2 < O cc Lü h- IM < CD ■=> rv IS, LD K) CN CN O  JE SU CHRISTI, iygM ©ooifien met alle te 3faammE&ten IBetraffTetf ©aac&e-/ 23eefïe- en Xecrmae&en fcan oefe S^j mntien. 2810 meöe öe .Uiaaang op- en onöeraan jtfSitggatierg Set fjoogjle en laagfle ü^ateiget ©00? Meyndert van Dam, Matheviaticus tot Hoor t'Amlterdara 5 ög ö'Eitgen. öan Oc H^r'i». Stichter*] op 't tëoafon / tn <$uae 23«g €aöJac^___  Agtfle VERVOLG van De ZEGEPRAAL der MODE, Of de trïompheerende KAPSELDRAGT Der jonge DAMES en HEEREN, ■Naar den laatften Paryfchen Smaak befchouwd m ïeven konftige Princ-Tafreelen afgebeeld e» met Dichtkundige Aanmerkingen yerrykx, VVV V Gedrukt yoer ieder dïe graag lacht Met Msae», rol yan awaaae pracht.  AANMEKRING op^ Een Vloot te faamgefteld uit Hoeden, En, zo men billyk mag vermoeden., Gemaakt in 't uitgeftrekt Gebied, Dat Mode op haaren Zetel ziet, Gevoerd door Plannen en door Vrouwen , Gelyk men zulks hier kan befchouwen > Komt welbehouóen aan de Reê Des Yftrooms, door de ruime £ee. Daar ze op de golven fcheen te^danl en MendenktvanuithetRykderfcran.chen, Dit laat geen twyfel over; wam Niets mint men meêr in Nederland Dan tooifels naar de Franfche Moder; Het hootd vooral heeft hen van noode. Ziet eens, hoe dat een Heertjes ftoet, Blootshoofds de Hoedenvloot begroet, Hoe men 't verlangen kwam te rekken, Qm 't hoofd met die Cbapemx te dekken, Zo hoog van rand, zo breed, zo groot Als ieder Schip -va» deeze Vloot.   AANMERKING op het - - rbeiders in de Modewetten! Zet aan; wilt op uw werk wel letten, Hec zy gy kuipt, het zy gy fmeedt, Weeft altoos tot uw Pligt gereed: Beflaat wel, lierk e i vlug van handen, De Hoeden met onbreekhre banden En Ke*tns van het hardde Haal. Uw werk vergroot' der hoofden praal: Zo blinken al de Tonnetoppen Met banden, ketens op de koppen Van alle Lieden du Bon-tou! Daar Mode'deeze zaak verzon. Vol ï t dan, al waar h uw gantiehe Leven De Wetten, die ze u kcomc te geeven. Maar, onöphoudlykonbedaard. Steeds wispeltuurig, los van aart, Tracht ze alle dagen andre Wetten Geheel Europa voor te zet;,en; Gy volgt ze al meê, het zy zo 't zy: Voer Land en Vo'k maar wel daar by!   AANMERKING op de ta ruim, Blancbard! voor deez' venoo;Zie hier een and te Modesweoning, 'fQniParacbut.e van den Bol; Een Dames Hoed, zo ruim, zo hoi, Zo breed, en breeder nog van boorden, Als V.Schukje, waar gymcé van 'tNoorden ^Naar Zuiden fteevent doonde lucht. Wie moet niet lagclr n om de Klugt, Die men zo fraai hier ziet bedryvenl Een Heer en Dame beide blyveo, Daar men den Lugtbol op ziet gaan., in 't Schuitje, op 't zwaaijen van de Vaan, Zy m gen dus (wie heet het liezen?) In èenen Hoed de Lucht doorvliegen. 'Er loopt een uur of twee meê heen, Eer zy weêr daalen naar beneén; En komt de Hoed als dan te fcheuren, Gelyk wel ligt eens kan gebeuren, Door 't ftooten op een hinderpaal; Dat 'sniets:dit eifeht Hechts fchaê verhaal  Da^Ho3d,n\seenParachuteznndenZuchtb£  AANMERKING op „Hei lMous]?Smikfmacb!wélk een leven! 9} 'tls of ge uw Waar hebt wcch te geeven, 9, Gy fchieêuwt op een verbruide wys ï Verkoopt gy Hoeden ? Tot wat pry s ? " Vraagt manke mie, offchoon haar zaaken irileen beilaan in 't Vis-fchoonmaaken. 9 Ja9 ja 9 zeit Smikfmacb. Wil j'er an, , Khom, geef 'er me dan andgift van : , Hik zei T'er jou thoch, by main leben 9 , Mit Lind mit al, ien belten geben. , Nou kokkemool dien raooijen üed! , Y u veer weêr en wind toch goed, ,Hals je an de Bank flaat onder allen, , Je weet wel, hom de Fifch te gallen. , Want- Mie-! dat wil da Mode zo. 3 Bik Utè my d ia Figaro. ■ 't Is hom de groot Figier te maaken, ,ïn beter an de khoft te raaken.' „Neen \ Mousje! neen ! (zeicitf/O maar wacht , ^Totdathy wordt een Visbanks drag£.  Mousie Smiksmach en Manke Mie.  AANMERKING op .♦,WatbTenatgyt,huisVEenWeineJongen, „ Wie heeft dien Knaap u opgedrongen, i, Die uit "w Aiwa Vive kykt ? „ My dunkt dat hy u juift aelykt (aren? .„Wat >rozs brengt gy my vreemde Kin„ Waar haslt gy die, om my te hmdren ? : „ Wech moe die Jongen! " roept Mar go'. Labrado zegt: , Ik vond h?m zo, , En heb den Moed dus, opgenomen; , *k Wift niet waar hy te recht zou v-omen, , 'k Mogt hem in zyn vérlooren Haat, j Niet laaten leasen op de ftraat. # ., 'kNamhemdusmedeenging,na'tvinden, 5 Hem in myn Alma Wve winden. „ Ik wil hem niet; ga breng hem weêr, Daar gy hem vendt. Wel 't patl u.Heerj „ My duseenVondlingt'huiste draagen! Zofpreekthet Wyf, en gaat hem j sagen Van vooi het Huis met zyne Vracüt, Op dat hy die naar elders bragt.  P Labrado.Aotgevondeitfonsefi,enM?rra.  AANMERKING op 7 „ ^ie Mamoifdle, dat is waarlyk „ Een Spiegel, zo als gy bezwaarlyk 99 '£r één zult vinden voor 't Toilet! Zo groot, zo zuiver, en zo net Zaagt gy 'er geen van al uw leven " Zo fpreekt de Spiegelmaaker Steven. Zy zegt: , \ Had hem ook zo belteld; , Dat weet gy wel. Maar hoe veel geld ? * ,, Niet meer als negentien Ducaa'en » lk kan hem u niet minder laaten, „ Geloof my, Mamoifelle!" , Ai wat l , Dat's al te veel, en boven dat ,Zal ik hem eerft probeeren moeten, , En wat de fmaak van die my groeten, 9 Oes morgens aan 't Toilet, daar van , Moog' weezen : Zo elks keuze dan 4 üw werk roemt, zal ik u betaalen. ■ „ Wanneer zal ik het geld dan haaien ?* (Vraagt Steven.) Óch] zegt Mamoifd , lk zend' het met rnyn Knecht u wel; ■  Vllle. Mirée en Sffw//denSpiegelmaaker;  AANMERKING opr | UwHoedkreeg,E^r^, Een forffe flag wech van den Moolen, Daar vliegt hy heenen naar om hoog, Gelyk een V-gel uit uw oog ! Wat hadt gy buiten toch tt^ , Of vmdt ge in 'c dooien fteeds uw zaaken < êja, geiyk men 't wel bevat, y Zo wel op 't Land als in de btad. Maar moet gy fteeds als OooUter leeven, Wil u dan niet te digt begeeven _ Aan Mooier», draaijend met den wind. Zie waar ie uw hoogen Hoed nu vindt. Maar wacht! Trottew zal, /.onder draalt, Hem fpoedig vooi u weêr gaan haaien, Hy floeg uw dooiend zwerven gaê, En draafde u fnel tot hier toe na, Waarom? Gvweethtt, zonder zeggen., Hy liet zyn Hoed 'er t'huïs om legger,; Maar haalt haaft d uwen weêr, met fpoed,, 0f fchoon gy, hem blootshoofds ontmoet  vPTSPYN pame EgardVe, Manf. Tfmeur, en den EToed!  Tot SLOT. Ziet daar weêr iets vanMode-ZaaKen, 6 Leezers van den Almanak, Gv kunt wat toefen in uw za< Van trskjes die u-zeiven raakeh:^ • noch vindt g*er een die u met fmaakt, SL: ik heb >t'er naar gemaakt. Men ttèlt zen vóór, ^g***?* Uw Zedekunde, maar de PracM In een belagcheiyken gracht Van Hoeden, Mutfen^P^teêren, nTeseeSu dag aan dag toch ftof, TotHovaardy, enandrenaamen A^Kleeding. tooijing. hutfe , haar, IA vrcemd'e noemt men fraar en raar.