beschreven? 2 Kon. 25 : 1—12- Ps. 1 : 1. Gez. 19 : 5. § 10. DE JODEN IN EN NA DE BALLINGSCHAP. 1. Wat weet gij van de Joden, die naar Babel waren weggevoerd t De naar Babel weggevoerde Joden betreurden het gemis van Jeruzalems tempel en hielden godsdienstige bijeenkomsten, Synagogen genaamd. (V. t. G. hst. 33). a. Welke psalm getuigt van die -droefheid? Psalm 137 : 1-6. b. Hoe kwam de naam Joden in gebruik voor alle Israëlieten ? c. In welk opzicht werd de ballingschap den Joden tot zegen? 2. IVanneer kwam aan de ballingschap een einde? In het jaar 536 v. Cbr. gaf de Perzische koning Cyrus. aan de Joden vrijheid, om naar hun land terug te keeren. (V. t. G. hst. 34). a. Welke profeten hadden de Joden bemoedigd door hunne prediking en dien terugkeer voorspeld ? (Jezaja en Ezechiël.) b. Wat weet gij van Cyrus en van zijn besluit om den Joden hunne vrijheid terug te geven ? Ezr. 1:1—8. 3. Wat deden de teruggekeerde Joden ? De teruggekeerde Joden hebben de stad Jeruzalem en den tempel herbouwd , nadat zij den tegenstand der Samaritanen overwonnen hadden. a. Wat weet gij van de Samaritanen en van Nehemia? Ezr. 4 : 1—4. Neh. 2 : 1—6. b. Welke profeten bemoedigden de teruggekeerde Joden? (Haggaï en Zacharia). 4. Wat weet gij van de Joden, die in Perzië bleven wonen ? 2 De Joden, die in Perzië bleven wonen, ontkwamen aan een groot gevaar door tusschenkomst van de koningin Ester. (V. t. G. hst. 35). a. Wat, weet gij van koning Ahasveros, Vastien Ester, Haman en Mordechai, en hoe werden de Joden gered ? (Boek Ester). 5. Zijn de Joden na de ballingschap geheel onafhankelijk geworden ? De Joden waren na de ballingschap steeds onderworpen aan vreemde koningen behalve in den tijd der Makkabeërs. (V. t. G. hst. 38). a. Wat weet gij van die vreemde koningen? (Alexan■ der de Groote. Egyptische en Syrische vorsten. Antiochus Epifanes). b. Wie werden 'de Makkabeërs genoemd? (De zonen van Mattathias. 166 v. Chr.). c. Hoe kwamen de Joden eindelijk onder de heerschappij der Romeinen? Ps. 42 ; 7. Gez. 22 : 1, 3. § 11. ISRAËLS PROFETEN. 1. Welke mannen hebben de ware aanbidding van God in Israël bevorderd ? Mozes, Samuël, de psalmdichters en de profeten hebben de ware aanbidding van God bevorderd. a. Waardoor hebben Mozes en Samuël dit gedaan? 2. Wat weet gij van de psalmdichters ? David, Asaf en andere dichters hebben lofliederen geschreven ter eere van God en tot bevordering van ware godsvrucht. (V. t. G. hst. 37). a. Hoe wordt God als Schepper in de lofpsalmen verheerlijkt? Lees: Psalm 8; Psalm 104. b. Welke psalmen wekken op tot gehoorzaamheid aan Gods wil? Lees: Psalm 15; Psalm 119 : 1—16. 3. Wie worden profeten genoemd ? Mannen , die tegen afgoderij , huichelarij en andere zonden waarschuwden en tot bekeering opwekten, worden profeten genoemd. a. Hoe bestreed Elia de afgoderij en de ongerechtigheid van koning Achab? 1 Kon. 18 : 17-39; 1 Kon. 21 : 1—20. b. Wat weet gij van zijn opvolger Eliza? 2 Kon. 5. c. Hoe hebben Amos en Hozea in Israël, Jezaja en Jeremia in Juda gepredikt? Lees: Amos 5:10—15; Hoz. 4:1,2. Jez. I : 13—17; Jer. 7 : 1—11. 4. Wat hebben sommige profeten voorspeld ? Sommige profeten hebben de komst van den Messias en de verlossing der Israëlieten uit de macht hunner vijanden voorspeld. a. Hoe spreekt Jezaja van die toekomst? Jez. 40 : 1—11, 27—31; Jez. 60 : 11—14. b. In welke profetieën wordt op den Messias en op het godsrijk gewezen? Dan. 7 : 13, 14; Jez. II : 1—9; Jez. 42 : 1—7. 5. Wat weet gij van het boek Job en van de Spreuken? Het boek Job leert ons in Gods wil te berusten en de Spreuken bevatten vrome lessen van levenswijsheid. a. Wat wordt van Job ons verhaald? Job I : 13—19; 42 : 10—13. (V. t. G. hst. 36). b. Welke woorden getuigen van Jobs berusting en welke schoone spreuken van Israëls wijzen kent gij ? CZie Aanhangsel). Ps 65 : 1. Gez. 228 : 1. 2* HET NIEUWE TESTAMENT. § 12. HET JOODSCIIE VOLK IN JEZUS' TIJD. 1. Welke'vorsten regeerden over het Joodsche volk in het begin onzer jaartelling ? Herodes de Groote en na zijn dood Archelaüs, Herodes Antipas en Filippus. (V. t. G. hst. 39). a. Wat verstaan wij onder onze Chr. jaartelling ? b. Wat weet gij van die vorsten en hoe was het land onder de drie laatstgenoemden verdeeld? 2. Wat weet gij van de macht der Romeinen over het Joodsche volk? Zij eischten eene belasting, die door tollenaars werd ingezameld, en stelden Judea en Samaria onder het bestuur van een Romeinsch landvoogd. a. Waarom werd Archelaüs door een Romeinsch landvoogd vervangen? b. Wat weet gij van de tollenaren? 3. Wie behartigden in dien tijd de godsdienstige belangen des volksf Priesters en Schriftgeleerden behartigden de godsdienstige belangen van het volk. a. Wat weet gij van de Sadduceërs, Farizeërs en Esseërs ? b. Wat valt op te merken omtrent den tempel, de synagoge, den Grooten Raad ? 4. Wie trad in die dagen als profeet op? Johannes, de zoon van Zacharias en Elizabet, predikte in de woestijn van Judea en doopte in den Jordaan allen, die zich bekeerden. (V. t. G. hst. 42). a. Wat weet gij van zijne levenswijze en prediking? Matth 3:4; Luc. 3 : 7-17. b. Op wiens bevel werd hij gevangen genomen en ge dood? Mare. 6 : 17—29. 5. Wiens wegbereider was Johannes? Johannes was de wegbereider van Jezus Christus, die beter dan alle profeten de godsdienstige behoeften der menschen zou bevredigen. a. Waarom wordt Johannes een wegbereider van Jezus genoemd? Matth. 3 : 3. b. Wat weet gij van de godsdienstige behoefte der Heidenen in die dagen? Ps. 42 : 1. Gez. 228 : 2. § 13. JEZUS' JEUGD. 1. Waar werd Jezus opgevoed ? Jezus werd opgevoed in het huisgezin van Jozef en Maria te Nazareth in Galilea. a. Wat verhaalt ons de Evangelist Lucas omtrent Jezus' geboorte te Bethlehem? Luc. 2 : 1-20. Vgl. Matth. 2. (V. t. G. hst. 40). b. Wat deelt Lucas ons mede over de vreugde van Simeon en Anna de profetes? Luc. 2 : 25—38. 2. Wanneer vieren wij gedachtenis van Jezus' geboortef Wij vieren jaarlijks gedachtenis van Jezus' geboorte op het Kerst- of Christusfeest, den 25en December. a. Hoe is dit feest ontstaan? b. Wat beteekenen de namen Jezus en Christus? 3. Was Jezus reeds als kind bijzonder godvruchtig f Jezus was reeds als kind bijzonder godvruchtig en gaf op zijn twaalfde jaar de bewijzen daarvan in den tempel te Jeruzalem. (V. t. G. hst. 41). a. Wat lezen wij omtrent zijne godsvrucht? Luc. 2 : 52. b. Wat wordt van den twaalfjarigen Jezus ons verhaald ? Luc. 2 : 41—51. 4. Tot wien begaf Jezus zich toen hij volwassen was ? Toen Jezus volwassen was, begaf Hij zich tot Johannes den Dooper en verlangde door hem gedoopt te worden. a. Wat lezen wij hiervan ? Matth. 3 : 13 -17. 5. IVaar heeft Jezus zich nog afgezonderd eer Hij begon te prediken ? Jezus heeft, eer Hij begon te prediken, zich geruimen tijd afgezonderd in eene eenzame landstreek. a. Welken strijd heeft Jezus daar gestreden ? Matth. 4: 1—13. b. Welke overtuiging was de vrucht van dien strijd? Matth. 20 : 28. Ps. 118 : 12. Gez. 112 : 1, 5. § 14. Jezus' optreden en prediking. 1. Wanneer is Jezus als leeraar opgetreden? Toen Jezus dertig jaar oud was, begon Hij in Galilea te prediken: „Bekeert u en gelooft het Evangelie". (V. t. G. hst. 43). a. Waarom had Jezus Nazareth verlaten en Kapernaüm tot woonplaats gekozen? Luc. 4 : 16—31. b. Op welke verschillende plaatsen predikte Jezus? 2. Welke mannen koos Jezus tot zijne apostelen? Jezus koos twaalf zijner discipelen uit, om hen op te leiden tot zijne apostelen. a. Wat beteekenen de woorden discipel en apostel en hoe heeten de twaalven? Luc. 6 : 12—16. b. Door wie werd in het onderhoud van Jezus en zijne apostelen voorzien? Luc. 8 : 1—3. 3. Wat weet gij van Jezus1 Bergrede? Op een berg in Galilea leerde Jezus, wie tot zijn Koninkrijk zouden behooren en welke beginselen zijne discipelen moesten handhaven. (V. t. G. hst. 44). a. Wie prees Jezus zalig als burgers van zijn rijk? Matth. 5 : 8—12. b. Welke beginselen moesten zijne discipelen handhaven? Matth 5 : 83-48. 4. Hoe leerde Jezus' zijnen volgelingen bidden f Jezus leerde hun bidden : „Onze Vader die in de hemelen zijt, Uw naam worde geheiligd, Uw koninkrijk kome." (Zie aanhangsel). a. Hoe spreekt Jezus over het bidden en wat beteekent elke bede van het Onze Vader? Matth. 6 : 5—13. (V. t. G. hst. 7). b. Hoe moet gij jegens de menschen gezind zijn en Jezus gehoorzamen? Matth. 7 : 12, 21. Lees: Matth. 7 : 24—27. 5. Beantwoordde Jezus' optreden aan de verwachting der Joden omtrent den Messiasf Neen, de Joden verwachtten een aardsch rijk, maar Jezus zeide: „mijn Koninkrijk is niet van deze wereld". a. Waaruit blijkt, dat Jezus een geestelijk rijk bedoelde? Luc. 17 : 20, 21; Matth. 5:6, 10. b. Welken indruk maakte Jezus optreden? Matth. 7: 28, 29; Joh. 7 : 40, 41. Ps. 97 : 7. Gez. 48 : 10. § 15. .JEZUS' GELIJKENISSEN. 1. Welken vorm koos Jezus doorgaans voor zijne prediking f Jezus gebruikte in zijne prediking veel beeldspraak : spreuken en gelijkenissen. a. Wat is beeldspraak? Joh. 15 : 1, 5. b. Noem enkele spreuken en wat zijn gelijkenissen? Matth. 22 : 21°; Mare. 10 : 25. 2. In welke gelijkenissen spreekt Jezus over het Koninkrijk der Hemelen ? In de gelijkenissen van den Zaaier, van het Onkruid onder de Tarwe en van het Mosterdzaad spreekt Jezus over het Koninkrijk der Hemelen. a. Verhaal die gelijkenissen. Matth. 13 : 1—8; 24— 30; 31, 32. 3. In welke gelijkenissen predikt Jezus Gods grooie liefde f In de gelijkenissen van het Verloren Schaap, van den Verloren Penning en van den Verloren Zoon predikt Jezus hoe lief God ons heeft. a. Verhaal die gelijkenissen. Luc. 15. (V. t. G. hst. 45). 4 In welke gelijkenissen heeft Jezus barmhartigheid, waakzaamheid en werkzaamheid aanbevolen ? In de gelijkenissen van den Barmhartigen Samaritaan , van de Wijze en Dwaze Maagden en van de Talenten. a. Verhaal die gelijkenissen. Luc. 10 : 25—37; Matth. 25 : 1—13, 14-30.. (V. t. G. hst. 46; hst. 50). b. In welke gelijkenis wekt Jezus op tot vergevensgezindheid? Matth. 18 : 21-35. (V. t. G. hst. 47). 5. Hoe heeft Jezus tegen zelfzucht en zelfverheffing gewaarschuwd ? In de gelijkenis van den Rijken Man en den Armen Lazarus en in die van den Farizeër en den Tollenaar waarschuwt Jezus tegen zelfzucht en zelfverheffing. a. Verhaal die gelijkenissen. Luc. 16 : 19—31; Luc. 18 : 9—14. (V. t. G. hst. 53). b. Zijn er nog andere gelijkenissen van Jezus9 Ps. 133 : 3. Gez. 203 : 5. § 16. JEZUS' LEVEN EN WERKEN. 1. Wat weet gij van Jezus' leven en werken ? Jezus heeft niet alleen door zijn prediking , maar ook door zijn heilig leven en zijne liefdevolle werkzaamheid geloof en liefde gewekt. a. Welk geloof verlangde Jezus? Matth. 16 : 13—17; Luc. 9 : 23; Joh. 14 : 1, 6. b. Wat weet gij van Jezus' heilig leven? Matth. 14: 23; Joh. 8 : 29. 2. Waarin bestond Jezus' werkzaamheid ? Jezus ging het land door goed doende; vele kranken werden door Hem genezen en vele zondaars bekeerd. (VT. t. G hst. 48). a. Welke genezingen getuigden van zijne buitengewone macht en medelijdende liefde? Mare. I : 21—28; Luc. 18 : 35—43. b. Worden nog andere wonderen van Jezus ons ver haald ? Mare. 4 : 35—41; Luc. 8 : 40—42, 49—56. 3. Wie werden-door Jezus' bekeerd? De boetvaardige zondares ten huize van Simon den Farizeër en de oppertollenaar Zacheüs te Jericho. (V. t. G. hst. 49). a. Wat lezen wij daarvan? Luc. 7 : 36—50; Luc. 19: 1—10. b. Hoe stelde Jezus zijne liefde tegenover de hardheid der wet? Joh. 8 : 2—11. c. Wat eischte Jezus van den rijken jongeling? Mare. 10 : 17—27. (V. t. G. hst. 52). 4. Betoonde Jezus zich ook een vriend van hinderen? Jezus zegende kinderen en zeide: „Laat dekinderkens tot mij komen en verhindert ze niet; want derzulken is het Koninkrijk Gods." a. Hoe wordt ons dit verhaald? Mare. 10 : 13—16. (Y. t. G. hst. 5). b. Hoe wekte Jezus op tot nederigheid? Matth. 18 : 1 — 5; Luc. 14 : 7—14. 5 Wat leerde Jezus in zijn gesprek met eene Samaritaansche vrouw? In zijn gesprek met eene Samaritaansche vrouw leerde Jezus, dat men God in geest en waarheid moet aanbidden. (V. t. G. hst. 51). a. Wat weet gij van dit gesprek? Joh. 4:4—9, 19—24. b. Hoe handelde Jezus tegenover de onverdraagzaamheid van de Samaritanen en van zijne eigene leerlingen? Luc. 9 : 49—56. Gez. 39 : 4 Gez. 62 : 4. § 17. JEZUS' VRIENDEN EN VIJANDEN. 1. Wie behoorden tot de beste vrienden van Jezus? Tot de beste vrienden van Jezus behoorden de twaalf apostelen, Lazarus, Martha en Maria te Bethanië en Maria Magdalena. a. Wat weet gij van Jezus' bezoek te Bethaniö? Luc. 10 : 38- 42. b. Wat is van Maria Magdalena ons bekend? Luc. 8:2; Matth. 27:55, 56. 2. Waartoe zond Jezus zijne apostelen uit? Jezus zond zijne apostelen uit, om het Koninkrijk Gods te prediken en kranken gezond te maken. a. Wat lezen wij hiervan? Luc. 9 : 1—6. (Luc. 10 : 1-9). b. Hoe bestrafte Jezus den apostel Petrus? Matth. 16 : 21—23. c. Wat verlangde Jezus van al zijne vrienden? Matth. 12 : 46-50; Joh. 15 : 14. 3. Wie waren Jezus' vijanden ? De meeste schriftgeleerden en priesters, Farizeërs en Sadduceërs, waren vijandig gezind tegen Jezus. (V. t. G. hst. 54). a. Welke waren de oorzaken van die vijandschap? Matth. 9 : 10—13; Mare. 7 : 1—16. b. Hoe werd Jezus door zijne vijanden belasterd en ondervraagd? Matth. II : 19; Matth. 22 : 15—22. c. Hoe bestrafte Jezus de huichelarij van vele Farizeërs? Matth. 23 : 23—28; Luc. 14 : 1—6. 4. Welk besluit namen de leden van den Grooten Raad f De leden van den Grooten Raad te Jeruzalem namen het besluit Jezus gevangen te nemen en te dooden. (V. t. G. hst. 55). a. Wat lezen wij hiervan? Matth. 26 : 3—5. b Welk aanbod deed Judas Iskariot? Matth. 26 : 14-16. 5. Wat deed Jezus toen Hij voor 't laatst te Jeruzalem kwamf Toen Jezus voor 't laatst te Jeruzalem kwam, predikte Hij nog in den tempel en hield op den laatsten avond een maaltijd met zijne apostelen. (V. t. G. hst 56). a. Wat wordt van Jezus' intocht en prediking verhaald? Mare. II : 1—10; 15-18. b. Wat deed en wat sprak Jezus aan dien maaltijd? Joh. 13 : 1—17, 21—30; Luc. 22: 19, 20; Joh. 17 = 20, 21. Gez. 46 : 10, 11. Gez. 43 : 6. § 18. JEZUS' LIJDEN EN STERVEN. 1. Wat gebeurde in den hof Gethsêmané? In den liof Gethsêmané zonderde Jezus zich af om te bidden, daarna werd hij door Judas verraden en door zijne vijanden gevangen genomen. (V. t. G. hst 56j. a. Wat weet gij van Jezus' strijd en gebed in dien Olijvengaard? Matth. 26 : 36—46. b. Hoe werd Jezus verraden en gevangen genomen? Matth. 26 : 47—56. 2. Wat ondervond Jezus in het huis van Kajafas? In het huis van den Hoogepriester Kajafas werd Jezus voor den Grooten Raad gebracht, valsch beschuldigd en ter dood veroordeeld. (V. t. G. list 57). a. Wat lezen wij hiervan? Matth. 26 : 57—68. b. Hoe werd Jezus door Petrus verloochend? Luc. 22 : 55—62. 3. Hoe heeft Pilatus zich tegenover Jezus gedragen? De Romeinsche landvoogd Pilatus heeft Jezus' onschuld erkend, maar Hem toch laten geeselen en ter kruisstraf overgeleverd. (V. t. G. hst. 58). a. Waarom werd Jezus tot Pilatus gebracht? Joh. 18: 28-31. b. Hoe werd Jezus door Pilatus ondervraagd en onschuldig verklaard? Joh. 18 : 33—38. c. Welke pogingen deed Pilatus, 0111 Jezus te redden ? Luc 23 : 6—23. d. Hoe kwam Pilatus er toe, om Jezus te laten geeselen en ter kruisstraf over te leveren? Joh. 19 :1—16. 4. Hoe stierf Jezus op Golgotha ? Op den heuvel Golgotha werd Jezus gekruisigd en zijne laatste woorden getuigden van zijne onveranderlijke liefde en van zijn onwankelbaar geloof. (V. t. G. hst. 59). a. Wat gebeurde op den weg naar Golgotha? Luc. 23 : 26—28. b. Wat verhaalt Johannes omtrent de kruisiging, het opschrift en Jezus' laatste oogenblikken? Joh. 19 : 17-30. c. Welke zijn de zeven kruiswoorden ? (Zie Aanhangsel). 5. Wie zorgden voor Jezus' begrafenis? Jozef van Arimathéa en.Nicodemus hebben Jezus nog vóór het aanbreken van den Sabbat begraven. a. Wat lezen wij hieromtrent? Joh. 19 : 38—42. b. Op welken dag en op welke wijze gedenken wij Jezus' dood? Gez. 120 : 4. Gez. 129 : 4. § 19. JEZUS' OPSTANDING EN ZIJNE GEMEENTE. 1. Wat weet gij van Jezus' opstanding ? Op den eersten dag der week is de verheerlijkte Heiland aan zijne discipelen verschenen en werden zij dus overtuigd, dat Hij uit de dooden was opgestaan. (Y. t. G. hst. 60). a. Hoe wordt Jezus' verschijning aan Maria Magdalena en die aan de Emmaüsgangers verhaald ? Joh. 20 : 1—18; Luc. 24 : 13—35. b. Hoe noemen wij het feest van Jezus' opstanding? 2. Wat weet gij van Jezus' hemelvaart ? Toen de Heiland op den veertigsten dag voor 't laatst aan zijne vrienden was verschenen, verblijdden zij zich, dat Hij werd opgenomen in den hemel. a. Hoe wordt ons dit beschreven? Hand. I : 9—12, vgl. Luc. 24 : 50—53. b. Hoe spreken Petrus en Paulus over de verschijningen van den Christus? Hand. 10 : 40, 41; 1 Kor. 15 : 6-8. 3. Wat gebeurde op het eerste Pinksterfeest na Jezus' heengaan f Op het Pinksterfeest werden Jezus' discipelen vervuld met den Heiligen Geest en werd de Christelijke gemeente te Jeruzalem gesticht. (V. t. G. hst. 61). a. Wat lezen wij hiervan? Hand. 2 : 1—4, 14—18, 36—41. b. Wat weet gij van de liefde en hulpvaardigheid in die gemeente? Hand. 4 : 32—37. c. Aan welke huichelarij maakten Ananias en Sapphira zich schuldig? Hand. 5 : 1—11. 4. Hoe werden de predikers van liet Evangelie vervolgd ? Petrus en Johannes werden door de Joden gevangen genomen en de diaken Stéfanus werd gesteenigd. (V. t. G. hst. 62). a. Hoe handelde de Groote Raad der Joden met hen? Hand. 4 : 1—21. b. Wie was Stéfanus en waarom werd hij gesteenigd ? Hand. 6 : 8—15; Hand. 7 : 51-60. * c. Wat weet gij van den diaken Filippus en van den kamerling uit Ethiopië? Hand. 8 : 4, 5, 26-40. Gez. 137 : 4. Gez. 269 : 10. § 20. PAULUS' PREDIKING AAN DE HEIDENEN. 1. Wie heeft vooral aan de Heidenen het Evangelie verkondigd ? Paulus van Tarsus heeft na zijne bekeering het Evangelie aan de Heidenen verkondigd. (V. t. G. hst 63). a. Wat wordt van Petrus' prediking aan Cornelius te Cesaréa verhaald? Hand. 10. b. Wat weet gij van Paulus' bekeering tot het Christendom? Hand. 9 : 1—22. 2. Wanneer ondernam Paulus zijne eerste zendingsreis ? Na langdurige voorbereiding ging Paulus uit Antiochië met Barnabas naar Cyprus en Klein-Azië. a. Wat verhaalt Paulus van zijne voorbereiding tot de Evangelieprediking? Gal. I : 15—19. b. Wat weet gij van de uitzending der eerste zendelingen en van hunne ervaring teLystre? Hand. 13 : 1 — 4; Hand. 14 : 8—18. 3. Wat weet gij van Paulus' tweede en derde zendingsreis f Op zijne tweede en derde zendingsreis heeft Paulus ook in Macedonië en Griekenland het Evangelie verkondigd. (V. t. G. hst. 64). a Wat ondervonden Paulus en Silas te Pilippi ? Hand 16 : 8—40. b. Wat weet gij van Paulus' prediking te Athene? Hand. 17 : 1—15. c Wat ondervond Paulus op zijne derde reis te Efeze ? Hand. 19 : 28—40. 4. Welke waren Paulus' lotgevallen na zijn terugkeer te Jeruzalem ? Paulus werd gevangen genomen en te Cesaréa verhoord eerst door Felix, later door Festus en koning Agrippa, die hem naar Rome zonden. (V. t. G. hst. 65). a Hoe werd hij behandeld te Jeruzalem? Hand. 21 : 17—19; 27-36; Hand. 23 : 12—24. b. Hoe verantwoordde hij zich voor Felix en later voor Festus? Hand. 24 : 10—27; Hand. 26 : 21—32. c. Wat weet gij van zijn verblijf te Rome? Hand. 28 : 16, 23—31. Gez. 155 : 5. Gez. 245 : 2. UIT DE KERKGESCHIEDENIS. § 21. DE CHRISTENEN IN LATER TIJD. 1. Wat weet gij van de Christenen na den tijd der apostelen t De Christenen hebben veel geleden onder de vervolging der Romeinsche keizers, maar juist door hun geloofsmoed drong het Evangelie steeds verder door. a. Wat weet gij van Jeruzalems verwoesting in 70 na Chr.? b. Waarom en hoe werden de Christenen door de Rom. keizers vervolgd? c. Wat weet gij van Constantijn den Groote en van de Christenen in zijn tijd? 2. Bleven alle Christenen getrouw aan het Evangelie ? Neen, vele Christenen weken af van den eenvoud, de liefde en het geloof in het Evangelie ons aanbevolen. a Wat weet gij van de heerschzucht der priesters en van de verdeeldheid der Christenen? b. Tot welk bijgeloof verviel men? c. Wat weet gij van de betergezinden ? (De kloosters. De Waldenzen). 3. Wie hebbei) in ons vaderland het Evangelie gepredikt ? In de 7e en 8e eeuw hebben Eligius, Willebrord en Bonifacius het Evangelie in ons vaderland gepredikt. a. Wat weet gij van hunne werkzaamheid? (V. t. G. hst. 66). b. Hoe heeft Karei de Groote het Christendom bevorderd? 4. Hoe werd de Kerkhervorming voorbereid ? De hervorming der Kerk werd voorbereid door Wiklef in Engeland, Hus in Bohemen, Geert Groote en Erasmus in ons vaderland. a. Wat weet gij van Wiklef en Hus? b Wat weet gij van die andere mannen? 5. Wie hebben de hervorming der Kerk tot stand gebracht ? Luther in Duitschland, Zwingli en Calvijn in Zwitserland hebben in de 16e eeuw de hervorming van een groot deel der Chr. Kerk tot stand gebracht. a. Wat weet gij van deze mannen? b. Hoe ontstond de naam Protestanten? c. Wat weet gij van de Hervorming in ons vaderland ? Gez. 96. Gez. 264 : 1. 3 AANHANGSEL. Register der Bijbelboeken. OUD TESTAMENT. Geschiedkundige Boeken- Genesis. Exodus. Leviticus. Numeri. Deuteronomium. Jozua. Richteren. Ruth. ] en 2 Samuël. 1 en 2 Koningen. 1 en 2 Kronieken. Ezra. Nehemia. Ester. Dicht- of Zedekundige Boeken. Job. Psaimen. Spreuken. Prediker. Hooglied. Profetische Boeken. Jezaja. Jeremia. Klaagliederen van Jeremia. Ezechiël. Daniël. Hozea Joël. Amos. Obadja. Jona. Micha. Nahum. Habakuk. Zefanja. Haggaï. Zacharia. Maleachi. nieuw testament. Geschiedkundige Boeken. Evang. van Mattheüs. Èvang. van Marcus. Evang. van Lucas. Evang. van Johannes. Hand. der Apostelen. Zedekundige Boeken. Brief a. d. Romeinen. 2 a. d. Korinthiërs. Aan de Galatiërs. Aan de Kolossenzen. 2 a. d. Thessalonisenzen. 2 aan Timotheüs. Aan Titus. Aan Filémon. Aan de Hebreërs. Br. van Jacobus. 2 van Petrus. 3 van Johannes. Van Judas. Aan de Epheziërs. De Openbaring van Aan de Filippenzen. Johannes. De Tien Geboden. (Exod. 20 : 1—17 en Deut. 5 : 5-21). 1. Gij zult geen andere goden voor mijn aangezicht hebben. 2. Gij zult geen beelden aanbidden. O. Gij zult den naam van God niet ijdel gebruiken. 4. Gedenk den sabbatdag, dat gij dien heiligt. 5. Eer uwen vader en uwe moeder. 6. Gij zult niet doodslaan. 7. Gij zult niet echtbreken. 8. Gij zult niet stelen. 9. Gij zult geen valsche getuigenis spreken tegen uwen naaste. 10. Gij zult niet begeeren iets, dat van uw naasten is. De hoofdsom van alle geboden. (Matth. 22 : 37—39. Deut. 6:5, Lev. 19 : 18). Gy zult den Heer uwen God liefhebben met geheel uw hart, en met geheel uwe ziel, en met geheel uw verstand. — Dit is het groote en het eerste gebod. En het tweede, daaraan gelijk, is: Gij zult uwen naasten liefhebben als uzelven. Woorden uit het boek Job. De Heer heeft gegeven en de Heer heeft genomen; de naam des Heeren zij geloofd. (I : 21 b). Zouden wij het goede van God ontvangen, en het kwade niet ontvangen? (2 : 10m). Spreuken, Behoed uw hart boven al wat te bewaren is, want daaruit zijn de uitgangen des levens. (4 : 23). De vreeze des Heeren is het beginsel der wijsheid. (9 : 10a). Gerechtigheid verhoogt een volk, maar de zonde is de schandvlek der natiën. (14 : 34). Het hart des menschen overdenkt zijnen weg, maar de Heer stuurt zijnen gang. (16 : 9). Ga tot de mier gij luiaard, zie hare wegen en word wijs. (6 : 6). Wie met trage hand werkt wordt arm, maar de hand des vlijtigen maakt rijk. (10 : 4). Beter is een gerecht van groenmos, waar ook liefde is, dan een gemeste os en haat daarbij. (15 : 17). Het Onze Yader. (Matth. 6 : 6—13). Onze Vader, die in de hemelen zijt! Uw naam worde geheiligd! Uw koninkrijk kome! Uw wil geschiede, gelijk in den hemel, zoo ook op aarde! Geef ons heden ons dagelijksch brood! En vergeef ons onze schulden, gelijk ook wij vergeven onzen schuldenaren! En leid ons niet in verzoeking, maar verlos ons van den Booze! Want U is het koninkrijk, en de kracht, en de heerlijkheid tot in eeuwigheid. Amen! De zeven Kruiswoorden. Vader! vergeef het hun, want zij weten niet wat zij doen. (Luc. 23 : 34). Heden zult gij met mij in het paradijs zijn. (Luc. 23 : 43). Vrouw, zie uw zoon, — zie uwe moeder. (Joh. 19 : 26, 27). Mijn God, mijn God! waarom hebt Gij mij verlaten? (Matth. 27 : 46). Mij dorst! (Joh. 19 : 28). Het is volbracht! (Joh. 19 : 30). Vader! in uwe handen beveel ik mijnen geest. (Luc. 23:46). Onze Christelijke feest- en gedenkdagen. Het Kerstfeest, 25 Dec. — Jezus' geboorte- De Goede Vrijdag. — Jezus' dood. Het Paaschfeest. — Jezus' opstanding. Het Hemelvaartsfeest. — Jezus' hemelvaart. Het Pinksterfeest. — Uitstorting des Heiligen Geestes. De gedenkdag der Kerkhervorming. — 31 Oct. 1517. INHOUD: Blz. § 1. De Godsdienst en de Bijbel 5 „ 2. De schepping en de eerste menschen. ... 6 „ 8. De Stamvaders der Israëlieten 7 „ 4. Jakob en zijne twaalf zonen 9 „ 5. De Israëlieten in Egypte 10 „ 6. De Israëlieten in de woestijn . . 11 „ 7. De Israëlieten in Kanaan 12 „ 8. De Israëlieten door Koningen bestuurd ... 18 „ 9. Bloei en ondergang van het koninkrijk ... 15 „ 10. De Joden in en na de ballingschap .... 17 „ 11. Israëls Profeten 18 „ 12. Het Joodsche volk in Jezus' tijd 20 „ 13. Jezus' jeugd 21 „ 14. Jezus' optreden en prediking. 22 „ 15. Jezus' gelijkenissen 23 „ 16. Jezus' leven en werken 25 „ 17. Jezus' vrienden en vijanden 26 „ 18. Jezus' lijden en sterven 28 „ 19. Jezus' opstanding en zijne gemeente .... 29 „ 20. Paulus' prediking aan de Heidenen .... 31 „ 21. De Christenen in later tijd 32 Aanhangsel 34 E GOEDKOOPSTE WANDKAART VAN PALESTINA! PRIJZEN: Los f1.75; met houten rollen , gereed om op te hangen f S.SO op stevig rolïen enegiavernis?> 4.;-°P h°Uten r°'len ' 3-50 : 0I> linnen met houten ü D AC Blinde Wandkaari van Palestina 11» Uu J meMndeehng ten tijde van Christus en Bijkaart van de 12 Stammen 7 K-LtUREN ====== FORMAAT 7C 113 cM F. NOORDHOFF - UITGEVER - GRONINGEN. CHBJTUi R. BOS. Ds. J. B. F. HEERSPINK, [Ir. P. HOFSTEDE DE GROOT's LEVEN EO WERKEN. MET PORTRET. Prijs f3,90. Geb. f4,50. „Wij verwachten, dat het publiek met dankbaarheid van dit boek kennia *zal nemen.1' (Nieuw Leven.) Dank zjj daarom den heer H., dat hij ons dit beeld uit het verleden voor oogen stelt." (Kerkelijke Crt.) IFrof. JDx. -A-. "V. d.. IjüfcTÜIE, MICHAEL SERVET. Een Brandoffer der gereformeerde Inquisitie. Prijs . . . f 3,90. Dit werk licht den sluier op, die over vele handelingen van den hervormer in Genève en diens ongelukkigen medestrijder tecen het Katholicisme hangt, en is als zoodanig voor de geschiedenis van het Calvinisme van het grootste belang. KAART VAN PALESTINA ten tijde der Richteren , DOOR IS. BOS, Hoofd eener school te Groningen. Prijs ÏO cent. Voor Gebruikers vau dit boekje verkrijgbaar voor 5 cent, mits tezamen besteld. z s c n o k: E'e UREN AAN DE GODSDIENST. Opnieuw bewerkt door DR. E. DIEST LORGION, in leven hoogleeraar te Groningen. NIEUWE GOEDKOOPE UITGAVE in 2 deelen, Prijs f2,50. Gebonden in één deel f3,50. Alom op bestelling te bekomen of tegen inzending van het bedrag per postwissel rechtstreeks van den uitgever. Uitgaven van P. NOORDHOFF, Groningen. F. D. J. MOORREES. Geschiedenis der Kerkhervorming in 3>Tocrd.-£Tederland. 4e druk f0.60 Gel, fioo. bij 10 ex. a f0.50. BEOORDEELINGEN: „Een uitstekend boekje. Als leesboekje bij bet godsdienstonderwijs is bet geschikt, en daarvoor is de prijsvermindering bij fnip nüq anngenafm; De EvaDoTulische Maatschappij bekroonde dei tijd dit volksgeschrift ; en het was die bekroning ook ten volle waard .gelijk de gedurig uitverkochte drukken duidelijk bewijzen W„ behoeven dan ook niet veel tot aanprijzing in het midden te lengen, maar achten het voldoende, door dit woord de opmerkzaamheid te vestigen op dezen vierden druk. Gaarne wenschen wij, daÏrC8naJan f'eUWG' Ultj?ave 8ebruik zal maken, bevelen haar nLpn l.r »" vertrouvven ook - dat de lezing nut zal doen in me° vv.. lr®', (Nieuw Leven). Wij verblijden ons over deze vierde uitgaaf, krachtig bewijs dat dit geschrift volkomen aan het doel beantwoordt, bewijs ook, dat er belangstelling is voor deze lectuur. Verspreide dit boeksken onder ons volk steeds meer kennis en waardeering van het lijden en stnjden onzer voorouders voor hun en ons Evangelisch Geloof!" (Kerkelijke Courant). Dr. G. A. WUMKES. DE GEREFORMEERDE KERK IN DE Ommelanden tusschen Eems en Lauwers (1595—1796). 2e druk Volksuitgave f 0 75, Geb. r 1.00. BEOORDEELINGEN: w"f1Sa/ltflhif0ri!VVerl? gelezen te hebben verteugde zich mijn hart Wat is dat flink wetenschappelijk werk." (De Scheveningsche Kerkbode) b7el,en hetu w°rk.ie van harte aan; het is do vrucht van noesten arbeid; en boeit door den schoonen vorm van-het beain tot Ct®lndCu (De Drie Provinciën.) „ jen boekje van waarde, vooral ook omdat 't leesbaar is Wie te lezen " ** ^ 0ntwikkeliDg bekng stelt, behoort dit boekje ' ' (Het Vader/and.) Uitgaven van P. N00R0H0FF te Groninaen7~ T. J. SWIEES, KLEINE CATECHISMUS OVER DE BIJBELSCHE EN KERKELIJKE GESCHIEDENISSEN. Zeventiende druk Prys i2'/j cent. KORTE SCHETS DER BIJBELSCHE GESCHIEDENIS. LEESBOEK. 4e druk Prijs 20 cent. MEIJBOOM EN VAN VEEN. Handleidingen bij het Godsdienstonderwijs. B. BIJBELSCHE GESCHIEDENIS, ten gebruike bij de tweede en derde klasse, door Prof. ür. H. U. MEIJBOOM. Tweede druk. Prijs ƒ 0.20. C. ALGEMEENE-GODSDIENST-GESCHIEDENIS, ten gebruike bij het Middelbaar Godsdienstonderwijs, door Prof. Dr. H. U. MEIJBOOM. Prijs f 1.—. D. GELOOFS- EN ZEDELEER, ten gebruike bij de vierde klasse door Dr. H. VAN VEEN Jr. Prijs ƒ 0.20. W. MUURLING, BIJBELSCHAT OF TEKSTENBOEKJE, rr.eest ten gebruike op de Catechisatie en bij de Huishoudelijke Opvoeding. Tweede, herziene uitgave. — Prijs 25 cent. I. SANNES. CHRISTELIJK ONDERWIJS VOOR EENVOUDIGEN. Zevende druk. — Prijs 7i cent. KORTELIJK UITGEBREID IN VRAGEN ÏN ANTWOORDEN. Zevende druk. — Prijs 12è cent. HANDLEIDING bij het Christelijk Onderwijs. Tweede druk. — Prijs 90 cent. Uitgaven van P. NOORDHOFF te Groningen.