Een antwoord op de vraag: wat moeten de R.K. Vrouwenbonden doen lom hun werk te doen beantwoorden ,aan de eischen van de Katholieke Actie? NED 7 1933 F. Steenberghe-Engeringh EEN ANTWOORD OP DE VRAAG Wat moeten de R.K. Vrouwenbonden doen om hun werk te doen beantwoorden aan de eischen van de KATHOLIEKE ACTIE ? NADRUK VERBODEN. Uitgave van de Federatie van R. K. Vrouwenbonden Mariaplaats 33bis – Utrecht Federatie van R.K. Vrouwenbonden in Nederland In zijn practische Radio-rede, gehouden voor de K.R.0.-microphoon op 4 Nov. tijdens het R.K. Vrouwenbondskwartiertje, zette Prof. Dr. P. DE JONG duidelijk uiteen, dat er van Katholieke Actie, inde eigenlijken zin van het woord, geen sprake kan zijn, zonder organisatie en dat voor de Katholieke vrouwen van Nederland de KATHOLIEKE VROUWENBOND op de eerste plaats het aangewezen orgaan is, om inden geest der kerk haar leekenapostolaat te beoefenen. Hieruit volgt, dat onze Katholieke Vrouwenbonden verplicht zijn hunne leden daartoe de gelegenheid te bieden en nu komt vanzelf naar voren de vraag: in welken vorm zal dit moeten geschieden? In hoofdstuk IV van zijn bekende brochure over DE KATHOLIEKE ACTIE somt Monseigneur PIZZARDO enkele werkzaamheden op, die door de verschillende organen van Katholieke Actie kunnen worden ondernomen ten einde aan het doel van deze actie te beantwoorden. Onder deze werkzaamheden vinden wij verschillende acties, die reeds en met succes door onze R.K. Vrouwenbonden werden beoefend. Ik doe hieruit een greep: 10. Op godsdienstig gebied: Het Eucharistisch Apostolaat, bijv. algemeene H. Communie der leden, bevorderen van het meermalen communiceeren van zieken en ouden van dagen, aanbiddingsuren enz., de retraite-penning, bedevaarten, wering van ’t Misverzuim, catechismuswerk aan woonwagen-kinderen enz. 20. op cultureel gebied: de bestudeering der Pauselijke Encyclieken, van moreele en sociale problemen in het licht der katholieke leer, diocesane en federatieve studie-dagen, cursussen en inde afdeelingen, voordrachten over verschillende onderwerpen van cultureelen aard. 30. Gezinsactie: hulp aan de moeders in haar opvoedingstaak, door oefeningen en cursussen op velerlei gebied, actie voor een christelijke gezinswetgeving, enz. 40. Charitatief werk en vooral het beoefenen van de geestelijke Een ANTWOORD op de VRAAG : Wat moeten de R.K. VROUWENBONDEN doen om hun werk te doen beantwoorden aan de eischen van de KATHOLIEKE ACTIE ? werken van barmhartigheid, zooals hulp inde huishouding bij ziekte van de huisvrouw, waarbij ook meestal geestelijke hulp wordt geboden, slechte gezinstoestanden worden verbeterd en opgeheven, kinderen naar Kath. scholen worden gebracht enz.; het werk onder de vrouwen van de werkloozen, vooral de retraites voor deze vrouwen uitzending van kinderen, vacantie-werk, enz. 50. Zedelijkheidsactie: beïnvloeding van het openbaar gezag en van personen, die betrokken zijn bij de verdediging der moraliteit, waken over de pers en de etalages, strijd tegen de onzedige mode, goed voorbeeld, herstel van het zedelijkheidsbesef bij baden, sport enz. Al deze acties zijn inde laatste 20 jaren door onze Federatie en verschillende van onze afdeelingen met vlijt beoefend, maar nog lang niet in alle afdeelingen, die er voor in aanmerking zouden kunnen komen. Een grondige herziening van de programma’s en werkzaamheden van onze afdeelingen zou m.i. de wenschelijkheid van méér activiteit in het beoefenen van deze acties aan het licht brengen. Maar. ..., zelfs al worden al deze acties ondernomen en tot een goed einde gebracht, dan nog beantwoordt de R.K. Vrouwenbond niet geheel aan de ideale organisatie-wij ze van Katholieke Actie, zooals Z. H. PIUS XI die wenscht, wanneer onze afdeelingen niet bovendien en vóór alles werken aan de vorming van haar leden tot goede leekenapostelen. Hoe die vorming zal moeten zijn? Verschillend voor: de kern-leden, voor de leidsters, de bestuursleden die anderen moeten vormen en leiden, dan voor de gewone leden inde afdeelingen, die alleen aan de algemeene acties en werken van den Bond zullen deelnemen. Ik spreek hier van kern-leden, leidsters en van gewone leden, want hoewel de H. Vader alle katholieken en dus ook alle katholieke vrouwen tot het leekenapostolaat oproept, zullen niet allen in het georganiseerd leekenapostolaat dezelfde functies vervullen. De meer of mindere graad van activiteit zal voor ieder afzonderlijk bepaald worden, door leeftijd, stand, staat, huiselijke omstandigheden enz. Hoofdzaak echter is, dat alle leden van de R.K. Vrouwenbonden in staat worden gesteld om overeenkomstig haar verlangen aan den oproep van den H. Vader te beantwoorden. Na afloop van den cursus in Katholieke Actie door Mgr. PIZZARDO in April 1934 te Rome gegeven, voor de deelneemsters aan het Intern. Congres van R.K. Vrouwenbonden, stelde onze geestelijke adviseur prof. de Jong de vraag: is de Katholieke Actie nu een kern- of een massa-beweging ? En het antwoord luidde: een goede gang van zaken vraagt 10. kernvorming en daarna 20. massa-organisatie, want hoé wil men de massa onderrichten en leiden als men eerst niet zorgt voor goed onderlegde leidsters? Nu is onze R.K. Vrouwenbond jaren geleden door het DoorL Episcopaat opgericht als organisatie van de massa dit is ook het geval geweest met de mannen-organisaties dus net andersom, als thans gewenscht wordt geacht. Onze vrouwenbonden bestaan meestal uit eenige honderden leden, waarvan misschien maar heel weinigen de Katholieke Actie begrijpen. Met dit feit moeten wij rekening houden, als wij gaan overleggen hoe wij het best onze Leden tot leekenapostolaat kunnen brengen. Het lijkt mij niet ondienstig hier, in ’t kort, het ontstaan van onzen R.K. Vrouwenbond te memoreeren. Het was in 1913, dat de Nederlandsche Bisschoppen besloten over te gaan tot het stichten vaneen organisatie voor de Katholieke vrouwen, opdat zij in georganiseerd verband zouden kunnen deelnemen aan de godsdienstige, sociale en cultureele ontwikkeling van Katholiek Nederland. De STATUTEN van den R.K. Vrouwenbond werden door de Eerwaarde Heeren Adviseurs van het Hoogwaardig Episcopaat opgesteld en de Hoogwaardige Bisschoppen wezen ieder in hun eigen Bisdom eenige dames aan, die tot stichting van den Bond zouden moeten overgaan. In iedere stad en in elk groot dorp werd een plaatselijke afdeeling opgericht, die zich bezighoudt met de behartiging der plaatselijke belangen; deze afdeelingen vereenigden zich in elk Bisdom tot een Diocesane Bond en deze 5 kwamen weer te samen inde FEDERATIE, die 18 December 1918 tot stand kwam. Zoo was toen de organisatie, in hierarchisch verband, voltooid. Laten wij nu, na deze herinnering aan het ontstaan van onze organisatie terug gaan tot ons eigenlijk onderwerp. Ik ben het met Prof. de Jong in zijn meer vermelde radiorede volkomen eens, waar hij zegt, dat de eenige wijze van reorganisatie van onzen R.K. Vrouwenbond, ten einde hem in overeenstemming te brengen met de juiste organisatiewijze van de K. A. is, die welke begint met kernvorming, met de geestelijke training vaneen groep van desnoods slechts enkele personen, die zich dan haar plicht volkomen bewust gaan worden en een goed begrip krijgen van doel en beteekenis der K. A. In Zijn brief aan Kard. SEGURA, dd. 6 Nov. 1929, zegt PIUS XI dat „wie een vredelievend leger van apostelen, die de zielen voor Christus en de Kerk willen veroveren” tracht te vormen „er rekening mede moet houden dat allereerst een nauwkeurige voorbereiding noodzakelijk is voor hen, die zullen moeten onderrichten, trainen en leiden, niet enkel de soldaten maar ook de kapiteins van het leger.” En dan wijst de H. Vader op het voorbeeld van Christus „de Goddelijke Leider” zelf, die bij Zijn werk drie jaren besteed heeft aan de voorbereiding, de vorming van Zijn Apostelen.” En inde toespraak van Mgr. PIZZARDO gehouden voor de JEUGD op het Congres der Intern. Unie van 1930 lezen wij: „De voorbereiding van de leidsters der K. A., van de kern, eischt een door en door christelijke vorming van den geest en van het hart, dat is een cultureele vorming en nog meer een vorming van het geweten, van het verantwoordelijkheidsgevoel.” En dan vervolgt hij, „vooral wordt vereischt een zuivere meening en een innige liefde tot God en den naaste, een ijver, die tegen alle beproevingen bestand is, en een nooit wankelende gehoorzaamheid aan de geestelijke leiders, aan Bisschoppen en geestelijke overheid.” Elders zegt Mgr. PIZZARDO nog, dat de vorming van de kern, dus moet zijn: een geestelijke, een cultureele en een technische vorming (kaartsysteem, boeken, verschillen- de functies enz.) Wat moeten onze Diocesane Besturen en de Besturen van onze afdeelingen nu gaan doen om onze vrouwenbondsafdeelingen geheel te doen beantwoorden aan de eischen, die gesteld worden voor de organen van K. A.? Uit het voorgaande blijkt dat wij dan onderscheid zullen moeten maken tusschen: vorming van de kern en van de massa der leden en verder dient ook anders gehandeld te worden bij: reeds bestaande afdeelingen en bij nieuw op te richten afdeelingen bij afdeelingen inde groote plaatsen en afdeelingen op het platteland. Dus eerst kernvorming: in iederen Diocesanen Bond zou heel spoedig moeten worden overgegaan tot het vormen vaneen kerngroep, bestaande uit personen uit de verschillende afdeelingen van den Diocesanen Bond, die op vaste dagen bijeenkomt om van bevoegde zijde onderricht te ontvangen in K. A., liturgie, de beginselen der sociologie en de techniek van het vereenigingsleven. Later kan daaraan worden toegevoegd de bestudeering onder bekwame leiding van de Encyclieken van den H. Vader, vooral die over het christelijk huwelijk, de opvoeding der Jeugd en de Sociale kwestie. De taak van de leden van de Diocesane kerngroep wordt dan, het bestuur van den Dioc. Bond behulpzaam te zijn in het verbreiden van de kerngedachte inde afdeelingen en in het organiseeren van kern-clubs inde afdeelingen. Met de kernclubs inde afdeelingen moet zeer voorzichtig worden gewerkt, daar het gevaar niet denkbeeldig is, dat het idee kern niet goed begrepen wordt en dan dooreen verkeerd opgezette kern de goede actie niet verkregen wordt. Ook komt hier in aanmerking het verschil van handelen in groote plaatsen en inde afdeelingen ten plattelande. Voor alle kern-clubs zou de regel moeten gelden, dat zij hoogstens tien leden mogen tellen, dat zij onder leidng staan vaneen priester, dat deze geestelijke leider zich bereid verklaart de lessen te geven, die door den Diocesanen Adviseur zijn goedgekeurd. Hierdoor verkrijgt men één geheel en dezelfde vorming voor alle kernen van het Bisdom. Het ideaal zou natuurlijk zijn (ik mag dit misschien wel als voorzitster van de Federatie even aanstippen) als alle kernen van de 5 bisdommen volgens hetzelfde programma werden gevormd. Het DOEL VAN DE KERNCLUB is: Inden Vrouwenbond een groep te vormen van leden, die haar apostolische taak als lid van den Vrouwenbond ten volle begrijpen, en die bereid zijn inden Vrouwenbond dat apostolaat uitte oefenen, inden vorm, die ’t best is aangepast aan de plaatselijke omstandigheden. Wanneer ze daartoe worden uitgenoodigd, zullen de kernleden zich ook ter beschikking kunnen stellen van de parochiale geestelijkheid, wanneer deze haar mocht roepen tot de apostolische taak bij uitstek: het terugbrengen van lauwe en afvallige katholieken tot het geloof en de godsdienstige practijk, of het verrichten van andere werkzaamheden, die daarmee verband houden, of op een of andere wijze met de zielzorg in nauwere betrekking staan. LEDEN: Lid van de kern kunnen worden de leden van den R.K. Vrouwenbond, die volgens het oordeel van den geestel. adviseur of den priester-kernleider daarvoor in aanmerking komen. Als algemeene maatstaf moge daarbij gelden, dat de kernleden: a) een hoogstaand godsdienstig en zedelijk leven leiden, b) een voldoende algemeene ontwikkeling bezitten, zoowel op godsdienstig, als maatschappelijk gebied. c) bereid zijn, het lidmaatschap van de kernclub op te geven, wanneer ontwikkeling of karakter niet berekend blijken voor het werk van den leekenapostel. VOORBEREIDING. Voorloopig zal het de voornaamste taak zijn van de kernclub, de leden voldoende begrip bij te brengen van datgene, wat voor den leekenapostel als onmisbaar kan worden beschouwd n.l. doel, organisatie, werkwijze en godsdienstige grondslag der K. A., zooals deze door den Paus wordt gewild, het genadeleven, theoretisch en practisch, huwelijkswetgeving, liturgie, beginselen van maatschappelijke hulpverleening, apologie enz. De leden van de kern-club worden inde afdeelingen gezocht uit de bestuursleden en gewone leden, men doet dus geen oproep, maar kiest zelf die leden, die de beste waarborg bieden voor de toekomst. Dit is absoluut noodig; wil men met blijvend succes werken, dan moet men voor de leden van de kern-club vrij strenge eischen stellen. Dit vormen van de kern-clubs door persoonlijk contact is oorzaak, dat men niet vlug te werk kan gaan en men tevreden kan zijn als in het eerste jaar in eenige afdeelingen een goede kern tot stand komt. De wijze, waarop de beginselen van de Katholieke Actie inden eigen Vrouwenbond in praktijk kunnen worden gebracht, kunnen een punt van bespreking vormen in elke kemclub. Het Diocesaan Bestuur kan hierin slechts een algemeene leiding geven, omdat hier iedere bijzondere werkwijze afhangt van de plaatselijke toestanden: grootte van woonplaats, het bestaan van andere vereenigingen, die ook reeds een zeker apostolaat verrichten, beschikbare krachten enz. Inde groote plaatsen kan men gemakkelijker tot een kerngroep komen dan inde kleinere en op het platteland; daarom zal men goed doen vanuit het Diocesaan Bestuur de kerngroepen inde kleine plaatsen tot stand te brengen, in samenwerking met de bestuursleden ter plaatse. Men kan dan aan de leden van verschillende afdeelingen, die niet te ver uit elkaar liggen, één kernopleiding geven. Hetzelfde zou kunnen gebeuren voor de afdeelingen inde dorpen tevens zullen de programma’s voor de afdeelingen ten plattelande eenigszins moeten worden gewijzigd, om ze te doen beantwoorden aan den graad van ontwikkeling van de deelneemsters. Naast en tegelijkertijd met deze kern-vorming in Diocesaan verband en inde afdeelingen, zullen deze laatste met meer spoed dan tot nu toe het geval was moeten overgaan tot het indeelen der massa van de leden in verschillende groepen, zooals ik reeds in mijn inleidend woord op de jaarvergadering van 6 Juli 1933 heb uiteengezet. Dit is absoluut noodzakelijk om de massa der leden te brengen tot het bewust beoefenen van K. A. De Katholieke vrouw zal haar actie persoonlijk voeren op de wijze, die overeenkomt met de omstandigheden, waarin zij leeft. De gehuwde vrouw anders dan de ongehuwde, dit brengt mede, dat de gehuwde vrouw en de moeder inden Bond op een andere wijze zal moeten worden geholpen bij haar apostolaat, dan de ongehuwde. Daarbij zal de vrouw, die door God met aardsche goederen gezegend is, zich vooral toeleggen op de liefdadigheid inden ruimsten zin van het woord, terwijl zij, die deze goederen missen toch gelegenheid zullen vinden haar apostolaat uitte oefenen op geestelijke wijze inde fabriek, inde ateliers, op de kantoren en in haar eigen omgeving inden familiekring. Dus een indeeling naar de bijzondere belangen van elke groep vrouwen. En hierbij kan dan nog verschil van toepassing worden gemaakt, zooals ik straks reeds aanstipte, tusschen de nieuw op te richten afdeelingen, waarvan de leden reeds dadelijk in groepen kunnen worden ingedeeld en de reeds bestaande afdeelingen, waarvan de leden met takt, geleidelijk en voorzichtig er toe gebracht moeten worden zelf aan te geven in welke groep zij wenschen te worden opgenomen. Resumeerende kunnen wij dus de ons wachtende taak aldus samenvatten: 10. Kernvorming. Eerst Diocesaan, dan plaatselijk of districts- gewijze, volgens eenzelfde programma aange- past echter aan den graad van ontwikkeling van de leden, die tot kernvorming worden toe- gelaten. 20. Groepeering van de Massa der leden inde afdeelingen. Hierbij rekening houden met de plaatselijke toestanden; hoofdzaak is de leden van den bond behulpzaam te zijn bij haar apostolaat, haar eerst goed op de hoogte te brengen van de beteekenis van de K. A. en haar inde geleheid te stellen dit apostolaat uitte oefenen, ieder volgens haar levensstaat. In het algemeen is noodig, dat bestuursleden en leden van den bond zich gaan toeleggen op een beter begrip van het doel en de beteekenis van den Bond, hetgeen samenvalt met doel en beteekenis van de Katholieke Actie. „Een dergelijke vernieuwing en verfrissching is dringend nood„zakelijk,” zegt Prof. DE JONG in zijn radio-rede en verder: „Ze „is onmisbaar als vernieuwing van eigen leven; de studie van de „taak der K. A. zal ons een beter begrip bijbrengen van de hooge „eischen, die het katholiek leven inden tegenwoordigen tijd van „gisting en overgang aan ons allen stelt.” De Katholieke vrouwen en vooral de leden van den R.K. Vrouwenbond hebben inden tegenwoordigen tijd een zware verantwoordelijkheid tegenover de Katholieke ACTIE. Over deze verantwoordelijkheid zou ik tot slot van mijn inleiding nog eenige woorden willen zeggen. En dan stel ik allereerst de vraag: wat is verantwoordelijkheid? Verantwoordelijkheid is de moreele of materieele verplichting voor ieder, het volle gewicht te dragen van zijn daden met haar gevolgen en de plicht hiervan rekenschap af te leggen. Er is niet alleen een individueele verantwoordelijkheid, die op ons rust; bij deze komt nog de collectieve verantwoordelijkheid. We zullen niet alleen verantwoording hebben af te leggen aan God voor ons zelf, neen, ook voor de anderen en wel naar de mate van den invloed, dien wij op hen gehad hebben of zouden kunnen gehad hebben. Deze invloed is het, die de collectieve verantwoordelijkheid met zich brengt. Deze collectieve verantwoordelijkheid berust voornamelijk op het feit, dat wij christenen zijn, dat wil zeggen, dat wij leden zijn van eenzelfde familie: de KERK. Dus op denzelfden grond als onze verplichting tot deelname aan de K. A. Dit aangenomen, moeten wij even onze verantwoordelijkheid als Katholieke vrouw of meisje inden tegenwoordigen tijd bezien in het licht van geloof en verstand. Laten wij dan nog even vaststellen, dat de dapper-aanvaarde verantwoordelijkheid een soort moed is, die helaas heel dikwijls ontbreekt. Het moet worden geconstateerd: de vrees voor verantwoordelijkheid verlamt den ondernemingsgeest en is de dood voor vele goede eigenschappen. Laten wij nu eerst onze verantwoordelijkheid bezien tegenover de Katholieke Actie als KATHOLIEKEN: als Katholieken, dus als gedoopten, vrijgemaakten, onderwezenen, als Katholieken. ... dus als zij, die de werkelijke waarde van het leven hier op aarde kennen, die zooveel méér genade ontvangen hebben dan anderen, als Katholieken... . dus als zij, die de waarde der zielen kennen, maar óók weten dat vele onzer zusters die niet kennen, daaraan niet denken, verloren gaan, omdat zij niet kennen, niet weten wat ons wél geleerd werd. Ziet ge, voelt ge wat kan, wat moet zijn ons leven als leden van den Kath. Vrouwenbond, van de Katholieke Actie van de vrouwen? Verantwoordelijkheid sluit bovendien in zich de verplichting van rekenschap af te leggen. Aan wie mqeten wij rekenschap afleggen van ons gedrag, van ons werk voor de Katholieke Actie, of van onze afzijdigheid? Wel ten eerste tegenover GOD, die de harten en nieren doorgrondt en alles van ons afweet en aan Wien wij rekenschap ver- schuldigd zijn van al ons doen en laten en dan óók aan de KERK, die op ons vertrouwt en hier bedoel ik de Kerk in haar geheel: He PAUS, die ons zoo uitdrukkelijk zegt: „Helpt Ons het Evangelie „verbreiden.” En vervolgens aan de Bisschoppen, de priesters, die ons leiden en die in ons moeten vinden helpsters, die waarlijk volgzaam zijn. Maar wij zijn bovendien ook verantwoording schuldig tegenover onzen BOND: hetzij als gewoon lid, door het voorbeeld, dat wij geven en vooral wanneer wij bestuurslid zijn en door onze activiteit medewerken of door onze laksheid, onkunde of onverschilligheid tegenwerken en goed werk onmogelijk maken. Dit is de grootheid, de omvang van onze verantwoordelijkheid! Vóór alles echter zullen wij moeten leeren ons zelf op te offeren, door ons gebedsleven, ons inwendig leven hooger te doen bloeien, want het is en blijft een feit, dat wijde vlam niet in anderen kunnen doen ontsteken, als wij zelf geen vuurdraagster zijn, dat wij onze mede-leden, niet enthousiast zullen kunnen maken voor de K. A. als wij zelf niet zijn doordrongen van onze groote uitverkiezing voor dit werk. Ik las onlangs nog in het leven van den H. Dominicus, dat ieder mensch plaatsvervanger van Christus is om door zelfopoffering mede te werken aan de verlossing van het menschdom. ledereen heeft zijn plaats van eeuwigheid aangewezen in het plan van dit grootsche werk, en ieder is vrij deze plaats in te nemen of te weigeren. Hij weet, dat als hij bewust de plaats, hem door de Voorzienigheid aangeboden in het leger van nuttige schepselen, verlaat, deze aan een ander, die beter is dan hij, zal worden gegeven en hij zelf zal worden overgelaten aan zijn eigen leiding op den breeden en korten weg der zelfzucht. Mogen wij allen dit beseffen en al onze energie, onzen moed en idealen, maar vooral ons liefhebbend hart blijmoedig in dienst stellen van de door Paus Pius XI zoozeer gewenschte KATHOLIEKE ACTIE. F. STEENBERGHE—Engeringh, Voorzitster v.d. Federatie van R.K. Vrouwenbonden in Nederland.