26 M /%. NIET UITLEENEN EX BIBLIOTHECA F.G.WALLER 1933    HISTORIE VAN MEJUFFROUW SARA BURGERHART-, UITGEGEVEN d 0 o r. E. BEK K E R> Wed. Ds. WOLF F, E N A. D E K E N. \ [Niet Vertaalt."] EERSTE DEEL. in 's GRAVEN H AG by I S A A C van C LE E F, mdcclxxxii.  tyeflr engheid vormt toch nooit het zagte hart der Jeugd; Uw norsch gelaat doet haar voor hare pligten fchrikken: En gy, Ligtvaardigheid, die afleidt van dn deugd, Te rug! uw adem kan het zaad der Deugd verflikken. Voor u , u Wysheid , die geduld aan liefde paart , En fcherts met ernst verbindt 3 is deeze post bewaart. /(^  Nedeklandsche Juffers! Velen uwer lezen : niet eenig en alleen , om de verveling te ontvlieden; niet eenig en alleen, om eene ongevallige vertoning te maken, door het opzeggen van kundigheden , die niet altoos van de nuttigfte foort zyn ; neen: velen uwer lezen, om uwe denkbeelden te vermeerderen; en dus verftandig te leren denken en doen. Men heeft, zedert eenige jaren, zich meer beginnen toeteleggen, om ook voor u te fchryven. Men heeft u gezonde begrippen gegeven van zaken, waar by gy he$ hoogfte belang hebt; daar gy niet onkundig van zynmoogt, indien gy geen afiland doen wilt van het voorname doeleinde, waarom de Eeuwige wysheid Menfchelyke zielens vormde — Kennis en Gelukzaligheid ! Nimmer fprak, in ettelyke eeuwen, de Godsdienst zo bevattelyk. Nimmer tradt de hemelfche Zedekunde u zo bevallig te gemoet. Nimmer fchikte de onveranderlyke Reden zich zo zeer naar de aandoenlykheid uwer harten. Men heeft het Ryk der Natuur * 2 voor  (IV) voor u opengefteld, en gy kunt u bedienen van gidfcn, die u, door een pedant voorkomen , niet angstvallig maken. Alle Dichters zyn thans niet eenig en volftrekt bezig jncthet opdeunen van beuzelingen. Men kan nu rym lezen, daar het gezont oordeel niet in over hoop ligt met de harfen - poppen des Pcè'ets. Gy hebt zedelyke verhalen, Drama's en Treurfpclen: Daar is des zeer veel voorraads, om uwen weetlust te voldoen. Niemand, die niet geheel en al onbevoegt is, om door u te worden aangehoort, zal ook immer voorgeven, dat het goede, het voortrefrelyke, niet go jd, niet voortreffclyk is, als het uit een 's Vyands hand komt: 't is echter waar, dat er iets zeer ongevalligs voor elk, die zyn Vaderland bemint , gelegen is, in te zien, dat verre het grootfbe getal goede Boeken vertalingen zyn. Verre zy het van my, tegen het vertalen te yveren: Laten wy liever die bekwame lieden bedanken, . die onze ontaalkundige Landgenoten in Haat Hellen, zich over de grootfte Geniën van Europa te kunnen verwonderen. Zy zyn het, die ons dierbare fchatten aanbieden. Dit is myns oordeels de weg, waar langs wy onzen Letterkunde gen  \ gen fmaak moeten Ieren verbeteren: ik meen ook, datwy, in dit opzigt, nog het minst gevordert zyn. Men geve ons zo lang de Werken van jerusalem, niemeyer, ge sn er, wielanu, hermes, klopstok, pope, richardson, thomas, enz., tot dat er Vaderlanfche Vernuften onder ons opftaan, wier werken insgelyks. vóór de Buitenlanders verdienen vertaalt teworden: Die Leerling, die liever gebrekkige Prenten van Inlandfche Plaatkrasfers na tekent , dan ftudiè'n van de beste Meesters, zal, maak daar ftaat op, nooit een Fbikeles worden. Laat men des voortgaan met het Vertalen; maar laat men, met opzicht tot het oorfpronkelyk fchryven, het eene doen, en het andre niet nalaten. Tot dus verre, lieve Juffers, zyn wy het nog al taamlyk eens: maar nu zal het zo goed met ons niet gaan. Wil ik u eens wat zeggen ? Men heeft u alvroeg wys gemaakt, en gy meent ook waarlyk, dat gy dit gelooft: dat geen Vaderlandfche pen Werken van fmaak fchryven kan; dat onze harfens zo fiegt bewerktuigt zyn, dat wy nooit in dit ftuk met de Buitenlandfche fchryvers kunnen gelyk ftaan; dat ons vernuft zo * 3 dam-  ( vr ) dampig is als onze luchtftreek; dat wy kun-", nen arbeiden, blokken, iets door en door denken, maar dat wy noch fchilderen noch fchertzen kunnen: met nog een hele menigte zulke droeve dingen meer. Dit ontkennen wy; ook, fchoon wy maar te dikwyls de ondervinding tegen hebben! Met dit zelfde compliment ftreek men, nog snaar voor weinige jaren, geheel Dukschland door. Duitfcher en Domkop was bynaar het zelfde. Vóór de grote Dichter pope zyn Raps t>f the Lock uitgaf, moest een geheel denktnt Volk met dien huik ter kerk gaan. „ Maakt }, Commcntariën en Postillen," graauwde men de Duitfchers toe: „Denkt, riep men, tot de Engelfchen; (en wat men tegen „ ons zeide, zwyg ik om vredens wil,) wy Franfchen, zyn de gunstelingen des Ver-,, nufts; uwe lompe vuisten kunnen de Be„ valligheden niet met rozen bekransfenj of in den Tempel van den fmaak offer>, handen- aanbieden." Eindlyk ftaan er Geniën op, die hun veracht Vaderland wreken; England heeft haar pope, Duitschland zyn wikland, richardson fchildcrt eene Godlyke Claris/a: klopstok ^ zingt  (VII) zingt zyne Mesfiade; en het lezent Europa, ftemt toe, dat alle gematigde Luchtftreken? grote mannen kunnen voortbrengen. Befluit hier echter niet uit, beminde. Landgenoten , dat ik geloof, dat een Engelschman zo bevallig kan fchryven, voor, een Italiaan, als voor zyn eigen volk. Die geloof ik niet. 't Is hier de plaats niet, om u reden van dit myn geloof te geven: vertrouwt dan nu eens, dat ik geen Vriendin van een blint geloof ben : Dit wilde ik al-, leen aantonen , dat yder Volk zyn eigen Schryvers , zo wel als zyn eigen Helden en Staatsmannen moet hebben, en, zomen lang genoeg geleerd heeft, ook hebben, zal'. Doordrongen van deeze denkkeelden, ho-. pen wy dien tyd nog te zien aankomen; maar ondernemen teffens , om een oorfpronkelyk Vaderlandfchen Roman uittegeven. Een Roman , die berekent is voor den Meridiaan des Huisfelyken levens. Wy; fchilderen u Nederlandfche karakters; menfchen , die men in ons Vaderland werkelyk vindt. Zo wy wel gefchildert hebben,zullen kenners dat toeftaan. Wy hebben echter iets meer in 'toog,.. * 4 dan  C vin ) dan blootlyk te willen beproeven, hoe verre wy het brengen kunnen. Onze hoofdbedoeling is aantetonen : ,, Dat eene overS) maat van levendigheid, en eene daar uit „ ontftaande fterke drift tot verftrooijende s, vermaken, door de Mode en de Luxe „ gewettigt, de beste Meisjes meermaal „ in gevaar brengen, om in de allerdroe„ vigfte rampen te ftorten, die haar ver- acht maken by zulken, die nimmer in i} ffcaat zyn, om haar in goedheid des har„ ten en zedelyke volkomenheid gelyk te „ worden; by zulken, die zy in 't licht „ ftonden; by zulken, die het wrede ver3, maak hebben, om haar, reeds gevallen, „ dodelyk te grieven , of zich niet ver„ waardigen , zich immer in te laten met „ haar, die niet der Ondeugd, maar der On5, bedagtheid ten prooije wierden; dat het, „ ook om die reden, een onfchatbaar voor„ deel voor jonge Meisjes is, onder de be„ fcherming te komen van zulke Vrouwen, „ die voorzichtigheid aan minzaamheid, en „ goedhartigheid aan eene beredeneerde on- verzetlykheid verbinden: wyl dit diegee„ nen zyn, onder wier beftuur de beste, j, meisjes ook de braaffte Vrouwen worden." Eene  ('ix y I Eeae der' ftelregels onzer ' Vriendinne Burgerhart was : „ Indien ik ü bedroog, „ dan zoude ik zelf eerst moeten bedro„ gen worden, en wie in de wyde waereld „ zou er toch belang by kunnen hebben, „ om my te willen bedriegen." Zy geeft daar op , ter goeder trouw , de reden, waarom zy dus denkt; zo als gy in een harer Brieven aan haren Voogd zien kunt. Er is nog eene klip, die zy niet zag: „ Ik „ bedoel niets dan my te diverteeren; en „ daar -in is immers geen kwaad?" Zo, lieve jonge Juffers! als wyagttien, negentien jaar zyn , en Burgerharts geaartheid hebben, denken wy allen: doch dit is verkeert. —- Dit hebben wy ook tragten aan te wyzen. . Ons hart kan trillen van vrees, wanneer wy bevallige , zoetaartige, oudorloze, of niet wel opgevoede jonge Juffertjes, in dien gevaarlyken leeftyd, waar in de jeugd gevoelige harten ontwikkelt, en nog fluimerende driften wakker maakt, eene Waereld zien intreden, met de onargdenkentheid eens kinds, dat geen gevaar kan vrezen , 't geen het niet kent. JNict altyd berokkent het fyfl overdagte * c be-  ( x ) bedrog het bederf deezer kinderen: neen 1 daar zyn mooglyk geen Lovelaces dan in de denkbeeldige Waereld; maar zy behoeven er niet te zyn : Om onherftelbare rampen voorttebrengen, zyn veelmaal tome» loze liefde, en niet vooruitziende onvoorzigtigheid, meer dan toereikende. Volgen wy, myne lieve jonge Vriendinnen , eens zulk een Meisje met onzen aandagt. Er behoeft mooglyk maar een fterfgeval voortekomen; maar één nimmer te voorzien toeval; maar één nooit gezogte gelegenheid, en de gevolgen kunnen deerlyk zyn. En dit alles is des te natuurlyker, naar mate het hart , het hart zelf, goed is ; en zy onkundig van het kwade, om dat zy in haar zelf geene onbetaamlyke neigingen heeft. Voegt hier by, algemene goedwilligheid , die van yder het best denkt , (en dit eenen heiligen pligt acht te zyn,) zekere zagtheid van aart, die zo byzonder vrouwlyke deugd! zekere ontfangbaarheid voor alle indrukken, die ons de volmaaktbaarheid harer natuur aantonen. Laat dit Meisje fraai, bevallig , geestig, zeer levent, zeer flof of zeerftreng opgevoet zyn ; en raakt zy gelukkig ter Dicl, Mejuffrouw, ik zei darfr in, dat ik uwen raad niet zoude volgen, zo hy tegen myn oogmerk ftrecdt: maar, waarom heb ik dat gezegt ? om dat myn hart oprecht is, en tny niet toeftondt u met eene ydele hoop te vleycn; zynde het toen voor my onmooglyk anders te kiezen. Myne oprechtheid verdiende ten minden uwen aandagt. Zeide ik óók, dat ik van uwe vertroostingen geen gebruik zoude ma-  sara burgerhart. 40, maken? Zouden die myn hart niet tot rust gebragt hebben? Zou ik hier door buiten de mooglykheid gebleven zyn , om nog te kunnen veranderen ? Welke verkeerde flappen kunt gy toch doen ? bemint van de beste, de liefïle Moeder; die al haar geluk in uw genoegen fielt. Men bewondert u over eene deugd, die aan uw flrak gelaat alleen de verpligting heeft, dat men haar recht doet. Gy zyt geacht by hen, die u» hadt gy myn voorkomen, naauwlyks hunnen aandagt zouden verlenen ; buiten de mooglykheid om uwe zwakheden veel naar buiten te doen werken. Uwe houding, de trekken uws gelaats, uw temperament, zyn door de Natuur zó gefchikt, dat gy vry gemakkelyk eene Heilige onder de jonge Lieden zyn kunt; en gy zyt voor zo eene gegroet: uwe vyanden van binnen flapen, en hebt gy ook anderen ? Ik ben levendig, vrolyk, zonder zorg; mooglyk ben ik los; maar niet dan omtrent beuzelingen. Ik eerbiedig de Deugd, aanbid mynen Schepper, bemin alle menfchen. Ik kan niet llreng zyn dan omtrent zaken van aanbelang. De Natuur gaf u alles wat gy behoeft, om de Deugd wel te ontfangen; gy onthaalt haar op gefchenken : maar, als zy my een bezoek geeft, is er niets dan een eerlyk goed hart: het onthaal is eenvoudig; doch 't zyij echter vruch- 1. deel. D ten,  50 HISTORIE VAN MEJUFFROUW ten , die ik zelf opkweekte. Is 't wonder, dat zy by u fchitterender onthaalt wordt ? Maar kan ik haar niet even hoog achten als gy? kan zy niet goedgunstig op myne armoedige doch zuivere giften zien, daar zy weet, dat die uit myn eigen hart voortfpruiten ? Veinzen, kan — wil ik niet. Ik ben misnoegt op u, verdrietig! Gy moet, als ik aan u fchryf, dat weten. Hoor, Naatje, gy zyt my uit de hand gevallen! My dus te verachten ! Wel, hadt gy my een fcherpen Brief geichrcven, — die my door 't hart fneedt, ik zou 't verdragen hebben : Maar geen antwoord! en 't is reeds tien dagen geleden , dat ikfchreef. Heb ik u zo veel misdaan , door, met ingewikkelde goedkeuring myns Voogds , (daar, lees zyn Brief,) een huis te verlaten , daar men my zo liegt handelde , voor een verblyf by fatfoendelyke vrouwen, en eene lieve vriendin van my, die zo veel belang in my Helde Kon ik myn hart losmaken van zulken, die ik ééns met achting bemind heb; ik zou u geen letter fchryven, vóór ik wist waarom gy my -dus fmadelyk handelt. Ik zou u niet lastig vallen met de blyken myner gevoeligheid. Gy zoudt ondervinden, dat Saartje Burgerhart niet laag zyn kan. Maar, och arm , die zelfde hevige aandoeningen, myner ziel zo eigen, die myne ligtgevoeligheid in fterke woorden doen uk-  SARA BURGERHART. $1 uitwazemen, houden myn hart bevtydt Voof «lies wat naar Wraak zweemt.... Ik fchrei van verdriet. Waarde Willis! heb. gy my zo verlaten ? Heb ik u niet zo wel geeerbiedigt als bemint ? Heb ik my niet nog altoos door u laten leiden? Hadt gy my dan niet recht lief? Heeft myne onvoorzigtigheid, (gy denkt dat deeze ftap zó is,) my dan alles, alles onwaardig gemaakt? Ik poog u te verfchohen; hoe kan ik? Gy zyt immers Wél? uwe lieve Moeder ook ? De Brief zal zekef fpoedig bezorgt zyn. Waarom legt gy uwe geheele hand op een hart, dat, op de ligtfte aanraking , bloedt ? Hoe deugdzaam gy ook zyt, (en dat zyt gy,) nog ver zyt gy van de volmaaktheid. Wel! u met een jong meisje optehouden die hare Tante ontvlugt, en by vreemde Dieden invliegt, kon u van die vleijende goedkeuring ontzetten, die gy niet gaarn zoudt misfen. Dit rustpunt heeft uwe deugd nog zeer nodig. Gy ziet, Naatje, dat 5 hoe los ik ook fchyne, ik bedaartheid genoeg heb, om zulke proeven op het menfchelyk hart te doen, dia men niet van my verhoopte. Ja, ik heb myne gebreken —* yder heeft de zynen. Ik ben aandoenlyk genoeg voor kernnette vermaken. Ik heb eene Vriendin nodig, om altoos zó te doen als ik denk; en ik koos u voor myne Vriendin, om duizend en duizend D a reden,  52 HISTORIE VAN MEJUFFROUW reden. Wat zegt uwe Moeder, (zy, die vroom is, maar tefFens goedertieren !) „ Saartje maakt „ myne Dochter gezelliger en zagter; myne 5, Dochter maakt hare jonge Vriendin eenpari„ ger, en achtingwaardiger." Nu ziet gy, dat ik in verdriet ben, verlaat gy my, geeft gy my aan my zelf over: Gy (lapt ftatig voor uit, en ziet met eene meerderheid, die u niet bevallig ftaat, op my te rug, op my, een meisje dat gy voorby zyt. ... Wel, het is eene groote verdienste in u, my voor by te treden. Kunt gy wel geloven, Naatje, dat ik het ben, die deezen fchryf ? Ik had altoos zo veel eerbied voor u , maar toen dagt ik, dat gy dien verdiende: dat is de zaak. Ik behandel u ten minften getrouw. Doe ook zo, en gy zult mypen verflagen geest opbeuren. Dit zal ik aanmerken als een teken van vriendfehap. De flap is gedaan. Ik zit reeds in myn nieuw Logement: ik ben 't ontfnapt, en geniet aanvankelyk die vryheid, die, nevens uwe vriendfehap , my het dierbaarst is van alle waereldfche genoegens. Zie daar, al weör een bewys van myn vertrouwen op u. Zal ik nooit weer een Brief hebben van uwe hand ? ó ! Ontfier uw karakter toch niet door eene norsheid, die u verlaagt , die ik niet verdien , en nooit hoop te verdienen. Antwoord my ten minften; zeg dat gy  sara burgerhart. 5J- gy my beklaagt, — dat gy my haat; wat zegt haat by verachting ! Veracht te worden — doodlyk denkbeeld! Ik kan het niet dulden; maar, waarom veracht gy my ? Ik voel dat ik niet wel ben, zo hebt gy my getroffen. Altoos zal ik uwe goede hoedanigheden recht doen , en blyven, mejuffrouw! Uwe oprechte Vriendin, sara'eurgeriiart. D 3 VEER-  #4 historie va n mejuffrouw VEERTIENDE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan Mejuffrouw anna willis, dierbare willis! Tjü-Jo ontfang ik den uwen. Kunt gy my nog lief hebben ? Hemel, wat ben ik ongelukkig ! Zedert de dood my myne Moeder ontnam, liep my alles tegen. Waarom ontfing ik uwen Brief jnet eerder? dien voor my zo allernodigften Brief, ó Myne voortvarentheid ! ., Wat meer geduld, en wie weet hoe gelukkig ik nu zyn zoude. Maar durfde ik daar op hopen? By u te zyn; —- onder het zorgende oog uwer Moeder, Dat is nu te laat! En ik moest nog de Zedemeestres fpeclen ! Ik moest, zo onkundig van myn hart, het uwe beproeven ! Ik moest wmm och, lieve Naatje, vergeef het my; zoek toch naar eenige verfchoning voor my, ik kan niets vinden, Ik heb, voor een jong jnensch, al veel verdriets gehad , en al veel ongclyks geleden; maar nu, nu ondervind ik voor 't eerst, dat zelfvcrwyting eene zeer grievende fmart veroorzaakt; alles is daar beuzeling by. Als ons hart zegt, men doetuongelyk.gyver'. - dient  SARA BURGERHART. 55 dient dit niet, dan is de belediging zelf, vreugd, by de bewustheid dat wy haar, die ons lief heeft, kwalyk behandelen; óók terwyl zy zich bevlytigt om ons te helpen. Dit gevoel, hoe pynlyk, troost my echter; het maakt my uwer vergeving waardig. Verfcheur myn laatftcn Brief. Laat hy zyn als niet gefchreven: ik was moedeloos. Wat zal het my nu helpen, uwe bedenkingen te wikken ? Helaas, Naatje, de ftap is gedaan ! Ik ontken niet, dat ik hier zeer vergenoegt ben ; maar uw Brief, uw Brief! Ik had dan mogen hopen altoos by u te zyn ? Gy weet hoe gaarn ik by u, by uwe lieve Moeder ben! En is Willem thuisgekomen ? (van hem eens nader.) Waarlyk, ik heb het hier zeer wel, hoewel het is nog vroeg, eerst de vierde dag; indien ik het vergelyk by de laatfte jaren: doch by u te zyn... 't is vrugteloos. Dit maakt my droefgeestig , en verbetert myn lot niet: ik fchei ervan. Mejuffrouw de Weduwe fchynt een zeer goedaartig mensch, zy ziet er allervriendlykst uit; ik denk, dat zy byna veertig jaar oud is. Zy heeft fraaije manieren; zy is eene Vrouw van fatfoen en opvoeding, dat ziet men. Zyfpreckt niet veel, doch 't geen zy zegt is goed gezegt. Zy leest veel, en in verfcheidene talen; heeft de, Waereld gezien; fpeelt keurlyk op 't Clar D 4 vier;  56" HISTORIE VAN MEJUFFROUW vier; is zindelyk over haar huishouden, naerstig; modieus, doch niet opzichtig gekleedt; een weinig gekapt, wel te vrcden met ons, zo als wy met haar. Gezelfchappen heb ik hier nog niet gezien. Juffrouw Letje is een lief vriendelyk meisje , niet zo levendig als ik: zy zaïcht meermaal; waarom weet ik nog niet. Zy leest gaam, zingt fraai, en is , alles in eens gezeit, als de meeste meisjes, die niet veel goed of kwaad bedryven. De twee andere Dames heb ik nog maar eens aan 't middagmaal gezien: beiden hebben goede manieren; en , fchoon ik de jongfle ben, behandelen ze my met veel beleeftheid. Zy gaan veel uit, fchynt het. Letje is meer t'huis nu zy my heeft, dan van te voren, zegt de heufche Weduwe Spilgoed. 't Is raar! alles is zo wel naar myn zin , en echter ik ben niet gerust. U heb ik kwalyk behandelt, en weet niet hoe of gy my befchouwt. Acht ik u dan hoog? heb ik uwe achting voor myn geluk nodig? Letje kwam daar by my; ziende dat ik gefchreit had , was zy zeer met my bewogen. „ Wat fcheelt er aan, Liefje , zeizy." „ Och „ niets, zei ik, maar ik ben my zelf moede, „ ó die Brief, die Brief!" Zy zag dien leggen, maar weet te wel wat de betaamlykheid eischt, om onbefcheiden te zyn. Zy zag my aan.  SARA BURGERHART. 57 aan, vatte myne hand, en 't was of zy my iets wilde zeggen , doch, zich bedenkende: „ Kom, Burgerhart, hervatte zy, gy zyt niet „ vrolyk:, ik ben 't ook niet altoos, en dien „ wel by u te zyn om het te wezen. Wil ik „ die folo eens zingen, die gy zo graag hoort ? dat zal u wat van u zelf verwydcren." Droe-, vige toevlugt! dit toont wel dat het hier, hier onder de borst, niet richtig is. Ik verlang en beef tellens voor een Brief van u. Och ! fchryf alles wat gy maar wilt, zo gy my maar in waarheid kunt fchryven dat gy nog bemint Uwe Vriendin, S. BURGERHART, D 5 VYF-  58 historie van mejuffrouw VYFTIENDE BRIEF. Mejuffrouw sophia willis aan den Heer abraham blankaart. ge-eerde heer.' Cjy zult zeker van my geen Brief met de Hollandfche Post verwagten: hoewel wy oudekennisfen zyn , en ik u wel eens, over ettelyke jaren , by den overledenen Heer Burgerhart, vóór ik nog gehuwt was, ontmoet hebbe. Ik weet, gy goede Heer, houdt niet van Complimenten ; ik zal dan maar ter zaak komen, zonder u excufe te vragen voor de moeite, die ik u geef. Gy zyt Voogd, myn Heer, over een zeer lief en ongelukkig meisje , over Saartje Burgerhart; over haar moet ik u onderhouden. Ja, zy is ongelukkig, en kan het nog meer worden. Vroeg ouderloos , en zeer kwalyk behandelt van hare eenigfte bloedvriendin, hare onwaardige Tante, aan wie de ftervende Moeder dit lieve Kind betrouwde. Jufiionw Burgerhart hadt  SARA BURGERHART. 59 hadt zeker nooit zo eenen zonderlingen inval als deeze geweest is. Gy zult reeds weten, dat zy hare Tante verlaten heeft , en inwoont by eene fatfoenlyke Weduwe , die Dames logeert? Ik ken deeze* Vrouw in 't geheel niet, ik zou niets tot haar nadeel kunnen zeggen; en evenwel wenschte ik, dat zy daar niet inwoonde. Meisjes van Saartjes toegevende goedhartigheid, die zo weinig' kwaad bedoelen als vermoeden , zo onnozel in het onbetamelyke als een kind, die zelf onberispelyk zyn, en niemand van de llegtfte zyde befchouwen, zyn altoos in gevaar om verlek te worden, als zy, die haar willen verleiden , maar niet onvoorzigtig zyn. — Gybegrypt my, myn Heer? Hoe gaarne zou ik het jonge mensch by my hebben J myne Dochter Naatje bemint uwe Pupil, ik ook; zy is een zoet meisje, en houdt byzonder veel van ons. Myne Dochter is,door hare geftcltheid, wat zwaarmoedig; dat moet niet zyn. En Saartje is voor Naatje zo noodzaaklyk, als die voor hare jonge Vriendin. Maar, ik kan niet befluiten orn my zelf dat huisfelyk genoegen te bezorgen. Ik ben verpligt u daar, onder ons, reden van te geven. Oordeel of ik de zaak wel begryp ! Ik ken uwe Pupil; nooit zal zy te bewegen zyn, om hier, voor niet, in te wonen; dat weet  6o HISTORIE VAN HE] U F F R O U W weet ik zéér zeker; ik heb daar grond toe: Te minder, om dat zy wel weet, dat ik ordentelyk, maar meer niet, leven kan. Hoe , inwonen by lieden, die minder hebben dan ik , dat nooit: zo denkt Juffrouw Burgerhart. Ik zou geene zwarigheid maken, om die hinderpaal weg te nemen, ter liefde van het meisje , en misfchien ook uit zorg voor myne kinderen ; maar ik ben niet fterk genoeg, om my te gaan blootgeven aan de lastertongen van kwaadnartige kwezels: Hare Tante kent gy; hoef ik my dan nader te verklaren ? Dit is 't niet al! Ik heb een Zoon; die Zoon woont by my, als hy niet voor zyn' Heer buiten's lands is, dat meermaal gebeurt: ik wagt hem thuis, en hy fchryft my, dat hy nu voor eerst denkelyk in de Stad blyft. Die Zoon bemint uwe Pupil, dat weet ik; en ik denk, dat Naatje het ook weet; doch uwe Saartje is er onkundig van, want zy behandelt hem even of het haar Bróer Is: dit zou zy niet doen, zo zy dit vermoedde. Ik weet, dat myn Willem geen geld heeft, dat by het hare kan genoemt worden; ééne zwarigheid , en wel eene groote; maar niet de grootfle, immers niet by weldenkende menfehen ! Er is nog iets anders: de kwaadaartige uitleggingen der Waereld niet eens in aanmerking genomen zynde. Ik zal rondborstig fpreken. Nooit kan eene Saar-  SARA BURGERHART. 6i Saartje Burgerhart met eenen Willem Willis gelukkig zyn. Daar ik dit nu voorzie, ben ik immers, als Moeder van myn kind, en als de moederlyke Vriendin uwer Pupil, verpligt, onze jonge lieden geene de minfte aanleiding te geven om elkander, dagelyks - huisfelyk, te zien. Saartje heeft verftand; veel, voor zo een jong mensch; en, met dat alles, Saartje zal een anan moeten hebben, die in ftaat is om haar te leiden; een man, die niet alleen hare liefde, maar ook hare achting waardig is. Een voortrelfelyk man, met één woord, die haar, mag ik het zo noemen , in eenige dingen overfchynt; en dan zal zy gelukkig zyn, en yder, die betrekking op haar heeft, zo maken. De moederlyke liefde maakt my omtrent myne kinderen niet blind: ik weet, dat myn Jongen die man niet is, — nooit kan worden. Hy is braaf van gedrag, immers zo verre ik weet, naerstig in zyne affaire, goedaartig, fteeds wel te vreden; doch niet in ftaat om iets te weigeren aan iemand die hy liefheeft. Hyzal, eigenlyk, onder onze goede mannen behoren; en gy weet wie het zyn , die men dien eernaam geeft! Ik zou hier nog meer reden kunnen byvoegen, doch dit zy u genoeg. Nu weet gy, waarom ik Juffrouw Burgerhart niet by my kan in nemen; hoe zeer Naatje er op aandringt. Dewyl ik deezen aan een eerlyk man fchryf, heb  €i historie van mejuffrouw heb ik niets omtrent het u aanbetrouwde te verzoeken. Ik zal altoos met achting zyn, ge-eerde heer, Uwe Dienares, sophia van zon, Weduwe g. willis. ZES-  sara burgerhart. 63 ZESTIENDE BRIEF. Mejuffrouw anna willis aan Mejuffrouw sara burgerhart. myne waarde vriendin! ■\Vees gerust, ik ben uwe Vriendin; droog \twe tranen af; wees wel gemoed. Ik heb my , om u recht te doen, geftelt in uwe plaats; ik. nam uwe geaartheid, uwe zwakheden , uwe deugden over; en ik zag, dat ik dan juist zo zoude gedaan hebben als gy deedt. Ik kon u niet befchuldigen : en ik deed echter niet meer dan billyk. Of ik het u vergeef..? Ja, van -harten, indien er iets niet wel mogt gedaan zyn. " Gy zyt reeds verhuist: wy willen daar des geea woord meer van reppen. Uw gezelfchap is my zo aangenaam, dat ik immers zo veel als gy lyde door dat nu te misfen. Myne Moeder heeft u teder lief, maar 't fchynt toch, dat zy redenen heeft die haar beletten u te verzoeken. Eéne bede ontzeg ik u. Ik zal uw' Brief niet verfchenren, maar, 'ten mynen nutte, bewaren. Die Brief, myne Burgerhart, heeft my gefferkt in de denkbeelden, die ik van uw gezont oordeel hebbe. Maar ik fla verbaast* over uwe menfchenkennis. Dat noem ik  64 HISTORIE VAN MEJUFFROUW ik ontdekkent preêken! in ettelykc weken hoorde ik zo veel nuts niet. Zo gy my dien Brief gezonden hadt, toen gy nog zeer over my voldaan waart; zo gy hem in uwen eigen vloeijenden, dartelenden, fchertfenden toon gefchreven hadt; dan ware hy een dierbaar teken uwer deugdzame vriendfehap. 't Is waar, ik vrees , nu gy my aan my zelf nader hebt bekent gemaakt , of ik hem dan wel zo terftond, en met zo veele billykheid, zoude gelezen hebben. Ei lieve , los my by gelegenheid eens het volgende op: „ Wat is toch de reden, dat ware vrienden , „ indien zy befluiten om elkander hunne fouten „ te zeggen, op elkander juift te onvreden zyn „ moeten? — Waarom heeft de openhartige, de „ fchrandere Burgerhart, dus lange in hare Wil- lis zekere gebreken gezien, zonder haar die aan „ te tonen? Hoe komt het, dat ik deeze beris„ pingen,door u in drift en moeilykheid gemaakt, „ veel geduldiger lees, dan ik doen zoude indien „ gy dit alleen met uwe natuurlyke minzaamheid gedaan hadt ? my dus als eene ware vriendin, „ handelende." Ik beken , dat ik, zedert uwe proefnemingen op myn hart, niet half zo voldaan meer ben over my zelf, dan voormaals. Ik zie nu, dat ik, zo ik van al het goede, dat ik ooit zeide of deed, alles aftrek, wat my niets kost, er dan bedroeft wei-  SARA BURGERHART. 65 weinig verdienste overblyft. - Hoor, ik ben meer lydelyk dan werkelyk goed. Wat kostte my myne ingetogenheid, myne voorzigtigheid, myne zucht tot onderzoek, waarom godsdienstige doch ftrenge menfchen my achten ? Niets het minfte! Bi zou my zelf geweld hebben moeten aandoen, om zo niet te zyn. De Hemel beware my voor beproevingen; ik weet niet, of ik er wel met glans zoude doorkomen. Ik zal u meer zeggen; gy verdient het. Ik heb iets ongemakkelyks in myn aart; ik ben fterk op myne verkiezingen geftelt; ik ben dikwyls onredelyk: By voorbeeld; myn oogmerk was om ergens heen te gaan, en dat wordt belet, hoe ben ik dan ? -- Lastig; al wat ik doe, doe ik zwygent en met veel deftigheid. Willem vraagt my iets, „ Ja, neen"; Moeder vraagt my iets, ik ben beleeft; niets meer. Lees ik iets , zit ik te fchryven , en zingt onze keukenmeid eens helder op, dan is 't: „ wel „ dat's een geiol! een merisch vergaat horen „ en zien." Ontmoet ik haar in dien luim, dan krygt die goede floof een graauw. 't Is wel wddr, ik voel fpoedig, dat ik verkeert doe, en poog het dan weer goed te maken: Willem is: „ Broer „ lief." Moeder betoon ik alle liefde. Grietgeef ik wat moois; doch is het daar mede zo al wel ? Ik denk, neen ! zo ziet gy , dat ik uwe gedagten over my goedkeur. Zonder de minfte vléijery voeg ik hier dit nog by: zo velen, die. 1. deel. E my  66 HISTORIE VAN MEJUFFROUW my menen te kennen, zo als zy u menen te kennen , ons beiden wél kenden, ik geloof dat zy maar te veel reden zouden hebben, om u boven my te achten,- zo wel als lief te hebben. Ik herhaal het: Indien gy my, toen alles wel was tusfehen ons, dus gefchreven hadt, dan zou ik zeker een hope vygebladen gezogt hebben, om' myne gebreken te bedekken , en ik zou u uwe gebreken (fcherp genoeg,) hebben aangewezen. Welk een zonderling wezen is de Mensch; Hy wil zich zelf zien zo als hy is; en hy ontwykt den gedienstigen Spiegel! Hy eerbiedigt de Waarheid, maar bemint zelden hare onwrikbare uitfprafcen. Daar zyn maar weinige oogenblikken, waarin hy geheel onderworpen , geheel leergierigheid is. Nam de goede Voorzienigheid deeze oogenblikken niet waar, wie zou aan zyne oorfprongelyke beftemming voldoen ! Zo veel van my zelf gezegt hebbende, na u overtuigt te hebben , dat ik my zelf onder de oogen durf zien, hoop ik de vryheid te mogen hebben, om u, myne Saartje, nog eenigen raad aantebieden. Wat al ontdekkingen hebt gy in deeze drie dagen al gemaakt! Het huis, waar in gy zyt, heeft veel van de Beste Waereld; en moet voor U in uwen toeftand allerwenfchelykst fchynen: maar,  / SARA BURGERHART. <5? maar, myne Vriendin, hebt gy reeds grond om te denken, dat gy over deeze lieden juist oordeelt? Kunt gy, nu gy zo gefchokt, zo ontrust zyt, nu gy zo veel voorwerpen te gelyk ziet, wél waarnemen? Ik weet, dat gy dóór zien kunt; maar is uw verftand nu wel bedaart genoeg ? Laten wy niet beflisfen! Laat men u niet wegfleepen! Gy behoeft niets te bedekken; gy hebt niets te verbergen; mits , dat gy in de handen van brave menfchen valt: maar alle menfchen zyn niet braaf: de ondeugd trekt niet altoos bruine kleeren aan Gy moet ook weten, dat gy niet alleen leeft om u te diverteeren. Deugd is ftryd; doch die 't gevaar bemint, zal er in omkomen. Dit eeni» ge fmeek ik u nog om onzer vriendfchaps wille. „ Leen geen geld van iemand uwer Huisge„ noten; hebt gy het terffond nodig, zeg het „ my, ik zal 't u bezorgen. Toon hier door, „ dat gy my acht, en u zelf wilt blyven." Hier ga ik gerust op af. Niemand doet u meerder recht, dan de voor u tederbezorgde Vrien* din, die zich noemt Uwe Dienares, ANNA WILLIS. Efi ZEVEN»  6'8 historie van mejuffrouw ZEVENTIENDE BRIEF. Mejuffrouw zuzanna hofland aan den Heer abraham blankaart. myn heer! D c Apostel zegt: „ dat wy allen ommegang „ met Zondaren niet kunnen vermyden, want „ dan zouwen wy buiten de Waereld gaan moeten." En fchoon ik my zo kan vinden in de woorden van dien Heiligen fukkelaar, zo als Broeder Benjamin Koning David wel eens noemt, zo kan vinden , zeg ik, in de woorden daar hy zegt: „ ik kome niet op den weg „ der Zondaren;" zo vind ik het nu in mynen weg noodzaaklyk, myne oogen naar het Afgodisch Vrankryk te flaan, ende my als te begeven onder hen, die het teken des Beestes aan hun voorhoofd dragen. Je weet, myn Zusters man vond het zo, om u tot eerften Voogd voor zyne Dochter te veikiezen, en hare Moeder maakte my medeVoogdesfe, bevelende, wil ik fpreken, haar aan myne liefde en befcherming. Daar voor kreeg ik 's Jaars een matig ftuivertje van honderd halve ryërtjes; och ja! Dit was weinig ge-  SARA BURGERHART. 69 genoeg; want het Meisje was weelderigjes opgevoet: ik moest, om haar, nog al meer omilag maken, dan ik zo in myn eigen gedoenté gewoon ben; och ja! Maar, wat is 't ? men. doet veel uit liefde ende tot liefde. Had ik maar vruchten mogen zien, dan zou ik my ak les nog kunnen troosten. Doch al myne moeite , al myne zorg was te vergeefse!?. De Meid heeft een Keiftqcnen hart, geheel voor de Waereld ; en zo lang ik zo met dat lastig Zeefchip getobt en gewroet hebbe, ben ik zo van myn hart afgeweest, 't Is of de Zegen uit myn huis is. Ja, ik heb van haar kwaad humeur veel verdragen ; maar ze is weg gevlugt. Voorleden vrydag was ik by eene hele vrome Mevrouw ten eeten, met Broeder Benjamin en nog ettelyke vromen, om een goed woord te fpreken.- Ik beval aan myne meid, onze Bregt, op Saartje te pasfen. Wat gebeurt er? Ik kom 's avonds met den Broeder welletjes en yriendelykjcs thuis, ga naar 't zaaltje, roep;. kryg geen antwoord. Eindclyk door myn gang gaande, hoor ik iemand die roept: „Juffrouw! ,, och Juffrouw! ik zit inde kelder. " Ik doe de deur open, daar zat myn meid in den donker öpgefloten, en was zo ontftelt, dat zymy pasjes kon zeggen, dat die ondeugende Sare haar in de kelder gefloten hadt, en zelf de deur was uitgegaan. De meid was zo bezet van den drank, E 3 dat  fO HISTORIE VAN MEJUFFROUW dat ik wel denken kan, dat zy haar die heeft ingeperst, en toen in de kelder gebragt, op dat Bregtje haar niet in hare fnode vlugt zoude beletten. Nu is zy in een godloos huis, daar gedanst en gefpeelt wordt, daar de Juffrouwen een el hoog gekapt gaan, en met alle vromen den fpot dryven. Ik zou haar wel laten wéér halen ; maar ik dank den Here, dat zy maar weg is. Nu zal ik weer rust en ftilte in myn hutje hebben, en myn eigen wegje gaan. Maar jy moet haar ftraffen, dat is jou pligt. hk eisch het volle geld tot zy trouwt, of vyfentwintig jaar is; zy is uit 'er zelf weggegaan : nou, dat fpreekt van zelf. Ik geef u aan uzelf, en haar den Duivel over, wiens lievrei zy al aan heeft. Ik fny haar af. Zy zal geen duit van myfl goedje hebben. Nou, 't geld wagt ik op den vervaldag. Hoe heuchelyk zou het zyn, indien gy ook in onzen Wyngaart arbeidde; maar uwe vervreemding van het goede laat my niet toe u anders te noemen dan MYN HEER, Ik ben uwe beterfchap en bekeering wenfchende, ZUZANNA HOFLAND. AGT- >  sara e 1' r g e r ii a r t. 7i AGTTIENDE BRIEF. De Heer abraham blankaart aan Mejuffrouw sophia willis. achtingwaardige vrouw! D at is wel waar, ik had geen Brief van u gewagt. Hoe konde ik my verbeelden , dat gy -my zo veel eer zoudt aandoen ? want het is zeker eene grote eer, voor een braaf man, als .hy een brief ontfangt van eene Vrouw als gy zyt. Ik heb altyd, weet gy, zeer veel genegenheid voor u gehad, maar ik 'vischte agter 't net, en Gerrit Willis ging met ja. ftryken; dat was myn neus vlak voorby. Zie, ik heb u dit nooit gezegt, want ik ben een vyand van mocsjankery; en ook, gy waart veels te braven meisje om my, op zulk gebabbel, iets te antwoorden. Ik heb maar weinig verkcering met u gehouden, ook al om dat ik te laat kwam ; en uw Gerrit was zulk een goed flag van een man; 't fpyt my maar, dat zyne zaken niet beter gingen. Evenwel, als gy het wel hebt, ben ik te vreden. Gy neemt immers nietkwaïyk, dat ik dit zo eens even aanroer. E 4 Wie  72 HISTORIE VAN MEJUFFROUW Wie weet wat er nog beurt; niet waar , Weeuwtje ? Nu, ik ftap er af, want wat hadt gy er aan, of ik zo een helen brief volkladde ? Wel dan over Saartje. Ja, myn lieve Juffrouw Willis , dat was toch een gekke inval van myns Vriends Weduw, Saartje by dat Wyf, (vergeef het my, dat ik zo van eene vrouw fpreek,) in huis te doen. Het arme mensch moet zeker toen haar grootfle doorzicht zyn kwyt geweest. De droefheid, zeggen de Doctoren, benevelt het verfland, en wie was, op Gods aardbodem , toch ooit zo bedroeft over den dood haars mans, dan deeze Vrouw ? Nu, 't was ook een volmaakt huwlyk, en het vrouwelyke hart is toch maar veel aandoenlyker dan bet onze; dat 's maar uit. 't Zyn gemene knapen, die altoos op die zoete Vrouwen liggen te fchimpen; ik zeg je, dat ik veel meerdegelyke Vrouwen dan mans ken. Ik ken Saartje; ik ken de ouwe. Ik heb wel gewagt, dat die poppen daar eens aan bet danfen zouden raken, en ik weet niet, hoe bet lief kind het 'er nog byna drie jaar heeft uitgehouden. Saartje heeft my alles gefchreven, en ik geloof haar ook wel. 't Is recht jammer, dat gy haar niet kunt innemen; maar als gy myn oordeel vraagt, en ik alles overweeg, dan moet ik zeggen, hoe gruwelyk het my fpyt, dat gy het niet doen kunt. Niet, lieve  SARA BURGERHART. 73 Jieve Weduwe, om dat Willem minder pitjes heeft dan onze Saartje: ei, wat? wisfewasjes; daar zou ik niet eens om denken, om dat Saartje eene fchoone ftuiver goeds heeft; en uw Zoon is een beste Jongen, ik heb hem, nog onlangs , hier ontmoet, toen hy, om zyn's Patroons zaken, hier was. Ja, daar zal wat aan zyn. Want ik vroeg hem eens naar Saar,tje, zo zonder erg of list.- „ Och, myn Heer „ Blankaart, zeide hy, en hy werdt zo rood ,, als vuur-, dat is een Engeltje; ik ken geen r„ liever Juffrouw. Zö je haar nu zaagt! ze is .„ wel een half hoofd groter geworden in dee„ ze twee jaar, en ze is beeldig mooi." Zo, •zo, dagt ik, dat Heksje heeft al vroeg eene xonquête gemaakt. Maar ik hield my of ik niets tbegreep; was dat niet wel ? ik dagt, nu, als ,ik t'huis kom , moet ik daar meer van hebben , en ik zou er u ook van gefproken hebben tus■fchen vier oogen. Doch nu gy my voorkomt.. Is dat zo, dan zeker dienen zy elkander niet; dat 's waar. - Wie zou zo eene vrouw niet hoog achten, die zo edelmoedig, zo voorzigtig, zo braaf handelt, als gy, myne waarde Juffrouw Willis ? 't Is waar, uw Jongen is niet gefchiktvoor myn Sarotje. 't Is een vif platje, en Willem is een goeije flokkert; neen , dat kan niet. Het is voor beide de kinderen haar leven.. Gy fprcekt wel. E 5 'l ïs  74 HISTORIE VAN MEJUFFROUW 't Is my lief, dat zo eene verftandige Vrouw even eens over dat Meisje denkt als ik. 't Is een Engel van een Kind, doch zy is zo jong, en heeft buiten u en uwe Naatje niemand; want ik ben meest uitlandig, en ook, wat heeft zy veel aan my, een ouden Vryer, zo als de waarheid is, om er zo alles aan te vertrouwen ? 't Is geen kind meer, als toen zy op myn knie zat te fpelen; en hoe ouder zy wordt, hoe meer dat zy dit zelf zien zal. Mag ik u bidden, hou uw oog op haar, zo veel gy kunt. 't Is my lief, dat zy by fatfoenlyke menfchen is: hoe gaarn ik ook wenschte, dat zy daar niet woonde. Ik bedank u hartelyk voor uwe goedheid voor myn meisje. God belone u daar voor in uwe eigen kinderen. Kan ik uw Zoon voorthelpen , ïk ben tot uw dienst; de jongen verdient het; en wat zou ik niet doen, om zyne waardige Moeder te doen zien , hoe gaarn ik iets tot haar genoegen deed ? Ik had gehoopt in een maand t'huis te zyn; doch 't zal niet lukken: men kan geen geld van de menfchen krygen : de tyden zyn niet voordelig; en dewyl ik van tyd tot tyd myne affaires zo wat opkort, om myne volgende dagen in rust door te brengen, wildé ik nu liefst alles afmaken: zie, ik heb gelds genoeg. Laat een ander ook wat winnen. Is *dat niet billyk ?... Daar  SARA BURGERHART. 7S Daar brengt my myn knegt nog een Brief; en van wie dan van Zuster Hofland. Dat's een Brief! ha, ha! Kom aan, ik zal Zuster zo cito antwoorden. Wat figuur is dat! Is zy dan gek, of razent? wat brief is dat! Wees gegroet; denk eens aan uwe oude kennis ; vooral geloof dat ik ben , Uw oprechte Vriend, en hoog achtende Dienaar, ABRAHAM BLANKAART» NEGEN,  ?6 historie van me.juffk.o uw NEGENTIENDE BRIEF. De Heer abraham blankaart aan Mejuffrouw zuzanna hofland. mejuffrouw! Wc, zeit het Hollandsch fpreekwoord: „ Hoe „ later op den dag hoe fchoonder Volk." Maar wat heb ik met uw gelol en uw heilige fukkelaar te doen ? Wat geef ik om uw Broêr Benjamin ? Weet gy wat, Juffrouw Hofland, uwe hele ouwe voddenwinkel van kweeslary raakt my niets , geen oogvol. Hou uwe brieven maar thuis, ik weet alles in 't lang en in 't breed. Het Kind heeft deugdelyk gedaan. Zy moet meer gedulds hebben dan ik, anders hadt zy zo lang niet eens by u gebleven; dat's maar uit. Waar ik in Amfterdam geweest, ik zou haar zelf uit uwe klaauwen gehaalt hebben, en in myn huis gebragt; al hadt gy en uw volk my braaf gelastert, dat fcheelt my weinig. Hoe , wat hamer! denkt gy, dat ik niet weet hoe jy haar gedaan hebt, en dat jy haar als een zottin door de god gantfche ftad hebt laten lopen in ouwe konkeligc kleéren, en dat voor een meisje die geld heeft, en altoos proper gekleed pleeg te  SARA BURGERHART. ft' te zyn; iets dat ik ook byster graag zien mag: wat wil je nu daar van hebben, he ? Jy meugt waaragtig nog wel fpreken van omflag! Wat heeft Saartje by u gehad ? overgefchoten klieken , en niet half haar bekomst. Weetje wat? Jy hebt het geld van een Wees met uw Smulbroers , en Fekelkoufen verteert, en het meisje nog gebruikt, om dat Gefpuis optepasfen; dat heb je. Je meid is een dronken Tobbe, hoor! • Zy komt er genadig af. Laat zy nooit onder: myne oogenkomen, want ik ben wat poestig, ik mag geen onrecht zien, dat om de hagel niet; er zullen kpnkels zwaaijen. Wat leg jy ook te wauwelen over afgodisch Vrankryk; en van menfchen , die het teken desBeestes aan hare Voorhoofden dragen? Ik weet niet veel van al die nieuwe fnofjes en modes ; noch hoe die duivelderage hiet, die de Pames nu alweer opzetten; doch jy weet er ook niet veel van. Maar zo zyt gy allemaal: dat gonst, en dat bromt over zottigheden, en wezentlyke zaken laat men zo als zy zyn. Je flagt de Do-minees, die, als zy haar ftudeertyd verkwanfelt hebben, zulk tuig op den Preekftoel brengen , daar het te pas komt als een Olykoek in een Treurfpel. En wat brust het my, al droegen de Fransjes het Zeven-gefternte op hun hoofd? Ik ben een oud Hollander, die hier niet kom om zulke grillen , maar om myne af- fai*  78 HISTORIE VAN MEJUFFROUW faire te doen, en bemoei my niet met het teken des Beestes, of waar zy dat opplakken; doe ook zo, en je zult wel doen. Wel, ik denk dat ik zo wel in den Bybel lees als jy, maar wie duivel heeft dddr ooit van heilige Sukkelaar gelezen ? Broer Benjamin is een zotte Vent, hoor! En ik zou my dood fchamen, dat zou ik op myn eer, indien ik zo met Gods woord omfprong, en het zo Satans gek toepaste, zo als jy Fynen doet. Weetje wat? David was een held, die de Oorlogen des Heren voerde, en een Kaerel als een boom aan dorst: den Reus Goliad van Gad, meen ik. Paf, daar lag hy, en David ook niet lui, als de blis er op, flink maar, zyn dikken kop afgeflagen: dat was zeker geen hakkelaars werk , meen ik. Hy was een groot Generaal; dat klinkt je wat anders voor den fnoet. Paulus ? van Paulus moet je af blyven. Paulus was de beste, de raifonnabelfte man van de waereld; want hy zegt met ronde Zeeuwfche woorden: „Gierigheid is afgodery." 6 He! kwam die vrome Apostel eens hier, ik verzeker je, (voor een kwart perCent,) dat hy uw huis een afgodisch huis zou noemen. Wat praat jy van een goddeloos huis ? mogen de jonge Dames dan niet zingen, niet fpelen, als zy maar wel oppasfen en braaf zyn? En ik hou veel van de Muziek, en Saartje fpeelt capitaal, cn  SARA BURGERHART. 7$> en ik heb haar eene hele fcheepslading Muziek gezonden; doch gy zult geen occafie hebben om ze op 't vuur te fmyten. Wat zegje; wat bliefje; weet ik van de zaak ? Tk heb zo veel achting voor brave vrome menfchen als iemand in de Waereld, maar al je gekwaek , en al je geteem is geen nimfje waart; op myn eer, dat is het niet. Ik weet meer van joului werk der Duisternis dan je denkt; ik ken dat lieflyk Oeffening houden; de goeijen niet te na gefproken; want ik wil allen niet met één kwast overftryken. Maar gy en uwe Soci, daar heb ik de nyd op. Wat weet zo een luïje Zuipzak van Gods Woord? Hadt hy liever voor 't lieve Vaderland , (en alle zoete meisjes) Osfen en Schapen geflagt, hy zou een veel nutter werk gedaan hebben. Hoe! hebben wy in Amfterdam dan geen wyze Dominéés, die werk van hunne fhidie maken, en kunnen wy daar niet Kokfeaanfche, Voetfiaanfche, en Lampiaanfche Waarheden horen ? maar neen: die goeije menfchen klagen over yverloosheid , en velen preken, God betert, ook voor ftoelen en banken; en in je lui kamers zitten de Vroompjes gepakt als haring in de ton: zo dat ik wil maar zeggen , dat ik een vyand van zulke Oeffeningen ben. Hoor, als ik Burgermeester T., of een ander  8o HISTORIE VAN MEJUFFROUW der braaf Regent van onze Stad was, ik zouAmfterdam eens terdeeg zuiveren van die onnutte Broodëeters. Ik zou, door de ftadsOmroepers , met het wapen der ftad op hunne bekkens gefchildert, de les van Paulus laten opklinken : Hoort, gy brave Burgers en ingezetenen, hoort: „Die niet werkt zal niet eeten." En zulke kwanten, als Broer Benjamin, kregen logement in 't grote Werkhuis, dat er zal gebouwt worden op 't Wezeper Veld: wyl hy een van die Borsten is, die by de huizen omgaande , de Vrouwtjes gevangen nemen, die met zonden beladen zyn. Ik zou niet half zo boos op jelui zyn, indien de ftille zielen, die het zo wel met het goede voor hebben, om zulk volkje niet befpot of veracht wierden. Ik heb veel gereist en getrokken, en heb veel in Roomfche Landen verkeert, maar de Papen zyn nog beter dan jy lui; en er valt evel ook niet veel op te roemen. Jy Saartje aan den Duivel overgeven! Weet gy wel, dat hy een kwaaie Gek is , en dat, als gy haar niet kunt leveren , het er wel eens heel benaauwt voor u zou kunnen uitzien? mooglyk neemt hy Tante, omdat hy Nichtje toch niet bekomen kan. Ken jy de Weduwe, daar zy by inwoont f Je mogt wat, een ifruif. Puis ! Tante ! is het zo goddeloos, een menuetje te danfen? Wel dat mogt jy, en Broeder, en je dikke Bregt ook wel eens onder-  sara burgerhart. 8l derncmen, om de kwade humeuren , door luiheid, en lekker fmullen opgegaert, uit te dampen. Zie, wy kennen malkander van voor dertig jaar; je plagt zo vies niet van een Dansje te zyn. Hoor, ik ben eens door zo een Fynbaait fchrikkelyk bedrogen, en zedert gaat er een kou over myn lyf, als ik aan je lui denk. Ik lpreek niet van vrome naauwgezette lieden; dat weet jy héél wéL Wel, wie hoort er van, gy Vrienden gebruikt ons, zo als de Maufen de Christenen gebruiken, om de Sabbatslampen optefteken. Ik kan 't niet knopen, dat uw' lieve Zuster befloot, u haar eenig Kind toe te betrouwen. Mooglyk hebt gy zo lang aan haar zwak hoofd liggen gonzen en huilebalken, dat zyhet moest opgeven. Alles is jelui gaaijing. En 't was nog eene zoetigheid, honderd halve ryers voor haar kostgeld. En durf jy nog van geld kikken ! Hoe , wat hamer! denk je dat ik een fcfiurk, of denk je dat ik razende dol ben ? Ik ben haar Voogd; zy is met myne goedkeuring heen gegaan. Jyhebt het haar moede gemaakt. Trekken zul je, — ja! aan een askar. Wel, je bent eene overheerlyke Tante! Je bent immers nu veels te oud en te lclyk om nog eens te trouwen; wat zul je met jou geld doen ? Meêncmen ? Loop voor Joost, ontmaak het kind uw goed, zy heeft genoég. Procedeeren? Ei fpreck eerst den Advocaat naast den gouden keti. deel. F ting  82 HISTORIE VAN MEJUFFROUW ting eens- Zo die het u aanraadt; hier is je man. Spreek niet van haar kwaad humeur. Zy is maar al te zoet van aart, en te toegeeffelyk. Zo zeidt de brave Weduwe Willis, en elk die het liefkind kent. Doch wie Satan kan met zo een paar ouwe Meerkatten omgaan, als jy en Bregt? Zie daar Zusje, nu heb ik óók eens gewerkt in uwen zondigen Wyngaert; ja, ja! ik heb de ranken zo verbruit befnoeit, dat, zo er nog iets goeds van zal komen, het volgende jaar goede vruchten zal leveren. Ik twyffel, of Broer de Uitlegger u, voor alle uwe Smulpartytjes, wel zo vele heilzame Waarheden gclevert heeft, dan gy hier ontfangt voor ééne Franfchc Briefport. Om u aan den Drommel overtcgeven, (in plaats van myne Pupil,) denk ik dat nu te laat is; en ook, hoe boos ik op u ben, ik wensch uit grond van myn hart, dat gy u verbeterde; gy zyt wel oud; doch men is nooit te oud om iets goeds te leren : gy waart toch in uw jeugd nog al een rare fchommel; hoe kom je zo verandert ? Ik wil geen kattefchrift meer van u ontfangen, zo gy u niet bekeert; daarom wordt alles in eens afgedaan door ABRAHAM BLANKAART. TWIN-  sara burgerhart. 83 TWINTIGSTE BRIEF. De Heer abraham blankaart aan Mejuffrouw sara burgerhart. lieve KINö! iVIyn Boekhouder, de oude goede Peterszen , zal u het geld brengen, dat ik u toefchik: de Wisfel bedraagt duizend Guldens. Koop er al' van wat gy nodig hebt, om in ordentelyke gezelfchappen te gaan. Maak drie Sacken, of hoe hieten die Samaartjes, zo als uwe Moeder en Grootmoeder droegen. Koop alles wat er by hoort; maar niet opzichtig, of wilt; nu ik vertrouw alles goeds van u. En doet nu niets aan je lyf, datje niet kunt blyven dragen: dit zou u al zo gek Haan, als die klungels die Tante u aan deedt. Gy moet het eerfte half jaar in voorraad betalen; ik wil geen verplichting op dit ftuk. Leg het wel aan, en ais ik u zie, toon my dan eens hoe gy 't befteet hebt. Hoor meid, zo je 't wel aanlegt, heb jy gelds genoeg ; zo niet, dan is 't gaauw op. Be heb zakken met klagten over u, in eenen zotten Brief van je Tante. Doe jy maar wél, en ik zal u altoos voorflaan. Ik had genieent F i t'huis  84 HISTORIE VAN MEJUFFROUW t'huis te komen, maar 't zal nog vooreerst niet lukken.' Luister toch altyd naar de brave en wyze Juffrouw Willis, als of het uwe moeder waar; meer eisch ik niet van u. Ga je wel in de Kerk, Kind? Dat moet je voor al en voor al doen. Daar zit ik nou weer in een Paapsland, daar hoor je van God, noch zyn gebod, wil ik fprcken; en zo ik myn tyd niet wel had waargenomen, hoe zou 't nu gaan mctmy? Als ik t'huis kom, zal ik je alle Zondag afhalen om ter kerk te gaan, want ik ben nog zo een oud Hollands man ; en je zou niet geloven , Kind, hoe fraai de meisjes zyn, als zy daar , gelyk zo een rei wasfepoppetjes, wel gekapt en gekleed, aandagtig zitten toe te luisteren wat de Leeraar zegt. Ik vcrfta weinig Fransch, maar als je evel toch altemet eens naardeFranfehe Kerk wilt, dan zal ik, uit pureinlchikkelykheid, met je gaan, endenken: zy onderhoudt er haar Fransch door; en voor my is dc penitentie -kort, want die Coquette Abbeetjes maken het in een uur knaphandig af. Zeg eens, Saar lief,, ftaat er ergens in den Bybeivan een teken des Beest es? zy past dat toe op de menfchen daar ik nu by ben. Ik heb de vier Euangelien al eens doorgelopen , doch vind er niks van. Doch dat Fyne volk vindt zo veel in Gods woord, dat er geen Christen mensch anders in kan vinden. Jy hebt niet veel anders te  SARA BURGERHART. §5 te doen, lees zo lang tot je het vindt; maar 't zal weer op niets uitkomen. Evenwel ftaat het in den Bybel, dan fpyt het my, Kind, dat ik 'het niet wist: want ik ben ecu doodvyand van fpotten. Och Heer! ik dagt dat zy choqueerde op de Kapfels. Zo ik iets op u vermag, bederf uw fchoon bruin hair niet ten plaifierevan eene ongevallige mode: anders moei ik my er niet mee. Nu, zoek er eens ter deeg naar, hoor? En fchryf my of gy 't wel hebt. Vrees God, leef betaamlyk, en denk dat je daar twee Ouders in den Hemel hebt, die u ter zyner tyd hopen weer te zien. Nagt beste Kind , ik ben Uw toegencgene Voogd, ABRAHAM B L A N KAAR T. . F 3 EEN  86 HISTORIE VAN MIJI-FFRCVT EEN en TWINTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan den Heer abraham blank aart. ge-eerde heer en VOOGü! Ik kan u niet uitdrukken hoe dankbaar ik u ben! Gy hebt my doen wenen, ó Goedheid, wat Vermoogt gy op myn hart - alles! alles! Waarom, myn lieve Voogd, beste Vriend myns braven Vaders, Vaderlyke Vriend van my, zyne Ouderlooze Dochter, kan ik u niet in perfoon bedanken voor zo veel vriendelykheid? Kon ik maar u fchryven gelyk als ik wel wilde; doch myn gemoed is zo vol. De oude goede Peterszen heeft my, tegen eene Quitancie, duizend Guldens overhandigt; en nu zal ik my voorzien van 't nodige: gyweet wel, Papaatje lief, jonge meisjes hebben vele onnodige dingen hoog nodig, brood nodig ? Men moet immers doen als een ander, indien 't niets om 't lyf heeft? Hoor, ik hou graag van wat moois, doch vind geen moois in dolligheden. Maar ik mag immers wel een Poionaisje laten maken ? Het zal u niet fchelen, of de ftof om myn lyf fluit, dan of zy met lange plooijen neer hangt,  SARA BURGERHART. 87 hangt, wel? En zo een Saraaartje ftaat my zó wél; want ik ben fehoon uit de kluiten gewas* fen. Ik ben volmaakt gezont, en zo vrolyk als een Vogeltje. De Dames houden allen veel van my, en ik van haar. Wy leven niet als by Tante, maar ik geloof niet dat wy ongeregelt leven. De Weduwe is de goedaartigfte Vrouw van de waereld, en ik geloof waarlyk, dat zy iets uit zwakheid zou door de vingeren zien, 't geen zy liefst niet hadt. Myne Vriendin Letje en ik hebben tot nog maar ééne kamer, en zyn altyd by elkander. Haar Broêr, Jacob Brunier , die ergens een officie heeft, houdt veel van ons , en heeft my verzogt, om de eere te mogen hebben van my by gelegenheid hier en daar eens te brengen , met zyne Zuster. Mejuffrouw de Weduwe zegt my, dat hy, zo als de hedendaagfche Hccren nu zyn, gansch geen kwaaje jongen is. Ik ken hem nog maar weinig; ik denk dat hy meer modieus vernuft, dan ouwerwets oordeel heeft. Hy's een meisjes gek! die altyd wat aan de hand heeft; en die ik heel wel kan ■ dulden, om dat ik niets groots van hem wagt. Ik hou ontzachelyk veel van myne Mama Willis; ó, myn Heer Blankaart, dat is een Vrouw! zo lief, zo minzaam, zo toegeeflyk omtrent jonge lieden. Myne Vriendin Naatje is een braaf verftandig mensch, die ik zeer hoog F 4 waar-"  SS HISTORIE VAN MEJUFFROUW waardeer, en die my altoos het beste voorhoudt. Willem is myn Broer, om het zo te noemen ; een beste Jongen ; doch ik geloof niet , dat hy veel Kettery in de Waereld zal brengen; moog- - lyk oordcel ik verkeert. Ik poog zo te doen als myn pligt eischt, en al 'het gebrekkige te verbeteren. Zo dra ik tyd heb, zal ik uw verzoek involgen. Och , Tante is niet wyzer! Nu ik van haar ben, heb ik vrede met haar. Geen blydcr tyding dan eens te horen: „ ik „ kom t'huis Saartje." Leef gelukkig, en laat ik u mogen verzekeren dat ik ben Uwe liefhebbende en gehoorzame Pupil en Dienares, SARA BURGERHART. TWEE  SARA BURGERHART. öf) TWEE en TWINTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan Mejuffrouw anna willis. waarde naatje! JL/ees den Brief , die myn waarde, myn geeerde Voogd my fehryft, en heb dan eens de courage om te durven denken, of ik wel al tc bly, al te vergenoegt zyn kan. Hoe! is in myn geval, (trouwens in alle gevallen,) blydfchap dan geen kind der dankbaarheid? Handel ik nu niet pligtmatig, Naatje ? Wat anders! Gisteren heb ik een begin gemaakt om my, voor eigen rekening , in den dos te fleken j want tot nog toe ben ik als de Raaf in de Fabel , opgefchikt met de veeren van Letje. Eerst vertelleen , op myn hoogvorstclyk bevel, Moniieur Evrard, Koopman in allerlei Zyden-lloffen, Taffen enz., verzcltvan een ftuk van een Petitmaitre, die gebukt ging onder eenige pakken kostelyk goed. Ik liet Monfieur Evrard in de Zykamer gaan; en zou hem nog langer hebben laten wagten, zo myne nieuwsgierigheid my niet naar voren gejaagt hadt. Duizend complimenten, duizend oü?s, duizend enz. .. vormden een zeer intresfant discours tusfen Monfieur en my. Al de (lukken werden los F 5 Se-  $0 HISTORIE VAN MEJUFFROUW gemaakt, en wel dra zag ik al de Stoelen, de Commode, de Bureau, ja zelf de twee Speeltafeltjes , bedekt met de fchoonfte taffen, zyden , gazen! Bekoort door dit heerlyk gezicht, fclielde ik; en zei aan onzen knegt: Frits, vraag aan de Dames, of zy eens by my gelieven te komen. Oogenblikkig traden zy binnen. Na eene hele menigte buigingen en complimenten , bezagen zy alles met genoegen. Onze goede YVeduw en ik kozen juist dezelfde Bukken, die hetkostelykst, maar ook liet minst zwierig waren. 6 Naatje, wat zyn wy Vrouwen evenwel kinderagtig! Juffrouw Buigzaam uit toegeeflykheid, zo wel als de overige. Toch , ik ben in myn fchik, en verlang heel zeer, dat alles nu maar gemaakt was. Voor Rouw- en Bruids-goed, weet men , moet alles blyven liggen ; ik was des zeer in verzoeking, om aan Letjes Naaister, Madame Montmartin , zo half en half te laten merken, dat ik in het laatfte geval was ; doch 't was een leugen [by geluk;] en ik haat het liegen zo zeer, dat ik liever geduld wil nemen. Naauwlyks was de Koopman weg, of Mademoifelle G. verfcheen, verzelt van eene harer Leerjuffertjes , een aartig Fransch fchehnpje van een meisje, dat het Hollandsen bekoorlyk liegt uithaspelt; en toen voorzag ik my van alles wat men bywerk noemt; deed onze Dames elk een klein prefentje, maar kogt dc  SARA BURGERHART. 91 de Weduwe -eene fraaije Coëffure... Goede Vrouw! .. Terwyl ik dus in al myne heeriykheid en fchatten vergenoegt nederzat, kwam de jonge Heer Brunier zyne Zuster bezoeken. Hy is een grote, lange, fletze, blonde lummel van een Jongen, zo net gekleed, dat het zo niet te zeggen is, in een Frak met zilveren lisfen, ó zo mooi, zo mooi 1 De Jongen ziet menfchen, 'k wil zeggen zulke marionetten, als men ia Amfterdam zo wel menfchen noemt als de wandelende Geldzakken; en mooglyk met een even goed recht; zo dat hy is voor een verlegen uur nog al heel dragclyk. ,, Coos , ,, zei Letje, Jongen, had je nu wat eerder ,, hier geweest, dan zou je gelegenheid gehad „ hebben om uw gout te tonen. Onze Bur,, gerhart heeft een hope moois gekogt." ,, De „ fmaak, hervatte hy, van Mejulfrouw Bur„ gerhart, (zich tegen my, met neêrgeflagen „ oogen , buigende ,) is zo exquis , dat zy „ myn oordeel wel kan misfen." Toen bekeek hy alles, fchoof zyn hand onder alles, prees alles, en zei nog wat wartaal over my, daar het my niet eens op luste te antwoorden. Men floeg een Ombertje voor. Broêr zag wel, dat hy geen belet deedt; wy'fpeclden, een Huiver het fiche. Dat 's immers ordentelyk ? Onze waarde • Buigzaam hielp my, maar breidde onderwyl in plaats van lpelcn: wy aten Even-  $2 HT-STORIE VAN MEJUFFROUW Evcnvceltjes, en kregen lekkere Slemp er by. Kif uuren ging Broer weg, na Letje hartlyk gekust, en ons allen gegroet te hebben: ó, wat ben ik van dien dag voldaan ! Zie daar, Naatje, zo eenvoudig, zo aangenaam leven wy. Ja, ik ben wel te vreden. Lr {leekt immers geen oogvol kwaadsin, van Monfieur Evrard ftoffcn, en van Mademoifelle Ggalanteryen te kopen, in een eerlyk Ombertje te fpelen, in Evenveeltjcs te eeten en m Slemp te drinken? Nu wensch ik niet veel meer: en de ftille vrye levenswys , die ik nu geniet, heelt zeer veel invloeds op myne gezontheid ; en is een mensch niet verpligt ook daar voor te zorgen? Is zy, naast een gerust gemoed, niet de srootfte fchat op aarde? De jeugd heeft immers niet te doen, dan zich in onfchuld te vermaken? doet zy dat niet, dan overfpringtzyééne der Levensfaifoenen. Myn hart veroordeelt my Biet en ik durf u, myne bedaarde Vriendin, -dies' melden. Zou ik dan kwaad doen? Zeg nu, wat gy er van denkt. Groet uwe Moeder met eerbied voor my, en bemin toch Uwe Vriendin, SARA BURGERHART. PS: Alle Jufferlyke handen zyn thans voor my aan 't Werk; 't is ofzy cenPop kledcn,zobeyveren zy zich. DRIE  sara burgerhart. 93 DRIE en TWINTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw anna willis aan Mejuffrouw sara burgerhart. lieve vriendin! Ik merk, uit uwen laatften, dat uw lot geheel verandert is: uwe kleding, uwe verkeering uwe levenswys, alles is verandert, uitgenomen uw goed onfchuldig hart! Vol vrees voor dat hart, fchryf ik deezen. Het is nog vroeg: ik heb te weinig kennis aan het zedelyk karakter der Dames: naar mate dat doorfchynt, zal ik fchryven; nu zwyg ik. Ik weet zelf wel, dat ik wat argdenkent ben, omtrent eenigen; en dit is geen deugd , die ik behoef aan te moedf? gen. De Brief van uwen Voogd is Vaderlyk; en , mag ik het zeggen, het misfelyke zelf is het uitvloeifel van zyn goed verftand. I Dat hy lang leve, en u gelukkig zie ! .. Ik begryp wel, dat gy er gracelyk zult uit zien: dat de Dames u helpen in het maken deezer beüzelingen, geeft my een goed denkbeeld van hare vrouwelyke handigheid. Vrouwen, die zich onzer bezigheden" fchamen, verdienen wel, dat men zich harentwege fchaaiat. Dat de  94 HISTORIE VAN M E J U F F R O UW de Heer Brunier zyfle Zuster bezoekt is goed , is minzaam ; maar komt hy wel om haar ? Is het ook om myn mooi Vriendinnetje ? „ Och , „ zegtgy, daar onderzoek ik niet naar." Goed, ik ook nog niet; vooral, zo hy niets meer is dan een modc-gekje. Gy weet, dat ik, by gelegenheid, wel eens fpeel, maar ik heb toch geen zin in dien dag , waar over gy zo voldaan zyt; offchoon ik beken geen oogvol kwaads te kunnen zien in alles wat gy, (ftoute meid,) zo raar by elkander optelt. Het kan zyn, dat gy thans veel gezonder wordt; het is óók wdar, dat uitfpanningen dien fchat helpen behouden; maar, kan men goud niet te duur kopen ? Ik vrees voor eene zedelyke ziekte; gy zult u overladen met vermaken. .... Myn waarde Saartje, overweeg zelf, wat gy doet, wat gy laat: ga eens na, wat gy doen kunt, doen moet, in uwe jaren , in uwe omftandigheden; en als gy dan over uzelfvoldaan ïyt, zal het ook zyn Uwe Vriendin en Dienares, ANNA WILLIS. VIER.  sara burgerhart. 05 VIER en TWINTIGSTE BRIEF. De Broeder benjamin aan den Heer abraham blankaart. men heer! Jy hebt ons, ons volk, ende onzen weg beroert , en fchoon de Zusters zich alles zouwen getroosten in ftille zuchten, zo voel ik my gedrongen om het voor haar, de goede zaak, en my zelf optenemen, om dat ik haren ftichter en huisbezorger ben $ al ben jy een groot Heer, ik zal jou tonen, dat ik op de muren van ons huisfelyk Sion geen ftommen hond ben; myn geblaf zal je doen zien, dat ik geen Indringer, geen Bemoeial ben , maar dat ik eene wettelyke Roeping heb. Nou ja; men Vader liet me de flagery leren; 't was een waerelds man, een fchoenlapper; maar men Moeder was evel in Kerkelyke bediening; want zy was eene der Kerke-fchoonmaaklters; en hadt men Vader het niet belet, zy zou my op de Studie gedaan hebben ; doch hy vroeg altoos, „ of zy dan razeni» de dol was; " de middelen ontbraken, en ik had eene grote mate van ziels en lichaams vermogens , en veel meer trek tot geestelyken dan tot flagerlyken arbeid. In mynen onverwinbaren afkeer van allen lichaams arbeid, hoorde ik  pÖ HISTORIE VAN MEJUFFROUW ik myne roeping tot een ander amt; ik was gehoorzaam , ik katcgifecrde de kinderen en de vrouwtjes uit myn Buurt, voor een mondvol eeten, want de arbeider is zyns loons waardig. De reuk myner gaven vcrfpreidde zich ook fpoedig; de Groten der aarde verruilden ook gaarn myne toelichtingen voor hunne tydelyke goederen; edoch , dit getal is echter niet groot. Dus raakte ik ook bekent met de vrome Juffrouw Hofland, die gy als een andre Saulus vervolgt. Ik flyt vele opgewekte uurtjes met haar. Nu weet gy wie ik ben; maar jy bent een Atheïst, een Armiaan , een Sociniaan; ja je bent, mag ik met ruimte zeggen, een Deïst. Jy bent een voorftander van alle godloosheid, jy ftaat een dartel Ilellewigt voor; dat doe jy; ja, dat doe jy. Jy weet ook wel, dat Juffrouw Hofland , als eene echte dochter van Gaaijus, de noden der Heiligen vervult, en jy onthouwt haarheur geld; zo dat jy een Kerkrover bent; ja, dat ben jy. Zo, heeft Saartje geen drie honderd guldens verteert? Wel nou toon je alweer jou werelds hart. 't Is waar, wy hielden het meisje in eene Christelyke ibberheid, wy kleedden haar ftemmig; ik weet ook beter dan jy, hoe veel zy 's jaars aan voedfel en deldel nodig hadt; honderd Ryksdaalders! « maar hoe veel heeft de goede Juffrouw wel gezucht over dat baldadig kind der Zonde, hoe vele tranen heeft zy ge- fchreit,  SARA BURGERHART. 97 fchreit, hoe veel gebeden heeft zy voor haar arme ziel gedaan, hoe dikwyls is zy ziek geweest door al dat tobben ! kost dat alles geen tyd en zorg ? of denk jy dat alles voor niets te hebben ? Neen, jy zult, jy moet er voor betalen. Maar zo ben je lui: in 't aardfche kunt jy lui rekenen en cyferen; maar, in 't geestelyke ben je lui blint; maar Juffrouw Hofland zal haar geld hebben, ik zal u dwingen; ik — vrees voor my Wy hebben in deeze god¬ vergeten ftad nog onze duizenden. Wee, wee , die den vinger tegen ons opheft...! Wy yveren voor de vromen, en onze haat is heilig; dit wee betekent veel, als het wordt uitgeboGgemt door een man als is Uw ware Vriend BENJAMIN» I. DEEL. G VYP  9$ historie van mejuffrouw VYF en TWINTIGSTE BRIEF. De Heer abraham blankaart aan den Broeder benjamin. verachtelyke kaerel! Ik reken myn kncgt te goed om u te fchryven ; daar aan zyt gy de eer, die ik u thans doe, f€hiüMig. Zeg, fraaijekwant, dit aanuwePrincinale: „dat zy zich ftil houde, of dat ik haar J alles, wat zy 's jaars, boven de honderd „ Ryksdaalders, ontfangen heeft, zal afkorten." Ik wagt haar voor den Rechter. Laat zy daar hare Leverantie van zuchten, tranen en gebeden inleveren , om te zien , hoeveel haar voor elke twintig ditoos zal worden toegewezen. Houd li ftil, of 't zal niet met u gaan. Ik meen u, en nog eenigen uws gelyken, zo dra ik in Holland kom , voor myne rekening, aan vast werk te helpen; en dit dreigement zegt vee] in de pen van eenen man als abraham blankaart. ZES  sara burgerhart. 99 ZES en TWINTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara b u r g e r h a r t aan Mejuffrouw anna willis. hooggeachte vriendin! Ontfang myne dankbaarheid voor den waarden Brief, dien ik gisteren ontfing. Ja, ik zie dat gy myne Vriendin zyt; gy neemt belang in my; en gy zyt altoos zeer verre uitziende. Ik geniet hier zo vele beleeftheden; de Weduwe toont, dat zy my lief heeft; ik vinde in haar en in Letje zo veel goeds; ik heb zelf zo veel gebreken: hoe kan ik dan anders handelen? Men moet zich in 't huislyke leven óók zeer toeleggen op de beminlyke deugd der infchiklykheid. Yder heeft zyn eigen manieren, deugden, zwakheden. Het karakter ontleent zo verbaast veel van het temperament, van de opvoeding , van de gewoonte; en waar niet van ? De twee Juffrouwen Cornelia en Charlotta fmaken my echter niet veel. Mejuffrouw Buigzaam heb ik u reeds befchreven, en nu ik haar nader leer kennen, vind ik dat zy die Vrouw is, die ik u befchreef. Nu en dan is zy echter wat zwaarmoedig; doch nooit verG a veelt  IOO HISTORIE VAN MEJUFFROUW veelt zy ons met hare Vapeurs. Zy is van natuur gróotsch, en blyft zo in hare vernedering: geeft u dit wel een kwaad denkbeeld van haar, Naatje ? Letje is drie jaar ouder dan ik, is welgemaakt , gracelyk, blank, fyn van trekken , tamelvk fraai; leeft zonder veel nadenken; heeft echter de gefchiktheid om beter te worden. Zy heeft verftand , maar goedaartigheid is de grond van haar karakter. Zy leest gaarn, zit nimmer ledig. Al wat uit hare handen komt is keurlyk. Zy fchryft een fchonehand, zingt lief, fpeelt, doch niet zo goed als Saartje, durf ik haar toeftaan , op het Clavier. Zy flentert met Gootje overal heen, en is dus by vele Heren te bekent. List en fchynfchoon zouden haar nu nog ongelukkig kunnen maken. Zy acht Juffrouw Buigzaam, fpreefet van memand kwaad, is beleeft tegen de twee Dames , minzaam omtrent de bedienden , miltdadig jegens den armen. Kortom, buiten u, myne Willis i wensch ik haar tot myne Vriendin. Indien zy weinig Godsdienstige kennis heeft, vraag ik, heeft zy gelegenheid om die te krygen zo als wy? kan ik haar nog niet van veel nut zyn? Juffrouw Cornclia Hartog is in de dertig; zo zegt zy zelf, en ik geloof het. Zy is lang, mager, heeft ecu manlyk voorkomen , (dat ik zo  S A R A B U ROER H A R T. IOI «o haat in eene Vrouw,) haar oogen (laan my ook niet te brect aan. Zy (laan my te wilt, te agterhoudent, en, lieve hemel! wat heeft eene brave meid toch te verbergen ? hare ftero is grof, zwaar, onaangenaam. Zy fpreekt by fchokken, nu véél,'dan geen enkel woord. Zy is droevig nieuwsgierig, maar zy kan my niet uithoren; ik b'cn afkeerig van haar. Hare kuren vallen ook niet in mynen fmaak. By voorbeeld, zy kan zich fomtyds zo afgetrokken van gedagten houden, dat zy haar theekopje , in plaats van uittedrinkcn, in de fpoelkom uitgiet, en een fnuifje neemt uit het fuikerbosje , u driemaal iets laat vragen, eer zy antwoordt. Zy heeft reeds drie jaar aan een lub zitten konkelen, (zegt Letje.) Haar fnuifdoos en haar zakdoek zyn altoos in hare handen. Ik geloof niet, dat zy iemand kan beminnen buiten haren fchoothond. Zy is llordig en echter prachtig. Zy loopt veel uit, ook in de Kerk; kent vele grote lieden, wordt er dikwyls by verzogt; leest geleerde Autheuren , in vier of vyf talen. Zy is ook ervaren in vele, mag ik het zo eens noemen , onvrouwlyke kundigheden , en krygt veel Brieven van geleerde Mannen. Zy wil by ons zich eene meerderheid geven, die wy haar gaarn laten: met éc!n woord, Juffr. Hartog is eene Scavante van de alleronaangenaamfte foort, die alle Dichters, Rymers, en G 3 alle  102 HISTORIE VAN MEJUFFROUW alle Nederduitfche Poezy vodden noemt. — Nu van Juffrouw Charlotte Rien du Tout : Zy is taamlyk mooi, eene brunet, groot en gezet, een weinig ouder dan Letje. Zy heeft geen karakter; geen uur is zy dezelfde. Nu zit zy tot twaalf uuren ongekleed, dan is zy voor dag en daauw in volle order, en zit ons met het ontbyt te wagten; want wy ontbyten met elkander , behalven onze Wysneus , die het meeste geld verteert, en daar voor veel grillen wil ingevolgt hebben. Lotje flaapt nu eens tot elf uuren, dan zit zy den nagt over, offchoon zy niets doet, of te doen heeft. Nu drinkt zy een glas water, dan weer Engelsen Bier. Zo is zy in haar beddejakje , en binnen een oogenblik vliegt zy gekleed de deur uit. Nu is zy de gedienstigheid zelf; dan is het haar fatfoen te na een theedoekje aan te reiken. Van daag geeft zy een gulden aan een armmensen; morgen, ,, mag de luijc Bedelaar werken;" hy krygt geen duit, geen fpeld. Nu fjouwt zy onze grote Kat op haar fchoot, al heeft zy een kostïyk gaas boezelaartje voor; dan mag Jillis niet met zyn pootjes tegen haar opftaan. Nu koopt zy een hele Galanterykraam , ftïaks verkwanzelt zy alles, of geeft het weg. Nu haalt zy Brunier aan als een mal meisje; dan Zccjt zy hem naauwlyks goeden dag. Zy hadt in  SARA BURGERHART. ÏOJ in hare twee vorige Logementen het zeer wel, maar zy trok af, eenig en alléén om eens te veranderen; en zy zou wel willen, dat onze brave Weduwe dikwyls van bedienden veranderde ; „ altoos dezelfde gezichten," zegt zy. Een beuzeling maakt haar kwaad en ook weer goed: wy Horen er ons ook niet aan. Zy heeft een Oom, die haar veel goeds doet; die wil volftrekt, dat zy hier blyve. Zou die Oom dat willen , Naatje , zo de Weduwe geen braaf mensch ware ? Zie daar, daar hebt gy ons Huisgezin. Is hier zo veel gevaar voor my ? Ei lieve, in wat opzichte ? Wel, kind, indien ik, of myns gelyken, ons te heilig rekenden , om by eene Weduwe Buigzaam intewonen, waar zou zulk eene fatfoendelyke Vrouw van beftaan ? Bezorg haar jonge lieden, u meer gelykende, bezorg haar die; de goede Vrouw zal zeer vergenoegt zyn: Zo men in de Couranten laat zetten: „Ie„ mand van den Gereformeerden, Lutherfcheu „ of Roomfchcn Godsdienst zynde, genegen„ heid hebbende om enzovoorts;" dat gaat nog aan; maar hoe misfelyk zou evenwel het volgende advertisfement luiden: „ Eene Juf,, frouw van goeden huize, die niets dan on- ze beste Theologifche en Zedekundige Boe„ ken leest, en nooit dan uit Voet of Schutte zingt, die geen Broeder of Neef heeft, zich G 4 '55 1U^t  104 HISTORIE VAN MEJUFFROUW „ niet opfchikt, en zeer godvrezende is, ge' negenheid hebbende om by eene fatfoenlyke „ Weduwe een kamer, enz. te hebben, adrcs„ feere zich enz." Hoe dikwyls vormt de wa« re vroomheid onuitvoerbare ontwerpen! Waak over my, myne Vriendin; maar oordeel vriendelyk over myne Huisgenoten: Wees tederlyk gegroet van Uwe Vriendin, SARA BURGERHART. PS: Dcezcn namiddag kwam hier zeker Heer Hendrik Edeling, met Brunier, die Letje tot eene wandeling verzogt. Kent gy zo een man ? 't Is een fchoon Jongman, die wel het Contrast fehynt van Coo. Hy heeft met de Weduwe cenige oogenblikken gefproken. Zy was zeer aangedaan toen zy binnen kwam : meer weet ik met. ZEVEN  sara burgerhart. J0$ ZEVEN en TWINTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw maria spilgoed aan den Heer abraham blankaart. wel edel heer! D e lieve Juffrouw Sara Burgerhart heeft, zo als zy my verzekert, met goedkeuring van u, myn Heer, in hoedanigheid van Voogd, haar vcrblyf by my genomen; en my pogen over te halen, om, by hare komst, zes maanden voor uit te betalen, op uwe orders. Ik twyffel aan beide deeze gezegdens niets in 't allerminffe. Haar karakter verheft haar boven alle kunstflrcken. Het zou my echter zeer aangenaam zyn, indien gy, myn Heer, zo goed waart, om my door ecnige regelen te doen weten , dat gy ten vollen content zyt met de keuze, die Juffrouw Burgerhart ten mynen opzichte heeft gedaan; en my te ontflaan van geld in voorraad te ontfangen. Ik laat de conditiën geheel aan u: uw inborst is my door de zoete vlugteling genoeg bekent. De ongevallige omftandigheden, waar in ik my, zedert den dood myns mans , bevond, die juist de beste huishouder niet was, en die my G 5 wei-  Ï06 historie van mejuffrouw weinig naliet, heeft my genoodzaakt iets by de hand te nemen; wyl ik geen hart heb dat in ftaat is, om my van trotfche Bloedvrienden afhankelyk te maken. Het beftaan, dat ik uitkoos , zou my alle myne rampen doen vergeten , indien alle myne Dames Burgerhartjes waren. Evenwel, ik klaag over niemand; maar dit meisje is een Engel. God geve, dat zy altoos in goede handen valle. Hare levendigheid is bekoorlyk; doch fommigen zouden wel eens voor dartelheid aanzien, 't geen niets is dan eene ovcrdreevcne vrolykheid : Hare zucht tot uitfpanningen is ook zeer fterk: 't Is of zy hare fchade inhaalt: Juffrouw Hofland heeft haar al te ftreng gehouden: Zy gaat veel uit, doch niet dan met hupfche jonge lieden. Ik hoop maar, dat zy met zo veel achting, als zy verdient , in de Hmvlyks haven zal aanlanden. Zie daar, myn Heer, het geen ik my verpligt vond aan u te fchryven , buiten haar weten: myn knegt zal deezcn aan uw huis bezorgen, wyl ik uw verblyf te Parys niet weet, en er ons meisje niet naar kan vragen. Ik ben met -eerbied Uwe ootmoedige Dienaresfe, maria buigzaam, Weduwe spilgoed. AGT  sara burgerhart. lOf AGT en TWINTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw anna willis aan Mejuffrouw sara burgerhart. waarde saartje! Z o als ik my nederzette om u te fchryven,; ontfing myne lieve Moeder een Brief uit Rotterdam , met de treurige tyding, dat hare eenige Zuster, myne geëerde Tante Betjc , zeer gevaarlyk krank is. Myne Moeder is zeer bedroeft ; gy kent haar: maar brengt met de grootftc bedaartheid alles in gereetheid, en Willem is reeds om rytuig uit. Zo hy van 't kantoor kan, gaat hy ons brengen. Zie daar, zo ongevallig is het leven; zo dwaas zyn onze ontwerpen. Nog geen uur geleden meende ik u te melden, dat ik van oogmerk was, om u by de eerfte gelegenheid eens te komen zien, en met my een gehelen dag mede te nemen. Schryf my dikwyls; myn adres gaat hier by. Blyf in allen opzichte u zelfs waardig'. Ik ben met alle genegenheid Uwe Vriendin, a. w i l i. i s. NEGEN  x08 historie van mejuffrouw NEGEN en TWINTIGSTE BRIEF. De Heer abraham blankaart aan Mejuffrouw maria buigzaam, Weduwe p. spilgoed. mevrouw! Ik geloof waarlyk, dat het inkomen van alle myne uitftaande gelden my niet half zo veel zou verbijtten, dan ik verblyd ben door den inhoud uws Briefs, dien gy my de eere aan deedt van te fchryven. Hoe , wat! is de lieve meid dan myn lieveling,niet ? Is zy de Dochter piet van eenenman, die myn ccnigfte hartvriend was? Dat zou ik geloven, waaragtig! Hoor, myn goede Dame, alles is ftrikt waarheid, wat of de kleuter u verhaalt heeft. Maar, haal my de Boze, indien ik aan zo eene Vrouw eeu knappen Brief kan fchryven: doe al wat u behaagt; och Heer, het geld is goed, wil ik fpreken; maar ik zal eene fatfoenlyke Vrouw nooit kwellen. Wat denkt gy, Mevrouw, kan ik met u kibbelen om een honderd guldens drie vier, nu myn kind in zulke goede handen is? Ta, zie, ik heb wat ongerustheid vóórhaar uitgeftaan, toen zy nog by hare Tante was; en voor  SARA BURGERHART. 10«p voor ik wist, waar of zy toch belant mogt zyn. Want, hier gezeit, en hier gebleven, het kon. immers gebeurt zyn, dat het ftout Dingetje in flegte handen was gevallen, en zo al wyders , gelyk de waarheid is. Wilt gy wel geloven, Mevrouw, dat uw Brief my een traan of vier gekost heeft? 't is echter zo. Wel lieve God, zei ik, zyn de beste Vrouwen dan meest altoos in de onwaardiglte handen ? Dat is toch elendig! En daar zit Abraham Blankaart nog in zyn vyftigfte jaar, als een niets beduident oud Vryer; en ik had hemels vast befloten , om met myn vyfV entwintig jaar man en vader te zyn. Wat zal men zeggen? die eerst komt die eerst maalt; en een weinig te laat is veel te laat. Ja, Mevrouw , ik heb den Heer Pieter Spilgoed wel gekent, maar nooit met hem verkeert. Hy hadt my te veel wilt hair op 't hoofd; en als de jonge lui getrouwt zyn, moeten zy dat laten affcheeren , of de Boel zit op zy. Ik wist wel, dat hy eene fatfoenlyke Gelderfche Dame getrouwt hadt, doch meer niet; en ik bemoei my bykans nooit met de zaken van een ander: Ik zeg altoos^: „ Abraham Blankaart, vrees God , „ en doe wel; dat is jou zaak, myn vriend. " Alles wat gy van Saartje zegt, is, zo veel ik daar over kan oordeelen , wdar. Wees toch zo goed en hou een wakent oog over haar; wy  110 HISTORIE VAN MEJUFFROUW wy mans hebben daar zo den flag niet van/ Indien er iets mogt voorvallen, 't geen u nodig ichynt my te doen weten , zo verzoek ik ernstig om my met uwe Brieven te vereeren. Ik weet heel wel, dat er geene beloning zyn kan, die geëvenredigtis aan uwe zorg en raadgevingen voor en aan een Meisje als myn Sarotje; evenwel het zal myn pligt zyn, om uwe edelmoedigheid oP eene waardige wys te gedenken. Kan ik u van dienst zyn, 't zy door myn perfoon , of myn beurs ? Ik ken geen groter geluk dan waardige Vrouwen myne achting te kunnen bcwyzen. Ik ben met eerbied , fcl E V R O u w! Uw ootmoedige Dienaar, ABRAHAM BLANKAART. DER-  sara burgerhart. Ut DERTIGSTE BRIEF. De Heer hendrik etjeling aan zynea Broeder cornelis edeling. waarde broeder! Gy wilt altoos dat ik dikwyls en lange Brie* ven fchryf; dat ik u al het Stads-, en Beursnieuws melde. Ja, Keesje, had ik de aangename gaaf van wel te vertellen, zo als myn Broer die heeft, ik zou met vermaak aan uwen wil voldoen. Doch ik ben geen geestig man: Zo ik eenige fterkte mogt hebben, dan geloof ik, dat die beftaat in denken. Ik moet regelmatig werken; myne ziel is niet opgeluistert, niet verfraait, door eene geleerde opvoeding, zo als de uwe; myn eenigzins Phlegmatiek geitel kan niet fpoedig aangedaan worden: het beuzelagtige nieuws is my zo veel moeite niet waart om er over te fchryven; en buiten myn© Negotie, kan ik u niet veel vertellen, dat gy niet beter weet dan ik. Dikwyls ben ik om een onderwerp verlegen. Maar, zo gy my nu toeftaat over my zelf te fchryven , zult gy een regt vervaarlyk langen Brief hebben. Ik ben, zedert gisteren, ongemaklyk, onrustig  112 HISTORIE VAN MEJUFFROUW tig, maalagtig, ziek; voer niets uit; fchryf nu een paar regels in 't Grootboek, en fla het weer toe; trek een rekening op, en kan de getallen niet onthouden; vat de Dwarsfluit op , blaas een noot of tien, leg haar neer; trek myn Japon uit, klccde my, en blyf in huis: nu ben ik duizend mylen van de plaats daar ik zit; dan geen zes gragten van ons huis; nu vlkgt my 't bloed in 't aangezigt, dan zie ik zo bleek als de muur. Wat kan' dit alles zyn, zo ik niet dodelyk verheft ben? Had ik maar eenïgen grond tot hoop; maar neen, zo een Engel zal voor my niet zyn. Zy zal zeker reeds bemint worden; en zou ik niet een flegthoofd zyn , indien ik my ging inbeelden , dat zy my' zoude uitkiezen? De Reden wil dan volftrekt, dat ik myne drift matig, om dat het niet waarfchynlyk is , dat hare liefde my immer zal gelukkig maken, ó Naar denkbeeld! Is het zo ? vaart dan wel, Ö rust, ó vrede, ó vergenoeging. Hier van hangt al myn geluk volkomen af. Ken ik de beminde van myn hart ook genoeg , om te weten, dat zy de liefde van een ' braaf man , dat zy zyne achting verdient ? Neen, zeker! dit kan ik niet ontkennen. Om niet tot alles onbekwaam te worden, moet ik. myn boezem lucht geven. Zal ik onzen Vader (diemy zeker bemint,) lastig vallen met myne verliefde aandoeningen? Daar is niet aan te denken. De man  sara burgerhart. II3 man zou geen geduld hebben om my uittehoren; en eene confidence van dien aart eischt een Vriend, een teder beminnent Vriend, dien men door en door kent, en altoos onze vriendfchap waardig vondt. Gy, myn waardfte Broeder, Zyt die Vriend. Gy zult, gy moet alles weten. Voorleden maandag vroeger dan naar gewoonte gedaan hebbende, ging ik het huis uit, met oogmerk om eens te gaan zien, welk een fpel er gefpeelt wierd. De Schouwburg was vol, en ik meende heen te gaan, toen een zeer vriendelyk Jongheer opftondt, en my, op de derde bank, een plaats , die hy over hadt, prefentecrde. Ik nam dit heusch voordel aan. Ik vond fmaak in zyne discourfcn, die hoewel niet zeer intrcsfant, echter goed waren. In het uitgaan der Comedie verzogt ik hem , of hy in de Zwaan myn gast geliefde te zyn ? (Gy weet, Keesje, dat Vader niet gaarn des avonds overvallen wordt;) 't geen hy recht gulhartig aannam. Wy foupeerden te famen; ik vond hem , voor een Heertje van de mode, heel wel, en als ik hem over de Negotie, en onze veege Colonien onderhield, bekende hy openhartig, dat hy, die een fatfoenlyk ampt hadt, zich daar op toe lag, en weinjg Koopmansverftand hadt, maar dat hy wél kon opmaken, dat de tyden critiek waren. Ja, zei ik, menig eerlyk man is met zyn los geld verlegen. Ik heb ook een Somme- j, peel. H tje,  114 HISTORIE VAN MEJUFFROUW tjc, dat ik gaarn uitzette op behoorlyke rentes „ Myn heer, hernam hy, ik hoop dat gy my „ niet voor onbefeheiden zult aanzien, wan„ neer ik u zeg, dat ik u gelegenheid kan ge„ ven, om een honderd ducaten veilig uittc,, zetten, en tcffens eene ordentelyke Weduw „ grotelyks te verpligten. De Dame, die ik „ beoog, is, door de flegte conduite baars „ mans, gcruineert, maar heelt, door hare „ verirandige fchikkingen, reeds alles op die „ fom na afbetaalt, waar om een ryke Fokkert „ haar zeer lastig is. Myne Zuster is daar „ gelogeert, met nog drie Juffrouwen , en heelt „ my dit met tranen in de oogen verhaalt: wy „ zyn niet ryk; anders zou ik my zelf dat ge^ noegen bezorgen." Vervolgens zeide hy my haar naam, en beloofde my om er des anderdaags eens met my aan huis te gaan. Gy kent my; meer zeg ik niet. Myn hart is, Code zy dank, geen laag bekrompen hart. Ik ging met hem daar aan huis, onder voorwendzei van zync Zuster tot eene wandeling te verzoeken. De jongen houdt veel van haar, iets dat my ook in hem wel gevalt. De Weduw ontrmg ons met dat voorkomen, 't welk fatfoenlyke Vrouwen zo achtingwaardig maakt. Ik zag, dat zy veel moest geleden hebben, dat zy zorgen hadt. Waarlyk, Broer lief, er is voor een gevoelig man , niets zo tfeffent, dan het  SARA BURGERHART. H5 het zagt gefprek eener deugdzame Vrouw, die ongelukkig is. Ik verzogt om de eer te hebben van haar een paar oogenblikken te fpreken, Brunier ging by zyne Zuster. Stel u myne verlegenheid voor! Hoe moest ik over geld met eene kiefche Vrouw fpreken ... ? ik moest echter. „Mevrouw, zcide ik, alle menfchen zyn „ niet billyk; zeker Vrek valt u lastig om een „ beuzeling', dat fpyt my; wy kooplieden ho9, ren niet dan van geld; ik ken dien man. Maak ,, my zo gelukkig van deeze honderd ducaten , „ die ik niet beter weet uit te zetten, van my „ aantenemen; en ontfla U van zo eenen knaap. 9, Ik heb thans geen tyd om het contract te „ fchryven; myn naam is Edeling." Ik lag het geld in haren fchoot. Zy was zo aange-' daan, dat zy weinig zeggen kon, maar hare fchone oogen fpraken de eenvoudige taal der erkentenisfe, Brunier kwam even in de Kamer, om te zeggen dat zyne Zuster niet ging, waas op de goede Dame ons verzogt Thee te drinken. Zo als zy my in de Eetkamer leidde, zag ik eene Juffer, die my, op dat zelfde oogenblik, geheel en al, en voor altoos overmees* terde. Ik ftond een oogenblik als een beeld, maar herflelde my in zo verre, dat ik het gezelfchap kon Je groeten. Waarlyk, myne kniën knikten onder my; 't was, op myn woord, juist of ik een electrifche, ik mag zeggen Müsli % fch.cn.-  Il6 HISTORIE VAN MEJUFFROUW fchenbrockfche, fcfcök door myne ziel voelde heen horten. Ik zag niemand dan deeze Bevalligheid. Zy zat, huisfelyk gekleed, en drok bezig met het knopen van manchetten. Hemel ... en zy heeft geen Broêr. Voor wien maakt zy die dan? Myn jonge Vriend gaf haar gelegenheid om haar vernuft te tonen; t was Hekelachtig, doch zo een prikje doet geen zeer. Zy houdt hem voor haar Bagatelle; dat zag ik klaar. De Weduw gaf vervolgens oorzaak om haar lieve kind, zo als zy deeze Engel noemde, beter vertoning te doen maken. Ik zag, dat zy een gevoelig hart, en gezont oordeel hadt; hoewel zy de fraaifle zaken met de bekoorlykfte losheid en onbedwongenheid voortpraatte. Broer lief, deeze Vrouw, of geen Vrouw! Gy weet myne fentimenten op dat (luk. Nu heeft myn hart dat gevonden, daar het dus lange naar zogt. Het lieve Meisje is de üochter\-an den Heer Burgerhart: zy is ouderloos. De achtingwaarde Weduw heeft zig genoodzaakt gezien Juffrouwen te logeeren; myne Beminde is eene derzelve. Het begon te regenen en wy bleven zo al, onvennerkt, tot dat de bèfcheidenhèid ons geboodt te vertrekken. Dat affcheid! och , die niet verheft is , kan het niet bezeffen. Ik kan haar niet meer van my afgezonden befchouwen. Maar voor wien zyn toch die manchetten ? t'Hiris  SARA BURGER H ART. 117 t'IIuis komende ging ik, welftaans halven, aan tafel; maar, ik had geen honger. Ik draaide het zo behendig, dat ik op het artikel van de Thee kwam, en fprak van, op fpcculatie , te kopen. ,, Is er niet een koopman in Thee „ geweest, die Burgerhart heette, Vader ? " „ Ja, Hendrik, dat was een braaf man, ik „ heb hem veelmaal op de Beurs gefproken; „ zy zeggen, dat zyne Dochter, een losfe wilde ,, meid, hare Tante, een zotte kwezel, daar zy „ by inwoonde , ontlopen is , en nu ergens , „ Avat weet ik het, inwoont, by lieden daar „ veel losfe knapen invliegen; zo zy 't ver,, bruidt, zal 't my fpyten, om hare brave ou„ ders, en om de kleuter ook: ik heb ook nog „ groen koorn op 't veld." Meer dorst ik niet vragen. Brunier kan ik niets toebetrouwen, ik ken hem niet genoeg, en zyne berichten zyn, vrees ik, zo wilt als oppervlakkig. Dit weet ik, dat zyne -Zuster de byzondere Vriendinne is van myne Beminde. Ze fcheen eene zeer bevallige zoete Juffer; maar, zo als ik zeide, ik had geen oogen dan voor myne Burgerhart. Ik vrees alles. Ik vrees, dat zy in zulk een man, als ik ben , geen fmaak zal hebben. Ik vrees , dat haar hart niet meer vry is. Ik vrees , met één woord, voor alles wat my dit Juweel zoude kunnen ontroven ! Troost, raad, help my. Komen daar veele jonge Heren! .... H 3 ó Dief-  It8 HISTORIE VAN MEJUFFROUW ó Liefde, 6 Liefde! hoe duur ftaat my myne Voorleden koelheid; en echter zou ik myne rust te rug nemen voor deeze martelingen ? om geen duizend Waereldcn. Ik ben geheel de hare, doch altoos de broederlyke vriend van mynen besten Broeder. Schryf fpoedig. H. EDELING. EÉN  SARA B U R G E R II A R T. I lp EEN en DERTIGSTE BRIEF. De Heer jacob brunier aan Mejuffrouw sara burgerhart. charmante dameï D e ongeneerde wys, waar op gy my altoos behandelt, geeft my de hardiesfö om u eenige regels te fchryven; wyl ik u en myne Zuster gaarn deezen nademiddag tot eene wandeling zoude disponeeren. Het zal laat zyn eer ik kan komen, en daarom vraag ik het per misfive; op dat gy u zoudt kunnen gereed maken. Om u maar alles te zeggen, ik heb my vcrflapcn , en myn vriend Edeling kwam met myn Coëffeur te gelyk in. Binnen 't uur was ik gekapt; en nu zit ik, in myn Soubife, deezen te fchryven. Dan moet ik nog een paar nieuwe zyden kousfen aantrekken, daar loopt ook een half uur mêc door, want ik mag niet zien dat er de minffc kreuk in zit. Dan moet ik my nog kleden , comme il faut, om onder het keurig oog van u, ma chere, te verfchynen. Dan moetik voor myne Dames Favorites nog eenige ToncoBoontjes forteeren; voor u heb ik vier kcurlyke uitgczogt, al fhuift gy niet. H 4 Be-.  Ï20 HISTORIE VAN MEJUFFROUW Beminnelyk Meisje, er is toch eene zonderlinge overeenkomst tusfchcn onzen fmaak in het ftuk van kleding; zou dit my geen hoop geven om u eens te behagen, zo als gy my behaagt? Waarlyk, ik bemin u meer dan iemand ; myn Mietje zelf niet uitgezondert. Liefde verrykt onzen geest met nieuwe kundigheden. Die zich met fmaak kleedt, er wel uitziet, en een lief meisje bemint, wordt verftandig zonder dat hy 't weet. Ik heb nog nooit zo een langen Brief gefchreven , aan wie ook; maar de ftolfe vloeit my zo toe, dat, indien ik my niet moest kleden, ik fchreef al voort. Doch 't noodzaaklyke gaat vóór, en ik zie er nog miferabel uit. Adieu, ma cktre! groet myne Letje, en geloof -dat ik ben Uw Verwonderaar, J' A C OU BRUNIER. T A* F, E  sara burgerhart. ui TWEE en DERTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan dei» Heer jacob brunier. myn heer! Terwyl gy deezen ontfangt, zyt gy zeker nog druk bezig om uwe Tonco-Boontjes uit te zoeken. Nu, neem er uw tyd toe, want wy blyven t'huis, en zien van daag niemand; dit a gourenw; en terwyl ik toch een verlegen uur heb, zal ik u eenige regels krabbelen. Wel man, gy hebt het vreeslyk volhandig! zo vele en zo vele gewichtige zaken; 't is te hart. Gy zyt nog jong, gy zult u dood werken. Zoudt gy niet een fubftitut in uw ampt kunnen ftellen, dan waart gy ten minften van dien kant veilig, al moest het u wat kosten, 't Zou immers jammer zyn, dat zulk een nyver en veelbclovent jong Heer vóór zyn tyd ftierf. En daar is voor u immers niet aan te denken, Brunier ? Letje heeft my, in confidence, gezegt, dat gy, buiten haar zelf te rekenen , aan nog zes Dames beursjes belooft hebt. De waarde Juffrouw Buigzaam heeft ook reden van ongenoegen ; nog hebt gy het Lint op haar DemiH 5 coëffé  lt die hy allen ruim en rykelyk bctaal„ de. Zyne Huishoudlter, hoewel verbittert „ om dat zy door my, zo zy waande, in hare „ hoop was te leur gcflelt, hadt al tzveelwae„ reld, om my niet met de uitcrïte bcleeftheid „ te ontfangen. De eerfte veertien dagen lie„ pen tamelyk wel af. Myn man fchecn vcr„ zot op zyne vrouw, en kwam alle myne „ wenfchen vóór. Maar, dewyl hy te veel „ van het wellustige Afiatifche karakter hadt, „ om my geen billyke reden tot misnoegen te „ geven, ontdekte ik wel dra, dat ik my ver„ bonden had aan een man, die alleen vatbaar it was voor de allergrote zinnelyke vermaken. . „ En wel fpoedig ontdekte ik, dat Mademoi„ felle Bartin met hem in eene zondige gemecnn zaamheicl leefde. Dit niet alleen, maar dat « ik mynen man deelde met het uitfehot der »* Sexe- -- Zo eene ontdekking is, wat het „ grievende betreft, niet te befchryven. Ik had „ myn man, 't is waar, genomen, om dat ik „ het niet zag te ontduiken;, doch myn hart ■„ zou hem, indien hy het my zelf niet onmoog. „ lyk gemaakt had, uit erkentenis genegen zyn „ geworden; en indien ik hem in een ordente,.„ lyk man had.kunnen veranderen, dan zeker „ zou hy my dierbaar hebben kunnen worden, „ Ik was zwanger: hoef ik iets meer te zeg* Seu? &QShi #*f kon ik aanvangen met een s, man,  I76 HISTORIE VAN MEJUFFROUW „ man, die geheel verbeest was, en geen ver'l ftand hadt ? Zyn baldadig leven ruïneerd* zyne gezontheid, en ik zag nu wél, dat geen „ rykdom, hoe groot, beftant was tegen eene , verteering, die in weinige maanden duizen, den beliep. Deeze pynelyke overdenkingen, „ en de ftaat, waar in ik my bevond, bena„ men my fpoedig die gezontheid, die ik, als " myne beste bezitting, uit myn gezont Va„ derland had medegebragt. „ Ik heb te veel achting voor de kieschheid ■: van u, lieve Juffrouwen, om u te verve„ len met de fporeloze en walchelyke Tone„ len , die men nu , zelf onder myne oogen, „ opende. Laat ik u alleen zeggen , dat ik „ van eene Dochter beviel; en het onuitdruk„ kelyk hartzeer had van te zien , dat myn „ man , zelf toen, toonde niet vatbaar te zyn , voor die byna onweerftaanbare blydfchap, die een Vader gevoelt, als hy zyne Vrouw " Moeder ziet van een gezont zo even geboren kind. Volmaakt overtuigt, dat de Natuur my in ftaat gcftelt hadt om myn eigen " kind zelf te zogen, voldeed ik aan dien hei" ligen pligt; doch zo rasch hy dit merkte, - voer hy verfchrikkelyk uit, den ftaat waar in ik was niet eens in aanmerking nemende. ■- lk antwoordde alleen met tranen, en nam „ voor, wat er gebeurde, dat punt niet opte- „ geven.  SARA BURGERHART. 177 „ geven. Hier op volgden van zynen kant za„ ken, die ik u niet kan mededelen. Weet „ alleen, dat zyn afkeer voor my als in haat „ veranderde. Wy hadden nu niets meer ge,, meens dan het huis waar in wy woonden. ,, Mademoifelle Bartin beheerschte hem geheelj ,, en nu was het niet langer een geheim voor „ my, dat zy hem reeds twee kinderen gege„ ven hadt. Deeze onnozele Wichten had „ ik dikwyls by haar gezien, onder den naam „ van twee ongelukkige Weesjes uit hare Fa,, milie. Het was my niet mooglyk , deeze „ kinderen, na die ontdekking, mindervriend,, lyk te behandelen; dit heeft men en befpot ,, en gewraakt; maar ik ben een Vrouw, en „ was zelf Moeder. Myn lief kind trok nu „ alle myne liefde, alle myne zorg; en vergoed„ de my al het verdriet, dat haar ongelukkige „ Vader my deedt! Myne Ouders (lierven; door „ de uitkomst geleert hebbende, dat ik in al„ len opzichte te beklagen was. „ Het fpel, en de roofzucht van verfcheide„ ne Maitresjes, deden het Oostindiesch geld „ als in eenen grondelozen kolk wegzinken. „ De zorg voor myn kind gaf my den moed , „ die my ontbrak. Ik beproefde , of ik dit dol mensch niet tot ftaan konde krygen. Ver„ geefsch! van welk eene zyde was hy te ra„ ken , die de Huwlyksbanden verfcheurde» j(. DEEL, M CU  173 HISTORIE VAN MEJUFFROUW ,-, en ongevoelig was voor de tedere infpraak „ der Natuur? Het liep van kwaad tot erger. „ Zyne wraakzucht ~ want nu had ik hem , jy die Man en Heer was, beledigt; en was ik „ niet maar flegts zyn Vrouw ? — tergde my „ dermate, dat hy aan Bartin, op eenmaal, voor wel duizend ducaten aan Juweelen, in myn byzyn, prefent deedt. Ik moest hem „ des verlaten, of my alles getroosten. De „ aarde draagt, naar myn inzien, geen ongelukkiger Vrouw, dan die, die in den bloei „ haar's levens van haar man gefcheiden is. „ En ook, wat te beginnen? Myne Ouders 5, hadden alles op zyne edelmoedigheid laten £ aankomen : ik had wel fraaije Juwelen, en 3, vele prefenten van hem; maar wat beduiden 3, deeze dingen om van te leven ? Ik had ook 5, een kind; moest ik daar niet voor zorgen ? ,, Ik vleidde my, dwaze die ik was ! dat hy 3, nog, vóór hy bedorven was, zyne oogen .,, zoude openen, en dat hy my en myn kind 5, ten minften, het geen uit de fchipbreuk ge3, red was , zoude overlaten. Ziende dan , dat „ ik ongelukkig was, belloot ik om my myn „ ongeluk ten nutte te maken. Ernst is de ,, Vriend des Tegcnfpoeds. Ernst maakt ons met ons zelf bekent; eh terwyl hy onze oo„ gen op onze pligten vestigt, geeft hy ons 5, lust en kragt om, 't geen men welbegrypt, ge-  SARA BURGERHART. 179 „ gemoedlyk te betrachten. Ik wydde my ge„ heel aan myn kind, en Helde my door het „ lezen van goede boeken in ftaat, om den pligt eener Moeder op eene verlichte wyze „ uittevoeren. Myn Naaldwerk en myn Mu„ ziek verdeelden eenen tyd, dien ik nu ge„ heel voor my had. Ik zag geen gezelfchap , „ en wandelde niet dan in den fraaijen Hof, „ die agter ons huis lag. Juffrouw Kwiks en ,, ik vervreemdden zéér van elkander, hoewel zy my nooit reden tot misnoegen gaf, en „ ik haar altoos dankbaar bleef voor de guiis„ ten my betoont." „ Eindlyk behaagde het God, om mynen ,, man de droevige gevolgen zyner losbandig„ heid te doen ondervinden. Hy kreeg eene „ beroerte; en lag, ettelyke maanden, meer „ dood dan levend. Ik ylde naar hem toe, „ doch Bartin hadt zich als'eene trotfche mees„ tresfe, van zyne perfoon meester gemaakt. „ Eens evenwel was de gelegenheid gunstig. „ Ik knielde voor zyn bed; ikfchreide; myn „ Dochtertje, nu zes jaar oud, ftondt by my; „ het fchreide ook: Lieve Papa, zeide het kind, „ en ftreelde, op een ftoofje geklommen, met „ haar klein handje zyn wang. Hy zag my „ fterk aan, greep myn hand; wilde iets zeg,, gen; doch zyne fpraak was zo belemmert, „ dat ik niets verftond: en zedert lag hy meest M 2 al-  l8o III S T O R I E VAN MEJUFFROUW ,, altoos met de oogen open , doch zonder „ fpraak, en, zo ik meen , zonder eenige 011„ derfcheiden kennis. Hy ftierf, nog geen ,, veertig j'aar, en liet my, zo als by de uit„ komst bleek, meer fchuld dan goed. Bartin „ hadt in de confafie het huis verlaten, en ,, tyd overig gehad , om het loon harer on„ deugd in veiligheid te ftellen. Laat ik een ,, kleed mogen leggen over alle de ontmoetin,, gen, die my zedert overkwamen. Ik was ,, zesentwintig jaar, arm , van fatfoen , en had „ een kind, waar voor ik moest zorgen." ,, Wel ras begaf ik my by lieden in huis op „ twee goede kamers, en bezuinigde zo veel .,, my mooglyk was: hopende, dat de goede „ Voorzienigheid my uitkomst zoude geven. „ Ik verkogt myne Juwelen en kostbare Klel„ ren, zette het geld by zeker Koopman uit, „ en begon gelukkig te worden. Juffrouw „ Kwiks, die, in weenvil harer dwaze levens„ wys, een medelydent hart bezat, deedt my „ nogmaal den voorflag om by haar, voor Ge„ zelfchap-Juffer, te wonen, met belofte van voor myn kind te zorgen. Maar dit Lok„ aas zelf was niet magtig, om my hier toe overtehalen. Niets evenaarde den afkeer, „ dien ik had van een levenstrant, die ik nu ,, kende. Het leven du Bon Ton kwam my zo „, verachtlyk voor, dat ik veel liever met myn han-  SARA BURGERHART. iSl „ handen myn brood zoude willen winnen r „ dan delen in alles wat weelde, aanzien en „ vermogen in zo eene huishouding uitftrooi„ jen. „ Hoe vast ik ook befloten had voor deeze „ aanbieding te bedanken, eischte dezelve ech„ ter alle myne erkentenisfe; en myne goede „ opvoeding, zo wel als myne voorzichtigheid, ,, noopten my, om, in de beleeftfte uitdruk» ,, kingen, daar voor te bedanken; terwyl ik „ echter onbewimpelt te kennen gaf , dat dee„ ze myne levenswys my zo wél beviel, dat „ ik geen reden had om naar eenige verande„ ring te ftaan. Men verftondtmy; menhieldt „ af; en ik verzuimde niets, om myn veelbc„ lovent kind eene betere opvoeding te geven , ,, dan. ik zelf ontfangen had. De ondervinding „ hadt my hier toe in ftaat geftelt. Ik daagde „ ook gelukkig, en leefde dus agt jaar, zon„ der dat my veel aanmerkelyks wedervoer, onbekent, of vergeten. „ Hoe kan ik, myne lieve Juffers, voort„ gaan, om u het grootfte verdriet, dat my „ ooit wedervaren kon, te verhalen ? Dit lieve „ meisje, aan 't welk ik reeds eene Vriendin ,, had, dat vcelbelovent kind, dat my 't leven „ aangenaam maakte, kreeg de kinderpokjes, „ en werdt my, in weinige dagen, ontrukt.". „ U een denkbeeld te geven van de fmarte, M 3 „ die  ïSl HISTORIE VAN MEJUFFROUW „ die ik toen onderging, is my volftrekt on„ mooglyk: Moeders alleen kunnen dat bezef„ fen ... Ik zag het lieve Meisje derven, fprak „ niet , weende niet : alle myne bewegingen „ waren werktuiglyk. Myn voorhoofd gloeide. „ Myne oogen donden drak. Myn borst was „ zo beklemt, dat ik naauwlyks zuchten kon. „ Eerst op den dag der Begraving begondcn „ myne tranen te druppelen, konde ik zuchten; „ en de Natuur ontfing die verligting die zy „ niet kon ontberen, zonder my in zinneloos„ heid te dorten. Alles komt tot eene zekere t, hoogte 5 wat daar boven is , verwoest ons, „ indien het van eenen fmartelyken aart is : ik „ ben thans in geen gemoedsgedelthcid om dit „ onderwerp breder uittewerken; ik fpreek nu „ alleen van den dood myner Dochter. „ De tyd, die alle droefheden vermindert, "„ deedt my dien vriendelyken dienst niet. Yde„ ren morgen baadde ik my in tranen ; en nooit „ fliep ik in dan met natte oogen. Alles verft levendigde myne fmarte ; en alles wat dit .„ deedt, was my dierbaar. Myn kind, myn „ kind, myn Zantje; dit herhaalde ik duizend „ keren ! Een geheel jaar dus gefleten hebben„ de, bcfloot ik om alles wat myn liefkind i, gedragen hadt, alles wat zy gefchreven, ge•„ tekent hadt , alle hare aartige handwerkjes „ zorgvuldig by een te leggen, en in een koffer  SARA BURGERHART. 183 „ fer te fluiten. Myne wonden openden zich „ op nieuw; het binnenst van myn hart ont„ roerde, zo dikwyls ik iets, haar betreffende, „ aanraakte. Hier op verviel ik in eene aller„ dicpfte droefgeestigheid; ik werd de elendig„ (|e aller Vrouwen. Ik had geen een Vriend: 1 de l il ri ? daar ik inwoonde, waren die ondergefchiktheid te be„ jcger.ui, dk myne geboorte, en ten hunnen „ opzien'' ruime omftandigheden , eischten. Eens op een WOltd, bad ik God met al dien O) eerbied, die ons betaamt, als wy ons vervrymoedigen om Hem aantefpreken. „ Ik fmeekte om hulp, om wysheid, om ge„ duld; en onderwierp my ten vollen aan zyne „ fchikking; uitroepende : Here ! gy zyt recht„ vaerdig , gy zyt goedertieren. Gy naamt j, van my dat kind, 't welk ik als de beste „ uwer Zegeningen ontfing! Gy naamt haar „ van my, in eenen tyd dat ik my gelukkig „ vond met haar; dat ik haar voorbereidde tot » de Eeuwigheid. Ik doorzie uw oogmerk » geenzins ; doch 't is uw wil: Vader! uw wil gefchiede! Ik rees op, droogde myne tra}, nen.af; en verfterkte my in dat denkbeeld, », dat de goede God my, om zeer wyze reden, p dit verlies hadt doen lyden. De aannemende „ kalmte myner ziel ftelde my in ftaat om my, » op my zelf, te bepalen. Ik begreep, dat ik. M 4 my-  184 HISTORIE VAN MEJUFFROUW „ myne onderwerping aan God niet beter kon „ bewyzen, dan door my opteheffen boven dee„ ze droefheid. Deeze eenzame eenzelvige >, levenswys is niet gefchikt om my hier toe „ te brengen. De Waereld, foei Waereld! „ wat dan ? Ik kreeg een plan in het hoofd dat „ my voorkwam als regt gepast om my, zon„ der my in de Waereld te voeren, echter be„ zighcid en afleiding te verfchaffen. Ik befloot „ tot die levenswys, waar in gy my hebt le„ ren kennen. Ik maakte dit myner Familie „ bekent; die het zeer afkeurde; en toen men „ zag, dat ik het ter uitvoer bragt, my van „ laagheid befchuldigde ; ik onderging fmadely„ ke behandelingen. Zy troffen my niet; ik „ wist dat ik wel deed, en dat my, ter redding uit myn droefgeestigheid , geen beter „ middel konde aan de hand gegeven worden. „ Juffrouw Kwiks ftierf, en hadt de edelmoe„ digheid'gehad, om my een fraai Legaat toe „ te fchikken. Ik vertrouwde myn voornemen „ aan den Koopman, by wien ik myn klein „ fommetje had. Hy oordeelde dat ik wel deed; „ en hy bezorgde my drie jonge Dames, die „ genoeg verteerden, om my tot eene ordente„ lyke huishouding in ftaat te ftellen. Doch ■„ evenwel, myn geld fchoot ik er by in, en „ moest nog duizend guldens opnemen van een ,, zeker man, die my onheusch heeft behandelt;  SARA BURGERHART. 185 » delt; doch ik ben zedert eenige dagen in » ftaat geweest om die ibm af te doen, dat my zeer verblydt. „ Zie daar, lieve Juffrouwen, het geen ik „ u uit myn levensgefchiedenis wilde zeggen, s, Mooglyk zult gy, by voorkomende gelegen„ heid, er u eenig nut uit kunnen bezorgen. „ Het verlies van myne Dochter fpreidt wel „ eenen nevel over mynen geest, maar ik leef „ in de zalige hoop van haar in de onfterflyk„ heid weer te zien; en zedert ik u, lieveJuf„ frouwen, by my heb, ondervind ik, dat ik >, nog vatbaar ben voor — zoudt gy 't wel ge5, loven kunnen ? voor blydfchap." Hier zweeg de waarde Vrouw. Hoe dikwyls hadden wy met haar geweent onder het verhaalde ! Hoe dikwyls had ik hare zagte hand aan myn hart gedrukt. Nooit was ik zó aangedaan. Terwyl alles nog levent in myn geest legt , fchryf ik het u; haar de vryheid verzogt hebbende om het verhaalde aan eene myner Vriendinnen, die zulks waardig was, te mogen mededelen. Lees, en zeg my , kan men zulk eene Vrouw te hoog fchatten. O, hoe liefheb ik haar! Vaarwel, myne Vriendin, SARA . BURGERHART. M S VYF  JS6 histo-rir van mejuffrouw VYF en VEERTIGSTE BRIEF. Mejuf&üu* sara burgerhart aan Me- jufFrOUW anna willis. waarde vriendin1. Voor 't eerst ben ik na het toeval myner geëerde Juffrouw Buigzaam uitgeweest: Niet op eene Klosfenparty, niet met een Wysneus en een aanffaanden Domme" , maar met myn kostelyken Vriend, (zei Jan van Gyzen tegen zyn Bok,) den Heer Jacob Brunier, verzelt van deszelfs Zuster Aletta Brunier; en dat wel in de Franfche Comedie. Daar hebt gy immers niets tegen? Ik kon u wel wys maken, dat ik er ging om myn Fransch te onderhouên , doch dan jokte ik u wat voor. Neen, ik ging er met -ZEVEN en VEERTIGSTE ^RIEF. Mejuffrouw anna willis aan Mejuffrouw sara burgerhart. waarde saartje! 2Lo dra ik den u reeds toegezondenen geflo* ten had, ging ik naar beneden, en vond myne Moeder met Willem in gefprek; over u, zo als. gy vermoeden kunt. Ik zal u het volgende daar van fchryven : „ Ik fpreek , (zeide myne Moe9, der,) met uw Broêr over uwe Vriendin; het „ verheugt my te ondervinden , dat zy zich za „ gedraagt als ik wenschte, ook omtrent- Wil. „ lem" — Hoe is dat mooglyk? (vroeg hy,> „ Gy, myne lieve Moeder, doet de jongeJuf„ frouw recht; gy bemint my als een Zoon , „ waar over gy betuigt voldaan te zyn, en keurt „ echter goed , dat zy myne oprechte liefde „ niet aanneemt. Willem, (zeideik,) waarom j, zoude ik voor u ontveinzen, dat myne verwons, dering hier over zo groot is als de uwe zyn kan ? maar Moeder heeft altoos de goedheid B, gehad, om met hare kinderen te redeneeren ; 5, wy mogen des hopen, dat zy ons wel zal „ gelieven reden te geven, waarom zy, in dit „ geval, zo geheel anders denkt dan wy ? N 4 » MJ*  £00 HISTORIE VAN MEJUFFROUW Myne Moeder glimlachte, en zei: " Ik zal met „ u fpreken, gelyk ik gewoon ben. Uweverwag„ ting is billyk. Oordeelt zelf. Ik herhaal het; „ Juffrouw Burgerhart is geene Vrouw voor u, •„ Willem. De kennis, die ik meen te hebben „ van uw beider karakter, is de grondflag waar ,, op ik redeneer. Juffrouw Burgerhart is een, „ in velen opzichte , uitmuntent jong mensch, -„ maar zy heeft zwakheden, die haar beletten „ dat geene te zyn, 't welk zy worden kan, ,, indien zy cenen man krygt, voor wien zy „ niet alleen liefde, maar ook achting heeft. „ Hoe los , en beuzelachtig zy ook moge fchy„ nen, nooit zal zy hare verkiezingen met ge„ noegen afftaan, dan door overtuiging; en „ dewyl zy zelf een zeer fchitterent vernuft ,, heeft, en zulke bevalligheden, die maar zéér ,, bezwaarlyk te wederftaan zyn; zo zal nie.„ mand dan een man, die in haar eigen oogen ,, groot, zo wel als bcminlyk is, dat vermogen op haar kunnen krygen, 't welk nodig zyn zal, zo wel voor haar welzyn, als voor ,, zyn geluk. Zyt gy, myn goede Willem, „ nu die man ? zyt gy in ftaat, om eene Vrouw ,, van zulk een edel vernuft, van zo vele bc„ vuiligheid, immer iets te weigeren ? geste ,, Jongen, ik ken u. Uw goedaartig hart is „ zwak voor eik die gy lief hebt; en hoe lof„ waardig de goedaardigheid ook zy, als zy niet  S A 11 A BURGERHART. tol „ niet van eene beredeneerde fterkte der ziel „ onderfteunt wordt, ontaart zy te meermaal „ in lafheid. ,, De omlfandigheden, waar in gy u na my,, nen dood zult bevinden, zullenuverpligten, „ om uwe zaken dermate te beyveren, dat er „ aan het vermakclyke niet veel kan gedagt „ worden. Kom aan , verbeeldt u eens getrouwt te zyn met eene Vrouw, die een zeer fter„ ken trek heeft tot het bywonen van alle die „ vermaken, die alleen te berispen zyn, als „ men zich aan dezelven geheel overgeeft. Ver„ beeldt w; of, dat gy uw Vrouw beletten „ moet daar in te delen, of, toeftaan, dat zy „ met een ander, neem uwen besten Vriend, „ die bywoont. Befluit gy tot het eerfte?dan „ vrees ik, dat Juffrouw Burgerhart niet zeer „ bereit zal zyn om u te gehoorzamen. Kiest „ gy het laatfte? Wel, ik zou niet graag zien , „ dat de Vrouw van myn Zoon overal zonder „ haar Man gezien wierdt , om dat het my „ fmarten zoude, haar deugd verdagt te vin.,, den by eene berispzieke Waereld; en u te ,, zien bejegenen als een Jongen, die zich alle ,, de grillen zyner Vrouw liet welgevallen. „ Indien deeze redenen u niet voldoen, dan „ zal ik my zeer bedriegen. Ik heb voorlang ,, wel gemerkt, dat gy haar beminde ; maar ik dagt best te doen, u daar niets over re zegN 5 „ gen,  «02 HISTORIH TAN MEJUFFROUW ,, gen, tot dat gy my in uw vertrouwen naamr. „ Nu hebt gy my uw hart geöpent, en ik zeg „ u myne gedagten. Gy weet wel, dat ik a te lief heb, om niet voor uw geluk te zor„ gen ? en dat niets clan die liefde my kan be» „ wegen, om u fmarte aari te doen ? ó , Ik ,, ken de jonge lieden! Ik weet hoe zy den» „ ken. Alle teleurftellingen zyn onaangenaam; „ getroost u deeze, om dat zy u zal bevryden ,, van teleurftellingen, die uw geheel leven bit» „ ter kunnen maken. Vergeet een Meisje, dat „ u niet gelukkig kan maken. Uwe bezighe* ,, den, en het reizen zullen u zeer teftadeko„ men, indien gy overtuigt zyt, dat ik het „ wel met u meen, en daar aan twylfelt myn „ lieve Jongen immers niet?" Zy zweeg. Wik lem zuchtte, en hare handkusfchcnde, zeihy: „ droevige waarheden ! 6 myn hart! Gy weet „ niet hoe ik'haar bemin. — En gy zelf wist „ het óók niet, (hernam myne Moeder,)voor gy gezien hebt, dat Juffrouw Burgerhart gety meenzaam omgaat met een uwer Coffyhuis„ bekenden." Dat is zo, (viel hy er op in.) ê, Nu, (zeide myne Moeder,) draag u als een „ verftandig Jongeling; kwel u niet om 't geen „ voor u niet zyn kan. De Tyd, en de Ver„ ftrocijing zullen veel voor u doen, indien „ gy inderdaad genegen zyt om goeden raad M te volgen. Wanneer vertrekt gy, kin<5?" — No*  SARA BURGERHART. „ Nog deezen dag, indien ik myn Patroons" „ zin doe." — En dat zult gy ongetwyffelt „ doen? (vervolgde zy,) — Ja, als het niet ,, anders kan. — Hebt gy affcheid van Saartje' ,, genomen ? — Neen Moeder, hoe gaarn ik j, zulks gedaan had, zy deedt my begrypen , ,, dat het beter ware zulks niet te doen ; och l het is een Engel; zy zorgt voor myne rust." Myne Moeder keek minzaam , en opftaaricte bragt zy Zoon by Tante; die, hadt zy de vermogens gehad, reeds by hem zoude geweest zyn. Toen werdt het Toneeltje geheel huislelyk. Willem moest voor haar ledikant zitten , en het was Neef Willem voor, en Neef Willem na; en zeg je zo , Neef Willis ; en hoor je wel, Zuster, wat je Zoon zeidt ? enzovoorts. Maar toen Tante hoorde , dat Neef op zyn vertrek ftondt, was zy gantsch uit haar humeur. Zy liet een proviüe voor hem gereet maken, die hein, denk ik, eeten genoeg zou bezorgen , al reisde hy Spanjcn door, daar, zo ik hoor, geen herbergen zyn; en Tante was zo voldaan over Neef, dat zy zyne goudbeurs merkelyk vermeerderde: ,, daar Jongen , ik wil dat je als 5, een fatfoenlyk man reist, en aan je Patroon ,, niet alles hoeft in rekening te brengen: zo deedt je Grootvader zaliger altyd, en de van .., Zonnen waren nooit jakhalzig." Waarlyk, Saartje, de Jongen zag er met zyn reis-  i04 HISTORIE VA» MEJUFFROUW reisgewaad, en negligeant kapzel, zo wel uit, dat het my fmart, myne Moeder niet te kunnen tegenfpreken. Het denkbeeld, dat ik heb, van uw hart en verftand beide, noopte my orn u dit gefprek, pas voor twee uuren gehouden, mede te delen. Zo gy eens lust en tyd hebt, zeg my uwe gedagtcu daar over, en geloof dat ik u bemin en ach*. ANNA WILLIS- ACT.  J ARi BUROBRHART. 205 AGT en VEERTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan Mejuffrouw de Weduwe sophia willis. mejuffrouw , hoogstge-eerde vriendin ! Het zou my fmarten , indien ik deezen moest fchryven, om u myne eerbiedige gevoelens en oprechte liefde bekent te maken: ik hoop, dat gy, in alle myne woorden en daden, die gevoelens zult ontdekt hebben; en dewyl ik my altoos door de oprechtheid laat bellieren, kan or by u „ op dit ftuk, geen twyffeling overblyvcn. Dat ik des de vryheid neem om u te fchryven , vloeit uit een geheel anderen oorfprong. Het is om u uit grond myner ziel te bedanken voor het belang, dat gy in my neemt; en om dat gy my de gelegenheid geeft om te weten, in welk een licht gy my befchouwt. 6 Dierbare Juffrouw Willis, myn hart zegt my, dat gy myne zwakke zyde kent. Daar in ontdek ik óók de redenen, die' u aanzetten om myn handehvys met uwen Zoon goed te keuren. Ik beken, dat ik zeer gezet ben op het bywonen van uitfpanningen, en dat ik er my meermaal in  2o6 HISTORIE VAK M F. J V F F R OTJ w in toegeef, om dat ik voiftrekt geen ander oogmerk heb dan my te diverteeren; maar ik vlei my toch nog al, dat ik, voor myne jeugd verdwenen is, wyzer zal worden: nu bén ik zo ver niet, en ik zou my tot veinzery moeten veriagen , indien ik zeide: dat ik reeds werkelyk bezig was om die neiging in te krimpen-. fïet fmart my, my te moeten voorucllen, dat uw waarde Zoon, myn lieve geeje Willem, niet zo gelukkig is als hy verdient te zyn! en niets troost my zo zeer, dan de bewustheid dat ik verheven ben boven de vuige listen eener gerafincerde Coquetterie, dan gehandelt te heb• ben , na hy my zyne liefde ontdekte, gelyk als de pligt cischt van yder meisje, dat een braaf ordentelyk Jongeling niet beminnende , hem dat metheuschheid zegt, om geene hoop aantcmoedigen, die geheel ongegront is. Ik hoop, in alle gevallen van myn leven het or.uitfprekeiyk genoegen te hebben, dat er gelegen is in door u met liefde befchouwt te worden : niemand is met meer eerbied Uwe Dienares, dan S A R A B U R C E R II A K T. ■  9 a o. a tsu&gerhar.t. 30jt NEGEN en VEERTIGSTE BRIEF. De Heer jacob brunier aan Mejuffrouw sara burgerhart. kon ANCl! *t Xs wonderlyk, maar ik heb den moed niet, om u mondeling te zeggen, dat ik u bemin: .telkens als ik dit meende te doen, wèerhieldt myn eerbied voor u myn voornemen. Gy zyt zo minzaam, en te gelyk zo fpottig, dat ik waarlyk niet weet hoe dit aantevangen , of hoe het natelaten. Hemel, ma chere, wat wilde ik zeggen ? Maak ik niet een zot figuur in uwe oogen? Ik bemin u! ik adoreer u! gy zyt nooit uit myne gedagten, en zo gy my niet te veel zult uitlachen, dan zal ik er byvoegen, dat ik nooit een eenig goudbeursje zal knopen, dan voor u, Chere ame de ma Vie ! 6 Wy zouden een recht charmant Paar zyn, en ik twyffel niet, of myn Heer uw Voogd zal onze tedere amour applaudifeeren. Ik ben wel geen man van vermogen, maar gy denkt zeker te fubliem, om u daar aan te bekreunen ; en 't is waarfchynelyk , dat ik eerlang een beter ampt zal krygen. En verité, mon Amie, men heeft bekwam  208 HISTORIE VAN MEJUFFROUW kwame jonge lieden nodig; en men kent myne merites. Op myn perfoon denk ik niet dat gy iets te zeggen hebt: ik coeflecr en klcede my comme ij faut, 't Is waar, dat uwe Cortquête vele fchone wangen zal doen gloeijen van fpyt. De Dames zyn mal met my. Wat kan ik er aan doen? Myn hart wil dat ik u uitkies. Indien gy my de gclukkigfte der mannen maakt, kunt gy verzekert zyn, van uw volftrekt vermogen over my; uw wil zal myn wet zyn : ik zal uwe wenfehen voorkomen , en wy zullen , zó rasch wy getrouwt zyn, een Brabands reisje doen. Enfin , ma chere, alles zal naar uw zin gedaan en gelaten worden, door Uwen Aanbidder, J. BRUNIER. VYF-  SARA BURGERHART. 209 VYFTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw de Weduwe willis aan Mejuffrouw sara burgerhart. lieve juffrouw saartje! Dat gy my met uwe liefde vereert, was my bewust, zo lang ik het genoegen had om u te kennen; en ik twyffcl ook geenzins aan uwe betuiging van achting voor my. Dit is des afgedaan. Ik zal overgaan om uwen zeer lieven Brief te beantwoorden, in verwagting dat u zulks aangenaam zyn zal. Tot nog toe ontbrak my eene voegzame gelegenheid , om u over mynen Willem te fpreken : Doch nu hy zich aan u gedeclareert heeft, kan my niets te rug houden om er over te handelen. Ik zal echter, na het geen myne Dochter aan u, van myn gefprek met hem , gefchreven heeft , niet heel langwylig behoeven te zyn. Vreemt, myn lieve kind, moet het u zyn voorgekomen, dat ik u niet in myn huis genomen heb , óók toen uwe Vriendin my verhaalde , dat gy uw Tante wilde ontwyken; dat ik V aan uw goed geluk zo maar overgaf, mywei- j, deel. O Bij  9IO HISTORIE TAB MEJUFFROUW lüg fchynende te bekreunen, waar of myne jonge Vriendin belandde. Maar ftel u eens in myne plaats ; konde ik eene Juffrouw' by my innemen , voor wie myn Zoon, zo lang hy u kende , de tederfte genegenheid kweekte, daar ik my zeer verzekert hield, dat Willem u zo gelukkig niet kon maken, als ik u eens wenschte te zien, en voorzag, dat Saartje Burgerharts karakter niet genoeg voor dat myns Zoons berekent was, om hem zyn Huw^k zo aangenaam te maken , als ik wensch dat het zyn zoude ? Hier kwam nog by het groot verfchil uwer middelen, en dat ik duchte, door uwe Tante cn hare Vrienden van flinkfche oogmerken verdagt gemaakt te worden by lieden, die ik met achting befchouw, meer om de goedheid hunner harten, dan om de fynheid hunnes verffcinds. De ondervinding heeft den' oplettenden bcfchouwer der waereldfche zaken geleert, ,, dat ,, het altoos veel beter is , eene verkeerde daad voortekomen, dan die te herftellen." Was het niet zeer mooglyk, myn Kind, dat gy, huisfelyk met Willem omgaande, want zyne kleine reisjes reken ik niet, ( mooglyk zouden die zyn eerlyk oogmerk begunstigt hebben;} jn al de onfchuld en vrolykheid, die u eigen is, niet altoos onverfchillig voor hem zond; igebleven zyii ? Zou uw aandoenlyk hart. moog>  «ARA BURGERHART» alt ryk uwe zucht om my, want ik ken uwe dankbare zielsgefteltheid ! behaaglyk te handelen , u hier niet toe hebben kunnen brengen; en dat wel te meer , daar myne Naatje voor haren Broeder pleitte, en uw brave Voogd genoegen nam in uwe verkiezing ? Myn Zoon is , dat zie ik óók wel, een bevallige Jongen , en de goedaartigheid van zyn eerlyk hart geeft hem iets •regt innements. Gy zyt beide jong; hy geheel liefde voor u; gy geheel met hem als uw beste Vriend ingenomen. Zeker, gy zoudt in ftaat zyn geweest, om medelyden voor liefde aan te zien, en hadt u mooglyk, door haar, «verbonden aan eenen man, dien gy, in veelei opzichte, beneden u zaagt. En zo eenen man moet geen meisje, zo als gy zyt, immer verkiezen , indien zy heilig voorneemt, ,, hem „ niet alleen te beminnen, maar ook höog te ,, achten, en by alle gelegenheden te tonen ( „ dat zy zich haren man niet fchaamt." Ik pryze des ten hoogften uwe manier van doen omtrent mynen Zoon: deeze verzekering moet aangenaam voor u zyn, om dat gy altoos zo veel prys fielt op myne goedkeuring. Gy kent my te wèl , myn lieve Kind , om een oogenblik te kunnen denken , dat ik onder die kribbige matronen behoor, die den jonge lieden zulke vermaken ontzeggen , die zy zeif niet meer kunnen bywonen? Gy weet, hm O a gaar»  BI2. HISTORIE VAN MEJUFFROUW ik zie, dat myne Naatje een ordentelyk deel heeft in de betamelyke uitfpanningen: dat uwe vroiykheid myn' Willem naauwlyks meer kan behagen, dan my, die overtuigt ben, „ dat gezontheid, en een gerust gemoed eigenaar„ tig tot blymoedigheid leiden." Laat ik u des mogen zeggen, dat gy uwen al te fterken trek tot vermaken niet te veel moet inwilligen ! Niets vervreemt ons zo van ons zelf, dan „ een leven van vermaken aan een gehecht." Is het ook niet meer nieuwsgierigheid in u , om de Waereld van deeze blinkende zyde te leren kennen ? Bedenk dat eens! Hier mede vlei ik my. Wel nu, zoude ik zeggen, voldoe die nieuwsgierigheid, indien gy zo gelukkig waart, om onder het geleide van brave Ouders die tonelen eens lugtigjes over te zweven. Wat was er op te zeggen ? Doch nu , myn lief hartje , is het wat anders. Gy kunt dien trek niet voldoen , dan door u dcrwaards te laten geleiden door den een of ander jong Heer, die noch uw „ Broeder, noch uwnaastbeftaande is." Gaat gy altoos met den zelfden ? dan zegt men, dat gy uw man reeds gekozen hebt. Ziet men u nu met dien, dan met een ander ? dan zullen de aanmerkingen nog ongevalliger voor u zyn; en terwyl gy, in eenvoudigheid, niets bedoelde dan eens te zien, wat er toch zo al in de waereld te doen is, zult gy, tot uwe grote ver-  sara burgerhart. 213 verwondering, ondervinden, dat de kwaadaartige Waereld reeds u gegrieft heeft.... Bedenk dit eens, lief. Uwe deugden zelf zyn aanleidelyk om u verdriet te berokkenen. Alle menfchen , uwe Tante niet uitgezondert, ziet gy in het beste licht. Ik bemin u om die zagte zielsgefteltheid; maar myn Engel , alle menfchen zyn zo niet, als uwe minzaamheid u die voorftelt : mooglyk maken zy het kleinfte getal uit. Wy hebben, 't is waar, een zeer bepaalt doorzicht; doch wy zyn echter niet blint: en men kan zq wel het verftandelyk als het lichaamlyk oog gewennen , om aandagtiger en een groter horifont af te zien, dan wy wel gewoon waren. Poog des uw verftand te gebruiken , om te ontdekken of de gebreken , die gy in anderen befpeurt , ,, verzoekingen zyn voor uw eigen „ hart, als men het van zyne zwakfte zyde ,, aanvalt;" dan wel, of uw hart in veiligheid blyft. Veronderftel, dat gy inwoonde by menfchen, wier gebrek gierigheid was. By zulke menfchen, denk ik, dat gy onbefmet blyven zoudt. Maar zo gy gemeenzaam omgingt met lieden, die een even fterken trek tot vermaken hadden als gy, en minder doorzicht omtrenï de gevolgen, zoudt gy dan niet waken moeten over u zelf, en u als boven uwe neiging en jaren verheffen? Kort gezeit. Daar moet met O 3 «O*  ÊX4 HISTORIÉ VAN MEJUFFROUW den genen ; daaf wy mede verkeeren, een'igg ongelykheid plaats hebben j zo er geen tegen* wigt is, helt alles naar den eenen kant, en fukt het famenftelzel onzer pligten uit zyn middelpunt. ,, Onze Vyanden van buiten moeten „ geene Vrienden vinden aan onze Vyanden s, van binnen, of zy vereenigen zich, om on« 3, zen val te verhaasten. Onüitdruklyk aangenaam is het my, dat gy by! zulk eene uitmuntende Dame inwoont. Zy is niet dan al te ongelukkig geweest! En dat mensch, dat door den wrangen kelk des Tegenfpoeds niet wyzer en beter wordt, is zedelyk en onherftelbaar bedorven. De beste menfchen zelf hebben rampen nodig, om zich te 3eren losmaken van een leven, dat niets anders is dan ons eerfte Leerfchool. Verzeker deeze waardige brave Vrouw van myne achting; en zeg haar, dat ik God vurig bidde om hare hertelling. Groet uwe Vriendin, Juffrouw Letje, minzaam. Als ik weer te Amfterdam ben, zal ik de beide jonge Vriendinnetjes met vermaak opwagten. Heb ik u nu geen langen Brief gefchreven ? Zo gaat het! Het eene denkbeeld brengt het andere voort. Myne waarde Zuster blyft zwak ; Nu eens wat beter, dan wat erger. Ik durf de fnaar, van naar huis te gaan, niet meer roeren; zy kan dat denkbeeld nu niet dragen.- En  SARA BURGERHART. 215 En, zo als zy wel zegt, waarom zou ik vertrekken ? Zo gy by gelegenheid eens aan myn huis gelieft te gaan, zult gy my dienst doen , door aan de Meisjes te zeggen, dat wy beide wel zyn. Uwe Vriendin is met gezelfchap (waar onder ook de Proponent Smit,) een Maasiluisch reisje gaan doen. Zy groet u hartlyk. Altoos ben ik Uwe liefhebbende Vriendin, sop uia van zon, Weduwe c willis. O 4 EEN  $l6 historie van mejuffrouw EEN en VYFTIGSTE BRIEF. De Heer hendrik edeling aan den Heer cornelis edeling. waarde broeder! emel! kunt gy met my nog railleeren ? Maar geduld! Ik weet, dat de vrolykheid van uw aart een vrucht is van uw goed'hart, en dat gy opregtelyk deelt in alles wat my betreft. Ik zal dan, wat gy my ook moogt antwoorden, voortgaan om u over .myne omftandigheden te fchryven. Weinig dagen na dat ik my zelf het genoegen gegeven had, om eene billyke daad omtrent eene verlegene Vrouw te doen, hoorde ik van den Heer Brunier, (die met my de kennis onderhoudt ,) dat de brave AVeduwe ziek, gevaarlyk ziek , was. Dit fmartte my, en wel te meer, om dat ik daar door berooft was van 't genoegen, om myn bezoek te herhalen. Brunier ging er echter verfcheiden maal daags, om te vernemen hoe het was. Zyne Zuster kwam dan by hem in de zydkamer, en berichte hem 't geen hy kwam horen. Doch de beminde van myn hart zag hy niet. Juffrouw Brunier r v ". zei-  SARA BURGERHART. SI? zeide, dat hare Vriendin de kamer der Lyderes niet verliet, en dat zy beide allerbitterst bedroeft 'waren. Broêr lief, wat zyn brave meisjes toch juwelen! zy zyn de uitdeelfters van onze keurigfte vermaken, en de zoete troosteresfen in de ongevallen des levens. Oordeel, of deeze blyken van vrouwelyke meêlydenheid myn hart troffen ! Binnen weinige dagen ontfingen wy bericht, dat de Doctor haar buiten gevaar oordeelde; en deeze gunstige tyding werdt vermeerdert door de aannaderende herftelling der waardige Vrouw. De eerfte reis , dat Brunier vryheid kreeg om haar te komen zien, nam ik die gelegenheid waar, om hem dcrwaards te verzeilen. Aangedient zynde, leidde Juffrouw Letje ons by de Weduwe in: Ik zag, tot myn hartlyk leedwezen , dat zy zéér vervallen was, en feliciteerde haar met hare gelukkige herftelling, vergeving vragende voor de vryheid die ik gebruikte. Zy beantwoordde my met de grootftc vriendelykheid ; en dewyl de knegt het theegoed binnen bragt, verzogt zy ons om thee te drinken. Verbeeldt u een ruim zindelyk vertrek, proper gemeubileert, dat, met twee fchuiframen, op een aartig Tuintje uitziet , en door twee zware lindenbomen voor de zon befchaduwt wordt: aan 't hoger eind zat de Zieke, in een keurlyk net negligé , met een neteldoeks O 5 ka.  AlX HISTORIE VAN MEJUFFROUW kapertje op. Naast haar zat de beminnelykc Burgerhart, met een boek by haar, de hand der Weduwe in de hare houdende, ó Keesje lief, zy is fchoon! — meer dan fchoon. Het tekenagtige van haar gelaat treft; haar oogen fchitteren van gezontheid en gerustheid. Zy is niet meer dan middelbaar van lengte; voor eene Gratie zou zy kunnen gefchildert worden, niet voor eene Juno of Minerva, dat beken ik. Brunier maakte zich meester van de theeketel, en zy zelf fchonk thee. De jongen wagtte, mag ik zeggen , op hare oogen , maar 't kwam my voor, dat zy in zich zelf zeide: ,, Ei kom, om thee te fchenken is hy echter nog al vry gebruikbaar." Ja, niet tegenftaande hare minzame trekken, heeft zyietszofpottig, zo fchalkagtig, zo, hoe noem ik het ? 't is nog al iets anders — in haar gelaat, als zy tot hem fpreekt, dat men niet nalaten kan te zeggen, arme Cootje. Hy legt echter met haar aan; doch komt altoos met verlies te rug. Juffrouw Brunier is een zeer bevallig meisje ; maar men ziet haar niet, als zy by hare Vriendin is. Deeze twee jonge Dames beminnen elkander , en behandelen eikander ook als welopgevoedde Zusters. Myne Beminde was ongemeen vrolyk; en ik geloof, dat Brunier er te erger om vaart. Toen xvy in gefprek waren over de Patiënte5 zei zy, met  SARA BURCERHART. 210 | met eene betoverende levendigheid; „ Ik moet ,vrolyk zyn over de herftelling myner Moederi „ lyke Vriendin; ik weet, hoe veel ik zoude „ verloren hebben: yder heeft zyn eige wys 9, van doen; deeze doet de vreugd wenen, en „ een ander lachen." Haar lach, Keesje, is ; echter de lach des vernufts, en heeft niets van ; dat luidruchtige, 't welke het verftand afkeurt. ' Wy fpraken over verfcheiden onderwerpen, en ■j ik had gelegenheid om te zien, dat myne Be! minde dien zeldzamen fchat, gezont Oordeel, ; bezit. Zy heeft, merk ik, veel verkregen kundigheden , doch beroept zich nooit op haar Auteur. Kort gezeit, ik geloof dat zy, in allen opzichte , dien man gelukkig zal maken , dien zy zich zelf zal uitkiezen; indien zy met aandagt eene keuze doet. Toen het theegoed was weggehaalt, zei zy i tcgens de Weduwe : ,, Nu hebt gy goed gezel,, fchap ; zal Letje en ik nu dat geen eens doen, . ,, waar toe gy ons verzogt hebt? en (grappig ,, voor my buigende,) aan u, myn Heer, bei „ veel ik myne Vriendin. Kyk, (op haar OrI „ loge ziende,) als het wyzertje d&ar is, moet I „ er ingenomen worden, of ik zal het fchrik„ kclyk roeren." Zy gaf de Weduwe een kus-)| je; ik boog, en weg waren de Meisjes. In den gang zynde , riep Letje: Cootje kom eens hier, wy hebben uw hulp, en (riep Juffrouw Bur-  »20 HISTORIE VAN MEJUFFROUW Burgerhart,) ,, uw wyzen raad nodig." Hy wipte de kamer uit, en ik bevond my met de waardige Vrouw alleen. „ Myn Heer, zeide zy: ik heb nog de gelegenheid niet gehad om u te danken voor uwe „ edelmoedigheid; maar hier is een Briefje, „ waar in ik beken, die fom van u a 4 per ct. ontfangen te hebben: ik hoop in Haat te „ zyn u het geld fpoedig weder te geven, doch „ zie geen kans om de wyze, waar op gy my „ uwe hulpe gaaft, immer te vergelden." Mevrouw , antwoordde ik, het zou my gevoelig fmarten, indien gy my onwaardig keurde, u van eenigen dienst te zyn. Zo ik iets op u vermag, dan bid ik, dat er over zulk eene beuzeling nimmer een woord tusfchen ons gewisfeit worde. Hoe , Mevrouw, denkt gy dat alle Kooplieden lage zelfsbelangzoekende Wurmen zyn, die het hart niet welgenoeg geplaatst hebben , om zich zelf een edeler foort van genoegens te duiven bezorgen , dan die op zinnelyke. genietingen uitloopt? „ Integendeel, hervatte „ zy; ik heb op dit point geen adelyke voor„ oordeelcn, en weet, dat in onze Republiek „ een grpot getal edelmoedige menfchen zyn, „ die, terwyl zy den ftaat verryken, het wel„ zyn hunner medeburgers zeer behartigen..." Zy wilde meer zeggen, maar ik bad haar, met «len ernst, durf ik zeggen, van een eerlyk man, het  SARA BURGERHART. 221 het Obligatietje te fcheuren, haar verzekerende het niet te zullen accepteeren. Zy voude het toe, ftak het in haar portefeuille, en zei: „ik ,, zal dan op gunstiger gelegenheid wagten." - Me dunkt, Mevrouw, zeide ik, dat deez» beide jonge Dames u met allen eerbied en genegenheid behandelen; dit moet my gunstig over ■haar hart en verftand beide doen oordeelen... „ ó Myn Heer, viel zy my in , het zyn de bes„ te kinderen, die ik immer kende. Maarmy„ ne Gunsteling verdient, dat ik haar met die„ onderfcheiding behandel, die myn hart voor „ haar gevoelt. Juffrouw Brunier is een meis„ je, dat al de gefchiktheid heeft, om eene „ Vrouw van verdienste te worden; en hare ,, liefde voor Juffrouw Burgerhart maakt haar geneigt , om, in duizend opzichten, beter „ te worden. Een verwaarloost karakter, myn „ Heer! vroeg ouderloos, en geheel aan haar ,, zelf overgelaten... Doch Saartje is de vreugd „ van myn leven; en ik bemin haar, of zy j, myn eigen dochter was. Zoudt gy wel ge„ loven, dat dit luchtige bolletje, dat zo vol „ potzen is, en de zonderlingfte invallen heeft, ,, fomtyds zeer bedaart met my kan fpreken ? „ dat zy de ernstigfte fchriften met aandagt leest; ja, dat ik haar aanmerkingen over den „ Godsdienst hoor maken, die geheel nieuw, „ en tevens geheel waarheid zyn V God geve,  «2ft historie VAN MEJUFF-RoüW „ dat zy altoos haren eigen weg ga, en doof m haar g°ecl baït, 't welk niet vry is van wat „ achteloosheid, niet verflikt worde door eene „ wel overlegde loosheid." Ik was geheel aandagt. Zy ging voort: „ Dat zelfde Meisje, „ dat zelf in uw byzyn haar levendigheid niet „ kan bedwingen , heb ik, gedurende myne ,, ziekte, niet dan zwygent en fchreijent ge- zien. Zy was niet te bewegen om my, zelf „ des nagts, aan de zorg myner bedienden toe „ te betrouwen. Ik heb, in al die dagen, „ niets dan uit hare handen gebruikt. Uurert „ lang lag zy op hare knieën voor myn Le„ dikant, God met opgeheven handen bidden„ de, doch in zich zelf, om myne herftel„ ling. Nu, mag ik zeggen, beftiert zy de „ gehele huishouding. Oordeel uit dit weinige over haar karakter. Hadt zy wat minder „ zucht om de Waereld te zien; doch dit, be„ ken ik, is vry fterk. Zo dat, myn Heer, „ ik zegen het uur, waar in deeze lieve Juf3, frouw by my gekomen is: de vermindering ,, van mynen ftaat heeft moeten dienen, om „ my dat geluk te bezorgen: moet ik des niet „ vergenoegt zyn in die minderheid. Mevrouw, zeide ik, ik geloof, dat Juffrouw Burgerhart immers zo veel reden heèft om het uur te zegenen, waar in zy u leerde kennen. Ik begryp levendig, dat zy aan u verpligtin-  SARA SUB.CKR.HA&T. »2$ gen heeft, die zich alleen door dankbare gevoelens van het geroerde hart laten betalen. .. Ik luisterde... Is dat, vroeg ik, Juffrouw Burgerhart, die daar fpeelt? „óNeen, myn Heer, „ zeide zy, zo flegt kan zy het Clavier niet ,, behandelen, 't Zyn ftoute meisjes. Ik merk „ dat zy den goeijen lobbes weêr aan het touw„ tje hebben. Dien armen Jongen doen zy al* „ les doen, wat in hare hoofden komt. Bur„ gerhart zal hem, allée'n om hem uittelachen, „ gedwongen hebben te fpelen; fchoon zy zelf „ bekent, dat zy de Kat, in weinige lesfen , „ zo ver ziet te brengen, dat die hem lesfen ,, kan geven, 't Zyn jonge lui, myn Heer ; en ik denk, dat het myn pligt is haar het leven in myn huis zo aangenaam te maken -, ,,' als ik immer kan. De Heer Brunier is een „ goed llag van een Jongen, die, zo hy wat ,, minder van het petit-maitres air hadt, nog „ al pasfeeren zou." Onderwyl hoorden wy, dat zy recht vrolyk waren, en iets fchenen te verzetten: wat het was , weet ik niet. Mevrouw, zeide ik, niets kan my aangenamer zyn, dan te horen , dat zulk een beminlyk jong mensch uwe achting verdient. Hoe gelukkig zal die man zyn, die zy uit liefde trouwt l „ Dat is zo, myn Heer, maar zy zal nooit •9, trouwen, zonder haren man zo wel har ven beweren, dat de grootfte meesters in die kunst noodwendig lieden van verdiensten moéten zyn; anders kan ik met myn Kobus ook nog voor den dag komen; want fchoon hy niet tovert op de fluit, en flegts zo wat op het Clavier rammelt , hy is echter , zo als hy my in een diep vertrouwen gezegt heeft, zo mufikaal, dat hy geen Savooijart op zyn Liertje kan  &$6 HISTORIE VAN MEJÜPFROHW kan horen tinktinken, zonder den armen bloed een aalmoes te geven. Letje, 't Zou jammer zyn, dat zo een aangenaam man, in dit opzicht, geen goeden fmaak zoude hebben. Ik. Gy hebt gelyk, Letje; doch myne eigene geneigtheid tot die hemelfche kunst maakt my mooglyk wat eenzydig. Hoe dit zy, ik wensch u beiden nog eens met zulk een braaf man getrouwt te zien, als dien Heer; dan , geloof ik , dat gy zo gelukkig zoudt zyn , als myn vriendlyk hart u kan weufchen te zien. Saartje. Wel, daar bedank ik u zeer voor , Mejuffrouw; doch dewyl ik nu zo heel gelukkig ben, als ik immer worden kan, en geen trouwige natuur over my heb, zo mag myne lieve Letje wel voorgaan. Letje. Raillerie a part, ik geloof, Saartje, ■dat de Juffrouw gelyk heeft, en ik denk, dat wy niet onvoorzichtig zouden zyn, indien wy eens eindelyk eene zo goede keuze weten tc tioen. Saartje. Eindelyk ! hoe veel tyd moet er nog verlopen, voor dat uw eindelyk vervult is? yder zyn fmaak, maar ik ken geen groter geluk , dan een vry hart te hebben, en te leven onder het oog van deeze (zy omhelsde my,) dierbare Vrouw! Ik  SARA BURGERHART. Ik hebbc de eer my met oprechte hoogachting te tekenen, WEL EDEL HEER! Uwe ootmoedige Dienares, MARIA BUIGZAAM, Wed. SPILGOED. VIER  S38 HIITORIE VAN MEJUFFROUW VIER en VYFTIGSTE BRIEF. De Heer cornelis edeling aaH dea Heer hendrik edeling. waarde heintje.' "Wat is het goed, dat ik aan de Zegekoets van myne Jaantje zo vast gekluistert ben, als verlieft op hare zagte bevalligheden; wat is het goed, dat gy myn Broór zyt! Get, jongen , wat zou my anders beletten, om eens heenenwecr een reisje van vyftig uuren per post afteleggen , met geen ander oogmerk, dan om uw Liefje eens een paar minuten aandagtig te bekyken, en u geluk te wenfehen met zo eene kostelykheid ? Hou u nu maar dood ftil! Hoe meer dan volmaakt uw Meisje ook wezen mag, ik zou u niet raden, om tegen my te beweren , dat myn Meisje haar, het tienduizendfte gedeelte van een ondeelbaar deeltje, moest wyken. Geluk, myn beste, myn hartvriend, geluk! ken ik u wel, dan is deeze Dame uit alle vrouwen gefchikt, het allergefchiktst, om u in het huwlyk gelukkig te maken. Uwe overhelling tot zwaarmoedigheid zal, door hare bekoorly- ke  SARA. BURGERHART. 239 ïce levendigheid, in manlyken ernst verbetert worden; en de ftoute meid zal met u, zo zy verftands genoeg heeft om uwe waarde te zien , haar geluk beftendig maken. . Nu weet gy, dat haar hart ten minften vry is. Niets kan u des beletten, om met haar converfatie te zoeken. Dit zal u gelegenheid geven, om haar nader te leren kennen; en gy zult, door u nader te doen kennen, niets verliezen. Stel u echter niet voor, dat het zyn zal: „ Kip , ik hebje. Visje, fpring by". Neen, myn Vriend, zy zal u zeker een huis vol werk geven; en gy zult door hare kuren moeten lyden als winterkoorn op het veld. Nu zult gy eens geheel in verrukking by haar zitten , over haar hart u verwonderende , met haar geest u vermakende, en hare bevalligheden met langzame teugen door uwe oogen indrinkende; en een oogenblik daar na, zult gy menen reden te hebben om te denken, dat zy u reden tot ongenoegen geeft. Zy zal, terwyl gy haar eenige tedere wisfewasjes zoetjes inluistert, aan u vragen: „ apropos, myn Heer, is er geen nieuws ?" Wapen u, myn Vriend, met den lederen Kolder van geduld! zo het leven een ftryd is, dan zeker is het vryende leven een geduurige oorlog. Daar is zelf myn Jaantje, het goedaartigfte Schatje dat er ooit op fatyné fchoentjes dribbelde; en heb ik niet meer uitgellaan, dan  24° HISTORIE VAN MEJUFFROUW dan ik arme Drommel u ooit kan vertellen, 'k laat ftaan doen geloven ? Evenwel, hou moed. Een meisje, dat maar half zo veel waardig is als de onzen zyn, is byget waardig, dat wy er nog veel om uitftaan. Hoe moeilyker flryd, hoe fchoonder zegepraal! Zo dra ik tyd heb, zal ik u meerder fchryven. Ik mag met Sanche wel zeggen, dat ik bynaar geen tyd heb om myn nagels te knippen: gy weet waar op ik hoop, zo dra ik tot der beide Rechten Doctor gepromoveert ben ? Adieu! T. T. C. EDELING. * =» VYF  SARA BURGERHART. »|3 VYF en VYFTIGSTE BRIEF", Mejuffrouw amna willis aan Mejuffrouw SARA BURGERHART. LIEFSTE VRIENDIN! ÜVIyne waarde Moeder heeft u gemelt, dat ik 9 toen zy op uwen laatften fchreef, op den tril was. Hoe gaarn zoude ik u by my gehad hebben; wy waren, met twee Fargons, tydigvan; huis gereden. De Advocaat Fine Mouche , een Academie Vriend van myn waarden Vriend Smit, en eene Juffer, met welke ik op de Klosfenparty kennis maakte, een meisje, als de meeste zoete Juffrouwtjes, reden met ons in gezelfchap. De morgen was heerlyk; alles wekte ons op tot weltevredenheid. Toen wy te Schiedam kwamen, gingen wy het Stadje door en omwart* delen, en zagen een of twee Branderyën.- In de vrolykheid des harten waagden wy, nevens de Heren, eens te proeven van den oud vaderlandfchen kost, Jenevertje lief. Onze Heren werden, 't zy door de fterke uitwazeming, 'É zy door het ongewone , fpoedig gewaar, dat de Schiedamfche kost ongemeen kragtig was. h Is raar, hoe onderfcheiden de draak op den li uïKti Q. mensen  £42 HISTORIE VAN MEJUFFROUW mensch werkt. Myn Vriend Smit was zo levent, dat ik niet wist, of hem wel beter vermaning zoude te geven zyn, dan die van het eeten van een vry dikken boterham, en eenige koppen fterke Coffy. Zyn Vriend was zo fulüg, zo zoetzappig, dat hy niets van dat geflepene liet blyken, 't welk hem eens tot een ver* maart Advocaat maken kan. Juffrouw Betje en ik waren zéér fpraakzaam; maar dezelfde remedie , die ik mynen Smit voordiende, bragt ons fpoedig in onzen eigen natuurffaat. Ik kan niet zeggen, dat ik ooit ongevalliger plaats gezien heb , dan het berookte Schiedam : een nare droevige rook, en een nog veel lelykerfyn zwart ftof, benemen het volftrekt al dat aangename, dat het, door zyne ligging, plantage , en fraaije gebouwen , moest ten toon fprciden'. Zorasch „ overdrevene zindclykheid", voor eene krankzinnigheid verklaart wordt, dan zou ik er zeer voor zyn, om de Lyderesfen, daar door geplaagt, in Schiedam, als in een Verbeterhuis te brengen; daar zouden zy, zo ergens, fierftelt worden. In deeze gedngten wierd ik verfterkt, door de zorgvuldige Hospita, by welke wy ontb'eten y want de fervetten op tafel leggende, zei zy;. ■>■> Ja Juffrouwen, je bent hier niet in het „ frisfche Rotterdam j kyk, om de liefde van » Jan  SARA BURGERHART. *4S „ Jan Tennis, nou deuze fervetten eens! die , haal ik daar nou fchóón uit men kabbenet; ' en zien zy er niet uit dat je er by febreijen „ zoudt? Kykt die randen, kykt die zoomen; „ 't goed is vuil eer het droog is; zo dat ik „ hoop niet, dat de Juffrouwen my voor een „ kladdeboter zullen houwen, want al wasje, „ by gelyks, Prinfen, of zelfs Burgemiesters „ van ons land, ik kon je niet beter helpen. " Hoe zou u dat aanftaan, Saartje , die met zulk eene recht vrouwelyke netheid alles bewaart ? Ik hoop ook', dat de aanfïaande nooit te Schie» dam zal beroepen worden. Het belang, 'twelk gynu ziet, dat ik neem in de ftandplaats, daar de Heer Smit de beurte zyner dagordening zal moeten waarnemen, zal u doen zien, dat ik eens nader myn lot met het zyne denk te verbinden. Gy hebt gelyk, ik hoop myn' besten Vriend tot myn man te zullen hebben. Gy weet, dat bekrompenheid van middelen de eenige oorzaak was, waarom wy ons hart alleen door Vriendfchap aan elkander verbonden: maar nu is die hinderpaal weggenomen. De dood van een verren Neef myns Vriends heeft dit goede werk verricht; en hy is thans bezitter van een mooi inkomen, dat meer dan toereikende zyn zoude voor menfchen, die de waardy van geld kennen, en geen trek altoos hebben om figuur in de waereld te maQ g> ken,  S44 HISTORIE VAN MEJUFFROUW ken. Ik had altoos voorgenomen, indien de. Heer Smit voor my niet zyn konde, dan zo maar in den maagdelyken ftaat zoetjes voort te leven, tot dat ik by myne Vaderen verzamelt wierd. Onze liefde, Saartje , is de reine vrucht van achting en vriendfchap; behagen in elkander is er echter niet van uitgefloten. Smit is met my recht wel te vreden, en ik geloof, dat hy al die achting en genegenheid verdient, die ik voor hem hebbe. Myne Moeder is zeer in haar fchik met ons voornemen, en Tante ziet den Proponent Smit met heufche welgeneigtheid. Ik weet, dat myn goedhartige Willem tranen zal ftorten van genoegen over dit nieuwtje. Hy houdt byzonder veel van zyn aanftaanden Broeder , en die fpreekt nooit van hem, dan als van een der beste Jongens, dien hy immer kende. Die brave Jongen! maar myne verre in het aanfïaande-doorziende-Moeder heeft de reden •aan hare zyde: dit echter neemt niet weg, dat ik hem uit grond van myn hart beklaag. Gy hebt my wel eens van iets naauwhartigs verdagt; maar geloof my, ik zou, uit pure erkentenis aan de Godin der Liefde, wel alle zoete meisjes in de befcherming van brave mans zien willen, vóór ik zelf nog getrouwt ben met den beminlyken man, die my zo dierbaar is. Wat zegt gy, Saartje, dat ik den Advocaat ©p u afzond? Ik vrees, dat hy niet lang meer  SARA BURGERHART. 245 te bekomen zal zyn. Zyn reisgenote fchyht zeer op hem gefteit, en het is een ryk meisje, dat er bevalligjes uitziet. „ Hadt je dan jou deeltje niet, Hartje?" Magtig, wat zoudt gy uw' man in het pleiten kunnen helpen! zo veel als ik den mynen in het fermoenen; dan waren wy eerst tot hulpe des mans. Wat de Waereld ook van myn huwlyk zeggen zal, nooit zal zy my kunnen nageven, „ dat ik een jok aantrek met „ een ongelovigen." In ernst, Saartje, my dunkt, dat de Advocaat volkomen voor u gefchikt is. Hy is een man van de waereld, aartig, grappig, heeft veel vernuft, en een grote mate van oordeel. Zyn karakter moet onberispelyk zyn; want hy is een vriend van myn braven Smit. Hy yvert verbaast voor de rechten der vrouwen. „ De Vrouw, zegt hy, is het Zonnetje in de zedelyke Waereld: " Hy beweert, dat alle Vrouwen Oorfpronglyk Goed zyn. Smit glimlachte, doch befchouwde, dagt my, de zaak nog wat anders; en hy fprak hem ook tegen , mooglyk uit voorzorg, om zyne Rechtzinnigheid als Predikant, en zyn rang als Man, niet in gevaar te brengen: Was dat niet bei dagtzaam ? Nog voor den middag kwamen wy te Maasfluis. 't Is een zeer fraaije plaats, wat de ligging betreft 5 doch ik heb geen zin in Dorpen, die zo Stedelyk zyn. 't Is, zo als men zegt, Q 3 *  Ê4ê HISTORIE VAN MEJUFFROUW ik wil en ik kan niet; even als een Stedelyke opfchik eene Dorpelinge niet half zo wél ftaat 4 als de dragt § waar aan zy gewoon is: Er is al-* toos dunkt my iets t dat het geheel breekt. Onder het desfcrt kwam er een oudeVisfchef in de kamer, om, ik weetniet meer wat, te vragen. De man was zo grys als een duif, eil zo verbrant van de zon, dat ons oog op hem Viel. Smit fprak hem aan: ,, wel Vader, je hadt daar een fchonc vragt." „ Jae, rnen eer, oe meeroe liever; zukke uizen nimmcn wat, s, en doer ebben wy fchóne nagótie aii: want 3, et is tog alles om den bróden, " „ Daar heb jy gelyk in Vader, Kom laat ik u eens », een bierglaasje wyn geven, en denk dat het s> je gegunt is." „ Wel, men eer, zei Klaas, s, je bent onvcrdadige goed! nou, jou gezont- heid, eerien en jofvrouwen." Jou ook zo 5, gocje man," zeiden wy. Hoe oud ben 5J je wel," vroeg Smit. „ Wel, ik ben nou M in men viercntagtigfte, maer ik geef nog gien „ krimp. De Zee maekt ard, en ik ben nog „ nooit ziek eweest. " Die man fmaakte ons. De Advocaat gaf hem een doel, en wy gaven hem wat van 't een en 't ander, dat hy ook handig naar binnen moffelde, nu ons, dan het lekkers pryzende. „ Nog een glaasje , Vader zei myn Smit, cp 1'chonk het in. De oude VisJcher werdt vrolyk, en fpraakzaam. „ Is er » geen  SARA BURGER. HART. 24? „ geen nieuws ? " „ Jae wel is er niews; ze „ willen mit Saetans geweld ier niewe Zalmen ebben, maer Klaes eit ook kneukels an zen „ lyf. Wy willen Daevis Zalmen ouwen, al „ zou Maesfluis 't onderfte boven. " De Heer Smit hadt geen onaartigen inval, om hem te beduiden, dat men de Pfalmen van David zoude blyven zingen, maar dat zy nu alleen beter berymt waren: „ Zeg eens, myn ouwe Man, ,, heb jy niet wel Kabbeljaauw gevangen ?" ,, Wel jae 'k; wel 't komt op gien duizend of „ wat an, want ik was ien gelokkig Visfcher. '* „ Wel waarom vang jy die Visch?" „ Wel, ,, om dat zukke gróte lui, als jylui bent, die zoiwven eeten, wantje kent ze zelf niet van„ gen, en wiltzeevel ebben." „ Maar Klaas, „ wy kunnen den Visch niet eeten, zo als jy „ dien ons verkoopt." ,, Dat fprcekt van „ zelf; ze mot fchoon emaekt, ze mot ewas„ fen, de róó kieuwen motten uitedouwt wor„ den; je lui meiden motten die koken, of ,, opfnaeren, en dan leggen die de Móten op ,, een móóije fchuttcl, met pieterfely, en wat „ weet ik het, om den rand, en zo eet je dan „ van dien kostelyken Visch. " „ Maar blyf „ jy evenwel de vanger niet?" ,, Dat lóóf ik, „ wie aars ?" „ jy bent dan Klaas, die den „ Kabbeljaauw vongt." „ Zeker! aars kon 9, jylui er zo niet agter te gast gaen, of jo^ Q 4 „ mei.  248 HISTORIE VAN MEJUFFROUW „ meiden konden niet an de kokkerafie raeken , „ want van al dat geplamoot zou gien kabbel„ jaauw kommen. " „ Nu zyn wy op den ,, weg. David heeft de Pfalmen gemaakt, maar „ wy kunnen die zo niet orberen. Zy moeten „ voor ons klaar gemaakt worden , dat is , vertaalt, op rym gebragt, en zo toebereit, dat wy die zingen kunnen; en je weet wel, dat „ de beste fpys door flegte toebereiding onë'et„ baar kan worden; ja dat men er walging, ja „ zelf eene ziekte van kan krygen ? Zie, zo „ heeft de Vriend Datheen ook gedaan: maar ,, nu zyn er andere menfchen, en die weten er ,, meê omtegaan, dat het een lust is, en dat „ yder zegt: wat zyn die Pfalmen van David „ toch heerlyk." „ Nou ik mot zeggen , dat jylui wel vernipte lekker bent. Ik, en men „ ouwe Wyf Neeltje Gerrits, ebben die al een 5, zestig jaer lang mit ffichting ezongen, dat et over den diek dreunde. Maer, men eer, „ wat ebben er de Sociniaenders toch an te „ morfen en te beduimelen ? zie, ik zou van „ die lui niets willen, of durven annemen. '* ,, Zeg eens, Klaas, wat zyn toch Sociniaanders ? " „ Wel, dat bennen en ope Godlo„ chenaars." ,, Nu, zo dat waar is, wees „ dan gerust, ik verzeker u dat er, in dit geval, geen een Sociniaande hand aan heeft." pit fcheen den gqejen ouwen Visfcher nog niet ge-  SARA BURGERHART. S/tf genoeg; hy voer braaf uit tegen aj die nieuwigheden , die de jonge Leeraars zo al hier en daar invoerden. Maar zyn werk riep hem; hy gaf den Heer Smit de hand, en bedankte we} honderdmaal veur de bcleeftheid. 't Is toch jammer, zeide hy vervolgens, dat er zo veel overeenkomst is tusfchen den Godsdienstigen yver en de Kina. Men durft den onkundigen byna geen van beide aanpryzen, om dat de onkunde oorzaak is, dat zy veelmaal zo verkeert gebruikt, en dan dodelyk is. Ons thuisreisje was zeer aangenaam. Ik ging vroeg naar bed, en nu, voor ik nog iemand hoor, fchryf ik u deezen. Zo gy zin hebt in den Advocaat, ik herhaal het, zult gy er gaauw by moeten zyn. Het reisgezellinnetje zal u anders voorkomen. Vaarwel, myne lieve Vriendin. Ik ben, met alle achting, Uwe teder liefhebbende ANNA WILLIJ., Q 5 ZES  B50 historie van mejuffrouw ZES en VYFTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan Mo juffrOUW anna willis. lieve willis I Allemaal menfchen ! — dit zeide ik, toen ik uwen vrolyken en my zo regt fmakelyken Brief gelezen had. De Liefde is al een grappig ding, geloof ik. 't Schynt dat zy de peinzende vroïyk, en de ydeltuiten ftatig kan maken. Mooglyk , om dat zy het levensvonkje in de dikbloedige geltellen helder doet opflikkeren , en de zorgeloze onverfchilligheid der volmaakt gezonde meisjes iets aan de hand geeft, dat haar van belang genoeg fchynt, om er over te willen denken. Hoe het zy, 't is zeker dat Juffrouw Willis my nu veel meer bevalt, om dat zy my wat nader komt, dan wanneer zy met zekere ernsthaftigheid, niet altoos geheel vry van ftyf heid en bedilzucht, my myne les voorzegt. Uw Vriend Smit heb ik regt lief, zo wel om het geen gy van zyne converfatie, als om 't geen gy my nopens zyne manier van denken omtrent ti mededeelt. Ik hoop hem fpoedig wel geplaatst, wel gehuist, en wel getrouwt te zien. Ik be-  SARA BURGERHART. tgt ken dat gy, buiten uw nadeel, een ruim hare hebt, als gy ons, eenzamen in den lande , zulk een zegen toewenscht. Maak u vrienden, Naatje, door zo veel gy kunt dien wensch ten uitvoer te brengen. Wat my aangaat: Pour mot keen warme Bier, zei de Franschman 5 Pour moi geen 'man. Een flinke bol, om my, zo als ik zeg, te brengen waar ik zyn wil; dat is wel, doch meer niet. Uw Advocaat is des aan u; geef hem aan haar, die zo een meubeltje nodig heeft, en laat myn devies zyn: Vryheid, blyheid. Maar om u eens wat zakelykers te fchryven, ik heb met Letje uit geweest, om dat nieuwmodiesch Gaas. Het ftuk was byna weg; doch men wagtte alle daag nog fraaijer, als ook hcerlyke Taffen , enz. Men heeft my verzogt dat te komen zien: en ik heb aanmaanden maandag daar toe bepaalt, 't Is een befloten winkel; men ziet er niets dan een modieus huis, moderne meubelen , en drie zeer wel gemanierde , taamlyk lelyke, reeds wat bedaarde Demoifeiles, die niets dan Fransch fpreken: 't kwam wel, dat ik die taal kende. In 't naar'huis gaan, gingen wy Coos logement voorby, en fpraken Mademoifelle G~eens toe; die zeer verblyt fcheen ons te zien, en viïendelyk innodigde. Wy voldeden ook aan haar verzoek. Letje vroeg fchielyk, of haar Broêr met t'huis was; neen, zei zy, maar hy zal  252 HISTORIÉ VAN MEJUFFROUW zal wel dra t'huis zyn. Kom, zei Letje, dan gaan wy zo lang op zyn kamer: ik volgde, zeer benieuwt zynde, hoe of het toch op de kamer van een Petitmaitre er mogt uitzien. Naatje! nooit hebt gy zo een huishouden gezie,n! myn oog viel eerst op zyn Toilet, dat in de volmaaktfte desordre lag. Poeijer en Snuif bedekten alles. Hairkammen, Wenkbraamvkammetjcs , verfchciden Verfjes , Tandenfchuijertjes , Tandpoeijer, een half glas vol wat et, zo fmerig als een eend, een ftuk uitgcdgofde Was-kaers , eenige Franfche boekjes, die niet van de ftrengfte zedekunde fchenen te handelen, een morfige Inktkoker, een vuile Slaapmuts en een pot Pommade , maakte de misfelykfte vertoning, die ik ooit zag. Al zyn kleêren hingen over ftoelcn. Eenige paren zyden kousfen flingerden er tusfehen. Schoenen , muilen, laerzen, een hartsvanger, lagen door malkander: al zyne Boeken konden wel in een brood-mand, en zagen er vuil en fmerig uit. Letje zag dit lieve boeltje , met befchaamtheid, eens over, en ik was geheel nieuwsgierigheid. ,, Kyk me zo een ,, floddervink eens, zo een flons van een jon,, gen, en die altoos er uit ziet of hy uit een „ doosje komt." Kom! zei ik, hy zal ervoor hebben. Daarop deden wy zo veel kattekwaad, en naaiden zo veel mouwen en zakken en kousfen toe, en verdopten zo veel goed, als de tyd ons  SARA BURGERHART* 15$ ons toeliet. Toen gingen wy naar beneden, en zie daar, daar kwam de Vorst van Tour en Taxis, wip wip wip den ftoep op; gevolgt door nog een vlasbaard of drie, die hier alle logeeren. Myn Chevalier weet te wel te leven, (zo hy meent, och arm!) om ons vryheid te Jaten zo terftond te vertrekken; en dcwyl Mademoifelle G-- hier fterk op aandrong, traden wy in de eetkamer. Terftond prefenteerde men 't een en ander. De gure dag gaf Coo den inval om een Bowl Punch te maken. Fiat Punch! Toen hadt hy 't op zyn lyf! de Arak, de Citroenen, enz., alles kwam uit den hoek. De drank was fmakelyk, het gezelfchap vrolyk, Mademoifelle G - kluchtig, en Saartje haar zelf. Enfin, Naatje, wy diverteerden ons als Vorsten ; wy raakten aan 't muficeeren, en 't was wel negen uuren, voor onze Vriend ons t'huis bragt. De lieve Buigzaam wagtte reeds met eeten. De Hartog keek, als of zy zeide : ,, Wat die ,, Kleuters! moet ik daar naarwagten?" Lot-» je zat met een Almenak van 't voorleden Jaar , en hield zich of zy las; doch ik weet niet, of zy wel eens fpelden kan. Wy waren zo dar^ tel, dat de lieve Vrouw niet wist, wat zy van ons denken moest ; en Letje was ongemeen woordenryk. Ik was niet heel gemaklyk, want Juffrouw Hartog my iets, 't geen ik haar ver» fogt»  254 HISTORIE VAN MEJUFFROUW zogt, wat onbeleeft aanreikende, en er by voegende: „ ei, altyd dat gelach, 't zal wat te „ beduiden hebben, als wy 't wisten ! " gaf ik haar een antwoord, 't welk aantoonde, dat ik haar, fchoon veel ouder, niet voor myne Voogdes begeerde. Ik heb u nog niet gezegt, dat de Heer Edeling hier alweer geweest is. Juffrouw Buigzaam fpreekt met de uiterfte achting van hem, en met zo veel onderfcheiding, dat, zo zy tien j'aar jonger was, ik zou denken, dat hy de man zyn zoude, dien zy haar hart wilde geven : nu denk ik dat niet. Mooglyk heeft hy zin aan Letje. Hy is door haar Broér hier althans gebragt. 'tIs een zeer fraai man: hy heeft mooije manieren, en ik hoor, dat hy veel verftand heeft. Als hy weéTkomt, zal ik hem eens PhU lofopkicsch betrachten j zeide uw Pedant Gelde zo niet? Omhels uwe dierbare Moeder; groet uw Vriend Smit; faluëer uwl'ante vóórhaar, diegy weet dat is, Uwe hoogachtende Vriendin, SARA E '.J R O E R It A R T.  «ara burgerhart. 255 ZEVEN en VYFTIGSTE BRIEF. De Heer abraham blank aart aan Me*, juffrouw de Weduwe spilgoed. mevrouw! V oor ik iets, Saartje betreffende, aanroer, nioet ik u zeggen, dat ik God hartelyk gedankt heb voor uwe herftelling. 't Zou al te droevig zyn, dat zulke weergaloze Vrouwen zo klakkeloos uit de waereld gingen, terwyl wy met hele risten van Beuzelaars en Beuzelaarlf ers blyven opgefcheept. Het doet my aan myn hart goed, dat ons meisje zo haar pligt gedaan heeft; zy zal er een prefent extra uit myn eigen zak voor hebben. Zie, .men moet de jonge lui, als zy wel doen, ook wel doen; en ik ben, God dank, geen vrekkige Jakhals van een Kaerl. Ik zeg altyd: „ Abraham Blankaart, God heeft u „ zo gezegent, je hebt kind noch kraai; hoe „ wel ik weet niet, of dat zo blyven zal; een „ mensch heeft graag een eigen weêrfpraak. ,, Kind noch kraai, wel deel meê, myn Vriend; „ maak dat niemand op u ziet, als een hond ?, op een zieke koe; dat niemand wel eens wou zien, af jyook een mooijedoode zyn zoudt, „ 't Moet  HISTORIE VAN MEJUFFROUW „ 't Moet hier toch altemaal blyven, en als jy ,, brave lui op de proppen helpt, dan doe je ,, als een hupsch Christen mensch betaamt." Nu, dat overgeflagen. Neen, Mevrouw, ik heb geen byzonder oogmerk omtrent Saartje. Ik zal haar volkomenhaar eigen keuze laten doen; en, zo de jongen haar verdient te hebben , zal hy haar hebben , al hadt hy geen zesthalf in de waereld; maar zo zy dwaas genoeg was , om een knaap te willen hebben , dat een vlegel, of een bobbekop is , of die haar dood zou kniezen t, of tot gekheden brengen : Verduivelt! dan zal myn naam geen Abraham Blankaart zyn, zo ik het ooit toefta. Hoe, wat hamer, en wat fpykerdoos , heeft haar brave Vader my niet met de dood op zyn lippen gezeit: ,j Brammetje Blankaart, „ ik fterf; zorg gy voor dit dierbaar Kind. ,, Wees het geen ik voor haar zyn zoude, mogt „ ik leven." En heeft hare lieve Moeder ook zo niet gefproken ? En heb ik het niet heilig belooft? En ben ik niet een ceriyk man? Hoor, Mevrouw, het meisje is veel rykerdan zy weet. Zy kan, ik herhaal het, krygen die zy hebben wil, mits dat zy wél kiest. Ja, 'tis een weergaas meisje! zo als gy daar fchryft, is zy: en ik ben maar bly, dat zy by zulk eene allerbraaffte Dame is , dar is goed voor haar. Spreek toch niet van my lastig te zyn ; ik  SARA BURGERHART. £57 ik wou dat uwe brieven zo lang waren als de Engelfche Courant. Zie, ik ben geen man van de hedendaagfche Waereld, maar een brief van zulke vrouwen , wel, dat is een traclement voor. my. Den ouden Heer Edeling ken ik van voor ve- ■ le jaren, 't Is een eerlyke knorrepot, een braaf man, een man, daar men op afkan, maar de lastiglfe mensch, dien ik ook al ken. Pitten heeft hy, en crediet als de Bank: maar ik heb my altoos ïffgehouden van twee foorten van menfchen , van allemansvrienden en van Grimbekken. De laatften veracht ik, en de cerlten beduiden niet genoeg, om er aan te kunnen denken. Zyn Zoons ken ik niet; maar ik heb altyd gehoort, dat het beste jongens waren, doch die 't hart niet hadden, om hunnen Vader ooit dan met fchroom toe te fpreken. Dat is toch een elendige zaak! 't Spreekwoord zeit, de beste Stuurlui ftaan aan land; maar als ik kinderen gehad had, by myn Vrouw, ik zou eerst hunne liefde hebben zien te winnen; en dan zou ik my van hun vertrouwen en achting gemaklyk hebben meester gemaakt. Wat zegt gy, Mevrouw? Indien de jonge Heer des zyn hof aan myn Kleuter wil maken, en zy het goedvindt, my is 't wel; als 't kind maar gelukkig is, ben ik te vreden, en ik zal haar, met al wat zy in de 1 i. bxee. R. wae»  &5§ historie van mejuffrouw waereld heeft, zelf aaii hem, met myn eigen baud , geven. Doch de Oude moest my evenwel geen Kattefprongen maken , of denken, dat zyn Zoon haar veel eer aan deedt. Ja, ja, 't is' een misfelyke knevel, die eigende Jan Edeling; want dan zou my 't bloed ook wat heel fpoedig in de ooren kruipen. Saartje is van zulk eene brave oude familie, als er maar weinigen in Amfterdam zyn; haar Overgrootvader was al een ffcyl van de beurs, en een pylaar van de kerk: en, fchoon zy geen geld heer*, dat by Hendriks te pas komt, zy is echter een* fchone party; en zy is een heel mooi meisje ook ; en zy heeft, mag ik zeggen, alles gelecrt; en zy fpeelt immers kapitaal ? Wees verzekert, dat ik uw verpligtent bericht voor my onfehendbaar zal houden. Zo ik u, waardige Dame, ergens in van dienst zyn kan, beveel I gy zult my verrukken , door my in ftaat te ftellen van u te kunnen tonen, hoe zeer ik met de grootfte achting ben, Uw welmenende Vriend en gehoorzame Dienaar, abraham blaneaart, AGT  SARA li V R « ÉRHA R T. Z$$ AGT en VYFTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw anna willis aan Mejuffrouw sara burgerhart. myne waarde saartje. Dat gy meer fmaak hebt in myn laatrfen , en dus ook ftf my, dan voorheen, om dat ik u thans wat nader koom, is niet onmooglyk; 't is vry natuurlyk: maar ik moet u met eenen zeggen, dat ik nog nooit een Brief van u ontfing, die my zo weinig beviel dan die, dien gy myten antwoorde fchreeft: ja, dat gy my daar in zó fterk zyt afgevallen, als ik u, door den mynen, méér behaaglyk ben. Dit zult gy zeker niet aan myn bekrompen hart toefehryven. Zelfzoekenheid, die alleen haar zelf poogt te bevoordeelen, is zeer opgefchikt met den lof, dien men haar toezwaait. Doch zy zal my nu niet beletten u te zeggen , dat ik zeer verftoort op u ben. Foei, Juffrouw Burgerhart, welk een Ydeltuit wordt gy! Gy legt aan met een' kwant, dien gy zelf met kleinachting befchouwt: Gy regt op zyne kamer' kuren aan, die mooglyk in den Ton zyn, doch tiie u geen eere aandoen. Nu heeft hy, dunkt R 2 juy»  4Ö0 HISTORIE VA»N MEJUFFROUW my, aanmoediging om zyn hof by u te maken. Gy geeft u dan reeds de moeite, om eene florsfigheid te verbeteren, die hem, zo hy uw man wordt, zeer zoude hinderen, 't Zal op die ftociparty met zulke knaapjes fraai zyn toegegaan : voor al, toen de Punch hare uitwerking deedt. Hoe dikwyls heb ik u wel gezegt, dat, zo men eenen losfen aart toegeeft, men ongemerkt van de eene zotheid tot de andere komt. Hoe rasch krygt men dan eene hebbelfitheid, om onze daden niet meer re fehikken naar het fnoer der Reden ! Dit blykt in u; alles is drift. Nu waakt men, tot vermoeijens toe, by eene zieke Vrouw , waar voor wy ingenomen zyn; naauwlyks begint die te herftellen , of men vliegt uit, en fpant met nog eene onbedagte Vriendin aan, om zich met een drie vier dartele Vlasbaarden te vermaken; en Hyft, ten koste eener nog zwakke vrouw, die men uit hare rust houdt, en met eeten laat wagten, tot negen uuren uit. O, daar denkt men niet om. Vermaak gaat boven alles; en welk een vermaak! Vindt men, dat iets goed te doen ons vermaakt; fiat, goed doen! Vindt men vermaak in onbetaamlykheid, men offert de welvoeglykhcid daaraan op. Men loopt voort tot aan de uiterfte grenzen der Deugd, of, wilt gy? van het geoorloofde. Glipt men uit, dan moet een, „ och, daar had ik geen 55 ei»  SARA BURGERHART. £ÖI *» erS In»'-' aües goedmaken. My dunkt ook, dat Juffrouw Buigzaam, die, fchynt het, zo veel van u houdt, als gy van haar, u dstóf over hadt behoren aan te fpreken. Men moet geen ongercgeltheid ia jonge Juffrouweirdoor de vingeren zien. Mooglyk is zy ook niet zeer ergdenkendc. Juffrouw Hartog moge een wysneuze geleerde zyn, maar nu hadt zy geen ongelyk. 't Zou eene fraaije huishouding geven, indien de eene Juffrouw ten negen uuren, en de andrc ten elf uuren foupeerde. Een verwildert hoofd en een kribbig humeur fchynen ook de gevolgen deezer heerlyke Party geweest te zyn; anders hadt gy haar niet zo onbefcheiden kunnen beantwoorden, om dat zy u iets, niet zeer beleeft, toereikte ! Zo dartelt men uit zyne goedaartigheid : Het blykt aan u. Weet gy wat, Vriendin? Dwaze vermaken zullen uwe behoefte worden; en zo u dit niet ten valftrik zal verflrekken , zult gy wat meer voorzigtigheid moeten hebben dan gy immer bezat: Hoe zal uwe Tante nu in 't gelyk gcftelt worden ! 6 , Ik geloof zéér wél, dat myn Advocaat u niet bevalt. Zo een denkent, verftandig man kan u niet amufeeren: Gy hebt de keur van Heertjes! Een verachtlyk Gckje , indien het Punch kan maken, en u doen lachen, behoeft geene andere verdiensten, by een meisje, dat R 3 zelf  &6t HISTORIE VAN MEJUFFROUW zelf, denk ik, trouwen zal, om zich te kunnen diverteeren, en de Waereld te zien. En wat is dat nu wcêr voor een fraai huis, daar gy die Gazen gingt kopen, en daar gy zulke kostelyke Taffen zaagt ? Draag zorg, dat de ftroom van zinnelyke vermaken , die, zo als gy eens zeide, over uw hart heen moest vloeijen, u niet onherftelbaar bederft! Ik weet wél, dat ik weèr voor eene flyve Klik zal gehouden worden. Zonder zulk een Woord zoudt gy u niet kunnen redden. Maar bynamen geven is geen redeneeren, en lachen geen betogen. Ik weet, dat gy flekelig vernuftig zyn kunt; ik wapen my daar in voorraad op: maar dus zult gy, voor uw eigen reden, uw gedrag echter nooit goed maken, of my begooglen. Vindt gy 't goed; doe uw zin : 't is uw zaak. . Myne Moeder laatu vriendeïyk groeten, ook myne Tante. Er is een Brief van Willem gekomen , die u van zyne byzonderfle achting daar in verzekert. Gister avond beu ik, met den Heer Smit (die zeer verlangt u te zien, en u ook groet,) op een groot Concert geweest. Deezen avond zyn wy verzogt by een Neef van hem, op Oesters, met den Advocaat en de Juffrouw , daar ik u over fchrcef. Het uitgaan wordt my al wat heel druk; ik verlang naar buis, maar noch meer om u te zien en te fpreken.  SARA BURGERHART. 20$ ken. Smit zal aanftaanden Zondag , op een "bygelegen Dorp, des namiddags preken; ik geloof, dat ik hem ga hooren. De Heer Smit kent den Heer Comelis Edeling byzonder; zy hebben een jaar of drie te famen geftudecrt; hy zegt veel goeds' van hem: trouwens, hy zegt van alle menfchen goed ! De Heer Hendrik is ouder dan zyn Broeder, en Wordt gehouden voor een onzer allerbeste jonge lieden. Maar ik ken hem in geenen opzich* te. Ui ben, in den waren zin des woords y Uwe Vriendin, ANNA WILLIS. R 4 NEGEN  , %6ic HISTORIE VAN MEJUFFROUW NEGEN en VYFTIGSTE BRIEF. De Heer willem willis aan Mejuffrouw . de Weduwe willis. Hoogstgeachte, tederstgeliefde moeder! G y hebt my verzogt, dat ik u , by de eerde gelegenheid, bcrigt van my zoude doen toekomen. Nu, myne waarde Moeder, heb ik die; dcwyl ik myn nagtrust daar aan kan geven doordien ik eens eindelyk eene vrye kamer heilik ben zeer vermoeit, door ettelyke dagen op postwagens te hebben moeten zitten, en bevind my thans een goed ftuk in Duitschland. De ftad hiet —. Hare ligging , zo als ik by het helder maanlicht bemerkte, is bckoorlyk; het oord heerlyk, en de vermaarde Rhyn-ftroom bruischt lang? hare overoude muren. Morgen ga ik de Heren Kooplieden , aan welken ik adresfen heb, fpreken, en hoop, dat myn brave Patroon over myne reis voldaan zal zyn: 't zal ten minden by my niet haperen. Myn zucht om, door eerlykhcid en nyverheid, my iu ftaat te ff ellen, om myne eigen za'fcen eens te kunnen doen, maken my alles geïnaklyk: maar niets fpoort my derker aan , om mynen  SARA BURGERHART. t$j . mynen pligt in deezen te betrachten, dan het denkbeeld, welk eene vreugde het voor myne lieve Moeder zyn zal, als zy by de uitkomst ziet , dat ik aan hare gunstige verwagtingen eenigzins beantwoorde. Kan ik immer te veel doen, om myne dankbaarheid, omtrent u fterk ■genoeg te betonen? Onder de menigvuldige weldaden , waar voor ik de Hoogde Goedheid met diepen eerbied dank; is er geen groter dan die, ■dat ik zulk eene waardige Vrouw Moeder mag noemen. Hoe ongelukkig zou ik niet hebben .kunnen worden, indien ik niet door u, overtuigent, gelcert had: „ dat de deugd ons al„ leen gelukkig kan maken, als zy gederkt „ wordt door de hoop op een ander leven !" Niet weerhouden door het Vaderlyk gezag, en maar al te gereet om elk te verpligten, door eene meêgaantheid, die als in myn aart is ingeweven; vroeg,in gezelfchap met losbandige lieden , die weinig zwarigheid maken in het bedryven van buitenfporigheden; en die, in de dartelheid hunner wilde blydfchap, zich niet ontzien het Ongeloof op den troon te zetten: wat zou my toch in myne onbedagte jeugd bewaart hebben ? Myne eigen deugd ? ó, die is de gezegende vrucht uwer lesfen! — myn ver. dand ? daar op , lieve Moeder, weet gy, dat uw 'Willem zich nooit iets liet voordaan! ó Hoe vuurig bid ik dien God, dien gy ons R. 5 hebt  «55 HISTORIE VAN MEJUFFROUW hebt leren kennen, om de beste zyner zegenh> gen voor u ! Mogt ik eene der werktuigen zyn, die Hy uitkieze, om u dit leven, waar in gy zo veele wederwaardigheden gefmaakt hebt, nog eens alleraangenaamst te maken! Wie zou zich meer verheugen dan uw Zoon ? Gy hebt my meermaalen gezegt, dat ik by uw overlyden geen grote fchatten zal verkrygen. Hemel! myne waarde Moeder, kan ik daar aan ooit dan met yzing denken ? Ik dank u echter voor het vertrouwen, dat gy in my (telt; ook heelt het denkbeeld, om zelf te moeten werken , my zeker meer yvcrig gemaakt. Nooit, zegt gy, gaf ik u reden tot misnoegen ; nooit was ik u ongehoorzaam. Och, laat der Vervvaantheid al hare grootfpraak, hare Epitafiums; maar, zo ik deezen lof verdien, dat men dan op myn grafftecn fnyde: ,, Hier „ ligt een Zoon, die zyne Moeder nooit on„ gehoorzaam was:" op dat ik ten minften, na myn dood, nog iets tot nut van myne medemenfehen doe. Wat is het toch, myne dierbare Moeder, voor eene ongemaklykheid in my, als ik nadenk, dat gy myne tedere en zuivere liefde voor de beminlyke Burgerhart niet goedkeurt? Waarom mort myn hart tegen myne reden ? Waarom onderwerp ik my niet, met die volvaardigheid, aan uwe verkiezing, die my het gehoorzamen  SARA BURGERHART. 2Ö> zo gémaklyk maakte ? Hoe meer ik uwe gezegdeus herdenk, hoe gegronder zy my tocfchynen; en echter ik zou een lage huichelaar zyn, zo ik voorgaf,, dat ik er in berustte. Zou de liefde, die alleredelfte hartstocht, als zy eene goede keuze doet, my verleiden, om iets, tegen uwen beredeneerden wil, aantegaan? Moet ik dan de lieveling myner ziel uit myn hart weeren? moet ik bevalligheden vergeten, die meer dan de fchoonheid zelve vermogen? moet ik dan haar verftand, haar dierbaar hart, moet ik alles van my zien te verwyderen! Zal ik haar moeten zien in de armen eens mans, die haar zo oprecht niet kan beminnen als ik; en is het myne toegeeflyke Moeder, die my dit beveelt! Myne aandoening Itelt my buiten (laat om ■verder te fchryven. Gy zult my, om 't geen ik zeg, niet minder beminnen. Ik doe u immers hier door geen verdriet, myne lieve Moeder ? 6! Myn hart was zo vol! By wie kon ik het toch veiliger uitftortcn dan by u, myne te* dcrgeliefde Moeder ? Ik hoop, dat ik pogen zal my te onderwerpen aan alle uwe bevelen; geene uitgezonden:. Groet myne waarde Zuster en geliefde Tante hartlyk; en geloof, dat ik, met de oprechtïle liefde en dankbaarheid, altoos zyn zal Uw gehoorzame Zoon, w illem w tb e1 s, ZES-  só8 historie van mejuffrouw ZESTIGSTE BRIEF. De Heer hendrik edeling aan de» Heer abraham blankaart. myn heer! t~ïet karakter, 't welk gy omtrent de beminlykejuffröuw Burgerhart bekleedt, doetmy de vryheid nemen , om u deezen te fchryven. Het kan u niet zeer vreemt voorkomen, als ik U eenvoudig zeg, dat hare bevalligheden my dermate getroffen hebben, dat my niets aangenamers zyn kan, dan myne verkeering met haar voort~te zetten, en dus de gelegenheid te krygen van te onderdaan , of zy my met hare goedkeuring zal verëeren. Myne achting voor, myn vertrouwen in u, verpligten my, om u te vragen, of gy daar iets tegen hebt? Myne Familie heeft de eer van by u bekent te zyn: ons crediet is onbelemmert, en onze ■affaires zyn in een zeer goeden ftaat. Op myn gedrag moogt gy u inlbrmeeren; ik durf zeggen, dat dit my niet ongevallig wezen zal. Myne oogmerken zyn die van een cerlyk man , die dc inipraak van zyn eigen hart opvolgt, om 'dat  «ARA BURGERHART. 269 dat de rede hem in zyne keuze billykt. Liefde en achting zyn het, die my aanzetten om by deeze beminlyke Juffrouw myne bezoeken te vermeerderen. Indien ik de gelukkige man harer eigene vrye verkiezing immer worde, dan , hoop ik, altoos te tonen , hoe zeer zich alle myne daden zullen uitftrekken, om haar met genoegen dit leven te doen doorwandelen: zo ik door haar worde afgewezen, zal het my des te gevoeliger fmarten, om dat myn geheel hart voor haar met de tederfte ftefde vervult is , en ik nog nimmer eene vrouw ontmoette, die my zo beminlyk, zo waarlyk achtingswaardig heeft toegefchenen. Evenwel, ik hoop dat hare keuze niet zal belemmert worden; offchoon zy, zo als men dat noemt, aan my geen flegte par- / ty doen zoude. Mooglyk zal het u bevreemden , als ik u zeg , dat ik dit myn vooruitzicht nog niet aan mynen Vader hebbe medcgedcelt: wat zal ik zeggen , myn Heer; myn Vader is, in weerwil zyns braven karakters, een weinig wonderlyk op fommige punten. En hy heeft ook meermaal verklaart, „ dat hy nooit zal toeflaan dat zyne Zoons buiten hunne Kerk trouwen." Daar is by den goeden man geen andere dan Luterfche Rechtzinnigheid. Nu weet hy, dat wylen de Heer Burgerhart, nevens zyne Familie, leden waren der Publique Kerk. Buiten dit, myn  a?0 HISTORIE VAN MEJUFFROUW myn Heer, zoude hy zeker niet dan met genoegen zien, dat ik zo eene beminlyke dochter aan hem konde prefenteeren. Daar ik nu nog niet weet, of, en naauwlyks durf hopen, dat ik zo gelukkig zyn zal van niet te worden afgewezen , kan ik immers onnodige moeilykheuen vermyden ? Te meer daar hetmy altoos fmart, als ik den goeden man ergens over driftig maak; wyl dit zo wel voor zyne jichtkwaal, als voor zyne rust, hoogst nadeeligis. Maak my, door eene gunstige tceÜemming, Voor altoos aan u verpligt! De lieve Dame weet niets van 't geen ik voer haar gevoel: ik hoop dat gy zulks niet afkeurt ? Met de hoogfie achting teken ik my Uw ootmoedige Dienaar, HENDRIK EDEL MN G. EEN  & a r a burgerhart. 1?» sis EEN en ZESTIGSTE BRIEF. De Heer abraham blank aart aan den Heer hendrik ebelikc, myn heer! Ik ken genoeg van uwe omftandigheden en zedelyk karakter, om niet weinig in myn humeur te zyn, met het voornemen, dat gy hebt omtrent myne lieve Pupil. Zie, myn Heer Edeling, ik ben geen knorrepot , die altyd legt te gnokkcn, en te gnutteren op Jongelui: ó ho! het zat over een zestig , zeventig jaar, ook al- zo breet niet: maar dit is evenwel hemelsch vast, dat onze jonge Heren het drok genoeg maken; en dat Ouders of Voogden van geluk mogen fpreken , als zy een aartige lieve meid, die hun aangaat, in goede handen zien. Wel, 't is een bedroeft ding , dat de jonge Heren zich de vryheid geven om ftukjes uitte voeren, die hen de achting van hunne meisjes onwaardig maken. Dat rydt, dat rost, dat fpeelt, lichtmist voor een voor negentien, als of men een paardje fchyt-geld op ftal.  27£ HISTORIE VAN MEJUFFROUW ftal, en nog een lyf in de kist hadt: en als men dan eindelyk het wilde leventje wat moede is, ja ! dan klungelt men naar de Vryster; die men een hope leugens en liflafferytjes vertelt. Het arme fchaap neemt alles voor goede munt aan; en zy krygt een man met een verzwakt verflenst lichaam, zonder zedelyke, 'k iaat ftaan Godsdienstige bcginfels ; zonder kunde in zyne zaken ; en haar geld moet meermaal fpringen om fmouslén en ligtekooijcn te vreden te ftellen. Zo dat ik maar zeggen wil, myn lieer Edeling , dar ik regt te fpreken bén, met uwe Heide voor het kind. Dat gy haar daar van nog geen kik gezegt'hebt, fmaaktmybestig. Hoor, gy zyt een hupscli jongman, en ik hoop dat onze lieve Heer haar maar genoeg wysheid zal verlenen , om u haar hart, zo wel als haar mooi zagt regtehandje te geven: mits echter, dat myn Heer uw Vader haar die eer aandoet, waar op ydere brave jonge Juffrouw, in zo een geval, recht heeft. Indien men ons, om dat wy misfelyke Potentaten zyn, alles moet laaten doen dat men, wil, wel, dan zyn de redelyke menfchen waaragtig te beklagen. Hoor, myn Heer Edeling, ik zou geen Kind veröngelyken, en myn Paard, zo min als Snap, myn Patryshond, (die al weer met my naar Vrankryk gefjouWt is,) hadden  SARA BURGERHART. 3?3 den nog ooit reden, om my voor een bullebak van een meester te houden. Daar is nu Jan, die reeds al zes en twintig jaar by my diende ; maar ik heb nog nooit gemerkt, dat de kerel een beter heer verlangde; want ik zeg altyd: ,, Abra„ ham Blankaart, maak toch, myn Vriend, dat „ je geen mensch of beest zo behandelt, als jy ,, niet zoudt willen behandelt worden; dan zal je wel doen, en dat is hier de zaak." Doch myn Heer, uw Vader, voor wien ik zeer veel achting heb , moet niet denken , dat myne Pupil ooit in zyne Familie zal komen , indien hymy, als haren Voogd, dit niet met befcheidenheid en yver verzoekt, 't Zou my om u fchrikkelyk moeijen; maar ik heb ook op fommige punten myne wonderlykheden ; en, fchoon ik niet nan de Jicht, of het Podagra zucht, kan ik om d: hagel niet veelen, dat men zich airs zoude geven , omtrent zulk een braaf fatfoenlyk meisje. Myne gehechtheid aan de Lecrftukken der Publique Kerk is, ja al zo fcerk als de zyne aan het Luterfche geloof zyn kan , en daar hoop jk by te leven en te fterven: amen ! Maar wat> te malle dingen zyn dat! „ dat ik befluit om „, myn kind nooit buiten myne Kerk te zullen ... uittrouwen?" Wel, 't is goed, dat onze lieve Heer wyzer is dan wy allemaal; 't zou bier anders een bedroefde Winkel worden, dat zou het. Laat elk geloven dat hy wil, dat hy j i. bi;eh, S kan?  474 HISTORIE VAN MEJUFFROUW kan, en laten wy allemaal deugdzaam leven; dat zal wat beter voor ons uitkomen, dan dat dit en dats harguecren, en kieskaauwen, over dingen, daar de wyste lui zo weinig van begrypen als ik, of een ander eenvoudig Christenmensen. Hoor, myn Heer Edeling, ik kan zo Satans nydig worden, als ik daar, in plaats van eene ftichtelyke opwekkende Predikatie te horen; — want ik ben een flipte Kerkganger, moet gy weten; ik ga, als ik t'huis ben, alle Zondag in de ouwe Kerk, — niets voor myn neus kryg, dan wat fcholastiek Vulnis, dat, mag ik zeggen , diept noch droogt, 't Is goed , dat zulks maar zelden gebeurt, of Abraham Blankaart zcuzo ftipt niet ter Kerke gaan. Nu, myn Heer, gy moet weten , hoe gy met uw Vader dat Boeltje reddert. Doch hy moet niet vergen , dat myn Saartje van haar Gereformeerde Kerk afwykt. Hoor, ik moet daar niet over gemoeit worden, 't Is onredeiyk; en is de man driftig, ik ben ook juist de grootfté j'aabroêr niet. Hy moest ook niet leggen te chocmeeren op myn Kerk , of hy zou zyn man aan my vinden. Ik verfla my wel niet op alle de fynheden der redeneerkunst; maar ik denk , dat ik echter met hem geen gevaar loop om uit het veld gefiagen te worden : wy kunnen malkander op de Beurs ook wel zo eens een aartighcidje zeggen. In  sara burgerhart. 275 In hoop dat ik zal voldaan hebben aan uwe verwagting, hebbe ik de eer my te noemen, 31 y n heer! Uw dienstwillige Dienaar en Vriend, abraham blankaart. S % TWEE  '*?6 HISTORIE VAN MEJUFFROUW TWEE en ZESTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw de Weduwe willis, aan des. Heer willem willis. myn waarde tedergeliefde zoon! JNIcen, wees gerust, ik heb u, om 't geeH gy my fchryft, niet minder lief; gy zoudt my ook geen verdriet daar door aandoen, indien myn moederlyk hart niet leedt door de fmartelyke aandoeningen, die u thans zo fterk folteren: nocli welke moeder kanhvax braaf, en altoos gehoorzaam kind, bedroeft zien, zonder daarin, te fterk voor hare eigen rust, te deelen ? Ik begryp levendig, myn waarde Zoon , dat liet u onbegrypelyk veel zal kosten, uw hart los te maken van een meisje, dat gy met het grootftc recht acht en bemint. Alles wat gy tot haren lof zegt, ftem ik van harten toe ; en evenwel ik herhaal het: zy is geene vrouw voor u. ,, Een Huwlyk kan even ongelukkig zyn , „ door te véél overeenkomst tusfchen man en ,, vrouw, als door te weinig." Romanesque jonge lieden zien dit anders in; doch de 011 w  SARA BURGERHART. 28? Bekrompenheid Van ziel, zo wél als alle uwe gebreken , is zeer fyn. Ik prees u , om dat ik thans meer van my in u zag; maar gy hebt altoos veel meer zin in u zelf gehad, dam in my; myn lof vernederde u des geweldig. Om u des weer in uwe oude waardig- en meerderheid te herftellcn , moest gy my myne ongelykheid aan u duidclyk tonen. Ik moest u afvallen ; opdat gy des te beter met u zelf te vreden zyn zoudt. Ik zal, om dit tebewyzen, u, fpyt de beste Waarzegfrer, eens zeggen, wat er iu uw hart al is omgegaan. Lees, en bloos. Ga dan heen, en doe eerst den balk uit uw oog, «er gy onderneemt den fplinter, die in uw zusters ■oog is , zo verbruit hardhandig daar uit te trekken. Gy hebt dan, voor uw wys van denken, te Rotterdam al vry afzwervent geleeft; in plaats van huisfelyke ftilte, goede boeken, ftichtelyke gefprekken, en het onderzoeken van uw eigen hart, voor gy uwe oogen fluit, hebt gy gedaan, als anderen: des nagts vermoeit thuis komende, kost gy met u zelf niet afrekenen , en viclt in flaap. By uw ontwaken dagt gy: kan er»dit alles wel door? gaat het niet te grof? En zie daar, gy wordt weêr uitverzogt, en gy gaat weêr uit. Gy dagt: het kan nu niet anders, het moet met da vryagie er zo door. Naatje voelt voor 't eerst van haar leven een trek, om ook eens raar te fchryven; zy neemt dien '  2S8 HISTORIE VAN M E J U F F R O O W dien luim cp. Ook daar van moet Naatje al de verdiensten hebben, die er maar opzitten. Ik kryg een Brie!' in myn trant; hy fmaakt my des, ik zeg het ook. Daar gaan Naatjes oogen open! Door afdwaling, vindt zy zich op dien weg, waar op de Natuur my plaatfte. Zy gelykt nu naar my; 6 hoe ver moet Naatje dan van haar zelf afwyken! Loopt dit zelf my in \ oog, wel dan moet zy het zeker ook zien. Dit maakt haar kribbig j zy verbrodt het werk nog meer, en laat my voor hare dwaasheden boeten. In plaats van fpoedig van mynen weg afstreden , floot zy my een mooi end voorwaards, zo ver zelf, als ik nooit wensen te komen: en my nu weêr op zulk een groten affland ziende van haar, wordt zy gerust, en te vreden met haar zelf! Gy ziet wel, dat ik nog al myn verftand rikt heb weg gedartelt. Vaarwel! SARA BÜRGERHA R T. PS. Zo uwe eerwaardige en tedergelicfde Moeder aan Willem fchryft, laat zy hem van myne tederfte zusterlyke genegenheid verzekeren, en zeggen : dat ik zo veel belang in hem neem,als zyn deugdzaam karakter, zyn menschlievend Lart, zyne eenvoudige, aangename, milde zeden verdienen; dat ik hem met het uiterfte genoegen als myn Broeder te rug hoop te zien; dat ik den Hemel bidde, om hem, nog aan i'cezc zyde des Grafs, gelukkig te maken. V IER.  3 A R A BUtGERHAItT. 2§$f Vier en zestigste brief. De eerzame pieteRnelletje deegelyk aan Mejuiiï. sara burgerhart.' juffrouw saartje! ISÏou komt myn dat beetje fchryven wel te pas , dat je men nog hebt ingedampt. Ik móet aan u fchryven.- Ik heb rust noch duur; van nagt droomde ik, dat ik u op men fchoot had, met je neteldoekfe jurk, die ik zelf inhetBlaauwe Hoofd nog kogt, an; en dat ik met je zong' dat mooi Liedje:' „ Een kindje in 't water, een! kindje in 't water. " Ja, dat was een huur! Dat was eerst een Heer en Juffrouw! Ja, Juffrouw , ik zou nooit men Belydenis geleert hebben , had ik niet in joului huis gedient. Ik' woon nou ook wel by brave menfen, maar het' is altoos dr'ok; wy zyn met ons zeven Booijen, en ik heb dikwyls geen tyd om 't Vader Ons te' bidden; en ik mag dat evel zo niet rabbelen, want Kaatje, onze Kindermeid, zeit, dat het van onzen lieven Heer zelf gemaakt is. Laasf nam ik het fnee in de Kerk, en las net driemaal heel aaudagtig , om dat ik den Doifiihé niet zien, noch horen kon, zó vol was- d# .I.'DEEL, X K2rk4.  2po HISTORIE VAN MEJCF F II O O W Kerk, en dat is tog mooi; cn nu fla ik een reisje over, om aan u te kunnen fchryven ; want wie weet, of deuze Brief in veertien dagen nog Vol is. Ik wil maar zeggen, Juffrouw, dat ik gehoort heb, dat de Juffrouw gaat trouwen, met een Heer, die een Franfchen naam het, die ik niet onthouwen kan; 't is een Broêr, zeggen zy, van een Juffrouw, die met u in 't zelfde huis woont. Hy het een amt op 't Staten of Prinfen hof, zie dat is al het zelfde; nou, Juffrouw zal hem wel kennen. Pc floeg een gat in de lucht; 't was of ik het te Keulen hoorde donderen , daar onze Koetfier van daan is. Maar die Heer zal wel braaf zyn; anders zou Juffrouw hem niet nemen , wil ik fpreken; maar de menfen praten zó raar; en Bregt heeft my zo veel vertelt; maar, nou ze eens zo vrees» lyk van je gelogen het, geloof ik haar niet meer. Nou, God vergeef het haar, maar ouwe Bregt zal haar loontje wel krygen, gelyk ik hoop ! En nou was myn verzoek , of Juffrouw my weer wou inhuren; en dat Juffrouw met men Heer Willem hadt getrouwt, dat is een Heer i en zo gemeenzaam; wel zie, ik heb buiten u niemand zo lief, als men Heer. Toen ik daar zo by men Heer zat thee te drinken, dagt ik nog om je Grootvader, Pieter Burgerhart. Die is nog by gelyks men Dooppeet: want ik biette maar Pieternelletje Pauwls, en ik had zo een, ding-  SARA: B U R O E R H A R T, SpÉ dlngfigheid,- om ook een van te hebben; en toe zei je Grootvader; kom meid, we zullen je Pieiernelletje ■Deegelyk noemen : 't heugt my nog klaar; ik lei het pampier in de eetenskast in men keuken, en Grootvader deedt zyn fchoenen nog aan, en hy lachte dathy fchudde, om dat ik zo bly was met men van. Ik had het zo kostelyk by je Ouwers , en ik heb het nu ook goed; en als ik oud word, dan denk ik, onze lieve Heer zal ouwe Pieternel niet verlaten; daar vertrouw ik op. Zo dat ik maar wou zeggen , dat ik altoos dagt, dat men Heer Willem je was opgeleit. Hoor, het is my hier te drok , en daar zyn meer huizen dan kerken. Ik wou een ftil dienstje by twee eenige luidjes, daar ik men werkje zo zelf kon betreuzelen; en wy kennen mekaer, want Juffrouw het wel duizendmaal op men fchoot gezeten, en clan kon ik ook nog eens horen van dien goejen Heer Blankaart , die ik in velden noch op wegen ontmoet j nou , ik kom haast nooit uit. Ja, Juffrouw , zo jy en men Heer Blankaart niet in den hemel kommen, dan verftaik my dat werk niet. Wat was hy altyd grappig, en wat het hy my dikwyls een gulden gegeven; en ik wou Juffrouw graag wat in haar huishouwing kopen, al was het maar een Glazenkasje, of een Turfbakje j maar voorlede week kwam je Tante Hofland my tegen. Wel nou Pietje, zei zy, weetje nou ( T 3 wejj  tf)Z HISTORIE VAN MEJUFFROUW wel, dat jou Juffrouw nou in zo een liegt huis woont, en zo waerelds gekleed gaat ? ja Juffrouw , zei ik, die Weduw is een heel braaf mensch, dat weet ik heel wel, en Juffrouw Saartje gaat gekleed, zo als alle rykejongejuffrouwen ; en, zei ik, onze lieve Heer ziet op het hart, niet op de kleeren , zei ik; nou, zei zy, „ Kind, je hebt geen Licht. " Nou Juffrouw , als je trouwt, wat zul je dan kerjeust wezen ! en dat's evel geen zonde ; want je Moeder, die zo vroom was, als er een mensch . over een paar benen gaan kon, en ouwe Hille, onze Schoonmaakfter, wel zo veel goeds gedaan het, die oud en katyvig wierdt, ffing ftyf van 't ftof, toen zy trouwde; ik wou, Juffrouw Saartje, dat je dat eens gezien hadt. Laat my tog eens weten, of je haast Bruidstranen zal drinken. Alle menfen zeggen, dat je op je trouwen ftaat. Ik ben al tweemaal aan uw huis geweest; doch Juffrouw was uit, en ik kom weinig uit, en 't is by ons vrceslyk drok. 't Is nu net drie weken, dat ik aan dei* zen fchryf; neem men ftoutigheid ten besten. Was ik maar weêr zo in men eigen gedoentetje by Juffrouw , wat zou ik bly zyn ! Ja, ik wensch nog uit Juffrouws huis gedragen te worden ; wist ik dat , ik zou zo in myn knopjes zyn, want dat was een grote gerustheid. : Nagf  SARA BURGERHART. 293 Nagt lieve Juffrouw Saartje , van je ouwe Pienel, zo pleeg je te zeggen, PIETERNELLETJE DEEGEEYK, T 3 VYF  ^94 HiSTORiË van MEJUFFROUW VYF en ZESTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aftn de eerzame pieternelletje deegelyk, myn göeje beste pieternei,! ik heb uw Brief gelezen : wel heden , ik wisf niet, dat je zoo veel by mekaör kon Pachten. Ik ben met uw Brief magtig in myn fchik. Als het eens jou uitgaans dag is, zendt my dan een kruijer, dan zal ik t'huis blyven , als ik uit de Kerk kom, en wy willen weêr eens heel veel praten; je weet, Nellc, daar hou ik wel van. Meid, wat hou ik van je , om dat je my zo wel opgepast hebt, en zo dankbaar aan myn lieven Vader en Moeder zyt. De Heer Blankaart is naarVrankryk; zo dat gy hem nietligtelyk zult tegÉnkomcn. Ja, dat is een man, niet waar? och, ik heb hem zo lief! maar ik ga niet trouwen, daar is geen woord waar aan. Wees jy gerust: al wierd jy tagtig jaar, dan zul je toch by my wonen, als ik getrouwt, of op my zelfben. Sterf des, als je tog nerven moet, maar gerust voort, 't zal zo zyn. Zeker, Pieternel, als gy oud en zwak wordt, zal ik voor u zorgen, en je zult dan zien, dat het heel goed is, op onzen  SARA B U R <} E R HART. 2p5 zen lieven Heer te vertrouwen. En zei Tante „ dat je geen licht hadt ? " Heden meid, gy moest eens aan Tante gevraagt hebben, of't waar is, dat zy zal trouwen , en met welk een Heer; maar daar hebje niet omgedagt. Ik zal heel graag, als ik trouw, wat in myn Huishouden van u hebben; maar 't hoeft juist zo veel niet te zyn, als je voornemen was. In dit papiertje liggen twee ducateu, die doe ik \i prefent, om dat gy zo een beste meid zyt, en myn Ouwcrs zo lief hebt. Spreek er maar niet van tegen my; koop er wat voor: zulje, Pieternel ? De Juffrouw, daar ik by in huis woon , is net zo een brave vrouw als myne Moeder was, dan kun je eens denken. Nu ik ga niet trouwen, hoor. Gy weet wel, wie u deezen fchryft. S. B. PS. Dat joului Koetfier van Keulen is, kan ik wel denken. Nagt, goeje meid. T4 7.ES-  f%$6 historie van mejuffrouw ZES en ZESTIGSTE BRIEF. Mejufi'rOUW sara burgerhart aan de» lieer abraham blank aart. ge-eerde heer en voogd! IVlyn verlangen, om eens van u te horen, dryft my om u deezen te fchryven, hoewel ik waarlyk niet veel flof heb. ó Myn Heer Blankaart, wat ben ik by eene brave vrouw; zy is zeer krank geweest, maar ik heb haar zo trouw opgepast, om dat ik haar zo lief heb: en zo ik die vrouw verloren had, wat dan? Ik geloof, dat ik dan ook fchielyk dood zou geweest zyn, zo heel lief heb ik haar; en zo veel achting heb ik voor haar. Nu, is zy byna herftelt. Wat leer ik hier goede dingen; ik weet niet, waar de tyd blyft. Ik ga wel in de Kerk, en lees ook in den Bybel; want in beide te doen, yind ik veel genoegen; maar ik ga ook in de Comedie, en op 't groot Concert. Met den Heer Brunier, en zyne lieve Zuster mag ik iminers wel? Ik onderhou ook myn Fransch en Engelsch , ja leer beide veel beter uitfpreken; Om dat ik in de waarde vrouw zo eene meestres £cb. Myn Muziek gaat zyn gang; alle daag dreun  SARA BURGERHART. G97 dreun ik, of 's Lands welvaart daar aan hing, Hoeneer, myn lieve Voogd , komt gy toch t'huis ? Wat heeft de oude Juffrouw Willis my een Brief gefchreven | och, wierd ik ook nog eens zo eene vrouw ! De jonge Heer Edeling, (de koopman,) bezoekt ons dikwyls. Wat is dat een braaf verlTandig man! eh wat hoor ik hem gaarn met Juffrouw Buigzaam redenceren! Hyzegt, dathy myn Heer Blankaart kent, dat's goed! nu kan ik eens met iemand over u fpreken. Vaarwel, myn geëerde Voogd. Ik ben Uwe gehoorzame Pupil, SARA BURGERHART,. PS. Pieternel, die by ons gedient heeft, heeft my verzogt, u van haar de dienstprefentatie te fchryven. T 5 Z E-  SOS HISTORIE VAX MEjUFFROUW ZEVEN en ZESTIGSTE BRIEF. Dc Heer abraham el ank aart aan Mejuffrouw sara burgerhart. myn beste meisje! Uw Brief is my zo welkom, dat ik hem ten eerften ga beantwoorden. Dank God, myn kind, dat gy by zo eene verftandige en godvrezende vrouw gekomen zyt: Het hadt ook heel fcheef kunnen uitkomen; als gy nu eens by ff egt volk belant waart , en gy hadt eens mêe moeten doen : Gy weet, die met pek omgaat, wordt er door hefmet." Ja, dat zou droevig voor u geweest zyn , zo deeze vrouw geftorven hadt, dat bcgrypt gy wel. Dat gy uw pligt omtrent haar deedt, doet my zó goed, en geeft my zó veel vreugd, dat ik u een wisfeltje zend, van honderd ducaten, van my, tot een teken hoe content ik daar over ben. Koop er wat moois voor, en draag het my tot gedagtenis; en doe altoos uw pligt, zult gy? Gy moogt héél wél met ordentelyke lieden uitgaan, als het maar niet te drok loopt: nu, gy zyt in goede handen; daar vertrouw ik op: Want gy zyt jong, kind; en ik weet, hoe de jonge lieden toch zyn. De  SARA BURGERHART. 209 ï)c Heer Hendrik Edeling is my zeer wel bekent: 't is een allerbest jong Heer, en eert knap kaerel ook. Ik-heb fomtyds, weet gy, rare Wallen; en ik mag de jonge meisjes gaarn wat kwellen: wat zegt gy, Saar, als die Heer eens zin aan u hadt, zoudt gy daar wel veel tegen hebben ? Nu, zin of' niet, als gy myn eigen Dochter waart, en die Heer dan zin in u hadt, en my dat zeide, ik zou u aan hem geven, ten minften zo gy er niet tegen waart. Zie, kind, ik hoep u nog gelukkig getrouwt tc zien. Doch meisje, meisje, pas op ! Gy.zult een hele kist vryers krygen % zy zullen om u dwarlen, als muggen om de kaars. Gyzyt nu hi de vrytyd; is 't zo niet ? Ik eisch niet van u, dat gy my kennis zult geven van alle beuzelpraat, die zy u komen aan't oor piepen; maar ik venvagt van ü, indien gy aangezogt wordt door iemand, die gy genoeg in aanmerking neemt, om hem nader te willen leren kennen , dat gy nly dit zult melden. Begryp, myn kind, dat van uwe keuze uw gelukkig of ongelukkig leven zal afhangen ; en dat ik, immers zo lang als gy myne Pupil zyt, li zal beletten uwe keuze tc volgen, ,, indien ,, brave en verftandige lieden, die u liefheb„ ben , my zeggen , dat gy eene dwaze keuze „ doet." Ik zie niet op geld: zo gy maar een fatzoenlyk man, die u verdient, neemt. Maar  goo H I S T 0 K. I E VAN M E J ü" F FROUW Maar ik. denk niet, dat zo een braaf meisje zich zal vergooijen aan een jongen, die al zyn verdiensten aan zyn Snyer en Kapper verpligt is; die, als een regt vrouwenaapje, daar zo heen kwispelt, en twee orlogcs draagt, daar ik zo fatans nydig over kan worden, dat ik hen wel eens een losfe maling wou geven. Ik heb wel gehoort, dat vele Dames, by de Twaalf geloofsartikelen ; — die gy immers wel pront kent, hoop ik? — dit tot bet dertiende maken: ,, Ik geloof, dat de bekeerde lichtmis ,, de beste man maakt." Geloof het niet; 't is allemaal leugen; er is geen flip waar aan, geen kriczel, Hoe zou het my -bedroeven, als ik merkte, dat gy deeze kettery toeftemde! Gy meisjes praat, (de wyste niet te na gefproken ,) fomwyl, als of gy in uw harsfens gepikt waart. Wat weet gy toch van lichtmisfen ? Een losfe malle jongen , die zyn goed verbruit , en om peper moet, om dathy zyn koorntje groen at, is geen lichtmis; hy is een gek, die men tc Delft moest gaan oplluiten. Een Lichtmis is een gerafineerde Deugeniet, die zyn roem en vermaak'Helt in eerlykc jonge meisjes en brave vrouwen te bederven; die Gods geboden veracht ; de wetten der vriendfehap fchendt;met zyne eeden fpeclt; met één woord, een aUerverfoeilykst man , die te gevaarlyker is , naar  SARA B Ü R ö E R H A R T. 301 naar mate hy een minlyk figuur, en een aartig vernuft heeft; die de welvoeglykhcid zo lang in acht neemt, tot hy de onnoosle inflaapheeft gcwicgt, en die in ftaat is om fchatten aan zyne huurlingen uittedcelen. Gelooft gy, myn kind, dat zo een fchepzel ooit de beste Echtgenoot worden kan? Alle fotuen, door ovcryling en in het geftorm der driften begaan, maken geen Deugeniet uit, indien hy die fouten , zo rasch hy die ziet, verfoeit en fchuwt: maar een Lichtmis is zo bedorven van fmaak; zyne neigingen zyn tot heblykheden dermate opgegroeit, dat hy nimmer een beter vrouw verdient , dan de allcrflegtftc uit die bende, die hy bedorven heeft. Een braaf, verftandig, kundig, goedaartig man, is de beste Echtgenoot. Een man van dit karakter verdient al de liefde, al de achting van eene vrouw, die hy zo gelukkig poogt te maken, als zy ooit op deeze waereld zyn kan. Ik zal hier niets meer over fchryven; zo als ik zeg, gy hebt de beste Raadsvrouw by u. Gy kunt Juffrouw Willis ook altoos om raad en om onderrichtingen vragen. Maar ik hou , zo veel van u, dat ik u dit toch zo eens fchryven moest. Groet, uit mynen naam, de brave vrouw, aan wie gy zo gehecht zyt; verzeker haar van myne byzonderfle achting. Groet ook myn Vriend Edeling. En als gy Pieternel {preekt,  302 HI S T O RIS V A N M E JUFFRO V W fpreekt, insgelyks : Wel , ouwe Pieternel , denkt die nog aan my? Nu, nis ik fterf, fcrygt zy een Legaatje. Zeg het haar niet; zy zou huilen van blydfchap, en van droefheid ook. De oude Peterzen zal u, op uw order, het Geld bezorgen. Die ouwe ftana heeft ook wat aan my verdient, zo ecrlyk en zo hupsch is de man. Nagt, myn lieve kim!. Uw liefhebbende Voogd, ABRAHAM BLANKAART, P. S. Laat uw Clavicr, en alles wat tr.tuw lyf behoort, op myn order, van uwo Tante halen. A G T  sara burgerhart. 303 AGT en ZESTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw cornelia hartog aan Mejuffrouw wil hel mina van kwastama. cara m ia! Ik heb uw' geleerde Disfertatie, over den Oorfprong der Oude Talen, met een goedkeurent genoegen gelezen; als ook, uwe Oordeelkundige RemarqUes over de Nederduitfche Po'êzy. Het Attisch Zout is, in het laatfte ftnk, niet gefpaart. Nederduitfche Poëzy! quelle Sottife , ma chere! De goede, 'k fpreek niet eens van fchone , Dichtftukken onzer Landgenoten, zyn gelyk aan de Druiven uit Siberien; en de Poctifche door kunst en vlyt aangebragte vruchten fmaken zó infipide, als de uitgebroeide Ananasfen, die wy onlangs, by Mevrouw de Barones von Birchenftein, op het desfert hadden. Evenwel, ma chere, ik vergeef het onze Broddelaars en Broddelaarfters, dat zy ons zo veel vodden opdringen, nu gy uw fchertzent vernuft , ten hunnen koste, zo voortreffelyk hebt bezig gehouden. : ■ föus étes ma confidente: Ik moet u niet laten igno.-  304 HISTORIE VAN MEJUFFROUW ignoneeren, in welk eenen ftaat zich myn harl bevindt. Chere van Kwastama, wat zal ik zeggen ? je foupire; je crains ; evenwel, waarom dat? Heeft de waarde man niet een goed oordeel ? Is 't geen homme du gout; en heb ik niet meer dan den aanbidder gehad? 't Is waar, ik ben niet meer piep jong, maar uH air impofant heeft ook zyne beminnaars.. Een fchoné taille! myn gelaat niet miniatuur fraai, cela est bien vral, ma chere, maar het tont enfemble is niet verfmadclyk. Indien de lieer Edeling minder fraai man ware, echter zou hy my zeer behagen. Is hy geen man van verftand ? Kan hy des met my op dit fujtt verfchillen ? Hy adresfeert zich wel niet by my; eerbiedige liefde is ware liefde. Zyn Edele kent en houdt zyne distance; comme il faut. Wat anders kan toch de reden zyn van zyn herhaalde bezoeken; indien hy niet om my komt ? Met wie kan zo een man toch een discours formcercn, dan met uwe Vriendin ? Onze Huisvrouw is een goedig mensch; doch daar loopt vry wat dweepery onder haar 'geloof; enlre nous, is het geloof iets anders? Onze Bolingbrokcs, onze Tindalls, onze Voltaires, hebben ons in ftaat geftelt om zo te denken , als het den Philofophen betaamt; en ik twylfel niet, of de lieer Edeling heeft te véél verftand, om niet tot de onzen te behoren. Juffrouw Kien duTout kan niet in  sara burgerhart. 305 in aanmerking komen, als men van redelyke fchepzels fpreekt. Juffrouw Brunier betekent ook zeer weinig. Daar blyft des niemand over, dan het Meisje , waar van ik u , met een woord reeds in myn laatfteil, iets meldde. Ik kan niet ontkennen, dat zyniet lelykis; men moet toeftaan, dat zy veel geest heeft; doch wat man als de Heer Edeling kan zyn oog laten vallen op zo een Pop; nog geen twintig jaar; en'vcels te woelagtig voor een man, die denkt. Is het echter, ma chere van Kwastama, niet wat verncderent, voor une filk comme mot, dus hulde te moeten doen aan eene hartstocht, die ik dus lange, met verfmading, en als beneden de edelheid myner natuur zynde, hebbe befchimpt. Ik bloos over myne zwakheid; wat helpt het my ? Zedert ik den lieven man gezien heb , ben ik zo ongefc'oikt voor myne Studiën, als van te voren voor het Toilet. De Esfay on Men zelf kan myn aandagt niet overmeesteren: Het Algebraïfche voorftel, dat Madame Cléambure my, ter bewerking, gezonden heeft, ligt nog, zonder een a-\-bz^c. van myne hand er by gevoegt te hebben: Enfin ! de Hollandfche dreun is toch waar: ■De Wysbegeerte leert ons wel Om onze driften te betomen; Maar als de Liefde komt in t fpel, Is V met de Wysheid omgekomen. ■ i. Jeel. V Dit  306 HISTORIE VAK MEJUFFROUW Dit Coupletje is my in 't hoofd blyven hangen ; Juffrouw Burgerhart zong het onlangs eens: anders, weet gy, lees ik nooit Hollandsch; foei! Om u te genoegen, fckryf ik ook myne brieven aan u, in die ongevallige taal: anders polnt de Hollandais ! Indien er iets intresfants voor my, (dat is voor u,) voorvalt, wagt dan een tweeden Brief, van haar iie is, MA CHERE VAN KWASTAMA! entierement la frclre, GORNELIA HARTOG, NE?  sara burgerhart, ^Sf NEGEN en ZESTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw chart-otte rien du tg .ut gag deu Heer dirr welgezint, ge - eerde heer en 0 0 m ! VII 1 oen ik laast by Oom was, was Oom zo driftig , om dat ik zet, dat ik gaarn van logement wilde veranderen; en'tis evenwel waar, Ooms dat ik het zo gaarn wou, Oom die vroeg myn naar de reden; maar die heb ik er niet voor; zo dat Oom wel denken kan, dat ik die niet geven kon aan Oom: Een menfchen zin is een menfchen leven, zeit het fpreekwoord, Juffrouw de Weduwe doet my wél, dat moet ik zeggen; maar 't is myn nu al zo oud, Ik ben hier nu al tuim twee jaar; als Oom daar maar eens op blieft te letten, en ik ben evenwel ook geen kind meer, zou ik hopen. Ik weet wel, dat ik van Ooms goedheid afhang; maar 't is immers met kwaad te keuren in een mensch , dat een mensch graag verandert, Myn groene taffen Sak zou ik ook graag tegen een andere verruilen; ik mag het ding niet meer aan myn Jyf hebben, en ik ben evenwel Ooms Nicht, en ikn ordentelyk gekleed te gaan, zo als Oom V a \y§  .JOS HISTORIE VAN MEJUFFROUW wel weet; want Oom is immers myn Moeders eige vlcefchelyke Broeder , niet waar Oom? Maar het tocht hier zo vreefelyk in alle vertrekken, en daar van kryg ik zulke brakke zinkensop de kiezen ; zo dat, Oom, geef uw toeftemaning: ik weet wel een ander huis, als Oom maar voor 't geld zorgt; en als ik om wat zakgeld mogt verzoeken, ik heb nu geen gulden meer in myn beursje; alles is duur, zo als Oom .zelf zeit. Myn Compliment aan Tante. Ik ben , ©om! UEd. Dienaresfe en Nicht, CHARLOTTE RIEN DU TOUT., [ De Uitgeeffter heeft nodig gevonden, deezen Brief, als ook dien van Pieternel , van de taal- en fchryfouten eenigzins te zuiveren, op dat men die zoude kunnen lezen. ] Z Eï  sara burgerhart. $00 ZEVENTIGSTE BRIEF. De Heer dirk welgezint aan Mejuffrouw charlotte rien du tout. nicht lotje! Cj v zoudt lang naar antwoord wagten, zo ik u niet moest doen weten, dat ik u ordonneer om daar te blyven, daar gy zyt; en zo gy my ooit weêr met uwe zottigheden komt plagen, dan, dat zeg ik u van te voren, zullen wy geen vrienden blyven. Ik kan niet met u redeneeren ; anders zou ik u aantonen, hoe veel reden gy hebt om u gelukkig te achten, dat gy in het huis eener Dame woont, die de achting van alle brave lieden verdient. Haal me de duivel! juist zo een Uilskop was uw Vader; en nog verwensch ik uw Moeder, als ik denk, dat zy zo een Franfchen niet met al in onze familie bragt. Nu, dat kunt gy niet helpen; ik zou er ook niet van zeggen, waart gy zulk eene Malloot niet. 't Is goed, dat myn Vrouw geduld met u heeft; anders zou ik u eens braaf uw les leren. Schaamt gy u niet, u aan te ftellen als of gy tien jaar waart ? Wat doet gy, waar brengt gyuwtydmeê door? En V 3 is  gl<5 H1ST OitfE VAN MÈJÜJ'FReÜV,? is dat geld ook weêr op ? Wat hagel! Wel denkt Jy, dat Oom razende dol is ? Heb ik zelf geen kinderen ? En Wat doet gy met uw geld ? Gy fpeelt immers nooit, dan om een halve Huiver "boven Jan, en een ftuivef onder Jan ? Ik geloof, dat gy al uW geld verbruit aan linten en üronteryen; en dan gaat het er mee als met de groene Sak« Nii, gy kunt zien hoe't afloopt} ik geef geen geld, boven uw ordinair fpcldcgeld* Als gy toch kicspyn hebt, hoeft gy niet uitfegaan. Zyn die witte kousjes al af, die gy Voor uW oudfle Neefje zoudt breijen ? Och, ik geloof, dat het hele boeltje, met het kousje daar by, nog zo legt, als gy 't voor zes maanden van Tante medenaamt. Foei! Lui voor een meisje 1 Goeden dag Richt; uwe Tante groet u insgelyks; ik ben Uw misnoegde Oom , DIRK WELGlZlNt» EEN  SARA BURGERHART. 3H EEN en ZEVENTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan Mejuffrouw anna willis. waarde juffrouw! Ik heb onlangs eene Vriendin verloren ; ze. hiet, by gelyk, (zcit onze Pieternel,) AnnaWillis; kent gy haar? Ik vrees neen. Nu, «lat zy zo, weet gy ook, waar ik haar weêr kan vinden ? Ei lieve, wys my den weg, want ik verlang de kennis te hernieuwen; 't was toch , waarde Juffrouw, een in velen opzichte braaf mensch : wy hebben een klein verfchilletje gehad , en, zo al pratent en weêr pratent, heb ik haar onder weg verloren. Ik wil zeggen, dat ik niet twyflel, of ik zal haar wel weêr vinden, liet Oorloge onzer vriendfehap ftaat maar wat ftil, doch de eene of andere heufche vriend zal het wel weêr opwinden, en dan zal het Weer zo frx wyzen, en zo krek lopen als immer.. Ik fchryf ü des maar in voorraad. Ik zou zelf befluiten kunnen omudeezen te zenden, zo gy my alleen beledigt hadt. Maar, dewyl de waarde vrouw, die men niet kan kennen zonder haar hoog te achten, door u zo verkeert behandelt is, en gy daar voor geen vergoeding aan my V 4 _^ doet,  3I& HISTORIE VAN MEJUFFROUW doet, zal ik alles opzamelen wat ik fchryf, even of ik u per post fchreef. Zo dra gy my zegt: ,, Ik heb Juffrouw Buigzaam beledigt; „ 't is my leed; ik heb liegt gedaan:" is al myn gefchryf, nevens myn vriendfehap, weêr tot uwen dienst. Dewyl ik aan myne eenvoudige oprechtheid wil vast houden, zal ik u weêr alles wat er ©mgaat fchryven; en daar uit zult gy kunnen zien, dat ik zeer gaarn met uwe meerderheid van verftand myn voordeel doen wil, indien gy u Hl den ftyl uwer lieve Moeder, en met wat minder airs, my die gunst aanbieden wilt. Volgens affpraak gingen Letje en ik, op den bepaalden dag, de tallen zien. De drie Desmoifelles dronken thee, en wy gevolglyk ook. Onder het theedrinken kwamen er twee Heren in, om zyden kousfen en een hairzak. Alfe welgekleedde mannen fpreken één taal, als zy de eer hebben tegen jonge Damens te fpreken ; zo als gy weet, Naatje, Zy zogten kousfen uit, en wy taffen Halen. Gy begrypt wél, dat zy onzen fmaak admireerden ? Nu dan, zy gingen beide zitten. De oudfte Juffrouw vroeg naar de Historie der Beide Indien door Raynal; (in 't Fransch begrypt gy.) De Heer R. noemde het un Chef d' Oeuvre* Zy fpraken vervolgens over eenige Pieces voJantes, die daaglyks uitkomen; en zyn vriend gaf  SARA BURGERHART. 313 gaf haar le Bibliotheque des Arts over; naar gewoonte , zeide hy. De Heer R. fprak, dagt my, zeer wel, of fchoon hy véél fprak, en dan is dit al een heel kunstje; niet waar ? Hy fprak met extafe van de dichters Pope, Thomfon en Akenfide; en met geene onbevallige houding zeide hy: Oul, ma chere Marianne: Virtue alone is Happines helow. Ons discours duurde wel een uur, denk ik; want ik had ook nu en dan een woordje ingebragt, dat met attentie gehoort, en met lof toegejuicht wierdt; zo als dat van zelf fpreekt, Naatje. De Desmoifelles zeiden my: ,, Dat ,, deeze Heren zeer ryke, zeer fatfoenlyke „ lieden waren, en dat de Heer R. geparen- teert was aan onze eerfte familiën. Hy hadt „ une fuperbe Blbliotheque, en zou ons graag ,, dezelve heel en al ten gebruike geven; ook „ dat hy aan eene der Juffrouwen gevraagt „ hadt, waar ik woonde; en gezegt, dat „ hy de vryheid zoude nemen, om de Es,, fay on men, in vierderleie talen by een ,, gedrukt, te brengen, wyl hy gemerkt hadt, ,, dat ik die wel eens zoude willen zien." t'Huis komende, verhaalde ik ons avontuurtje aan Juffrouw Buigzaam, en liet haar de Halen zien, die ik by my had. Juffrouw Hartog V 5 zet-  314 HISTORIE VAN MEJUFFROUW zette een vie2e tronie , en vondt de taffen zeer commun. ^ Zo, zei ik, en de Heer R. 5, hééft die zeer fraai gevonden. Kent gy den x Heer R., Juffrouw Burgerhart ?" „ Zo als gy hoort , Juffrouw Hartog." Zy wierdt vriendelyker. „ Kent gy dien Heer? vroeg „ de Weduwe." „Ja, Mejuffrouw, by re5, putatie. Hy is een man van geboorte, uit s, hommi du Ton peutétre j maïs tin homms ^ d'Esprit. Rien du Tont %vasuit; Hartog ging uit, ea Wy hadden het huis vry. Nu, zeide ik, zullen wy eens een recht lief ftil ftichtelyk avondje hebben; en dribbelde, met een half menuet p tsje , de tafel om. Wy verzogten de waarde vrouw, om voor ons wat te lezen, en kregen ons naaijen. ó Naatje, nooit heb ik zulk lezen gelioort, en zulk een lieve ftem is er niet! zy voldeedt aan ons verzoek, en las een Boekje: ,, de vrolykheid vaneen Godsdienstig Ie* ven;" dat gy zeker kent? De avond vloog om. Hoe gelukkig waren wy! Halffiegen kwam Onze Lotje thuis, ging zig dcshabillieeren , en in dc kamer gezeten zynde, vermaakte zy zich met Jfïllïs, onze kat. De tafel hadt reeds driekwartier gedekt gefb.an , toen de Scavante binnen tradt; zy haastte zich , was minzaam , fpraakzaam zelf. Wy zagen wel, dat zy wat verteégen was; zy wist wel, dat zy nog wat te goed  9 A II A S Ü R (i E R H A R f. gt£. goéd hadt; maar ik befehuldig nooit iemand diö zich zelf befchuldïgt; en de lieve goedaartigö Vrouw maakte geene remarques. Toen wy reeds yder in ons pavillioentje lagen, hadden Letje en ik het nog zeer druk over het geen er gelezen was: ik zie duidelyk, dat Letje verftand en fmaak heeft; maar 't is een, verwaarloost verftand, en een nog ongeoeffende fmaak: zo vergenoegt als Engelen fliepen wy in. Morgen zal ik deezen vervolgen , zo er iets , my betreffende, voorvalt. Gy weet, ik leg alles by elkander, tot dat ik myne Vriendin Willis Vinde. * * * Dees dag is ftil en eenzelvig voor uwe Pupil afgelopen; cu ik ben maar wat aan 't haspelen geweest, om dat Letje in 't naauw was. 'E Geval is zeer verre uitziende : - zy heeft, dee«en middag, het Bierglas van Juffrouw Hartog gebroken i Hare veel Waereld bewaarde Letje, niet voor haar misnoegen; en, dat nog erger is! ons niet voor het aanhoren eener (geloofik althans ,) geleerde Oratie over de fraaiheid en t byzonderheid van dit glas: „ 't welk zy van t, Lord Muffle, toen die hier in 't land was , s, gekregen hadt; 't was naar de regels der 5, Geometrie gemaakt, enz, enz., en zy hadt j. liever, dat Juffrouw Letje haar grootften „ Spie-  316 HISTORIE VAN MEJUFFROUW „ Spiegel gebroken hadt, dan dat Glas." „En „ ik niet, zeide Lotje, want dat beduidt een „ dooije. " Dit deedt my lachen. Letje verzogt excuus ; Juffrouw Buigzaam gaf aan Frits last, omeven zo een Bierglas te kopen; en Juffrouw Hartog hieldt hare opgelapte meerderheid. * * * Al weêr een dagje ! wel Naatje, en nog al geen Brief van u. 't Zal by my altemaal verwilderen, 't Hek is van den dam , de Schapen lopen in 't koorn. Wat nieuws. De Heer R. heeft hier aan huis geweest, en bragt my het Boek, waar van ik u gemelt hebbe. Hy zat een uur by ons. Hy fprak meest met de waarde Vrouw. Waarlyk, 't is een fchoon welgemaakt man. Ik geloof, dat hy veel geest heeft. Het gefprek ging over de Algemene Liefdadigheid, by gelegenheid dat men eenen drenkeling voorby bragt, die gelukkig geret was. Hy merkte aan: „dat, oflchoon onze deugd niets kan verdienen, zy echter altoos iets ,, yoortreflyks blyft; en dat hy het met de ou„ de Romeinen hier in eens was: het is veel ,, fchoner één Burger te behouden, dan honderd ,, Vyanden te doden, " Juffrouw Buigzaam was wel voldaan over zyne redenen. Ik plaag Letje gruwlyk met hem, want hy fchynt voor haar zéér véél attentie te heb.  SARA BURGERHART. 31? hebben; fchoon hy my zyne Bibliotheek heeft aangeboden, nevens eene keurlyk gefchreven Catalogus, om te zien, wat my zoude aanftaan. Nu, dat vind ik wél héél lief, en zal er ook myn gebruik van maken: ,, Zo dra ik „ meer lichts omtrent dit Luchtverfchynzel, „ 't welk nu aan onzen Huisfelyken horifont „ opdaagt, hebbe, zal ik u daar meer van zeg,, gen." Zie daar, zo zoude Juffrouw Hartog fpreken. * * * Nog geen Brief van Rotterdam! Geduld. — Maar ik moet evenwel nu zeggen, dat gy uwe Voogdyfchap florzig laat leggen. En ik, arme ziel! kryg onderwyl vryers als zand. 't Is of heel Amfterdam weet, dat gy my mondig verklaart hebt. Hebt gy dan met myne Tante overleit, om my, zo maar kort en goed, aan den Satan overtegeven ? Niet dat die hier ook al geweest is; was dit zo , Rien du Tout zou my dat wel gezegt hebben; zy is, zegt zy, „ met een Helm geboren, en kan kwaad zien." Nu, dat kunnen er wel meer, en ook al daar het niet is ; ook Naatje ? Foei, dat gy my zo in den pekel laat zitten! Daar heb je dan voor eerst myn kostelyke vriend Cobus ; ja, die eerst komt die eerst maalt: daar heb je dan myn allcrlieffte Willem, uw Broeder; daar heb je dan de Heer R., die my een Boek brengt; ende  ■3ï8 iriSTORIE VAN MEJIirFHOUl? de ten vierden , daar hebje dan de zeer ernill, ge, zeer ffemmige, zeer vcrflandigc Heer PIdc ling. Ik heb wel geen haast om te trouwen; doch als ik nu maar wist, welk man ik moest kiezen , als my die haast eens overviel: dat i§ het maar. * * * Nog geen Pcccavi! en de dag is om. Lees ten flotte dit volgende. Letje kwam by my. De arme Lot, zei ze , is bedroeft; en ik geloof ook, ergens om verlegen. Ik. Dat fpyt my, waar is zy? Laten wy zien, wat er fcheelt. Wat lchcclt u, Juffrouw Lotje ? Zy. Wel dat geloof ik ook; myn Oom Dirk is zo boos op my, om dat ik hem iets verzogt heb; en, dat nu nog erger is, ik moet myn Kapper betalen, en ik heb geen gulden aan geld. [Zy fchreidde als een meisje.'] Ik. Is 't anders niet ? kan ik u helpen met twee ducatcn, ze zyn wel zeer tot je dienst; kom, wees maar vrolyk: uw Oom zal 't zo niet gemcent hebben. [Ik gtf haar de ducaten; maar zo dankbaar als dat mensch was.'] Zy. Ik beloof u, uw geld in de volgende week Vast te betalen, Ik. Nu ja, dat's wel. De floof zat te breijen zonder opkyken , aan een witte garen kinderkousje; „ dtt'j een vufig tc-  SARA BURGERHART. gïf teken," zei Letje, tegen my. Arme meid! 't is waaragtig een groot kind. Ik hoop , dat ik haar toch nog zal leren fpelden, en wat fchryven, want het eerfte is elendig, immers als zy een opfchrift leest, en haar Waschbrief is een Lyst van Toverkarakters. S. B, TWE3  fiO HISTORIE VAN mejuffrouw TWEE en ZEVENTIGSTE BRIEF, Mejuffrouw sara burgerhart. Ten vervolge. Cjy zyt zeker dood, of de Bruid: anders, dunkt my, moest ik al eene fchuldbekcntcnis hebben. Ik vervolg, hoe dit zy, myn dag-verhaal. Deezen nadenmiddag kwam de Heer Edeling ons , onder het theedrinken, bezoeken. Hy nam een aartig vierkant klein loden Kistje van zynen knegt op de floep af, zo als ik gezien heb. „ Een klein Prefentje fyne groene Thee : „ Myne Moeder, zeide hy tegen • de AVedu„ we, vondt altoos veel baat by een kopje „ groene Thee, als zy zware hoofdpyn hadt; ,, ik merk, dat dit uwe kwaal is, Mevrouw; ,,, laat ik mogen zien, of dit middel ook by u „ van effect zy. Het werdt minzaam geaccepteert; men nam terftond de proef, en 't gevolg was, probatuml Was dat niet charmant van hem ? Maar wat zou men niet voor zo een Engel van eene vrouw doen, Naatje ? Juffrouw Hartog zat met een bock vóórhaar, en haar hond in haar fchoot. De Heer Edeling zat naast kaar-  SARA BURGERHART. 324 haar: eri keek zo eens ter gluip naar 't Boek. Wtlkinfon over de genoegzaamheid der Deugd,'' zeide zy met veel houding. Ik zal het gefprek dialogifeeren. (Hoe fmaakt u dit woord? Eige Vinding, kind.) Edeling. Daar is zeer Veel voor en tegen. Juffrouw Hartog. Wilkinfon heeft zyn ftuk betoogt; 't is voldongen; 't is maar afgedaan. Edeling. Zo de Deugd, in den zin des fchryvers, alle menfchen, ten allen tyde, en in alle omftandigheden , gelukkig maken kan : dan moet, naar myn inzien, de Deugd niét flegts alle hare natuurlyke gevolgen voor hare bezitters beveiligen, dit niet alleen; zy moet dan ook de even zo natuurlyke gevolgen der ondeugd kunnen veranderen , of weeren , zo dra die den deugdzamen zouden aanvallen. Juffrouw Buigzaam. Gelieft myn Heer dit nog eens tc zeggen ? Edeling. Gaarn, Mevrouw! [Hy hoog zich.] Juffrouw Hartog. Ik voel al waar 't heen' wil. [Jlöut kykende.] Edeling. Is de Deugd genoegzaam voor my, dan, by voorbeeld, moeten naarstigheid en overleg myne goederen niet alleen vermeerderen; maar die ook voor diefagtige handen beveiligen: doen zy dat niet, en mis ik myne goederen, dan moeten zy maken, dat dit voor my even zo is, als of ik die nog bezat, < I. DEEL. X Juf  323 HISTORIE VAN MEJUFFROUW Juffrouw Buigzaam. Dit dunkt my is klaar,, en eenvoudig. Juffrouw Hartog. Zo uwe naarstigheid u nu iets in de plaats gaf van die geftolen goederen , dat u even zeer voldeedt, waart gy dan niet zo gelukkig als ooit ? Edeling. Zeer zeker. Ik heb dit reeds toegegeven. Kom aan, wat geeft zy my nu is de plaats? Juffrouw Hartog. De bewustheid, dat gy, buiten uwen fchuld, ongelukkig zyt. Edeling. Hoe, is dan de bewustheid, ik ben ongelukkig, niet reeds een bewys , dat de Deugd in zich zelf ons niet gelukkig maakt? Juffrouw Hartog. Dit een drogreden ; zy gaat niet aan. Edeling. Wel zeer uw dienaar; het is een Iiatuurlyk gevolg van het Axioma. Jufrouw Hartog. Waarom ftclt gy uw geluk in uwe goederen ? Edeling. Waai- behaagt het u, dat ilc het In Helle ? Juffrouw Hartog. Deugd, myn Heer, is geluk, en geluk is deugd. Edeling. Dat is zo wat onbepaalt: ei lieve, geef eene definitie van beide; ten minften, — bewys het geen gy Helt. Juffrouw Hartog. Deugd is , voldoen aaa de eeuwige Wetten der billykheid. Hy, die kan  SARA BURGERHART. 323 kan zeggen, ik heb aan deeze wetten voldaan, is gelukkig. Edeling. Ook als hy honger lydt ^doerfmarten weg krimpt , of door den laster gegrieft wordt ? Juffrouw Hartog. Dit alles belet hem niet tc voelen, dat hy aan die eeuwige wetten voldaan heeft. - Edeling. Dit neemt echter niet weg, dat zy zyne elenden voelt; dat hy lydt; dat hy weent. Juffrouw Hartog. Ja, hy is echter zo gelukkig , als hy in zyn rang en toelland zyn kan. Edeling. Zo ! dan wilt gy eigenlyk zeggen. Deugd geeft om zo veel geluk , als haar bezitter daar uit halen kan ? doch dit zeit niets; men kan dit met even veel grond van de ondeugd zeggen. Juffrouw Hartog. Is dan de deugdzame, die kommer eu fmarte lydt, niet gelukkiger dan hy, wiens confeientie zegt, gy hebt deeze eeuwigs wetten gefchonden? Edeling. Vast! óók, om dat een knagent geweten veel erger moordt dan lichaams fmarte. Maar, nu is de vraag niet: ,, of een braaf „ mensch gelukkiger zy dan een booswicht; ,, maar, of de Deugd, op zich zelf, genoeg„ zaam is om gelukkig te zyn ?" Juffmny Hartog. Zyn wy dan niet vry? X a Heeft  324 HISTORIE VAN MEJUFFROUW Heeft de eeuwige Reden ons geluk niet in onze eigen handen geflelt? Edeling. Indien ik u dit al eens toefta; wat is dan uw befluit ? Juffrouw Hartog. Dit is myn befluit: Indien, zo als waar is, wy ons niet kunnen bewaren voor rampen en fmarten, maar ons wel naaide wetten der deugd fchikken, dan moet de deugd ons gelukkig maken : want, anders ftondt ons geluk in de magt der dingen, die geheel buiten ons beftaan, en het was onmooglyk ooit gelukkig te kunnen zyn. Edeling. Maar hebben wy niets anders in onze magt, dan dat wy ons naar de wetten der eeuwige Reden kunnen fchikken ? Juffrouw Hartog. O my! daar treed ik in een fpeld; wat pyn is dit! Saartje. Leg er uwe genoegzaamheid der deugd op; en de pyn zal fchielyk bedaren. Edeling. [My ter zyden aanziende , zegt zagtjes:] Onbetaalbaar! [Juffrouw Buigzaam glimlachte; Letje keek ftemtnig voor kaar; en ons grote Kind breidde, geftadigal voort.] Edeling. Nu, Mejuffrouw, wat zegt gy ? Juffrouw Hartog. Weet myn Heer zo iets , dat buiten de Deugd zeer zeeker aanwezig is ? Edeling. Dat is een vraag, en ik verzogt een antwoord: Maar kom aan! zou de Godsdiens;  saïa 15uk.6br.hart. Ji^ dienst niet al zo veel tot ons geluk toebrengen , , als de Deugd ? Juffrouw Hartog. Hoe! Is een Godsdienstig mensch niet deugdzaam ? Edeling. Zeker: doch een deugdzaam mensch is niet noodzaaklyk Godsdienstig. Juffrouw Hartog. Gelief my dan dit wat meer uittepluizen! Edeling. Uwe bewoording is wat vreemt; ik wil u echter, onder verbetering, myn oordeel wel zeggen: Enkel en alléén, uit aandrift onzer natuur, goed te doen, is een werktuig der Deugd zyn. Eigenlyk is Deugd ffryd; het is uit beredeneerde beginzels goed doen. Godsdienst is goed doen, met het heilig oogmerk, om ons aangenaam te maken by dat weezen, 't welk ons gezegt heeft; „ doet dit en gy zult ,, leven." Juffrouw Hartog. Dat is zo fyn gefponnen , dat ik het niet bcgryp; begrypt gy het, Juffrouw Burgerhart ? Saartje. Ik geloof ja. Meent myn Heer niet dit: myn aart in goede dingen alleen intevolgen, maakt my een werktuig der deugd; in weêrwil van myn aart het goede te doen, is deugdzaam zyn; en dit te doen met een Gode welbehaaglyk oogmerk , is Godvreezent zyn ? Wat zegt gy er van , Juifrouvv Lotje ? X 3 Juf-  $$6 HISTORIE VAN MEJUFFROUW Jufrouw Lotje. Ik zwyg dood ftil, 't is of ik in de kerk ben. Jufrouw Hartog, [Zich op haren floel verZettende, en met veel gewaai fnuif nemende."] Voelt dan een Godsdienstig mensch geen fmarten? treffen hem geen rampen? Zo ja, wat geeft dan Godsdienst meer dan Deugd? Welke Wonderen verricht hy voor my, meer dan de Deugd ? Edeling* Juist dezelfde wonderen, die een Uitmuntent Wondhceler doet, boven een Ti* ran. De laatftc veroorzaakt u finarten , zon* der u iets, ter vergoeding daarvan, aantebrengen ; en alleen om dat hy u fmarte wil aandoen: de eerfte doet u fmarte aan om u te genezen i dit is het onderfcheid» Jufrouw Hartog. [Schimpende, met een gedwongen lach.] Zo! als ik echter, of in het Ryk der harsfenfehimmen , of in dat der Deugd myn gertocgzaamen grond van geluk moest zoe* ken, dan ga ik in het laatfte, als het Veiligflé. Jufrouw Buigzaam. Voor hun, by welken de Voorzienigheid eene harsfenfehim is, zal de Deugd niet lang iet3 wcezenlyks blyven , Juf* frouw Hartog ! Jufrouw Hartog. Uwe remarque is vry fcherp; doch ik meende, dat de Heer Edeling met my fprak, Saartje. Waar toont gy ü gevoelig over? het  SARA BURGERHART. 3&f het fchcrpe ftoort uw geluk immers niet, Mejuffrouw ? Jufrouw Lotje. Ik Wou, dat Ju (Trouw Hartog myn kiespyn maar hadt; het doet my zó geer, en haar hindert het toch niet. Saartje. Wel Lotje, daar verdien je een fnuif je voor. Jufrouw Hartog. Neem er de deugd by, cu zie of 't u hindert. Juffrouw Lotje. De uwe, daar bedank Ik althans voor; die helpt niet veel, want je klaagt meest altyd. Edeling. Het fmart my, Mejuffrouw, dat ik uit uwe reden moet opmaken, hoe gy denkt over den Godsdienst, 't Ongeloof is voor een man ongelukkig; maar het is zo wel iets ongelukkigs , als' iets onnatuurlyks , in eene vrouw. Jufrouw Hartog. Ik beken, dat Dwcpery de Pop der vrouwen is; zy ftemt wonder overeen met de vrouwelyke zwakheden. Saartje. Mooglyk heeft Juffrouw Hartog deeze Pop niet, om dat zy zo hoog boven onze Sexe uitmunt, en geene harer zwakheden heeft. Jufrouw Hartog. Jonge Juffrouw , [haar neus optrekkende,] ik zit hier niet om met u te beuzelen; maar om met myn Heer Edeling te redeneeren. X 4  328 HISTORIE VAN MEJUFFROUW Edeling. Ons discours is uit, Mejuffrouw, Ik ontdek, dat wy geen vast punt hebben , waar in wy 't eens zyn. Die der Voorzienigheid geen geloof geven, die geene zedelyke en redelykc betrekkingen van het Schepzel omtrent den Schepper toeftaan, hebben zeker geen ander fteunzel voorde deugd, dan de deugd zelve. [Jufrouw Hartog zag op haar Orlogie, flondt op, en maakte haar compliment: zy ging alt.] Edeling. Ik moet nog lachen over uwe aanmerking, Juffrouw Burgerhaat: het fmaaktemy excellent! [Letje zegt, dat ik een kleurtje kreeg.] Jufrouw Lotje. Ik heb altyd gehoort, dat Juffrouw Hartog zo geleert was, en 't is of zy nu in de war zat. Maar ik geloof, dat ze Paaps is, of zo: zou zy niet , Juffrouw Buigzaam ? Jufrouw Buigzaam. Dat geloof ik niet Juffrouw Lotje : hoe het zy, wy moeten elk onze pligtcn doen. Vervolgens fpraken wy over koetjes en kalfjes , over het mooije en flegte weer, en over de Muziek: „Is myn Deer een Liefhebber?"» „ Ik fpeel zo wat op de Bas, en op 't Clavier, Mejuffrouw; maar een meester ben ik niet. " Jufrouw Lotje. Ik wou, dat myn Heer eens fpeelde. .Jufrouw. Buigzaam. Dat is nu .te laat, en ©ok wy hebben geen de minde fchikking gemaakt ;  SARA BURISERHART. $&f aiaakt; myn Heer zal ons wel meer, hoop ik , een aangenaam uur bezorgen. Hy boog, en opftaande groette hy ons allen beleeft, — en — verdween. Ons foupeetje was raar. Letje was neêrflagtig, om dat zy zo weinig wist; Hartog knorrig en vol grillen; zy bedilde het eeten, en graauwde onzen goeden Knegt, die even aan haar ftoel raakte, vinnigjes af. Juffrouw Buigzaam zag ftemmig, en fprak vriendelyk tegen Frits, om hem, als 't ware, fchaêloos te ftellen. Saartje Burgerhart kreeg een Brief van haar Voogd, dronk zyn gezondheid, en Lotje was alles vergeten ... Einde des Tweeden Epistels, f * * X 5 DRIE  33» historie vak mejuffrouw DRIE en ZEVENTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan Mejuffrouw zuzanna hofland. mejuffrouw en tante.' D e waarde Heer Blankaart , myn geëerde Voogd, heeft my bevolen, om van uw huis te laten halen myn Clavier, myn Guitar, al myne Muziek, nevens al het linnen enz., dat tot myn lyf behoort: Zo UwE. een dag, waar op dit u best convenieert, gelieft te noemen, zal ik op dien dag lieden zenden, om het, onder myne handtekening , te laten transporteeren. Ik wensch UwE. alles goeds, en blyve UwEd. tocgenegene Nicht en Dienarcsfc, sara burgerhart, VIER  sara e u r c E r h a r t. 531 VIER en ZEVENTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan den. Heer abraham b l a n k a a r t. ge-eerde heer en voogd! leefde ik honderd jaar, en al deed ik niersin al dien tyd, dan u myne erkentenis te bewyfcen; dan nog zou ik geen tyds genoeg hebben, om u zo veel daar van te tonen, als myn hart en myn pligt van my vorderen. Uw edelmoedig gefchenk ftreelt my te meer , om dat my dit verzekert van de vriendeJyke goedkeuring myns gedi'ags. Ik hoop er zo een gebruik van te maken, dat ik u ook daar van, zo wel als van de duizend guldens, behoorlyk rekening 2al kunnen doen. Ik heb Tante een Briefje gezonden, waarvan de Copy hier nevens gaat, en zy heeft my laten zeggen: „ dat zy order van u zelf moet hebben; doch dat zy nog zo iets met u te verrekenen heeft." Ik had echter zo heel graag myne Muziek, myn Clavier en Guitar. En nu zal ik eens eene nieuwe pen fnyden; ik heb er my reeds in myn deshabillid toe gezet , om uwen dierbaren Brief ordentelyk te be- ant-  33- HISTORIE V A N MEJUFFROUW antwoorden. Kan ook een verftandig tederlievcnt Vader wel meer belang nemen in zyn gehoorzaam Kind, dan gy, myn Heer, in my neemt! maar geen Kind zal ook my in dankbaarheid en leerzaamheid, hoop ik, overtreffen. De Heer Edeling is een uitmuntent Jongman ï Nooit verlaat by ons, of wy achten hem nog meer, dan de laatlfe keer dat wy hem zagen. De lieve Vrouw fpreekt van hem , zo als zy zelden fpreekt. Maar, myn lieve Heer Blankaart, zou zo een man, en die zo veel goederen bezit , immer aan my denken ! Neen, zo verwaant ben ik niet. Zo een man moet een Vrouw hebben, die hem nader komt: nu, dat is zyn zaak. Ik heb geen den minften trek om van ftaat te veranderen. Ik heb nog nooit een man gezien dan die ik, op zyn allermeest, alleen my ten vriend wenschte. Wil ik u eens wat zeggen? Daar is de jonge Heer Willis; die heeft my gezegt, dat hy my bemint, ó'tlszulk een braaf, eerlyk, bevallig Jongman! ik heb hem ook zó lief, als of hy myn eigen Broêr waar; doch heb hem voor zyne liefde bedankt, ó! ö! Ily zal wel eene brave vrouw krygen; want het is een recht lieve goedaartige Jongen : waarom zou ik hém ophouden, daar ik toch geen zin in hem heb, en niet wil trouwen ? De Heer R...., een zeer fatfocnlyk ryk Heer, van ruim dertig jaar, denk ik, heeft kennis met  SARA BURGERHART. 33$ met my gemaakt, en zyne heerlyke Bibliotheek my ten gebruike aangeboden, 'tls toch goed, dat alle Heren geen laffe Jonkertjes zyn; ,, maar ,, 't is heel iets zeldzaams, zeit de Weduwe , „ veel oordeel en belezenheid by veel befchaaft„ heid en waereldkennis te vinden." Zo dat wy mogen van geluk fpreken. Ik verzeker u, myn waarde Heer, dat ik nooit tegen uwen altoos rcdclyken wil trouwen zal; en dat ik, omtrent hét XlIIde Geloofsartikel van vele Dames, eene Ongelovige ben. Niets dunkt my, (en zo dunkt ook de brave Vrouw,) geeft uw S'exe zo veel ftof in de hand, om de onze met befpotting tc befchouwen, dan het beleven deczes XlIIden Artikels. Een gek kan ik dulden, een Pedant verdragen, een Petïtmaitre lyden; maar, op een Lichtmis zie ik met fchrik en verfmading! Hy is de Natuurlyke Vyand myner Sexe: Niet meer van zo een lelyk afbeeldzel des Duivels. Wie is boven alle zwakheden ? Ik ben 't niet! Maar dat ik my ooit zoude itraffcn , met een Lichtmis voor myn man te nemen; veracht my, zo ik er toe in ftaat ben! Neen, myn Heer! ik zal uw vroom gemoed nooit bedroeven ! Kan ik ondankbaar zyn ? Om u, wat er ooit gebeure, te kunnen bedriegen, zoude ik zelf eerst moeten bedrogen worden ; en wie zow toch, in de wyde waereld, daar be-  334 HISTORIE VAN MEJUFFROUW belang in {Tellen! Ik fta niemand in 't licht; ik kwel niemand; ik wil zo graag allen zo wel doen, als in myn vermogen is. Ik begeer niets dan uwe Vaderlyke gunst te behouden, by deze dierbare Vrouw myn dagen te llyten, en zo al de eene zotheid voor, en de andere malligheid na wat af te wennen. De waarde Dame groet u met de hooglte achting, en ik ben Uwe liefhebbende Pupil, SARA B U R G E R IIA R T. PS. Ik hoor, dat Tante zal trouwen met een Heer die er veel in zyn Japon komt; die Heer ken ik; ó my! ó my! 't Is toch grappig ook. V f F  sara burgerhart. 33S VYF en ZEVENTIGSTE BRIEF. De Heer hendrik edeling aan den Heer gornelis edeling. broerlief! 2/sdert uwen laatften heb ik aan den Heer Blankaart de vryheid verzogt om by zyne Pupil myne opwagtingen te maken: zie hier de Copy van myn Brief, en van zyn ongemeen antwoord. Ik heb er Vader ook al over gefproken, want dit bekoorlyk meisje heeft zich geheel van myn hart verzekert. Ik bemin haar met eene drift, die my zelf verbaast, en u, gemerkt myne natuurlyke geaartheid, niet dan zeer vreemt zal tocfchynen. Zo gy haar echter kende! Zo gy haar met myne oogen zaagt! Keesje, Jongen, 't is een Engel. Eergisteren was ik vier uuren lang in haar gezelfchap; en het discours, dat er op het tapyt kwam, toonde my, dat zy zo veel oordeel als vernuft bezit. Beide zyn van 't beste foort. Ik zou u gaarn het gefprek mededeelen; doch al wat niet onmiddelyk op haar betrekking heeft, kan my van die lastige verftrooitheid der gedagten niet zo lang te rug houden , als nodig is om het u te melden. Wél  33Ö HISTORIE VAN MEJUFFROUW Wel dan ! Heeft de Heer Blankaart geen gc= lyk? Ja, zegt gy, volkomen. Ik begryp het ook zo. Ondertusfchen daar zit ik in 't naauw! Nooit heb ik met zo veel misnoegen de verdeeltheid der Proteftanten befchouwt, dan nu: en geen wonder. Gisteren kwam Vader met my van een extra goede Beursgang. Hy was regt in zyn knopjes ; en nog te meer, om dat er door myne bezorging een fchonc zóó Baars op tafel .gezet wierdt. 't Was Zoon voor, en Hendrik na. Toen de knegt uit de kamer was om te gaan eeten, zei Vader: ,, Wat fchcclt er aan, „ Hein ? je ziet 'er zo bleek en zo wonderlyk uit; „ je fchynt ook niet graag; ben je ziek ? Of „ heb je een Vryster , die je door 't hoofd „ maalt?" Ik. Ik, Vader! Hy. Ja, jy : wie anders ? Kom, als zy my wat aanftaat, zullen wy het goed fucces eens drinken. Ik. [ftatnelende. ] Vader, daar is- een Juf* frouw, waar op ik verlieft, doodlyk verlieft ben; en die, zo gy haar kende, u zeker zou voldoen. Ze is jong, fraai, verilandig, deugdzaam Hy. Dat fpreekt van zelf. Alle meisjes zyn Puikjes, als de jongens die krul in't hooft hebben : En wie is dat juweeltje toch ? Ik. Juffrouw Burgerhart.  SARA BURGERHART. 33? Hy. Zeg je dat, Kameraad! Wel, 't meisje is van goejen huize, heeft geld, en ik weet geen kwaad van haar, dan dat zy van haar Tan-» te, een malle kwylbabbe, is heen gebruit, en nu mooi haar plaifiertjes neemt. Doch dat zy zo. Je moet dat Partytje uit je kruin zetten, daar zal niet in gedaan worden: Zy is van de grote Kerk, en geen vreemd goed in myn huis. Wy zyn van Luters tyd af, van Vader tot Zoon, Luters geweest, en nooit trouwden wy, dan aan Luterfche Meisjes: dat deed ik, en dat zult gy en Cornelis ook doen, of Vader legt; er, ,, ik verbied het," op. Ik. Maar, Vader, zyn de verfchillen dan zo groot? 't Is immers geene RoomfcheJuffer. Hy. Met een Paapfche Meid! Wel, al was zy zo fchoon als de Engel Gabriël in eigen perfoon, zo als hy ddar ftaat uitgefchildert; al was zy zo vroom als de Heilige Maagd Maria, ik onterfde u, zo je er aan dorst denken. Ik. Heer , Vader , ik denk daar immers niet aan! de Calvinisten en wy noemen iin-» mers elkander Broeders; 't Zyn immers beide Protestanten. Hy. Nu ja, dat Broederfchap zit er, God beter 't, dik op! en choqueeren zy niet by al* le gelegenheden zo weergaas op elkander, dat hel der pyne waart is om te horen. Ik. Dat is zo; maar de verftandigen maken  33$ HISTORIE VAN MEJUFFROUW zich hier niet aan fchuldig, wat zy ook zelf denken. Hy. Nu, dat hoopje is zo klein, en ook de hand van Broederfchap te geven, bruit nog zo wat heen; maar de hand op trouw te geven is een andere zaak. Zo dat, ftel jy Saartje Burgerhart maar uit je zin: Want ik wil ook niet, dat zy verandert: elk moet blyven daar hy is. Ik hoop, dat wy in onze Kerk ook wel aartige Nufjes hebben ; ga maar eens op Dingsdag in onze Nieuwe Kerk, als er op 't Orgel gefpeelt wordt; dan zyn er te kust en te keur, (en mooije dingen ook.) Trouw zo dra je wilt , als je meisje maar een goeje huishoudiTer en Luters is: anders bedank ik voor de klugt. Myn Huis moet geen Noachs Ark worden, 't Zou mooi zyn; jy een Gereformeerde Vrouw; je Broêr misfehien een Remonfb-antfche ; Neef Klaas een Menniste; en Neef Gerrit een Kwakerinne. Denk jy, dat God weêr een Lutcr zal zenden, om jou familie nog eens tc hervormen? Ik had gaarn nog wat gezeit, maar Vader hieldt zyn hoed voor de oogen, en dankte. Toen naar 't Kantoor, en zwygen moest ik. Hywas echter nog al vriendlyk. Beklaag my, Kees lief; wat zal ik doen? Myn bezoeken ftaken? Om niets in de Waereld : ó, als het daar op aan komt, ken ik geen befchroomtheid. Vader handelt in deezen niet bil-  SARA BÜROÈRfiAfcfi 3351 biilyk. Wat verlang ik naar uwe t'huis komst! Hoe aangenaam is het, een Vriend uit de handen der Natuur ontfangen te hebben? Meldt .myeens, hoe neer gy daar gepromoveert wordt? Dan zal ik hopen hem te omhelzen , die my onder alle mannen de dierbaarfte is< T. T. HENDRIK. EDELINÖ4 V * ZÉS  ,34° HISTORIE VAN MEJUFFROUW ZES en ZEVENTIGSTE BRIEF. De Heer jan edeling aan den Heer abraham blankaart. heer en vriend! Ik fchryf nooit dan over Negotie; maar ml moet ik u fchryven, om dat wy de zaak in eenskort en goed zouden afdoen. Daar heeft myn Zoon Hendrik zin aan uwe Pupil; 't is of de jongen ftapel zot is, jo ziet hy er uit; maar ik kan in dat Huwlyk niet ftemmen, dat Partytje niet fluiten. Nu, ik heb hem met een paar woorden gezeit,dat hydaar nooit om moet denken, om dat ik eene Luterfche Dochter wil en zal hebben. Ik gebruik niet veel woorden, met myn jongens. Ik zeg maar zwyg, zo zal 't zyn, Heren. Want, zo dra wy, Vaders a één woord zeggen, hebben deeze kwanten er wel tien tegen, 't Is of de Duivel de jongens regeert, als zy een meisje in den kop hebben! 't Is my al leed, dat ik my zo ver met hem heb ingelaten; en reden gegeven, waarom ik het niet hebben wou. 't Is dan of men de jongens toeftaatons tegen te fpreken, en dat niet; waar bleef onze Vaderlyke magt, he ? U moet ik  3 A R A BURGERHART. 34*. Uk echter reden geven , gy zyt myn Vriend; en ïk twyffel niet, of gy keurt dit (Buwlyk al zo •zeer af ais ik, of ik ken Abraham Blankaart ariet. Ik ben rechtzinnig oud Luters. Zo is myn "hele geflagt. Myn Stamvader is met den Zaligen Lutcr nog bevricnt geweest; en ik heb nog den Intkoker, die hy, by zekere gelegenheid, [in zyne Dichtreden te vinden,] den Duivel naar den kop fmeet, toen die het al te grof maakte. Alle onze Kantoorbedienden, alle onze Booijen zyn Luters; en ik zal nooit dulden, dat deeze Keten van Luterfche Wezens in de war raakt door eene Schoondochter. Efl wat maakt dat verwenschte buiten de Kerk trouwen een flegt huishouden! Gy weet dat zo goed als ik; zy lezen waaragtig niet eens denzelfden Bybel! Vrouw leest in Bunjan, en Man in Arends Paradyshofje. Genoeg. Nu weet gy myn mening. Ik wil niet met u over het Geloof twisten , maar ik hou 't myne; en ik zeg altyd: „ ik geef myn geloof aan myne Jongens, als zy 9, in de Waereld komen, en myn geld, als ik „ uit de Waereld ga." Ik heb niets tegen het Meisje, dat wat zeggen wil, en ik heb met haar Grootvader, Pieter Burgerhart, veel Negotie gedaan, 't Was de braaffte man van de Beurs; haar Vader was ook zo. Hy is maar ■•e vroeg weg. Zy zal in haar Kerk ook wel, Y 3 zalig  342 historie van mejuffrouw zalig worden; zo is 't ook nog al niet: doch Hendrik moet maar eene Luterfche Vrouw hebben; dan is alles gevonden. Hy zegt my,-dat het Juffertje nog niets van zyne liefde weet: ik heb hem nog nooit op een leugen betrapt j het zal des wel zo zyn. Dies te beter. Alsgynu maar fcliryft, dat gy het met my eens zyt, is alles afgehandelt. In verwagting daar van, ben ik UwEd. Dienaar en Vriend, jan eo el in g, Z E-  sara burgerhart. 343 ZEVENEN ZEVENTIGSTE BRIEF. De Heer abraham blankaart aan Mejuffrouw zuzanna hofland. mejuffrouw! Wel , hoe hebben wy het toch met eikder ? tyd je de witkwast, of maalt je de geest ? Denk jy, dat ik zo maar op een dag heen en weêr zo eens over kan komen, om u te zeggen, dat gy Juffrouw Saartje haar Linnen en Muziek zendt? Was het Briefje niet zo beleeft, als er een in heel Amfterdam te vinden is ? Wie hagel hoort er van? 'tls immers het kind zyn eigen goed. De Guitar heb ik haar zelf uit Londen meögebragt, toen zy tien jaar was; hykost my verfcheide Guinees; maar hy is ook al wat je horen kunt, zeg ik je. Wat doe je toch met haar Clavier j fpeelt Bregt met haar ftyve dikke ftompen er fomtyds eens een deuntje op, als zy dronken is; en dans jy dan met Broêr fmulpaap , als er zo een klein verheugingje is ? Wat praat gy toch van nog wat te rekenen of te verrekenen : zwyg er maar dood ftil van, of ik zal u anders fpreken. Weet je wat je krygen zult? Net twee nieten in een bodemloos mantje; en Y 4 Bregt  MlSTOniE VAN MEJUFFROUW Bregt om een oortje raakwat, voor een vervalletje : Broêr kan zo veel knokkel oly kr'ygen als hy t'huis kan brengen: Dan zult gy wel voldaan Willen tekenen ? Wat zegt gy nu van Abraham Blankaart ? Maar wat hoor ik, Zanneke, ga je trouwer! lnet een Heer, die alle daag in zyn Japon by u komt ? Ik kan wel denken, wie of er op u fmoel heeft; Wie anders dan de Broeder? Nu geluk, er is maar een paar bedorven. Evenwel , als ik zo alle ouwe dingen overdenk, dan beklaag ik u toch. Wy hebben immers menigmaal eens een pretje gehad, en je hoorde my toen zo graag zingen van: „ Toen onze Pau in 'tLeger kwam. " Waaragtig, Zanne, deFynea lopen op uw zak, meid! ze zullen je zo arm maken als een Mier. Die duivelfche gierigheid beeft u gefopt, en de kwceslary zand in de oogen geftrooit. Neem dan dien Drasbroek niet; ik zal wel een ander opfchommelen, als ik in de ftad kom. Nu hebt gy order van my, om Saartjes goed te zenden. Ik blyve UWEd. Dienaar, ABRAHAM BLANK AART. AGT  8 A R A BURGERHART. 34S AGT en ZEVENTIGSTE BRIEF, Mejuffrouw de Weduwe Spilgoed aaa den Heer abraham blankaart. ge-eerde heer! Om aan uwen wensen en mynen pligt nopens» de lieve Burgerhart te kunnen voldoen, zal ïkt alle gelegenheden hebben, die wy zouden kunnen begeeren. Het belang, dat gy neemt in ons meisje, zal my zeker excufeeren , indien ik u nuof dan eens wat kleinigheden fchryf. Evenwel ik geloof, myn Heer, dat men uit vele zo genaamde kleinigheden veel beter iemands karakter — doorgaant karakter, kan opmaken, dan wel uit fterker pasfages : om dat de ziel, als zy heftig bewogen wordt, of al te beftudeert werkt, minder op haar zelf kan befchouwt worden. Ik vinde my vereert met de confidenee onzef twee jonge lieden; doeh geen van beiden weet er iets van: Ik zal des ook in ftaat zyn, om voor beiden het befte te helpen bezorgen. Beiden hebben my de Brieven aan en van u laten zien. Myn Heer Blankaart, ééns moet ik het mogen zeggen: Gy zyt een goed, een voorzichtig, «en eerlyk man. Saartje zegt ront uit, dat zy Y 5 op  S4Ö HISTORIE VAN MEJUFFROUW op u verlieft is; en er worden keurlyke Manchetten voor u geknoopt: In ernst, zy is de dankbaarheid zelf. De Heer Hendrik zegt, dat gy als een man van eer'handelt. Ik hoop maar, dat Papa wyzer zal worden; en vooral, dat ons trosch Schelmtje er toch nooit agter komt; de arme Heer Hendrik kreeg haar dan nimmer. Hy bemint haar met de eerlyke liefde van een verltandig man; en ik denk, dat hy met fmart de gelegenheid afwagt, waar in hyhaar dit kan zeggen: Zy fpreekt nooit iemand alleen. Ik boude my verzekert, dat zy op hem geen gedagten heeft: Op niemand in de waereld, denk ik. Maar dat zy hem hoog acht, dit is onlochenbaar; mooglyk, [want zy is eene keurige kenlter van verdiensten,] mooglyk behoedt deeze hoogachting haar hart voor de zoete betoveringen der Liefde. Zag zy zich zelf met meer goedkeuring; was de Heer Hendrik niet zo ver boven haar, in hare eigen gedagten , dan zeker zou vroeg of laat de HeerPIendrik de man harer verkiezing worden. Met een groot vermaak obferveer ik, hoe de Heer Edeling, by alle voegzame gelegenheden , zich poogt te doen kennen; en ons meisje occafie geeft, om zich te laten kennen. Onlangs hieldt hy een gefprek met eene myner Dames, over ,,de Genoegzaamheid der Deugd. " En ik beken , dat het zo  SARA BURGERHART. 347 20 veel eer deedt aan zyn luit, ais aan zynen Godsdienst. Nu is er een ander gefprek geweest, over „ Het Buitenleven. " De Heer Hendrik merkte aan, dat er zeer veel Lieden reeds naar Buiten waren ; dat zyne Moeder het Buitenleven dermate bemint hadt, dat zy er de meeste maanden des jaars pleeg door te brengen, en toen zy ziek wierdt, niet verkoos vervoert te worden , om dat zy daar, zeide zy, even gerust fterven kon; zo als ook gebeurde. Dit gefprek was in de volgende Samenfpraak begrepen. Ik. Mooglyk heb ik, door myne Gelderfche Opvoeding, al te gunstige vooroordeelen voor het Buitenleven ; doch , zo het aan my ftont, myn leven in de Stad of buiten op het Land te dyten, ik bedagt my geen oogenblik. ■ Jufrouw Lotje. Heden , ik niet 5 't verveelt my altyd zo by myn Oom; men ziet er niets dan bomen. Jufrouw Saartje. Neen , ik mag graag Buiten zyn, maar ik moet er goed gezelfchap hebben; Boeken en Muziek ook. Evenwel, ikmag graag overal zyn, daar ik het goed heb; en dat 's natuurlyk. Jufrouw Letje. Wat denk ik dikwyls om dien lieven Tuin, dien myn Vader hadt, en wat is het aangenaam zo digt by de Stad, als wy er zyn willen ! Juf-  548 HISTORIE VA» MEJUFFROUW Juffrouw Hartog. De Dichters , [onze halzen zelf niet uitgezondert,] mogen wat aanpraten ran de verrukkende fchoonheden der Natuur: 9, de Stad is het ware Toneel der verftandigc , „ der geleerde Lieden. " Daar vindt men befchaaftheid en rang: kort gezeit, ik zou, zo ik het zonder onbeleeft te zyn, doen koncle, nooit zes uuren aan een Buiten zyn, of 't moest zy» om er eens „ uitteflapcn. " Ds Heer Edeling. II; beken, Mejuffrouw, dat men niet zo iets voor geluk kan houden, voor ons, dat ons geheel vreemt is. Ik beken ook gaarn, dat het Buitenleven zeer veel va» zyne fchoonheden en gemakken aan kundige en arbeidzame Stadsbewoners verfchuldigt is; dat, indien de kunst ook daar de Natuur niet in velen opzichte leidt en verbetert, onze Buitcnplaatzen zeer veel van hunne fraaiheden zullen inisfcn. 't Is ook wdar, dat elk een voorwerp op zyne wyze befchouwt. Juffrouw Hartog. 't Is toch comicq: de Poëten , zelf die , die zo veel ophefs van het Landleven maakten, blyven er van daan. Hoe veel geloof moeten zy dan zelf aan hunne praatjes geven? Hier, onze vriend Pope, niet tegengaande zyn: Happy the man, who to the fe [cadet retires ! UltomNaturecharms, andwhomiheMu[ein[pires. w*s  S A 1! A BURGERHART. 349 was echter zeer gereet, om fchaduwen, Natuur, en Zanggodin, voor het .gewoel der iïad optegeven ; want hy zegt immers, met vry wat roemzucht: . Envy must own, I live amongst the Great. En wie weet niet, dat Lieden van Fatfoen zelden buiten zyn ? Onze Virgilius vondt het ook nog al zo heel ongevallig niet, te gaan kruipen aan het Hof van Augustus. Horatius fchreef, in Romen, zyne fchoonfte Loffpraken over het Landleven. En *t is zeer bekent, dat de Natuurbeminnende Thomfoii, in zyn uitmuntent Vaers over het vroeg opftaan, fchreef: Falfely Luxurious, will not man awake. niet alleen in de ftad, maar op den helderen klaren middag, en lui en leeg te bed leggende Juffrouw Lotje. Heden, dat 's goed, toe Juffrouw Hartog, gy denkt net als ik; maar ik kan 't zo niet zeggen, dat is het maar. . Juffrouw Saartje. Zó, Lotje, wel dat zal Juffrouw Hartog, denk ik, veel eer en plaifier doen; want men heeft gaarn toeftemmers van onze begrippen. Juffrouw Hartog. Ik fpreek met myn Heer, en dejuüxouwea kunnen, wat my betreft, de za-  S5<3 HISTORIE VAN MEJUFFROUW zaken begrypen, zo als zy willen, 'k neem er geen belang by; neen, niets in 't allerminfte waarlyk. Juffrouw Saartje. Zegt gy dat ? Wel, ik geloof, dat ons al zo veel kleinagting daar door gefchiedt, als er wel onëdelraoedigs in ligt opgefloten: 't Is toch raar, dat zulke geleerde, zulke denkende Vrouwen, ten koste onzer Sexe 't nooit baar vernuft kunnen tonen, zonder dat haar hart daar door van zyne waarde verliest. Juffrouw Hartog. Indien het niet beneden my was, op alle beuzelpraatjes te antwoorden , ik zou deeze aanmerking ééns voor al afdoen. Juffrouw Lotje. Wel nou zei ik je krygen , zei de man, en hy was alleen in huis. Ik. Mag ik de Dames herinneren, dat wy over het Buitenleven fpraken f De Heer Edeling. Elk zyn zin; maar er is voor my geen vermaak ter uitfpanning optenocmen, dat gelyk ftaat met die genoegens, die het Buitenleven fchenkt, aan elk, die de gefchiktheid heeft om die te genieten. Ik.s Er komt, dunkt my, ééns ten minften eene periode in ons leven, waar in wy die gefchiktheid moeten bezitten; en hoe meer mendie vervroegt, hoe gelukkiger men is. Juffrouw Hartog. Dat komt my zo niet voor: ik bemin het Stads leven; en ik denk, dat ik nu reeds te oud ben, om op dit ftuk myn Les te  SARA BURGERHART. 35I te krygen, Juffrouw Buigzaam, (myzeer trotsch aanziende.) Jufrouw Saartje. Myn lieve Juffrouw Buigzaam , ik merk, dat Juffrouw Hartog uw discours zeer ongevallig is; de Juffrouwen Lotje , Letje, en ik zyn drie kleuters; ei lieve, laten wy dan toeluisteren, want ik verwagt, dat eene Dame, die zo veel ouder is dan wy, ook merkelyk wyzer zyn moet. Jufrouw Lotje. Heden, Juffrouw Hartog is immers niet ouder dan Juffrouw Buigzaam; en ik hoop , dat wy nog meer horen zullen ; 't is wel mooi zo te horen praten. De lieer Edeling. Het komt my voor, dat Mevrouw gelyk heeft; en dat men, zich in ftaat geftelt hebbende, om op het Land gelukkig te leven, méér geluk, méér duurzaam, méér voor den mensch berekent geluk, geniet dan wel op de woelige toneelen der vermaken , die de Beaumonde kan opleveren. Jufrouw Saartje. Ja, myn Heer, dat heb ik óók altoos van lieden horen zeggen, die men voor zeer verftandige lieden hieldt: en als ik my wel bedenk, dan geloof ik waarlyk, dat zy gelyk hebben. Ik kan juist wel niet zeggen, dat ik ftok oud ben; maar nu en dan zie ik toch zo eens in de fchemering, dat het verftrooijehde Stads leven ons juist niet heel dienstig is, om ons toe te leggen op het verkrygei» dier  552 HISTORIE VAN MEJUFFROUW dier gefchiktheid, waar van myn waarde Juffrouw Buigzaam fpreekt. Juffrouw Hartog. Ja , jonge Dames zyn doorgaans zeer aandoenlyk voor alles wat iets romanesks heeft. Het bevalhgfte Landfchap is naar, zonder ten minften een Meisje, dat Lammeren hoedt, en een Knaap, die haar wat zotternytjes over haar fchoonheid , en van zyne Liefde voorpraat. ( Zy lachte fchamperlyk.) Jufrouw Saartje. Dit beken ik in zo verre, dat, zo ik immer Vrouw van eene Heerlykheid wierd, ik myne Weide met vergenoegde Meisjes en frisfche Vryers zoude willen vervult zien ; het voor bedillers overlatende, om hunne eenvoudigheid befpottelyk te maken. Jufrouw Letje. Men kan overal zotternyen praten, ook wel die een taamlyk deftig voorkomen hebben; doch dat alle jonge Dames fmaak hebben in het romanesque, zoude men. kunnen ontkennen. Ik geloof, dat men onze waarde Juffrouw Buigzaam niet romanesk kan noemen ; en echter zy fchynt óók te denken, dat jonge menfchen dies te gelukkiger zyn, naar mate zy vroeger fmaak krygen jn het Buitenleven, Jufrouw Lotje. Neen, Juffrouw Letje , ik bedank, ik niet naar Buiten: 't ls er my te naar, en ik wandel niet graag twéémaal door dezelfde  «ARA BURGERHART* §5$ de lanen: En wat zal men toch Buiten doen ? Men ziet op Ooms Plaats immers God noch goed mensch; en Tante wil nooit eens jasfen met my ; ik niet naar buiten. Juffrouw Saartje. ' Schoon ik niet hoef te vragen, wat zal men buiten doen, en fchoon ik altoos met groot vermaak buiten ben, zo geloof ik, dat ik nog niet half wys genoeg ben , en niet half vroom genoeg ook, om van nu af myn leven geheel buiten door te brengen. Juffrouw Hartog. Niet half wys, noch niet half vroom genoeg! deeze uitdrukking vind ik taai'. Juffrouw Saartje. Dat gy die raar vindt, is wel zeer tot uw dienst: ik vind deeze uitdrukking nog al, voor een meisje van myn jaren en verftand, redelyk goed, om dat de zaak zelf buiten gefchil is : — zoude ik zeggen , zo ik my het air gaf van op een beilisfenden toon te fpreken.- De Heer Edeling. Ik denk, Mejuffrouw, dat gy zonder dit air aan te nemen, zeer wel moogt zeggen , dat de zaak zelf buiten gefchil, is. Alles wat ons , als redelyke volmaaktbare wezens , in ftaat ftclt, om de zegeningen desgoeden Scheppers uit de reine handen der Natuur te ontfangen, en te genieten, verhoogt zeker onze zedclyke Waarde, en voorbereidt ons voor eenen ftaat, daar de Volmaaktheid d- i. deel. Z le»  354 HISTORIE VAN MEJUFFROUW les bezielt. Mooglyk is niets zo gunstig, orq ons in het Buitenleven op de aangenaamffe wys bezig te houden, dan de Lecture van goede wejgefchrevene Boeken, over welke onderwerpen ook, indien die onderwerpen zelf ons onderzoek waardig zyn: 't Zy echter verre van rny, dat ik, als een lastige Wysneus, aan jonge lieden een tamelyk gedeelte der fatfoenlyke vermaken zoude ontzeggen : doch , ik voor my# hoop eens, met een lieve vrouw en kinderen, een groot gedeelte myn's levens op het Land door te brengen. Ik hoopte , dat de goede Voorzienigheid deezen redelyken wensch mogt vervullen. Hy zag op zyn Orloge, en dewyl Juffrouw Hartog reeds uit de kamer was, verzogt hy de eer te mogen hebben, om de drie Dames op overmorgen te mogen afhalen , om dat er een Koopvaardyfehip, waar van hy Boekhouder was., zoude aflopen. Hy hadt, zeide hy, den Heer Brunier reeds gevraagt. Dit werdt fceer vriendelyk aangenomen. Myne jonge lieden zy» zeer met den Heer Edeling in haar fchik. Letje pryst hem boven de huizen. Saartje noemt hem een verftandig man, die onze achting verdient. Lotje vindt, dat hy zulke mooije kamifools draagt, en er uitziet als een Prins! Juffrouw Hartog alleen vindt hem wat héél véél met zich zelf ingenomen, enz. Huisfelyke bezigheden doek  sara burgerhart. $5$ doen my deezen fpoedig fluiten. Ik ben, me« de oprechtfte achting, Uwe nederige Dienares, maria buigzaam, Weduwe p. spilgoed. PS. Gy weet niets; ook niet van de Manchetten, NEGENS  356 historie van mejuffrouw NEGEN en ZEVENTIGSTE BRIEF. De lieer abraham blankaart aan den Heer jan edeling. heer en vriend! In antwoord op uwen , Amft. den ... pasfato, dient: Ik ben nu maar, die ik maar ben, een niets bcduident oud Vryer, en dat's het al; doch ik wil je zweren, dat wy niet meer in Geloof dan in humeur verfchillcn. Zie daar, ik heb het altoos zo druk en volhandig gehad, dat het trouwen er is ingetrokken; maar, felderdemostcrt, was ik Vader over een half douzyn jongens en meisjes, wel dan zou ik myn geluk niet kunnen overzien, als ik daar zo al die kabouters hoorde fnappen , en rabbelen ; of Abraham Blankaart ook meê zou doen! En als. zy dan zo verre heen waren, dat zy op 't geen ik zeide aanmerkingen konden maken, en het hunne voor hunne kleine zaakjes wisten in te brengen ; wel, dan zou ik God hartlyk danken, om dat ik zulke fnelle kinderen had; zo als billyk is. Begrepen zy in 't vervolg eens iet beter dan ik; bestig, zou ik zeggen, en doen het zo. Daar  SARA BURGERHART. 357 Daar heb je nu myn Saartje, wil ik fpreken. "Wel de kleuter weet veel meer van de Waereld en van de Schrift als ik, en ik ben dertig jaar ouder. Voor ik naar Vrankryk ging, zei ik: Kind, lees je jou Gebed 's avonds wel (tipt uit Mell ? „ Myn lieer, zei ze , ik bid uk myn ei„ gen hart; ik weet immers beter, wat ik nu „ nodig heb, dan Mell voor vyftig jaar dat ra-' „ den kon?" Wat denkt gy, dat ik toen zei?je zult, by dit en dat, jou Gebed uit Mell lezen , om dat ik het doe ? Mis mantje ! ik zei, dat's waar meisje, je hebt groot gelyk; en anders zou zy denken, dat ik haar vyand en niet haar welmenentltc vriend was. Hoor, Jan Edeling , gy hebt nu veel meer verdand dan ik, doch daar heb je mis in, 't Is op myn woord, jy hebt mis. God de Heer geeft ons , zyne kinderen , wel reden van zyne beveelen: „doe dat, op dat het „ u. welga," ftaat er dat niet in den Bybel ? En zullen wy nu zo misfelyk en zo boos zyn, dat wy onze kinderen, in plaats van brood, flangen en fchorpioenen in den mond proppen ? Hadt, by gclykenis , Luters Vader eens gaan zeggen: „Luter, ik verffa niet, dat je Luters „ wordt, jy zult Paaps blyven , want wy zyn „ van 't begin van de waereld af allemaal Paaps „ geweest; en zo jy 't in den kop krygt, om. „ vau ons oud geloof aftegaau, zullen wy eens Z 3 » wat  35^ HISTORIE VAN MEJUFFROUW s, wat anders by de hand vatten." En was Luters Vader evenwel zo wel de Vader van Luter niet, als Jan Edeling Vader is van zynen Zoon Hendrik; cn waar was dan je hele Geloof gebleven? i Dat je op je Kerk geilek bent, eer heeft uw liart; dat's braaf! maar hier, ik, zei de gek, ben ook op myn Kerk geftelt, en myn hart het cok eer, zou ik denken. Wel zie, wy verfchülen zo weinig in geloofsgronden, wil ik fpreken, dat het niet de pyne waart is, om et 20 over aantegaan. En waarom zouden onze jonge lui niet met malkander te Kerk kunnen gaan? Hebben wy niet één Heer, één doop? Maar- Avat hagel hebben wy Leken met hunne disputen cn tandtrekken te doen ? Zo dat, tegen het Huwlyk heb ik niet, indien er geen andre dan deeze gclpofsverfchillen mede gemoeit zyn» Dat gy van 't Luters geloof zyt, is goed voor u ; dat ik op zyn Gercformeerts geloof, is ook goed voor my. Maar eik zyn vryheid: Gy zyt immers geen Paus, al ben je Vader? Je kunt immers mis hebben? Of zyt gy onfeilbaar? Hoe zit het? Kom aan, daar heb je ttu Paulus , de Apostel Paulus, daar gy zo wel aan gelooft als ik. Wel, die dagt mede al, dat hy 't byster wel hadt; en dat onze lieve Heer magtig met zyncn yver gedient was, dagt hy het niet ? Hoe ! de  SARA BURGERHART- 350 je man zeit het zelf; hoe kun je 't nader hebben? dat hy daar zo liep razen en tieren door Damascus; en wat wil het geval ? Hy hadt het wel net mis ! en de brave man heeft er altoos •berouw van gehad, toen hy beter wist. Ik heb voor dertig jaar myn Belydenis gedaan, by onzen vromen van der Vorm, en ik hoop in dat geloof tc fterven; doch als ik eens mogt zien , dat andere Kristenen nader by Gods woord blyven , fiat! dan moet ik dit licht volgen, en dat zou ik ook gerust doen; Want ik ben een ecrIyk man. Zo dat ik maar zeggen wil, dat ik hetHuwlyk om die reden niet kan afkeuren. Je moest' nu evenwel je niet gaan zitten inbeelden, dat ik met het kind zo goedkoop ben: alhcel niet! maar uw Zoon is zulk een braaf man, daar wil ik maar op komen. Neen , daar heeft zy Goddank te veel gelds toe, en is zy van te braven familie, en 't is een mooije Brunet ook, en ze fpcclt maar kapitaal. Sara Burgerhart moeteen zo braaf man hebben ais uw Hendrik, en zyne Ouders moeten haar met achting en liefde in hunne familie nodigen. Nu, nu 't zou geen onaartig klugtje wezen s «iet een Papa die zei: „ zo zal 't wezen, Dochter , want ik verfta het zo." Neen man ! myn Pupil is een redelyk fchepzel, cn zo wil ik, dat zy zal behandelt worden. Daar hadt men Z 4 dan  360 HISTORIE VAN MEJUFFROUW dan 't gooijen in de glazen met Papa Edeling, en myn arme kind was aan de Joden overgelevert. Pc bedank je hartlyk, hoor: Zie daar is myn antwoord. Ik blyve Uw Dienstwillige Dienaar, ABRAHAM BLANKAART. TAG-.  SARA BURGERHART. 361 TAGTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan Mejuffrouw anna willis. Ais dat zo voortgaat, krygtgyeen heel Boekdeel Brieven op eenmaal. Nog al halftarrig! Foei, Naatje! Nu, ik leef ondertusfchen vro•lyk en wel, als de Bloemetjes, zo als onze meiden zeggen. Is er geen Brief voor my, Frits? „ Mejuffrouw, neen, " Ik mag wel met Gellert zeggen; Maar 't antwoord was gefiadig neen. Geen tyding, goê tyding, denk ik; en echter ik ben gansch niet onverfchiilig omtrent uwe vriendfehap; en verlang zeer om te horen, hoe uwe lieve Moeder het heeft, en of er ook tyding van myn Willempje is ? zie daar myn Journaal , niet zeer intresfant, 't is waar; doch dat kan ik niet helpen. Een allerlieffte Brief van myn Voogd, die gy zien zult als gy zoet zyt; eer niet. Alle daag druk: wandelen, uitwippen , lezen, zingen, fpelen , naaijen, knopen; mi met myne dierbare Vriendinnen praten; of, Z 5 mondje  S5t HISTORIE VAN MEJUFFROUW mondje toe, als de lieve vrouw Letj'e en my iets verhaalt; dan weer eens voor myn groot kind verbroddelde fteken helpen oprapen , en de naalden regt buigen; nu eens neigen voor de geleerde Hartog: ende ziet! zo gaan myne daagjes heen. Het vryën gaat ook nog fchoon zyn gang. Myn Cootje komt meest alle daag eens kyken, cn ik kan niet zeggen , dat hy véél zotter wordt, zedert hy met den Heer Edeling omgaat. Weet gy wat? Ik ben bly, dat de vrouwen nooit aan 't Reformeeren zyn gegaan. Zy zouden dat werk niet half zo goed geklaart hebben, als onze Calvyn en Laten „En wy ftaken," zou de Heer Blankaart zeggen, „nog tot aan onze ooren in de Papery. " Daar hebt gy nu zo vele maanden op myn hart gerammeit, dat het klonk ; Gy hebt geleert, vermaant, betoogt, beftraft, en wat hebt gy gewonnen ? — niets ter waereld ! Ik blyf uitgaan ; ik blyf t'huis komén ten negen uuren; ik blyf taffen en gazen kopen; ik dril naar de Comedie. Kort gezeit, ik blyf Sara Burgerhart. En daar is nu Cootje; wel * die heeft nog geen één onvertogen woord, nog geen een zuur gezicht gehad van zynen uitmuntenden vriend Edeling; en waarlyk, by begint al een ander voorkomen te krygen: de onderfcheppende wys van zeggen, voor al het voorbeeld des laatften, hebben al reeds zo veel gedaan. Het moet des aan de wys van Hervormen  ft A 11 A ÏIÜRSERHAHT. 3Ö3 men fchelen; hoe , wat hamer, zegt myn Voogd , ben ik niet zo wel te leiden, en dus te verbe* teren , als Cootje ? Gister had ik een fraaijen dag. Uitgeweest jf riaar de Comedie geweest; ik onder de befcherming van den beleefden Heer R. Zyn vriend G. nam Letje voor zyne tekening; en Lotje nam ik meê, die vulde ook nog eens een plaatsje. Al wat menfchen monden proeven konden, was1 er in de Loge; en myn kostelyke Vriend kwam , zo rasch hy van zyne affaire kon, by ons. Dó Heer R. fprak met oordeel over de Acteurs en Actrices, over het Toneel, en het ftuk dat gefpcelt werdt; dat hem [en my ook] weinig voldeedt: 't was een Drama, Naatje, waar in Melpomene en Thalia elkander telkens den voet ligtten , en elkanders werk braaf in de war góöS den; zo dat de uitwerking was zo ongevallig, zo ftotent, even eens gelyk men niet weet, of men in een ftoeijerytje, lachen moet over een draai, dan pynelyk zien. Maar om Lotje heb ik my, [zeggen de klosfen,] „tot een Doctor gelachen." Ik zie duidelyk, dat zy maar agt óf negen jaar is, al is zy een hoofd groter dan ik; dat doet er niet toe. Dan keek zy met aandagt op het Toneel, en vroeg of het alles waar was? Dan wou zy, dat de Acteur, die zyn knegt een prefent gaf, haar Oom Dirk was; dan leek die Actrice volmaakt op een Nicht zd een,  364. HISTORIE VAN MEJUFFROUW een , en het kleine jongentje hadt net eender rokje aan, als de kleine Karei van Oom. Toen er een berooide Lichtmis in de Klucht tc voorfchyn kwam, zei ze zo by haar zelf heen: plaifierige kousfen ! Ik beken, zei Letje, tegen my, dat die Borst juist niet te net gechausfeert is. Lotje heeft gelyk : Hyziet er miferabel uit. En om wier fchone oogen denkt gy, dat nu dit alles gebeurt ? Ja, wist ik dat Naatje, dan was ik zelf uit den dut. Niet om de Hartog; -want [en dit redeneert fterk,] ik gun haar dien Jonker niet; Niet om Lotje, ten zy hy een vrouw als een kind wil hebben. Niet om myn Letje, om dat ik haar niet misfen wil. Niet om dewyl die te wél over haar zelf denkt, om immer tegen eenen brozen fterveling te zeggen, Here, dan tegen haren Abraham. Wy kwamen uit de Comedie direct t'huis, en de Heren namen in de zydkamer affcheid. Lotje is haar zelf niet van blydfchap; zy is, zeit ze, nog nooit eens gevraagt, om in de Comedie te gaan ; maar kyk , als zy nu veel geld hadt, dan ging zy er alle dag, zo mooi is 't in de Comedie. Van ogtent, toen wy zouden ontbyten, zat zy al weer aan de kinderkousjes tc breijen. Ik zal de kousjes laten wasfehen, want zó kan zy die niet geven; de roestige moeten tonen al de afftanden , daar zy die neerlegt: zo dat ik mag ook wel zeggen: plaifierige kousjes >  SARA BURGERHART. 3<$ Ik zou van myne geneigtheid voor haar u zo veel niet vertellen; maar ik moet u al 't goed , dat ik doe, zo met duimen en vingers inltatnpen , wil ik fpreken. Ik kan voor de Weduwe niet verbergen, dat er iets zit tusfchen ons. „Myn lieve Engel, „ zei ze, hebt gy ook ongelyk ? en hoe het ,, zy, wees de eerfte om alles uit den weg te doen; dan zult gy, hoe 't ook is, de grootfto „ zyn. " Evenwel. „Ja, Burgerhartje , gyzyt ,, een trosch Dingetje ; maar laat het,' omtrent ,, zo eene Vriendin , by u toch niet haperen. " ' Ik heb dikwyls gedagt, (en gy weet, ik bei* niet regeerziek , ) ik wou, dat ik ook nog eens over een fchepzel wat te zeggen had; daar moet toch iets zoets in zyn; daar is nu blinde Piet ^ die is heer en meester over twee Keffers, en ik heb 't nog zo verre nooit kunnen brengen, dat ik een Joly, of Pretty, of Lordje, in mynebeftiering had. Onze Jillis rebelleert tegen my; en Hartogs fchoothond daar hou ik niet van; hy ziet er al even pedant uit als zyne Vrouw. Ik zal 't eens met Lotje probeeren. Wie weet, hoe bedaart ik worde, als ik Lotje regeer. Ei kyk, daar heb ik al weer een proef genomen op dat door flim menfchelyk hart: Luister, luister! De genoegzame grond van de bedaartheid der meeste jonge meisjes ligt in bedil en regeer ziek* te.  g66 HISTORIE VAN MEJUFFROUW te. Kyk eens uit, Naatje, ziet gy dat twaalfjarig dribbeltje van een Zusje daar wel ? Kyk , het gaat regt op, het mondje in de plooijcn. Broertje, ziet gy, daar, daar met dat flodderbroekje aan, moet een treedje of drie voor uit gaan. Het kleine Meisje heeft veel wysheid omtrent Broêrtje. Nu wordt hy vry gevoelig, by een flipje van zyn rek, met een: ,, loop zo hart niet:" te rug gehaalt; dan is't: ,, Jan8, tje, fpreek je niet tegen dien Heer ? zeg je s, geen dienaar, Tante?" De kinderen komen t'huis. Zusje gaat met een meiduit, ontloopt haar, en al baar bedaartheid is vergeten. Is deeze inval omtrent Lotje wel zo kwaad ? Dus neem ik Lotje al zo zeer om myn zelfs , nis om harent wil, onder myn opzicht. Vivent les gens (FEsprit, Ie Diable emporte la Béte. Hoor, Vriendin, nu ik u niet heb, moet ik het op alle boegen wenden, om de Zedelyke Winkel taamlyk in order te houên: op dat, cis gy die eens komt na kyken, niet alles i* jnalkanderzou leggen, enuden moed benemen, om alles weêr ter deeg en regt te leggen, de haken en oogen uit het garen te wikkelen, de linten opterollen, en alles op zyn noemer en in de regte laden te bergen. Het zal u nog in de hand vallen; geloof my. 't Is met my als met onze Keukenmeid: Als zy weet, dat ik, (de fchel hangt in myn kamer,) aanneem, om haar te  SARA BURGERHART. 3Öf te vyf uuren optefchellen, dan flaapt zy gerust door, zy vertrouwt op my; maar neem ik het niet aan, dan ftaat zy, en dikwyls nog vroeger op; „ want, zegt zy, dan is zy 't zelf, die er voor zorgen moet." Hoe fmaakt u die ? — Nog geen Brief. Dit is dan de derde , dien ik nederleg. s. B, EEN.  Q6t historie van mejuffrouw EEN en TAGTÏGSTE BRIEF. Dc Heer hendrik edeling aan den Heer cornelis edeling. myn beste vriend! ÏMaauwlyks zult gy mynen Brief, waar in ik u het gefprek met Vader enz. meldde, ontfangen hebben, of ik zend u een tweden. Ik moet fchryven, en aan wien kan ik zo alles, alles 't geen er, my betreffende, voorvalt, fchryven dan aan u, myn Broeder ? De bcminlyke Burgerhart geeft my zo veel blyken van een fraai karakter cn leidelyk verftand; zy heeft zo vele fchone hoedanigheden, dat ik niet langer myne liefde voor haar konde verbergen. Ik fpreek, kunt gy denken , haar nooit alleen: ik moest dan zo eene gelegenheid afwagten, waar in ik haar alleen fpreeken kon. 't Geluk diende my. Ons nieuw Kcopvaardyfchip, de Vriendfehap, zou aflopen: ik verzogt de drie Dames, en had Brunier ook verzogt. Het werdt my toegeftaan. Zy zag het mét veel genoegen; en vroeg my een en ander by die gelegenheid, dat my wel beviel; en toonde hoe zy begreep, dat de Negotie de bron is van 's Land»  sara burgerhart. 369 's Lands welvaren. Het weêr was fchoon, de avond vcrrukkelyk. Thee gedronken, en het een en ander op den Werf gezien hebbende,. ftelde ik een klein wandelingtje in de Meet voor. 't Wierdt eenparig toegeftemd; en Brunier by zyne Zuster, en de andere Juffrouw1 gefchikt hebbende, verzogt ik aan myne Beminde , om haar te geleiden. Zy ftemde het minzaam toe; en myn arm aannemende, .. . Keesje ! nu gy zyt ook eens verlieft geweest... Onder het wandelen was zy zo vrolyk , zo fpottig aartig, dat ik niet wist, hoe haar ernst een opgenblik optewekken. „ Apropos, myn: „ Heer, heb ik u al gezegt, dat myn lieve „ Voogd u zyn vriend noemt , en hartelyk „ groet? Ik. Neen , Mejuffrouw , maar beide verheugt my ten hoogrïen. De Heer Blankaart... Zy. Is de beste man, die er leeft: ik bemin hem ook, of hy myn Vader was ; hy heeft my ook altoos bemint, of ik zyne Dochter ben. Ik. Men hoeft de verdienste van dien Heey niet tc hebben, om u te beminnen. Zy. Daar zou, even als van het Uithang-» bord, waar in de Ridder Coverly gefchildert Rondt, véél voor en tegen kunnen gezegt worden : mooglyk zou onze Scavante u dit bewys ook al vry moeilyk maken. Ik. Gy hebt al zo eens gezien, dat ik juist 3, deel. Aa geen  37° HISTORIE VAN MEJUFFROUW geen profeliet ben van die Dame haar begrippen : maar wat hebben wy met haar te doen ? daar gy my kunt zeggen, of gy er iets tegen hebt, als ik u betuig, u te beminnen met eene zo wel hoogachtende als tedere liefde. Mooglyk hebt gy dit wel eens van een ander jong Heer óók gehoort; doch, doe my 't recht van te geloven, dat gy myn geluk of ongeluk ia uwe magt hebt. Ik heb nooit bemint dan u: ik beminde u zo als ik u zag, en dewyl ik ondervind , dat myn verftand myn hart toejuicht, moet ik u zeggen, dat ik u bemin. Zy. Myn Heer, ik heb altoos gelooft, dat de liefde van een achtingwaardig man de glorie eener vrouw is: ik ben boven alle vermomming ; ik zal u dan maar eenvoudig zeggen, dat die betuiging myn Eigenliefde wdlgevalt; maar ik zeg u met een, dat ik geen de allerminfte neiging heb, om van ftaat te veranderen. Ik. Mooglyk is er een man, dien gy de voorkeur geeft; en wat kan ik zeggrn ?.. . Zy. Mooglyk zoudt gy mis kunnen hebben. Ik heb nog nimmer zo veel moeite genomen, om eene uitzondering, met opzicht tot my, te maken. Ik. Wel, indien uw hart dan vry is , vergunt gy my dan de eer, om u, als een man die u bemint, te mogen zien? Zy.  «ARA BURORn.HAR.T» 3fï Zy. De Vriend mynev dierbare Vriendinne, fieeft zeker alle vryheid, om aan haarhuis» Jcomen; en zo hy als zódanig, ook met betrekking tot my, komt, dan verzeker ik u, dat ik *yn gezelfchap niet zal ontvvyken; Is dit niet redelyk gefproken ? Ik, Ik wagte van u niets anders, en ik be« dank u ootmoedig voor de gunstige wys, waa* mede gy myn verzoek hebt irigewilligt,.. Zy. —, Aangehoort! meent gy zeker, myn Heer? Ik willig niets in: ik kan niets inwilligen. Ik, Aangehoort! gy hebt gelyk; ik zou ai te gelukkig zyn. Ik beveel my in uw gunstig aandenken. Toen, merkende dat zy liefst by het gezelfchap was, flapte ik wat aan. Het discours werdt algemeen; ik was regt vrolyk. En op wat grond, vraagt gy ? Och, dat onderzoek ik zo net niet. Nu wist zy myn groot geheim: en nu moet zy v/el om my denken; is dat niet verrukkelyk ? Den eerflen nadenmiddag den besten hebben Wy een Muziek-Partytje : ik hoop , dat ik haat wat voldoen zal! ik hoop, dat ik my aange* naam zal kunnen maken in de oogen myne? Beminde, ó Liefde , hoe zyt gy voor onz$ Natuur berekent! Nu ik bemin , ontwikkelen »jch vermogens in mynen geest, die ik niet eens Aa % wist,  372 HISTORIE VAN MEJUFFROUW wist, dar er waren. Gy li ebt my dikwyls gepfa.agt, om dat ik zesentwintig jaar, en no» ongetrouw: was. Ik had haar niet gezien, die ik beminnen kan, en een Huwlykuitbykomende oogmerken, meer dan uit liefde, daar van was ik altoos hoogst afkerig. Schryf my toch ! Ik omhels u, en ben üw gelukkige Broeder, HENDRIK EDELINC. TWE§  sara burgerhart. 37§ TWEE en TAGTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw zuzanna hofland aan Mejuffrouw cornel ia slim ps lamp. zuster keetje! K om toch thee by me drinken, zo dra als je kunt. Daar heb ik weêr zo een ontroerinkje gehad. Lees dit briefje vaH Sara. Zy wil haar goed hebben; en ik heb, zedert dat de Bozehaar verleidde, om heen te gaan , nog geen roojen duit ontfangen. Ik heb haar immers niet: weg geffuurt; och neen ik. Daar zat ik op myn kamertje, heilig eenzaam * zo wat tc lezen in Zuster Teuta's Heilige Wer-r keloosheid, toen dat briefje kwam. Kon ik et maar zo heilig werkeloos onder blyven, dat wae heuchelyk! Hoe fchik ik het doch ? Ik ben heel verlegen, 't Is of my zo gedurig wordt ingeluistert: „ Zannetje, Zannetje, je moest een ander wegje gegaan zyn." Maar Broeder Ben* jamin, dien ik dit verhaal, zeit: „ dat is de bullebakftem der eigen Gerechtigheid, kind, of 't is de ouwe Adam; en dan Haat hy op dein Bybel, dat het klinkt, en zeit: „ breek hem Üen hals, die oude Wetprediker; " en dan word Aa 3 ,ïk  $f4- ttlStOItlE VAN MEJUFFROUW ik zo confus, zo confus, dat ik fta of ik bé* dremmelt ben. Ik moet u eens wat vragen, Zusje. Ken jy bok Styntje Doorzigt? Zy is mee van de vro* men, maar houdt geen Oeffening; dat is zo haar ■wegje niet, zeit Styntje, Zy hadt veel van my gejloort, en van myn tobben en (ïrydje. Ik verhaalde haar het hele geval, van myn Zusters dood af. Maar zou je t wel geloven ? Styntje ftelde my in 't ongelyk: zy heeft myn gemoed heel in onrust gebragt. ^ Hartje, zei ze, ik 3, geloof, dat je 't allegaer verkeert aangelegt j, zult hebben. Je weet wel, dat het onze zaak „ niet is, het hart te veranderen? Zo lang uw 9, Nichtje zin hadt in de mode, zou jou item„ fflig japonnetje en mutsje haar geen zier beter s, gemaakt hebben. Je moet niet denken, kind, ,, dat oiis wegje allemans wegje is. Daar by wierd je betaalt voor goede lpys en drank; „ en je moogt haar dat niet ontnemen. Wel, „ hoe talmje zoover een beetje geld? Zie, als j, zulke llimme meisjes dat zien, dan deuken zy dat al onze vroomheid weinig om 't lyf heeft» „ En wat zeit de Here: leest men ook vygen „ van doornen? Waaraan moeten wy tonen zy„ ne Vrienden te zyn ? Je weet het immers zelf „ wel? Als men tegen jelui zó fpreekt, dan, dan 6, roept je van eigen werk: maar is de genade 9, niet overvloedig in goede werken, hartje ? Ik »» ge-  SARA BURGERHART. 375 „ geloof, dat gy 't zo kwaad niet meent; maar „ die Benjamin, die Benjamin! Lees jy in Gods „ woord; en zie daar in, hoe of het met je ftaat; „ of je ook de Gierigheid nawandelt? Of je met „ Zacbeus vier dubbelt wilt weder geven, het g, geen gy uw Nicht, naar uw eigen verhaal, „ al hebt te kort gedaan ? Kyk , ik moest je „ dat zo eens in vriendelykheid zeggen." Ik fecgon te wenen. „ Kom, zei ze, daar is de „ Ilere nu wéér zo goed, en geeft je gelegen„ heid om te kunnen tonen, of gy Hem lief „ hebt. Ik kom hierom een liefdegift voor een „ arm, ongelukkig huishouden ! " Ik vroeg, of de menfchen van ons Volk waren? „ Daaroor„ deel ik niet over, zei zy; en zo zy 't nog „ niet zyn, kunnen zy er toe gebragt worden." Ik was zo bewogen, dat ik haar een Driegulden gaf; en zy lag er terftond een Ryër by. Ik werd befchaamt; want ik geloof, dat Styntje het niet ruim heeft. Toen ging zy weg, en wenschté my vrede. En nu weet ik niet, hoe of ik fta. Styntjcs woorden waren niet verwerpelyk. Ik las daar in Matthevvis V. En het werdt my hoe langer hoe klaarder, dat Styntje gelyk hadt. Toen werd ik zo beangst, dat ik myn toevlugt nam tot Komries, Ware en valfche Genade, en Draaimannius, Gevaarlyke Letterknegt. Ik hoop niet, dat ik my bezondig, maar ik heb nu en dan zo een agtetv Aa 4 do£US  37<5 HISTORIE VAN MEJUFFROUW dogtig vlaagje omtrent Broeder. Raadt my mj eens getrouw, hoe moet ik het fchikken ? Onder het fchryven valt my dit zoet ftichtelyk Dichtje , van Zuster Duifje Kwikkelkwakkel, in : Leen van den Wééreldling zyn fchat, Gelyk Israël 't Gouden Vat Ontleende den Egyptenaar; Het Geld brengt hen maar In bezwaar. Hoe groter goed, hoe groter Slaaf; Den Vromen dient het tot een gaaf; Zy bruiken V tot een heilig tVerk; Zo wordt door Qeffning V huis een Kerk. Och ja ! nu bezoek my eens ten cerftcn. Uw Zuster, ZUZANXA 1IOFLA N O. ©RIE  sara burgerhart. Z77 DRIE en TAGTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sara burgerhart aan Mejuffrouw anna willis. Ik zal over uw ffilzwygen geen woord meer fpreken : wat helpt het ? Laat ik dan geen monniken werk doen, te meer daar ik u nog iets te fchryven heb. De Heer Edeling heeft my gezegt , dat hy my bemint; zyne keuze doet my eere aan; maar dewyl ik niet denk, om voor eerst van ttaat te veranderen, heb ik hem dat openhartig gezegt. Nu zullen wy zien , of hy het hart heeft om geduld te oeffenen omtrent een Meisje, die hem niets beloven kan, om dat zy hem wat op den mou zoude moeten fpelden; waar door zyin hare eigen oogen al zo veracht'clyk zoude worden als in de zynen, en zyne achting is- my zeer waardig. Wy hebben een Muziek-Partytje gehad: Juffrouw Buigzaam fpeelde 't Clavier; maar dewyl zy nog zo zwak is, durfden wy haar niet vergen om te zingen. Letje fpeelde ook het Clavier, het myne is nog by Tante , maar de Guitar van de lieve Vrouw was tot myn dienst; ik zong er by, zo als dat hoort. Brunier hadt een Dwarsfluit, Hartog Aa 5 een  8 HISTORIE VAN MEJUFFROUW een Fiool, en de Heer Edeling had zyn Bas hier laten brengen : Lotje was figurante. Juffrouw Buigzaam hadt alles gefchikt, en men kan zien , dat fmaak en welgemaniertheid haar altoos geleiden. Dit avondje was verruklyk. Hartog zelf kwam my nu zeer draagiyk voor. Zy fpeelt heerlyk, en doet Kreken op de Fiool, die zo direkt het hart treffen. Maar Edeling! onze waarde Huisvrouw betuigt, dat zy zelden zo fchoon de Bas heeft horen fpelen. Myn Krui-» mei deedt ook zyn best; hy leert goed, en men moet in de kinderen den geest niet uitblusfchen. jk heb , zei de lieve Vrouw, haar Muzieklade openende, hier esn Engelsch Airtje; het is kort; en dewyl het maklyk zingt, zal ik het eens by 't Clavier zingen. Wy lagen allen onze Inftrumenten neder, en vormden een kring om haar, en het Clavier: de Heer Edeling ftondt tusfehen my en Letje, en hieldt ons beide aan de hand: mogt hy wel, Naatje ? Zie hier het Airtje. Het kan u mooglyk ook nog te pas komen, 'tls van den groten Garrick, en ons dunkt, dat het in fraaiheid weinig zyne weergade heeft. A I R. Te fair married Dames, who fo of ten deplore, That a Lover, once biest, is a Lover no more, Attend to my counfel; nor blush to be taught, ThatPrudence muficherish,whatBeavtyhas caught. The  f AHA ÏÜRBtRHART.  g06 HISTORIE VAN MEJUFFROUW ontdekte, dut ik, in u te beftraifen , myti hoofdgebrek te veel had opgevolgt; dat ik ftrerjg en zelf onbcfchaaf: gehatidelt had ; drt ik meer als eene kribbige bedrïffer, dan wel als eene minzame vriendin tewerk gegaan had; kortgezeit, dat myne Engelachtige Vriendin gelyk hadt. Meer hoefde niet: ik zag nu, dat het myn pligt was aan u te fchryven. Weet de brave vrouw iets Van 't geen haar betreft? ó, Ik zal haar alle Vergoeding doen ; al wat gy maar eischt zal ik doen. Meldt my dit toch. Wat verlang ik nu, dat gy deezen alreeds hadt, dat ik reeds uw antwoord had. Waar* Om heb ik dus lang met fchryven gewagt ? Nu , ik lyd.e er genoeg voor; ik hoor niets van u. Wat hebt gy my bittere waarheden gezegt! het zyn echter waarheden. Ja, zo is het juist by my geweest. 6 Gy kenfrer van myn hart, lieve Burgerhart, zendt my toch fpoedig een Brief; al was 't nog zo weinig regels, zendt mytoch bericht van n. Laat my toch weten, of gy nog aan my denkt; of gy my nog bemint; of gy wél zyt; of alle uwe vrienden wél zyn"? Kortom , meldt my alles wat u betreft. Hemel! ik wist niet, dat ik u zó teder beminde! Myne Moeder groet u met liefde en achting.Willem heeft haar een fraaijen Brief gefchreven , en doet u minlyk groeten. Tante blyft zwak. Myn Vriend Smit is nog hierj hy recommandeert  S A*R A BURGERHART- deert zich in uwe vriendfehap. Hy, noch myne Moeder, weten iets van 't gebqurde. Spaar my dit maal. Ik hoop, dat gy t'huis zyn zult, als de Gelderfche Dame aan uw huis komt: zy is de gulheid en eenvoudigheid zelf; en myne Moeder zegt, dat zy zeer veel verftand en wae* reldkennis heeft. Groet alle uwe Huisgeno» ten, voor Uwe oprechte Vriendin, ANNA WILEIS. BTm zeven  39* HISTORIE VAN MEJUFFR««*W ZEVEN en TAGTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw de Weduwe spilgoed aan Mejuffrouw aletta brunier. lieve juffrouw letjeï Dat Mevrouw, uwe Tante, my met hare goedkeuring vereert, is my zeer aangenaam; dat myn waarde Juffrouw Letje myner met achting en liefde gedenkt, ftreelt my. Gy weet, myn lief meisje , dat ik over myne pligten zeer naauw gezet denk; en dat het by my een zetregel is : zo veel goeds te doen, als met myn zeer bekrompen vermogen uitvoerlyk is. Ja, myn lief, li, nevens uwe Zusterlyke Vriendin, het leven aangenaam te maken; en tevens niets te verzuimen , wat u beide eens in ftaat kan Hellen, om hier reeds aanvankelyk gelukkig te zyn, dat is myn beredeneert oogmerk. De zoetheid cn leerzaamheid van uwen aart geven my alle gelegenheid, om dat oogmerk door te zetten. Ik bidde den goeden God, dat Hy myne pligtsbetrachting zegene; dat gy nooit aan my dan met liefde zult kunnen denken. Ik heb, in myn leven , nu eens zeer woclagtige, dan weêr eens fchitterende, doch meest al duistere tonelen be- wan-  SARA BURGERHART. 39$ wandelt: maar de Ondervinding heeft my geleert , dat niets dan vrede met God, en een „ gerust geweten, ons kunnen opheffen boven „ de rampen deezes tyds; dat alleen de vreze „ Gods ons in ftaat fielt, om te triomfeeren over „ onze byzondere zwakheden. Die te leren „ kennen is nodig, zal men die immer beteu„ gelen." Maar ik ben weer wat heel ernstig j ben ik niet? Uwe Vriendin is de vrolykheid zelf, en echter ik zie, dat zy u mist! ó Myn lief meisje , kom fpoedig weer, zo gy kunt; evenwel, uw plaifier. Bedank Mevrouw, uwe Tante, voor de excellente vruchten: ik zal by gelegenheid gaarn eens gebruik maken van hare beleefde uitnodiging. Daar komt Burgerhartje , om myn Brief in den haren te fluiten. Ik omhels u met tederheid, en ben Uwe ware Vriendin, maria buigzaam, Weduwe p. spilgoed. Bb $ AGT-  394 HISTORIE VAN MEJUFFROUW AGT en TAGTIGSTE BRIÈF. Mejuffrouw sara burgerhart aan Mejuffrouw aletta brunier. chere letje! We, kind, wat heb je me daar evenwel eea lief en verftandig Briefje gefchreven ! Kan ik het niet nog meer pryzen ? want, al den lof, dien ik u geef als eene puntige fchryffter, kryg ik immers met intrest te rug? Van my hebt gy immers alles gcleert; zeide gy zo niet, Hartje lief? Belieft 'myne Letje nu wel eens geheel aandagt, ja maar ook geheel onderworpen te zyn? Och, ik heb myn woord gegeven! Zulk een aandrang kon myn arm zwak hart niet weêrftaan ! Gy weet, wat ik u geconfideert heb ? Gy kent myne achting voor den Heer Edeling. Gy weet, (of mooglyk weet gy 't niet; Want weetik juist zo de geheime historie van uw hart!) dat achting natuurlyker wyze in vriendfehap, en vriendfehap heel gemaklyk in liefde kan overgaan ? Hier uit zult gy kunnen opmaken, dat het my onmooglyk was, onze Lotje een verzoekje te weigeren. ,, Daar heb ik u fchoon beet,"  SARA BURGERHART. gOJ beetzeit myn Voogd; en dan lacht de goede man , dat hy fchatert : Nu iets ernstigefs! Gister voormiddag ging myne aangenomen Dochter met de kousjes, die ik onze Klaartje hadt laten wasfchen en opftryken, naar Odtri Dirk. 's Middags niet te huis; dat 's een goed teken, zei ik. Ten zeven uuren wcrdtdefloof met een ileedje t'huis gebragt: zy kwam blyrnoedig de zaal op. Naauwlyks hadt zy ons gegroet, of aan 't uithalen van haar zakken. Oud en nieuw kwam te voorfchyn : Chocolaadjes, Ulefeitjes, Banket, twee grote kluwens fync wol, om voor Oom kousfen te breijen , een pakje wol, dikke breinaalden, een doosje met wisfewasjes. . Zy prefenteerde ons van de fnoepery : wy namen elk een Chocolaadje, maar de Scavante bedankte met een hele vicfe tronie: ,, Ik proef nooit zulk goed." Lotje was zo raar, en hadt zulke klugtige zetten, dat Hartog zelf lachen moest. Waarlyk , Lief, ik geloof dat zy meer is uitgebluscht, of overdrommelt, dan wel dat zy van de Natuur zo geheel misdeelt is. Ziet gy wel, dat ik veel edelmoediger ben , dan de meeste Doctoren, die de ziektens hunner Lyders vergroten, om des te meer wonderen in het herttellen aan den dag te brengen ? Och, zo dra zy myne Patiënte geworden is, heb ik gezien, dat zy minder ver verzeilt was, dan ik  3?6 HISTORIE VAN MEJUFFROUW ik gcvreest had. Zy verhaalde ons, dat zy nittiement vriendlyk was ontfangen ; en dat zy vryheid hadt , om een taffen Sak te kopen, doch dat zy eene der Juffrouwen zou verzoeken , om met haar te gaan. Zy hadt ook haar fpeldegeld, en nog twee ducaten extra gekregen; nu vroeg zy my, of ik de taf wilde kopen? dat ik met een , gaarn lieve Lotje, beantwoordde. Toen zy met my, (want zy flaapt nu in myn Pavillioen, en ik flaap in het uwe, tot gy weer t'huis zyt,) boven was, gaf zy my de twee ducaten, die zy geleent hadt; ik nam die ook, doch alleen om haar eens u-eer te helpen., want ik vrees , dat de duiten fpoedig zullen wandelen. Kon ik haar dat óók beduiden! Nu, alles met den tyd; ik moet niet te veel gelyk doen. Myn Compliment aan Mevrouw uwe Tante. Hou uw Neef maar; ik weet met al myn Vryers haast geen weg meer; voor al kom fpoedig by Uwe tederlicfhebbende, BURGERHART. NE-  sara burgerhart. 397 NEGEN en TAGTIGSTE BRIEF. Mejuffrouw sa ra burgerhart aan Me- juffrOUW anna WILLIS. waarde WILLIS! "Victorie! Viétorie! myne Vriendin is te regt. Ik heb haar weergevonden ! Frits, loop , draaf, vlieg met dit Paket ten eerften naar den Post: — zo zal ik binnen weinig oogenblikken zeggen ; Want ik fla zo met myn handfchoenen al aan , om met Lotje uittelopen. Kortjes dan. Lees de nevensgaande een, twee, drie, vier Brieven , en oordeel , of ik misnoegt op u ben; dit alleen nog: de waarde Dame weet niets, haar betreffende. Ergo , zwygen is 't woord. Met ons zal 't wel fchikken: hoe zeit Vader Kats? Alfchoon goê Vrienden kyven , Zy zullen Vrienden blyven. Adieu, lieve Willis! Omhels uwe dierbare Moeder voor my, groet mynWimpje, en weet, ■ dat gy geacht en bemint wordt door sara burcerhart. NE-  gpS historib van mejuffrouw KEGENTIGSTE BRIEF. Meji\ïï*o\m 9 a ra burger uart aan Mö- jufffOaW autta brunier. chere letje! I"Joc vaart gy, myne Liefde ? Hoe 'diverteert gy u? Deukt gy wel eens aan uwe Vriendin? Terwyl gy my deeze drie, diepen-aandagt-eifchende vragen, op uw gemak opiost, of beantwoordt, zal ik, pour pas/er le tems, u dit volgende fchryven. „ Dit volgende, zegt gy, wat .volgende?"—Bemoei u met de oplosfinguwer eige vragen (of myner vragen aan u , zo ge Wilt») ik blief van u, Mejuffrouw, zo nictgvrJlurtogt te worden; en , in alle geval, gy zult bet, dit volgende, immers aanflonds lezen? Wei; 't is of Heintje Pik, niet Heintje Edeling, dat is nog zo ver niet —Heintje, neen, deftig, zo als de hele man zeifis, myn Heer Edeling — of Heintje er meê fpeelt; want geen 'half quartier uurs was ik, met myne Dochter Lotje, byde Desmoifelles geweest, om een Sak voor haar tc kopen, of de Heer R. kwam in. Mon homme was opgetogen over deeze heureufe rencontre! Hy praat, weet gy, aangenaam ge* noegj  SARA BURGERHART. 39* noeg; en hy vroeg fpoedig naar mon Amie, die hy noemde une charmante Dame. Dat's voor uw rekening, Letje. Vriendelyke verzoeken, om, zo ik niets verzuimde , nog wat te vertoeven, aanhouding van myne Dochter, om nog wat te blyven, wylzy zich niet kon verzadigen in het kyken en gluien naar kistjes en doosjes, en kasfen, vol heerlyke Beuzelingen: alles werdt bekeken, geadmireert; met dén woord, verbeeldt u een klein meisje, dat met Moeder voor 't eerst eens voor een poppenkraam, of daar men fpeelgoed verkoopt, gebragt wordt; dat zyn oogjes wydopeu doet, beide de vuistjes uitfteekt, en roept en kraait, en hippelt, en alles wil hebben; dan hebt gy een natuurlyk af beeldzel van Lotje. De Heer R. deedt haar een fraaije fnuifdoos prefent: ik excufeerde my, met te zeggen: „ dat ik niet fnoof, en nimmer prefenten aannam." Lotje is fomwylen nog flira óók; zy hieldt zich, als of zy dit laatfte niet hoorde; en nu is zy zo wys met die doos, dat het zo niet te zeggen is. Alle oogenblikken wordt hy uit het papier genomen, bekeken, met een flip van een zakdoek gevreven, en, met de beminlykfte vergenoeging op haar goedaartig grof gelaat , befchouwt! Het fpyt my, dat Oom Dirks kousfen nog niet verder zyn dan het boortje: nu, 't zal wei wat bedaren, en anders moet ik er my mêe moeijen. Wy  400 HISTORIE VAN MEJUFFROUW Wy dronken Thee: de Heer R. en de Des* moifelles fpraken van zeker Boek van Bitaubé, genaamt Jofef, als van een der fraaifte Werken, die onlangs in 't licht gekomen waren. Hy haalde er eenige treffende pasfages van aan. Dit wekte myne nieuwsgierigheid op , om het te zien : Ik fchreef de titel, om het, zo rasch ik t'huis kwam, te laten halen. Hy merkte dit, en haalde een ^ in marrokein gebonden, Exeiriplaar, uit zyn zak, dat hy my prefenteerde: hy hadt het zo van den Binder in pasfant meegenomen. Ik vond dit wel beleeft, en oordeelde, dat het zeer gemaakt in my zyn zoude, iets aftewyzen, waar naar ik verlangde, en datmy zo heusch geprefenteeit werdt. Ik boog, en zei, dat ik het met veel vermaak zoude lezen. Hierop ftak hy het in zyn zak, zeggende: „ ik zal de eer hebben om de Dames t'huis te bren'gen, en dan het Boek overgeven." Liefst had ik dit niet; maar, dewyl ik geen reden daar van kon geven, moest ik dit zo laten door* gaan. Hy bragt ons t'huis, niét langs den kortften Weg: wy ontmoetten den deftigen Edeling, die ons beleeft groette, en, horende, dat wy naar huis gingen, ons derwaards verzelde. Zo kwamen wy dan daar aan, en traden in de zydkai mer, alwaar onze waarde Vriendin met Juffrouw Hartog alleen zat. De laatfte las, de eerfte  SARA BURGERHART. AO* eerfte naaide, en ik geloof, dat er niet veel woorden gewisfeit waren. Hartog feheen zeer bekent met den Heer R.; er was eene drukte nog eens zo! allemaal over onze eerfte lui, onze Patrien; (verftaat gy dit woord, Letje? Ik zal 't u wel eens uitleggen;) over de laatfte Asfemblée; over een gevalletje aan de fpecltafel met de Gravin X.; over les Belles Lettres; over Voltaire, d'Alcmbert, des Clairauts, en nog wie weet waar al meer van. De Heer Edeling fprak nu en dan ook een woord, doch de Scavante hadt er geen attentie voor; en de Heer R. was te befchaaft, on» haar voorbeeld te volgen: hy hadt het des heel druk. Onderwyl verhaalde ik ftilletjes aan oi> ze lieve Mama, dat R. zo een fraai Boek voos ons meegebragt hadt; haar hetzelve noemen* de. ,, Ik wou, zei ik, dat die babbelparty „ maar ophieldt , en dat ik het Boek maar ,„ had: 't is zo fraai! Kom, zei Lotje, ik zal „ je wel helpen: ik heb dat Boek ook van Jo„ fep; 't is heel mooi, en ik lees er veel in 9 als ik naar bed ga. " ( Hier volgt de dialoge ; ik agtcr de ftoel van de waarde Vrouw % wat over haar heen ziende, Lotje tegen de Commode ftaande. Edeling zei, dat wy een fraai groupje maakten; en kon zyn oogen, lehyüi het, nergens anders werk geven.) ik. Wat zegt gy, Lotje, hebt gy dat Boek? i. dxss., Cc cn  4C1 KISTOR ER VAN MEJUFFROUW en hebt gy er ons niets van gezegt? foei, datV geniepig. Lotje. Ik dagt, dat liet al oud vuil was by de Juffrouwen 5 want ik heb het al wat gehad; och Heer, anders was 't wel tot uw dienst. W Juffrouw Buigzaam en ik keeken eikander san, of wy zeggen wilden: „ hoe! heeft Lotje dat Bock van Bitauèé?"] Juffrouw Buigzaam. En wie is de Auteur, Juffrouw Lotje ? Lotje. Ja, dat weet ik niet; maar het is wel het zelfde Boek van Jofep, cn het is heel mooi; maar ik word nooit gelooft, cn daarom zwyg ik dikwyls. Ik. Lieve Lotje, ik bid u , haal het Bock , op dat Juffrouw Buigzaam het aanftonds zie, En nu geef ik u, myn lieve Letje, eens in ernstig en gemoedelyk overwegen, met welk ecu Boek het goeje fchaaj afkwam! Doch, al hadt gy al de wyshcid der Egiptifche Tovenaren, die van de Endorfche Kol, die van Lodippe fons door Vader Kats zo aartig befchreven ; J ja, al hadt gy de kaart leren leggen by de* Drommel op Marken; al waart gy eene Hartog, in het oplosfen van Meet - en Stelkundige Voordellen, gy zoudt liet nog niet raden; hoor dan den titel: ,, josephs Drouv, end Bit „ eindend Spel, niet min flichtelick, als droev en vermakelick om te lezen: in dry bifonde- re  sara burgerhart. 40$ re fpelen vervat, door a. c. crous. Ge,, drukt te Groningen, 1721." NB. Op den regel: All fchoon de Nyd met pylcn fchiet, God 't all ten best te fchikken wiet. Het eerfte Diel heeft zesentwintig Perfonen es vyf Choien : met dit a gouvcrno: {men kan hei Toneel plaatfen waar men wil, vermits men doorgaans geen vaste plaats heeft. ] Het Boek zelf is gedrukt met eenen zwarten , ftichtclyken regtzinnigen Predikatie - Letter. Wy zagen elkander aan, doch zwegen ora het ander gezelfchap. Onderwyl viel myn oogop ecu paslage, daar Jofep Fransch fpreekt zeggende: Bonjour, Mevrouw Botifars; en op nog een, daar Potifar tegen zynen Hansworst zegt: halt mi den fmaul. Teen barste ik in lachen uit, en de goede Vrouw, die ik dit in-: luisterde, lachte zo hartlyk, als ik nog nooit hoorde. Dit trok den aandagt der overigen; Juffrouw Hartog moest lyden, dat beide de Heren, fchoos zy nog niet wisten waarom, mede lachten. De Heer R. Een nieuw amufant Werkje, Mevrouw Buigzaam ? Juffrouw Buigzaam. Niet heel nieuw, maar' echter ongemeen genoeg; de Histtrie van Jofep,  4.04 HISTORIE VAN MEJUFFROUW door eenen Crous, dat ftout meisje, op my wy* tiende, heeft altoos wat potzigs. Dit deedt de lieve Vrouw, om Lotje te fparen; maar het ging Lotjes kroon tc na, fchynt het; want zy rei heel deftig: ,, Pardonneer my! 't Is myn #, Boek, en Juffrouw Burgerhart heeft het nooit '„ gezien." Ik gaf het aan Edeling, die wel dra ook pasfages vondt, welke hem deden lachen; zo ook de Heer R., die het een meesterstuk in zyn foort noemde, en een rol heel eigenaartig van Mus, [de Gek van Jofcps histo-, ric,] oplas. Enfin, Letje, wy bleven zo al praten van 't een op het ander; en Saartje gaf het hare in de algemene Converfatic-uitgift, tonme il faut. Uw Broer kwam in; bragt een Brief voor u, en bleef ook zitten. Eindlyk hoorden de Heren, dat Frits de tafel dekte; zy (tonden op, en marsch gingen de Leijonkers. Is die Heer R., vroeg ik aan onze Vriendin, niet een befchaaft geestig man ? Jufrouw Buigzaam. Dat erken ik; maar, myn lieve Saartje, hoe komt het doch, dat hy «ïy niet gevalt ? ik begryp dat niet! Ik. En ik begryp het wel. De Heer Ede-, ïing is zo zeer uw gunsteling, dat er voor geen. »nder bytekomen is. Juffrouw Buigzaam. Zou dat wel zo zyn t Waarom vind ik dan Brunier niet alleen niet giinder, maar beter dan voorheen ? n.  «ARA BURGERHART. 403 Ik. Juist, om dat uw gunsteling hem tot een treter mensch maakt; 't is zyn werk: ergo! maar •zeker, hebt gy iets tegen den Heer R. ? Juffrouw Buigzaam. Ja, Saartje lief, ik heb iets tegen dien man; wat, weet ik zelf niet. Ik. Zyt gy nu wel rechtvaardig en menschlievent? Jufrouw Buigzaam. Gy hebt recht om my •dit te vragen: want, waarlyk, myne gewaarwording is zo duister! Ik beken, dat het een opvatting zyn kan. Ily heeft ook al vry veel met u, aan 't vengfter ftaande, gefproken, eo ook zeer zagt. IA. Och,'t gewone praatje: quevous etes beller fue je vaus adore! en zo , wat er meer volgt. Juffrouw Buigzaam. Engel van een Meisje! eic wei toe. Hy is een man van hoge geboorte* tn heeft fchatteu: Laat hyu niet wat wys maken. [Ik werd root.'] Gy wordt root, myne Liefde 1 Ik. Dat is ook zo ; wat kan ik het helpen dat er zulke knapen zyn, die mymaar watwys'maken ? ó., Ik zie dat gy my niet kent! Denkt gy, dat ik zulke fnappers de eer aandoe, om immer in 't geheugen te houden, wat zymy •voorgonzen? Jufrouw Buigzaam. De Heer Edeling is een geheel ander man, en die bemint u waarlyk. Ik. Beide ff'em ik toe; maar hoe veel achting ik ook heb voor dien braven man , ik beGe 3 min  406 HISTORIE VAN MEJUFFROUW min hem niet; ik bemin geen man op de hele Waereld dan myn Voogd: Nu, hy zal ook" fraaije manchettcs hebben. ' Juffrouw Buigzaam. Wilt gy niet eens ernstig zyn ? - Ik. Geheel ernst, geheel aandagt, geheel—al wat gy maar wilt. (Jk kuschte hare hand.) Juffrouw Buigzaam. Hebt gy den Heer Edeling afgewezen? Ik. Wel, niet anders dan ik u gezegt heb : maar, als de man nu op hoop tegen hoop aan wil boegzeeren , kan ik dat beletten ? Juffrouw Buigzaam. Hebt gy iets tegen den wasrdigen man? ei lieve, zeg het my eens! Ik. Wel, zo veel zelf niet als er op de punt van ecu penncmes zou kunnen liggen; maar beminnen ? 6 point! point. Ik leef hier al te gelukkig; ik blyf by u, zo lang ik leef. Juffrouw Buigzaam. Zal de Heer Edeling u dan ongelukkig maken ? Ik. Niet, ten zy ik het er naar maakte. Hoor, de Heer Edeling is in myn oogen zulk een agtmgwaardig man, dat ik hem cigcntlyk niet zou j kunnen of durven beminnen: op myn woord , (ik fchaam het my ook haast aan u te zeggen,); ik heb meer eerbied voor hem, dan voor myn goedaartigen Voogd. ■Jufrouw Buigzaam. Hoe is dat mooglyk? Wel, me dunkt, de Heer Edeling is een recht? bemin-  «ARA BURGERHART. 4<3f * beminlyk man; zyn ernstig gelaat heldert gedurig op door een zagten glimlach; en wie, denkt gy, vindt zo veel fmaak in uw vernuft* Jk. Vlei my niet! Ik ben geen vrouw voor zo een man. Zie, als ik nu eens getrouwt was 't zou ik myn man zo liefhebben , geloof ik, dat ik, buiten hem te kwellen, en te liefkozen, niet zou kunnen leven; en op beide zou zo een deftig man weinig geftelt zyn. Hyzou my voor een dartel wyf je, en ik hem voor een regten Joris fteiloor aanzien. ó Dat zou een pret zyn om dol te worden ! Neen : Laat hy u nemen , dan zult gy beide even gelukkig zyn, en laat my, zonder met Cupido in eenig verfchil te raken , myn Wegje (zeit Tante) zoetzappigjcs afkuiërcn. Jufrouw Buigzaam. Weet gy wat, Liefde? zo ik de jaren van u had, en de Heer Hendrik beminde my, zo als hy u bemint, geloof my,» dat ik hem nemen zou. Jk. Gy zoudt niet, dan op ééiie voorwaarde.' Jufrouw Buigzaam. En welke voorwaarde? Jk. Dat gy, by myne jaren en zyne liefde , die wysheid bezat, die gy nu hebt; anders zoudt gy 't niet een zier beter maken, dan ik nu. ' Jufrouw Buigzaam. Vindt gy ook meer behagen in den Heer R., genomen dat hy u insgelyks beminde ? Jk. Dat kan ik ook nog al zo niet zeggen: «aar ik heb geen reden, dunkt my, om met een van  HISTORIE VAN MEJUFFROUW Van beide iets optehebben , om dat ik geen oogl merk heb om van hunne overtollige beleeftheid immer gebruik te maken.. De Heer R. handelt *ny met eene achting, en tevens op zulk eene verpligtendc wys , dat ik , ten zy gy er iets wettigs tegen hebt, my ook gcëngageert heb, ont morgen een nieuw ftuk te zien fpelen: hy heeft B insgelyks verzogt, maar ik heb gezegt, dat ik niet geloofde, dat gy meö gaan zoudt. Juffrouw Buigzaam. Wel, ik weet het niet4 «ou ik eens van de Party zyn ? ik heb opinie , dat dit ftuk treffelyk zyn zal: als ik redelyk wel tien , zal ik meê. gaari. ' ik. O, wat zyt gy eene verpligtende Vriendin ! Juffrouw Buigzaam. Myne liefde vooru doet fiiy veel doen. — Zeg vry myne zorg, viel ik haar in, haar met eerbied omhelzende , en een kusch gevende. Zie daar, Letje lief, dit moest ik u fchryven* Nu heb ik geen cogenblik tyd meer. Ik moer my nog opdrillen; Blondèl ftaat reeds naar my te wagten, om my te kappen. Duizend groeten van Uwe eigene SAARTJE. Minde van het Eerste Deel.