188 mmmmmmm

KEES VAN DONGEN.

J-joe weinig Hollanders weten, dat dear* ginds m Parijs een schilder woont, die hun naam hooghoudt en die met Picasso, Metisse en Derain tot de grootste, in Frankrijk levende meesters wordt gerekend. Maar gij zult zeggen: is van Dongen's kunst niet heelemaal verfranscht, zoowel wat onderwerp, als wat behandeling betreft? Ja grootendeels wel, doch hetzelfde zou men o. a. aan onzen Jan Sluyters kunnen verwijten. En zijn wij deze grenzen van eng nationalisme niet allang te boven? Dreigt de kunst niet hoe langer hoe kosmopolitiscner te worden, het overgangstijdperk der nationale kunst hoe langer hoe meer te verdwijnen terwijl alleen de persoonlijkheid gehandhaafd blijft? Want dat van Dongen een sterk-persoonlijke, dadelijk-herkenbare sch.ldersmanier heeft, zal wel niemand ontkennen.

Over het leven en den ontwikkelingsgang van dezen schilder is

nog weinig geschreven. De fransche kunstcriticus Gustave Coquiot heeft in zijn anecdotische „Cubistes, Futuristes, Passëistes" het een en ander daarover bericht. In Rotterdam geboren en opgevoed, ontvluchtte hij als jongen het benarde schoolleven, door zich als scheepsjongen te laten aanmonsteren op een schip voor Amerika. Toen hij, teruggekomen, zijn schildersroeping bewust werd — lang was hij reeds bezig alles vol te krabbelen -, begon hij met landschappen, molens en kanalen in den goeden vaderlandschen trant. Onbevredigd trok hij

Modele.

naar Parijs, het magnetische kunstcentrum In tegenstelling met Mesdag en de Marissen die uit deze wereldstad nog hollandscher terugkwamen dan toen zij er heenreisden, ging van Dongen heelemaal in het nieuwe leven op. Weldra ontdekte hij, dat de vrouw het schoonste aller landschappen is. Dadelijk trof hem het instinctief-zinnelijke en het opgemaakte, de te groote oogen en te roode lippen, de zucht naar coquettene er, overdreven „maquillage", waarvan de schilderijen uit dien tijd (gemaskerd bal, Mouhn de la Gelette e. a.) getuigen. Daarna reisde van Dongen de wereld in, méér aangetrokken door het bonte, exotische leven dan door de gesteriliseerde schoonh+e,,d.dej:musea; hi>' zag Duitschland, Spanje Italië Egypte en was de eerste schilder, die Marokko ontdekte, nog voordat Matisse de kleurdronken doeken uit dat fabelachtige gewest mee terugbracht

Het is jammer, dat men zoo moeilijk een totaal overzicht van zijn kunst kan krijgen Up zijn atelier zijn wel specimen van allerlei tijdperken, doch er is toch weer te weinig, om zich een omvattend oordeel te vormen.

Van Dongen is in de eerste plaats de moderne vrouwenschilder. Steeds is het zijn streven geweest, het karakter van de moderne vrouw weer te geven, in zijn geleidelijke evolutie. Als men zijn beeltenissen van een jaar of tien geleden met de huidiqe vergelijkt, valt het op, dat niet alleen het kostuum en de mode varieert, maar ook de uitdrukking, de houding (men zou kunnen zeggen: de rompstand) en daardoor het karakter. Welk een verschil tusschen het hcht-voorovergebogen verfijnde artistenkind van gisteren met het kort geknipt page-heer en het kaarsrechte brutale Amenkaansche sportkind van vandeeg! Inder-

uaaa is er voor onze nekomelingengeen beter aanschouwelijke zedegeschiedenis van de mondaine vrouw uit het begin der 20ste eeuw, dan van Dongen's portretgalerij. En toch wordt de schilder bij deze karakteriseeringen nooit hinderlijk realistisch. Steeds wordt de uitdrukking in idealen zin opgelost en ondergeschikt gemeekt een een grootsch vlek decoratief geheel.

Ven Dongen heat het legere reelisme, „de burgerlijke kunst, getuigende ven een leeg en egoistisch nihilisme". Zooals hij aen Coquiot in korte ephorismen — eerder losse boutedes