– ■1 ;^==fe?^' JS "'%N\i9 Amsterdam. S.WarendorfJ r I>ELV,C~^ VAN . -■:';:;, – : ■ – , : /:. .; ■ : .. ■ . ; ~. – ~. : . . DE GESCHIEDENIS VAN JAN KLAASSEN. VDe poppenkast-man mét trommel en trompet Komt met Jan Klaassen hier aangezet. SwÜan Klaassen, die, gij kent hem alle ( Grehuwd was met juffrouw Katrijn, eens, beschonken door den wijn En om zijn goede vrouw te plagen Haar kindje uit het wiegje dragen. het toen op en liet het vallen; Ach! ’t wichtje viel toen bijna dood En Trijntje werd van woede rood^g * * ■; \ . . . . ■ ■ £■ . . / , ; ; : . . ■'■ • v * 7 I ’V S@ & 'A. ',« – At?- t- 4“ .. I ' – " " i; – – ,'s iSliii ■ i ■ ' ■ M ' @ Katrijn trok eens een zuur gezicht Jh Bn met een flink pak .slaag, Brengt nu Jan Klaassen haar tot plicht, Opdat ze een volgenden keer ’t niet waagt. Neen! riep Katrijn, dat gaat niet zoó| En liep naar het policie-bureau, ha.ir eei zeer diep gegriefd, Zei Trijn: „Ach, geeft u als je blieft EenS gaauw een flinken diender mêe.” , Eat kreeg Jan Klaassen inde gaten Nam fluks zijn stok en dacht: o Wee! Dat zal ze uit haar hartje laten. VAN JAN KLAASSEN. J}j Ifhtar komt de diender aan, B Jan Klaassen wacht hem af ; 'es De poedel gaat rechtop nu staan, Ontvangt hem met geblaf. jgr /' / / W 'i f V \ » / * 4 £ ■£ \Jfi * J° £ i? %Vv ,# £ “4* / #4?// ƒ / / / 4 f / * *f / / Salè * >. <ƒ .# ïf •# * / l 4 ’t Geblaf van Poedel is verstomd, Daar komt de zwarte man; Want nu weet poedel wat er komt, Daar weet hij alles van. MT' *4 \ JJ-och zi©l lifter köiïït / \ jifi, ijl ... .- -'". opeens Hansworst —— y' f Met opgesierden rok 0r En ranselt, wat zelfs de neger [niet dorst, Jan Klaassen met diens eigen [stok. Ja, tl’arme diender was gedood. \ Noch zwarte Piet, noch Hein de clown \ Konden den woesteling toen meer houwn f Totdat des „dienders geest” besloot Jan Klaassen plotsling te verschrikken. Doch deez’ konmetzijnstokgoedmikken En ineen oogwenk was de geest Net als de diender er geweest. L- aclit! zegt Jaii lllaassen. ik zal je rake», g3ou leelijke clown, jon domme nar! 4pEn sloeg toen mis juist tegen de ’t arme negertje; 'dat was bar. !/■; fM tTo 0,60 4* ê'lf °^/»e ® |pee/v. aO/r,^eOd *«• Al iiK^gi. gm V " «4> rf. “tCT /ÉL h ■ C::'••*»•• * / *Ait /. . . J&/iÈïï / e6^/e/. **e«*tf, /lö ,00/ / >'cün v-' >, \ m' ■*» w. ')sel getikt, ffin zien zij den diender in le/ Mfr [venden Hansworst en Jan Klaassen, s[beideri verschrikt, Verlossen hem uit zijn eng \ Iverblijf. h De beul met een groote galg op zijn rug, [n Wil Jan Klaassen hangen aan ’t koord Doch Jantje, als een haas zoo vlug, | Pakt het touw van de galg, zoo voort. Een minuut om het koord om den nek [te strengelen. En daar hangt de beul nu zelf te benv [gelen. 9K9R] au Klaassen kijkt, toe, alsof het zoo hoort En zoo gaat het goeie leventje voort. DE GESCHIEDENIS VAN JAN KiAASSEN. – .: ' ® .. : ■ ' ' .J» m 'v ■ ; ? Daar hangt de beul nu aan de stro®' Janklaassen geeft hem nog een' draai . En hijscht hem ih de hoogte op, tsjLTerwijl hij zegt: „het touw is taai.”