DE VROUW EN DE A.S. VERKIEZINGEN. door Mr. B. BAKKER—NORT. Nu we het einde naderen van de huidige parlementaire periode, doen we goed de balans op te maken. Wij zullen daarbij de goede posten tegenover de kwade stellen, om uit het resultaat de conclusie te kunnen trekken, of wij als Staatsburgeressen moeten streven naar verandering of behoud van het regeeringsbeleid ten aanzien van de vrouwenbelangen. Wij hangen toch in hoofdzaak af van de houding van den wetgever, of we ons ideaal „wettelijke, maatschappelijke en economische gelijkstelling van man en vrouw” zullen kunnen bereiken of zelfs maar benaderen. Voor onze vereeniging zijn dus de a.s. verkiezingen van de volksvertegenwoordiging van het hoogste belang. Laten we samen nagaan of de bestaande regeering en meerderheid in ons parlement voelt voor onzen eisch van gelijkstelling. Welke goede posten staan voor ons geboekt inde geschiedboeken van dit langlevende Kabinet, voortgekomen uit en steunend op de coalitie-meerderheid? We vinden dan op de creditzijde één goede, zelfs een groote post, n.l. invoering van vrouwenkiesrecht. Door het vastleggen van het algemeen mannen- en vrouwenkiesrecht inde Grondwet is de politieke ontvoogding der vrouw een feit geworden. Lag deze niet vastgeankerd, als ineen veilige haven, het gevaar zou niet denkbeeldig zijn, dat dit zoo gewichtige recht voor de vrouw inde reactionaire stroomingen van deze dagen weer verlpren zou gaan. Het ware logisch en consequent geweest, indien de regeering. die de vrouw politieke emancipatie heeft gebracht, zich gehaast zqu jhqbben, inde andere deelen van het recht, speciaal in onze verouderde huwelijkswet de achterstelling der vrouw weg te nemen. &©© is het o.a. ook in Scandinavië gebeurd. In ons land hebben we echter het tegenovergestelde moeten ervaren; hoe ongelooflijk het ook klinkt! Nederl. Vereeniging van Staatsburgeressen Hoofdbureau: JACOB HOPSTRAAT 12, DEN HAAG. 1 Niet verdedigbaar, doch wel verklaarbaar wordt ook de veranderde houding dezer regeering als we haar beweegredenen nagaan voor de invoering van vrouwenkiesrecht. ja, indien het Kabinet Ruys de Beerenbrouck de vrouw medezeggenschap in staatsaangelegenheden had gegeven uit overwegingen van recht en billijkheid, dan zouden wij waarschijnlijk thans niet zooveel reden tot klagen hebben gehad. Dan zou de Regeering niet omgeslagen zijn als een blad aan een boom wat betreft de zelfstandige positie der vrouw inde maatschappij. Want dan zou zij aantasting daarvan als een onrecht hebben gevoeld. Wij vrouwen hebben echter het kiesrecht niet gekregen, omdat men uitsluiting der vrouw van invloed op de wetgeving een onrecht jegens haar zelve en in strijd met het algemeen belang achtte, doch uit vrees voor de revolutionaire woelingen in November 1918. Toen die angst voorbij was, verdwenen tegelijkertijd de vooruitstrevende bevliegingen van deze regeering en van de meerderheid inde Kamer. Zoo is het verklaarbaar, dat geen pen op het papier is gezet om den achterstand inde wet, ten opzichte van de vrouw, te verminderen. Telkenjare, zoo ook thans, wordt in ons parlement door enkele vrouwelijke Kamerleden geklaagd over de pijnlijke tegenstelling tusschen de staatsrechtelijke en privaatrechtelijke positie der Nederlandsche vrouw. Wat antwoordt deze Regeering daarop? „Dat dit ligt inden aard der zaak.” Een duidelijke en afdoende motiveering, niet waar? Erger nog – in plaats van wegruiming van belemmerende bepalingen voor vrouwen-arbeid heeft deze regeering nieuwe belemmeringen er bijgevoegd. En ware ons huwelijksrecht jegens de vrouw niet reeds zoo slecht mogelijk, wie weet of deze Regeering nog niet een verslechtering had voorgesteld. Want wel verre van ons streven te steunen om het huwelijksrecht te baseeren op het beginsel van de gelijkgerechtigdheid en gelijkwaardigheid der echtgenooten, op gelijke rechten en plichten van man en vrouw, vader en moeder, wenscht deze regeering en meerderheid inde Kamer de maritale macht te behouden, met al de vernederende gevolgen daarvan voor de gehuwde vrouw. En men durft ons standpunt noemen „ondermijning van het huwelijk.” Aan ons is echter de vraag, wie het huwelijk meer ondermijnt, de regeering, die op het huwelijk der ambtenares de straf van ontslag Als we echter letten op de veranderlijkheid en inconsequentie dezer regeering op velerlei ander gebied van wetgeving, b.v. van het onderwijs en de sociale verzekering, zou het dan niet „veel gevraagd zijn, als we ten opzichte van de wettelijke maatregelen de vrouw betreffende,” stabiliteit en consequentie van deze regeering hadden verwacht? De afvloeiing der gehuwde ambtenares, in het begin van dit jaar, heette geen principieele uitsluiting te zijn van de gehuwde vrouw. Het werd een bezuiniging genoemd, en daardoor werd het publiek zand inde oogen gestrooid, zoodat het den waren grond niet zag, n.l. aantasting der zelfstandige economische positie der gehuwde vrouw. Toen bezuiniging bij het K. B. van 13 Maart 1924 niet meer als camouflage kon dienen, werd het ware motief genoemd voor het ontslag bij huwelijk van de ambtenares ~de vrouw behoort thuis bij haar kinderen.” ’k Zou hier het woord van den Franschen senator Dr. Merlin willen herhalen: „A ceux qui prétendent que toute femme mère a le devoir de se consacrer exclusivement a ses enfants, k son foyer on cite la parole de Jean Macé: La femme n’est pas nourrice toute sa vie, celle qui ne I’est pas encore, celle qui ne le sera jamais, celle qui ne I’est plus, qu’en faites-vous?” Het wordt eindelijk tijd dat de volwassen vrouw evenals de man zelve kan bepalen, waar zij behoort en hoe zij haar plichten jegens haar gezin het beste zal naleven. Door de ervaring is niet bewezen, integendeel, dat zij haar plichten jegens het gezin minder kent en nakomt dan de man. Merkwaardig is het, dat deze besluiten afkomstig zijn van dezelfde ministers, die nog slechts enkele jaren geleden erkenden, dat de ontwikkeling der maatschappij den beroepsarbeid ook van de gehuwde vrouw noodzakelijk heeft gemaakt. stelt, of wij die inde echt willen zien de samenleving van twee trouwe, elkaar aanvullende levensmakkers die te samen de lasten en lusten voor het gezin dragen. Wij, die vorderen dat ook de gehuwde vrouw vrijheid van arbeid verzekerd zal zijn; omdat elke vrouw zelve evenals de man behoort te beslissen, hoe en waar ze ten bate van het gezin zal werken. En weer vragen we zijn wij het, of is het deze regeering, die het huwelijk ondermijnt door aan tal van paren het huwelijk onmogelijk te maken, waar zij alleen een gezin kunnen vormen, als ze kunnen rekenen op het inkomen der vrouw naast dat van den man. En deze gevallen zullen des te talrijker zijn, nu door regeeringsmaatregelen de inkomens van alle rijksambtenaren, onderwijzers, onderofficieren, enz., zoo sterk zijn gedaald, dat vele mannen niet in staat zijn alleen de kost te verdienen voor een gezin. Als kwade post dus zien we geboekt de geringe waardeering dezer regeering voor den zelfstandigen maatschappelijken arbeid der vrouw. Van haar geen medewerking doch tegenkanting om on te heffen de uitsluitingen der vrouw van tal van ambten en beroepen, zooals die van notaris, rechter, burgemeester, enz. Ook op dit gebied, moeten we helaas reactie-teruggang constateeren. Gelukkig voegen zich thans vele mannen bij ons, en plaatsen verstandsargumenten tegen den oorlog naast onze ethische overwegingen. Gelukkig, omdat nog altijd gevoelsargumenten weinig waardeering vinden inde oogen van het publiek en in gewicht verre ten achter staan bij intellectueele gronden. Wij vrouwen aan wie verweten wordt, ons te laten leiden door gevoelsargumenten, vragen ons af: Heeft dan de intellectueele ontwikkeling de menschheid zoo veel geluk en beschaving gebracht dat met recht gevoel bij verstand wordt achtergesteld? Is niet onder de mannelijke heerschappij van het intellect de wereld bijna ten gronde gegaan! Al vierde het intellect groote overwinningen in tal van mechanische en chemische uitvinden, wat baat het de menschheid als deze, zooals inden laatsten wereldoorlog, in dienst worden gesteld van vernietiging en verminking van menschenlevens, van verwoesting van steden en land? Welk verschil er tusschen ons staatsburgeressen op het punt van bewapening moge bestaan, we zijn één inden eisch, dat het geweld der oorlogen bij geschillen tusschen volken zal worden vervangen door verplichte rechtspraak. Bij de a.s. verkiezingen ligt het ook aan ons deze geestesrichting versterkt tot uiting te brengen in onze volksvertegenwoordiging. Trekken wij thans een streep onder de balans en tellen we op de goede en kwade posten, die raken het doel onzer vereeniging. We komen dan tot de conclusie, dat tegenover de ééne creditpost, invoering van vrouwenkiesrecht, tal van debetposten staan inde vermeerdering van de wettelijke achterstellingen der vrouw. We zien dan dat deze regeering, gesteund door de Coalitie-groepen tal van nieuwe uitsluitingen van ambten voor de vrouw bij de reeds bestaande heeft gevoegd. Op welk gebied van het vrouwenleven we zien, van de vrouw als echtgenoote, als moeder, als beroepsarbeidster en als socïaalvoelend lid onzer volksgemeenschap overal hebben wij Staatsburgeressen ernstige grieven tegen het beleid van deze regeering, en van deze meerderheid inde Kamer. Vast staat dat wij voor onze programmapunten slechts negatieve resultaten kunnen verwachten van deze richting. Geen verbetering van de huwelijkswet, geen vrijheid van arbeid en beroepskeuze ook voor de gehuwde vrouw, geen gelijk loon bij gelijkwaar- In haar hart verfoeide en vervloekte het meerendeel der vrouwen den oorlog reeds lang. Ze zagen inden oorlog den vernieler en verwoester van menschenlevens en geluk; en een absoluut ondeugdelijk middel om geschillen tusschen volken op te lossen. Door den oorlog zegevierde immers niet het recht, doch de macht van het geweld. Velen waren kortzichtig en verlieten ons vaandel toen het vrouwenkiesrecht was verkregen, meenende dat daarmee het einddoel der vrouwenbeweging was bereikt. Neen, het bezit van politieke rechten beteekent niet het einde der vi ouwenbeweging, maar wel het binnengaan ineen nieuw stadium. k Herinner hier aan het woord van de bekende Amerikaansche pionierster, Elisabeth Cady Stanton, dat zij heeft gesproken na een dertig-jarigen strijd voor de bevrijding der vrouw. „Indien het kiesrecht onbeperkt aan de vrouw verleend zou worden, zou zij nog slechts den voorhof der emancipatie hebben betreden.” Uit onzen Sturm und Drangperiode, den strijd om het kiesrecht, zijn we door de erkenning der vrouw als volwaardige staatsburgeres getreden inden vollen parlementairen en maatschappelijken Helaas is ons woord waar gebleken, dat politieke rechten op zich zelve geen doel zijn, doch slechts een middel om te werken voor een rechtvaardiger en beter volksgemeenschap. Liever hadden we gezien, dat de praktijk ons in dezen ongelijk had gegeven! Nu zijn vele vrouwen door de houding dezer regeering ten aanzien van de vrouw tot de erkenning gekomen dat we met een even groot élan moeten strijden voor de maatschappelijke en economische gelijkstelling van man en vrouw, als we dat hebben gedaan voor de politieke gelijkstelling. Thans is het onze taak die vrouwen wakker te schudden, welke nog onbewust zijn van haar mede-verantwoordelijkheid, die, door onwetendheid nog onverschillig zijn voor de wetgeving van haar land. We moeten deze vrouwen haar rechtstreeksch belang bij de wetgeving bewijzen. En dat kunnen we. Er is immers geen gebied van digen arbeid om slechts de eerste drie onzer punten te noemen. Gelukkig is ons in die ééne goede post het kiesrecht een wapen, een middel gegeven om een einde te maken aan de achterstelling der vrouw. Mits dit recht slechts goed door de vrouwen wordt gebruikt! Het is daardoor in onze macht een andere meerderheid inde Kamer te brengen. Nog kort geleden heeft immers dr. Nolens gezegd „bedenkt, dat het parlement het produkt is der kiezers”, en kiezeressen, voegen wij daaraan toe. lets goeds van deze regeering, zij het dan ook iets negatiefs heb ik nog verzuimd te melden. Door harde slagen, telkens toegebracht aan een andere groep vrouwen, heeft dit Kabinet vele vrouwen wakker geschud uit haar onverschilligheid voor wettelijke maatregelen. Al moet worden erkend, dat deze regeering wel een zeer harde leermeesteres was voor de politiek-ongeschoolde vrouw'. Ook is aan ons de taak de vrouw te wijzen op het feit dat een publiek recht is een publieke plicht. Kiesrecht is kiesplicht. Het stelsel van evenredige vertegenwoordiging dwingt ook de vrouwen tot aansluiting bij geestverwanten ineen groepsverband, waarin zij als lid invloed kunnen uitoefenen op programma en candidaatstelling. De eenling toch is machteloos, en bereikt niets met het uitbrengen van zijn inde massa verloren stem. Wij moeten de vrouwen de waarde en macht van het stembiljet leeren inzien, als krachtig middel, idealen inde wetgeving tot uiting te brengen. Als staatsburgeressen behooren we geen modte, geen offer te ontzien om de verkiezing te verzekeren vaneen zoo groot mogelijk aantal vrouwen en mannen, die niet slechts met den mond instemming betuigen met ons beginsel en onze programmapunten, doch die ook willen strijden voor ons rechtvaardig doel: Wettelijke, economische en maatschappelijke gelijkstelling van man en vrouw. Het spreekwoord zegt: Na actie komt reactie. Wij hebben thans het omgekeerde waar te maken. Na reactie komt actie. Onze leuze bij de a.s. verkiezingen moet zijn: Weg met deze regeering, en op voor een andere meerderheid inde Volksvertegenwoordiging! Uit moet het zijn met den kreeftengang, er moet weer een gezonde ontwikkeling komen ook wat de zelfstandige maatschappelijke arbeid der vrouw betreft. Ik eindig met een variatie op Valerius’ woord: O, Vrouwen let op U Saeck! "11 i'ii i i wéêêM het moderne vrouwenleven, waarmee de wetgever van onze dagen zich niet bemoeit. Zelfs waar de vrouw vroeger oppermachtige heerscheres was de huishouding daar dringt thans de wetgever door. De huisvrouwen zullen dat ondervinden door de Tariefwet waardoor de voorwerpen voor het dagelijksch gebruik duurder zullen worden, en waardoor vooral op de groote gezinnen een nieuwe zware last wordt gelegd. De wet regelt de opvoeding en vakopleiding der kinderen, de betrekkingen tusschen de huisvrouw en haar personeel, de keuring der levensmiddelen, den woningbouw, de volksgezondheid, en den zorg voor ouden van dagen en zieken, om slechts enkele speciale vrouwenbelangen te noemen. Geen enkele vrouw kan zeggen, dat zij geen belang heeft bij de Regeering van haar land.