DE ARK Veertig dagen ,veefhig' nachten. Valt de regen,regen, regen. Op de velden , qp de wegen . En zo wordt van lieverlee. Heel het vaste land eén zee Ach de mensen,mensen, mensen.... Zie hen boeten voor hun kwade En hun onberechte daden; God spaart Noach, nietemin, '!^Ê. Met geheel zijn huiaifezin • ” ''' ‚ >-""Α ‘r ‚. “ i En de dieren, dieren, dieren, Apen, Jeeuwen.tijgers, gieren. Honden.egels, schapen, katten. Koeien, paarden, muizen, ratten, H Hert en hinde, varkens,ossen, vi Zebra’s en rinocerossen, Gaan gehoorzaam .twee aan twee, In de arke Noachs mee. vtJÊ Bijen. muggen. vl legen, Wespen, vlinders , kraaien,meeuwerSSa Tortels, pauwen .wielewalen, Eenden. ganzen, nachtegalen, Gaan gehoorzaam twee aan twee, In de arke Noachs mee. Zie, daar nadert met- een vaart JaÉr Nog het varken en zijn staart En daarachter kruipt de Net op tijd ! De ark is vol. en Piet Worm B. hytrt Ullrten DE JONG 2