W\ ^ —^AVu'YAv-^— Een boekje ■ voor de leerlingen der hoogste klasse, DOOR üKmai^ ^miiiiüi * ,f-. YyTAZELAAR. 200 lanser df. *°nis; m] Zijn Naam van kind tot land Pred. te Weesp. voortgeplant worden. Ps. 72 : 17. HEUSDEN, X- A. GEZELLE MEERBURG. li 1898' :m ^EN BOEKJE VOOI\ DE LEERLINGEN DÉP^HOOGSTE KLASSE, DOOR J, P. TAZELAAK, Pred. te Weesp. Met Plaatjes. — ___ . = ^Snelpersdruk. van Pezelle eer burg te ^eusden. HOOFDSTUK I. Hoe de Zondagschool er qekomen is. f: aar een mensch veel van houdt, hoort hij ook gaarne van spreken. Ik vertrouw lezer, dat gij de Zondagschool bezoekt, en ik hoop ook, dat gij haar liefhebt. dan zult ge zeker met genoegen het een en ander vernemen omtrent haar ontstaan, haar beteekeni-s en haar doel. Als gij des Zondagsmiddags met uwe vriendjes ot vriendinnetjes heen en weer wandeldet, wachtende tot de deur geopend werd, hebt gij er dan ook wel eens over nagedacht, hoe de Zondagschool er toch gekomen is? Of zou die altijd er al geweest, en zoo maar vanzelf ontstaan zijn? Dat weet ge wel beter. Vanzelf komt er niets. Hemel en aarde zijn er immers ook niet vanzelf gekomen! De Bijbel leert duidelijk, dat God deze in den beginne geschapen heeft. Welnu, ook de Zondagschool is door de goede hand Gods in het leven geroepen. De gedachte om met de kinderen des Zondags te vergaderen, tot onderwijzing in wat de Bijbel zegt, is in het hart van vrome menschen opgekomen, door wat de Heere Jezus zelf heeft gedaan. Ge weet het immers wel, dat eens eenige moeders tot den Heiland kwamen, die hare kinderen tot Hem brachten, opdat Hij ze zegenen zou ? De discipelen waren juist in een druk gesprek met den Heere. En nu vonden ze het lang niet aangenaam, dat die moeders hen kwamen storen. Zij bestraften haar daarover. Ze zeiden, zeker wel met niet heel vriendelijke woorden, dat zij den Meester kwamen lastig vallen. Misschien dachten ze wel, dat het te gering was voor Christus om met die kinderen zich op te houden. Maar Jezus, dat ziende, nam het hun kwalijk. Zeer kwalijk staat er zelfs in den Bijbel. (Markus 10 : 14.) Met ernst en nadruk zeide Hij tot de discipelen: „Laat de kinder- kens tot mij komen en verhindert ze niet, want derzulken is het koninkrijk der hemelen." Vriendelijk zag Hij die kleinen aan; Hij sprak ze hartelijk toe; liefderijk ontving Hij ze met zijne armen; zegenend legde Hij de handen op hen. O, wat zullen de moeders blijde geweest zijn, heur kinderen daar te zien rondom en bij Jezus! Hare groote begeerte werd nu vervuld. Ik hoorde eens iemand zeggen: „Als wij wisten, dat dit treffende feit op een Sabbat gebeurd was, dan zou men kunnen zeggen: „Dat is nu de eerste Zondagschool. De Heere Jezus zelf heeft haar gehouden." Maar dat kunnen wij niet toestemmen. Want hier brachten de moeders zeiven haie kinderen tot Jezus, met de hartelijke begeerte, dat Hij ze zegenen mocht, terwijl de discipelen haar weerhielden. De Zondagschool daarentegen is voor kinderen, die door hun vader en moeder niet uit den Bijbel worden ondei wezen, en nu door ijverige discipelen des Heeren worden bijeen vergaderd, opdat zij aan hen doen zouden wat de ouders zoo droevig verzuimen. De omstandigheden zijn dus geheel verschillend. Maar het doel is bij beide toch hetzelfde n.1. dat Jezus de kinderen zegenen moge. Doch ofschoon deze samenkomst van den Heiland met die kleinen geen Zondagschool heeten kan, mag men toch wel een duidelijk bewijs er in zien, dat de arbeid der Zondagschool den Heere Jezus welbehagelijk is. Maar ik denk dat zoo straks u een vraag op de lippen lag. Namelijk toen wij zeiden, dat de Zondagschool is voor kinderen, die door hun ouders nooit op den Heere Jezus worden gewezen. Misschien dacht gij toen bij uzelven: „Mijn vader en moeder doen dat wel, en ik ga toch ook op de Zondagschool." En ik zie aan den blik van uw oog, dat ge vragen wilt: „Mag ik daar dan niet komen?" 't Is waar mijn lezer, er zijn op de Zondagschool ook vele kinderen, die thuis een Christelijke opvoeding ontvangen, die dagelijks hun vader uit den Bijbel hooren lezen, en telkens tot geloot en bekeering worden vermaand. Bedenk, 't is een groote zegen als ook gij dat voorrecht geniet. Wees er vooral dankbaar voor. En geef ernstig op de vermaningen uwer ouders acht. Maar al is de Zondagschool eigenlijk voor verwaarloosde kinderen, die opgroeien als do struiken aan een boschweg, daarom mogen kinderen uit Christelijke huisgezinnen er ook wel heengaan. Uw ouders, hoe ze het werk uwer opvoeding ook met ernst behartigen, gevoelen steeds met smart dat er nog o zooveel aan ontbreekt. Daarom waardeeren zij de Zond igschool hoog als een middel temeer, waardoor de kinder r. uit het Wourd des Heeren worden onderwezen. Kinderen uit een Christelijk huisgezin mogen dus ook wel op de Zondagschool gaan. Welzeker. Als zij maar niet vereeten, dat zij daar een goed voorbeeld moeten geven; dat 'zij vooral zich daar dienen te gedragen zooals het behoort. Een onderwijzer vroeg eens aan een meisje van zijn klas: „Wel Marie, als wij boven de deur eens een groot bord zouden plaatsen met een tekst uit den Bijbel daarop, welken tekst zoudt gij daarvoor kiezen?" Het meisje antwoordde: „Ik zou aan mijn vader vragen (deze was een schilder) of hij met groote letters er op teekenen wilde: „Laat de kinderkens tot mij komen en verhin dert ze niet." (Tij zyt het zeker wel met mij eens, dat Marie geen gepaster woord uit de Schrift had kunnen noemen. Terecht wordt de Heere Jezus de Kindervriend genoemd. Zeer dikwijls zien wij kinderen in zijne nabyheid. Ik wil u eenige plaatsen opnoemen, en dan verzoek ik u vriendelijk uw Bijbel eens op te slaan, om eens te zien wat daar geschreven staat: Matheus 21 : 15, 16; Lukas 9 : 47; Joh. G : 9. Er zijn nog andere teksten, die bewijzen, dat de Zondagschool een instelling is, welke den Heere behaagt. „De Zoon des menschen is gekomen, om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was." Luk. 19 : 10. Zou die zoekende liefde des Heilands ook niet tot de verwaarloosde kinderen uitgaan ? In Spreuken 8 : 17 staat: „Die mij vroeg zoeken, zullen mij vinden." En er zijn vele voorbeelden van, dat deze uitspraak, gelijk alles wat Gods Woord zegt, waarheid is. Zie maar eens op Jozef, Samuël, David, Salomo, Obadja, Josia, Johannes den Dooper, Timotheüs. Deze allen hebben den Heere vroeg gezocht, en vreesden Hem van hunne jeugd aan. En als wij eens konden weten, hoevele kinderen door middel van het onderwijs op de Zondagschool tot den Heere Jezus gebracht zijn, het zou stellig een lange rij van namen zijn. En wat dunkt u, zou uw naam daar ook op voorkomen ? Ofschoon de Heilige Schrift door onderscheidene uitspraken aan den arbeid der Zondagschool het zegel harer goedkeuring hecht, met name echter wordt van de Zondagschool door haar nergens gesproken. Dat kon ook niet, want zij is eerst vele eeuwen later onstaan. Wij willen dat eens iets nader u mededeelen. De stichter van de Zondagschool was een Engelschman. Hij heette Robert Eaikes en woonde te Gloucester. Hoe is deze man op die gedachte gekomen? vraagt ge misschien. Dat zal hij zelf ons meedeelen. „Eens op een morgen", zoo verhaalt hij, „moest ik voor mijn werk naar de buitenstad, waar zeer goddelooze menschen woonden, meest allen arbeiders op de speldenfabriek. Weemoedig werd ik gestemd, toen ik daar een groepje kinderen, die er ruw en haveloos uitzagen, zag spelen, en de angst, wat er van zulke kinderen worden moest, maakte zich van mij meester. Ik vroeg aan een bewoner van die buurt, of die kinderen in dat gedeelte van de stad thuis behoorden, terwijl ik niet kon nalaten mijn verbazing er over uit te spreken, dat zij er zoo ellendig en zoo vuil uitzagen." „O, mijnheel", antwoordde de vrouw tot wie ik sprak, „gij moest het hier op Zondag eens zien, dan zoudt gij inderdaad ontroerd worden; want dan is de straat vol van zulke ongelukkige schepsels, die, wijl zij op dien dag niet behoeven te werken, hun tijd doorbrengen met dobbelen en spelen, en daarbij vloeken en zweren dat het verschrikkelijk is." Door het gesprek met deze vrouw, rees bij Riikes de gedachte op, of het niet goed zou zijn, iet* te beproeven 0111 in den ontzettenden toestand dezer kinderen eenige verbetering aan te brengen. Met een h rt vol medelijden overwoog hij biddende, wat bij daartoe zou doen. Hij vroeg aan eenige vrouwen, of hij de3 Zondags zooveel kinderen als hij krijgen kon, naar heur woning mocht zenden, om ze dan eenig onderwijs te geven uit Gods Woord. Deze waren met dit voorstel zeer ingenomen. Zoo werd in Juni van het jaar 1780, in een klein huisje, de eerste Zondagschool geopend. Dit was dus een daad van liefderijk mededoogen met de ellende van verwaarloosde kinderen. Nu moet gij vooral niet denken, dat al de menschen uit de buurt van de speldenfabriek met dit liefdewerk blijde waren. O neen! Robert Raikes werd dikwijls door velen bespot en gesmaad. Als hij daar weer aankwam met eenige kinderen, die hij van de straat verzameld had, en ze heenbracht naar de woning dier vrouwen, werd hij vaak uitgelachen. Allerlei scheldwoorden riep men hem na. Maar daar gaf hij niet om, want hij dachr, die arme menschen zijn niet wijzer. Ofschoon hij, inplaats van dankbare waardeering van zijn werk, meestal niets dan miskenning en verachting ondervond, hij ging er toch ijverig mee door. En wat denkt ge nu dat hij met die kinderen deed? Hij las ze een gedeelte voor uit den Bijbel en sprak daarover met hen; ook vertelde hij hun eeus een treffende geschiedenis, en leerde ze eenige Christelijke liederen zingen. Werd Raikes om dit alles door de menschen bespot; de Heere zag er met welgevallen op neer, en heeft zijn werk op verrassende wijze met grooten zegen gekroond. Hoe klein en onaanzienlijk ook begonnen, breidde de Zondagschool al spoedig krachtig zich uit. Het kleine plantje groeide zöö sterk, dat het nog tijdens het leven van Robert Raikes een groote boom werd. Ook kreeg hij weldra ondersteuning en aanmoediging van vele weldenkende ouders. Eenige jaren later verrees in die armelijke buurt een groot gebouw, dat in den gevel, boven de deur, tot opschrift had: „De Zondagschool." Niet alleen in Engeland, maar over de geheele Christelijke wereld verbreidde de Zondagschool zich zeer snel. In de maand Juni van het jaar 18S0, is te Londen het honderdjarig bestaan van de Zondagschool gevierd. Tot dat feest werden afgevaardigden uit alle landen en werelddeelen genoodigd. Op een der feestdagen heeft men in Londen een standbeeld opgericht van Robert Raikes, den stichter der Zondagschool. Werd hij in het eerst bespot en veracht, nu wordt door millioenen zijn naam met dankbaarheid genoemd, voor wat de Heere hem in 't hart gaf, toen hij het werk der liefde aan die verwaarloosde kinderen begon. Ge bemerkt dus, dat de Zondagschool niet in ons land, maar in Engeland is ontstaan, en dat zij spoedig van daar over de heele wereld zich een weg heeft gebaand. Nu zult go zeker gaarne ook wel eens willen weten, hoe, en door wien de Zondagschool in Nederland is gekomen. Ook dit zullen wij u vertellen. In de schoone stad 's Gravenhage woonde voor jaren een heer, die een kleinen jongen van negen of tien jaar in zijn dienst had, om eiken morgen boodschappen voor hem te doen. Alleen op Zondag niet, immers dan mogen wij niet koopen en verkoopen. De heer Capadose — zoo heette hij — was een vroom man. Hij was een Israëliet, die den Heere Jezus als zijn Zaligmaker gezocht en gevonden had. En wijl het zijn hartelijke begeerte was in gehoorzaamheid aan Gods geboden te wandelen, (dit is een eigenschap van alle vrome menschen) liet hij den knaap op den dag des Heeren ook geen boodschappen doen. Toen deze op zekeren Maandagmorgen weerkwam, vroeg zijn heer aan hem, wat hij des Zondags deed. „Ik ga nu en dan eens naar de kerk mijnheer," was zijn antwoord. „Zijt ge gisteren ook naar de kerk geweest?" „Jawel mijnheer." „En weet ge nog over welken tekst de leeraar gepreekt heeft?" Deze vraag bracht het jongske in verlegenheid want daarvan wist hij niets meer af." „Wat doet ge nog meer op Zondag?" vroeg de heer Capadose vervolgens. „Als 'tmooi weer is ga ik eens wandelen, mijnheer." „Maar ge kunt toch den heelen dag niet wandelen mijn jongen; wat doet gij dan nog meer?" Terwijl de heer Gapadose hem nu met heldere oogen aanzag, kwam een blos van schaamte op de wangen van den knaap, want hij bracht ook een goed deel van den dag slapende door. Toen hij dit eenigszins verlegen gezegd had, antwoordde zijn vriendelijke meester: „Maar lieve jongen, ge weet toch wel, wat er in den Bijbel staat?" De Heere zegt immers in het vierde gebod: „Gedenkt den Sabbatdag, dat ge dien heiligt." En meent ge nu, dat gij den dag des Heeren heiligt, als gij dien zoo doorbrengt? Laten wij samen eens zien, of dit niet anders kan worden. Als gij wilt, moogt ge den volgenden Zondag om èèn uur bij mij komen. Dan zullen wij met elkaar een poosje in den Bijbel lezen, en zal ik u wat vertellen. Wilt ge dat wel?" „O, heel gaarne, als 't u blieft mijnheer," antwoordde de knaap, terwijl zijn oogen fonkelden van blijde hoop. Den volgenden Zondag stond de knaap precies om een uur, vol verlangen voor de deur. Hij had zijn beste kleeren aan, en hoopte veel schoons te hooren vertellen. Toen hij binnengelaten was, mocht hij in de kamer komen. Daar zat hij deftig en wel aan de tafel, vlak tegenover zijn meester! Nadat zij te zamen gebeden hadden, vertelde de heer Capadose hem van den Heere Jezus, die op aarde is gekomen om zondaren zalig te maken. En de knaap luisterde met aandacht. Blijde en opgetogen ging hij, toen het uur om was, naar huis. Dat was nu de eerste Zondagschool in ons land. Ge denkt misschien: Die was ook niet groot. Èèn onderwijzer en maar èèn leerling!" 't Is ook zoo. Het begin was in ons land nog geringer dan in Engeland. Maar ook onder ons werd dit kleine plantje spoedig groot. Acht dagen later bracht de knaap zijn zusje mee, en den derden Zondag kwam hij met nog vier speelkameraadjes. Ook schelde er toen om èèn uur bij den heer Capadose een moeder aan, met hare kinderen rondom zich. om te vragen, of zij ook op de Zondagschool mochten komen. En ze werden allen met blijdschap toegelaten. Zoodoende waren daar, in minder dan zes weken, al tusschen de dertig en veertig kinderen bijeen. Dit is gebeurd in het jaar 1886. Reken eens vlug uit, hoelang dit al geleden is. Dat goede voorbeeld vond weldra allerwege navolging. En de Zondagschool, die in de schoone residentiestad gesticht is, ging van stad tot stad en van dorp tot dorp, heel het land door. Zelfs in de afgelegen hutjes van de Drentsche heide wordt zij nu gehouden. Er zijn tegenwoordig alleen in ons land meer dan 200u Zondagscholen, waarop ruim twee honderd-duizend kinderen onderwezen worden. Als de heer Capadose, die toen met èèn kind begon, dat eens kon zien, wat zou hij blijde zijn! En als ook Robert Raikes, eens kon zien, hoe de Zondagschool, onder den zegen Gods, uit de achterbuurt van Gloucester, over heel Engeland verbreid is, en, van Engeland uit, door heel Europa, Amerika, Azië tot in Australië toe, hij zou zich diep verwonderen, en misschien verzoeken, zijn standbeeld weg te doen, om er een ander gedenkteeken voor in de plaats te stellen, dat met gouden letters het opschrift bevatte: „God alleen de eere!" Als gij nu naar de Zondagschool gaat, moet gij er eens aan denken, dat met u allerwege een groote schare van kin- deren samenkomt om uit Gods Woord te worden onderwezen. Is dat niet een heerlijke gedachte? Op het eeuwfeest der Zondagschool, den 28en Juni, 1880 te Londen gehouden, is een groote lijst opgemaakt van al de Zondagscholen, de onderwijzers en de leerlingen. En hoe groot denkt ge dat het getal Zondagschoolleerlingen wel was ? Ik zal het u maar zeggen, want ge raadt het toch niet licht. Bijna 13 millioen! Wat een schare zou het wezen, als gij ze eens allen bij elkaar kondet zien! Lezer, weet ge' uit de gelijkenissen van den Heere Jezus er ook eene te noemen, die het kleine begin en de groote, krachtige uitbreiding der Zondagschool op treffende wijze uitdrukt ? Beproef eens, of gij die vinden kunt. En vraag het anders maar eens aan uwe ouders. HOOFDSTUK II. Wat op de Zondagschool geschiedt. weten nu hoe de Zondagschool is ontstaan, ij is er gekomen tengevolge van zeer treurige toestanden. Voor eenigen tijd stond in een der Amerikaansche nieuwsbladen een droevige geschiedenis. Een vader nam op zekeren dag zijn zoontje mede naar het land. 't Was een warme dag. Weldra zetten zij zich neer in het gras, onder een prachtigen, schaduwrijken boom. Maar de vroolijke knaap kon het daar niet heel lang uithouden. Hij wilde veel liever bloempjes plukken, om die tot een ruikertje saam te binden, en dan straks zijn lieve moeder daarmede blijde te maken. Evenals een fladderende vlinder huppelde hij zingende in het rond. En gedurig kwam hij tot zijn vader terug, roepende :„Kijk eens va, hoe mooi! Wat heb ik een pret!" Het duurde echter niet lang of de vader viel in slaap En dus kon hij geen oog houden op het dartele knaapje, dat door allerlei schoone bloemen verlokt werd om verder, altijd verder te gaan. Na een poos gedommeld te hebben, werd hij verschrikt wakker. Zijn eerste gedachte was natuurlijk: „Waar is mijn kind?" Hij stond op, zag overal in het rond, maar bemerkte het nergens. Uit alle macht riep hij het jongske bij den naam, maar hij hoorde niets dan de heldere klinkende echo van zijn eigen stem. Angstig liep hij verder door bange vrees gedreven, tot hij kwam aan een vreeselijke diepte. De schrik slaat hem om 't hart! Want wat zag hij ? Daar lag het misvormde lijkje van zijn kind, dat, terwijl het bloempjes plukte, zich te ver gewaagd had en in de diepte neergestort was. In vertwijfeling stond daar de vader, 't Was of hij in de doodelijke stilte al maar stemmen hoorde, die hem verweten: „Gij zijt de moordenaar van uw eigen kind! Hadt gij niet geslapen, dan ware het niet in de diepte omgekomen!" Deze geschiedenis is een duidelijk beeld der droeve oorzaak van het ontstaan der Zondagschool. Zij was geen andere dan de treurige nalatigheid van vele ouders in de opvoeding hunner kinderen. Men gaf ze geheel aan ' zichzelven over. Slechts op eigen vermaak en genot bedacht, liet men de ze jammerlijk vervvaarloozen. De Zondagschool is een ernstige aanklacht tegen de ouders, die rustig in zoeten zondeslaap neerliggen, terwijl hunne kinderen argeloos spelen aan den rand van een vreese lijken afgrond. Wat die ouders. verzuimen, zoekt de Zondagschool zooveel mogelijk te herstellen. Zij is als een medelijdende en vriendelijke gestalte, die verwaarloosde kinderen opzoekt en van den rand des afgronds terugbrengt tot een betere en veiliger plaats. Met een enkel woord is hiermede de beteekenis en het doel der Zondagschool genoemd. Maar wij willen daarover toch nog iets meer zeggen. De naam Zondagschool bestaat uit twee woorden: Zondag en school. Deze twee woorden bij elkaar gevoegd, zeggen u, dat het een school is, die des Zondags gehouden wordt. Maar het woordje „school" zou ons wel eens in de war kunnen brengen. Als u gevraagd wordt: „Gaat ge naar school?" dan weet elk kind wel, wat met die vraag bedoeld wordt. Ge denkt dan niet aan de Zondagschool. maar aan de school, waar ge eiken dag heengaat. Ofschoon beide nu „school" genoemd worden, toch is de Zondagschool heel iets anders dan de dagschool, evenals er ook een groot verschil is tusschen den Zondag en de andere dagen der week. Op de dagelijksclie school worden de kinderen onderwezen in de dingen, welke de ouders, vaak met den besten wil hun niet kunnen leeren. Immers als uw vader heel den dag op zijn werk is, kan hij niet in huis zijn om u te onderwijzen. Wij kunnen niet op twee plaatsen tegelijk verkeeren en ook niet twee dingen tegelijk verrichten. Welnu, datgene, waartoe uw ouders geen gelegenheid hebben, doet meester eiken dag op school. Op de school, wij bedoelen hier de Christelijke school, gaan dus hoog bevoorrechte kinderen, die liefhebbende ouders bezitten ; ouders, die met teedere zorg over hunne kinderen waken, evenals een tuinman over zijn schoonste bloemen. Op de Zondagschool daarentegen behooren ongelukkige kinderen, die, door de nalatigheid hunner ouders, zonder Christelijke opvoeding en zonder Christelijk onderwijs opgroeien. De Christelijke school heet ook school met den Bijbel. Weet ge wel waarom? De Bijbel is op de school als de lamp 's avonds in de huiskamer. Die lamp werpt haar vriendelijk schijnsel door heel het vertrek; bij haar licht zit vader in den Bijbel te lezen, moeder te breien of te naaien, en de knaap zijn huiswerk voor school te maken. Alles bij het licht van die èène lamp. Zoo wordt nu den kindereu op de school in alle nuttige kundigheden onderwijs gegeven, bij het licht en naar den eisjh van Gods Woord. De Christelijke school bedoelt de kinderen op te leiden tot de vreeze Gods opdat zij, nu reeds in huis en op den weg, en later ook op hun werk, als timmerman, metselaar, of wat ook, zich zouden gedragen zooals dat Gode tot eer en anderen tot stichting kan zijn. Op de Zondagschool echter wordt alleen onderwijs gegeven uit den Bijbel. Deze heeft bepaald een godsdienstig doel. Zij wijst den verdoolden kinderen den weg naar den hemel, en spreekt vooral over het Eéne Noodige voor het hart, en niet zoo zeer over de vele nuttige dingen voor het leven. Op een Zondagschool, hier ver vandaan, zeide de onderwijzer eens: „Kinderen, gij moogt op de beurt allen hier bij mij komen; en dan moet gij op dit bord eens iets schrijven, dat gij heel gaarne zoudt hebben." Dit voorstel was allen zeer welkom, dat begrijpt ge. Daar kwam er een, en hij schreef op het bord: „Mooie prentenboeken;" een ander: „Een groote lei;" een derde: „Een prachtige kleurdoos." En zoo stonden er spoedig vele dingen op het bord. Maar eindelijk kwam er een aardig meisje. Zij nam ook het stukje krijt in de hand, en met kleine lettertjes schreef zij — ja, raad eens wat — ? — „Een nieuw hart!" O, hoe werd de onderwijzer door dat lieve kind verrast! Hij gaf het blijde de hand en sprak, terwijl zijn oogen van vreugde straalden; „Gij wenscht het beste van alles Maria! Bid maar dagelijks den Heere Jezus, Hij zal het zeker u geven." Dit meisje, lezer, toonde zeer duidelijk te weten, wat eigenlijk het doel van het onderwijs op de Zondagschool is. Ik hoop, dat ook gij dit zoo goed begrijpen zult, en dat een nieuw hart te ontvangen ook uw grootste begeerte moge zijn of worden. Laten wij nu in de verbeelding eens even een Zondagschool binnen gaan; dan kunnen wij eens zien, wat daar zoo al gebeurt. Als de kinderen allen ordelijk en bedaard (zoo behoort het tenminste) plaats hebben genomen, treedt de onderwijzer voor den lessenaar. Het geschuifel en gepraat houdt nu op, en de leerlingen zien naar den onderwijzer heen, wachtende op wat hij zal zeggen. „Kinderen", zoo spreekt hij, laten wij het Psalmversje, dat gij allen zeker goed van buiten geleerd hebt, en straks opzeggen zult, eens samen dingen." Na het gezang vraagt hij met de kinderen een zegen over het onderwijs, dat hun zal worden gegeven. En als zij hun tekst en versje hebben opgezegd, gaat de onderwijzer een geschiedenis uit den Bijbel vertellen. Wat is dat prettig! Weldra is het tijd om naar huis te gaan. Na gezongen en gedankt te hebben, werpt ieder kind een kleine gave in liet busje, en in groepjes van drie of vier gaan ze behoorlijk, zonder drukte en rumoer te maken, naar huis. Misschien denkt ge wel bij uzelven: „Nu, zoo stil en ordelijk gaat het op onze Zondagschool niet toe! Daar is nog al eens wat leven en drukte, zoodat de onderwijzer soms wel drie- viermaal „stilte" roepen moet. Ook moet hij midden in het vertellen wel eens ophouden, omdat er zijn die niet luisteren, maar met elkaar zitten te praten." Dat is treurig. Maar kleine lezer, èèn vraagje: doet gij zelf dat ook? Dan verstoort ge mede de orde; ge doet verdriet aan uw onderwijzer, en ge zondigt tegen den Heere. Dat wij straks een Zondagschool op het oog hadden, waar alles uitnemend goed gaat, is waar. Wanneer gij iets kiezen moogt, neemt ge, tenminste als het u vrij staat, zeker toch het beste? Zoo deden wij ook, als wij u een Zondagschool schetsten. Wij hebben nu gezien wat daar gebeurt. Laten wij er nog eens een poosje bij stilstaan. De Zondagschool wordt telkens met gebed geopend en met dankzegging gesloten. Dit is van zeer groote beteekenis. Het herinnert u telkens, dat de Heere de fontein aller zegeningen is, zonder vvien wij niets goeds bezitten ; en wien wij dankbaarheid verschuldigd zijn voor alles wat Hij ons schenkt. Het gebed moet bij alle dingen voorop staan. Alleen wat biddend begonnen wordt, begint goed, en zal in dankzegging eindigen. Ann den straatweg nabij hot dorp S staat een klein huisje, waarin de weduwe B. woont met hare vijf kinderen, 't Is juist etenstijd. Rondom do oude, groengeverfde tafel zit het vijltal met hongerige magen ann, begeerig kijkend naar den schotel, die daar te midden van eenige borden staat. Al kronkelen wolkon van dainp daaruit zich omhoog, deze verhinderen echter niet te zien, dat er niet al te veel in den schotel is. De moeder deelde inet liefderijke zorg rond, en schepte zoolang uit den schotel — totdat hij leeg was. „Ik heb grooten honger" zei Piet, een jongen van negen jaar; en terwijl hij een donkeren blik in zijn bord wierp, sprak hij eenigszins ontevreden: „Daar heb ik niet genoeg aan!" „Dat weet ge nu nog niet," autwoorde Jan, zijn broertje. „Bid maar eerst." „En wat dan?" sprak Piet knorrig, „wordt het dan meer?" „Neen, maar dan zult ge er toch genoeg aan kunnen hebben, want op het gebed wil de Heere het zegenen." Piet keek hem aan met een blik, alsof hij zeggen wilde: „Hoe zal dat?" „Ja, ja," zoo ging Jan voort, „het staat in den Bijbel. En meester heeft van morgen verteld, hoe de Heere Jezus met een paar brooden en eenige visschen vijfduizend uicnschen gespijzigd heeft." Ik hoop mijn lezer, dat gij de groote beteekenis van het gebed zult leeren verstaan, evenals Jan die verstond. Zonder den zegen Gods zal niets ons ten goede gedijen. Daarom moeten wij, bij al wat wij doen, bidden. Het gebed behoort altijd het eerste te zijn. En de Bijbel zegt: „Een iegelijk, die bidt, die ontvangt." Dit is de eerste, groote les, welke op de Zondagschool u geleerd wordt. Onthoud haar goed, en betracht haar ernstig. Het is een les voor heel uw leven. In de tweede plaats leert ge op de Zondagschool Psalmversjes en andere Christelijke liederen zingen. Als eenige vogeltjes in een boom zitten, kunt ge ze van verre al hooren tjilpen en zingen. Vroolijk en lustig prijzen ze hun Schepper, ieder op zijne wijze. Welnu, evenmin als gij de vogelen u denken kunt zonder hun liefelijk gekweel, evenmin laat zich een Zondagschool denken zonder lied. Hoe treffend schoon is het door een kinderschaar den lof des Heeren te hooren bezingen, als al die helder klinkende stemmen zich vereenigen in het schoone lied, dat allen wel van buiten kennen: „Wie heeft lust den Heer te vreezen, 't Allerhoogst en eeuwig goed." Ais zulk een gen, en me- loflied ten hemel st\jgt, houden de engelen hunne harpen er voor stil, om met blijdschap dat kinderlijk gezang te beluisteren. Ja, de Heere hoort gaarne naar kinderen, die Zijn lof bezin nigmaal gaf Hij er een bijzonderen zegen op. In het dorp N.woondeeen wagenmaker. Een zeer goddeloos man. Als hij zijn werk gedaan had, zat hij 's avonds op de bank voor zijn huis, of op den dijk, en dikwijls hoordet ge hem van verre ruwe taal en lasterlijke woorden uitslaan. Eens op een Zaterdagmiddag, terwijl hij druk aan den arbeid was, speelde er een meisje bij de wagenmakerii. Met heldere stem zong zij het schoone versje: „Er ruischt langs de wolken een liefelijke naam." De wagenmaker hoe ruw en ongevoelig hij anders ook was, scheen er eenigszins door getroffen. Hij stond met zijn gereedschap in de hand voor liet geopende raam te luisteren, en de glimlach op zijn gelaat bewees, dat hij met genoegen er naar hoorde. Die kleine zangeres is het middel geworden tot 's mans bekeering. De vraag: „Kent gij, kent gij dien naam nog niet?" bleef hem steeds bij. Altijd weer hoorde hij haar met nadruk en ernst als tot hein gericht. En de Heere zegende het. Hij leerde zichzelven kennen in zijn zonde en schuld, en den Heiland in zijn onnaspeurlijk rijke genade. Van toen af was de wagenmaker van 't dorp een heel ander man, die in oprechtheid des harten den Heere leerde vreezen en dienen. Moge dit treffende feit u opwekken de versjes voor de Zondagschool goed te leeren, en steeds ook mee te zingen. Vooral de Psalmen. Dat zal later u tot grooten zegen zijn. Het Christelijk gezang geeft vroolijkheid aan het hart, brengt Gode lof en eere toe, en jaagt den satan op de vlucht. Als de Zondagschool uitgaat, komt een der onderwijzers steeds met een busje rond en dan werpt ieder kind daar wat in. Ge weet wel waarom dit gebeurt? Gij krijgt immers elk een kalender en bovendien, als gij goed leert, van die prachtige belooningskaartjes? Welnu deze ontvangen uwe onderwijzers ook niet zoo maar voor niets. Neen, die kosten geld. Daarom nu is er op de Zondagschool een busje; en het geld uit dat busje wordt gebruikt om alles wat voor het onderwijs noodig is te koopen. Vergeet daarom nooit een cent mee te brengen. Ge herinnert u wel wat de Heere Jezus gezegd heeft van die arme weduwe, die een penningske in de schatkist wierp? Evenals die arme vrouw door haar penning bewees, hoe lief zij den Heere had, zoo moeten ook de kinderen als zij èèn of meer centen in de Zondagschoolbus doen, daarmede betoonen, dat zij de Zondagschool liefhebben, en blijde en dankbaar zijn, dat ze daar komen mogen. Denkt gij daar wel eens aan als de onderwijzer met het busje bij u komt? Ofschoon wij reeds het een en ander van wat op de Zondagschool geschiedt, hebben genoemd, de groote hoofdzaak bespraken wij toch nog niet. En deze is, dat de kinderen daar uit den Bijbel worden onderwezen. Dit is het voornaamste van alles. Ge weet wel, dat er vele boeten zijn. Misschien zijt ge wel eens op meesters studeerkamer geweest. Hebt gij toen die groote boekenkast wel gezien tegen den wand? Wat een boeken! In breede rijen staan ze daar naast elkaar, kleine en groote. Ofschoon er du ontelbaar vele boeken zijn, er is toch maar èèn boek zooals de Bijbel. Deze wordt dan ook genoemd : het Boek der boeken. De Bijbel is het Woord van God. Hij is het oudste, beste en gewichtigste boek, 'twelk u wijs maken - kan tot zaligheid. Uit den Bijbel nu worden de kmderen op de Zondagschool onderwezen. Want hij is een boek niet alleen voor groote menschen. maar ook voor kinderen. Timotheus had immers van kindsaf de Heilige schriften geweten ? Als uw vader en moeder eens op reis gaan, koopen ze een spoorboekje waarin aangetee- kend staat, wanneer de trein vertrekt, waar hij naar toe gaat, welk uur hij aankomt, enz. Welnu, zulk een reisgids is de Bijbel. Een onbedriegelijke gids voor de groote levensreis, van de wieg naar het graf. Wien dat heilig Woord Gods tot een lamp is voor zijn voet, heeft een helder- schijnend licht op zijn pad. Hij zal niet dwa'en. Maar wie zonder den Bijbel leeft, is als de reiziger, die zonder gids het gevaarlijke bergpad opgaat. Hij wandelt aan den rand van vele diepe afgronden, waarin hij reddeloos neerstorten en jammerlijk omkomen zal. Dit nu is het voornaamste, 't welk op de Zondagschool u geleerd wordt n.1. dat de Bijbel het Woord van God is, en dat wij, alles wat wij doen, behooren te verrichten, zooals de Heilige Sclirifc het van ons eischt. Want de Bijbel wijst ons niet alleen aan, hoe wij zalig kunnen worden, neen, nog veel meer dan dit. Gods Woord leert u, hoe gij als kind jegens uw ouders; hoe ge op de school jegens uw onderwijzers; hoe gij tehuis jegens uwe broertjes en zusjes u moet gedragen. Als gij met uw vader eens mede moogt naar een groote stad, zijt ge zeker wel blijde. Maar indien gij dan elke straat en iedere tteeg doorloopen, en in die straat bij elk huis stilstaan zoudt, kwaamt ge zeker aan geen eind. Neen, gij doorwandelt dan de voornaamste straten, gij bewondert de groote, prachtige winkels, en als gij weer thuiskomt, hebt gij daarover o, zooveel aan uwe kameraadjes te vertellen. Zoo is het nu ook met den Bijbel. Uw onderwijzer op de Zondagschool spreekt tot u over de groote en meest gewichtige geschiedenissen uit Gods Woord. En weet ge wel welke die zijn? De groote hoofdgedachte des Bijbels is, dat de Heere Jezus op aarde is gekomen om zondaren zalig te maken. Dit is het levende zaadkorreltje, waaruit heel 'de srroote, schaduwrijke boom der schrift met al zijn sappige vruchten, is gegroeid. Onlangs zag ik een jongen op een breed water alleen in eeu schuitje varen. Hij scheen in het eerst een heele schipper, maar spoedig bleek dit anders. De roeispanen waren hem te groot en te zwaar, zoodat hij ze beide niet gelijk gebruiken kon. Daarom ging hij recht staan in de schuit en stak deze rnet èèn riem voort. Maar zie, daar verliest hij zijn evenwicht. De boot kantelt ... en plomp . . . hij valt in het water! „Daar ligt een jongen in 't water! Een jongen in het er toe op, met al onze schuld en zonde tot den Heere Jezus te vluchten, en deze oprecht voor Hem te belijden, biddende, of hij ze ons uit genade vergeven moge. Zie, dat is het geloof in den Heere Jezus. Wie zoo tot Hem de toevlucht nemen, zal Hij vriendelijk ontvangen. „Die tot Mij komt", zoo heeft de Heiland zelf gezegd, „zal ik geenszins uitwerpen." Daar was eens een klein meisje, Anna geheeten. Zij was een gehoorzaam en vlijtig kind. Haar grootste genot was, heur moeder eens in het een of ander te helpen. Eens toen zij bezig was eenige kopjes af te wasschen, had ze een groot ongeluk. Daar gleed er een uit hare handen, en het viel natuurlijk in vele stukken op den grond! Bedroefd en verlegen stond ze nu te kijken. Zij nam eenige stukjes op, en beproefde ze in elkaar te passen. Maar er was geen denken aan, dat zij het gebroken kopje op deze wijze weer heel krijgen kon. „Wat moet ik toch doen!" zuchtte zij'in zichzelve. Er was eigenlijk maar èèn zaak, die haar te doen stond, n.1. het openhartig aan iroeder te zeggen en vergeving te vragen voor hare onvoorzichtigheid. water!!" riep een vrouw, die het van den kant gezien had. Vlug was daar een goedwillige, sterke man; hij werpt zijn jas uit en springt onmiddelijk in do gracht. Zoo hard hij kon zwom hij op den drenkeling aan, greep hem met krachtigen arm en bracht hem weer veilig aan de wal. Toen ik dit zag lezer, was ik geheel verschrikt. Want zoolang die arme jongen daar worstelde met de golven, scheen het niet anders, of hij zou verdrinken. Maar toen de sterke liuud van den vriendelijken redder hem aangegrepen had, viel alle vrees weg. Spoedig was hij weer op het droge. Deze gebeurtenis desd mij onwillekeurig aan den Heere Jezus denken, die in onuitsprekelijke zondaarsliefde den hemel verliet en op deze zondige aarde kwam om ons, die van God afgevallen zijn en zwaar en dikwijls tegen den Heere overtreden hebben, te redden van een wissen dood. Als de Fleere Jezus niet gekomen ware om te zoeken en zalig te maken, dat verloren was, had niemand behouden kunnen worden. Maar nu Jezus in Bethlehem als een kindeke geboren werd, en kwam om aan hot kruis van Golgotha de ontzettende straf te dragen, die wij door onze zonden bij God verdiend hebben, nu is er redding en behoudenis. Doch ofschoon dit al zeer veel is, 't is nog niet genoeg. Op de Zondagschool wordt u niet alleen geleerd, dat Jezus de eenige Zaligmaker is, maar ook hoe Hij uw Zaligmaker kan en wil worden. En daar komt het bovenalles op aan. Hoe dit kan, weet gij zeker wel. Immers alleen door het geloof en het gebed. Dat leert ons de Bijbel schier op elke bladzijde: „Geloof in den Heere Jezus Christus, en gij zult zalig worden." Als uwe ouders u iets zeggen, zult ge er niet aan twijfelen, of wat zij u zeggen is volkomen waar. Te denken, dit uw vader en moeder u misleiden zouden, is groote zonde. Daartoe hebben ze u veel te lief. Welnu, de Heere zegt in den Bijbel, dat wij veleengroote zonden dagelijks tegen hem bedreven, en dat wij daarvoor zwaar gestraft moeten worden. Maar God heeft in liefde en medelijden zijn eeniggeboren Zoon gegeven om voor zondaren te lijden en te sterven. En nu wekt de Bijbel ons Maar dat durfde ze niet. Want zij was bang dat haar moeder erg boos zou zijn. Daar viel haar, zoo meende zij tenminste, een goede gedachte in. Ze zou al de stukken zorgvuldig bijeenrapen, en ze dan in een verborgen hoekje wegstoppen. Merkt ge wel, dat dit niet zulk een goede gedachte was, want daardoor werd de zaak immers niets beter? Toch deed zij het. Ze had er evenwel geen rust bij. Den volgenden morgen ging zij al vroeg naar het verborgen plekje, haalde de stukken te voorschijn, en bracht ze tot haar moeder, terwijl zij, met hartelijk leedgevoel, meedeelde wat er gebeurd was. En zie, haar moeder was niet boos. Vriendelijk sprak zij: „Het spijt me wel Anna, dat gij het kopje gebroken hebt, maar ik ben blijde, dat gij het mij eerlijk komt vertellen. Ik wil het u gaarne vergeven, doch wees op een ander tijd voorzichtiger." Zoo lezer, wil de Heere Jezus nu ook, dat gij al uwe zonden met hartelijk leedwezen voor Hem belijden zult, dan zal Hij ze alle uit genade u vergeven, en wil Hij ook uw zaligmaker zijn. Al de vele en treffende gebeurtenissen, die op de Zondagschool u uit den Bijbel verteld worden, hebben inzonderheid ten doel u te waarschuwen tegen de zonde, en ernstig u op te wekken, dat gij toch vroeg u tot God bekeeren moogt, om in zijn dienst alleen uw leven te besteden. Wees toch bang voor de zonde, voor alle zonde. Zij belooft u wel veel schoons, maar zij maakt u diep ongelukkig. Kleine Frits wandelde eens in den tuin zijns vaders. Daar zag hij een prachtige roos! Zou ik die niet plukken mogen? dacht hij. „Ja, doe het maar! Dat mag wel!!" fluisterde er een inwendige, verleidende stem. Maar een andere stem sprak: „Neen Frits, dat moogt ge niet doen. Ge weet toch wel, dat uw vader het verboden heeft!" Er kwamen dus twee stemmen tot Frits, toen hij daar voor die rozenstruik stond. De bedriegelijke stem van den satan, en de waarschuwende stem van zijn geweten. En helaas, de knaap luisterde naar den verleider. Hij plukte de roos af, bezag haar schoone kleuren. Hij hield haar dicht bij den neus . . . Maar op eens gaf hij een gil: „Ai . . . o!" Meteen liet hij de roos uit de hand vallen, zoodat zij voor een goea aeei ontDiaaera m net zana iag. vvai was net gevai denkt ge? Daar zat, heel binnen in, tusschen de bladeren, een bij; en die had met haar giftigen angel hem geraakt. Ge weet zeker ook wel hoeveel pijn dat veroorzaakt. Zoo is het nu lezer, met al de genoegens der zonde en der wereld. Wees daarom gewaarschuwd! De zonde geeft een klein poosie genot, maar een lange en bange smart. Herinnert ge u niet, dat uw onderwijzer op de Zondagschool dikwijls over deze dingen tot u gesproken heeft ? Dan weet ge ook, dat hij steeds met bijzonderen nadruk nog iets daarbij voegde, n 1. dat ge u toch vroeg tot den Heere zoudt bekeeren. Er zijn geen gelukkiger kinderen, dan die vroeg bekeerd worden. Hoe langer ge dit uitstelt, hoe moeilijker het wordt. Jonge boompjes kunnen veel gemakkelijker verplant worden dan groote, oude boornen. Vergeet dat toch niet. Nadat wij nu aandachtig beschouwd hebben, wat er op de Zondagschool gebeurt, zouden wij dan niet mogen zeggen, dat de Zondagschool voor kinderen is wat de kerk is voor groote menschen? Daar zijn er tegenwoordig velen, die dat meenen. Maar deze meening is geheel verkeerd. De Zondagschool is evenmin een kinderkerk als een appelboom een pereboom is. Zij is een school en geen kerk. En omdat zij heel iets anders is dan de kerk, mag men nooit zeggen, dat, als gij trouw de Zondagschool bezoekt, gij niet ter kerk behoeft te gaan. Integendeel een kind, dat gaarne van den Heere Jezus hoort spreken, zal ook niet licht thuis blijven uit de kerk. Doch dit is volstrekt niet het eenige wat daar geschiedt. De samenkomsten in de kerk zijn vergaderingen der gemeente, waarin de Naam des Heeren openlijk beleden en lof en eere toegebracht wordt. Tot die gemeente behooren niet alleen de ouders, ook de kinderen. Immers ze werden, toen ze nog heel klein waren, gedoopt. Ze zijn het zaad der kerk. Wanneer de Heere onder Israël zijn volk opriep om vooi" zijn aangezicht te verschijnen, dan moesten niet alleen de groote menschen komen, maar ook de kinderen, tot zelfs de zuigelingen toe. Als uwe ouders eens een portret van hun huisgezin wilden maken, om dat aan goede kennissen te geven, zouden ze dan de kleinere broertjes en zusjes daar van weglaten? Immers neen! Dan was het huisgezin er niet geheel. Welnu, zoo is ook een vergadering der gemeente op den Zondag niet voltallig als er geen kinderen zijn. Ik hoop, dat gij trouw ter kerk zult gaan, en dat ge daar, aan de zijde van uwe ouders, eerbiedig stilzitten en aandachtig luisteren zult. En als gij eens kinderen ontmoet, die meenen, dat ze niet ter kerk behooren te komen, wijl ze naar de Zondagschool gaan, volg dat verkeerde voorbeeld niet na. De Zondagschool mag u niet van de kerk aftrekken, maar moet als een poort zijn, die de kinderen tot de kerk en tot de catechisatie leidt. Vergeet het dus niet: op Zondag moeten wij naar de kerk. Dat is een uitdrukkelijk bevel Gods. Wie dit gebod des Heeren van zijn jeugd aan trouw en ernstig opvolgt, zal daardoor een zegen ontvangen voor heel zijn leven. HOOFDSTUK III. Hoe de Zondagschool tot een rijken zegen is geworden. nlangs wandelde ik eens in een prachtigen tuin. Het was in den zomer: alles had dus ziin schoon¬ ste feestkleed aan. Nadat wij vele rozenstruiken en allerlei liefelijk geurende bloemen bewonderd hadden, kwamen wij bij een ouden boom, die zijn takken hoog in de lucht verhief en naar alle zijden heen wijd uitstrekte. De geschiedenis van dezen boom was zeer treffend. Grootvader, zoo werd mij gezegd, had daar als knaap een zaadkorreltje in den grond gelegd, en dat korreltje was ontkiemd. Een klein stekje verhief zich zwak en teer boven den grond; dat stekje werd al dikker; twijgjes groeiden er uit op, en aan die twijgjes vele frisch groene bladeren. Na verloop van vele jaren was dat kleine stekje een groote boom geworden, een sieraad van den tuin. Rondom den dikken stam was, in een cirkel, een gemakkelijke tuinbank aangebracht met twee tafeltjes, aan iedere zijde van den boom één. In dat groote prieel bracht de familie menig genoegelijk avondje door. Yaak werd dan ook gesproken over grootvader, die den boom geplant had, en nu reeds lang gestorven was. Toen wij onder dat groene looverdak een poosje rustig neerzaten, duurde het niet lang of een menigte vogeltjes kwamen tusschen de takken, die zoo lustig kweelden en tjilpten, dat wij ons gesprek staakten om eens aandachtig naar die kleine gevederde zangers te luisteren. Met de geschiedenis van dien boom kunt ge nu ook de geschiedenis der Zondagschool vergelijken. Ook de Zondagschool is een breedgetakte boom geworden, die vele kostelijke vrucht heeft gedragen. Allereerst voor de leerlingen zelf. Door de Zondagschool zijn vele kinderen, die geen onderscheid kenden tusschen Zondag en weekdag, onderwezen in wat de Heere van ons eischt in Zijn Woord. Daar leerden ze den dag des Heeren heilig achten. Daar leerden ze den Bijbel kennen en gebruiken. Ook kregen ze er menig nuttig boekje, dat in hen den lust tot lezen en tot onderzoek opwekte. Al deze dingen zijn als zaadkorrels, die gestrooid zijn, en die, al is er nu bij velen nog niets van te bespeuren, later misschien rijke vruchten kunnen dragen. Er zijn echter vele treffende voorbeelden van, dat de Zondagschool reeds in den kinderlijken leeftijd vruchten des geloofs en der bekeéring hee.'t voortgebracht. Door de Zon dagschool heeft menig kind ernstig tot den Heere leeren bidden en vroeg den Heere Jezus lief gekregen. Onder do schare van kleinen en grooten, die de Apostel Joh-annes zag, staande voor den troon in den hemel, zijn ongetwijfeld o.;k vele Zondagschoolleerlingen, aan wier jeugdig hart het onderwijs door den Geest Gods geheiligd werd. Ge hebt zeker ook wel eens hooren vertellen van kinderen, die biddende tot den Heere Jezus gestorven zijn, wijl ze van hirte ge loofden in wat de onderwijzer op de Zondagschool van den Heiland verteld had? Niet alleen voor de kinderen, ook voor vele huisgezinnen is de Zondagschool tot rijken zegen geworden. Door haar is Gods Woord gekomen in menige woning, waar het vroeger nooit was geweest. Van de Zondagschool uit ie het zaad des Woords door de kinderen overgebracht in vele huisgezinnen, waar de ouders in allerlei goddeloosheid en zonde leefden. Soms is een vader, die een dronkaard en een vloeker was, door middel van de Zondagschool een bidder geworden. En ofschoon vele vruchten van het onderwijs op de Zondagschool ons bekend zijn, toch is zij ongetwijfeld tot meerderen zegen geweest dan wij weten. De landman ziet eerst in den oogsttijd ten volle, welke en hoeveel vrucht de akker heeft opgeleverd. En zoo is het ook hier. 't Is nu nog de zaaitijd. Maar in den hemel wordt straks de groote oogst binnengezameld. En dan eerst zal ook de vrucht der Zondagschool ten volle worden aanschouwd. Toch willen wij u hier een vraag doen, Hoe lang bezoekt gij de Zondagschool al ? En raoogt ge zeggen, dat zij ook voor u reeds ten zegen werd ? Aan verschillende dingen kunt ge dat weten. Gevoelt gij een diepen eerbied voor Gods Woord? Hebt gij reeds behoefte aan het gebed? Hebt gij den Heere Jezus reeds lief gekregen? Zulke vruchten behoort het onderwijs op de Zondagschool te dragen. Beschouw het toch als een grooten zegen, dat g\j de Zondagschool moogt en kunt bezoeken. Dat is een uitnemend voorrecht, 'twelk vele kinderen missen. Denk maar eens aan de arme Heidenkinderen, die nog nooit den naam van den Heere Jezus hebben srehoord. Al die middelen en gelegenheden, waardoor ge op den Ziligmaker gewezen en ernstig opgewekt wordt om Hem vroeg te dienen, zijn een treffend bewijs der liefde van Christus tot de kinderen. Wees er toch dankbaar voor. Betoon die dankbaarheid ook door u goed en ordelijk te gedragen, zoodat uw onderwijzer over u verblijd moge wezen. Als de Heere ons zegent, behooren wij die zegeningen recht te gebruiken. Daarop willen wij u nog even wijzeD, als wij u mededeelen, hoe de Zondagschool, die reeds zoo velen tot zegen werd, dit kan en zal worden ook voor u. Geef hierop vooral ernstig acht. In de eerste plaats is daartoe noodig, dat ge de Zondagschool trouw bezoekt. Als gij eens een psalmversje leeren moest, en gij sloegt dan nu en dan eens een woord, of zelfs eens een heelen regel over, dan zou er immers niet veel van terecht komen? Immers dan kondt gij niet het versje, maar slechts enkele gedeelten er van. Zoo is het du ook met het kind, dat dikwijls de Zondagschool verzuimt. Bezoek de Zondagschool getrouw. Ge moet altijd denken: ik kan dat uur ntrgens nuttiger doorbrengen dan juist daar. Doch als gij er dan zijt, is het ook volstrekt niet om het even, hoe gij u daar bevindt. Gij behoort daar stil te zitten en aandachtig te luisteren naar wat u wordt verteld. Goed opletten is alleen mogelijk als gij stilzit. Een emmer, die, onder de pomp hangend, heen en weer getrokken wordt, zal niet veel water opvangen. Het meeste loopt er bezij- , den. Kinderen, die op de Zondagschool oneerbiedig zich gedragen, die, inplaats van te luisteren met elkaar praten, houden niet veel van hun onderwijzers. Zij hebben ook den Heere Jezus nog niet lief, want dan zouden ze zeker niet zoo doen. Vóór alle dingen moet ge steeds u beijveren om uw tekst en uw versje goed te leeren. Onlangs vioeg een onderwijzer eens, of er ook kinderen waren, die do geschiedenis uit den Bijbel, waarover hij spreken zou, thuis hadden nagelezen. En hoeveel denkt gij, dat er den vinger opstaken? Niet een! 't Was toch anders wel goed geweest, als zij het gedaan hadden, dunkt u dat ook niet? En ofschoon ijverig leeren zeer noodzakelijk is, toch moet er, zoo de Zondagschool u tot zegen worden zal, nog een gewichtige zaak bijkomen, n.1. het gebed. Alleen wie biddend leert, leert goed. Bidden en leeren moeten samengaan. Op een school zaten eens twee meisjes naast elkaar. De eene kende altijd goed haar les. De andere daarentegen bijna nooit. Op zekeren dag vroeg zij eeiw: „Hoe komt het toch, dat gij uw les steeds zoo goed kent ? ,Wel", was het antwoord, ,,ik bid altijd eerst tou den Heere Jezus, dat ik mijn les toch goed begrijpen moge/j „Zoo", hernam de andere, „dat zal ik dan ook doen. Maar den volgenden morgen wist zij, als altyd, weei mets te antwoorden. Zeer teleurgesteld sprak zij toen tot haar vriendinnetje: „Nu heb ik gebeden, en ik kende toch geen woord van mijn les!" „Maar hebt ge wel moeite gedaan om haar te leeren. '.'"Weineen", antwoordde zij, „ik heb immers gebeden!" Leeren en bidden dus. IJverig leeren en ernstig bidden behooren bij elkander. Biddende leerlingen zijn de beste scholieren. ' Zulke kinderen zijn hunnen ouders en onderwijzers tot blijdschap. Bovendien ze zyn den Heere welbehagelijk. Ze zullen van Hem gezegend worden, want God hoort het gebed. Nu willen wij van elkander afscheid nemen. Ge weet, het is gewoonte, dat de menschen, als zij uiteengaan, elkaar een goeden wensch toespreken. Welnu, aan het einde van dit boekje wensch ik u, jeugdige lezer toe, dat gij een ijverig en biddend leerling van de Zondagschool moogt zijn. Dan zal zij u tot een rijken zegen worden. Eerst op verderen leeftijd zult ge dan ten volle leeren verstaan, hoeveel goeds gij aan haar verschuldigd zijt. Prijs: 1 Ex. 10 ct.; 25 Ex. 8 ct.; 50 Ex. 7 ct.; 100 Ex. 6 ct.