De doorvoerhandel plaatst zich tusschen den vreemden voortbrenger en den vreemden verbruiker, en wordt daarom bij de Duitschers ook wel tusschen-handel genoemd, maar minder juist, omdat men hieronder ook de vrachtvaart van de eene vreemde haven op de andere, de cabotage zou kunnen verstaan. Een vereischte van den doorvoerhandel is, niet dat de goederen van de ée'ue zijde ingevoerd en van de andere weder uitgevoerd worden; maar wel dat zij op het grondgebied van den Staat komen; sinds wij entrepots hebben, worden zij dikwijls uit dezelfde havens verzonden, waar zij ingevoerd zijn, en wanneer men een oog in onze handels-statistiek slaat, ziet men, hoe de doorvoer zich tot eene menigte verafgelegen landen, ja, tot andere werelddeeleu uitstrekt.

De doorvoer behoeft niet alleen door vreemden gedreven te worden, zoo als men daarvan wel eens de voorstelling maakt, en waarom men gelooft, dat er weinig winst aan hangt.

Wij meenen genoeg gezegd te hebben om te verhoeden, dat men zich niet in de natuur van den doorvoerhandel behoeft te vergissen. Is de doorvoerhandel werkelijk voordeelig voor een Staat, dan moet ons de geschiedenis daarvan blijken geven, want de staathuishoudkunde is geene wetenschap a prior/,; zij spoort de feilen op en trekt daaruit hare gevolgen, om tot de kennis der vaste wetten te geraken. De weg, die ons langs een draad van voorschriften leidt, om tot de overtuiging te komen, is gemeenlijk lang; maar de voorbeelden bieden daartoe een veel korteren weg aan, die spoediger tot het doel voert (1).

Wij kunnen vooreerst wijzen op Bactra en Babylonië, als de oudste handelsteden, welke hunnen grooten bloei aan den doorvoer in Midden-Azië verschuldigd waren ; wil men nog een ander voorbeeld uit de oudste tijden van het menschdom, dan wijzen wij op de ontzaggelijke puinen van Palmyra, en wij duizelen op het denkbeeld van den onmetelijken rijkdom, die er vereischt werd, om in de barre woestijn de gebouwen te

(1) tongum iter est per praecepta, breve et efficax per exempla. (Seneoa, Ep. VI.)