Franschen 25 pCt. inkomend regt vorderen, terwijl, indien het gesloken moet worden, zulks nog 10 pCt. kost.

Dat het tuchthuis een der schoonste en wel ingerigte werkhuizen is, die men in de republiek vindt, daar het zoo omtrent de precautiën tegen het ontvlugten, als omtrent de zorg voor hunne gezondheid een uitmuntend instituut is.

Dat de tuchtelingen zich bezig houden met het weven van haren- en andere vloerkleeden, enz.

Dat zij een bepaald wigt koehaar moeten spinnen, en daarmede omtrent den halven dag zijn geoccupeerd, terwijl zij in den overschietenden tijd voor zich zeiven kunnen werken tegen eene bepaalde belooning.

Dat aan den Directeur van het tuchthuis voor ieder gedetineerde jaarlijks voor kleeding en kost wordt gevalideerd ƒ61, en er thans 69 gedetineerden in het werkhuis zijn.

Dat er voorts bestaat eene fabrijk tot Nut der Armen, opgerigt door verscheidene partionarissen, doch waarin het Roomsen. ArmenBestuur thans deel heeft.

Dat hierin een ieder, van welke gezinte ook, wien het lust, werk kan krijgen; bestaande in het kammen, spinnen en verwen van koehaar, voor de kleeden gebruikt wordende, en zoo in huis als in de fabrijk werken kunnen.

Dat er omtrent 100 arme lieden van allerlei ouderdom in werken en aan hen voor spinloon 13 duiten per wordt betaald.

Dat het alhier gesponnen haar naar het tuchthuis wordt gebragt, om aldaar verder verwerkt te worden.

Dat de kammachine van deze fabrijk van eene zeer eenvoudige en goede constructie is.

Dat de fabrijk voor de verwerij tot brand gebruikt zoogenoemde mast-musschen, zijnde takken van masthoornen, voor de 100 van welke men 50 cents betaalt.

Dat men te Breda zeer stipt is op het weren der bedelaars, dat men die genen, welke zich vertoonen, zeer gestrengelijk be¬

handelt, en wanneer zij, na reeds correctie ondergaan te hebben