1363 F 60 HERCULES SEGHERS HERCULES SEGHERS door W. STEENHOFF H. I PARIS AMSTERDAM - MCMXXIY HERCULES SEGHERS en voor velen nog onbekende naaml Een naam I ^ voor omstreeks 5o jaren ook bij kunstgeleerde kringen nog niet in trek. Tijdens zijn leven was deze schilder-graveur al evenmin in de gunst bij de kunstlievende gemeente — zijn etsen werden door de „vettewariërs gebruikt als peperhuisjes om boter en zeep in te doen f zijn platen kon hij aan de uitgevers niét kwijt raken. Maar van ééne zijde, weten we toch zeker, heeft Hercules Seghers ingenomenheid met zijn kunst ondervonden en, waar die waardeering kwam van Rembrandt, kon hij zich wel wat miskenning getroosten 1 Eerst In onzen tijd heeft zijn naam klank gekregen, al wetén dan velen 't nog slechts van 't hooren zeggen, dat Seghers een figuur van aanzienlijke beteekenis Is geweest uit de oud-hollandsche school en, mogelijk ook, van zijn betrekking tot Rembrandt. Zeker is het, dat zijn werk nog veel te weinig bekend is — verklaarbaar overigens, daar men het niet langs de wanden der openbare verzamelingen tentoongesteld vindt We weten nu, dat hij naast zijn etsen ook geschilderd heeft, maar van zijn, overigens zeer schaars aan 't licht 7 gekomen, schilderwerk is er in onze musea niets aanwezig. Yan zijn etsen kan er ruimschoots worden kennis genomen in het Prentenkabinet te Amsterdam (Rijksmuseum) waar twee portefeuilles 't aanzienlijkste deel van zijn oeuvre bevatten. (In het geheel is dit te schatten op een zestigtal etsen, of 170 afdrukken.) Maar die zich dan de geringe moeite geeft om tot het bezichtigen van die portefeuilles bij het Prentenkabinet aan te kloppen, zal bij de eerste kennisname van dit werk wellicht verrast staan. Verrast en, half met zich zelf verlegen, zoo hij deze onverwachte verschijning in verband tracht te zien ,met zooveel andere hem welbekende vermaardheden uit de Hollandsche School van dien tijd. Inderdaad lijkt Seghers met die allen buiten betrekking te staan; hij is een curiosum, een uitzonderlijke. Zooals hij de wereld zag en zooals hij die uitbeeldde, zag noch beeldde ze er geen van de schilders en etsers uit zijn omgeving. Zijn opleiding is even raadselachtig als zijn werk. Er wordt vermoed, dat hij in de leer is geweest bij den Vlaam Gilles van Coninxloo (dat moet dan zijn geweest toen hij nog zeer jong was) die in het begin der 17e eeuw onder de landschapschilders in Noord-Nederland nog al school heeft gemaakt Het is dus wel aanneme- 8 lijk, dat Seghers in den aanvang (hij was omstreeks 1590 geboren) het gevierde voorbeeld ter navolging zich voor oogen stelde. Maar evenzeer en met meer grond kan verondersteld worden, dat voor zijn werkelijke ontwikkeling vruchtbaar was een belangstelling voor Duitsche graveurs en houtsnijders uit de zestiende eeuw — een gissing die ik lange jaren geleden op den tast af reeds waagde en die toen, tot mijn verrassing, bevestiging vond bij 't vinden van een Piëta door Baldung, met eenige wijzigingen door Seghers nagevolgd. Zoo is er geestverwantschap te vinden tusschen de landschapverbeeldingen van Altdorfer,ook wel van Cranach, en die van onzen Hollander; zelfs kan het lijken of de woeste visioenen van den grootsten duitschen fantast: Mathias Grünewald op Seghers hebben ingewerkt Zeker althans staat hij dezen — en meerdere Duitschers — dichter na dan zijn land- en tijdgenooten en mocht bij dan al met anderen van zijn generatie en in het eigen land, aanvankelijk een Zuid-Nederlandschen invloed hebben ondergaan, dan is deze toch geenzins van dien aard geweest, dat ze lijn gaf aan zijn ontwikkeling — of liever gezegd, drijfveer was tot zijri geleidelijke geestelijke ontwaking. 9 Br zijn bij het kunstenaarschap gradueele en essentieele verschillen. Onder de eerste categorie zijn te rekenen de volgzame middelmatigheden; in hun opvatting als in hun manier van doen (met de kiem van het manierisme) kregen «ij voor goed de merbteekenen van hun opleiding mee. Zij houden vast aan wat hun uit den leertijd is ingeprent, hun werk blijft het stempel dragen vah de school, waaruit rij voortkwamen. Onderling naar hun talent gradueel verschillend, zijn zij essentieel onderscheidbaar met de onafhankelijken — gelijk dan Hercules Seghers er een was. Hij behoort tot de zeldzamen, tot het ras der kunstenaars van de zelfmachtige daad, die tijdig zich van de vormelijkheid der school ontdoen wanneer die belemmerend wordt voor hun innerlijke ontvouwing. Zij zijn de eigenzinnigen, die veelal aanstoot geven, omdat zij zidi niet schikken naar wat algemeen als behoorlijk wordt aanvaard. Maar dan is het merkwaardige van deze onafhankelijken en onvolgzamen, dat op hun vorming invloeden van den meest veelvuldigen en verscheiden aard inwerken. Merkwaardig, maar verklaarbaar uit hun meer uhiverseele belangstelling, uit den drang om zich zelf aldoor te verruimen, in alle sfeeren kunnen zij ademen, en èl 10 wat zij bij nieuwe kennisname ondervinden, ontdekken zij in zich zelf reeds aanwezig. Van die universeele belangstelling is Rembrandt wel het treffendst voorbeeld. Seghers zal wel niet als deze zulke verre geestelijke zwerftochten gemaakt hebben, maar toch lokt zijn Werk tot vergelijkingen met kunstuitingen, die ver afgelegen zijn van zijn tijd en buurtschap. Het phenomenale van zijn verschijning — zijn eigenzinnigheid *— treft dan wel ih 't bijzonder bij zijn grafisch werk. Die in zijn dagen een handleiding voor het etsen had willen uitgeven, zou de prenten van Seghers zeker niet daarbij ter aanschouwelijke toelichting hebben gekozen. Althans niet een keus hebben gedaan uit de, in vergelijking met andere „vreemdsoortige." Deze voorbeelden immers, bonden voor de leergierigen in de beoefening der etskunst wel eens eerder verwarrend dan verklarend werken! De etsen van Seghers zijn inmiddels vrij van alle speculatie op toevallig-verrassende uitkomsten der werking van het sterkwater op de koperen (of zinken) plaat. Het zijn ook niet teekeningen voor vermenigvuldiging vatbaar — teekeningen met een scherpen 11 naald in de was, inplaats van met een pen op papier. Het zijn technische werkstukken — gelijk de gravures en houtsneden der oude Duitschers, terwijl ze in de voorstelling «elf, van een geest doortrokken zijn, die weinig gemeen heeft met de rustieke gestemdheid van den hollandschen landschapschilder. Het etsen blijkt hier werkelijk niet zoo'n eenvoudig bedrijf, als men slechts met de aanwending der dienstige middelen om een teekening in de koperen plaat te griffen, vertrouwd is. De etstechniek heeft hier haar verborgen wegen; 't lijkt een handwerkschap met vakgeheimen — dat echter in de uitoefening aan geen svsteem zich klampt, maar telkens andere middelen ter uitdrukking onderneemt en even zoo dikwijb voert tot een moeilijk verklaarbaar resultaat Soms is het of naald en burijn vervangen worden door een stompen punt of rietpen, waarmee, voor een ets ongemeen breede lijnen — zelfs toetsen bijna — werden neergezet. Het kan dan eerder een hoog- dan een diepdruk lijken. Proeven met tegendruk kunnen al even verwonderlijk zijn (de afdruk van de plaat zelf overgebracht op een ander papier) en weer elders kan het ons voorkomen, dat door stoutmoedige scheuten van het sterkwater, direkt op de plaat, 12 vlakke tinten — als uitgewasschen — zijn verkregen. Alle middelen — en alle methoden — van het etsprocédé schijnt Seghers beproefd en ervaren te hebben. Bij het afdrukken der platen waagt hij zich aan de avontuurlijkste ondernemingen. Niet alleen wendt hij daarbij aan andere vloeistoffen dan de gebruikelijke drukinkt, maar ook papier prepareert hij (herhaaldelijk anders getint) met plamuur en misschien soms met olie. Dan weer is het papier vervangen door linnen. Br gaat een verhaal dat Seghers uit armoede voor het afdrukken zijn lijfgoed gebruikte — een mededeeling, die echter weinig geloofwaardig klinkt 1 De oorzaak van deze voor zijn tijd zeker zonderlinge afwijking is gelegen in den ondernemings-geest van een rusteloos zoekend kunstenaar, die alle middelen van zijn techniek tracht uit te buiten. De menigvuldige gekleurde prenten — die soms evengoed geschilderde etsen als geëtste schilderijen kunnen genoemd worden — zijn in hun ontstaan het raadselachtigst Vele zeker, werden met kleurstof gedrukt, doch tevens zijn er, die nè den druk werden opgekleurd, ook opgeschilderd. Een enkele maal zelfs schijnt zoo'n exemplaar, als ware het een schilderijtje, gevernisd. Tot 13 dat opschilderen blijkt ook herhaaldelijk waterverf (dekkend) gediend te hebben. Soms geeft dat effecten als een teekening op een leL Dikwijl» ondergaat een afdruk van eenzelfde plaat de wonderbaarlijkste gedaanteverwisseling; fa plaats van verschillende „stoten" (een bij het etsen gebruikelijk technische term) zou daarbij eerder van verschillende „gedaanten" kunnen gesproken worden. Eenzelfde landschap, van eenzelfde plaat gedrukt» verschijnt nu eens fa den nevel, dan weer fa de avondstemming en soms ook fa de klaarheid van het daglicht. De grilligste metamorphosen ontstaan uit die experimenten, gelijk bij de praktijk van een pottenbakker, die met medewerking van toevallige spelingen der natuur beleidvol — en vernuftig — de kleurstof ter versiering over zijn potten doet vloeien. Daar is een gezicht uit een bergstreek met op den voorgrond een terreinwelving — of een plateau — als een tijgerhuid; een ander, rotslandschap, dat uit een vreemde wereld aanschouwd lijkt — als van een planeet onder andere voorwaarden dan de onze door het zonlicht bereikt — verschijnt in kopergroenige kleur tegen een gesmoord-doodenkopkleurig hemelveld. Hier 14 blijkt dan op een dof-paarsen grond met een flauwuitlichtend scherp groen gedrukt te zijo. Even geheimzinnig van werking is een zee met golfbewegingen, die van uit een donkeren grond in een lichte goudkleur opflitsen. Bij al die verschillende uitkomsten, zoowel van de bewerking der plaat, als van het drukken zelf, vindt hij, die zich vertrouwd meent met alle middelen van het etsprocédé, in een doolhof van experimenten. Deze kunnen ons soms bizaar voorkomen — en zeker ook zullen de producten door Seghers zelf wel eens als halfwassen terzijde zijn gelegd; maar altijd toch blijven zij merkwaardig en suggestief om den kernachtigen zin van de bedoeling en de oorspronkelijkheid der vinding. Er is helaas geen plaat van Seghers bewaard gebleven, waaruit allicht een en ander, dat nu raadselachtig is in zijn techniek, ware op te lossen; doch van het drukken zelf, vooral in kleur, zou er dan toch nog veel onopgehelderd blijven. Hij was, als etser, een zoeker, een onverpoosde wroeter naar verborgenheden in deze tooverachtige techniek; hij was rusteloos op verkenning uit naar mogelijkheden, die anderen niet vermoedden. Het is of zijn praktijk 15 van etsen zich alle middelen van de verschillende technieken der graveerkunst in 't algemeen — en drukkunst tevens — zocht dienstig te maken. Met al zijn proefnemingen — en zelfs zijn manke probeersels — was hij een pionnier, een vooruitlooper ook op een zooveel later zich ontwikkelenden kleurdruk. Deze uitweidingen over den louter technischen kant bij de kunst van Hercules Seghers kunnen wellicht overbodig lijken uit de overweging, dat het noodeloos is den kunstenaar in zijn praktijk op de vingers te zien, omdat het er toch slechts om gaat dat het product deugdelijk en mooi zij. Hier echter kan geen werkelijk schoonheid-zoekende onverschillig staan tegenover het proces der wording, waar dit zoo nauw verbonden is met het gewordene. Telkens weer (en telkens anders) wanneer een dezer prenten als kunstuiting boeit, prikkelt ze tegelijk tot naspeuren van haar wonderlijke technische gesteldheid. In de scheppende hoedanigheid maakt de kunstvorm hier een deel uit van het kunstwezen. Als ooit, zijn thans vorm en inhoud één. Het eigene van het gebezigde materiaal en de gebruikswijze van de uitvoeringsmiddelen bepalen noodwendig karak- 16 ter en aspect van het voortbrengsel: de kunstuiting. En dan, zooals telkens het materiaal anders wordt behandeld, zoo ook wendt zich herhaaldelijk de geest in zijn schepping van het beeld. De middelen worden gekozen naar het doel, voortdurend gewijzigd en velerlei toegepast. Uit sommige etsen is de plaat als 't ware voelbaar. Het zijn de technische werkstukken, waarop straks gedoeld werd. Deze etsen zijn wel niet voortgekomen uit de „flaneerende" beweging van den naald over de geverniste plaat, maar uit den klemmenden handdruk van een drijver, waaronder het metaal even kneedbaar werd als de waslaag. Bij de rotslandschappen vooral, staan er de vormen als ingedreven, de diepsels weggebeiteld, het reliëf, de lichthoogsels uitgeklopt De teekenende hand „flaneerde" dan met, maar groef de voren in de plaat met weifellooze stelligheid; iedere teekenende beweging daarbij is een beklemtoonde vormduiding. Het is als de uitzegging in een taal met een maximum van klinkers. Zulk een, lange inspanning en onverflauwde geestkracht vorderend werkstuk van zwaar kaliber, is de prent met den grooten eikenboom. Het karakter van een ets is daaraan al kwalijk te herkennen. Eerder dan met een S. 17 naald, of zelfs met een burijn, lijkt deze gansche langdurige, gelijkmatige, maar met verbazingwekkende wilskracht doorgevoerde arbeid, met een ciseleerwerbtuig verricht te zijn. Het is een prent, die meer nog dan een houtsnee, overeenkomst vertoont met een niello, of een plaquette; alles eraan is massief, van af den forschen opzet tot aan de schier mimiculeuze uitvoerigheid. De zwaar in blad staande boom — wèl torscht de korte gedrongen stam hier, op zijn dikke takken, de dichte bladerenvolte — beheerscht, staande op een laag voetstuk, monumentaal de omgeving. Maar dan, bij nauwlettender bekijken van den massalen samenhang der bladerenveelheid, van den boom als van het struikgewas, en van al de vegetatie over den bodem — met nog der menschen bouwsels, hier en ginds verspreid over het geaccidenteerde terrein — speurt het oog steeds gretiger naar de menigvuldigheid van details. Op den keper betuurd, lijken ze als hoogsels over de gansche plaat gestrooid te liggen en deze gansch en al te vullen. Ieder blaadje, ieder grassprietje, is een lichthoogsel, is relief-werkend — tallooze bijzonderlijkheden, die als de fijne nerven zijn in het geheel. En dan in eens weer, ter afwisseling van die nadruh- 18 kelijke, als uit volle knuist, straf-accentueerende vormduiding, een teekening met schroomvallige teederen vingerdruk, die thans in het luchtigst contact met de plaat de ijlste lijnen schrijft. Het stugge ciseleerwerktuig is nu verwisseld met de fijn-gespitste, lenige naald. Hoe geheel anders dan de metalieke uitbeelding van dien boom, dan die barsche berglandschappen, is de ets met de twee boompjes, waarvan, elegant van wending, het bladerweefsel om de uitrankende takken fijn en omzichtig uitgeplozen1 werd als een fil-de-grain-werk. De boompjes komen uit tegen een gekleurden achtergrond — een kleurige wasem, meer niet. Of wel dat andere prentje met het zonderlinge groeisel, dat aan een zeevegetatie doet denken, of aan neerhangende lamfers van doorweekte bladeren — een droombeeld, dat zoowel de visie van duitsche landschapschilders voor den geest roept, als een gelijkenis doet zoeken met Japansche kunst Ook hier weer een in kleurigheid wegschemerende achtergrond. Dit en nog wel andere zijn dan de etsen, die aantoonen hoe de spitse naald, zonder in 't onbestemde over de plaat te dwalen — of te „flaneeren" — de teekening tot een subtiel weefsel van lijntjes vermag 19 uit te spinnen. Het zijn als de hoogere snaren van de etstechniek, die daarbij in trilling zijn gebracht Tusschen de berglandschappen en deze teere verbeeldingen is er dan de prent met de twee schrale hooguitgeschoten boomen — begroeide, buigzame stengels lijken ze — terzijde van den weg, die gaat over een heuvelrug. Deze behoort tot het gaafste en klaarstuitgesproben werk van Seghers. Het is de uitvoerigheid, die van alles volledige opheldering brengt in de onderlinge gebondenheid der verschijningen. De onbestemdheden in het accidenteele van wat er groeit langs de hellingen, van de oneffenheden in den bodem, worden er, als 't ware organisch verklaard; enkele huizen, dichtbij en veraf, zijn in hun onderscheidbare vormen — als opmerkelijkheden — daar in gevoegd. Dit is wel een ets, waarbij men eerder een beeld van het graveersel op de plaat voor zich waant dan een afdruk.. Buiten deze heldere naakte afdruk is er een andere in blauw, of op blauw papier, waarvan, ineens, vergelijkend met de vorige, de verwonderlijke werking van een peinzende nachtstilte uitgaat. De boompjes, als eenzame verschijningen, krijgen dan een geheimzinnige beteekenis. 20 Een andere ets, eveneens in den ongerepten staat, zooals zij van den gegraveerden plaat werd getrokken, is het bergachtig rivierlandschap. Ook hierin is treffend de lineaire klaarheid, de volledig definieerende uitbeelding, dieniets in het verscholene liet. Ook hier werd uitsluitend door het expressievermogen van lijnen — tevens door de kernachtigheid van kort-afgebroken accentuaties en stippels — orde gesteld in de verwarrende menigvuldigheid van waarneembaarheden. Want dit is wel een „geval" met zeer ingewikkelden inhoud — deze uitgestrektheid van een streek met de onverhoedsche heffingen en dalingen van het terrein, waartusschen een rivier in zwenkende bewegingen zich tot onafzienbare verten heenslingert Het wijd-uit liggen onder het oog van zulke samengestelde landschappen, aldus aangevoeld en gezien, stelt Seghers veel meer in de nabijheid van Breughel dan van de Hollanders, terwijl de teekening, die tot de expressie steeds op 't juiste oogenblik beslissend is, een verwantschap doet opperen met Vincent van Gogh. Het verschil met zijn land- en tijdgenooten blijkt dan daarin gelegen, dat deze gaarne met hun onderwerp vertrouwelijk verkeeren — anders dan Seghers, die met zijn niimtelijke aanschouwing niet binnen, maar 21 buiten het landschappelijk gegeven staat (Eveneens Rembrandt) Dit ligt niet aan de motieven, al is de voorbeur daarbij dan al geleid door ziens- en gevoelswijze van den kunstenaar. Ook Philips Koninck schilderde gaarne buitengezichten in vogelvlucht en, hij maakte er van tafereelen. Zijn weergave van die plaatselijke landschapgevallen is naturalistisch in tegenstelling met Seghers, die — gelijk Rembrandt — ervan een ideëele vertolking geeft, als het beeld der ruimte. Voor Koninck beteebent zoo'n vergezicht een belangwekkend perspectivisch gegeven met ongewone verhoudingen — Seghers ondergaat er de gewaarwording van het duizelingwekkende der onbegrensdheid, van hoog uit in afzondering gezien, en bverzien. Het „geval" is voor hem niet een buurtschap, maar een deel der aarde. De te beteekenen plaat wordt hem te kort; hij heeft neiging de gespannenheid van den horizon te rekken, als bij die zeer langwerpige gekleurde ets, voorstellend een heuvelachtige streek waar, in de wijdheid verloren, een dorpje met molens en een torenspits, terwijl langs landstrooken en hellingen een rivier voortstroomt Merkwaardig isdaarbij het verschil met den rasechten Hollander Van Goven, die de ruimteuitdrukking zoekt in een hoog 22 opgetrokken hemelveld. Bij de landschapmotieven van vaderlandschen bodem — bij de vergezichten in 't bijzonder — is er alleen een vergelijking te maken met Rembrandt Als deze, laat Seghers de velden in hun vlakke ligging zich uitschuiven van het eene plan naar het andere. Het oog blijft altijd scherp-lettend de overgangen volgen, doch in de saamgebondenheid van wat dichtbij en veraf is — het verderaf, dat geleidelijk toeneemt in vervloeiing der tinten en vertrilling der omlijningen. De afstanden staan er in afgebakend door ijle rechte lijnen, als strak-gespannen draden; in de verwijderde partijen is, in een fijn spinsel van punctuatie's en lijntjes, de dwarrel ontleed van het gespikkel der vèr-verwijderde boomen en huizen — van al het andere nog, dat in zijn gedaante zich nauw laat onderscheiden, of gissen. De buurt van Rhenen vooral heeft Seghers tot het scheppen van deze gezichten-in-vogelvlucht aanleiding gegeven met de oude Cuneratoren, als een legendarisch beeld de vlakke hollandsche landen overheerschend. Reeds Samuel van Hoogstraaten getuigde daarbij: „hij was van een gewis en vast opmerken, zeker in zijn teYkening van landschappen en gronden aerdig en versierlijke bergen en grotten en als zwanger 23 van heele Provinciën, die hij met onmetelijke ruimtens baerde en in zijn schilderijen en printen wonderlijk liet zien." Het merkwaardigst intusschen van Seghers, zijn de bergachtige landschappen. Zij vormen, in technisch opzicht, het meest massieve deel van zijn graveerarbeid; op dit thema heeft hij zijn platen het zwaarst doorploegd. Waar hij buiten de vaderlandsche grenzen het onderwerp daartoe gevonden heeft, is onzeker. Waarschijnlijk was hij in het Rijndal, doch er is ook een vermoeden dat hij Dalmatië en Montenegro bereisd heeft. Uit de laatste streken kunnen dan ontstaan zijn sommige wat makabere berglandschappen, die dan wel kraterlandschappen lijken. Die bergblokken met hun steile heffingen en duistere kloven, met hun grillige formatie's en redelooze uitwassen, die allerlei gedaanten in de embrionairen staat te raden geven, moeten den Hollander, gewend aan de vredige effenheid der vruchtbare laagvlakten, wel onrustbarende gevaarten hebben toegeschenen. Zijn verbeelding echter, die reeds in de verlatenheid van begroeide oude ruïnen, tegen een in dof-groen donkerende lucht uitkomend, romantisch geneigd bleek, werd door deze grimmige natuurverschijning hevig bestookt En zooals 24 de geweldigheid van die knokige en bonkige granieten groeisels, in wijde slingeringen zich voortbanend in onbegrensde ruimten, hem verbijsterden, zoo heeft hij, als weerslag op die overweldiging in een z"ekere verbetenheid, de plaat nooit meer geweld aangedaan dan bij deze zonderlinge berglandschappen. Klemmend was ook de expressie bij den grooten boom, doch gelijkmatiger, minder hartstochtelijk bewogen en minder opgestuwd door verbeeldingsdrift Na de stellige belijning der wijde bochtingen en zwenkingen van vormen in deze wereld van steilten en kuilen — als de hoofdtakken in dit reusachtig organisme — zet de uitbeelding zich voort in een analyseerend doorwerken. En dan is „doorwrochten" nu wel het gepaste woord. Het is de uitvoerigheid gedreven door dezelfde verdiepende aandacht, waarmee de stillevenschilder, vervuld van zijn onderwerp, streeft naar een volkomene plastische uitdrukking, of juiste stofuitdrukking. Bij Seghers, in zijn etsen, is de voorwerpelijke anahjseering diepzinniger, de geest wil verder raden naar het organisme, dan wat het oog ervan waarneemt Zijn detailleeren beteekent de voltooiing van het visioennaire beeld, of het dan al betreft een enkele doods- 25 kop dien hij, liggend op een tafel binnen de wanden van zijn kamer, rustig bestaren ban en met haast schroomvallige lijntjes nateekent, dan wel een woest landschap — een onherbergzaam oord, met bergpassen en steile rotsen, waardoor een cosmische golf schijnt te varen. Want ook de enkele zeegezichten — duistere watermassa's waaruit de golfbewegingen fosforisch oplichten, suggereeren een schouwspel van voorhistorische omwoelingen der aarde. En als ieder kunstwerk een psychische weerspiegeling van den voortbrenger geeft, is het hier wel het beeld van tragische eenzaamheid. Er zijn van Seghers weinig schilderijen bekend van de verscheidene, die hij toch moet hebben nagelaten. Die tot heden teruggevonden werden, zijn opvallend door hun Rembrandtieke voorkomen. In Florence is er een, dat vroeger steeds voor een Rembrandt gold. Twee vergezichtlandschappen in Berlijn konden allicht, zoo ze niet geteekend waren, eenzelfde eer zijn te beurt gevallen. In ons land is te wijzen op een schilderijtje in bezit van Dr. Hofstede de Groot, dat in de kleur wel naar de Ylaamsche landschapkunst zweemt. Ook de collectie Bredius heet een werk van Seghers te be- 26 vatten. Het wil me echter voorkomen, dat, ondanks de imponeerende werking, die er van die enkele terug gevonden schilderijen uitgaat, Seghers zich in zijn etswerk het meest onomwonden heeft uitgesproken en, dat vooral uit de velerlei experimenten met kleur druk de diepten te peilen zijn van zijn ongemeenen en zeer zelfstandigen kunstenaarsaard. Intusschen, er is contact geweest (en ook waar te nemen) met Rembrandt Naar dan met dien verstande, dat deze eerder een invloed ondergaan heeft van Seghers dan omgekeerd. Indien in 't algemeen de landschappen van Seghers aan Rembrandt doen denken, dan zijn er van dezen enkele met een aspect alsof ze door de oogen van den eerste gezien waren. Het landschap in Cassel bijv. heeft als 't ware een Seghersachtig voetstuk. Rembrandt bezat meerdere van zijn werken niet alleen, maar heeft zelfs een plaat van Seghers, door wegschrapen van de figuren en enkele ondergeschikte deelen, een verandering in de voorstelling doen ondergaan, waarmee de oorspronkelijke Tobias met den engel werd vervangen door een vlucht naar Egvpte. En dit half-om-half — of liever drie kwart, om een vierde van zich zelf — onderteekende Rembrandt met eigen naaml Laten we hierbij 27 echter opmerken, dat in dien tijd andere — en minder zwaarwichtige — opvattingen heerschten over het geestelijk eigendom, en de uitvoering van dezen grilligen inval Rembrandt niet zoo zwaar aanrekenen 1 Levensbijzonderheden van Seghers zijn er niet veel bekend. Uit wat uit oude documenten van ijverige speurders, als Dr. Bedius, die daarmee voor een twintigtal jaren reeds begon, aan 't licht kwam — kan besloten worden, dat in maatschappelijk opzicht zijn levensgang niet glad bevloerd was. Nog zeer jong huwde hij met een bijna twintig jaar oudere vrouw, terwijl hij zich verbonden had, of wel verplicht gesteld, het onderhoud te bekostigen van een kind, bij een jonge deerne verwekt De verhalen van Samuel van Hoogstraaten, die zooveel jaren later, wel geen „ooggetuige" van Seghers' wedervaren is geweest, kunnen niet voetstoots aanvaard worden. Niettemin zullen ze wel uit overgenomen mededeelingen, genoeg waars bevatten omtrent een kommervol bestaan van den eenen dag in den andere en de miskenning van den kunstenaar. Het slot van de levensbeschrijving zal dan ook zeker niet geheel gefantaseerd zijn in zijn schrille belichting 28 van een leven vol rampspoed, dat plotseling werd afgebroken: dat „de mistroostige Hercules, eindelijk allen raet ten eijnde sijnde, zijn droefheid in den wijn wilde smooren, en op eenen avond buijten zijn gewoonte beschonken zijnde, quam 't huis maar viel van de trappen, en stierf." En dan stellen we ons hem voor in de oogen der wereld, die door de mare van dit ellendig uiteinde werd opgeschrikt, als een zatlap, die van de trap viel en zijn nek brabl — die echter drager was van een leven rijk als maar van enkelen en van zijn schatten naar buiten droeg, dag aan dag, en deze altijd versmaad zag; die echter zichzelf wist en — alweer volgens van Hoogstraaten — een plaat versneed, die hij vruchteloos, een uitgever aanbood, met de verklaring, dat later meer geld voor een enkelen afdruk zou worden gegeven; die aldus als weinig anderen de kwelling der vereenzaming had te verduren, tegelijk een bestaan voortsleepend verontrust door dagelijks weerkeerende zorgjes — de „petites misères de la vie" — welke, gelijk een sluipende aanhoudende motregen, wel hun aandeel zullen gehad hebben tot zijn mistroostige gestemdheid. Mogelijk bovendien nog geschrijnd en bekneld door zielsellenden, in verband met zijn zonderling huwelijk 29 en vooral als het staartje van zijn maatschappelijke misstap met de jonge-dochter, bij wie hij een kind had. Is het niet of Seghers zijn beklemdheid tusschen al die neteligheden en drukkende lasten in zijn bestaan heeft willen ontboezemen in die ets van de zee (te Weenen) een onderwereldlijke zee van sombere geheimzinnigheid, waar nooit een glanzing van licht vloeit over de golven, die ook nergens een strand schijnt te hebben. En zou deze opgejaagde en verbitterde mensen niet eindelijk de eenzaamheid hebben lief gekregen en wat opluchting gevonden in de barre alleenigheid der woeste streken, waarvan hij mogelijk de onherbergzaamheid der dorre rotsen wat al te straf dramatiseerde? Want ieder kunstwerk toch is in zijn weergave der natuur een overdrijving — betrekkelijberwijze een waanbeeld. 30 LIJST DER REPRODUCTIES 1. Hollandsch landschap. Rhenen. Schilderij. Museum te Berlijn. 2. Hollandsch landschap. Rhenen. Schilderij. Museum te Berlijn. 3. De Schuur. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 4. Piëta. Naar Hans Baldung. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 5. Noorderkerk te Amsterdam, door het venster gezien. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 6. Waterval. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 7. Berglandschap met zonneschijf. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 8. Rotsen. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 9. Weg door bergen. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 10. De boom. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 11. Boompjes. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 12. Boompje. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 13. Weg over hoogvlakte. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 31 14. Berglandschap met rivier. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 15. Berglandschap. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 16. Berglandschap. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 17. Hollandsch landschap in vogelvlucht. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 16. Gezicht op Rhenen. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 19. Begroeide bouwval. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 20. Bergstreek. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 21. Waterval langs berghellingen. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. ^22. Rotsen. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 23. Tobias en de engel. Ets. Prentenkabinet te Amsterdam. 24. Zeegolven. Ets. Museum Albertina, Weenen. De cliché's voor deze uitgave werden vervaardigd door de Clichéfabriek .Pax", Amsterdam.—Voor reproducties van de opnamen van Hanfstaengl ' richte men rich tot deee firma. Zij is gevestigd te München. 32 Foto Hanfstaengl - München, 2 Foto Hanfstaengl - München 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15 16 17 18 19 20 21 22 23 24