1   Oorkonden, betreffende Rixtel.   ' 1 XTEL, ^9^1 ien OORKONDEN, BETREFFENDE RIXTEL, met aanteekeningen voorzien door Jhr. Mr. A. F. O. VAN SASSE VAN YSSELT. UITGAVE VAN HET PROVINCIAAL QENOOTSCHAP VAN KUNSTEN EN WETENSCHAPPEN IN NOORDBRABANT 1920.   VOORBERICHT. Een vi'ff en twintigtal jaren geleden stelden nu wijlen Aug. Sassen (f te 's Hage 22 Juni 1913) en Joh. Theod. de Raadt (f te Brussel 1 Juli 1905) eene verzameling oorkonden, betreffende Rtxtel, samen en boden die aan het Bestuur van het Prov. Genootschap van K- en W. In Noordbrabant ter uitgave aan. % Dat Bestuur was daartoe genegen, mits de oorkonden toegelicht werden door eenige aanteekenlngen of door eene Inleiding en het gaf daarom het handschrift dan den heer Aug. Sassen terug met het verzoek van ze van het een of het ander te voorzien. Deze verklaarde zich daartoe bereid doch verloor ongelukkigerwijze het handschrift zoodat het hem onmogelijk was aan de opdracht te voldoen. Kort voor zijnen dood deelde hij mij het verlies der verzameling mede en verzocht hij mij, omdat hij zijn einde voelde naderen, de oorkonden weder te verzamelen en ze van eenige toelichting te voorzien, waartoe hij mij ter hand stelde de aanteekenlngen, die hij tot het bijeenbrengen der oorkonden had gemaakt. Het gelukte mij met behulp van die aanteekenlngen de oorkonden andermaal te verzamelen en zelfs er nog eenige meer te ontdekken. Daarop heb Ik ze van eenen toelichtenden tekst voorzien en zoo is dan ten slotte geheel tot stand gekomen het werk, dat Sassen en de Raadt zeiven In druk hadden willen doen verschijnen. A. VAN SASSE VAN YSSELT.   INLEIDING. Oude Beschrijvingen van Rixtel. J. B. Oramaye. Taxandria p. 76: Quod vides castrum Rixtelium est gentilium de Oudaert vetus possessio, qui et pagis hactenus dominantur tribus. Th. van Leefdael. Beschrijving der Meierij van 's Hertogenbosch p. 50: Rixtel is een seer out dorpken, by Aerlen gheleegen ende met hetselve contribuerende ende van ghelycken ghenietende 't reght om in den Peel te moogen torven ende is in bepandinghe ghekreegen in voegen ende manieren ghelijck hier voor Aerle gheseyt is. De parochiekerke, gheweydt ter eer van St. Margareta, is de moederkercke van de kercke der stat Helmont, et jus patronatus compt den abt van Floreff. Men vint hier nogh fondamenten, daer men seydt de Tempelirheeren plachten te woonen, waervan de plaetse ende goederen ten deele toebehooren de vrouwe abdisse van Binderen ende ten deele de chevaliers van Maltha. Omtrent de voorscr. plaetse is gheleegen seeker eelmanswoninge, leenroerich aen den leenhoove van Brabant, herghecoomen van die van Gerwen, nu toebehoorende Jan Thomas Conincx. Op seekere plaetse, ghenaamt Overbrugh, sijn 2 wooninge, d'eene met eenen ouden spyker toebehoorende d'erfgenamen van Joncker Carel van Eyck, ende naer 't seggen van sommighe souden die van Eyck hier hunnen oorspronck hebben uut de plaetse van Overbrugh ende hebben hier lange goederen  8 beseeten, ghelijck uut de brieven van Binderen ende Helmont blijckt. D'andere wooninge wordt beseeten van Joncker Michiel van Eyck, soone Geerardts van Eyck. Nogh staet tusschen Rixtel ende Aerlen op scheyden van de limitien seeker cappelleken met een autaer reght, soo groot dat men misse daerin doen kan, ghebout ten tyden van de generale sterfte anno 1636 ter eere van St. Anthonis, Sebastian ende Rochus op costen van byde de voorscr. dorpen. J. VAN OUDENHOVEN. Beschryvinghe van deMeyeryevan 's Hertogen-Bossche p. IQ : Rixtel, Aerle ende Beeck, ende daeronder Stiphoudt, maecken een Banck ') ende hoort onder Beeck by Aerle de Donck. En p. 87: Heeren zijn geweest van Aerlebeeck, Stiphout ende Rixtel die van Oudaert. Steph HANEWINKEL. Geschied- en Aardrijkskundige Be-' schrijving der Stad en Meierij van 's Hertogenbosch p. 346: Rikstel, oudtijds Riestel, Rycxtel en thands verkeerdelijk Rixtel, is een gehugt van Aarle ten zuiden van hetzelve. Bij de Aa ligt hier een oud gebouw, het Ouldenhuis genoemd; de Heer of eigenaar van hetzelve hadt vele bijzondere voorrechten, die door Hertogin Johanna in 1386, vervolgends door Hertog Maximiliaan in 1482, en eindelijk door H. Hoog Mog. den 7 April 1656 bevestigd zijn. Onder deze voorrechten rekent men thands nog, dat aan dit Huis vele goederen en landerijen cijnsbaar en leenroerig zijn; het heeft ook nog zijne bijzondere Leenzaal en een Leenhof, bestaande uit enen Stadhouder, Secretaris en twe Schepenen. Dit huis ') Zie hierover echter St. Hanewinkel Qesch. en aardrijkskundige beschrijving der stad en meierij van 's Bosch p. 273. De oudste schepenprotocollen van Aarle, Beek en Rixtel bevestigen evenwel de zienswijze van van Oudenhoven voor hetgeen rechtens was vóór het jaar 1649. Omstreeks dat jaar waren Beek en Stiphout reeds van Aarle-Rixtel gescheiden. Hoe en wanneer dat geschiedde blijkt niet meer.  9 ligt zeer aangenaam De landerijen, die, rondom hetzelve gelegen, er aan toehoren, leveren het beste, en, volgends hare grootte, het meeste hooi op van de gansche Meierij. Bij dit huis hoort ook een Water- en Rosoliemolen, die 's winters door het water en 's zomers door paarden gedreven wordt; deze molen heeft den roem, dat men nergens in de Meierij uit dezelfde hoeveelheid zaad meer en beteren olie slaat dan hier. — Digter bij Aarle ligt een ouder huis Kannenlust, doch dit is niet fraai; echter is het, sedert weinige jaren, door den tegenwoordigen bezitter veel verbeterd. Te Rixtel heeft nog een kasteel gelegen, met naam het Slotjen, doch hetzelve is reeds sedert voorlang vernietigd, zijnde er niets als de gragten van overgebleven. De kerk van Rikstel is klein, voorzien van enen fraaien en zeer wel gebouwden toren, die echter niet hoog is; zij staat op ene hoogte. Bij dezelve ligt eene hoeve, de Maltheser hoeve genoemd, zijnde nog een eigendom van de Malthezer ridders. In dit gehugt hebben de Tempeliers een klooster gehad, zijnde het enigste van die Orde in de Meiery, maar hetzelve is bij de uitrooiing dier Orde in 1313, of kort daarna, geheel vernietigd. Men weet naauwlijks de plaats meer aan te wijzen, waar het gestaan heeft. Tegenwoordige Staat van Staatsbrabant p. 112: Als J. van Oudenhoven en verder : de Gereformeerde Kerk van Rixtel wordt door den Predikant van Helmond bediend. Haardtellingen. Dr. c R. Hermans. Bijdragen tot de geschiedenis enz. der provincie Noord-Braband II p. 49 en vlgd : In 1437(8) waren te Aarle, Beek en Rixtel 162 woonhuizen, waarvan 51 door armen bewoond. J. cuvelier Les dénombrements de foyers en Brabant (XIVe—XVh siècle). Het aantal woonhuizen te Aarle, Beek en Rixtel was in 1438 162, 1464 286, 1472 289, 1480 ± 175 en 1496 234.  10 Handel van het Prov. Genootschap van K. en W. In Noordbrabant 1891-93 p. 251. Telling in 1526: Aerle, Beke ende Ricxtel. Aldair bevonden zijn bewoende huysen 321. Hierenboven aldair noch bevonden, die in 't voirscreven getal van 321 niet begrepen en zijn, ierst drie huysen oftwoeningen, elck bewoent by twee huysraden, verscheyden cost doende, gerekent voere 6 hertsteden. Ende daerenboven noch onbewoende huysen 4 (Over deze tellingen zie men Taxandria XXI p. 220 enz. MR. C. VAN BREUQEL. Beschrijving der Meierij van 's Hertogenbosch, (ten behoeve van den Fiscus). H. S. van het Prov. Genootschap van K en W. in Noordbrabant n°. 207: AARLE-RIXTEL. Deeze dorpe is niet geleegen tot eenige koophandel, waeromme aldaar ook geen andere koophandel gedreeven word als gelijk in de meeste omliggende dorpen in koeyen, kalveren, hoenderen, ganzen en diergelijke, dog indien de Rivier d'Aa bevaarbaar gemaakt wierd volgens de oude Pri' vilegien, die men vermeend daer van te zijn, dan zoude daardoor aan deeze dorpe koophandel kunnen werden toegebragt. In deeze dorpe is maar een brouwerye. De Regenten vermeenen dat die plaats tot fl 222-13-6 te hoog in de dranken is aangeschreven in vergelyking van andere plaatsen als Beek, alwaar 30 huyzen meer zijn en ook een brouwerye, die meer debiet heeft als die van Aarle. In deeze dorpe zijn geen fabricquen. De verdere neering en handteering der ingezeetetten bestaat in eenige weynige winkeliers van catoene, linnen en wolle stoffen en kleinigheden in kruydenierswaaren, die zy meest in den Bosch, Helmond en Eyndhoven kopen en alhier in het kleyn uytverkoopen. Een molenaar, een paar boterkopers, eenige bakkers en voorts eenige ambagtslieden, als timmerlieden, metselaars, smits, kuypers, schoenmakers, klompmakers, kleermakers en odk eenige linnen en bontjes weevers, niet alleen tot gerief der ingezeetenen maar ook somtijds wel voor fabriqueurs  11 van Eyndhoven, Helmont en Gemert; het verder bestaan der ingezeetenen is de boerderye. Alhier zijn zestien tappers en herbergiers, dog zulke, alwaar genoegsaam nergens logies voor een ordentelijk man te vinden is. Men vind er beste, middelsoorte en slegte teel-en weyland gelijk in de omliggende plaatsen. Ik voeg er by, dat de ingezeetenen dezer plaats het gebruyk hebben van een overschoone uytgestrekte groese gemeente, waar op voor paarde en hoornvee het gansche zomersaysoen genoegsaam en gezond voedsel wast, en waarvan, zo maar tot afleyding van het somerwater behoorlycke doorgravingen gemaakt waaren en deselve by gedeeltens beschaard wierd, de ingezeetenen voor hun vee een dubbeld voordeel trekken zoude en tot bewyze, dat tot verbeetering van die grond geen andere arbeid nodig is, kan strekken het gedeelte van die gemeentensgrond aan den Heer van Helmont c. s. korte jaaren geleeden uytgegeeven en nu reeds door geen andere dan deeze eenvoudige arbeid tot beemden en perceelen vergraven en ruyme inkomsten gevende Ook hebben de ingezeetenen van die plaats het regt om in de naburige Peel haare noodige turf te steeken en te halen; deze gemakkelijkheid om den brand te vmden is oorzaak dat alhier weynig schaarhout geplant word. Het getal der huyzen bedroeg anno 1736 157 Volgens borderel en ampliatie op vijfjarig quohier anni 1791 log Volgens het nieuw quohier waarop de taxatie geschiet is in 1792 In 1791 waren er: vermogende boven de 16 jaren 528 onder „ „ „ 281 minvermogenden boven de 16 jaren 80 » onder „ „ „ 30 onvermogenden boven en onder de 16 jaren 52 arme boven en onder de 16 jaren 115 totaal 1086  12 Ook staan onder de onvermogende de vroedvrouw, boode en dorpsdienaar. Over de ambtenaren en beambten, die men in 1741 te Aarle-Rixtel had, alsmede over hunne bezoldigingen deelt Mr. J. C. Santvoort, griffier der hoofdstad 's Hertogen bossche, in zijn Manuaal of Woordenboek het volgende mede: Quartier-schout fl 126. 0.0 Ieder schepen fl 7.10.0, dus voor zeven „ 52.10.0 Secretaris „ 150 0.0 Schoolmeester „ 36. 0.0 Denselven voor het op- en afwinden van het horlogie op de raadkamer „ 12. 0.0 Denselven voor kloksmeer „ 1.16.0 Vorster „ 25. 0.0 De peelmeesters „ 4. 0.0 De schutter 's weeks „ 0.10.0 Denselve voor het oppassen in het gemeensbroek, heyden, enz. „ 7.10.0 Den Secretaris schrijfbehoeften „ 5. 0.0 De Borgemeesters voor een buyl en intkoker „ 1. 5.0 De Gemeen tebode voor het over en weer brengen der brieVen ten behoeve van de Gemeente „ 2.10.0 De (Schepen)kamer „ 24. 0.0 Deze uitgaven waren die, welke ten laste van het dorp Aarle-Rixtel kwamen. De Schout en de Secretaris hadden boven en behalve hun tractement ook nog emolumenten, die de ingezetenen hun hadden te betalen. De schoolmeester van Aarle-Rixtel zal ook wel klokluider en doodgraver zijn geweest, zooals destijds overal op het platte land der Meierij gebruikelijk was, en daarin eveneens een middel van bestaan gevonden hebben. Blijkens eene Schepenakte van Aarle van 10 April 1624 had men toen nog: „Heylich geestmeesteren des heyHchgeest tafelle van Rycxstell."  HET BLOKHUIS. Zooals blijkt uit de geschiedenis van het Blokhuis te Liessel (zie Taxandria XXIII p. 168), gaf de Hertog van Brabant aan particulieren geld om te bouwen blokhuizen, die als forten konden dienen ter bescherming van de Meierij, wanneer de Oelderschen daarin strooptochten wilden houden, terwijl zij anders aan die particulieren tot woning konden strekken. Zoo zal ook het Blokhuis van Rixtel zijn ontstaan. Uit eene akte van scheiding en deeling van 1 Augustus 1605, staande in de Schepenprotocollen van Aarle, Beek en Rixtel, blijkt, dat Jan Michiel van Eyck tot Overbrugge, die 7 Juli 1577 overleed en evenals zijne vrouw Magdalena van Vladeracken in de voormalige kerk van Rixtel begraven werd, (zijne genealogie is te vinden in de Bijdr. van het Prov. Gen. van K. en W. in Noordbrabant 1918 p. 30), reeds eigenaar van dit blokhuis was, want bij die akte werd uit zijne nalatenschap aan hun beider zoon Jor Caerle van Eyck toebedeeld i „het huys tot Rixtel metten blockhuys, brouhuys, bachuys, scuer, stallinge, hoeve daerby ende aengelegen, respective met alle landen-, bernden, eeuselen, hoywassen ende alle gerechticheden van dycken, straten, poteryen ende andere tottên voersr. huysen ende hoeve toebehoerende, egene uuytgescheyden, enz., met conditie dat Joffrouwe Magdalena (van Vladeracken) voers. oft haer belieft haeren leven lanck sal moegen bewoenen ende het recht van habitatie hebben int blockhuys ende hebben die hellicht van de vruchten van den bomgaert." Deze J°r Caerle van Eyck droeg 3 Februari 1611 voor Schepenen van Aarle, Beek en Rixtel het Blokhuis aan zijnen broeder Geraert over, als wanneer het gezegd werd te zijn : „een steenen huys met het -groot huys, schuer, stal, backhuys  14 ende andere timmeragien, gelegen in de parochie van Rixtel, ter plaetse genoempt Overbrugge." Van hem werd het geërfd door zijnen zoon Michiel van Eyck, die op dat huis in 1651 woonde en van dezen wederom door diens zoon Carolus Franciscus van Eyck, die zoowel dat huis als het huis het Leucker te Boxmeer bewoonde. Deze laatste verkocht het Blokhuis bij de navolgende akte (Schepenprotocollen van Aarle-Rixtel.): 1699 9 April. „Joncker Francois Charel van Eyck, wonende in de heerlijkheid van Boeckxmeer, heeft erffelijk vercocht, overgegeven ende opgedragen aen ende ten behoeve van den Hoogh. Ed. Heere Johan Philip geboren Baron van Leeffdael, heere van Waelwijck ende Beeck, etc, het Blockhuys met de nederhuysinge, schuer ende hoff, groot ontrent dry Ioopensaeten ofte soo groot ende clijn als hetselve alhier op den Overbrugh gestaen ende gelegen is, d'een syde ende een eynde Dirck van Couwenberg, d'ander syde ende d'ander eynde dese volgende goederen. Item enz. Testes scabini Oerrit Jan Hendrix ende* Dilis van Luytelaer. Actum Aerle-Rixtel den negenden April sestienhondert negen ende negentigh." Genoemde kooper was de zoon van Philips van Leefdael, heer van Waalwijk en Beek en Cornelia van Egmond van der Nyenburg. Door koop werd hij ook nog heer van Croy en Stiphout (Taxandria XXIV p. 95.) Zijne tweede vrouw was Henrietta Florentina van Vladeracken, die hem een eenig kind schonk: Cornelia Johanna, welke huwde met Johan de Coutereau, markies van Assche, baron van Velpe, erfstandaarddrager van Brabant en kolonel van een regiment cavalerie in dienst van de Republiek der Vereenigde Nederlanden. Daar haar vader overleed met meer schuld dan goed zoo moest zij diens nalatenschap onder het voorrecht van boedelbeschrijving aanvaarden en geschiedde het dat de daartoe behoorende goederen werden verkocht, bij eene akte,  15 ingeschreven in schepenregister van 's Bosch no. 594 f. 293 (lees: 243) en volgd. en luidende aldus: 1712 6 Januari. De heer Herman Cremers in den name ende gemagtigt tot 's geens naervolghende van den Ho. Geb. Heere Johan de Coutereau, marquis d'Assche, baron van Velp, erffstandaartdrager van Brabant, als in huwelijk hebbende vrouwe Cornelia, geboren Baronesse van Leefdael, als erfgenaam onder beneficie van inventaris van wyle den Ho. Geb. Heer Johan Philip Baron van Leefdael, Heere van Waalwijk, Beek Croy ende Stiphout, geimpreteert van de Eerste presiderende' ende andere Raden van den Rade ende Leenhove van Brabant, geadresseerd aan Wethouderen deser stadt ('s Bosch) ende aldaar op den 10 Januarij en 5 Junij 1708 geinterimeert, van den voors. geconstitueerde geadsisteert met den Hr en Mr Jacob Comans, oudt schepen en raedt, de Hr Hendrick Musch, heer van Milheze en deselve heeren vervangend de Hr en Mr Petrus Verster, mede outschepen ende raedt als medegecommitteerden vermits zijn Ed. indispositie, als' gecommitteerden van de gesamentlycke crediteuren des boedels en nalatenschap van opgemelten Heere van Waalwijk zal transporteeren enz. de van outs vermaarde Hooge heerlijkheyt der stadt en vryheyt Waalwyck enz. aan de WelEd.Welgeb. HeerMauritz Le Leu de Wilhem, eerste presiderende van den souverainen rade en leenhove van Brabant en Landen van Overmaze in 's Gravenhage. Voorts verscheidene bouwhoeven te Bakel, Beek en Aarle en verder: Het Blockhuys met neerhuysinge, gelegen tot Overbrugge groot 29 loopende teullant en 24 loopende hoy- en groeslant' bewoont wordende by bartholomeus Jacobs, by den Hoogh gebore Heere van Waelwyck sal. verkregen tegens Jonc' francois Charel van Eyk, woonende tot Boxmeer, prout in hbris d'Aerle-Rixtel wesende van der dato de 9 April 1699,aan Johan van Proyen 6 Januarij 1712.  16 Johan van Proyen kocht het Blokhuis echter niet voor zich, doch voor genoemden Herman Cremers, zooals hierna zal blijken. Deze was eerst deurwaarder te 's Hertogenbosch, met welk baantje hij veel geld schijnt te hebben verdiend, vermits hij veel vast goed kocht en daarna erfsecretaris werd van Rosmalen en Nuland. Hij was geboren te Maastricht en huwde Anna Maria van Proyen Petersdochter, die hem deze kinderen schonk : Helena Johanna, welke huwde met Nicolaas Esser, luitenant in een regiment cavalerie ten dienste van de Republiek der Vereenigde Nederlanden; Maria Elisabeth, die huwde met mr Abraham Hubert; Francoise Marie, die huwde met mr David Ragay, stokhouder en vendumeester, alsook secretaris van Grave; Johanna, die huwde met Johan Hubert en Jacob Dirk Cremers, die ook erfsecretaris van Rosmalen en Nuland was. Deze kinderen, althans eenigen hunner, daar het niet duidelijk blijkt of zij allen het deden, verkochten voor Francis Winkel en Cornélis Dirk van Osch, schepenen van Aarle-Rixtel: 1733 5 Januari. het Blockhuys mette neerhuysinge en aanhoorige landeryen met sijn opgaende boomen, plantagien en houtwassen, gelegen tot Overbrugge, groot 29 loopense teullant en 24 loopense hoye en groese, opgemelte heer Herman Cremers aengecomen by coop en opdraghte tegen Johan van Proyen q.q" volgens Schepenenbrieve van 's Hertogenbosch, wesende van den dato 6 Januarij 1712, — aan d'heer Adam Blanckaert, woonende te Beek. Het schijnt daarna te diens laste gerechtelijk uitgewonnen te zijn, daar toch in de Schepenprotocollen van Aarle-Rixtel ook nog deze akte geregistreerd staat: 1736 16 Augustus. Michael van Nieuwstadt, procureur voor den Ed. Achtb. Geregte der stadt Helmondt en dinghbancken, onder het quaertier van Peelandt resorteerende, uyt craghte van authorisatie, permissie en decreet van de Eerw. heeren gesubstitueerden van den heere Stadthouder en scheepenen deeser dorpe en dinghbancke van Aerle-Rixtel van dato den 6 Junij 1736,  17 heeft alsoo wettelyck en erffelyk verkoght, opgedragen ende getransporteert, mits dese overgegeve aen de heer Hendrick Draeck, luytenantcolonel en direckteur, alsmede captyn van de companie pontons ten dienste van Haar hoog moogende de heeren Staeten generael deeser Vereenighde Nederlanden, het Blockhuys met de neerhuysinge en aenhoorige landeryen met sijn boomen, plantagien en houtwassen, gestaen ende geleegen tot Overbrugge, groot 29 loopen saeten, enz., soo ende gelijck dieselve neerhuysinge en landerijen jeegenwoordigh sijn leedigh leggende, althans onbewoont en laetst in gebruyck sijn geweest by Thony Hendrick Huybers ende het Blockhuys in gebruyk is by Zeeger Jan Qruyters, aen Adam Blanckaert aengekoomen by opdraghte voor heeren scheepenen alhier teegens de Erffgenaemen wylen de Heer Herman Creemers volgens vesten daervan sijnde de dato den 5 Januarij 1733. Oetuygen hier over waeren Francis Swinkels en Jan Houts scheepenen in Aerle-Rixtel. Wat er verder met het Blokhuis is voorgevallen blijkt niet In elk geval bestaat het sedert lang niet meer. Genoemde Hendrick Draeck was, toen hij het kocht, reeds eigenaar van het Huis van Rixtel, ook genaamd het Gulden huis. Hij was van eene familie, die ambten in de buurt van Rixtel bekleedde Zoo was zijn broeder Johan, secretaris der grondheerlijkheid Asten, die wel dezelfde zal zijn geweest als de Johan Draeck, die erfsecretaris van Nuenen, Gerwen, Tongelre en Nederwetten was en 27 November 1721 optrad' als voogd zijner twee minderjarige kinderen, verwekt bij Johanna van der Lith, met wie hij 12 Augustus 1708 voor den Predikant van Asten gehuwd was. Later trouwde hij met Elisabeth Hendrina van Keppel Fox, die reeds in 1737 zijne weduwe was. Een van bedoelde minderjarigen was Adriaan Draeck, die in 1752 reeds dood was en ook was erfsecretaris van genoemde dorpen, alsmede drossaard van Geldrop en collecteur van 's lands verponding, beden en gemeene middelen van het dorp Aarle-Rixtel, terwijl de ander zal zijn geweest Cornelis Draeck, de latere eigenaar van het Huis van Rixtel  18 of het Gulden huis. (Zie Aug. Sassen de Protocollen der Helmondsche notarissen.) Blijkens de Beschrijving van Philips baron van Leefdael, heer van Waalwijk en Beek en echtgenoot van Cornelia van Egmond van der Nyenburg, hiervoren reeds genoemd, stond te Rixtel ter plaatse genaamd Overbrugge nog een ander adelijk huis, waarvan hij schreef, dat het werd bezeten door „Joncker Michiel van Eyck, soone Geerardts van Eyck". Het zal dat geweest zijn, hetwelk diens echtgenoote Maria Angelina van Boxmeer IQ Juli 1688 voor zich en haren man, toen geheeten „Jor Michiel van Eyck van Overbrugh", ten overstaan van Schepenen van 's Bosch (Reg. nr. 44Q f. 287) als volgt verkocht aan Philips baron van Leefdael, heer van Eethen, Meeuwen enz. (zoon van Jacob, den oom van den meergenoemden Philips van Leefdael, die met eene van Egmond gehuwd was): „eene adelycke huyse ende hoffstede, daervan den huyse voor enige jaeren is affghebrant, met de nederhuysinge, schuere ter woninge van een huysman en ter lantbouwinge dienende en boomgaert enz., so groot ende cleyn als de voors. hofftuyn ende bogaert binnen de grachte gelegen is." In deze akte wordt niet vermeld, waar het daarbij getransporteerde huis stond, vandaar de hiervoren geopperde twijfel. HET ERFSECRETARIAAT. Evenals zulks met het Kwartier Maasland het geval was (zie den Nieuwen catalogus der oorkonden en handschriften van het Prov. Gen. van K. en W. in Noordbrabant) had ook het Kwartier Peelland zijnen erfsecretaris, die zijn ambt in leen hield van den Hertog van Brabant. Het was dezen nfet mogelijk dat ambt uit te oefenen in elk der dorpen, die in dit Kwartier gelegen waren; van daar dat hij dat door anderen  19 deed uitoefenen of wel een deel van zijn erfsecretariaat aan anderen overdroeg. Dit laatste deed 16 November 1529 voor Schepenen van s Bosch (Reg. nn 136 f. 20) de erfsecretaris jan van Heessel Oerardszoon ten aanzien van de dorpen Lieshout, Aarle Beek HteL-enM-S,tiphOUt' waarschiJ'nIiik OP ^er jeugdigen leeftijd,' daar hij blijkens de grafzerk, waaronder hij te St Oedenrode m de voormalige St. Odakerk begraven werd, den 2 Juni 1584 stierf, terwijl zijne vrouw, joanna Couvrinx, blijkens diezelfde zerk eerst den 28 Juli 1609 overleed. De akte, waarbij hij die overdracht deed, luidt als volgt: 1529 16 November. Jan van Heessel Oerardszoon, erfsecretaris van Peelland draagt over het secretariaat van Lieshout, Aarle, Beek, Rixtel en Stiphout aan Jorden Wlllems Oerritszn. ingezetene van Aarle, ten behoeve van Claes, den zoon van Michiel van Stiphout Jan van Heessel, soen wilneer Oerarts van Heessel, secretaris van Pedelant, het scrijffampt oft secretarisscap van desen Aerle, Beeck, Rastel ende Stiphout, gelegen in Pedelant ende genomen uuyten geheelen scrijfampt van Pedelant voirs welche geheel officie van scrijfampt oft secretarisscap voirs" d.e vo.rs. Jan van Heessel tegens Jannen die Lu, soen wilnere Adaems d.e Lu, als man ende momboir joffrouwe Lijsbette sijnrehuysvrouwen, dochter wilnere Henrix geheiten van den Veehuys ende derselver Lijsbetten, in erffelycken coop ve" cregen hadde, gelijck dat in scepenenbrieven van Shertogenbosch, dairop gemaict, breder ende volcomelycker begrepen staet, welcke officie van den scrijfampt oft seLarisscfp ïan den v.j f voirss. dorpen, makende drie dingbancken heeft hv mder a.derbesten formen ende manieren, dat hy co^de ende mocht vo,rts wittelic ende erffelick vercoft, overgegeven ende tof oeS nden W,IIemS °erittS' in^eten tot Ager,e voirs. tot behoeft Claessen, soen Michiels van Stiphout om van denselven Claessen die voirs officie erffelic te'hebbene eno te gebruyckene tesamen met allen synen rechten, toebehoerten'  20 proffyten ende emolumenten, daertoe behoerende ende van den voirs officie ten der vijf dorpen voirs. comende, hem Jannen van Heessel competerende in ennigen brieven, instrumenten oft andere munimenten dairaf gewach doende; ende heeft dairop met helmelinge vertyden tot behoeft des voirss Claes Michiels vertegen in manieren in dien gewoentlic sijnde; gelovende die voirss Jan van Heessel als sculder principael op hem ende alle syne gueden, nu hebbende ende namaels vercrygende, dat hy den voirs. Claessen dese officie van den secretarisscap der vijf dorpen voirs. sal weren ende allen commer van sijnder wegen af doen soe behoeren sal, te weten dat hy Jan vercoeper tussen dit ende Sint Jansdach nativitatis baptiste naestcomende sal compareren voir den leenheere dairaf dit officium te leen wordt gehouden ende doen dan tot Claessen behoeff sulcken veste alsoe dat behoeren sal na den leenrecht, onder sulcken condicie dat ingeval ons genedigen heere keyser Kaerl als hertoch van Brabant oft sijn nacomelinge die voirs. vijf dorpen ofte ennige van dien, die voirtijts verset oft vercoft sijn ende tot smalen heerlicheyt gemaict sijn, gelost worden ofte aent hertochdom van Brabant gebracht wordde, dat in dien geval die voirs. Jan oft sijn nacomelinge dese officie sullen moigen lossen met hondert ende vijftich karolusgulden tot twentich stuvers elcken gulden gerekent in goeden gevalueerden gelde ofte die werde. Sonder argenlist. Actum XVI novembris anno 1529. Kantakte. Op huyden den IIen decembris anno XVlQCVI heeft heer ende meester Jan van Aerle, vicedeken ende scholaster van St. Oedenroede, oipentelick beleden ende bekent dat d'erffgenaemen Jans van Heessel Janssoen aen zyne hande wel ende wittelick hebben affgelost ende gequeten de secretarissctiappe inne desen contracte begrepen in conformiteyt van  21 zeeckere accort desen aengaende heeren commissarissen der Stadt 's Hertogenbosch opten XVII november anno XVICXVI gemaeckt ende aengegaen. Actum utsupra. Me Teste. L. VAN KESSEL. Over voorschreven secretariaat komen in het Leenboek van den Raad en Leenhof van Brabant voorts de navolgende beleeningen voor: Jan, soone Johan van Heessel, als proprietaris ende besitter van de secretarye ende schryversampt van St. Oedenróde, Vechel, Aerle, Beeck, Lieshout, Stiphout ende Rixtel, heeft op den 17 December 1633 te leene verheven het secretaris en schrijversampt van alle de bovengenoemde plaetsen. Item eene hoeve, gelegen te St. Oedenróde ter plaatse genoèmt ten Hout. Bartholomeus van Heessel heeft op den 20 Martij 1651 te leene verheven het secretaris ende schryversampt van Aerle, Beeck, Rixtel, Lieshout ende Stiphout. Rochus Lovens, hooftmeyer der stede en Lande van Siechem id. 24 Juli 1676 in qualité als voocht over syne onmondige kinderen, verweckt by wylen Maria van Heeesel, de voors kinderen aengecomen by doode van hennen grootvader de voors. Bartholomeus van Heessel. Francis Theodorus Schenarts, licentiaet in beyde de regten als in huywelijck hebbende Johanna Lovens 6 September 1696 met id., hem (haar) aengecomen by broederlycke ende susterlycke scheydinge ende deylinge Blijkens het Protocolboek van de verhefakten van den Raad en Leenhof van Brabant (Prov. Rijksarchief te 's Bosch) luidde de volledige akte waarbij hij daarmede beleend werd, als volgt: 1696 6 Sept. D'Eerste presideerende ende andere raden van den Rade en Leenhove van Brabant doen te wetene, dat Oerardus Donquers, wonende tot Eyndhoven, compareerde voor d'heeren  22 Dierquens, stadthouder en M. Le Leu de Wilhem, leenman, ende exhibeerde acte van specialen last ende procuratie op den 25 Augusti 1696 voor den notaris Hend. Deckers ende sekere getuygen binnen Beeck bij Aerle ter sake nabeschreven op hem, comparant, gepasseert by Francois Theod. Schenarts, licentiaet in beyde de reghten, als in huwelijk hebbende Johanna Lovens, wonende tot Aerle-Beeck voors. Ende versochte in de voors. qualité van wegen ende ten behoeve van den constituant in syne voors. qualité mette ledige hant verlijt ende beleent te worden met het secretaris- ende schryversampt van Aerle, Beeck, Rixtel, Lieshout ende Stiphout, gelegen in den quartiere van Pelant, meyerye van 's Bosch, den constituant in qualité voors. aengecomen by broederlyke ende susterlyke scheydinge ende deylinge. Waerop den Rade ende Leenhove uyt den naem ende van wegens d'Hoog Gemelte Heeren Staten-Generaal der Vereenichde Nederlanden als representeerende den hartoge van Brabant den voors. stadthouder en mannen van leen gemaent hebbende te wysen des recht ware, Is by deselve verclaert ende gewesen voor recht, dat hy den voors. comparant in qualité voors. in hulde ende manschap ontfangen ende ten behoeve van den voors. constituant mettet voors. leengoet verlyen, beleenen, goeyen, erven ende vesten souden. Ende is alsoo den voors. comparant daeraf gecomen te hande ende monde, doende de hulde ende eedt van eeren ende trouwe met alle tgunt naer 't leenhoffsrecht van Brabant schuldigh ende gehouden was te doen ende mettet voors. leengoet verlijt ende beleent, mitsgaders daerinne gegoeyt, geërft ende gevest, ende voorts in manschap ontfangen, behoudens den heer ende een yder sijn recht. Toirconde hebben wy den den zegel van den voirs. Rade ende Leenhove deze brieve doen aenhangen Gedaen ende alsoo gepasseert in 's Gravenhage 6 Sept. 1696. Van latere beleeningen met het voorschrevene blijkt niets.  23 DE GEMEENTE. (Communale grond.) 1300 December 4. Hertog Jan II van Brabant geeft aan de ingezetenen van Rixtel, Aarle en Beek het gebruik der gemeente. Universis tam presentibus quam futuris, Nos Johannes, Dei gratia dux Lotharingie, Brabantie et Limburgie, notum facimus, quod nos concessimus et per presentes concedimus et conferimus hominibus villarum de Rikestele, de Arle et de Beke communita [tem] ad eorum usum, a molendino dicto Skepstal usque ad debitam divisionem communitatis de Ghemert se extendentem et a divisione e[-ad-]em de Ghemert [usque Bri]brake, a Bribrake usque rivum d'A et usque [Hest]-e brughe et a dicto loco usque molendinum Skepstal predictum ascendendo, prout eisdem hominibus per Walterum Coyart, [nostrum tune) temporis de Busco receptorem, est concessa, [tenend-]am et habendam liberaliter imperpetuum sub anno et hereditario censu quadraginta soludorum nobis et nostris heredibus [et] viginti soludorum lovaniensium preposito Epternacensi et suis successoribus an[-nis] singulis in festo beati Remigii persolvendo, de [prelevio autem] dicte communitatis nobis esse recongnoscimus plenius satisfactum, concedentes quod predictarum villarum homines hominibus aliensis [usum] possint dicte communitatis prohibere, qua nulli licitum sit perfrui nisi solum hominibus villarum predictarum, quam quidem communitatem dictis villarum hominibus promittimus imperpetuum warandire, quod si qui contra nostram presentem concessionem attemptare presumpserint et eosdem homines molestare usurpando sibi temere jus utendi communitate memorata, eosdem molestatores injuriosos dicti villarurn homines panniant pro emenda, solvenda secundum excessus quantitatum et juxta consuetudinem, in aliis vicinis communitatibus usitatam, cujus emende pars media nobis cedet et nostris heredibus, alia vero fabrice e[-eclesie] ville de Arle prenotate '); de dicta autem ') Blijkbaar volgde hier in de minuut de zinsnede: „Concedimus preterea dictis villarum hominibus, ut", welke vergissing de klerk heeft hersteld door de toevoeging, van het woord „autem".  24 communitate dicti [villarum predictarum homines] suam possint Iicite utilitatem facere et profectum, pro[-ut]sibi melius viderint, expedire, mandamus igitur nostro sculteto dfeBusco, qui] nunc est [et pro] tempore fuerit, ut eosdem villarum predictarum homines in communitate predicta tueantur et defendant pacifice et quiete contra quoslibet injurio [-sos] turbatores. In quorum testimonium et munimen sigillum nostrum presentibus duximus apponendum. Datum anno Domini [IIlC]CC die beate Barbare. Origineel perkament. Zwaar beschadigd. Het aan een dubbelen staart uitgehangend hebbend zegel Is verloren. Berust In het oud archief der gemeente Aarle-Rixtel. De ontbrekende woorden zijn aangevuld uit de autenthieke copiedd. 19 Juni 1462 van den notaris Johannes Aelbertl, berustende In het oud archief der gemeente Gemert, in vergelijking met de acte van uitgifte der gemeente, den zelfden dag aan de Ingezetenen van Helmond verleend en afgedrukt in het werk van Krom en Sassen. Oorkonden betreffende Helmond, bladzijde 8. 1329 October 15. Hertog Jan III van Brabant geeft aan de Ingezetenen van Rixtel, Aarle en Beek het recht om voor hunne gemeente eenen schutter aan te stellen en bedreigt eene geldboete tegen het wederrechtelijk gebruik van dien communalen grond. Nos Johannes, Dei gratia Lotharingae, Brabancie etLymburgie dux, notum facimus universis, quod cum homines nostri villarum nostrarum de Rixtele, de Aerle et de Beke sua pascua seu communia, jacentia juxta dictas villas, prout in litteris nostrorum progenitorum, eis super ea traditis, plenius continetur, et cum in dictis cartis suis non continetur emenda nee specificata, quam ipsi recipere possent aut deberent de pecoribus et bestiis alienis, eorum pascua sive communia uti volentes contra voluntatem eorundem, concedimus eisdem et damus plenarium potestatem vel eorum nunctio, qui vulgariter scuttere nuncupatur, arrestandi et detinendi pecora aliena sive bestias alienas, que vel quas et quotienscumque ea in dictis pascuis sive communibus invenitur, pro emenda quinque solidorum turonentium parvorum, grosso videlicet turonensi denario monete  25 regis Francie antiquo pro sedecim denariis computato, de qua vero emenda nos et nostri heredes duos solidos habebimus, écclesie predictorum villarum similiter duos solidos et preco, qui vulgariter scuttere nuncupatur, pro suo labore duodecim denarios habebunt et obtinebunt, et placet nobis et damus eisdem hominibus plenariam potestatem ponendi unum preconem et deponendi, quotienscumque ipsis visum fuerit expedire et placuerit, ad custodiendum pascua sive communia eorundem et pecora aliena sive bestias alienas a dictis pascuis sive communibus expellendum et detinendum pro emenda quinque solidorum monete antedicte. Insuper concedimus eisdem plenariam potestatem, ut possint dare ad censum annualem et vendere usque ad summam sensus, quem nobis et abbatie Epternacensi de dictis pascuis et eorum communibus solvere tenentur annuatim et hec omnia et singula dictis nostris hominibus et eorum successoribus pro nobis et nostris similiter successoribus involabiliter observare promittimus imperpetuum, In cujus rei testimonium sigillum nostrum precentibus litteris duximus opponendum. Datum et actum Lovanii feria tercia ante festum beati Luce ewangeliste anno Domini millesimo CCCmo vicesimo nono. 1336 April 13. Hertog Jan III van Brabant bevestigt de ingezetenen van Rixtel, Aarle en Beek In het bezit hunner gemeente, gelijk die na een geschil met den Heer van Qemert door Nicolaus den Swaef, drossaard van Brabant, is afgepaald geworden. (Wy) Jhan bi der gratiën ons Heren hertoghe van Lothrijc, van Brabant ende van Lymborgh, doen cont hen allen, die dese letteren sellen sien ende horen lesen ; want een beleit ende eene witteghe palinghe ghedaen heeft gheweest van onsen weghen overmyds heren Nicolause den Swaef, te dien tiden onsen drossate in Brabant, tusschen ons, onse liede van onsen dorpen van Rictele, van Arle ende van Beke in deen tide ende die heren van Ghemert in dander tide, welce beleit ende palinghe vorseide wel ende wittelece ghedaen heeft gheweest na allen rechte, vonnisse ende ghewoente van  26 onse lande ende daerop palen gheset sijn, ghelijc dat rechte daerop wijsde, dat wy hebben ghegeven ende gheven onse vorseiden lieden van onsen dorpen vorghenoemt, haren oer ende haren nacomelinghen van ons, van onsen oer ende van onsen nacomelinghen ende willen ende consenteren, dat si in eweliken tiden hebben, besitten, orberen ende gebruken paisleke ende vredeleke alle der ghemeynten, die geleghen es binnen den vorseiden palen te onser siden wart, also verre alse si ons toebehoert; ende bevelen ende ghebieden allen onsen rechteren, die nu sijn ende die namaels wesen selen, wie dat si sijn, ende eiken bi hem, dat si onse vorseide liede van Ricstele, van Arle ende van Beke in die vorseide ghemeynte houden ende hen daeraf ghebruken doen paiseleke ende vredeleke sonder enech wedersegghen, ghebrec ochte calanghe van emene in negheenre manieren, alle argheliste in desen vorseiden dinghen uutghesceiden. Ende om dat wy willen, dat dese vorseide dinghen erfleke ende emmermeer vast ende ghestadech bliven ende wel ghehouden van ons, van onsen oer ende van onsen nacomelinghen sonder daeryegen yet te doen ochte tegaer bi ons ochte bi anders yemene in negheenre manieren, soe hebben wy onsen vorseiden lieden van Ricstele, van Arle ende van Beke ghegeven dese opene letteren, beseghelt met onsen seghele in eweleker gedinkenessen, in vestinghe ende in kinnessen der waerheit. Dit was ghedaen ende ghegheven te Bruessele in Palmsqnnetaghe in den jare ons Heren duesentigh driehondert sesse ende dertegh. Item subscriptum erat in littera Theutonicali cujus copia prescribitur: By den hertoghe in de yeghenwerdicheit heren Willems van Duvenvorde ende heren Louys van der Borgh, rentmeester van Brabant. Et ego Petrus de Platea, de Helmont, presbiter Leodiensis diocesis ac publicus sacra imperiali auctoritate notarius, quia tres carthas seu litteras distinctas quarum tenores de verbo ad verbum prescripta sunt, vidi integras non cancellatas, non  27 abolitas, non abrasas nee in aliqua parte earum viciatas, sed veris sigillis illustrium ac nobilium principum bone memorie quondam Lotharingie, Brabancie et Lymburgie ducum sigillatas, idcirco ipsas carthas seu litteras nichil addendo vel subtrahendo sic copiavi et ut copie presenti plena fides adhibeatur sigillum meum proprium una cum signo meo notariali munito presentibus apposui. Actum, scriptum et copiatum anno Domini millesimo quadringentesimo septimo mensy Novembris die octava. n(?). s. Petrus de Platea visis principalibus. Facta collatione diligenter cum principalibus anno a nativitate Domini millesimo CCCC° LXH° mensis Junii die XIX per me Johannem Aelberti de Strijp, notarium. Origineel in het oud-archief der gemeente Oemert. Eene tweede autenthleke copte, ditmaal van de hand van bovengenoemden notaris Petrus de Platea, d.d. 1 Juli 1425, berust eveneens in het oud-archief der gemeente Oemert, maar is blijkbaar voor de ingezetenen van Rixtel, Aarle en Beek vervaardigd en dus kennelijk uit het archief van genoemde gemeente weggeraakt. 1359 19 Mei. Wenceslaus van Bohemen en Johanna, Hertog en Hertogin van Brabant, bevestigen de goede lieden en dorpen van Rixtel, Aarle en Beek In het gebruik en bezit hunner gemeente. Wenselaus van Behem, by der gratiën Gods hertoge van Lucxemborch, van Lotrijc, van Brabant, van Lymborgh, marchgreve des heylycks Rijcks ende Johan, by derselver gratiën hertoghinne der hertogedomme ende marchgrevinne des marchgrefscaps vorss, doen condt alle luyden, dat wy, om die guede gunst, die wy dragen ende hebben tot onsen gueden luyden ende dorpen van Ryxtel, van Aerle ende van Beeck ende oeck om den gueden dynst, die zy ons ende onse vorverders gedaen hebben ende nog doen moeghen, denselve onse guede luyden gegeven, gewylcoert ende geconsentert hebben, geven ende wylcoren ende consenteren myt desen brieven:  28 dat zy al haer carten, ghemeyntten ende groesen houden, gebrucken ende bezytten sellen peysselijc, rastelijc ende vredelijc in der voegen hierna gescreven ; dats tho weten open ende ombeheymt ende ombeslagen, vortaen tho ewelycken dagen, gelijc zy van ous gedaen hebben ende gelegen hebben ; uuytgescheyden alsulcken deel van gevonten, ') als zy uuytgeven sullen ende daer zy geit ende cost, dien zy om dese zaken wil moeten doen ende betalen ende gedaen hebben, afmaken ende trecken sullen, dat die beheymt ende besloten sal mogen bliven liggen. Vort zo willen wy ende sullen dese vorss. gueden luyden van desen dorpen ongelast ende ongehouden bliven tot ewelycken dagen tho malen op ennige molen, dan daert hen gevucht2) ende sal, of daer myt hen beest melt ende beest beryft tot allen plaetssen, gelijk zy ons gedaen hebben. Item hebben wy hen gegeven ende geconsenteert, dat sy sullen gebruken, anwerden ende besyngen ende besytten vortan tot ewygen dagen alle die gemeynte, bynnen hennen vorss. dorpen gelegen, in geburlyken rechten also verre, als wy dar ennich recht an hebben mogen ende est in hout tot houwen, in wyschen, in vogelen ende in alrehande vildbrade te waen, dat daer bynnen is of comen mach, uuytgescheyden conynen, welthoderen, laemmougiën of ennich ander saken tho doen, die onser hogher heerlijcheyt angaen mocht ofte thobehorene. Ende vaert dat sake, dat yemont van den vorss. dorpen ennigherhande gemeyntten uuytgegevet hedde of begrave of te tsijns gegeven, uuytgescheeden die onse rentmester van Brabant of van Den Bossche uuytgegeven hadde, dat die den thijns onser vorss. dorpen, den luyden metten voerlive daraf gegeven weer, te baten comen sal horen thijns ende commer mede te stoppen of open bliven lyggen. Item ten sullen vortmeer egheen luyden, so wien zy zijn, bynnen desen vorss. dorpen vri sitten van heervart of van beden in ennigher manieren, mer sullen volgen myt den ') Sic. In de oorspronkelijke acte heeft gestaan „gemeynten". 2) Hier staat „genucht" of „gevucht".  29 gebueren altoes als van ous clock etc. ende sullen desgelijcks bede gelden alsoe dyck, als tho doen wesen sal, ende altoes geburlijc rechte tho houden, hetten waer, dat yemont betonde wyttelijc myt brieven of myt gueder warheit, dat hy des niet quyt wesen en sal, behoudelijc oeck altijt denghenen haer wriheit ende recht, die ons van recht tho horen gedient hebben ende des quyt gevest gevest hebben. Item hebben wy gegeven ende geconsenteert onsen vorss. gueden luyden, dat die scepens ende gesworen des vorss. dorps met dengenen, dien zy daertho setten sullen, uuytgeven sulten mogen ende maken an haer gemeynt, daert hen oerbelijc ende goet dunckt na haren beesten ter mynster scaden, alsulken onraet van geelde, als zy geloft ende gegeven hebben ofte geloven ende geven sullen om dese zaken wil, hetzy van cost, van terynghe of anders, sonder argelyst; behoudelijc dien, dat wy op elke bohre, dat zy van der vorss. gemijntten uuytgeven sullen, behouden sullen erffelijc eynnen pennynck tcijns auts, enen ouden groeten voer negen pennyghen gerekent, die men jarlijcs onsen rentmester van Den Bossche altijt tot sinte Remeysdach betalen zal. Ende war dat tsake, dat ymont waer geseten in den vorss. dorp ofte daer guet in lyggen hedde ende hem hierthegen worp, settende ofte steken woude ende niet stat en hielde by der ordinancie scepen of gesworen den vorss. dorp te bliven, dien of die sullen wy myt onsen ambocht ende rychteren alsulc doen houden ende hebben, dat sy derselver ordinancie van geelde te geven ende uuyt te reyken, alzo verre als men dat op hen of op hoer guede te gebruken recht setten sal, volleghen sallen ende die voldoen. Ende war oec yemont in deser vorss. dorp geseten, die ennigherhande geelt of goet sculdich weer denselven dorp, dat van rechten tho behoren weer, dat sullen wy hen onsen rychteren doen uuytpanden ende uuytrayken in alsulker manieren, dat wy daeraf die heelft hebben ende dat vorss. dorp die andere heelft om hoeren commer daermede the stoppen. Voert zo hebben wy onsen vorss. luyden van Ryxtel, van  30 Aerle, van Beeck quytgeschouden ende quytschelden hiermede van allen dien, dat sy thegens ons op den vorss. gemeyntte tot op den dach tho van huyden gebroeckt of mysdaen mochte hebben, hetsy in hout the houwen, in wyssen, in vogelen of anders in ennigherhande wille sonder argelyst. Ende alle dese vorss. punten ende articulen hebben wy onsen vorss. gueden luyden des dorp van Rixtel, van Aerle ende van Beeck gegeven, gewylcort ende geconcentert tot ewelyken dagen vor ons ende vor ons naecomelyngen, alle argelyst uuytgesceiden, behoudelijc ons in allen punten onser heerlijcheit ende enyegelijc syn recht. Onbieden hierom,'bevelen zere erstelyc onsen schoutheit van Den Bossche ende van Pelant ende allen andere onsen ambochten onser meyerye van Den Bossche, van vat staet dat zy sijn, die nu zijn of hiernamals zijn sullen, dat zy die vorss. gueden luyden van Ryxtel, van Aerle ende van Beeck allen haer ouden carten, die zy van onse voerwederen hebben ende dese thegenwordige carte houden ende doen houden en hen dese vorss. gemeyntte peyselijk ende vredelijc doen gebrucken ende besitten ende hen alle forts ende gewaut dair af doen ende hen oec alle ander punten in den vorss. ouden carten ende dese thegenwordige begrypinge houden ende doen gesciën, na inhouden derselve tot horen versuek, des niet latende, also lyef als ghy ons huid ende vrientscap hebt. In getuchgenisse ende in weelck dyne wy onse segelen an desen bryeff gehangen hebben. Gegeven tot Brussel negentien dach in den Mey int jar ons Heren dusent driehondert negenenvijfftich. (Register Mierlo Prov. Rijksarchief te 's Bosch.) 1464 20 December. Philips II van Bourgondle, hertog van Brabant, bevestigt na opheffing van het daarop door hem gelegd rastement, de Ingezetenen van Rixtel, Aarle en Beek In het bezit hunner gemeente, doch bepaalt tevens, dat, wat zij deswege aan cijns aan den Heer van Helmond te betalen hebben, volgens de nieuwe muntwaarde meer bedraagt dan hetgeen zij tot dusverre daarvoor  31 betaalden; stelt dat meerdere vast en bepaalt dat zij dat hebben te betalen aan zijnen rentmeester te 's Bosch, evenals hetgeen zij naar die berekening achterstallig waren te betalen. Phelips, bi der gratiën Goids, hertoge van Bourgoingnen] van Lothrijck, van Brabant ende van Lymborch, greve van Vlaenderen, van Artois, van Bourgoingnen, Palatin, van Henegouwen, van Hollant, van Zeelant ende van Namen, greve des heilichs Rijcs, heere van Vrieslant, van Salins ende van Mechelen, allen denghenen, die desen brieft selen zien off hoeren lesen saluyt. Alsoe als wy int jaar XIIllC tweentsestich overmids onsen openen brieven, dairop uutgesonden, overal in onsen lande van Brabant tallen behoirliken plaetsen hebben doen uutroepen ende gebieden, dat alle dieghene, die in denselven onsen lande houdende weren ennige vroenten,' heyden, mouren oft gemeynten onder titel van vercryge tegen' ons off onsen vorderen wilen hertogen of hertoginnen van Brabant off van onsen off hoiren officieren, de macht hebbende, souden brijngen oft seynden bijnnen sekeren tyden, dairtoe' gestelt, copie off vidimus autentike van allen hoeren brieven ende bescheyde, die zy dairaff hadden in handen van onsen rentmeesteren, eiken in synen bedryve, om die vorts(?) by hem te werden gebracht in der cameren van onser rekeningen te Bruessel ende ons van al relatie te werdden gedaen om van der gelegentheyt dairaff te mogen wesen geadverteert, denwelken navolgende onse goede liede onser dorpen van Rixstel, Aerle ende Beke, gelegen in onser meyeriën van Den Bossche, overbracht hebben gehadt in handen ons rentmeesters van Den Bosch Goessen Heym een zeker vidimus van eenen brieve wilen hertoigen Jans, hertoige van Lothrijck, van Brabant ende van Lymborch, ons oudvorders saliger gedachten, gegeven op sint-Barberendach int jaer ons Heren duysent ende driehondert, daermede hy onsen voirss. goeden lieden van Rixstel, Aerle ende Beke gegeven ende verleent heeft gehadt tot hueren gebruyke eene sekere gemeynte, streckende tot sekeren palen ende paelsteden, in denselven' brieve verclaert, om die te hebben ende houden tot eeuwegen  32 daegen voer eenen sekeren erfchijns van veertien scellingen loevens, hem ende zynen erven ende nacomelingen ende van (?) twintich schillingen den proefst van Efternaken ende zynen nacomelingen alle jaer op sinte-Remeysdach dairaff te betalen, gelijc den voirss. brieff dat mit alrehande punten, dairtoe dienende, claerliken inhoudt, ende hetzy alsoe, dat tvoirss. vidimus by onsen voirss rentmeester van Den Bosch gebrocht sijnde in der voirss. cameren van onser rekeningen ende dat mitgaders oic airehanden anderen gescriften, dairtoe dienende, rijpelic oversien ende visiteert (?) wesende, bevonden is, dat int jaer duysent driehondert ende veerthien overmids eenre sekerder wisselingen, die te dierre tijt geschiede tusschen den voirss. wylen hertogen Janne ende heren Berthout, geheiten van Berlair, ridder, bi derwelker dieselve hertoge Jan voirgenoemt in de stad van sekeren renten ende rechten, die deselve here Jan Berthout hadde in onser stad van Liere ende in ennigen dorpen dair omtrent, die hy denselven hertogen daertoe geresigneirt ende overgegeven hadde, hem (?) in manieren van wisselingen wederom gaft ende bewijsde voir hem, synen erven ende nacommelingen dat huys, die stadt en dat pare van Helmont mitten heerlicheiden, rechten, moelenen ende diversen chijnsen ende renten, te dierre tijt den voirss. hertoge toebehoerende te Helmont ende in diversen onsen dorpen dair omtrent (?) ende onder dandere alrehande chijnsen in onsen voirss. dorpen van Rijxstel, Aerle ende Beke, onder diewelken mede begrepen is den chijns, die de gebueren van denselven dorpen den voirss. hertoge jairlix sculdich weren van hoeren voirss. gemeynten, denwelken bevonden is gescreven in den chijnsboeken, die de heere van Helmont heeft van den voirss. overgegevenen chijnsen ende renten, op veertich schillinge nuwe, diewelke dieselve gebueren yesint alle jaere den heren van Helmont hebben plegen te betalen, den ouden grote loevens gerekent (?) tot twelve(?) penninge, gelijc men aldair die ponden, scellingen ende penningen nuwe oft tournoyse gewoenlic is te betalene, alsoe dat sy alle den voirss tijt lanc tot onser tijt toe van  33 den voirss. veertich schellingen Iouvens, die sy na inhouden van der voirss. brieve van der yersten vercrige hoeren voirss. gemeynten alle jaere dairaf sculdich sijn geweest, te luttel hebben betaelt alsoe vele als veertich scheljinge loevens, den ouden groten gerekent voir negen penninge beter sijn dan vertich schillinge nuwe off tournoyse, den ouden groten gerekent voir twelve penninge, dwelc gedracht van eiken jaire thien schillinge loevens, die sy ons sculdich sijn van alle den voirss. tyde opte leggene ende te betalen, gemerct(?) dat(?) den (?) voirss. (?) chijns (?) van Helmont met meer op die voirss gebueren overgegeven en is geweest ende dat sy hem ook niet meer jairlix en hebben plegen te betalen dan veertich schillinge nuwe, alst blijct by hoeren chijnsboeken voirss. om welcke zaken wille wy die voirss. gemeynte hebben doen leggen in rastemente om tvoirss. gebreck mitgaders den boeten ende brucken, die dairinne verschenen, dairaen te verhalen, dairom onse voirss. goede lude van Rixtel, Aerle ende Bekecoemen sijn geweest by onsen lieven ende getruwen cancellier ende raidsluden, geordinneirt in onsen lande van Brabant ende luden van der voirss. cameren van onser rekeningen te Bruessel, thoenende ende opdoende, hoe zy schamele luden sijn, hen' niet verstaende die penningenvaluatiën van ouden munten, den voirss. chijns van veertich scellingen alle jaere den heere van Helmont tot omtrent den voirss. jaere duysent vier hondert achtenvijftich hebben plegen te betalen, den ouden groten gerekent voer twelve penningen ende sint denselven tyde navolgende den voirss. appointemente, gelijc men hen dien heeft plegen te heysschene, ende det zij niet en hebben geweten, dat zij meer sculdich hebben geweest, mer hebben altijt gemeyndt dairmede te mogen gestaene sonder dairaf verder (?) te mogen (?) werdden belast, ons oitmoedelic biddende , te wille vergeven, soeverre zy in ennige mogen sijn gevallen^ tvoirss. rastement huerre gemeynten af te doene stellen ende ..„' onse gratie ende genade in dien tot , presenterende niettemin ons voirtaen tvoirs. gebreck van thien scellingen Iouvens alle jaere te willen betalen .... gratie ende genade 3  34 als van den voirleden tyde te verwachten. Soe doen wy te weten, dat wy, gemerct ende gewegen tghene, dat voirss. steet, ende na goeden rypen raidt dair op gehadt met onsen voirss. cancellier, raedsluden ende luden van der cameren van onser rekeningen mitgaders ook onsen raedsluden, gecotnmitteirt toten saken van onsen domaniën ende finatiën, hebben wy hueren avyse ende goeduncken geappointeerd ende sijn mit onsen voirss. goeden luden van Rijcstel, Aerle ende Beke overcomen in alsuiker manieren, alsdat sy van den chijnsdaige van sinte-Remeysmisse lestleden ende voirtaen alle jaire telken sinte-Remeysdaige tot eeuwigen daigen boven ende tot den voirss. veertich schellinge nuwe, die sy den voirss. heere van Helmont na begrype sijnre voirss. chijnsboeken, gelijc die begrypen, voir den voirss. appointemente jaerlix sculdich sijn te betalen, in handen ons rentmesters van Den Bosch, inder tijt wesende, uut heuren voirss. gemeynte selen geven ende betalen alsoe vele, als veertich schellinge Iouvens, den ouden groten gerekent voir neghen penninge, beter sijn dan veertich scellinge nuwe, den ouden groten gerekent voir twelff penninge, gedragende dieselve beternisse thien schellinge Iouvens, den ouden groten gerekent voir negen penningen als voere, ende daertoe voir alle achterstelle, dat van allen voirleden tyden dairaf onibetailt is bleven, oic in handen ons voirss. rentmeesters van Den Bosch Ooessen Heym, die ons sculdich sal wesen daeraff rekeninge ende bewijs te doene, die somme van twintich rinsguldene te veertich groten onser munten van Vlaenderen ... eenwerven, overmids denwelken wy die voirss. gemeyte hebben ontslagen ende ontslaen met desen brieve van den voirss. rastemente ende onsen voirss. goeden luden van Rijcstel, Aerle ende Beke ende houren erven ende nacommelingen verleent ende verleenen dieselve huere gemeynte weder te mogen genieten ende die te hebbene ende te houden tot hueren gemeynen gebruycke tot eeuwigen dagen, gelijc sy plagen te doene ende doen mochten voir den voirss. rastemente, allet na inhoudt des briefs willen hertogen Jans, ons outvorders voirss., hen oic quytscheldende ende ontlastende van allen  35 boeten ende brucken, daerinne sy overmids den voirss gebreke tegen onse voirssvorderen ende ons mogen sijn gevallen behoudelic ons altijt onser heerlicheit ende eenenyegeliken anderen synen rechte. . Ontbieden daeromme ende bevelen onsen drossete ende rentmeester-general van Brabant onsen scouthet ende rentmeester van Den Bosch, onsen scouthet van Pedelant ende allen onsen anderen ambachteren, richteren dineren ende ondersaten, nu sijnde ende naemaels wesende' eiken van hem, alsoe hem toebehoort, dat sy onsen voirss' goeden luden van Rijcstel, Aerle en de Beke van voirss' appo.ntemente, verleeningen ende quytscheldingen rastelic ende vredelic doen ende laten gebruycken zonder hen daertegen enmgen hijnder.... oft letsel te doen oft te laten geschien in enmgen manieren ende dat onse voirss. rentmeester van Den Bosch voirss. appointement scrive ende registere oft doe scnven ende registreren in onsen chijnsboeken tot eeuwigen memoriën om die voirss. thien scellinge Iouvens alle jaire tonsen behoirliken chijnsdaige tonsen behoef te werdden ontfangen in der manieren voirss. Ende des toirconde hebben wy onsen zegel aen desen brieff doen hangen Gegeven in onser stad van Bruessel twintich daige in Decembn int jair ons Heren duysent vierhondert vier ende tsestich By minen heere den hertoge, dairghy heere Henrick Magnus ndder Symon van Herbays, meesteren Claes Clopp ende Geldolf van der Noot ende meerandere van den raide bywairt. n ■ ■ , . , \ (get.) NULANT. Origineel in het oud-archief der gemeente Oemert, hetwelk blijkbaar verdwaald ts uit het oud-archief van Rixtel en waarvan V letters voor een deel uitgewischt en voor een deel in de 15 of l&u eeuw overgetrokken zijn, zoodat de tekst hier en daar bedorven en moeilijk te lezen Is. In hetzelfde oud-archief der gemeente Gemert berusten nog de navolgende akten, betreffende voorbedoelde communale gronden: fl. Vonnis van den Raad van Brabant van 11 Februari 1639  36 (40 nieuwe stijl), bevestigend de ingezetenen van Gemert in hun recht om bij overschrijding der gracht, scheidende het Hoebelsche Broeck, gelegen onder Gemert, en het Beeksche Broeck, gelegen onder Rixtel, Aarle en Beek, door hun vee, het voor niet meer dan een halven stuiver boete per huisman of zijn gezin door den schutter der tegenpartij geschut te worden. b. 1589 Oct. 19. Accoord tusschen den Landcommandeur van Gemert en den Heer van Rixtel in zake de ingezetenen van Aarle, Beek en Rixtel ter eenre en die van Gemert ter anderen zijde omtrent het schutrecht op de gemeente van eerstgenoemde. (Origineel geteekend o.a. door Jacob Oudart als heer van Rixtel). c. Depositiën onirtfent het schutrecht in het broek en de gemeente van Rixtel, Aarle en Beek, en omtrent het herstel van de gracht en den wal, scheidende die van Gemert. 1596, 1598, 4 stuks. In deze jaren is er dus blijkbaar weder geschil geweest tusschen de ingezetenen van Gemert en die van Rixtel, Aarle en Beek over het bezit hunner gemeenten. In 1612 werd in deze geschillen een thans niet meer bekend vonnis door den Raad van Brabant gewezen, waarvan het executoriaal d.d. 29 Maart 1612 ook in het oud-archief der gemeente Gemert aanwezig is. Eene depositie, die in dat laatste proces gediend heeft, d.d. 1612 en loopt over den onderhóudsplicht van den scheidingswal, is in orgineel aanwezig in het oud-archief der gemeente Gemert. In 1619 (5 Oct.) werd weder een vonnis door den Raad van Brabant gewezen, nu over het ruimen en openen van een diep gat in gezegden wal, gelegen tusschen het Hovelsche (sic) Broeck en het Beeksche Broeck en van een zyloop, ter plaatse de Locht. Origineel als boven. De wijze waarop de ingezetenen van Rixtel, Aarle en Beek behoorden gebruik te maken van de aan hen uitgegeven communale gronden, kon natuurlijk niet aan het goedvinden  37 van elk hunner worden overgelaten. Vandaar dat daartoe eene verordening werd vastgesteld door hen, die de regeering over deze dorpen uitmaakten. Die verordening laat ik hier in haar geheel volgen, niet alleen omdat daarbij nog andere onderwerpen geregeld werden dan juist dat, wat het gebruik der bedoelde communale gronden betrof, maar ook omdat zij een eigenaardig licht werpt op de vroegere opvattingen omtrent landbouw en veeteelt en op de toestanden, welke in lang vervlogen tijden in echt Meierijsche dorpen, zooals Rixtel, Aarle en Beek waren, bestonden. Zij luidt als volgt: Dit zijn dye cueren ende ordinancien van de dorpen Aerlebeeck ende Rlcxstell. Leges aranearum telis simules su(nt). Den scepenen oevergegeven den yersten Mert 1579 om dye ten yersten sondagen te doen lesen ende daervoir te doen o versie n. Principum officium scire est jurisque periti, Quid jubeant leges conveniatque simul. Lynceus est oculus juris, sed prominet alter Turbidus, ut rigidum temperet arbitriys. Non nimis attente respublica nonne ') remisse Exiget in medio jus venieque 2) placent. Turn gladius recte prudens dominabitur orbi Cujus ab ancipiti vita....3) datur. Dit zijn dye cueren ende ordinancien der drye doirpen van Aerle, Beeck ende Ricxstell ende zijn gemaect ende geordineert by den Heere scepenen, gesworenen, kerckmeesters, heylige geestmeesters ende eensdeels der gemeyn naebueren der voirsr. drye doirpen, representerende het geheele corpus der voirs. doirpen, daer een yegelicken naebuer in den drye kercken toe geadverteert is geweest omme dese naebescreven ') De lezing is twijfelachtig. *) Wellicht voor: veniaeque. 3) Hier staat cinore?; misschien eene verschrijving voor „et mors".  38 cueren te helpen ramen ende ordineren ende hebben geaccordeert ende gewilt ende midts desen accorderen ende willen, dat dese naevolgende puncten ende articulen onverbrekelijck geobserveert ende onderhouden zullen worden van allen naebueren ende ingesetenen der voirs. drye doirpen opte penen, boeten ende bruecken gelijck hyer nae volgende is: 1 Item nyemant, wye hy zy van de voirs. nabueren en zal opte gemeynten van de voirs. drye doirpen nyet moighen slaen ofte doene noch doen doene ennighe hencxstperden min werdt zijnde than vier carolus guld. noch men sal oyck egheen perden opte gemeynten mogen doene dye achter beslaegen zijn opten peene van vijff en twyntich st. tot elcker reysen tot sheren ') behoeff. 2 Item alst in den drye kercken voirs. geboeden zal worden omme een yegelijck te maecken ende repareren, daertoe gerecht zijnde, dye bruggen, hoeffden van de brugghen, dycken, straeten, stegen, een yegelyck tegen tzyne ende daertoegerecht zijnde offte oyck, dat geboeden worden uuyt elcken huysse dye stercxste man omme te graeven, te poëten in der voirs. gemeynten het zy in de Aa, vloeten offte in weteringen, daert scepen ende geswoeren wysen sullen ende daer nyet en quaem graeven ofte pooten, daert hem van scepen ende gesworen bewesen worden, offte oyck dye bruggen, dycken, straeten offte hoeffden van de bruggen nyet loffelijck ende wel gerepareert noch gemaect en hadde noch oyck nyet en poethen off groeff gelijck scepenen ende geswoeren hem beWesen hadde gelijck andere nabueren, sullen dye gebreeckeIycke persoonen, daerinne gebreck sullen worden bevonden, tot elcker rysen verbueren seven st., behoudelijck dat sondaechs in der kercken geboeden sal worden ende daertoe eenen sekeren dach prefigeren, den pene tot sheren behoeff. >) De schout.  39 3 Item alst in de* kercken geboeden zal worden uuyt elcken huyse te coemen in der gemeynten te graven oft poten dye stercksste man, dat men alsdan nyet en sal gestaen met seynden van vrouwen, meechden ofte kijnderen, ten waere jonghe mans meer dan vijffthyen jaeren oudt, opten pene alsvoir tot sheren behoeff. 4 Item dat een yegelyck dye ynden ofte hecken, aen den eckeren ofte gemeynten gelegen, daertoe gerecht zijnde, sal moeten onderhouden ende maecken offte doen maecken datter nyemandts egheen schaede by lyde en zall, besundere alst in der kercken geboden is om sulcx te doene maecken, opten peene van zeven st. tot elcken ryse tot sheren behoeff. 5 Item dat nyemant wye hy zy in den voirs. drye doirpen offte opte gemeynten en sal moegen dryven off doen dryven, weyen noch doen weyen eneghe vreemde beesten, hem nyet toebehorende, het zye peerden, horenbeesten, schapen, ganssen offte anderssins, dye yemants van buyten ofte dye ene van den anderen aen nemen mach maer sulcx bevonden wordt by yemants gedaen ofte te doene sal daeraen verbueren dye selve beesten, 't waren peerden, koyen, horenbeesten, scapen ofte gansen ende te bruecken den pene van vijfftich carolus guld. tot elcker rysen ende denselven pene te deylen in drye delen, d'een deel den drye kercken voirs.; dat ander deel den heer ende het derde deel den aenbrenger ende sal daerenboven arbitralicken gecorrigeert worden nae dye gegelegentheyt van saecken. 6 Item offte scepen, geswoeren ofte enige van den nabueren eneghe suspicie soude moigen hebben, dat yemants enighe beesten, perden, koyen, horenbeesten, scapen, gansen hadde ende opter voirschreven gemeynte beweyden, dat in dyen gevalle die schutter, geswoeren ofte eneghe nabueren dyeselve beesten sullen moegen opdryven ende den heere leveren ende  40 a denselven compelleren tot zynen eedt om aldaer gerechtelijck te moeten sweeren, dat teselve beesten hem zijn toebehoirende sonder eneghe simulatie, fraude of bedroch ende dyeselvé gecocht te bebben met zynen eygen penninghen tot sijns eyghens profyte ende nyemants anders al voir 'ende aleer men hem dyeselvé beesten, scapen ofte gansen weder sai laeten volghen ende ofte yemants alsoe contrarie der waerheyt swoere sall staen tot correctie van den heere. 7 Item dat nyemant wye hy zy van den voirs. nabueren nyemant egheen beesten tzy peerden, koyen, horenbeesten, scapen opter gemeynten voirs. en sal moeghen slaen ofte beweyen en hy en sal de beesten gevoyert hebben ofte sal se voyeren den naesten winter op seven st. tot elcker rysën tot sheren behoeff ten waer een zeylpeerdt ofte melckkoyen, dye yemants nyet wel en beviele, sal deselve wederom moighen vercopen of verthieren sonder daeraene te misdoene maer alsulcx wil doene oft gedaen heevet sal den gesworen te kennen geven ofte men sal deselve perdt of koy alsoe verthyert mogen opdryven ende schutten. 8 Item dat nyemant meer mastscapen opter gemeynten en en sal moegen weyen ofte doene than nae auwe gewoenten, dat's te weten dye hoeveners vier scaepen ende die cueters ofte andere naebueren, egheen hoeveners sijnde, twee scaepen ende daerenboven contrarie bevonden woirden sal daeraen verbueren het scaep ofte scaepen ende noch den pene van twelff st. tot elcker rysen het scaep ofte scapen tot behoeff van den heere ende den pene halff tot behoeff van den heere ende halff tot behoeff van de geswoeren ofte opdryvers ende men sal enen yegelycken tot zynen eedt moegen bedwingen ofte hy meer scaepen heefft oft zijn toebehoerende ofte nyet. 9 Item dat nyemandt wye hy zy egheen scaepen of andere beesten opter voirs. gemeynten sal moegen doene noch doen doene dye egheen bede en gelden metten voirs. naebueren  41 ende ofte yemants bede geit en sal noghthatis op synen naeme egheen scaepen opter voirsr. gemeynten moegen doen dye zijn eygen nyet toebehoerende en sijn opten pene als voir. 10 Item dat nyemandt wye hy zy meer gansen en zal moeghen hauwen ofter opter gemeynten dryven noch doen dryven than negen gansen met enen gent ofte acht gansen met twee genten opter buertenisse van den gansen ende genten, dye meer than voirs. is bevonden sullen worden ende daerenboven te verbueren twijntich st., dye gansen ofte genten tot behoeff van den heere ende dye hellicht van de twijntich st. tot behoeff van den heere, d'andere hellicht voir de geswoeren oft opdryvers. (Hierbij in ander schrift geschreven j ,,'t getall van de gansen is geredresseert op de hellicht. Item dat een iegelijck syne jonge gansen sal hebben te ruymen ende van de gemeynten doen voir ons lieffvrouw tot halff oicxt op peene ende verbuerte van de jonge gansen die nae datum als boven meer bevonden worden". In een later handschrift dezer verordening is ook met eene andere hand bijgeschreven: „Op huyden den 20 Mey 1620 soo is op een gemeyner waerheyt ende volle vergaderinge van de naebueren van Aerle-Beeck geconsenteert ende geaccordeert, dat men sal mogen Jhouden ende op die gemeynte oft broeck mogen wyden ses ganss ende een gent op conditiën dat die jonge ganssen dan sullen moghen gaen tot baemis oft Kertmesse toe"). 11 Item oft yemandt binnen den voirs. dorpen meer gansen ofte genten hadde dan voirs. is, sal hem een yegelijck die moeten quyt doen tusschen dat ende halff Aprilis naest, comende opten pene gelijck voirs. is. 12 Item als dye geswoerens dye teeckenen int broeck sullen hebben gestelt ende in der kercken verhoeden is dye scaep uuyten leeghen broeck ende daerenboven contrarie bevonden worden, sal men dyeselvé scaepen moeghen scutten op drye st.  42 tot elcker rysen ende men sal dye scaepen moegen metten oegen schutten, noot sijnde. 13 Item dat een yegelyc sijn verken sal moeten ringen ende juecken ofte doen ringhen, dye opter gemeynten gaen, op verbuertenissen van drye stuyvers tot elcker rysen ende ofte enighe vereken geringht waeren ende nochtans bevonden worden dat se vruetten ofte butten, sal men dye vereken moegen opdryven opten pene van drye stuyvers gelijck voirs. is. 14 Item dat nyemandt van den voirs. naebueren egeen russen en sullen moegen steken binnen booms oft binnen bruggen om mede tevreden, putten te maecken noch vlas mede te decken om te roeten ofte men sal opter gemeynten egheen mes moeghen raepen noch leem steken, men vult die putten weder opten pene van twe philips guld. tot elcker rysen tot 's heeren behoeff. 15 Item alst in der kercken geboeden wort die scaep uuyten eckeren, dat men se alsdan sal moeten uuyten eckeien houwen opten peene van seven st. (met latere hand bijgeschreven: „geaugmenteert op thien st."), elcker rysen halff tot sheeren behoef ende halff voir den schutter ofte opdryver. 16 Item nyemandt en sal dye ene den andere sijn vereken nyet moegen hissen, dryven noch jaegen uuyt enneghen houte, staende opter gemeynten, opten pene van drye st. tot elcker rysen tot behoeff van den heere. 17 Item dat nyemant van buytens doirps binnen deser heerlickheyt ende drye doirpen egheen ymen oft byen en sal moeghen brenghen opte verbuertenisse van vijff en twijntich st. tot elcker rysen tot 'sheeren behoeff. (Met eene latere Jiand bijgeschreven: „Vermeerdert desen peene om redenen op 2 guld. tot elcken reysen te deelen in drie deelen als boven.")  43 18 Item dat nyemant wye hy zy opter gemeynten van de voirs. drye doirpen en sal moegen visschen noch vogel vanghen daertoe nyet gerecht zynde, opten pene van vijff ende twijntich st., (met latere hand bij geschreven : „ende verlies van instrumenten") elcker rysen ende men sal oyck egeen vis, gevangen binnen der voirs. heerlickheyt, moegen buyten vercopen buyten den voirs. drye doirpen ofte men sal se ten minsten een vierdendeel urs (met latere hand bovengeschreven: „halff ure") in den dorpe van Aerle ofte tot Beeck opten hoevel veyl hauwen opten verbuertenisse van de visch ende drye st. tot elcker reysen. 19 Item dat nyemant wye hy zij egheen nyeuwe wegen dye ene oever des anders erve slaen en sal met gaen ofte met vaeren ofte sal daeraen verbueren vijfftalff pondt tot elcker rysen tot sheeren behoeff, behoudelijck dat dye ene naebuer, ofte dye alsulcx geschiede, malcanderen yerst ende voiral sullen te kennen geven eer sy malcanderen schaede soude moeghen doen. 20 Item dat nyemandts dye ene den andere te nae poten en sal tzy met heesterpoten ofte andere bomen ende dat nyemandt dye ene den anderen sal oever zijn erve moeghen poten alsoe datte tacken ofte bomen oever eens anders erven moeghen en coemen ende druypen, maer alsulcx doende oft gedaen hebbende, sal zijn tacken ofte bomen, daer hy enen anderen mede beschaedicht ten versuecke van den proprjetaris, dye daermede beschadicht wordt, moeten cloeten offte affhouwen oft sal daeraen bruecken vijfftalff pondt tot elcker rysen tot sheren behoeff. 21 Item dat men oyck egheen nyeuwe hoffsteden offte huysen in den eckeren en sal moeghen maecken of doen maecken, daer egheen oude hoffsteden en hebben geweest noch oyck nyet op andere plaetsschen, dat noeyt hofsteeden geweest en  44 hebben, maer alsulcx doende sonder consent van de gemeyne naebueren der voirs. drye doirpen sal gepriveert zijn van der gemeynten van voirs. drye doirpen omme dye egheensins te moegen gebruycken ende sal daerenboven noch bruecken vijfftalff pondt tot elcker rysen als yemandt tselve sal willen of sal hebben gedaen ofte begonnen, tot sheeren behoeff. 22 Item wye eenen opsteecker op eenen anderen treckt sal verbueren telcken rysen XXXVI st. tot sheren behoeff. 23 Item wye enen anderen wondt of steeckt met enen opstecker tzy diep oft dreych dye sal daeraen bruecken drye Carolus guld. ende drye st. 24 Item dat nyemandt wye hy sy op sondaeghen of heyliche daeghen onder den sermoen ende der dienst van der misschenen sal laeten vijnden te staen gapen oft clappen opten kerckhoff der voirs. drye kercken, opten pene van seven st. tot elcker reysen. 25 Item dat nyemandt egheen ganssen en sal moeghen geven oft houwen ten halve opten pene van deselve gansen of genten tot sheren profijt ende den brueck van seven st. halff tot sheren profijt ende de ander hellicht voir den geswoeren of opdryvers derselven. 26 Item dat nyemandt wye hy zy van de voirs. drye doirpen egheen gansen en sal moegen opter gemeynten beweyen, dryven oft doen dryven, dye hy swinters nyet thuys gehouden ende gevoeyert en heefft ende altijt swinters thuys haele, uuytwinteren ende voyeren sal ende dye selve te tekenen met synen teken teneynde als dye gansen by den heere, geswoeren of schutter opgedreven sullen zijn, selver uuyter schutkoyen selver sal moeten komen kennen ende haelen ende sullen tot allen tyden, sy des versocht worden, byeede affirmeeren ende sweren hen eyghen gansen ende genten te wesen ende wye ter contrarie dede ende bevonden worden  45 sal daeraene bruecken dye selve gansen ende noch seven st., dye gansen of genten tot sheren profijt ende dye seven st.' tot profijt ende behoeff deen helicht voir den heere, dander helicht voir de geswoeren ende opdryvers. (Met eene latere hand is hierbij geschreven: „Item alle vliegende gansen sal een iegelijck opt sijn erffve mogen doen nissen met honden, schieten, werpen oft anderssins, soo men best can, sonder daer aen te misdoen, sonder nochtans deselve doode gansen nae huys te mogen dragen"). 27 Item dat neymandt van de voirscreven ingeseten naebueren noch oyck yemants anders egheen dode vuylicken als peerden, beesten, scaepen off dergelycken, hen affgestorven, opte straete' off der gemeynte nyet en sal moegen laeten liggen maer dieselve affgestorven zijn sal dieselve dode vuylicken moeten graeffven oft doen graven oft sal daeraen verbueren seven pont tot elcken reysen den peene in dryen. 28 Item dat een yegelijck sijn wegen in den ackeren, elck tegen sijn erff off dat hy gebruyckt, soe wijt ende breet sal laeten datter enen mistwagen den anderen gevuechgelijck kan gewisselen ende nevens malcanderen gevaeren, op verbuertenisse van seven st., tot elcker rysen te verbueren soe dick ende mennich werff yemandts sulcx bevonden wort nyet gedaen te hebben, aan den heeren. 29 Item dat nyemandt egheen reydighe perden ofte scaepen opter gemeynten van de voirs. drye doirpen en sal moeghen slaen noch doen noch doen doene noch oyck egheen perden, dye den reytworm ofte den snoff hebben, ofte sullen daeraen verbueren tot elcker reysen twe philips guld., halff tot sheren profyte ende halff voir den gesworen of scutter. 30 Item of yemandts in grammen arrenmoede lanck messe treckt yemandts dye ene opten anderen sal daer aene bruecken tot elcker rysen achtyen stuyvers tot sheren behoeff. l  46 31 Item of dye ene den anderen met een vuyste slaet off met plompen wapenen sonder malcanderen te bloey laten sal daeraene bruecken tot elcker rysen seven st. tot sheren behoeff, reserverende d'actie van partyen. 32 Item soe wien yemandts dye ene den anderen ene bendighe wonde hout, slaet, werpt ofte steeckt sonder lemnisse oft menckenis sal aen den heere bruecken vijfftalff pont elcker rysen, reserverende parthyen hen actie ende wien den yersten oploep maecte ende tzelve notoirlicken gebleken zy sal den brueck moeten betaelen. 33 item wien hem tegen scepen vonnis hem opponeert oft om erfftaele dinght ende daerinne geraect te succumberen oft dye ene des anders moet daer aff heefft, datte selve daeraen sal bruecken vijfftalf pondt tot behoeff van den here in soeverre geprocedeert is by aenspraecke ende antwoirdt maer eer nyet. 34 Item dat nyemandt dye gemeyn Aa en sal moegen besluyten noch toesetten met fuycken, horden, kurven noch met eghenen instrumenten, in soevere alst in der kercken verhoeden wort, opte verbuertenisse van deselven instrumenten het sy fuyck, korff offt anderssins ende noch seven st. (met latere hand is daarvoor geschreven: „vijfthien guld. in drie deelen") tot elcker rysen halff tot behoeff van den heer ende halff totter ghenen behoeff dyet op brenght. 35 Item dat een yegelijck zijn waterlaeten sal moeten ruymen ende oepenen nae auwer gewoenten ende nyemandts en sall oyck eghenen nyeuwe waterlaeten moeghen maecken than soe dye van auts gewoenlick zijn te gaen, in soeverre alst in der kercken geboeden sal zijn, opten pene van vijfftalf pont tot elcker rysen tot behoeff van den heere.  47 36 ^tós< Item dat nyemandts wye hy zy met geslepen wapenen het zy bylle oft anderssins bloet aen den vierschaeren noch in nyemandts gelach en sal moeghen comen opten pene van seven stuyvers (met eene latere hand veranderd in „vijfftalff ponts in drie deelen") tot elcker rysen tot sheeren behoeff (deze laatste drie woorden zijn later doorgeslagen). 37 Item als dye heere schouthet off henne gecommitteerde ennighe schouwe gaet het zy in Aa, vloeten, dycken, brugghen, straeten, steghen, waterlaeten oft anderssins, daer scepen ende geswoeren by moeten syn, sal dye heere den scepen ende gesworen den cost gheven in soo verre daer eneghe oft soe veel bruecken vervallen zijn, daer dye scepen of geswoeren nyet in gekent en sijn ende anderssins daer egheen bruecken en vervallen of datter bruecken vervallen, daer scepen ende geswoeren inne gekent ende thenne daer aff hebben, zal dye heere in dyen ongehouden zijn om yet voir deselve scepen oft geswoiren te betaelen. 38 Item dat een yegelijck van de voirs. naebueren oft oyck yemants van buyten erven hadden of gebruyckten, gelegen binnen der gemeynten, datte selven sal moeten vreden loffelijck ende wael of en sal nyet moeghen schutten noch doen schutten oft opdryven ende offte yemants schaede doir eens anders erve lede sal deselve geschutte persoen tselve moeghen beleyden ende dye schaede, dye hy daer by geleden heefft oevermidts dye quaede vredinghe, aen denselven moeghen verhaelen tot goetmans segghen oft anderssins soe nae recht behoiren sall. 39 Item dat nyemandt wye hy zy binnen den voirs. drye doirpen. op sondaeghe of op aposteldaegen onder dye homisse en sal moegen tappen ten wair voir buyten wegeverdighe personen. Noch men sal opte vier hoichtyden daegen nyet moegen tappen ten waer metter kannen dat buyten gehaelt i  48 wordden oft nae der vespertijt, opten pene van ii philips guld. tot elcker rysen soe wel den pene te bruecken by den drencker oft drenckers als by den tapper. 40 Item dye naebueren sullen moeghen poten elck tegen zijn erff veertien voet nae auwer gewoente. 41 Item dat een yegelijck dye straten, steghen ende dycken sal moeten maecken ende loffelijck repareren, elck tegher+ zijn erff, besundere alst inder kercken gepubliceert ende geboeden wordt, alzoe dye straeten, weghen oft steghen in den eckeren als oyck daer buyten, opten pene van seven st. tot elcker rysen tot sheeren behoeff. 42 Item dye heere met scepenen, geswoeren, kerckmeesters, heyligegeestmeesters ende een part der gemyen nabueren, representerende het corpus der gemeyn naebuere van den voirs. drye dorpen, hebben eendrechtelijck oevergegeven ende geordonneert om sekere merckelicke redenen, dye hen daertoe moveerden, dat men den beecxen graeve van den enen eynde totten anderen toe metter gemeynten sall graeven, opmaecken ende boirten loffelijck ende wael ende om tselve te moeghen volbrenghen sal daer toe comen uuyt elcken huysse dye stercxte man, besundere alst in der kercken geboeden zal zijn om sulcx te graeven daer scepen en de geswoeren bewysen sullen, opten pene van seven stuyvers tot elcker rysen. 43 Item is oyck verdraeghen ende overcoemen by den voirscreven naebueren, dat men sal stellen ende setten sesse goede mannen, dye toesien ende regarde sullen nemen van den voirscreven graeve om wel gerepareert te worden, dye oyck considereren ende kennisse draegen van denghenen, dye gegraveert zijn in den voirscreven graeve als meer ende langher graeve hebbende than nae gelegentheyt van hennen gueden, sullen denselven daeraff verminderen ende gheven dat  49 dye in den voirs. graeve egheen part noch deel en hebben nae gelegentheyt van der saecken ende sal staen tot discretie van der sesse mannen, dye men daertoe committeeren ende ordonneren sall, behoudelijck datte sesse mannen nyet en sullen doen than mit discretie van der gemeynten, scepenen geswoeren ende andere naebueren ende men sal dye sesse' , mannen toe vueghen enen ordineren ende redelicken salaris 44 Item een [yegelijck sal tegen synen graft moeghen poten heesters, willegen oft anderssins een roeye buytenborts van den graeve ende salt tselve moegen houwen, bruycken ende tot synen wille ende belieffte moegen bekeeren tot zynen goetduncken. 45 Item als den voirscreven graeve metten gemeynen naebueren yerst wel ende loffelijck gerepareert ende gemaect is sal een yegelijck dan voirtaen loffelijck ende wael onderhouden alst sondaechs in der kercken van Aerle, Beeck ende Ricxstel gepubliceert ende geboeden sal woirden ende daer toe enen sekeren dach geprefigeert zal zijn, opten peene ende brueck van thyen stuyvers tot elcker rysen, tot sheeren behoeff deen hellicht, ende dander hellicht voir scepenen ende geswoeren dye mede schouwen sullen. 46 Item dye heere schouth offt voirster en sullen nu voirtaen egheen banschouwe gaen dan met scepen of geswoeren ende sullen enen yegelicken caligeren dye nyet wel gemaect en hebben opten pene van vier stuyvers halff voir den heere ende halff voir den scepen offte geswoeren ende daer gebreck bevonden woirt als nyet genoch gemaect noch gerepareert sal den heere metten scepenen oft geswoeren bestellen te maecken op dobbel costen van d'onwillighe parthye dye int gebreck sall worden bevonden. 47 Item of in dese voirscreven kueren ende ordinancien yet verzuympt oft achtergelaeten waer sullen sy tselve alfijt by  50 raet van den heere scepen, geswoeren, kerckmeesters, heylige geestmeesters met eendeels der gemeyn naebueren moegen suppleren sonder argelist. Aldus gedaen ende gepasseert by den voirs. heere ende naebueren voirs. ende gerenoveert opten XVIII dach februarij anno XVC LXItich stilo brabantiae ende gepubliceert sondaechs in den voirs. drye kercken opten XXII dach der maent ende jaer voirscreven. 48 Item dat nyemant wye hy sy van den ingeseten naebueren der voirs. drye doirpen nyemants en sal moghen tappen bier, whijn off enighen dranck than alleene met bosscher maten ende het broet te backen kermick broet than naer den gewichte ende ordinancie van helmont ende wye in enneghen der contrarien bevonden woirt zall bruecken tot elcker rysen soe dick ende menichwerven als yemants contrarie bevonden woirt bruecken twijntich st., deen hellicht tot sheeren ende dander hellicht tot profyten van den gedeputeerden hyerinne gedeputeert. 49 Item alle olyemaet oft vettewaere sal zijn Helmontsche maet ende wyen contrarie bevonden woirdt sal bruecken als boven voirs. ende ten behoeve als voirscreven is. 50 Item dat hem nyemant en zal voirderen of pynen te dryven oft te hueden zyne peerden, scaepen, koyen noch hoeren beesten in de langhe beemden ende allen anderen hoeybeemden, binnen den drye doirpen gelegen, soe lange daer drye (dye?) luyden boven ende beneden dye Aa hoey inne hebben staende, ten waere yemandts tzelve op zynen eygen grondt woude doene, zal verbonden zyn dye selve zyne beesten te tuyeren ten eynde dat zy nyemandts in zijn hoey oft gras schaede en sullen doen ende wyen ter contrarie dede oft bevonden woirden sal men dye selve beesten moeghen scutten op seven st. (met eene latere hand veranderd in „gecorrigeerd op XXV st.") telcker rysen oft dat dye proprietaris  51 oft huerlinck dye selve tallen rysen voir zijn schaede sal moeghen en op dryven ende den heer leveren. 51 Item alst in der kercken geboeden is, elck in zyne parochie dycken, straeten, steghen, weghen, brugghen of hoeffde van den brugghen te maecken ende in der Aa, vloeten, graeven weteringhen ende allerly dergelycken te graeven of poten ende yemants hyer inne gebreckelijck worden bevonden, zall tot elcker reysen verbueren ende bruecken seven st tot sheeren behoeff; by foute, negligentie of gebreck van eneghen voirscreven dinghen begeeren wy datte heere tselve sal doen maecken ende graeven binnen vier en twijntich uren naer der schouwen indyen dat soe vorts doenbaer of mogelijck is om doene op dobbel costen van den ghenen, dye int gebreck wort bevonden. Alle voirs. puncten ende articulen zijn by den heere van Ricxstel, schepenen, geswoeren, kerkcmeesters ende heyligegeestmeesters ende meeste menichte van de naebueren van Aerlebeeck ende Ricxstel, representerende 't gheheele corpus van de drye doirpen voirs., dye daerom kerckhoff hebben (hier is blijkbaar eenig woord uitgevalfen) ende hebben alle voirs. puncten ende articulen geconfirmeert, gelaudeert ende geratificeert, willende ende begherende aen den voirs heere dye selve puncten ende articulen geobserveert ende onderhouden te hebben. Gedaen tot Aerlèn in der kercken opten XXV martij anno XVC LXVII stilo brabantiae voir alle dye scepen van aerlen, beeck, behalven Dirck van de vijffeyken Dese voirs. puncten metten additien hyernae toegedaen^ zijn wederom op nyeus geordonneert ende geconfirmeert by den gemeynen naebueren van aerlebeeck ende ricxstell representerende 't gheheele corpus der voirs doirpen Actum den II dach april anno XVC ende tseventich. Item dese cueren sijn geconfirmeert ende gelesen in der dinckbanck van aerlen, daer alle nabueren van aerlebeeck toe geroepen ende geadverteert zijn inde drye kercken om tselve  52 te coemen aenhoren. Gedaen ende gerefirmeert opten IXen dach maij anno XVc LXXItich op enen gerechtdach in presentie van scepenen, geswoeren, kerckmeesters, heylegegeestmeesters met meeste menichte van den naebueren, representerende 't geheele corpus der voirs. drye doirpen. Item dese cueren sijn gerenoveert ende geconfirmeert by scepenen, geswoeren metter gemeynt ende ingeseten naebueren der voirs. drye doirpen ende zijn tot beeck gelesen opten kerckhoff naederhoichmisse op sondach den XXen dach aprilis ende tot Aerlen op sinte mercusdach den XXen dach aprilis anno XVC LXXIIende een yegelijck is daertoe geadverteert ende in drye kercken geboeden om tselve te comen aenhoiren. Item dese cueren zijn gelesen ende gepubliceerd des anderen daechs nae pincxsen dach anno XVC LXXIHltich tot beeck opten kerckhoff in presentie van scepenen, geswoeren, heylegegeestmeesters ende kerckmeesters ende den gemeynen naebueren ende van de selffde voirs. ingesetert gelaudeert ende geconfirmeert. Item dese voirscreven cueren zyn gelesen ende gepubliceerd opten IX maij anno XVC LXXVI in presentie van scepenen, geswoeren, heylegegeestmeesters ende kerckmeesters mette gemeynen naebueren ende dye voirs. kueren by den voirs. ingeseten zijn gelaudeert, geratificeert ende geconfirmeert ten daeghe, jaer ende maent als boven. Item dat alle eckeren of goederen, gelegen neven den gemeynte voirtaen in die banscouwe sullen liggen. Item dat men die Aa ende alle lopen sal maicken op henne behoirlycke weyd(t)en. Item /dat nyemandt egheene eerde opte gemeynte graeven of veranderen en zal opten pene van seven st. telcke reyse te verbueren tot sheeren behoeff. Item dese cueren ende ordinantiën zijn gelesen ende gepubliceert in of op de gemeyn waerheyt ende zijn van schouth, scepenen, heylegegeestmeesters, kerckmeesters ende die gemeyn naeburen van Arle, Beeck ende Rixtel gelaudeert, geconfirmeert ende gehomolögeert opten VII January 1597 Gemeente-archief van Aarle-Rixtel.  53 Eene uitgifte der „gemeynte", zooals die aan Rixtel, Aarle en Beek 'plaats had, deden de Hertogen van Brabant in het laatst der 13e en het begin der 14e eeuw aan vele andere dorpen der Bossche Meierij. Zoo werd uitgegeven de gemeynte aan Bakel, Deurne en Vlierden 1 Maart 1325, Lierop 25 Maart 1328, Lieshout 1311, Helmond 1300; Mierlo ook 1300; Nuenen eveneens; Stiphout id.; St. Oedenróde 2 Aug. 1311; Vechel 5 Sept. 1310; Woensel 1307, enz. Zij deden die uitgiften omdat zij van hunne heiden, vroenten, moerassen en andere woeste en inculte gronden, zoolang als zij die in hun bezit hadden, niets trokken en ze eerst voor hen zeiven rendabel konden maken, door ze aan hunne dorpen uit te geven, hetzij tegen eene betaling in eens, prelevium of voorlijf geheeten, hetzij tegen een jaarlijkschen cijns, hetzij tot prestatie van diensten. Bij de uitgifte dier gronden bezigden zij dan eens het werkwoord vendere dan weder het werkwoord concedere. Of de dorpen door die uitgifte een eigenlijk recht van eigendom op die gronden kregen, is twijfelachtig. Het meest waarschijnlijk is, dat het recht, hetwelk zij op hunne „gemeynte" ontvingen, was een eeuwigdurend recht van erfpacht, (mr. Bezemer Bijdrage tot de kennis van het oud cijns- en grondrenterecht in Noordbrabant p 96). Wat echter hiervan zij, in elk geval is dat recht in bijna al de gevallen thans geconverteerd in vollen eigendom. Eene uitzondering hierop maakt de „gemeinte" de Dongdellen te Drunen. (Men zie daarover mr. Mauritsz Ganderheyden. Vertoog betrekkelijk de uitgiften van gemeentens- en heidegronden in Noordbraband). De ingezetenen der dorpen kregen bij de uitgifte der „gemeynte" slechts een recht van superficieel genot of gebruik, bestaande in het recht van halen van grint, strooisel en zand, steken van plaggen en turf, weiden van schapen en licht rundvee.(Over den aard van dit recht zie men mr. Bondam de Orthensche verwikkelingen p. 101 en Stock mans Decisiones Brabantinae Dec. LXXXVIII). Zij bezaten dat recht echter niet ut singuli, zooals, voor wat Aarle, Beeck en Rixtel althans  54 betreft, duidelijk blijkt uit de vaststelling van vorenstaande keuren, vermits het de regeering van die dorpen was, welke ze vaststelde. Voor zooverre mij bekend werd dat recht der ingezetenen ut singuli, voor wat de Meierij van den Bosch aangaat, dan ook enkel en alleen aangenomen bij een arrest van het Prov. Oerechtshof van Noordbrabant van 9 Maart 1875 (Rechtsgel. Bijblad D. p. 36); het gold daarbij het recht der ingezetenen van een gedeelte der dorpen Middel- en Oostelbeers op het Molenbroek aldaar. Ten opzichte van de andere gemeenten der Bossche Meierij is het door de Rechtelijke macht niet aangenomen. Zoo o. a. ten aanzien der A,fdeeling Orthen, wier ingezetenen in hunne desbetreffende vordering tegen de gemeente 's Hertogenbosch bij vonnis der Arrondissements-rechtbank aldaar van 28 April 1872. (Weekbl. v. h. R. no. 3478) niet-ontvankelijk werden verklaard. In dit vonnis komen over het rechtskarakter der Meierijsche „gemeynten" de navolgende belangrijke beschouwingen voor: dat niet bewezen is, dat die gemeene gronden oorspronkelijk eene mark geweest zijn; niet slechts omdat in deze provincie de marktgenootschap ten eenenmale onbekend is en het niet is in te zien hoe zich in een enkel op zich zelf staand gehucht en geheel binnen de grenzen van dat gehucht eene dergelijke instelling zou gevormd hebben, maar ook omdat, blijkens hetgeen van markeregt bekend is, het regt van de gebruikers der mark altijd van dezelfde geaardheid was als hun regt op hunne bijzondere eigendommen; dat de eischers erkennen geen eigendomsregt op de gemeene gronden te hebben, doch niet aantoonen of beweren, dat zij ook op hunne bijzondere bezittingen geen volledig eigendomsregt hebben of oorspronkelijk niet gehad hebben; dat bovendien het regt op de gemeene gronden niet, zooals bij marken, aan de woning als zoodanig verbonden was, en met de woning of zelfs afzonderlijk verkocht werd, doch dat het alleen van het feit van inwoning binnen de gemeente afhankelijk was, en zelfs niet blijkt, dat regthebbenden het zich vestigen van vreemden in de gemeente konden verhinderen. (Over  55 deze uitspraak zie men Prof. mr. de Blécourt in het Tijdschrift voor rechtsgeschiedenis 1919 p. 52). Tegenwoordig gaan de gemeentebesturen in de Bossche Meierij, kennelijk met instemming der gerechtigden, er toe over om de „gemeynten" in cultuur te brengen of daartoe te verkoopen, wat economisch ook veel beter is dan dat de ingezetenen er hun recht van superficieel genot op blijven uitoefenen. Zoo wordt ten slotte de wensch in vervuiling gebracht, dien mr. J. H. van Heurn in 1776 reeds uitte in zijn: Vertoog hoe nuttig het voor het gemeene land en voor de Meyerye van 's Hertogen bossche zoude zijn zo veel heide als mooglijk aldaar tot bouw- en weiland te maaken. De „gemeynte" van Aarle Rixtel, voor zooverre die onder het gebied van die gemeente is gelegen, wordt thans door haar Bestuur ontgonnen. DE GRUIT. Hierover deelde mr. Johannes van Heurn in zijne Diss. de Regalibus in Belgio, praecipue in agro Sylvaducensi usitatis, (Utrecht 1772) p. 105 het volgende mede: Jus, quod dicitur de gruit, consistit in praestatione duorum circiter obolorum cum dimidio, pro quovis vase cerevisiae, quod jus sub nomine vecügalis pro omni reditu publico accepto comprehendi; ex communi autem sententia, usus aquae, cujus tanquam rei communis proprietas Principi concessa est, huic Regali originem dedit, quia nempe est, qui cerevisiam conficit, utitur aqua Principis. Quamvis autem haec opinio communior sit, non tarnen ideo videtur esse verior. Magisque placet sententia A Matthaei in annot. ad Chronicon auctius Joannis de Beka in Tom. I. Analect. vet. aevi p. 258 edit anno 1738, qui existimat hoe jus originem suam deberi mori veteri, quo Principes solebant  56 domum quandam reponendo frumento, unde cerevisia conficitur, accomodatam habere, ubi erat monopolium Principis, ita ut nemini ex alio frumento, quam quod ibi vendebatur, cerevisiam conficere liceret. Pro hac autem sententia militat vocabulum gruit, quod derivatur a verbo gruyen seu groeien, i e crescere, adeoque vox gruit significat id, quod crescit. Vide van Hout, in libro, qui inscribitur: Dienstboek der stad Leiden p. 14, unde ista domus dicitur een gruithuis, Hanc autem domum olim Duces Brabantiae videntur elocasse; saltem in Hollandia hoe fieri solebat, uti patet apud van Mieris in libro, cui titulus: Groot Charterboek torn. II p. 289. Videntur tarnen Duces Brabantiae quibusdam locis concessisse, ut frumentum ad cerevisiam conficiendam aliunde sumere possent, modo solveretur certa pecunia, que dicebatur gruitgeld. Hoe ita concessum est urbi Sylvaeducis a Wencelao Duce Brabantiae anno 1378, quod jus in hunc usque diem remansitet dici solet de gruit. Hoe olim quotannis elocabatur usque ad annum 1771, quo anno Consilium Ordinum Foederati Belgii constituit ut non amplius elocaretur sed conductori vectigalis, quod cerevisiae nomine Ordinibus persolvitur pro sexcentis et quadraginta florenis quovis anno solvendis concederetur. Wat genoemde Hertog van Brabant ten aanzien van de gruit, welke van den Bosch geheven werd, deed, deed Hertog Jan III van Brabant 21 September 1328 ten opzichte van de gruit, welke deze hief van de meeste dorpen van Peelland, waaronder ook Rixtel, want hij gaf dit toen uit aan Ysbout van Asten, onsen lieven portere van den Bosche ende sijn nacomelingen, zooals blijkt uit: Oorkonden, betreffende Helmond, uitgegeven door Krom en Sassen p. 19 (Werken van het Prov. Gen. van K. en. W. in Noordbrabant, Nieuwe reeks no. 1); dat recht van gruit werd blijkens datzelfde werk p. 145 den 4 Febr. 1433 geregeld door Philips van Bourgondië en 22 Mei 1440 (1 c. p 154) ten behoeve van Jacob van der Schoot, als gehuwd met Heylwig van Bruheze en van Willem van Eyck, als gehuwd met Aechten van Bruheze, genichten, ') ') In de hierna volgende akte is haar familienaam van Gemert!  57 door dienzelfden Philips van Bourgondië gehandhaafd tegen de inbreuken, welke de Regeering van 's Bosch daarop maakte en op 15 Mei 1494 droeg, ook blijkens hetzelfde werk p 240, Jan Steenwech een vierde in dat recht over aan Jan van Cortenbach, heer van Helmond. In deze laatste oorkonde staat vermeld dat het geheele recht van gruit op de voorbedoelde dorpen gerechtelijk was toegewezen aan Henryck Celen, rentmeester in het Kwartier van den Bosch. De overdracht van de helft in dat recht aan dien Celen luidt als volgt: 1463 4 Mei. Jan van Eyck en Dirck de Weder dragen over aan Henrick Celen de onverdeelde helft In de gruit en het hopgeld, geheven wordende over Rixtel en andere dorpen. Jan, soen wylen Willems van Eyck, die deselve Willem wittelic vercregen heeft by Joffrouwe Achten, dochter Jans van Ghemert ende Dirck die Weder Willemssoen als wittich man ende momber Mergrieten sijns wijfs, dochter wylen Willems ende Joffrouwe Achten voirsr., hebben erflic overgegeven ende opgedragen Henricken Gheritscelensoen die helft van der gruyten ende hoppengelde van den dorpen hiernae bescreven, te weten: van Tongheren, van Nuenen, van Gerwen, van Lieshout, van Beke, van Stiphout, van' Aerle, van Rixtel, van Bakel, van Doemen, van Asten, van Zomeren, van Lierop, van Myerle, van Erp ende van Veghel met allen hoeren toebehoerten, welc helft der gruyten ende hoppengelde met allen synen recht ende toebehoirten denselven Jannen ende Dircken als momber sijns wijffs toecomende ende aengestorven is van Joffrouwe Mergrieten, wittich wijf wylen was Jans van Ghemert ende derselver wylen Joffrouwe Mergrieten als wittich erfgenaem ende naevolchster wylen Ysbouts van Asten van denselven Ysbout toecomende ende aenbestorven is, als sy seiden. Ende dieselve Ysbout die geheel gruyt ende hoppengeit voirtijts van den doirluychtigen hoghe geboren vorst, wylen hertoghe Jan, hertoghe van  58 Lothringen, van Brabant ende van Lymborch, voir enen jaerliken ende erfeliken tsijns van acht ponden swert tournoysen, den ouden groten tornoysen voir sestien penninghe gerekent, off die weerde daer aff, in anderen gueden ende gerechten payementen vercregen hadde, gelijc in sekeren brieven, in den jaer ons heren dusent drie hondert twlntich ende acht op sinte Matheeusdach daerop gemaect, dat claerlicke inhouden ende begrypen, welcker letteren ende brieven tsamen met allen anderen letteren ende brieven daer aff gewach doende ende naemaels daerop verleent ende gegeven die voirsr. Jan ende Dirck gemechticht hebben den voirsr. Henricken met alle hoeren recht ende inhouden, gelijc sy diere mechtich waeren. Ende hebben daerop ende op die voirsr. helft der gruyten ende hoppengelde helmelinge vertegen tot behoeff Henrics voirsr., gelovende hem als principael sculdener op hen ende op alle hoeren guede, hebbende ende naemaels verengende, dat overgeven, opdragen, mechtigen ende vertiden voirsr, ewelic vast ende stedich te houden, commer ende aenspraeck van hoeren weghen, van weghen des voirsr. Ysbouts van Asten ende alle sijnre erftgenamen ende nacomelingen in die helft der voirsr. gruyte ende hoppengelde wesende, de gen. voirsr. Henricken altemael aff te doen, uutgenomen eene erf chijns van soventien ouden scilden, die voirtijts uutter geheelen gruyten ende hoppengelde vercocht is. Getugen waeren hierover scepenen tot Helmont Godert van der Capellen ende Jan Dirxsoen. Gegeven int jaer ons Heren doe men screeff dusent vier hondert tsestich ende drie den vierden dach in Meye. Archief van het Kasteel van Helmond. DE HEERLIJKHEID. Rixtel was aanvankelijk een Hertogsdorp. Dit duurde tot 15 November 1392, als wanneer Hertogin Johanna van Brabant aan Diederik de Roover, ridder, die toen reeds eigenaar was  59 van het Huis van Rixtel met de daartoe behoorende goederen en rechten, uit geldgebrek in pand gaf de hooge, middelbare en lage heerlijkheid van Aarle, Rixtel, Beek en Stiphout met uitzondering „van den clocslach, die ghifte van den kercke van Aerle, mannen van leen ende die bede", en onder beding, dat dit pand aflosbaar zoude zijn met 1700 Hollandsche guldens. De akte, waarbij die verpanding geschiedde, luidde aldus: Jehanne, by der gracie Ooods hertogijnne van Luccemborch, van Lothrijk, van Brabant ende van Lijmborch, Mercgrevijnne des heylichs Rijcx, doen cont allen luyden, ende bekennen openbairlic met desen jegewoirdegen brieve, dat wy onsen lieven ende getruwen heren Dirck den Roever, Ridder, van goeder wettiger schout ende geleenden gelde sculdich sijn die somme van seventhienhondert gulden hollants, goet van goude, voir welke somme gelts voirscreven wy voir ons, onse hoir -ende erfgenamen den selven heren Dirck, synen oir ende erfgenamen in handen geset hebben ende veronderpant, in handen setten ende veronderpanden hier mede onse dingbanc van Aerle, Rijxstel ende Beke, mit allen ende enen jegelyken haren toebehoirten, ende oic mitten dorpe van Stijphout, ende allen sinen toebehoirten, mit heerlicheyden, gerichten, hogen ende legen, mit broken, groot ende cleyn, met voirsaten, opcoemen, mit laeten ende luden, mit chynsen ende gulden van gelde, ende allen anderen profiten, die wy of onse vorderen zeliger gedinckenessen inder voirscreven banck ende dorpen ennichsins totten dage toe van heden gehadt moegen hebben, hoe die genoempt sijn moegen of gelegen in naten of in drogen, niet dairinne wtgescheyden, om die te hebben, te houden ende te gebruycken erffelic ende emmermeer: behoudelic ons dair in onsen clocslach, die ghifte van der kerken van Aerle, onsen mannen van leen ende onse bede als onse lant gebiedt sal werden. Alsulken condicien oic dair toe gedaen, dat wy, oft onse hoir ende erfgenamen, so wanneer ons of hen des sal genuegen, dese dingbanck ende dorpen mit hoeren toe be-  60 hoerten voirscreven weder selen lossen moegen mit seventhienhondert guldens hollants, of die weerde dair voeren in anderen goede gelde, heren Diericke voirscreven, of sijn gherven, dair jegen die loesse geschelde, te betalen ende te leveren bijnnen onser stad van den Bossche. Ende gevielt oic dat ons of onsen erfgenamen desen los hier af genoechde te doene, ende bijnnen der voirscreven banck ende dorpen ennige broecken, chijnse of andere renten, voir dien los verschenen waren, onbetailt, die sal heren Dierick.of sine gerven ten tide wesende, heffen ende boiren als dair toebehoirt, allen argelist wtgescheiden. Allen desen voirscreven poenten ende voirwarden, gelijc sy voeren vercleert staen, hebben wy den selven heren Dircke ende sinen erven voir ons onse hoir ende erfgenamen gelooft ende geloeven in goeden trouwen vast steede ende onverbreckelic te houden ende hebben hem dairom des te orconden dese brieve doen geven mit onsen zegele besegelt. Ende hebben voirt gebeden onsen lieven neve ende getruwen rait, heren Janne van Polianen, heere van der Leek ende van Breda, heeren Janne, heere van Witttham, onsen drossate van Brabant, heeren Henricke van derLecke, ende heeren Janne van Ophem, onsen hoofmeester, ridderen, om dat sy hier aen ende over geweest sijn daer alle saken voirscreven aldus geschieden, dat sy hoere segelen hier mede aen hangen willen mitten onsen; dat wy, Jan van Pollanen, heere van der Lecke ende van Breda, Jan heere van Wittham, ter tijt drossat in Brabant, Hendrick van der Leek ende Jan van Ophem, ridderen, ten versuecke onser genediger vrouwen der hertogijnnen van Luccemborch, van Brabant ende van Lijmborch voirscreven, gedaen hebben. In kennessen der wairheyt gegeven te brueselle XV dage in novembri, int jair onss heeren dusent CCC ende tweennegentich. Aldus geteykent. Alg. Rijksarchief te Brussel Chambres des comptes reg. No. 435 p. 28.  61 Van genoemden Diederik» de Roover') kwam voorschreven pand heerlijkheid ten slotte aan Willem van Ghent Willemszoon. Deze verkocht ze „den dorden daechs van den sondagh als men singht laetare 1482" voor Schepenen van 's Bosch bij eene akte luidende als volgt (Reg. no. 78 f 120 recto): „Willem van Ghent, soen wylen heeren Willems van Ghent, riddere, transporteert aan Janne Oudart, raede ons genadichen heeren Hertogs van Oestrijck, voir hem, sijn erve ende nacomelingen die pantscappe van de hoge heerlijcheden van rijcxstele, aerle, beke ende stiphout met alle hoeren toebehoert; dat huys van rijxstele mitter heerlijcheit, mannen van leene^ chijns, visscherie, voghelrie, warande, stegen ende strathen, houtwas, koeren ende broeken, den wijntmoelen ende watermoeien, die slachmoelen tot Aerle, den beempt", enz. De Hertog van Brabant approbeerde 28 Januari 1482 dezen verkoop (Chambres des Gomptes te Brussel f 55 Vso). De verpanding bleef daarna ongestoord voortduren, totdat Godert Oudart voorschreven heerlijkheid geërfd had. Alstoen bepaalde de Raad van Finantiën te Brussel op 16 Februari 1616, dat hij zijn leven lang in het genot daarvan zoude blijven: a condition néanmoins qu'il renoncera en faveur de leurs Altesses (Albert en Isabella) a tous les eens, profits et revenus des dites seigneuries, dont luy et ses ancêtres ont joui en vertu des lettres d'engagemens et qu'après sa mort les dites seigneuries seront réunies au domaine sahs pouvoir prétendre le remboursement des deniers capitaux de la dite engagemen. (Chambres des Comtes ch. r. 13 f 222 verso). Desniettemin kreeg na zijn overlijden zijn jongere broeder Johan Oudart de voorschreven heerlijkheden in pand, doch slechts voor een tijdvak van 20 jaren en onder verplichting van te geven eene som van 200 £, zooals blijkt uit een brief van 21 Januari 1621, „par Iaquelle les Archiducs accordent a Jean Oudaert Ia continuation et jouissance des seigneuries d'Arle, Beeck,. Rijcxstel et Stiphout pendant 20 ans de\oover ^ genealogle zi,ner fami,ie zie men de Roever. Het geslacht  62 parmy un don gratuit de £ 200 et autres conditions y stipulées du 21 Janv. 1621". „Sijnde (hierna), zoo schreef van Leefdael in zijne Beschrijving der Meierij van 's Bosch p. 48, de gheheele beleeninghe sonder restitutie van eenigh geit dootgheloopen ende gheexpireert den 21 Januari 1641". In dit jaar was het nog onzeker aan wien de souvereiniteit over de Meierij van den Bosch toekwam. De Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden waren van oordeel, dat zij daarvan de souvereinen waren, omdat zij in 1629's Hertogenbosch, de hoofdstad van de Meierij, door kracht van wapenen hadden veroverd ; de Koning van Spanje vermeende daarentegen, dat hij als Hertog van Brabant daarvan de legitieme vorst was ;van daar dat deze nog den 16 Juli 1642 de heerlijkheid Stiphout verkocht aan Jor Jan Baptist Elen, heer van Gasborre, raad en rekenmeester te Brussel en dat de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden dien koop niet erkenden tenzij hij ook hun de bedongen koopsom betaalde, wat deze toen noodgedwongen deed. De Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden erkenden evenmin, dat Johan Oudart heer was van Aarle, Beek en Rixtel, en wel omdat hij zich door hen met die heerlijkheden niet had laten beleenen. Van daar de navolgende aanzegging: 30 Mei 1637. Mijn heeren. Alsoo by verscheyde placcaten van de Ho. Mo. Heeren Staten Generael der Vereenichde Nederlanden, als representerende den Hartoghe van Brabant int quartier van 's Hartogenbossche, geemaneert, wel expresselijk is gestatueert, dat alle die geene, die eenige heerlicheden, tyenden, landen, renten ende andere leengoederen in de Meyerie van's Hartogenbossche sijn* besittende ende die 't voorens in den leenhoeve tot Brussel verheven ende bekent gemaeckt zijn ofte hadde behooren bekent gemaeckt ofte verheven te worden, d' selve met ledigerhandt soude comen verheffen ende aen de gemelte haer Ho. Mo. eedt, hulde ende manschap doen in den leenhoeve van Brabandt, in 's Graevenhaeghe residerende, binnen den tijt van een maent naar dato van de voors. placcaten op  63 peene, dat de gebreeckige ipso jure gehouden ende verstaen soude worden van haere heerlijckheyden, tyenden, landen, renten, andere leengoederen ende rechten vervallen te sijn ende dat sonder eenyge verdere proceduyres de possessie van deselve goederen ende leenen als vervallen zijnde in commissum worden aengeveert ende overmits den Ed. Heere van Aerlebeeck, Rixtel, etc. van des te doen is gebleven in gebreecke ende dat den Heere Advocaet fiscael van Brabandt alhyer tot 's Hartogenbossche is gecomen om ten behouve van de gemelde haer Ho. Mo. de possessie van de voors. heerlijckheyt te aenveerden, soo ist dat ick onderges. deurwaerder van den voorn, ieenhoeve van Brabant in 's Gravenhaege ten versoecke van den voors. Heer Advocaat fiscael ende in conformite van de mandemente, by den voornoemden Ieenhoeve verleent, UEd. belaste ende beveel van wegen d' Hooge Overheyt, dat ghy de voors. vervallen heerlicheyt met alle haere appendentie ende dependentie, d'welcke UE. voor desen van den Hartoge van Brabant te leen hebt gehouden, sult veriaeten, UEd. met d'selve in geender manieren meer bemoyen, dese gesien hebbende, maer aen den voors. Advocaet-fiscael alhyer behandigen alle de brieven ende bescheeden, die UEd. van de voors. vervallen heerlicheyt Aerlebeeck, Ricxstel, etc. is hebbende. Van gelycken sullen de Heer Officier, Borgemeesters, Schepenen, Secretaris, Vorsters ofte die eenyge functie uyt crachte van eenyghe beveel ofte commissie van den gewesene Heere van Aerlebeeck, Ricxtel hebben gedaen hun voortaen onthouden eenyge minste functie uuyt crachte van deselve meer te doen ende haer commissie gecasseert in handen van den voors. Heere Advocaat-fiscaal over te leveren op pene dat tegens die geene, die contrarie dese sullen willen doen, geprocedeert sal worden naer behooren ende ingevallen den voors. Heere van Aerlebeeck, etc. tegenwoordlch niet daer en is zult desen gesien hebbende* sijn E van den inhout deser verwittigen. Uuyt 's Hartogenbossche desen XXXen May XVle seven en dertich. UEd. dienstwillige vriendt, G. HAUCX.  64 Aen de Ed. Gestrenge Manhafte Heere N., Heer van Aerlebeeck, Ricxtel, etc. ende in sijn E. adsentie aen de Schouteth, Borgemeesters Schepenen van Aerlebeeck Rixtel. Gemeente-archief van Aarle-Rixtel. Men ziet hieruit, dat het de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden na de inneming van den Bosch er om te doen was hun gezag over de Meierij met kracht te doen gelden en te vestigen. Toen tengevolge van het sluiten van den vrede van Munster in 1648 het vast stond, dat voortaan de Bossche Meierij zoude staan onder de souvereiniteit van de Republiek der Vereenigde Nederlanden, trachtte Johan Oudart van hare Staten Generaal de door hem verloren heerlijkheid Aarle en Rixtel terug te bekomen, zooals blijkt uit het navolgend: Uittreksel uit het Resolutieboek van de Staten-Generaal van het jaar 1653. (17 Maert). folio 246 verso. Sijnde ter vergaderinge gelesen de memorie van de heer Brun, ordinaris ambassadenr van den Coninck van Spaignen, versoeckende om de redenen daerinne verhaelt, dat de heer Jan Oudart mocht worden gelaten in de vrye ende paisible possessie van de heerlickheden van Aerle ende Rixtel, in 't quartier van Peelandt, Meyerie van 's Hertogenboseh ; Is naer deliberatie goetgevonden ende verstaen, dat het voorschreven memoriael gestelt sal worden in handen van de heeren van Raesfelt, ende andere Hare Ho: Mo: Gedeputeerden tot de saecken van de Meyerie van 's-Hertogenbosch, om te visiteren examineeren het bericht van den heere van Gent daerop te hooren ende verstaen, ende van alles aen Hare Ho: Mo: rapport te doen. Alsmede uit het volgend :  65 Uittreksel uit het Resolutieboek van de Staten-Generaal van 1653. (folio 486 verso.) Is het gehoort het rapport van de heeren van Beverningh ende andere Haere Ho: Mo: Gedeputeerden totte saecken van de Meyerye van 's-Hertogenbosch, achtervolgens derselver resolutie van den 17 Martij iestleden, gevisiteert ende geexamineert hebbende de memorie ten selven dage aen Haere Ho: Mo: overgelevert, uytten naem ende van wegenden heer ambassadeur Brun, versoeckende dat de heer Oudart mochte worden gelaten in de vrye possessie van de heerlickheden van Aerle ende Rixtel, in 't quartier van Peellandt Meyerye van 's-Hertogenbosch; Waerop gedelibereert sijnde' is goetgevonden ende verstaen, dat de jurisdictie ende't recht over de voorschreven heerlickheden, met expiratie van den jare 1641, is vervallen aen desen Staet, ende dat den voornoemden heer Oudart sijn guarandt sal vermogen te soecken sulcx ende daer hy te rade sal werden. Zoomede uit het: Uittreksel uit het Resolutieboek van de Staten-Generaal van het jaar 1653 (28 Mei). folio 488. „Sijnde ter vergaderinge gelesen de naerdere requeste van Johan Oudart, heere tot Rixtel etc., versoeckende dat Haere Ho: Mo: derselver resolutie, op des suppliants saecke, waervan gisteren rapport is gedaen, willen ophouden, ter tijt ende wylen dat hy naerdere bescheyden sal hebben ingebracht; Is naer deliberatie goetgevonden ende verstaen, mits desen te persisteren by Hare Ho: Mo: resolutie op 't selve subject gisteren genomen." Desniettemin schijnt Johan Oudart te hebben gemeend, dat hij nog steeds gerechtigd was tot de heerlijkheden van Rixtel en Aarle, zooals blijkt uit de twee hierna volgende akten: 5  66 1653 12 Juli. Johan Oudart herroept de schenking der heerlykheid Rixtel en Aarle, welke hij deed aan Charles de Dongelberge. D'eerste presiderende ende andere raeden van den Raede ende Leenhove van Brabandt onder de Vereenichde Nederlanden, doen te wetene, dat Jor Johan de Oudart, heere van Rixtel, Aerle, etc., compareerende voor onse lieve ende getrouwe, d'heeren David de Ruyter, eerste presiderende raedt ende stadthouder, mitsgaders Peter van Panhuys ende Arnoult van Beaumondt, raden ende mannen van leene in den voors. Raede ende Leenhove, te kennen heeft gegeven, hoe dat hy heere comparant op den 7en November 1652 voor den notaris Guillaume Berot, notaris tot Brussele ende seeckere getuygen gepasseert heeft seeckere acte, daerby hy donatione inter vivos ofte metter warmer handt soude gejont ende gegeven hebben aen Charles de Dongelberge, heere van Zielebeke, Raesegem, etc. sijns voors. goederen ende heerlickheden van Rixtel ende Arle, soo hy die aldaer was besittende, mette hooge, middele ende leege jurisdictiën, metten casteele, wateren, graften, molens, landeryen, weyden, thienden, alle heerlicke praeeminentien van chijnsen, renten, leenrechten, jaegeryen ende alles wat tot de voors. heerlickheden ende goederen is toebehoorende, gelegen in de Meyerie van 's Hertogenbosch int Quartier van Peellandt, onder verstant, restrictie ende conditiën inde voors. acte breeder geexpresseert, door alwelcke donatie hem Heere comparant genoeghsaem soude sijn benomen de dispositie van uyttersten wille omme van syne goederen te mogen ordonneren ende disponeren sulcx hy te rade soude worden, alzoo hy door de voors. donatie soude ontbloot sijn van syne meeste principaelste ende praeeminentste goederen. Soo ist dat den Heere comparant soo om deselve redenen als andere hem daertoe moverende de voors. acte van donatie heeft gerevoceert gelijk hy revoceert by dezen, alsmede de clausule codicillaire darinne geinsereert, niet begerende dat dezelve voor alsnu ofte ook naer sijn overlyden van enige cracht ofte weerde  67 sal sijn, maar dieselve int geheel ende al vernietigende by desen. Ende tot meerdere verseeckertheyt heeft hy Heere comparant dese acte voor ons Stadthouder ende Leenmannen voors. gepasseert ende versocht dat deselve ten Leenregistre zoude werden geinsereert ende gerealizeert gelyk wy oock dienvolgende deselve ten Registre hebben doen insereeren ende tot dien eynde den heer Comparant dese acte geexpedieert ende verleent om hem te dienen ende daermede te behelpen daer ende soo hy te rade werden sal. Aldus gedaen ende gepasseert in 'sGravenhage den 12 Jury XVIC drie ende vijftich. T'oirconde hebben wy den segel van den voors. Raed ende Leenhove dese acte doen aenhangen ende by onsen Griffier onderteekenen. 1655 3 September. Johan Oudart voornoemd schenkt aan zijnen neef Nicolaas Oudart de heerlijkheden Rixtel, Aarle, enz. met het daarbij behoorend kasteel en andere goederen en de Raad en Leenhof van Brabant approbeert die schenking. D'eerste presiderende ende andere raeden van den Raede ende Leenhove van Brabandt onder de Vereenichde Nederlanden. Doen te wetene, dat Cornelis van Minnebeeck, procureur voor den voors. Raede ende Leenhove, compareerende voor onsen lieven ende getrouwen d'heeren David de Ruyter, eerste presiderende Raedt ende Stadthouder, mitsgaders Arnoult van Beaumont, Raedt ende man van Leene in den voors. Leenhove, vervangende mede d'heer Pieter van Panhuys, insgelijcx Raedt ende man Leene, exhibeerde seeckere acte, ter saecke nabeschreven op hem Comperant gepasseert op den derden deser maent van September tot 's Hertogenbosch voor den notaris P. van Bree by d'heere Johan Oudart, heer tot Rixtel, Aerle, etc, luydende van woorde te woorde als volcht: In den naem ons Heeren Godts amen. By den inhoude van desen instrumente kennelijck sy eenen iegelycken, dat op huyden den derden September anno 1655 voor my Peter van Bree als openbaer notaris by den Ed. Raede van Brabant  68 in 'sGravenhage geadmitteert, tot 's Hertogenbosch residerende ende getuygen naergenoemt in propre persoonen verscheenen den WelEd. gebooren heere Johan Oudart, heere tot Rixtel, Aerle, etc., mitsgaders den Ed. heere Nicolaes Oudart, secretaris van haere Coninclycke Hoogheit Maria princesse van Groot Britannien Douariere van Orangien ende Raedt ordinaris van den Prince van Orangien, haeren soone, verclaerende sy comparanten respective haere begeerte te sijn, dat by my notario voors. acte notarieel in debita forma soude werden gemaeckt in verbis als volcht: lek Johan Oudart, heere tot Rixtel, Aerle, etc., aendachtelijck overleit hebbende aen wien ick myne goederen ende voorschreven heerlijckheden, sijnde oude stockgoederen van den loffelycken ende adelycken huyse ende familie van Oudart, best soude mogen geven ende gunnen, terwijl aparent is, dat ick ten uytgaen mijns levens geene lijfferven en sal comen naer te laeten, soo ist, dat met volcomen consentement, aengesien, ontfangen ende nu eenige faeren gekent hebbende den persoon van den voors. heere Nicolaes Oudart, nu woonachtich in 's Gravenhage in Hollant, wettigen soone ende eenich kint van wylen Jor Christoffel Oudart, mynen cousin, oock affcomstich van den voors. huyse van Oudart uytwysens de wapenen ende epitaphie op desselfs aensienlycke sepultuere, staende in de stadt Mechelen in de groote kercke van St Rombout'), degeene ick selver in persoon hebbe gesien ende voor soodaenige erkent, met noch meer ander documenten ende bewysen, waerdoor ick ten vollen vernuecht ende overtuygt ben wegen de goede geboorte, educatie, deuchden ende loffelycke qualiteyten van den voors. mynen cousin Niclaes Oudart, sulcx my verseeckere dat door hem de lusten, eere ende conservatie van onsen voors. stamme, wapenen, goederen ende naeme alderbest naer mynen sinne, wensch ende begeerte sullen worden waergenomen ende voorgestaen, oorsaecke waeromme ick met alle redenen van natuere ende ') Zij was die van mr. Nicolaus Oudart, kanunnik en van diens broeder Christophorus Oudart, die stierf in 1617.  69 billickheit totten selven als tot mynen eygen wettelycken soone ende erffgenaem in preferentie ende met exclusie van allen anderen ben toegenegen ende geporteert, ick dienvolgens denselven Niclaes Oudart met volle wetentheyt sonder inductie ofte verleidinge, alles wel bedacht ende overwogen ende om voortaen myne hooge jaeren met gerusticheyt te voltrecken daertoe hebbe vercosen ende mits desen ben verkiesende, hem gevende ende gonnende in crachte deser donatione absoluta inter vivos ofte metter warmer hant alle myne voors. goederen ende heerlijckheden tot Rixtel, Aerle, etc. mette actiën ende aencleven van dien, soo ick die jegenswoordich ben besittende mette hooge, middele ende leege jurisdictie, casteele, wateren, grachten, molens, landeryen, weyden, thienden, alle heerlycke preeminentien van chijnsen, renthen, leenrechten, jageryen, visscheryen, poteryen ende alles wes tot de voors. heerlijckheden ende goederen is toebehoorende ende onder het besith, appendentien ende dependentien derselve tot den daghe van heden is begrepen ende gereeckent geweest, gelegen in de Meierye van 's Hertogenbossche int quartier van Peelant, houdende ende verclaerende de proprieteit ende gerechticheden derselver op hem van alsnu gedevolveert ende geeigent omni meliori modo et forma, alles op seeckere lasten ende conditiën onder ons comparanten albevoorens géaccordeert ende affgesproocken ende namentlijck, dat denselven Nicolaes Oudart sal hebben nae mynen affsterven getrouwelijck te voldoen niet alleen myne blykende vliegende nae te laeten schulden maer oock alle myne legaten ende besondere maeckselen, dewelcke ick sal hebben gemaeckt ende onderteeckent tsy voor notaris ofte op myne signature alleen ten behoeve van eenige myner arbeyderen, domestiquen ofte andere persoonen, die ick soude mogen genegen wesen met mynen afflyven te benefitieeren. Ende ick Niclaes Oudart voors. verclaere mits desen overdanckelijck ende op voorgaende conditiën aen te nemen midts desen de bovengemelte donatie, belovende in alles naer uyterste vermogen den sinne ende goede intentien van  70 den opgemelten WelEd. gebooren heere mijnheer cousin Johan Oudart, heer tot Rixtel, Aerle, etc., punctuetfjck naer te comen ende achtervolgen. Ende tot meerder vasticheyt van alles voors. soo emploieere ick Johan Oudart in deesen, voor soo vele noot is, den octroye van den Ed. Mog. Heeren van den Hove van Brabant, in 's Gravenhage residerende, aen my comparant verleent om te mogen testeeren van myne voors. goederen de dato 17 Meert anno 1648. Soo hebben wy comparanten voors. irrevocabel volmacht ende procuratie gegeven gelijck wy geven mits desen aen Mr. Cornelis Minnebeeck, procureur postulerende voor den welgemelten Ed. Mog. Raede van Brabant ende alle anderen, hiertoe te versoecken omme dese onse donatie ende acceptatie in forme ende maniere hier uytgedruckt voor alle gerechten, hoven ende wetten behoorlijck te vernieuwen, realiseren ende erkennen in alderbester forme ende maniere alst mogelijck wesen sal, gelovende wy comparanten voors. allen 't geen voors. is eeuwelijck te houden voor goet> vast ende van weerden, onder verbintenisse van onse respective persoonen ende goederen, present of toecomende. Aldus gedaen, geteeckent ende gepasseert ten daege, maende ende jaere als boven ende in oirconde der waerheit soo hebben de heeren comparanten voors. de minute prothocollaire deser met eygene hant onderteeckent ende met henne opgedruckte wapenen becrachticht ten overstaen ende presentie van Wouter Aertssen Legius ende Gijsmaer Lintermans, borgeren deser stadt, als getuygen neffens my Notario mede onderteeckent. In quorum fidem ac testimonium ego Notarius antedictus haec manu mea propria subsignavi, rogatus attestor. (get.) P. van Bree, notarius publicus 1655. Ende versochte dienvolgende, dat het ons gelieven wilde de voors. donatie ende acceptatie in forme ende maniere hier boven uytgedruckt te witten confirmeren, ratificeren ende approberen, mitsgaders daertoe te verleenen behoorlycke acte. Doen te weten, dat wy dese voors. saecke overgemerckt  71 de voors. donatie ende acceptatie, in forme ende manieren hier voors. uytgedruckt, in alle haere poincten ende clausulen hebben geconfirmeert, geratificeert ende geapprobeert, confirmeren, ratificeren ende approberen by desen, behoudelijck den heer ende iegelijck sijn recht ende is dienvolgende de gemelte heere Johan Oudart van synen over de voors. goederen gedaenen eede ontslaegen ende voorts dese tegenwoordige acte verleent om hen elcx te dienen ende daermede te behelpen soo sy te raede sullen vinden. T'oirconde den segel van den voors. Raede hier aen doen hangen ende by onsen Griffier onderteeckenen. Gedaan in 's Gravenhaghe den 21 September 1655. Protocolboek van de verhef-akten van den Raad en Leenhof van Brabant, 1629—1659 fol. 129—30. Prov. Rijksarchief te 's Bosch. Nicolaas Oudart ') werd daarop als volgt door den Raad en Leenhof van Brabant met de heerlijkheid Rixtel beleend: „Nicolaes Oudart, secretaris van haer Conincklyke Hoocheyt Maria Princesse van Groot Brittanien, Douarière van Orange, ende Raedt ordinaris van den Prince van Orange, heeft op den 21 September 1655 verheven de voors heerlijckheit van Rixtele ende voordere goederen als deselve donatione absoluta inter vivos becomen hebbende van opgemelten Johan Oudart volgens sekere acte dienaengaende tusschen hun gemaeckt ende gepasseert op den 3 Septembris 1655 voor den Notaris Peter van Bree tot 's Hertogenbossche". Dat hij beleend werd ondanks de vorengemelde resoluties der Staten Generaal was niets buitengewoons, omdat de beleeningen oudtijds plaats hadden onverminderd een ieders recht. Hij bekwam dan ook niet den eigendom der heerlijkheid Rixtel en Aarle, zooals staat vermeld bij Jhr. Mr. J. H. Hora. Siccama Aanteekeningen en verbeteringen op het Register op de Journalen van Constantijn Huygens den zoon (Uitg. van het Historisch Genootschap te Utrecht 1915) p. 515, die ') Hij woonde niet te Rixtel of te Aarle.  72 tegelijkertijd daarbij over dien Nicolaas Oudart het volgende mededeelt: „Een eenigszins schaduwachtig personage, voornamelijk bekend door zijne gevangenneming in den Haag gedurende den Tweeden Engelschen Oorlog, was gesproten uit het Noordbrabantsch geslacht der Oudart's, heeren van Aerle-Rixtel (Taxandria 19e jaarg. p. 270). Het recht op die heerlijkheid werd evenwel door de Staten-Generaal aan de Oudart's betwist (Resolutiën van H. Hoog Mog. van 17 Maart 1653, 27 en 28 Mei 1654). Volgens Wicquefort, „Histoire des Provinces Unies", III p. 271, was Oudart eerst in dienst van den Engelschen gezant Boswell in den Haag, daarna van de prinses Royale, eindelijk van Willem III. De prinses noemt hem in haar testament haar secretaris, raadsheer van haar zoon, diens commissaris in Engeland, die haren vader, haren broeder en haar zelve „langh en getrouwelijck" had gediend. („Brieven van en aan J. de Witt", IV p. 74) Inderdaad komt hij voor in Evelyn's „Diary", V p. 171 en in het „Ninth Report fcf the Royal Commission on Historical Manuscripts", Part II p. 393, als in 1647 in dienst van Koning Karei I; in 1652 en '55 was hij in den Haag („Fourth Report" a. v., Part I, p. 572) en na het herstel van Karei II op den troon, in Augustus 1660 in Engeland. Van daar werd hij toen ter tijd door den Koning naar Honselaerdijk gezonden, met opdracht de prinses bekend te maken met hetgeen door hem besloten was omtrent hare reis naar Engeland, en de aanwijzing van gedeputeerden tot de opvoeding van den prins van Oranje. Bij den dood der prinses was Oudart in Engeland en bij de opening van haar testament bleek hij tot een harer executeurs te zijn aangesteld. De Witt zoude toen gaarne gezien hebben, dat hij een keer herwaarts deed, doch de gelegenheid daartoe ontbrak hem op dat oogenblik wegens de vele werkzaamheden, aan de tenuitvoerlegging van het testament verbonden. Aan zijn invloed werd evenwel een brief toegeschreven, door den Koning aan de gedeputeerden tot 's prinsen opvoeding gericht, en waarover men hier uiterst voldaan was; doch de koning had al ras spijt van dien brief  73 en, op aanhitsing van lady Chesterfield, was hij zoozeer vertoornd tegen „ce pauvre Oudart qu'H a juré de Ie faire chjiher» („Brieven van en aan j. de Witt", IV bl. 14-111 passim, voor zooveel noodig aangevuld door die, welke uitgegeven zijn door F. Courbet in deel I der „Mélanges Historiques".) Oudart's ongenade was echter niet van langen duur. Blijkens het Journaal van Evelyn bleef hij tot 1664 in Engeland, maar in 1665 begaf hij zich naar den Haag, volgens zijne bewering wegens verschillende processen, die zijne vrouw hier te lande uitstaande had, maar in werkelijkheid, zooals hij later ook erkende „sent by His Majesty with peaceful messages into Holland . („Calendar of State Papers," 1673, p. 91). Wegens verstandhouding met den vijand werd hij dan ook aangehouden en op de Voorpoort (te 's Hage) in bewaring gesteld. (Resoluhen van Holland van 23 en 29 Juli, 6 Augustus 1665Wagenaar, XIII bl. 163; Aitzema, V bl. 396, 398) Maar reeds in November schijnt hij te zijn losgelaten, evenwel met bevel het land onmiddelijk te verlaten, want den 14e» dier maand werden de Gecommitteerde Raden „geauthoriseerd ÏL decreteren van interdictie tegen sijn persoon». In 1666 zag Evelyn hem weder in Londen, en na het herstel van den vrede vervoegde Oudart zich al spoedig bij den nieuw aangekomen ambassadeur van H. Hoog Mog J Meerman met verzoek, dat „die interdictie" mocht worden ingetrokken, of hem een acte verleend, waaruit „de revocatie der interdictie' zou kunnen worden „geëlicieert." Doch Gecommitteerde Raden waren daartoe volstrekt niet gezind en Oudart kon niets meer verkrijgen dan de toezegging „by ooghluyck.nge" te zullen worden toegelaten. („Brieven van en aan de Witt", IV 507-559 passim); daarvan schijnt door hem geen gebruik te zijn gemaakt In 1672 vroeg hij bij request I*!. 21AJu"' koning Kare»'s bescherming voor zijne heerlijkheid Aarle-Rixtel en een paspoort naar Engeland voor zijne vrouw en oudste dochter. In dat request noemt hij zich „Sieur de Rixtel tot Kempen in Brabant, Latin Secretary and Gentleman of the Chamber to his Majesty". Het gevraagde  74 paspoort werd den 12en Februari 1673 afgegeven. In dat jaar richtte hij verder verschillende verzoekschriften tot den koning, strekkende om in het bezit van Aarle-Rixtel te worden hersteld, en zich bitter beklagende over de behandeling van de zijde van H. Hoog Mog. ondervonden (.,Calendar of State Papers" May-September 30, 1672, p. 263,512; October 1672; Februarij 1673, p. 140, 549; 1673, p. 91, 169, 208 en 242). Uit de laatste der daar medegedeelde stukken blijkt, dat hij destijds op het punt stond met de Engelsche gevolmachtigden naar het vredescongres te Keulen te vertrekken. Dat hij daar aankwam, leert ons een brief van Pieter de Groot aan Wicquefort van 15 Augustus 1673 („Lettres" p. 153): „ceux, qui croyoyent que M. Oudart estoit a la Haye se trompent, car il n'a point bougé d'icy, oü il est encore". Blijkbaar gevoelde hij geen zin daar de ondervinding te hernieuwen, die hij in 1665 had opgedaan, en zoo verdwijnt hij uit onze geschiedenis. Tot zijn dood, tegen het einde van 1681, bleef hij latijnsch secretaris van den koning (Luttrell, I 153)." De heerlijkheid Beek eindigde evenals die van Rixtel en Aarle in 1641; toch zien wij dat daarna de van Leefdael's zich nog heeren van Beek noemden. HET HUIS VAN RIXTEL, ook wel genaamd het Gulden huis. Volgens een handschrift van Butkens was de eerste eigenaar van dit goed Johannes de Haisbain, ridder, die het verkocht aan Johannes van Rotselaer, ridder, wiens zoon Johannes het weder verkocht aan Gerlach de Roover, die 1360 hoogschout der stad en meierij van den Bosch werd. En blijkens le Registre des fiefs no. 17145, berustende in  HET GULDEN HUIS.   75 het Rijksarchief te Brussel, „reeën» miiumj i doricus Rover, ») miles de ê21- ' ? dom,nus ™eoet molendinis de Rixstele exZt '- manS,0nem cum terris Gerlaci Rover" success.one sui patris, domini bhikt hovendien^f ^eS / , 1377 23 Maart, waarbii /ofa/iaa /ferfopfc „a„ Brabant h. u ~ des Heylch RHCJ öl fn T ^mborch> ^arckgravinne "even, getrouwen He reDSck ^ ^ °™n synen voerderen, gehoerende 1 h ^ "dder ende ouden tydentoebehm-rt^h ï ySe" Van Rixtel> van om 1 ^ï^h?^M^^" Aerlen metten domen Ir l . der d,Jngban<* van Baeekel met allen eenen t ^l Van Stiphout ende ™ die visseryen omme "t hÏ ^ toebehoirten ende vonderen to by Helmon"ende 5 *\"e ter hoogher toebehoirten. Item I »n? toe met «oeren weeghs omme t Huys fe Riira,rde V°geIyen' ™ myle "ckheyt gaet die straSJ• ? I * 3,8 onse Heeruut te g?ven Item Stege" 'e Rixtel ende't Aerle _ geven. Item dat d,e laete, woenende op die goede «^«^^^^^ hUWdC met Johan « blijkens eene Bossche ScheoenZ ' t??*?* ^^«on Jan, want dat jaar Rntger van Erp wTe^ 71™ ƒ"* na 31 f' 8> aan Johannes van Ricstelïs S,',". 8 * * ZèeW' ge,e«en te Aerle, Rover, miKtis;» die basterdi Z ^ qUOndam d°mini Theodorici de Borman en HeviwiJ^Tn %£ ^^phia, dochter van Wii.en, zoon was Wijkens eene Bossche «rij, .? Smans soens soen- van Znv.en Stadsen ^m^^£  76 ende leene, behoorende totten Huyse van Rixtel ende oyck die moeieneren aldaer vry sijn van oirloge, van coerweyde, van te gedinge ende te waerheden te coemen, van schependomme ende allen anderen onraet, uuytgescheyden wanneer onse gemeyn Lant van Brabant uuttreckt ofte bede geit, dat sy plegen moeten gelijck onse andere luyden. Alsoe wy ende onse Raet in eenre waerheyt daeraff gedaen, dat aldus claerlijck bevonden hebben, soe eest dat wy voer ons ende voer onse naecomelingen, Hertogen in Brabant, Heeren Dierieken Roever voersr. voer hem ende synen erffgenaemen die voergen. poincten allen ende eenyegelycken daeraff confirmeren ende ratificeren, willecoren ende verleenende denselven Heeren Dierick ende synen erven voer ons ende onse naecoemelingeh van nu voertaene altoos als des te doen sal wesen te hueren versuecke eenen vorster te hebbene, die onse Schouteth van Peelant, van Heeren Diericken ende synen erven hem gepresenteert, setten sal ende eeden van onsen 'twegen omme die warande voersr. te huedene ende te bevredene van catten, van honden ende van anderen schedelycken zaecken, alsoe men dat van anderen waranden in onsen lande van Brabant gewoenelyck ende schuldich is te doene, ende desgelijcx die yisseryen ende stroom, die gansleggen ende vogelyen, die straten ende stegen voersr. Ende weert saecke dat yemandt binnen desen voersr. waranden patriseerde, conyne vijnge off andere schade dede, binnen den visseryen vischte, op die gansleggen ende vogelyen gansde ofte vogelde, die straeten ende stegen voergenoempt aengroeve sonder wille ende oirlof Heeren Diericks voersr., soe sal den vorster, dyen wy des macht geven off diegene, die dat deden, houden ende panden voer een peene van vijff ende veertich schellinge Bossche payements alzoe dijck als dat geviele, 't ordendeel daeraff 't onsen behoeff, d'ander dordendeel tot behoeff Heeren Diericx voirsr. ende synen erffgenaemen ende terde dordendeel tot behoeff des voersr. vorsters ende sallen diegheene, die aldus vischte off vogelde, heuren getouwen verloren hebben tot Heeren Diericx behoeff.  77 Voorts hebben wy gegeven ende verleent, geven ende verIeenen met desen voer ons ende onse naecoemelingen Heeren Diericken de Rovere voersr. ende synen erven om den goeden dienst die dezelve Heere Diederick ende zijn voerderen ons dickw.lle gedaen hebben ende die Heer Dierck ons noch doen mach ende in beternissen sijns Ieens 'dwanck van den gemaele in der dijngbancken van Aerle, Rixtel ende Beeck met allen ende eenygelycken heuren toebehoirte, alzoe dat die gebueren van desen dryen dorpen voirtane sullen moeten doen maelen ende slaen op Heeren Diericx moeien aldaer op heuren rechten molster als gewoenlijck is, behoudelijck,' dat Heer Diederick de Roever voersr. ende syne erven daeraff geven sellen ende betaelen onsen Rentmeestere van den Bosch t onsen behoeff alle jaar te Sinte Remijsmisse eenen erffelycken chijns van ses ponden wasch ende soe van de voersr eebueren van de voersr. dorpen anderswaer maelen dede off slaen dan tot Heeren Diedericx moeien als voirsr. is, indyen dat die moeien nyet te bruycken ende weren ofte ganck hebben en mochten, die sal verbuert hebben vijff ende veert.ch schillingen bosscher payements alsoe dick als dat geviele tordendee It'onsen behoeff, d'ander dordendeel tot behoeff bZZ ? R°eVerS VOerSr' ende 'terde indeel tot behoeff des penders ende oijck zijn meel verloren tot behoef Heeerreen SS? ZT" ^ C°n8enteren w* e,lde verleend Heeren D.edencken voersr. soe wyenre in sijn broecke ende beemden, beboerende totten Huyse van Rfctel, meyde oft hout h.euwe, meyen oft hout houwen dede o f andersints schaedigden dat die verbuert sal hebben in oerbaer vaón Heeren Diericx ende des penders, gelijck voersr. staet, Zff ende veertich schellingen der payements voersr. ende sal die vorster macht hebben van onsen twegen de eoere van den moelenen, ende oyck van de broecken ende beempdenuuwë te panden aen ende eenenye-gelycken, daer die aene verdien ÏÏ"' Tt desenvo^r gebieden ende cundigen sal ,n der kercken, daer dit behoirt. Item geven wy volcomen macht desen voersr. vorster uut te panden en7e  78 te innen tot Heeren Diedericx behoeff synen chijns, die men hem jaerlijcx is geldende van den Huyse te Rixtel, op die boeten als gewoenelijck is. Item willencoren wy Heeren Diederich voern. van desen dage voert eenen schutter te setten op sijn broeck, gelegen om den Huyse van Rixtel, te hueden ende te bevreden, welcken schutter macht sal hebben vreemde beesten te schutten ende te panden op een boete van thien schellinge bosscher payements, alsoe dickwyle als dat gevalt tot behoeff Heeren Diedericx voersr. Item confirmeren wy ende stedigen Heeren Diedericken de Rover voersr. alsulcken brieven, als hy heeft van saligen onsen lieven Heeren ende Vader Hertoge Johan, daer Godt die siele aff hebbe, van zwanen ende craneneyeren, gelijck die brieven dat in hebben, allen argelist in allen voersr. saecken uuytgescheyden, behoudelijck altoos in allen poincten ons, onsse heerlickheyt ende yegelycken sijns rechts, ende oyck dat die voersr. vorster van jaere tot jaere goede, wittige rekeninge doen sal van allen coeren voersr., die ons aenroeren, voer onsen Rentmeester van den Bossche ende hem van onsen aengedeelte genoech doen. Ende overmits dat wy begeeren ende willen, dat voer ons ende onsen naecoemelingen Heeren Diedericx de Rovere ende zynen erffgenaemen alle die voersr. pointen vast ende stede gehouden wordden t'eeuwigen daeghen emmermeer, soe hebben wy in vasticheden des onsen segel aen dezen brieff doen hangen, die gegeven waert te Bruessel int jaer ons Heeren 1386, dryentwintich daegen in Merte na costuyme ende usagie des Hooffs van Camerycke. Gemeente-archief van Aarle-Rixtel en Collectie van Leefdael in het Prov. Rijksarchief te 's Bosch E p. 282. Zie nog Mr. J. Smit het Brabantsche jachtrecht. Bijlagen p. 16. En uit die van  79 1377 13 November, waarbij Johanna Hertogin van Brabant beveelt den Schout van den Bosch en den verderen rechters, dat zij Diederick de Roover in het rustig bezit van het Huis van Rixtel met toebehooren zullen handhaven. Johanna by der gratiën Goidts Hertoginne van Luxenborch van Brabant, van Lembrich ende Merckgravinne des Heylichs Rijcx, want onse getrouwe, die Heere van Haisbain getuyght heefL dat 't Huys van Rixtel toebehoorende Heeren Dierick die Roevere, onse leen is met sijn toebehoirten, dats te weten totter sluyssen, die men heyt die Heyderick ende van daer al nevven den dijck, die gaet te Gemert waert ende alsonne een bruxchen, dat heyt d'Morterken ende van daer voert tot tegen Goeders goet van Scheepdale ende vandaer voert totter Abdissen goet van Bynderen ende van dyen goederen tot tegen Oeraerts broeck van Eyck ende van dyen broeck wederomme coemende totter voors. Heyderick. Ende dat die Heer van Haisba.n voersr. op synen eedt genoemen heeft, dat hy InJ 'y"eKOUders Heeren v*n Rixtel daer voer fuilden, dat allet da bmnen den voersr. palen leeght ten huyse waert van Rixtel onsse leengoet is ende dat men van ons te leen gehouden heeft. Soe ontbieden wy ende bevelen on en Sehouteth van den Bossche ende alle onse andere Riehteren, d.e nu sijn ofte naemaels wesen sellen, dat sy den voersr Heeren D.ederick in alsulcken goeden, toebehorende d n Huyse van R.xtel, als boven beschreven staet, peyselijck endl vredehjck houden totter tyt toe, dat hy daer uuyt voerend onsen mannen van leene met recht gewonnen sal werdden daer ,nne alsoe doene alsoe lieff als sy ons hebben, dat wy brieffs da°igen mCer hebbe" e"de d°enen- oirco"de del bneffs daer wy onsen segel aen hebben doen hangen Ge- m?C°ol rSSel l3 ^-"Novembriintjaer onsHee7en 1387. Collectie van Leefdael, alsvoren. Door Maximiliaan en Philips, Hertogen van Oostenrijk Bourgond-e, Lotharingen, Brabant, enjwerd voorschreven  80 akte van 23 Maart 1377 geconfirmeerd, geapprobeerd en geratificeerd te Brussel den 12 Februari 1482, De latere overgangen in het bezit van het Huis en het goed van Rixtel staan als volgt vermeld in: het Leenregister van den Leengriffier Strick. (Prov. Rijksarchief ts 's Bosch:) Her Willem van Ghent, by coope ghedaen teghen heer Diederick de Roever, hout thuys van Rixtel, de wintmoelen ende watermoelen mitten landen, beempden, renten, chijnsen, manscappen ende allen anderen hueren toebehoirten, te wetene die hooghe, middel- ende leeghe heerlicheyden. Item eenen beempt, gheheiten d'elshorst, houdende omtrent 24 buenderen, mit eenen weghe daertoe dienende, gaende doer Cauwenberchs beempt tot aen die ghemeynte aldaer. Item een stuck lants ende eenen beempt, gheheiten die mortel, houdende tsamen twee buenderen. Item eenen beempt, daer op ghestaen is een oleymoelen, gheheiten hoevenweyde, houdende mit arckwiele omtrent vier buenderen. Item een olyemoelen mit hueren toebehoirten Item noch twee corenmoelene, te wetene van moelene d'een een wintmoelen mitten moelenberghe ende een watermoelen. Item die visscherien totten huyse van Richstel behorende. Item een warande van conynen ende patrysen mitten voghelrien, daertoe behorende. Ende noch eenen heerlyken chijns, ghedraghende jaerlix in ghelde derthien rinsgulden 5 stuvers, 84 capuynen, 24 gansen, 53 hoenderen, een half derdedeel min ende 381/2 pont was. Willem van Ghent her Willems soene (boven) gheschreven. Jan Oudart 27 Januarij anno 1482 by coope ghedaen teghen Willeme van Ghent. Jan du Creux 20 Decembr, anno 1493 tot behoef van Janne Oudart by doode wylen Jans sijns vaders.  81 Henrick van der Linden 1 Septembr. anno 1503 tot behoef van Janne Oudart by doode Jans sijns vaders. Jouffr. Barbara van Poelgeest 13 Maij 1570 by doode ende volgende den testament J- Jans Oudaert (boven) gheschr. Joncker Jacob Oudaert 22 Aprilis 1586 bij doode Jouffr Barbara van Poelgeest, zijnder moeder, (boven) geschr ende anderssints by ghifte ten houwelycke te voirens gedaen. Joncker Ooirt Oddaert c. s. 30 Augusti a° 1595 by doode ende successie Joncker Jacobs Oudaert, huns vaders (boven) geschr. ' Joncker Wynant Oddaert c. s., kinderen J°r Jans Oudaert 2 Aprilis 1614, Juvenis, by doode J°r Ooirts (boven) geschr leste stefffman. * JorJan Oudaert 28 Martii 1617 by doode J°' Goirt Oudaerts sijns broeders (boven) geschr. Wat, als gezegd, in het Leenregister van Strick voorkomt wordt bevestigd door de navolgende feiten : 1451. a Domina Gerarda de Herlaer, relicta quondam domini Willelmi de Ghent, militis, doet afstand van tocht in domo et mansione de Ryxstel, enz. in quibus dictus quondam dominus Willelmus de Ghent decessit, necnon in dominio et jurisdictione tam alta quam bassa villarum de aerle, beke, rijxstel et de stiphout ten behoeve van Willem van Ghent, haren zoon. Schepenreg. van 's Bosch no. 47 f. 80 verso 1482 den derden dag van den Zondag als men zingt laetare zie p. 61. Onder deze akte staat geschreven: „Jouffrou Jacop van Nyevelt huysvrouw des voirs. Willem van Ghent (soen wyle heeren Willems van Ghent, riddere)". ') 6  82 Deze van Ohent's zullen geweest zijn de Bossche schepenen van dien naam (Zie Jac. van Oudenhoven Nieuwe beschryvinge van de stadt van 's Hertogen-Bossche p. 69). 1483 19 Januari. b Maximiliaen ende Philips by der graden Gods hertoge van Oestrijck, van Bourgondien, van Lotharingen, van Brabant, enz. doen cont allen luden, dat op 27 Januarij 1482 voir onsen Stadthouder van leenen enz. quam in propren persoene onse lieve ende getruwe man van leene Willem van Ghent, zoen wylen heeren Willems ridders, denselven onsen Stadhouder in den name van ons thoenende ende te kennen gevende hoe dat hy wel ende wettelic in titele van wettelicke vercope om eene zekere somme van penningen, daer af hy hem geheelic ende al vernuecht ende betaelt kende, vercocht hadde onsen lieven getrouwen rait Janne Oudaert,') zone wilen Claes Oudaert, zijn huys van Ricxstele metten hoffstadt, bogaerden, grachten, cingel ende anderen syne toebehoirten, gelijck die aldaer binnen zynen palen gelegen sijn, metter heerlicheit, manschapen, laetschapen, chijnsen, visscherien, vogelrien, waranden, steghen ende straten, houtwas, koeren ende broeken, die wintmoelen ende die olyemoele tot Aerle met hueren bedwangen, de beemt," enz., waarop genoemde van Ghent tot vrijwaring voor het rustig bezit van het verkochte eenige goederen stelde, o. a. zijnen beemd de Groote Vloet. Collectie Prosp. Cuypers Prov. Rijksarchief te 's Bosch. Zijn zoon Jan Oudart gaf van voorschreven leen de navolgende erkentenis af: 1495 31 Januari. c Ic Jan Oudart doe cond eenen yegelycken, dat ie van mynen genedigen heer, den eersthertoge van Oistrijck, als hertoge van Brabant, te leen houdende ben de goede ende heerlicheyden hier nae bescreven, te wetene >) Bliikens een bevelschrift van Karei Hertog van Bourgondie van 1473, berustende in het gemeente-archief van Aarle-Rixtel, was hij ndder alsmede raad en kamerling van dien hertog en wijders stadhouder van diens leenen in Brabant.  Ï3 de hooge, middele ende lege heerlicheyt van Rixtel met partien van goeden hier nae gescreven: in den iersten thuys van Rixtel met allen den tijmmeringhen, edificien, wateren, bogaerden, dyken ende grechten, alsoe die gestaen ende gelegen zijn tot Rixtel voirs. mitsgaders oic die manscapen daer toe behoirende, daer af ic nu ter tijt egheene specificacie gedoen en can mits gebreke van mynen leenboek, maer gelove die te doene mynen voirs. gen. heer zoe ic aldereerst zal connen met die kueren, brucken, straten ende stegen. item eenen beempt, geheiten d'elshorst, enz. item een stuck lants, geheiten met eenen beempt den Mortel, enz. item eenen beempt opden welcken gestaen is een olyemolen, geheiten hoevenweyde, enz. item een olyemolen met allen hueren toebehoirten. item noch twee corenmolenen, te wetene van moelenen, d'eenen een wintmolene metten molenberge ende een watermolen, flut welken voirs. wintmolen ic jaerlix geve den rentmeester van den Bosch tot behoef van mynen geneden heer 6 pond was. item alle de visscherien, behoerende totten voirs. huyse van Rixstel. item de warande van conynen ende patrysen, metten vogelrien, behoirende totter voirs. heerlicheyt. item eenen heerlycken chyns, behoerende totten voirs. huyse van Ricxstele enz. Archives de Belgique cour féodale de Brabant. Déclaratlons et aveux orlglnaires des feudataires. 1570 9 Mei. rfVoor Schepenen van Aarle geeft Joffrouwe Barbara van Poelgeest, vrouwe tot Rixtel, Aerlebeek en Stiphout, dochter van wijlen den heer Oerart van Poelgeest, ridder, en wede Jor Jan Oudart, heer van Rixtel, Aarlebeek en Stiphout, volmacht aan haren oudsten zoon Jacob Oudart om voor den Leenhof van Brabant voorschreven heerlijkheid te verheffen. Collectie Prosp. Cuypers als voren.  84 1576 16 Mei. Denombrement van het Huis van Rixtel en toebehooren: 't Hoch huys metten bovenhof, bogarde, vyvers, metten neerhoven, bogarden, hoyvelt metten blijckhoven, schuren, stallen, al omgraft, beheympt ende besloten. Item voir den huyse van Rixtell, recht voor de voorste poorte, legt eenen beempt, genamt die Kleyn Vloet, enz. Item (volgt de omschrijving van verschillende landerijen). Item de vissery totten huyse van Rixtel behoorende, van der hogen vonderen agter Binderen tot beneden dien van Rixtel; is seer nut en profytelijck totter keuken. Item mijn vrouwe van Rixtel (Barbara van Poelgeest n.1.) heeft onder haar wel of ontrent 60 leenmannen, alsoo seer profytelijck van den heergewaden als andersins enz. Item alnog een chijnsboek, daar men in ontfangt veel was, capuyne, hoenderen, gansse, schillingen, nieuw en out geit, alsoo tsamen wel weert sijnde 60 gld. Item alnog twee wijndmolens, d'een tot Beeck? d'ander tot Aarle, met alsnog een watermolen, staande by den huyse van Rixtel. Item alnog hoort mijnder vrouwe van Rixtel die hoge, middele en lage heerlijckheyt van den dorpe van Rixtel, Aarle, Beeck en Stiphout, metten geregte van Ounderdoor te Lieshout, metten houtschat, allen officieren totten justitien behoorende, met ook allen hout, opgaande in den straten en stegen van Aarle en Rixtel, mit valenterende patrysen, cueren en breuken crimineel en cruyt, alsoo jaarlijcx wel weert sijnde, ten minste d'een jaar meer dan min 100 guld. Item alsnog die hoogheyt van vogelery van wilde ganse overal binnen der heerlijkheyt te mogen leyen en met nette te mogen doen vangen, daernae dat die ganssen en vogelen vligen, d'een jaer min d'ander meer, seer profytelijck voor de keuken. Item mijn vrouw van Rixtel is uyt kracht van openen brieven metten uythangenden segel van wylen den Hertogh van Brabant gerechtigd om een meyle buyten haarder heer-  85 lijckheyt en bysonder tot Bakel en Lieshout te mogen valenteeren en patriseren, al seer profytelyck voor de keuken. Item den tol van peerden, beesten, verken van de twee merkten wort jaarlijcks verpagt, van de twee merkte voor 21 guld. ')■ (get.) Jacob Oudart, Willem van Halmale, Pauwels Thomasse, Peter van Hambroeck en Barbara van Poelgeest. Archief van het Quldenhuis. Prov. Rijksarchief te 's Bosch. Daar, zooals wij reeds zagen, tengevolge van de inneming van 's Hertogenbosch door de Staatschen in 162Q Rixtel gekomen was in de macht der Staten Oeneraal van de Republiek der Vereenigde Nederlanden, zoo moest Jor Jan of Johan Oudart, die in 1617 door den Leenhof van Brabant te Brussel beleend was, zich ook door den Raad en Leenhof van Brabant, gevestigd te 'sGravenhage, met Rixtel laten beleenen en dit geschiedde 2 December 1633 bij eene akte luidende als volgt: Johan Oudart, heere van Rixtel, Aerlebeeck en de Stiphout, heeft op den 2" December 1633 te leene verheven by doode Geert (lees: Godert) van Rixtel, sijns broeders, thuys van Rixtel, den wintmolen ende watermolen, metten landen, beemden, renten, chijnsen, manschappen ende andere heure toebehoorten, te weten die hooge, middele ende leege heerlijckheden. Item noch tot synen behoeff ende by doode als vooren de cleyne halve coorenthiende ende smaelthiendé van Aerlebeeck volgens het leste verlijdt by hem op den 18 (lees: 28) Martij 1617 int leenhoff van Brabant tot Brussele gedaan. Leenboek van den Raad en Leenhof van Brabant. Prov. Rijksarchief te 's Bosch. *) Een tiendrecht komt in deze omschrijving evenmin als in de na te meldene van het jaar 1482 voor. Toch wordt in den legger der verponding over Aarle-Rixtel van 1736 het volgende vermeld: De heer Hendricus van Beugen, mr. Pero van Straelen, Rogier baron van Leefdael en de heer Antony de Hee te 's Bosch elk voor l/t in den Klamptiend van het Huis van Rixtel.  86 Deze Jor Jan of Johan Oudart kwam omstreeks het jaar 1661 te overlijden. In het bezit van het Huis van Rixtel en de daartoe behoorende goederen is hij toen opgevolgd geworden door zijnen neef Charles Oudart de Dongelberge, raad-ordinaris in zijnen Kon. Majesteits Raad van Brabant te Brussel, heer van Zillebeke, Raessegem, enz., zijnen bloedverwant, dien hij ten behoeve van eenen anderen bloedverwant, zooals wij hiervoren reeds zagen, had willen onterven, blijkbaar met de bedoeling om dat goed in het geslacht der Oudart's te laten. Blijkens het Leenboek van den Raad en Leenhof van Brabant werd deze 24 Juni 1661 daarmede beleend midts doode ende afflyvicheyt van Johan Oudart voors. Hij was de tweede zoon van Francois de Dongelberge, burgemeester van Brussel in 1633, en diens echtgenoote Jeanne Oudart, dochter van Alexander (den zoon van Nicolaas en Marie de Douvrin) en Geertruid van Brecht. Volgens de Suite du Supplément au Nobillalre des Pays-Bas etduComté de Bourgogne 1661—1686 in voce Dongelberghe was hij gehuwd met Anna Maria van Ryswyck, erfdochter van Berch, Lelie en Bolleke, eenig kind van Jan en Maria Vits. Het hadde dus voor de hand gelegen, dat hij na zijne beleening met het Huis van Rixtel, als die terecht ware geschied, daarin was opgevolgd door een zijner kinderen, doch het geschiedde niet alzoo. Want blijkens het Leenboek van den Raad en Leenhof van Brabant, berustende alsvoren, had 1680 22 October daarmede de volgende beleening plaats had: Carolus Robertus de Dongelbergen d'Oudart Baron van Corbeeck, Luer, etc., heeft op den 22 October 1680 verheven ,,'t voors. huys van Rixtel ende voorts soo als hier voors. Johan Oudart hetselve verheven heeft." Deze de Dongelberge was de oudste zoon van Francois en Jeanne Oudart voornoemd en huwde 12 Augustus 1678 Marie Jeanne van Eyck, dochter van Engelbert, heer van Calfven en Louise de Plaines. Tengevolge van de herroeping der schenking, door Johan Oudart aan zijnen voornoemde  87 jongeren broeder gedaan en de buiteneffectstelling van die, welke deze johan Oudart aan voornoemden Nicolaas Oudart, den secretaris der Douairière van Oranje, deed, was Carolus Robertus de Dongelberge alzoo de naaste leenopvolger van dien Johan Oudart en dientengevolge de eerstgeroepene tot het bezit van het Huis van Rixtel met toebehooren, zoodat terecht hij daarmede beleend werd en de beleening van zijn jongeren broeder geen effect kon sorteeren. Van daar dat diens douairière zich genoopt achtte dat goed van hem te koopen, zooals blijkt uit de navolgende verleiakte, ook staande in voorzegd Leenboek: ft|4k 1694 18 Mei. Thomas van der Moeien, wonende te Brussel, als procuratie hebbende van de voors. Carel Robert de Dongelbergen d'Oudart, Baron van Corbach, Overdyle, etc., op den 20 Januerij 1694 voor den notaris Guilliam F. Seevrancx tot Brussel gepasseert, heeft op den 27 April 1694 versocht ontlijt ende ontleent, mitsgaders onterft te worden van de gronden van erven, landen, weyden, molens, huysen, plantagien als andersints, gelegen onder de Heerlicheden van Rixtel, Aerle, Beek, breder hier naer gespecificeert, oock van 't omwatert huys van Rixtel, appendentie ende dependentie van dien, mette warmoeshoff in syne wateren ende den bascour ofte pachthoff mette huyse, schure ende stalle daervan dependerende, met synen warmoeshoff, boomgart ende weyde, ter syde de voors. pachthoeve gelegen, oock rontsomme in syne wateren. Tot dien den watercorenmolen, aldaer gelegen in het innecomen van den Groote Dreve, lydende naer den voors. huyse. Mede van den wateroliemolen, gelegen.... ter syden van den voors. huyse, beyde drayende op de riviere *"d'Aa, met allen de dreven ende plantagien totten selven huyse behoorende, alsmede van de landen ende beempden, namentl. eenen beempt, gelegen tot Rixtel achter den voorn, huyse int Elsthorst, groot drie bunderen, geheten den Ossencamp, regenotende d'erffgenamen  és Lovens ') ter eenre, de Molenbeke ter tweeder ende den constituant ter andere syde. Item twee bunderen beemts, gelegen ter plaetse voors., geheten de Corte bunderen, regenotende d'Aa ter eenre ende de voors. erfgenamen Lovens ter tweeder ende den Bergdijck ter derder syde. Item eenen bunder wisselbeemt, oock aldaer gelegen, geheten het Laagbunder. Item een groote lange damme tegen de voors. weyden, geheten den Berghdijck. Item eene weyde, geheten den Hoogen Dries, groot gelegen ter plaetse voors. tussen den voors. huys ende den Ossencamp, regenotende d'erffgenamen Lovens ter eenre, de grachten van den huyse ter tweder, d'Aa ter derde ende den Ossencamp ter vierder syde. Item eenen beemt tot Rixtel boven den voors. oliemolen, groot omtrent een bunder, geheten den Legen Mortel, regenotende den Hoogen Mortel ten eenre, den constituant ter tweder, de gemeyne straet ter derder ende de copersse ter vierder sydè. Item eene beempt, groot anderhalven dagwant, aldaer oock gelegen, geheten het Cleyn Eusel, regenotende d'Aa ter eenre, den Heer Oeert van Helmont ter tweder, deselve Aa ter derder syde. Item een cleyne weyde, ter plaetse voors. gelegen, genoemt het Cleyn Hamelveldeken, regenotende den Ossencamp ter eenre, de dreven ter andere syde. Item eene grote droge weyde, gelegen tot Rixtel voor den voors. grooten huyse, groot... regenotende de dreef, lydende van den watermolen naer denselven huyse ten eenre ende d'Aa ter andere syde. Item twee bunderen beemts, insgelijx aldaer gelegen tegen over de drooge weyde, regenotende den advocaet Verbeecq 2) met N. Conincx ter eenre, den constituant ter tweeder, de voorgeroerde dreve ten derde ende d'Aa ter vierder syde. Item eene weyde ter plaetse voors., geheten het Oroot HamelveldekenJ regenotende d'Aa ende den warmoeshoff van den grooten huyse van Rixtell. Item ') Zij waren de kinderen van Rochus Lovens, hoofdmeyer van Sichem en Maria van Heessel, met namen Jan Bartolomeus, Michiel, Magdalena en Johanna Lovens. 2) Hij was mr. Hendrik Verbeek en woonde te Aarle.  89 twee bunderen lants aldaer gelegen, geheten den Hogen Mortel, regenotende de Broecsluys ten eenre, den Ossencarrtp ter tweeder, den Molendijck ter derder, de gemeyne straet ter vierder syde, den Legen Mortel ter vijffder ende de copersse ter sester syde. Item een stuck lants, groot ses ende een halff daghwants ter plaetse voors , regenotende den voors advocaet Verbeeck ende N. Conincx ter eenre, de Heer Lus ter tweder, de gemeyne straet ter derder, de dreeff ter vierder ende den Heer constituant ter vijffder syde. Item van eenen corenwintmolen, gelegen binnen Aerle ontrent de kercke aldaer op den Coppel, met den huyse, aen denselven molen staende ende erffven, te samen groot een daghwant, regenotende den Boswegh ter eenre ende de gemeyne straet ter andere syde. Item den wintcorenmolen van Beeck, gelegen aen de kercke aldaer. Item een stuck lants, groot anderhalff lopense, gelegen tot Beeck aen de gemeynte, regenotende deselve gemeynte ter eenre, N. (van) Wynbergen ter tweeder syde ende Fredric Jorems ter derder syde. Item ten laesten de jaght binnen Rixtel mette visscherye van de riviere d'Aa. Ende dat ten behoeve van Anna Maria van Rijswijck, borggravinne van Zielebeke, als de voors. gespecificeerde goederen gecocht hebbende voor de somme van soeventien duysent en de vijftigh gulden. Ende heeft de gemelte Anna Maria van Rijswijck, borggravinne van Zielebeke, alle de voorgespecificeerde goederen op den 18 Mey 1694 verheven ende is voorts daerinne gevest ende geerft ende heeft tot besetman van desen leene gestelt Philip van Delden, notaris te 's Gravenhage. Haar echtgenoot Charles Oudart de Dongelberge had b.ï haar deze kinderen verwekt: a. Caroline, burggravin van Zillebeke, die na eerst gehuwd te znn geweest met Frédéric Ignace de Marselaer, baron van Parcq hertrouwde met Piere Ignace burggraaf van Reynbouts 10 ■ "ne Phlll,'PPe> vro"we van Berch, die huwde met 1 t-rancois Engelbert van Steelant, ritmeester der Cavalerie  90 in Spaanschen dienst, gestorven in 1702; 2° in 1703 Pierre Antoine du Bois gezegd van den Bossche. e. Marie Caroline h met Melchior de Villegas, heer van der Aa. Deze kinderen erfden het voorschreven goed Rixtel van hunne moeder, waarmede zij blijkens voormeld Leenboek als volgt werden beleend: 1697 17 December. Op den 17 December 1697 hebben Petrus Ignatius de Reynbout, Borggrave van Reynbout, als man van Caroline de Dongelberge, Franciscus Engelbertus de Steelant, Heere van Berg, Lille, etc., als man van Phillippina de Dongelbergen, Maria Carolina de Dongelbergen, vrouwe ven Bollebeke, gesamentlycke kinderen ende erfgenamen van wylen Charles de Dongelbergen ende van Anna Maria van Rijswijck, in hun leven Borggraaf en Borggravinne van Sillebeke, Heer ende vrouwe van Rasegem, Bollebeke, ek, verheven alle de goederen, hiervoren breder gespecificeert, hen lieden aengecomen mits dode van de voors. Anna Maria van Rijswijck. Ende blijft als sterffman te boeck staen de voors. Petrus Ignatius de Reynbout Zij verkochten twee jaren later het Huis van Rixtel met toebehooren aan Jor. Adolphus van der Meulen, toen woonachtig te Vucht, zooals blijkt uit de navolgende akte van transport, staande in het Schepenregister van 's Bosch no 513 f. 104 verso: 1699 29 December. Alsoo compareerden voor Joan Borremans, openbaar notaris by den Souverainen Raede van Brabant geadmitteert, tot Brussele resideerende ende in presentie van seeckere getuygen Caroline de Dongelbergen, borghgravinne de Rijnbours, Sillebeeck, vrouwe van Bollenbeeck, geassisteert met d'her Petrus Ignatius burghgraeff van Rijnbours, Sillebeeck, heere van Bollenbeeck etc., haeren man ende momboir ende tot het naebeschreven van haeren heere man behoorelijck geauthoriseert soo sy verclaerde, ende tselve danckelijck hadde  91 geaccepteert, dewelke hadde verclaert vercocht, gecedeert ende getransporteert te hebben soo sy deden mitsdien aan joncker Adolphus van der Meulen, jegenwoordich woonachtich tot Vucht, aldaer mede comparerende ende tselve accepterende: ierst den adelycken casteele tot Rixtel by Aerle, een ure van Helmont, met sijnne plantagie, visscherye ende de jaght daeraen behoorende; item eene corenwatermolen ende eenen olywatermolen; item eene schoone corenwintmolen tot Aerle met het molenhuys, hoff ende aangelach met een weynich lands aen den hoff; item thien bunderen hoylants met noch eenige weyde ende teullant, alle ontrent den voornoemde casteele van Rixttel gelegen; item alnoch een schoone corenwintmolen tot Beeck soo ende gelijck de voorss. heerlijckheyt ende goederen daerboven uytgedruckt waeren, aengecomen aen Charles de Dongelberge, heere van Zillebeecke, Raesegem ende der vrouwe comparantte haere vader saliger, by seecker contract notarial ofte donatie inter vivos, by heer Jan Oudaert, heere van Rixtel, Aerle, etc. gepasseert voor de notaris meestere Ouillaume Berot ende seeckere getuygen aldaer binnen Brussele de dato sevenste November XV1C twee en vijftich, aldaer gesien ende aen de voors. heere coopere ter hant gestelt ende aen de voors. vrouwe comparante uyt den hooffde van haere heer vaedere ten deel gevallen, volgens de subdivisie notariael, gepasseert voor de notaris meester Ch. Fr. Eg. Catz ende seeckere getuygen in dato drye Februarij van die loopende jaere XVIC ende negen ende negentich gepasseert by de vrouwe comparante, geassisteert met den heere burggrave voors., haeren man ende momboir, ter eenre, ende vrouwe Anna Philippina de Dongelberge, insgelijcks geassisteert, ende tot effecte naerbeschreven geauthoriseert door joncker Engelbert Francoys de Steelandt, heere van Bergh, Lille etc., ter tweedere, ende juffrouwe Maria Carolina  92 de Dongelberge, bagijntje op den Grootten Begijnhove aldaer, geassisteert met de heerë Francoys de Steelandt ende joncker Ferdiriandus Hartius als naeste vrienden soo van vaderlycke als moederlycke syden, die verclaerdên tgeene naerbeschreven veel beter gedaen dan gelaten te sijn, ter derdere, alle drye respective kinderen ende erffgenamen van wylen de voors. mijnheer Charles de Dongelberghe, in sijn leven borghgrave van Sillebeque, heere van Berghen etc., ende vrouwe Anna Maria van Rijswijck, in haere leven borghgravinne ende vrouwe derselve plaetschen, hunne respective heere vader ende vrouwe moedere, als op hen toegecomen ende verstorven waeren, uyttenhooffde van de voornoemde hunne ouders, te weten den voornoemden heere borghgrave van SillebecqUe, hunnen vader ab intestato, ende de voors. Anna Maria van Rijswijck, hunne moedere, ex testamente, gepasseert binnen die stad Brussele voor de notaris mr. Guiliam Teervranx ende seeckere getuygen op den XXII December XVIC ende tweeennegentich, ende ingevolge den verheffe daervan sijnde, gepasseert voor d'eerste presiderende ende andere raden van den Rade ende Leenhove van Brabant in 'sGravenhage de dato XVlden December 1697, onderteeckent: B. van der Haer ende ondergesegelt met den zegele daer onder uythangende in rooden lacke sonder eenige ofte preuve ofte woordenmate toe te seggen als in de voors. verheffe ende vrywillige vercopinge was toegesecht ofte uitgèdruckt, ende dat omme ende mits de somme van achttien duysent carolusguldens wisselgeit tot XXtich stuyvers tstuck, aen welcke voors. somme den heere coopere soude mogen affcorten, alle de lasten en de chijnssen, die daerop waeren uytgaende ende de quytbaere rentten gelijck die te quytene staet ende de onquytbare rentten tegens den penning seven en twintig; ende was conditie dat de voors. heere coopere sonder cortten aen syne coopsomme soude moetten dragen de pontpenningen, costen van de brieven als andersints. Mede soude den coper tot syne coste moetten verheffen die goederen, die leenroerich waeren aen de Edel Mogende  93 Raede ende van Brabant in 's Qravenhage; ende was conditie ende ondersproocken, dat de voors. heere copere de voors. coopsomme soude mogen betaelen in drye payementten, enz. Datum den 29 December 1699. Blijkens het Leenboek van den Raad en Leenhof van Brabant werd Adolphus van der Meulen den 6 September 1702 met het voorschrevene beleend en daarbij: ten laeste de jaght binnen Rixtel mette vlsserye In de revlere d'Aa, Hij was gehuwd met Johanna Thooft, dochter van mr Cornejis, advocaat en vice-presidentschepen te 's Hertogenbosch en Ursula Hartongh (Schepen reg. van 's Bosch n° 529 f. 112) en betrok het Huis van Rixtel metterwoon. Uit laatstgezegd Leenboek blijkt ook nog, dat hij op laatstgemelden datum den windkorenmolen te Beek (bij Aarle) en op 16 Maart 1707 dien te Aarle verkocht. De overige leengoederen van Rixtel transporteerde hij den 16 October 1715 voor Schepenen van 's Bosch (Reg. n° 534 f. 274) aan Hendricus Draack, ingenieur in Staatschen dienst, bij akte, luidende als volgt: 1715 16 October. Hendrick van der Meulen, molenaar tot Aarle Rixel, gemechticht tot sgeens naarvolgende by acte van procuratie voor den notaris Cassemajor en seeckere getuygen door de heer Adolp van der Meulen gepasseert ende verleden, wesende van dato den sevende Augusti seventhienhondert en elff, mitsgaders opgevolchde acte van condemnatie van den Edel Mogenden Rade van Brabant, wesende van dato den 20 Februarij 1711, ende also uyt crachte der machte denselve daarby so het blyckende was gegeven en verleent, den adelycke huyse en castele van Rixel met syne hove, ap- en dependentiën van dien met syne pumtagfen, jacht en' visscheryen daartoe behorende; item den Clynen Camp, groot ontrent vier lopense drie roeden, de heer van der Meulen ex uno, de gemyne straat ex alio, streckende van d'erve Dirck van Cauwenberch tot op den dijck na den oliemolen;  94 item den Grooten Camp, groot ontrent acht lopensse twee roeden, Justus Verbeeck ex uno, de gemyne straat ex alio, streckende van d'erve Joost Verbeecq tot op erve de heer van der Meulen; item een camp by 't huys met den coolcamp groot drye lopense, tweenveertich roeden; item den camp by heuvel, groot ontrent seven lopense negenentwintich roeden; item den Clynen Vloet, groot ontrent elff lopense, Justus Verbeecq ex uno, d'ander zijde den dijck, lopende naar het casteel; item een perceel, genaamd den Mortel, groot ontrent negen lopense; item een hoybeemtje aan den Olymolen, groot ontrent vijff lopense; item den Ossencamp, groot sesthien lopense, byde de zyde den heere van der Meulen, d'een eynd denselve, en d'ander eynd juff. Lovens; item den Langenbeunder in de Elsthorst, groot ontrent acht lopense; item het Eusel, groot vijfthien lopense; item noch vier lopense daaraan gelegen; item noch acht lopense ter plaatse voorss.; item eenen olymolen met zijn ap- en dependentiën van dien; onder conditie ten respecte van den selve molen dat den vercryger volgens contracte, voorheen tussen de heer Petrus Ignatius Vicomte de Rijnbours etc. en den voornoemden heer van der Meulen voor den notaris Henricus Ignatius Ringler en seeckere getuygen tot Brussele op den 29 Meert 1707 gepasseert. op den voorss. olywatermolen tot Rixel egene granen, van wat nateure die soude moge wesen, sal moge breecken of doen breecken; alle welcke voorss. goederen, toebehoort bebben de heer Adolp van der Meulen, transportavit q.q de heer Hendricus Draack, insigneur ten diensten deser lande, enz. Blijkens meergemeld Leenboek werd Hendrikus Draack  95 22 December 1716 met de voorschreven, door hem gekochte goederen beleend. Hij had voor den Raad van Brabant te 's Gravenhage over het aan hem met die goederen verkocht jachtrecht te procedeeren met de schepenen, burgemeesters, kerk- en armmeesters, alsmede de gemeene ingezetenen van Aarle-Rixtel. Bij sententie van den 29 Juli 1722 (Gemeentearchief van gezegde gemeente) stelde dat college, recht doende ten possessoire de gemeente Aarle-Rixtel in het gelijk en „mainteneert, stijft ende sterckt (mitsdien haar) in de possessie vel quasi van alderhande wiltbraeck, uytgenomen conynen, patrysen en lamoisen, dat binnen haer gemeente off broucken, tot haer gemeente behoorende, soo binnen denselven dorpe als daer buyten gelegen is, off comen magh te vangen; condemneert vervolgens den gedaegde (Draack) in 't selve cas, alle hinder, crot en empeschement ter contrarie gedaen, cost ende schadeloos aff te doen, ende interdiceert deselve van gelycken meer te doen." In den eigendom van het Gulden huis en de daartoe behoorende goederen werd genoemde Hendrikus Draack opgevolgd door zijnen oomzegger en testamentairen erfgenaam Cornel.s Draack, luitenant der blikken pontons in Staatschen dienst en in 1752 president-schepen van Aarle-Rixtel,') welke die goederen, die zijn gezegde erflater door aankoop vermeerderd had, (zoo kocht deze o. a. 15 Dec. 1719 voor Schepenen van 's Bosch van Johannes Poirters het heerlijk cijnsen leenboek dat oudtijds tot het Huis van Rixtel behoord had, terug, en verder twee stukken land, al hetwelk door Ihomas Poirters, des verkoopers vader, gekocht was geweest van voornoemden Carolus Robertus de Dongelberge) 1762 te Helmond in publieke veiling bracht. Denkelijk J) Hij was gehuwd, vermits in het Register der verpondingen van AarleRrxtel voor het ,aar 1769 als vruchtgeöruikster en eigenares van aldaar gelegen gronden voorkomen: de weduwe van den heer Cornelis Draack ter tochte en Juffer Erken Draack, weduwe van Anthony Leempoel ten erfrecht. K  96 om de eventueele koopers te kunnen doen berekenen hoeveel zij daarvoor konden besteden had hij te voren opgemaakt den navolgenden staat van de opbrengsten daarvan: MEMORIE van de revenues en opkomsten van den Adelyken huyse en casteele, genaamt den Gulden huyse van Rixtel, met de daarby hoorende en in eenen cirkel by elkander geleegen goederen, competeerende aan de Heer Cornelis Draack en welke op den 12 Mey 1762 binne de stad Helmond publiecq staan verkogt te werden : Den voors. casteele off heerenhuysinge met het coetshuys, stallinge voor ses paarden, tuynen en boomgaarden, te saame gröot circa 4 loopense 43 roeden, ') wérd in huure waardig geagt ten minsten de 's Land en Dorpverpondinge van alle de te verkoopene goederen, bedragende jaarlijx ontrent 100 gis., de eene jaar iets meer en de ander jaar iets minder, ' memorie. De wateroliemolen, door twee personen voor een vierde part van 't slagloon bemaalen wordende, brengt na aftrek van dien, het eene jaar door het andere genome, jaarlijks suyver op ten minste 350.0.0. En staat te weten, dat den oliemolen maar van primo October tot half Maart met het water mag gebruykt worden en dat die moolen meede tot een paardeolymoolen kan worden geapproprieert en dan het geheele jaar door gangbaar gehouden soude konne worden, wanneer die merkelijk meerder dan hier is opgegeve soude opbrengen. memorie. Het heerlijk chijnsboek bedraagt jaarlijx omtrent 50 gis. en werd met de boetens en gewinnen gestelt 's jaars fl. 60.0.0. Item het Leen- en Laatboek het eene jaar min het ander iaar meer opbrengende, word gerekent 's jaars op te brengen ten minste fl 60-0;0 De neerhuysinge met twee kleyne hoyveltjes, het gras in i) N.B. 5 en •/« loopense maken volkomen een merge Rijnlanse maat  97 de boomgaarden en dreeven tot de rivier de Aa, met circa agt loopense teulland langs de dreeff, sijnde de helft van de groote en kleyne camp en hofstad, werd in huure gebruykt by Dirk Huusman, een der olieslagers, 's jaars voor fl. 56 16 0 De huysinge van den oliemolen met het hoyveltje aan de moolen, groot 2 loopense j item twee loopense hoyland in de Korte bunder, het gras op den Berkdijk en 7 loopense 29 roede teulland, genaamt den Kamp op Heuvel, te saame in huur by den olieslager Huysman, 's jaars in geld voor fl. 47.0.0. en 24 vaten koorn en 24 vaten garst, getaxeerd 's jaars op ' i 30.0.0 — fl. 77.0.0. Item ontrent agt loopense teulland, sijnde de wederhelft van de groote en kleyne camp en hoffstad langs de dreeff tot de straat met meer andere (dog niet verkogt werdende) goederen van de Heer Draack verhuurt, en werd jaarlijx in huure weerdig geagt f| 25 Q Q Item een parceel hoyland, genaamt de Kleyne Vloet, groot 11 loopense, in huur waardig 's jaars fl, 50.0 0 Item een parceel hoyland, genaamt de Mortel, groot 9 loopense, in huure waardig 's jaars fl. 30.OO Item een parceel hoyland aan den Oliemolen, groot 4 loop. in huure waardig - fl 20 0 0*' Item een parceel hoyland, genaamt den Ossencamp, groot 16 loopense, 's jaars in huur waardig fl. 90.00 Item een parceel hoyland, genaamd de Twee bunders in de Elshorst, groot 16 loopense, in huur jaarlijx waardig fl. 80.0 0 En staat te weeten, dat de voors. vijff laaste parceelen jaarhjx, niet altijt voor het geheel, sijn verpagt, maar veeltijfs' voort geheel off gedeeltelijk door de Heer Draak selfs gehoyt en waaromme niet in ordere kan werden opgegeven wat die goederen eenige jaaren, door malkanderen genomen in huur hebben opgebragt memorie. Het gras m de dreven van 't Sterrebos, met twee hoyveltjes daar aan geleege, is gedeeltelijk by andere goederen  98 (niet verkoet werdende) verpagt, dog saame in huur waardig V . fl. 30.0.0. 'siaars , , . Het schaar- off slaghoud in het Sterrebosch en langs de dreeve (sijnde het Sterrebosch meest met opgaande eyke boomen beplant) als andersins, alle vijff jaare kapbaar, sijnde 's jaars door malkander gereekent, opbrengende circa fl. 35.0.0. Somma totalis ft. 963.16.0. Archief van het Gulden huis. Prov. Rijksarchief te's Bosch. Merkwaardig is het, dat in deze Memorie met geen enkel woord wordt melding gemaakt van eenig tot het Huis van Rixtel behoorend jacht- of vischrecht, daar toch verkoopers vader niet dat recht in zijn geheel voor den Raad en Leenhof van Brabant verloren had. Kooper van het Huis Rixtel met toebehooren werd Jean Francois d'Aumerie, heer van Vlierden, woonachtig te Venlo, wien het 6 Juli 1762 voor Schepenen van 's Bosch (Reg. n°. 578 f. 207™) werd getransporteerd bij akte, luidende als' volgt: 1762 6 Juli. De heer Cornelis Draek, wonagtig te Rixtel, het adelyke huys en casteel, van outs genaemt het Gulde huys van Rixtel, met zyne hoven, ap- en dependentiën van dien, dreeven, plantages, mitsgaders privilegiën van jagt en visserye en alle andere zoo verre die aan voors. huys nog zijn competeerende, of met regt zijn toebehoorende. Item den camp bij het huys of koolcamp, groot omtrent vier lopens drie en veertig roeden veertien voeten; Item een perceel akkerlands, genaamt den Klynen Kamp, groot omtrent vier lopens drie roeden seventien voeten; Item den Grooten Kamp, groot omtrent agt lopens twee roeden agt voeten; Item eenen akker op den Heuvel, genaamt den Kamp by 't huys, groot omtrent seeven loopens negenentwintig roeden ; Item een perceel hooylands, genaamt den Klynen Vloet, . groot omtrent elf lopens;  99 Item een perceel hooylands, genaamt den Mortel, groot omtrent negen lopens; Item eenen hooybeemt 'aan den Olymolen, groot omtrent vier loopens; Item nog twee lopens ter plaatse voors., genaamt het Molenveltje; Item den Ossenkamp, groot omtrent sestien lopens; Item het Euwsel, groot omtrent vijftien lopens j Item nog vier lopens daaraan geleegen; Item nog agt lopens ter plaatse voorschreeven, zijnde deeze drie laatste perceelen tot een plantage of Sterrebosch geapproprieerd; Item nog een hooyvelt, groot omtrent twee bunders of sestien loopens, geleegen in den Elshorst, geheeten de Korte Bunderen ; Item den waterolymolen met zyne huysinge, ap- en dependentiën van dien, ofte groot en klijn allen tzelve is geleegen onder Rixtel, zijnde leenroerig aan den Edele Mogende en souverainen Rade en Leenhove van Brabant en Lande van Overmaze, en laastmaal op den voors. heere Draak verheeven den 22 Junij 1747. Item de navolgende allodiale perceelen, mede zoo groot en klijn als deselve ter plaatse voors. zijn gelegen, namentlijk een zil hooylands in twee korte'bunderen, groot omtrent twee lopens, strekkende van de gemeene Aa tot op den Berkdijk ; Item de helft van een wyvelt, genaamt het Weerdje, groot twee lopens ses en twintig roeden, voorheen gekoomen van Jan Wagemans, zijnde nu voor een gedeelte beplant en geleegen aan het Sterrebosch; Item een huys aan de straat vooraan in de dreef, met een lopens agt en veertig roeden lands, genaamt de Hofstad in timmerwerfshof, gekomen van Antonij Martens, geleegen aan de Koorsmolenwiel, nu gedeeltelijk onder de dreef getrokken; Item een wyvelt, groot circa twee lopens, voormaals gekomen van Jan Peeter Jacobs, nu tot een dreef gemaakt j Item de mans- en vrouwenbank in de kerke tot Rixtel •  100 Item het heerlijk chijnsboek over Aarle, bestaande in tweehondert elf articulen, gelijk hetzelve uyt kragte van brieven van terriër datis 10 Julij 1685 is vernieuwt, verschynende op Baafmisse, Sint Maden en Corsmisse met alle zyne ap- en dependentiën, uytgenoomen den 54, 90, 21 en 195 posten, dewelke voorheen zijn afgelost en gequeeten; en laastelijk het leenboek van Aarle-Rixtel, bestaande in 264 bladeren, gecopieerd in den jaare 1644 na de voorgaande leenboeken met alle zyne ap- en dependentiën, welke boeken mede leenroerig aan den Edele Mogende en Souverainen Raade en Leenhove van Brabant laastmaal zijn verheeven den 22 Junij 1747, hem aangekomen mits doode en aflijvigheid van de heer Hendrik Draek, directeur van fortificatiën en capitijn van de pontons ten dienste deezer lande,') volgens desselfs testament den agtentwintigsten Augustij 1700 vierenveertig voor Cornelis Wijgaers, notaris, en getuygen binnen deeze stad verleeden en gepasseert, hebbende hy testateur zig tot het maaken van voornoemd testament bedient gehad van de facultijt hem daartoe by opene brieven van den agtienden Junij 1700 vierenveertig verleent, transportavit de heer Jean Francois Daumarie, heere van Vlierden, woonagtig te Venloo, enz. Item eene rente van negen guldens jaarlijks, losbaar met tweehondert guldens aan den armen van Aarle. Item een capuyn, waard gereekent ses stuivers. Item drie hoenderen, waard gereekent twaalf stuyvers. Item vijf agtste deelen van een gans, waard gereekent ses stuyvers vier penningen. Item tweeendartig schellingen en sevenenveertig penningen payments, betaalt werdende met twaalf stuyvers vier penningen lopend geit, en laastelijk eenen chijns van agt stuyvers in het chijnsboek van den verkoper en transportant ofte zoo als bevonden zal werden daaruyt te gaan, mitsgaders enz. Datum den sesden July 1700 twee en zestig. i) Den 28 Augustus 1744 hield hij zich op te 's Bosch.  101 Genoemde d'Aumerie verkocht 16 Februari 1781 voor Schepenen van 's Bosch (Reg. no. 601 f. 4) de goederen, die hij, als gezegd, van Cornelis Draack gekocht had, aan Anthony Balthazar Gualtheri, toen nog woonachtig te Son, daarna president-schepen van Aarle-Rixtel. Deze trachtte aan het Huis van Rixtel te accrocheeren het vroeger tot de heerlijkheid Aarle-Rixtel behoord hebbend pootrecht, zoomede het jacht- en vischrecht over dat dorp, doch werd daarin verhinderd door zijnen medeschepen Joannes Willem Kanneman, zooals uit diens navolgende memorie blijkt: Eerwaarde Heeren Schepenen en meede Regenten van Aarle-Rixtel! By ons bekend zynde, de Adviesen en Consept-Brieven van den Heere Advocaat Losecaat, tot antwoord op de twee Brieven geschreeven doore A. B. Gualtheri, President Schepen alhier; om van de Gemeenten te willen koopen: het Recht van Privilegie en poscessie, zo van Jagt, Visscheryen, Voorpotingen als Gemeentens Plantagie, alle aan de Gemeene Ingezetenen toebehoorende; sustineerende het Recht van Jagt toebehooren aan zyn Ed., zo over alle Straaten, Stegen, Wegen, als Landeryen, binnen de Dorpen van Aarle-Rixtel leggende; en dat de Visscheryen, van de Roode of Benderschetot de middelste Brug, zyn Ed. alleen (met uitsluitinge van alle Ingezetenen) is toebehoorende: Dus de Koop van Jagt, en Visscheryen, maar zouden bestaan over Gemeentens Broeken, — die zyn Ed. sustineert maar alleen toetebehooren aan de Gemeene Ingezetenen van Aarle-Rixtel. Wy hebben uit die Brieven en Adviesen, genoegzaam gezien, hoe wy als Schepenen verpligt zijn; de Ingezetenen in haare Privilegiën en Poscessien te moeten helpen voorstaan als Regenten; maar daar en boven verstaan, (gelijk my zeker bewust is) dat het grootste gedeelte der Ingezetenen, zich bij Requeste Antidotaal vervoegd hebbende by H. E.' Mog.; over de niet genoegzaame Vigilantie van Regenten, zo omtrent Gemeentens Poteryen, als het te laaten verkorten door anderen, in haare Privilegiën en Poscessien.  102 Wat de Poteryen aangaat, ik heb met eenige Schepenen U Eerw. de noodzakelijkheid van dien, meer dan eens voor oogen gehouden. — En betreffende het laaten verkorten van de Ingezetenen haare Privilegiën en Poscessien, schijnt my toe, de Ingezetenen met regt zullen moogen en konnen klaagen, en wel om volgende redenen, als men aanmerkt, hoe eene der grootste Geërfdens, ik meene Jacobus Berkers, in den Jaare 1783 zijn Visnet is afgenomen door of van wegens den Heere van Helmont, als hy vissende was óp de Rivier de Aa, tusschen de Roode of Bendersche Brug boven genoemd, en het Verlaat op Rixtel, welk Recht gemelden Heere, zo wel als den Heere Qualthert pretendeerd toe te behooren, en hunne eigen Visscheryen te zijn; Alwaar van onheuglyke tyden de Ingezetenen van Aarle-Rixtel de Privilegiën en Poscessien van hebben gehad, en nog exerceeren. Het waren eens wateren, (nogthans neen) die den Heere van Helmont tot gebruik der Visscheryen had, gelijk zijn Ed. door zynen Raade schijnt diets gemaakt te zijn, komt my voor, den gemelden Heere geen 't minste Recht hadde, eene onzer grootste Geërfdens zijn Net afteneemen, en wel op AarleRixtelsche gronden, en nog dat Visgetuig overtesleepen op Helmontsche gronden. Dat den Httt, waar 't gemelde Net is afgenomen, AarleRixtelsche gronden zijn, is U Eerw., ja alle Ingezetenen bekend; En dat het aldaar is afgenomen, blijkt uit beëedigde Attestatie te Mlerlo gepasseerd, en aan ons gebleeken, uit extract daar van geligt ter Secretarye aldaar. Dat den Heere van Helmont geen Recht heeft aldaar te visschen, veel minder onze Ingezetenen haare Netten afteneemen, 't zy in onze Wateren, of op onze Landen, zal ik tragten met redenen en exempelen by te brengen. Mét redenen, wijl niet alleen de uitgiften van dat Regt aan de Ingezetenen van Aarle-Rixtel, met zo veele duidelyke bewoordingen zijn gegeeven, (boven de Poscessie) door Johan  103 en Wenceslaus, Hertogen van Braband, in den Jaare 1300, en 1359, als de woorden zoude konnen uitdrukken, dat gemelden Heere van Helmont, of den Heere Gualtheri, PresidentSchepen van Aarle-Rixtel, in hunne Copie uit Copie zoude konnen aantoonen; ja al vertoonde hun Edelens haare Origineele-Brieven en Regels daar anex. Zal men laatere bewyzen en redenen bybrengen? dan ziet de hernieude Privilegie, en Sterkinge van de Ingezetenen haarer Poscessie, waarin H. H. Mog. van dato den 23. Mai 1656, zeggen te approbeeren en te confirmeeren in hetzelve Recht als hun (de Ingezetenen van Aarle-Rixtel) gegeeven is van bovengemelde Hertogen, op die Jaaren, om nog by hunne Privilegie en Poscessie te moogen blyven visschen in de Rivier de Aa en elders. Moet ik meer redenen geeven? dan ziet het geweezene Vonnis in, door den Ed. Hove en Raaden van Braband geveld in den Jaare 1722, tegen den Heere Draak, Predecesseur van den Heere Gualtheri, alwaar de Ingezetenen wederom 't zelve Recht ten Poscessoren is toegeweezen. Zal men insien 't Request van den Heere Daumrle, den laatsten Predecesseur van gemelden Heere Gualtheri? Deze vroeg Maintenue by den Souverain over zijn Ed. gewaande Pretens van Jagt en Visscherye op Aarle-Rixtel; Maar zijn Ed. kreeg enkel tot appoinctement: Hier kan niet ingetreeden worden. Zal ik tot Exempelen overgaan? dan moet ik besluiten en zeggen: zo den Heere van Helmont sustineert, de voorgem. Visscheryen zijn Ed. toebehooren, om dat de Rivier de Aa voorby eenige Landeryen, onder Benderen en Helmont, en tegens die Rivier sluiten, zijn leggende, zo zijn zijn Ed. fondamenten gansch geringe. Wie voert de Schou aldaar, Helmont of Aarle? Immers Aarle, en wel beginnende by de Roodeof Bendersche-Brug tot de Beeksche-Brug; dan alleen een klein hoekje Land van omtrent 1 a 2 minuten gaans, vlak aan  104 de Brug en Bendersche zyde, hetwelk men uit de Schouverhaalen over Aarle-Rixtel genoeg kan aantoonen; om dat de Eigenaaren of Gebruikers aan die Bendersche en Helmontsche zyden, genoegzaam Jaarlijks gebreukt zijn over het niet bekwaam vegen van de Aa aan haare zyden, en door haar die breuken niet alleen, maar ook den Houtschat van het wassende Hout aldaar aan den Houtschatter over Aarle betaalen. Geven de Privilegiën en Poscessien voornoemd, gevoegd by den Houtschat en Schouverhaal, nog geen genoegzaam bewijs, dan zal 'k verder voordgaan met eenige Exempelen aantehaalen. Het zijn alle Aarlesche Gronden, Velden en Weylanden, die tegens de waterloopjes leggen, welke loop Aarle, Lieshout en Stiphout in haare Lemieten scheiden; de Gebruikers tegen die Loopjes en Gronden zijn verplicht, die Loop aan hunne zyden te veegen en schoon te maaken; Lieshout en Stiphout ieder zo ver haar Territoir reikt, voeren daar de Schouw, en breuken de Eigenaars of Huurders van die Aarlesche Gronden, nogthans heeft men nooit gehoord, dat die van Aarle zich het regt hebben aangematigd, om in gem. Waterloopen te Visschen, maar die Visscherye gerust en vredelijk laaten gebruiken aan die van Lieshout en Stiphout. Om deze en meer andere redenen, komt my vreemd voor, dat bovengemelde twee Heeren, zodanige Privilegiën en Poscessien aan de Ingezetenen van Aarle-Rixtel behoorende, dezelve aan hen zoeken te ontweldigen. Zullen wy Regenten thans dan nog onze oogen geslooten houden op de klagten der Ingezetenen? zal het ons niet tot beschaaminge dienen, (ja wat meer is, konnen of mogen wy Amptshalven Eed doen en onze Ingezetenen hunne Privilegiën en Poscessien laaten ondermynen, ja dezelve geheel laaten verlooren gaan?) als ons word voor oogen gelegt, dat wy geen of weinig werk maaken om haar daar in te bescher-  105 men? En zullen zij niet tot bewijs en exempel konnen bybrengen, hoe in voorige en deeze Eeuw, Regenten uit den Boerenstand geyverd hebben voor hunne Privilegiën en Poscessien, als blijkt in den Jaare 1650, wanneer die van Stiphout het Strypsheitje verkogt hadden aan Goord Anssems het welke die Yveraars ten Poscessoren gewonnen hebben (schoon die, de waarde van Landeryen toen in minder prijs dan heden) daar wy nu zulke voorbeelden hebben (mag ik zeggen zo Iatieus) scheinen te verlaaten en overtegeeven. Konnen wy het by den Souverain verantwoorden, iets van Haare Staaten of Dorpen onverschillig te laaten wegneemen onder een voorwendzel als of het Heytje Stiphoutse Gemeente was, daar het nogthans binnen de Aerlesche Gronden van alle kanten legt: 't Was eens zo, dat het by giften der Hertogen aan die van Stiphout gegeeven was, dan hadden die van Aarle echter de Poscessie van 't gebruik; zo als ons gebleeken is uit de Transactie (schoon by den Souverain niet ter approbatie vertoon) in den Jaare 1652 den 5. April tusschen die van Aarle en Stiphout geslooten, om't gemelde' Strypheitje ten Eeuwigen dage onbeheint te laaten Wat gevolge van onze vertraagingen ziet men nu al meerder gebeuren ? Pretendeeren die van Stiphout verder geen Aarlesche Jurisdictie, zo omtrent Huizen, Landeryen als Jagt? Slaat U Eerw: oogen dan maar op de Insinuatie of Interdict -dat de Regenten van Stiphout aan de Regenten van Aarle hebben laaten doen over twee a drie Jaaren aangaande het Transporteeren van zekere Huizinge op Aarle, dat van eeuwigen dage onder Aarle gestaan heeft, en waarvan de Inwoonders zelfs Borgemeesteren van Aarle geweest zijn. Zal men nu in deze Eeu nagaan, wegens de vigilantie van Regenten, dan ziet maar in de Proceduuren met de Heer Draak, hier vóór gemeld. Zie daar dan twee exempelen van den yver der voorige Regenten omtrent haare bescherming voor de Ingezetenenwil men nog een derde aanhalen, circa 14 a 15 Jaaren ge-  106 leeden, omtrent Adrianas Siebens Schutter op die tijd alhier, die op ordre van den Heere Duaumri, toebehoorende een Huis op Rixtel staande, een Ingezeten van Aarle Rixtel, visschende in de Rivier de Aa, zijn Net heeft afgenomen; Regenten ten blyke haarer ongenoegen denzelven Schutter gedeporteerd hebben. Dat den Heere van Helmont de voorgenoemde Visscherye niet alleen aan hem pretendeert toebehooren; maar 't schijnt my toe, volgens zekeren Brief uit 's Haage, na 't houden der Comparitie van gemelden Heere zyne Practisyns, en die van Jacobus Berkers, den zeiven Héere ook Aarlesche Jurisdictie komt te vraagen. Konnen wy Regenten van een Dorp aan onzen Staat gehoorende, eenig Recht aanmaatigen om zulke Jurisdictie aan particuliere Heeren van eenige Heerlykheden overtegeeven ? Immers neen: ook moogen wy de Privilegiën of Poscessien der Ingezetenen niet laaten verkorten; waarom ik noodig oordeelen, dat wy Regenten alleen of met de Ingezetenen, ons by Requeste diende te vervoegen aan H. H. Mog. U Eerw. zult my moogelyk tegenwerpen en zeggen: 't is nog te vroeg, wy worden nog niet aangedaan; Ik zegge het is niet te vroeg, 't geval exteert heden. Worden wy door die van Stiphout niet genoodperst om scheidspaalen te stellen tusschen hen en Aarle, volgens de Missive van den Heere W. C AKKERSDYK Junior, van den 11 October 1782. Is het te vroeg, daar wy meest alle vreemde en in Bedieninge jonge Schepenen zijn, om over die materie Beëdigde Attestatien intewinnen van Lieden die door ouderdom van omtrent 90 Jaaren, (thans nog present) als met hun eene been in 't graf gaan, nu sedert den jaare 1779 geene Attestatie hebben ingewonnen. Een Man die by het Strypheitje onder Aarle gebooren, opgevoed en nog woont, (ik meen den ouden Hendrik Clement) moet de Aarlesche Jurisdictie en Jagt gevolglijk al sedert langen tijd gekend hebben, terwijl hy met H. Eeden gepreseerd heeft te willen bevestigen, „dat hy de  107 Jurisdictie van Aarle nooit anders gekend heeft, als te scheiden binnen den Loop, en daar binnen tot den Loop altoos onverhindert van die van Stiphout of Imand anders gejaagd heeft, als een Ingebooren van Aarle-Rixtel," Is het te vroeg om den Souverain aantetoonen, of aan dezelve te klaagen, hoe de Ingezetenen werden gesustereert in haare Privilegiën en Poscessien, door het afneemen van haare Visnetten door den Heere van Helmont op onze Jurisdictie en den Heere Gualtheri, President-Schepen, door den Vorster te laaten verbieden aan de Ingezetenen, niette mogen visschen, waar ik zelfs by present ben geweest. Is het te vroeg om een adres te doen by H. H. Mog. over een en ander, en wel op algemeene klagten van zo veele in- en Op-gezetenen van Aarle-Rixtel. Thans is het meer dan tijd om te klaagen! Aangaande het Strypheitje zeggen H. Ed. Mog. bij het Octroy van den 17 Augustus 1779 by het 8 art. van die Res., naukeurig zorge te draagen, speciaal wegens, de Limiet-scheidinge tusschen Aarle en Stiphout, geene klagten te vooren te komen. — Is het niet meer dan tijd om te klagen, dat den Heere van Stiphout in zijn Ed. Req. aan H. Ed. Mog. die van Aarle beschuldigt als of dezelve hunne Plantagie over de Scheidslinie niet alleen te ver op de Gemeenten van Stiphout uitbreiden, maar ook zich niet. ontzien in de Jagt van zijn Ed. over de Linie te komen jaagen, dat daardoor geduurige verschillen ontstaan. — Aangaande de Plantagie uittebreiden: er is geen andere Plantagie bekend, dan zy geweest is over meer dan 100 jaaren, waarvan de Boomen omtrent 16 jaaren geleeden, door die van Aarle zijn verkogt geworden, ten overstaan van de twee oudste nu nog Regeerende Schepenen van Aarle, en door haar op dezelve plaatse wederom met nieuwe Heesters zijn bepoot geworden. Wat nu aangaat de Jagt, en geduurige Verschillen daar over: Niemant der Ingezetenen van Aarle kan bewezen worden of zy hebben altijd de Vryheid gehad om te moogen Jaagen binnen de Loop,  108 dat alle Aarlesche Gronden zijn; en dat geduurige verschillen daaruit ontstaan zijn is nooit gehoord van alle de Heeren van Stiphout in hunnen tijd, dan alleen van den tegenwoordigen Heer. Zie daar Heer Schepenen en mede Broederen, myne gedagten over 't een en ander aan U Ed. medegedeeld, volgens mijn Concientie en Eed by den aanvang myner Bediening gedaan, waarom ik nooit van mijn verkrygen kan, een stap te doen om de Ingezetenen hare Privilegiën en Poscessien te verkorten, maar eer voor haar (naar mijn vermoogen) hen te helpen handhaaven, en ten blyke van dien, deeze mynen geringen Brief U Eerw. en by het gemeen bekend te doen worden. Zo U Eerw. met my dus gezind zyt, oordeele 'k noodig, een Request of Adres uit onze of wel met veele Ingezetenen, uit haare naamen in te dienen by H. H. Mog.; ten dien ,einde verzoek ik U Eerw. binnen agt dagen een Comparitie onder ons te beleggen, op zodanigen dag, uur en plaatse, als U Eerw. zult konnen goedvinden, om de Poincten te regeleeren, zullende anders genoodzaakt zijn, deeze mynen Brief onder het gemeen te verspreiden, om daar door aan te toonen, dat ik de Ingezetenen haare Privilegiën, Regten en Poscessien, tot in hun nageslagt niet heb zoeken te verkorten, maar voorgestaan, gelijk een Regent behoord te doen, of doen, of verder zoodanige Adressen te doen, als my te raade staan mooge. Blyve met Achtinge, EERW: HEEREN! meede Scheepenen, U. E. D. W. Dienaar J. W. KANNEMAN. Aarle-Rixtel, den Maart 1784.  109 Hieronder staat geschreven: Dezen brief heeft tot gevolgen gehad dat 4 Scheepenen by Requeste van den Souverijn permissie hebben bekomen om voor Jacobus Berkers te mogen intervinieeren op gemeentenskoste, en de 3 andere Tafelvrinden van den Heer van Helmont hebben op 't sterksten ten Resolutie boeken geprottesteerd inmiddels is er een van de 4 overleden. De prottesterende zijn geweest A. B. Gualtheri ter dier tijd president, E. A. Rovers thans President-Schepen, mitsgaders Secretaris van Beek en Donk, Lieshout en Nederwetten — en den 3de Kuijper die doe Scheepen was maar daar naa voor zijn protest door den Heer van Helmont gerecompenseert is met het Stadhouderschap voor den Drost van Helmont. Het eigenaardige van het door den president Gualtheri gepretendeerd jachtrecht was, dat het oudtijds niet verder was verleend dan binnen een mijl van af het Huis van Rixtel; het schijnt later geheel te zijn te niet gegaan. Gezegd huis met toebehooren werd van hem geërfd door Willem Jan en Mathias Jacobus Gualtheri; eerstgenoemde hunner woonde in 1798 op dat huis toen geheeten: de Gulden en Hoogadelyke huize Rixtel. In het Dagblad der provincie Noordbraband van 23 Mei 1815 werd dit kasteel, dat toen geheeten werd: het alom bekende oud-adelijk Guldenhuis of Kasteel van Rixtel, te koop aangeboden, te bevragen bij G. d'Aumerie te Vlierden. Kooper er van werd kort daarna Albertus Bots Czn. te Helmond. Van de innerlijke indeeling van het Huis van Rixtel is niets meer bekend. Blijkens het Diarium van den Bosschen bisschop Ophovius had het eene eigene kapel. Immers teekende hij daarin aan, dat hij op 17 Juni 1631 is gegaan naar de begrafenis van de vrouw van Jor Jan Oudaert, den laatsten heer van Rixtel van zijnen naam, waarbij de geheele naburige adel tegenwoordig was; met veel praal, zoo schreef hij, werd haar lijk onder begeleiding van flambouwen naar de kerk  110 gedragen ; nadat de Pastoor van Aarle aldaar de lijkbaar had overlezen, ging de lijkstoet naar het Huis van Rixtel terug, alwaar in de huiskapel de uitvaart werd gehouden ; mr. Ryderius hield daarbij de lijkrede. In de kerk van Rixtel mocht dat niet, omdat bij plakkaat der Staten Generaal de uitoefening van den R. K. eeredienst daarin verboden was. Na op het Huis van Rixtel den maaltijd te hebben gebruikt, keerde de bisschop huiswaarts. Het blijkt niet, dat deze slotkapel later nog gebezigd is geworden voor de uitoefening van den R. K. godsdienst, zoolang als het Huis van Rixtel nog in katholieke handen bleef, dat is tot aan den aankoop door Jor Adolph van der Meulen. Hetgeen van dit huis in 1871 was overgebleven, werd 30 Maart 1871 door de erfgenamen van Mej. Maria Petronella Bots ten overstaan van den te Helmond gevestigden notaris Antoon Dykhoff in het openbaar verkocht aan den heer A. E. Fritsen, klokkengieter te Aarle-Rixtel. Het heette toen te zijn: het oud-adellijk kasteel van Rixtel, genaamd het Guldenhuis, omgeven met grachten en cingels, zeer vruchtbare tuinen en boomgaarden, beplant met extra fijne fruitboomen. Voorts met het daarbij behoorend in zilver gesneden adellijk wapen, van de voormalige grond (sic) heeren van Rixtel, cijnsboek enz. Eindelijk de aan de omgeving van het kasteel belendende bouwhoeve met vruchtbare bouw- en weilanden. Samen groot 12 hectaren 78 aren en 65 centiaren. In 1883 werd het restant van dit huis, dat toen nog hecht en sterk was, door genoemden Fritsen geheel gesloopt, zoodat er thans niets meer van over is. KANNENLUST. Blijkens St. Hanewinkel Beschrijving stond te Rixtel ook nog het huis Kannenlust, waarvan hij aldaar mededeelde, dat het niet fraai was doch dat het sedert weinige (aan 1830  111 voorafgaande jaren) door den toenmaligen eigenaar veel verbeterd was. Over dit huis komt in de Schepen protocollen van AarleRixtel de volgende akte van transport voor : 1770 8 November. Sr. Adam Hoekers, inwoonende borger der stat Helmont als last en procuratie hebbende van den Hoog Ed. Wel Oeb. Heer O. P. Diert, heere van Mellissant, nomine uxoris en de Hoog Edel Wel Geb. Freule, geboren Baronesse van Leefdaal, gepasseert voor den Notaris Gysbert Myne, notaris by den Ed. Hove van Hollandt en seekere getuygen binnen 'sGravenhage in dato 24 October 1770, denwelcke verclaard mits deesen wel en wettelijk te cedeeren, transporteeren en in vollen eygendom erffelijk op te dragen en over te geven aan en ten behoeven van d' Heer Joannes Willem Canneman, woonende alhier, een heere huys, bassecour, hoff en aangelag, genaamt het Huys Kannelust, gestaan en gelegen op Rixtel, d'eene zyde Juffr. praak, 't ander zyde en een eynd den Heere verkryger, 'tander eynd de gemeene wegh. Item de nederhuysing met den Camp groot 12 loopense 26 roeden 15 voet, ten quohiere bekent sub n°. 570, de eene zyde en een eynt Jacobus Berkers, 't ander zyde de kinderen Rynier Berkers, 'tander eynd de weg. Item den hoff, daar Rijnder Berkers woont, groot 10 roeden 18 voet, ten quohiere bekent sub n°. 573, leggende ronts om in de getransporteerde goederen Item de dries by sijn huys, groot 2 loopense, ten quohiere bekend sub n°. 1274, de eene zyde Juffr. Draak, 'tander zyde en een eynde de heer verkryger, 't eene eynt Jacobus Berkers, onder belastinge enz. Coram Hendrik van Ommeren en Abraham Molemakers, scheepenen, op heden binnen Aarle-Rixtel den 8 November 1700 en seventigh. De verkoopers, die te 's Hage woonden, waren mr. Gerard Pieter Diert, heer van Melissant als gehuwd met Juliana Philippina baronesse van Leefdael en hare zuster Maria  112 Francoise Theresia baronesse van Leefdael, R. K. gedoopt als Theresia Francisca. Zij waren de kinderen van Rogier baron van Leefdael, die te Rixtel woonde, vermoedelijk op Kannenlust, en Johanna Molemakers. Deze echtelieden lieten te Aarle R. Katholiek doopen hunné navolgende kinderen : 1727 15 Oct. Elisabeth Theresia. 1729 12 Apr. Antonia Catharina. 1730 20 Dec. Rogerus Nicolaas. 1732 10 Maart Philippus. 1733 5 Juni Juliana Philippina. 1735 12 „ Anna. 1736 24 Dec. Antonia Francisca. 1738 9 Febr. Elisabeth Catharina. 1740 22 Juli Justina Johanna. 1741 20 Aug. Rogerus Walwinus. 1743 13 Oct. Theresia Francisca. De meeste dezer kinderen schijnen jong te zijn gestorven. Genoemde Rogier baron van Leefdael was de zoon van Frederik baron van Leefdael en Maria de Poorter, (zij waren 10 October 1694 met elkander te St. Oedenróde gehuwd), van wie de navolgende kinderen te St. Oedenróde R. Kath. werden gedopt: 1694 3 Juli Philippus Joannes Hij werd priester en kanunnik van de Cathedrale Kerk St. Donas te Brugge. 1768 was hij reeds dood. 1696 7 Apr. Cornelia Florentina. 1697 8 „ Ferdinandus Sebastianus. Hij stierf 1777 als het laatste mansoir van zijn geslacht en werd 25 Februari van dat jaar te St Oedenróde geboren. 1697 8 Oct. Rogier. 1701 25 Febr. Adam Philips. 1702 20 Dec. Maria Cornelia. Na den dood van haren man hertrouwde Maria de Poorter met Jacobus van Homberg, gedoopt te St. Oedenróde 14 Aug. 1688, den zoon Henrick. Ook hem schonk zij kinderen,   KERK TE RIXTEL.  113 van wie een de stamvader werd der St. Oedenroodsche familie van Homberg, wier stamboom men vroeger te St. Oedenróde in een der logementen (de Keizer) kon zien hangen. Te St. Oedenróde Werden nog R. Kath. gedoopt: 1691 IQ Jan. Anna Ludovica, dochter van Rutger van Leefdael en Elisabeth van der Eem. 1694 „ „ Ernestus, zoon alsvoren. Frederik van Leefdael voornoemd en Rutger van Leefdael laatstgenoemd waren de zonen van Philips van Leefdael, heer van Waalwijk en Beek, en Cornelia van Egmond van der Nyenburg, wier oudste zoon was Johan Philips van Leefdael, ook heer van die heerlijkheden, alsmede van Croy en Stiphout. Het Huis Kannenlust, dat slechts een onaanzienlijk gebouw is, behoort thans toe aan de adellijke familie de Maurissens. DE KERK. De kerk, die eens te Rixtel stond, was van zeer oude dagteekening, vermits reeds omstreeks het jaar 1173 de godvruchtige vrouwe Didradis van Rixtel, die dezelfde was als de domina Didradis de Rixtel, — welke blijkens Th. Ign. Welvaarts Reusel naar de archieven van Postel's Abdij p. 28: alteram sextam partem praedicti praedii (in RosoIe)omni ordini juris, quod habuit et omni consensu filiorum Henrici videlicet et Baldini et filiae Sybiliae pia devotione praedictae ecclesiae (in Postula) dedit, — het patronaat zoowel van deze kerk als van die van Helmond aan de Abdij van Floreffe opdroeg, ') welke schenking den 25 Maart 1178 door Paus Alexander III werd bevestigd. Over dat patronaatsrecht ontstond later geschil tusschen genoemde Abdij en den Hertog van Brabant, vermits blijkens Krom en Sassen Oorkonden betreffende Helmond p. 5 de berechtiging van dat geschil 27 Juli 1276 werd opgedragen ') Cf. Th. Ign. Welvaarts in het. Jaarboekje van Sassen 1800 p. 260 cn vlgd.; id. p. 277; id. p. 283. 8  114 aan scheidsrechters. De beslissing schijnt toen in het voordeel der Abdij uitgevallen te zijn, daar toch blijkens dat werk p 7 de Bisschop van Luik 11 April 1290 haar bevestigde in het bezit van de kerk van Rixtel, het patronaatsrecht en de tienden daarvan, alsmede in die van de kerken van Arendonk, Mierlo, Oerle, Asten, Lierop, Helmond, Reusel, Overpelt en Houthalen. De kerk van Rixtel was de moederkerk van die van Helmond, •) doch was in 1520 reeds afgedaald tot den rang van filia of appendix daarvan (Schutjes Oesch van het Bisdom 's-Bosch V p 579). De kerk van Helmond liet toen zij tot dien hoogeren rang was gekomen, hare moeder in den steek. Men kan dit lezen in de volgende beschikking van Clemens Crabeels, bisschop van 's-Bosch, vermits daarüit blijkt, dat de ingezetenen van Rixtel, met hunnen Heer Jor Jacob Oudart aan het hoofd, zich bij hem beklaagden over het groot ongerief, dat zij ondervonden doordien hunne kerk bediend werd en de toediening der H.H. Sacramenten geschiedde door eenen priester, welke te Helmond woonachtig was. 2). 1586 11 Augustus. Clemens Crabeels, bisschop van 's Bosch, beveelt ten verzoeke van J°r Jacob Oudart, heer van Rixtel en de andere ingezetenen van dat dorp, dat hun verzoek tot scheiding der kerk van Rixtel van die van Helmond aan de deuren dier kerken zal worden aangeplakt, opdat belanghebbenden hunne eventueele bezwaren tegen die scheiding vóór den 15en September 1586 bij den Officiaal van het Bisdom zouden kunnen indienen. Clemens Crabeels Dei et Apostolicae sedis gratia episcopus Buscoducensis universis et singulis presbyteris, clericis, notariis et tabellonibus publicis, nobis subditis, salutem in Domino. Pro parte dilectorum nobis in Christi nobilis et generosi 1) Zie hierover Th. Ign. Welvaarts, t. a. p. blz. 265 en vlgd. ; id. p. 26° noot 2; id. p. 275 noot 1. 2) Over de kerkelijke bedieningen, welke hij in de kerk te Rixtel te vervullen had, zie men Th. Ign. Welvaarts t. a. p. blz. 270 noot 2.  115 domicelli Jacobi Oudart, domini temporalis villae seu pagi de Rixtel nostrae diocesis, necnon Scabinorum et mamburnorum seu provisorum fabricae et mensae Sancti Spiritus ceterorumque incolarum ac parochianorum ejusdem villae, nobis humiliter tuit expositum, quod ecclesiae parochiales dictae villae de Rixtel ac oppidi de Helmont, multis annis retropreteritis et a tempore memoria hominum excedente, ob infrequentiam fortassis et paucitatem incolarum, quae in dictis oppido et villa tune erant unitae seu pro unitis habitae et reputatae, atque per unum religiosum presbyterum professum abbatiae Floreffiensis regi et gubernari solitae fuerunt, quodque postea successu temporis populus utriusque loei (benedicente Domino) ita sit multiplicatus et adauctus ut partim causante parochianorum horum frequentia, et partim propter non exiguam pretactorum oppidi et villae a se invicem distantiam debuerit rector pro tempore dictarum ecclesiarum presbyterum mercenarium et conductitium sibi assumere, qui sibi in functionibus pastoralibus obeundis subserviret. Unde et ex eo potissimum quod ille deservitor mercenarius ad annum duntaxat quam minima mercede fieri poterat conductus non in pretacta villa Rixtellensi sed in dicto oppido Helmundano fere habitare ac ibidem prefato rectori in officiis, ministeriis pastoralibus etiam subservire consuevit, factum est frequenter officium divinum in dicta villa parum laudabiliter peragi, aut prorsus omitti et animarum ipsorum parochianorum salutem negligi, presertim peste vel alii morbo contagioso grassante, obque mala mercenarius oves, quia ejus non sunt propriae, deserit et fugit. Adeo quod tali tempore interdum contigerit nonnullos adultos sine sacramentis, ac infantes recens natos absque baptismo ab hac vita (cum deploranda animarum ipsorum jactura) discedere. Insuper quod aliquando in hieme propter inuhdationes aquarum per spatium duarum vel trium septimanarum ex Heimont in Rixtelle transire non Heet, ita ut, inundatione durante, dicti exponentes presentia et solatio pastoris distribuantur, et si ejus opera et ministerio indigeant, eum illinc  116 advocare et accersere non possint, sicut nee unquam de nocte, eo quod portae dicti oppidi occludantur; quodque deservitor mercenarius et conductitius cum annual's sit, plerumque anno circumdicto et interdum citius, presertim pinguiore conditione oblata, sedem et conditionem mutet. Quoniam autem, ut eadem petitio seu expositio subjungebat, dicti exponentes arbitrantur prenarrata et plura alia incommoda ex annexione pretactarum ecclesiarum provenientia, nulla alia commodiore ratione vitari aut caveri posse quam si, eisdem exponentibus, proprius et perpetuus pastor deputetur, qui in dicta villa Rixtellensi personaliter residere, illisque continuo adesse teneatur atque ipsum vel ex ipso solo capite et fundamento sibi merito dari et concedi debere, quod dicta ecclesia Rixtellensis caput et mater sit, Helmundana autem tantum filia, quodque rector sive investitus earundem ecclesiarum ex solis decimis in Rixtelle excrescentibus (quae peropimae sunt) suam dotem et competentiam habeat, unde Helmunde vivH et sustentatur. Supplicarunt nobis ob hoe quantenus ad occurrendum praememoratis malis et cavendum, ne jam aut in posterum illa amplius contingant predictas ecclesias a se invicem dependentes seu pro dependentibus ac unitis, ut premissum est, habitas et reputatas separando in pristinum statum restituere unamque illarum esse parochialem ecclesiam seu vicariam perpetuam declarare, seu dictam ecclesiam Rixtellensem de novo in parochialem ecclesiam seu vicariam perpetuam pro uno presbytero, qui in loco personaliter resideat, erigere et constituere, eamdemque sic separatam et erectam, ex pretactis decimis in villa Rixtellensi excrescentibus, juxta modum in concilio provinciali Mechtiniensi prescriptum aut alias competenter dotare aliaque in et super premissis auctoritate nostra ordinaria aut vigore sacrosancti Concilii Tridentini delegata, opportune providere vellemus et dignaremur. Nos Clemens episcopus antedictus, attendens supplicationem fore justam et ad obviandum malis superius narratis idoneam  117 et opportunam et nihilominus volentes in hoe negotio mature et legitime procedere, vobis universis et singulis, ac vestrum cuilibet supradictis in virtute sanctae obedientiae districte precipientes mandamus, quatenus omnes et singulos in premissis pretendentes aut quomodolibet pretendere valentes interesse de quibus constiterit in specie, et de quibus non constiterit in jure publico per edictum, in et ad valvas predictarum et aliarum vicinarum ecclesiarum, ubi opus fuerit, et a latere presentium fueritis requisiti, citetis peremptorie Buscoducis, coram nobis et seu officiali nostro, cui vires nostras in hac parte committimus ad certos diem et horam seu diem et horas competentes contra prefatos exponentes, ad audiendum. Nos seu dictum officialem nostrum et de super premissis summarie informari, summariaque informatione hujusmodi per quos seu illum recepta, et quatenus per eam seu alias premissa fore vera et veritate fulciri ac sic ut profertur se habere compertum fuerit, pretactas ecclesias premisso modo unitas sen pro unitis habitas et reputatas, per nos seu dictum officialem separari et in pristinum statum restitui et alia ordinari, pro ut in supplicatione presentata latius continetur. Alioquin ad dicendum et proponendum causas et rationes in jure fundatas, si quas habeant, quare premissa fieri non debeant, sive tune comparuerint, sive non, nos nihilominus ad pretactas separationem et in pristinum statum restitutionem aliaque in dicta supplicatione contenta procedemus, sive per dictum officialem nostrum procedi curabimus justitia mediante. Ceterum volumus quod hujusmodi nostrum mandatum in et ad valvas pretactarum ecclesiarum oppidi Helmont et villae Rixtellensis exequamini et executioni demandetis, veram copiam ejusdam mandati iisdem valvis affigendo et affixam dimittendo, ut sic non sit verosimile apud dictos citatos remanere incognitum, quod tam patenter omnibus fuerit publicatum, et quid in premissis feceritis, nobis fideliter rescribatis. Datum Buscoducis anno a nativitate Domini 1586, mensis vero Augusti die undecima.. Archief der Abdij van Postel  118 Uit deze oorkonde blijkt tevens, dat de kerk van Rixtel de moederkerk van die van Helmond was, hetgeen pastoor Petrus Willemaers in het Registrum pastoratus Helmundani omstreeks 1645 aldus bevestigde: Ecclesia beatae Margaretae virginis et martyris in Rixtel est matrix-ecclesia ecclesiae beati Lamberti in Helmont, quae duae parochiales ecclesiae canonice sunt unitae et ab uno eodemque rectore ecclesia Helmondanae reguntur. Waarschijnlijk is aan het verzoek der ingezetenen van Rixtel voor een deel voldaan, omdat uit eene getuigenverklaring van 25 April 1645, berustende in het gemeentearchief van AarleRixtel, blijkt, dat toen priester en vicaris te Rixtel was de heer en mr. Hendrick Cocx, oud omtrent 61 jaren; dat veertig jaren te voren dat was wijlen heer Denis van Roij en dat heer Goossen van Duynhoven „aen voors. heer Denis als vicarius tot Rixtel was gesuccedeert". Blijkens Schutjes 1. c. liet bij het beleg van Helmond in 1587 de Staatsche legeraanvoerder van Hohenlohe de kerk van Rixtel door zijne soldaten plunderen en in brand steken en gaf daarop de Bisschop van 's Bosch den 26 Februari 1589 aan het Bestuur dier kerk verlof om tot herstel van het hoogkoor daarvan zeven of acht eiken, die op haar kerkhof stonden, té vellen en twee rentkens, waarvoor geene bewijzen waren, te laten aflossen. Bij datzelfde beleg was ook de kerk van Helmond door de soldaten van van Hohenlohe in brand gestoken, waarna tusschen de Regeering van die stad en de Abdij van Floreffe eene procedure ontstond over de bestemming van de tienden, welke aan de kerken van Helmond en Rixtel behoorden, tot wederopbouw van die kerk (Bossche Bijdragen 111 p. 84 en vlgd.). Schutjes deelt ter aangehaalde plaatse verder mede, dat in de kerk van Rixtel eenige altaren waren, als dat van de H. Drievuldigheid, van St. Jan Baptist en van de H. Anna, welk laatste ter begeving stond van de adellijke familie van Eijck. Ook was in deze kerk gevestigd de broederschap van St. Margriet, zooals uit de navolgende akte blijkt:  119 1609 29 Januari. Hendrik Jansen van Caüwenberch en Jan Dirkszn van Cauwenberch dragen aan Kerkmeesters der kerk van Rixtel en aan de Dekens der Broederschap van St. Margriet, in die kerk gevestigd, over een stuk akkerland, gelegen te Aarle, in ruil met eene grondrente, welke die belde lichamen bezaten. Henrick Janszn van Cauwenberch ende Jan Dircx van Cauwenberch hebben by forme van permutatie wittelijck overgegeven ende opgedragen Mr Thomas Pauwelszn ') ende Henrick Maeszn als kerckmeesteren der kercke ofte fabrycke van Rycxtell met Joost Jan Marceliszn ende Jan Ooortszn als deeckens der broederschappe van Ste Margriete 2) in der kercke van Ryxtell een stuck ackerlants, gelegen in der parochie van Aerlen ontrent den Laer, v. 1. erffenis ons Lieff Vrouw tot Tshartogenbossche, a. 1. Hilleken Josephs, streckende van erffenisse Jor Laurent Dobbelsteen tot op erffenisse Henrick Jan Marceliszn, waervoir die voirs. Mr. Thomas ende Henrick Maeszn als kerckmeesteren met Joost Jan Marceliszn ende Jan Ooortszn voirs. hebben gequeten ende laeten lossen alsulcken jaerlycxen ende erffelycken chijns van vier vaet roggen aen de kercke van Rycxtel ende ses vaet roggen aen de broederschappe van St. Margrieten voirsc, als die voirs. Henrick van Cauwenbergh ende Jan van Cauwenbergh voirs. waeren geldende. Ende dese voirs. permutatie is geschiedt met advijs, consente ende goetduyncken van de principaelste ende gequalificeerste naegebueren ende ingesetenen der voirs. parochie van Rycxtell ende oyck met consent ende advijs van de notabelste broeders der voirs. broederschappe van St Margriete overmits de principaele ofte constitutiebrieven van den voirs. chijns in den grooten brant tot Helmont zijn verbrant ende doir vreese datten voirs. chijns soude verduystert ende te nyet gebrocht wordden is dese voirs. permutatie van de •) Hij was schout van Aarle, Beek en Rixtel. Hij werd ook wel genaamd mr. Thomas Pauli Coninxzoon. Zijn zoon was Johan. 2) fn eene schepenakte van Aarle, Beek en Rixtel van 6 April 1604 heet zij: de broederschappe van den gulde van St. Margriet!  120 voirs. naegebueren ende broeders seer goet gevonden en hebben deselffte daerom gelaudeert, geratificiteert ende geapprobeert. Ende die voirs. Henrick Janszn. van Cauwenbergh ende Jan Dircx van Cauwenbergh hebben opt voirs. stuck ackerlants schepenbrieven, actie, recht ende toeseggen, hen daeraen ennichsins competeren de, helmelinge vertegen tot behoeff der voirs. fabriken van Rycxtell ende broederschappe des voirs. St. Margriete. Gelovende deze permutatie, overgevinge ende opdraginge metten vertydenissen altijts vast, stedich ende van weerden te houden ende 't voirs. stuck ackerlants erffelijck te vryen endr te weeren los ende vry boven dorpslasten ende gebuerlycke rechten te onderhouden voir zoo veel 't voirs. stuck ackerlants met recht in verbonden is, voirder nyet, op hun vercopers persoonen ende alle hunne goederen, present ende toecomende. Van gelycken oyck zoe gelooft die voirs. Mr. Thomas ende Henrick Maeszn als kerckmeesteren voirs. met Joost Jan Marceliszn ende Jan Goortszn als deeckens voirs dese voirs. permutatie nu ende ten euwigen dagen alzoe vast ende stedich te houden, dat de voirs. Henrick van Cauwenberch ende Jan van Cauwenbergh, hunne oiren of erffgenaemen ende onderpanden sullen zijn ende blyven van den voirschreven chijns onbeschadicht ende ongemolesteert Actum den 29enJanuary a° 1609. Testes Peter Peterszn van Cauwenberch ende Joost Jan Marceliszn schepen. Schepenprotocollen van Aarle, Beek en Rixtel. Nadat de Meierij van den Bosch tengevolge van de reductie van die stad in 1629 in de macht der Staten was gekomen werd de uitvoering van den Katholieken Godsdienst in de kerk van Rixtel verboden en deze door de Hervormden in bezit genomen. De Katholieken van dat dorp moesten sedert dien hunne godsdienstplichten vervullen in eene schuurkerk, die in het naburige dorp Aarle zoo voor hen als voor hunne geloofsgenooten van dit laatste dorp was gebouwd. De Hervormden vonden het niet noodig een afzonderlijken bedienaar van hunnen godsdienst te Rixtel aan te stellen; vandaar  121 dat zij de kerk aldaar door hunnen predikant, welke te Helmond gevestigd was, deden bedienen voor de enkele Protestanten, die zich na 1648 te Rixtel metterwoon vestigden. Zij waren niet bij machte deze kerkbehoorlijk te onderhouden, waardoor die in verval geraakte, zooals blijkt uit het navolgende request: 1692. Request van Nathanael Walraven, Nederduitsch Hervormd predikant van Helmond en Rixtel, aan de Gecommitteerden uit den Raad van State om machtiging op de Kerkmeesters van de kerk van Rixtel ten einde te kunnen invorderen de grondrenten, aan die kerk verschuldigd en te besteden tot herstelling van diezelfde Kerk Aen Mijn Heeren de Gecommitteerden van ende uytt haer Ed. Mo. den Raedt van State der Vereenighde Nederlanden, jegenwoordigh op de verpaghtinge der tienden te Helmond. Geeft met alle onderdaenigst respect te kennen Nathanaël Walraven, predicant alhier ter stede Helmont ende tot Rixtel, plaetse sijnder combinatie, hoe dat hy nogh niet lange geleeden heeft uyttgevonden het register der incompsten van de kerke tot Rixtel voirsr. ende dan ook nogh eene Latijnsche acte, die beyde langen tijt verduystert sijn geweest, beyde onder copie authenticq sub nris 1 et 2 hier annex, door welcker verborgentheyt de voorn, kerke in soodaenigen staet is geraekt, dat deselve geheel en al is komen te vervallen, jae soodaenigh dat hy suppliant synen predickdienst aldaer niet naer behoyren heeft konnen off kan waernemen, nogh dat desselffs gemeente die ook niet als wel behoyrde kunnen bywoonen, om redenen als voirs., die den Heere van Nieulandt !), welckers huys te Bijnderen daer seer naeby gelegen, onder anderen meer als te wel kennelijk is; dat de suppliant bedugt sijnde, dat het meeste gedeelte der Renthen, in 't voorn. Registerken gestelt ofte derselver rentgelders (echter en ook met groote costen daeromme te doen), overmits de outheyt 1) De ridder-baronet Cornelis Gans.  122 derselve, te meesten deelen verduystert ende niet te vinden sullen sijn ende dat van 't geene uyttgevonden moghte werden die kerke alsdan nogh niet in behoyrlycken staet sal kunnen gebrogt werden ten waere saeke de Abt van Floreff (die van de tienden tot Rixtel voirsr. is jouisseerende) ingevolge van de oock geannexeerde Lattijnsse acte sub n° 2 ende het renteboekje van n° 1 in fine geordonneert wierde omme de verdere noodige costen te suppleeren. Ende de suppliant ingesien hebbende den 40en articul van Haer Ho. Mo. politicque Reglemente over de stadt en de Meyerye van den Bosch geemaneert, dicteerende onder anderen, dat de Heeren Oecommitteerden uytt den Raedt van Staten, op de jaerlycxe verpachtinge gaende, geauthoriseert werden in sulcke ende diergelycke voorvallen als deze te versien ende de klagten daervan de plano aff te doen. Soo neemt den suppliant de vrymoedigheyt sigh tot UEd. Mo. te keeren, onderdaeniglijck versuekende UEd. Mo. goede gelieffte te wesen den Provisoren van de voirs. kercke te authoriseeren omme de uyt te vindene renth- ofte pachtgelders, van 't voorn, register aen de voirs. kerck verschulth, tot betaelinge van die 't achterheeden ende derselve renthe met parate executie te mogen constringeren ende sulx, door sulcken middel geint sijnde, tot reparatie van als voirs. te employeren ende dat van het gheene alsdan bevonden moghte werden te kort te komen den Abt van Floreff offte wel de tiendenaers van desselfs voirs. tiende tot Ricxtel magh oft mogen werden geordonneert sulx te suppleeren off dat in cas van naelaetigheyt van dien de voorn, tiende daervan moghen werden aangesproken, ook by parate executie 't sy by forma van arrest ofte andersints, omni meliori modo ende nae UEd. Mo. hoogwyse deliberatie. 'twelk doende enz. NATHANAËL WALRAVEN Eccls in Helmond et Rixtel. Hieraan was annex als bijlage:  123 No. 1. Copie van seekeren Register, geintituleert als volght en de gequoteert met acht folia in octavo, berustende onder de Heer Nathanaël Walraven, predikant tot Helmont ende Rixtel, waerinne staat als volgt: Fol. 1. Registerken ende incomen van de kercke van Ricxtel. fol. lvso Willem Goossens op de Donck, nu sijn erffgenaemen, gelden jaerlijcx aen de kercke van Ricxtel eene mudde roggen. fol. 2. recto .solverunt 21. etc — 47. fol. 2vso. Alnogh soo heeft de kercke van Ricxtel jaerlijcx een halven pot wijn uyft een ackerken, gelegen in de Ricxtelse ackeren, toecomende den H. Geest van Aerlen (de pot ad 1 gl. is jaerlijcx 0.10 0) fol. 3vso. staet tegen den voors. post van fol. 2vso. Hoebert Janssen van Dommelen' nu Jan Houben, synen soon op de Boerdonck, gilt jaerlijcx vier vaeten rogge specifice is betaelt licht 47, 47. fol. 3vso. staet betaelt totten jaere 38, 39 inclys 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47, 48, onf. 49, 50, 51. fol. 4 recto tegens den voorstaenden post staet, alnogh heeft die kercke van Ricxtel jaerlijcx drye vaeten rogge op 't goet Willem Maes Symonts, liggende tot Aerlen by de halff vastense merckt, dat men gewoonlijck betaelt ieder vath met thien stuyvers. Boven desen post staet tot Vechel nu Willem Arien Willems. fol. 4vso. Betaelt totten jaere A° 37, incluys 38, 39, 40, 41, 42, 43, 44, 45, 46, 47. Tegen deesen post ende fol. 5 staat: Sebastiaen Jans op de Donck, gilt jaarlijcx de kercke van Ricxtel XXX st. fol. 6 staet: Alnogh heeft die kercke van Ricxtel een kleyn huysken met eenen hoff, staende vast by de kerke van Ricxtell, waerop den Heere van Rixtele dickwils heeft gepredendeert. fol. 6vso. staet: lest betaelt A° 1646,47. Hier tegen over op fol. 7 recto staat: Alnogh heeft die kercke van Rixtell  124 ende de H. Geest aldaer 'tsaemen vijff malder rogge op seeker goet, gelegen tot Lierop, dat men gemeenlijk jaerlijx betaelt met de somme van thien gulden. fol. 7 recto et vso. Ten lesten moet den Abt van Floreff oft syne thienden aen de kercke van Rixtell geven voor reparatie derthienden halven gulden. Ende in soo verre, datter ruina generalis tsy door brand ofte andersints de kerke worde gedestrueert ende in sulcke gevallen den voirs. Heere off wel sijn thiende meer gehouden te geven als eertijts binnen de stadt Bruysell by sententie geweesen ende uuytgesproken is. Naar gedaene collatie is dit mettet voors. Registerken bevonden te accorderen, waerinne gheene meerder revenues dan als voors. uytgedruckt en stonden, 'twelk ik openbaer notaris, alhier ter stede Helmont resideerende ende aldaar gedaen te sijn desen derden Julij XVIC twee ende negentigh getuyge. Theod. Alberts not. publ. 7/3 1692. Bijlage n°. bestaat thans, zoo het schijnt, niet meer. Op de zijde van het request staat: De Gedeputeerden uyt H. Ed. Mog. Heeren Raden van State der Vereenigde Nederlanden, etc. ordonneren de Kerckmeesters tot Rixtel de kerckerenten van Rixtel voorn1., ingevolge het Registerken daervan sijnde ende nu onlancx by den predicant Walraven ontdeckt, in te vorderen ende deselve te employeren tot reparatie van deselve kercke. Actum 's Hertogenbosch den 16" Juli 1692. J. Schimmelpenningk van der Oije. F. van Breedehoff van Oosfhuijsen. Gemeentearchief van Aarle-Rixtel. Verkeerde, zooals uit vorenstaand request blijkt, de kerk van Rixtel in het jaar 1692 in desolaten toestand, niet minder was dat eenige jaren later het geval met die van het dorp Aarle, zooals  125 blijkt uit het navolgend verzoekschrift van het jaar 1722 aan den Raad van State, dat in datzelfde archief berust: Oeven reverentelijck te kennen de Provisoiren der parochiale kerke tot Aerle, quartier van Kempeland, Meyerye van 's Hertogenbosch, dat dezelve kerke door oudheydt, stormwinden en regen en by gebreck van onderhoudt in behoorlycke reparatien, insonderheydt ontrent het dack, zodanigh tot verval is gekoomen, dat aldaer sonder veel ongemak en bekommeringe by quaet weer den godsdienst niet kan waergenomen worden; dat de muyren allesints doorwatert zijn en zelfs te dugte is, byaldien daer in niet ten eerste wordt voorsien, de kerke staet in te storten; dat zij suppltn de voors. kerke door vièr meestersbaesen als metselaers, timmerman en leydecker hebben laten visiteeren en een overslag en begrootinge doen maken wat dat de reparatien van dien zoude komen te kosten, dewelcke bedragen de somme van fl. 1600 volgens attestatie hier annex ende alzoo de suppltn in geen staet zijn om de voors. reparatien te kunnen doen, dewyle de inkomsten der kerke op deze huydige tijdt niet boven fl. 30 'sjaers opbrengen, het gene zy nodig hebben tot andere saken, aen de kercke en godsdienst behoorende en dat zy suppltn ondervonden hebben, dat de geestelycke thienden volgens de statuyten van Luyck, waeronder het Bisdom van 's Hertogenbosch heeft gehoord gehad, in de reparatien der kerken gehouden zijn en welcke geestelycke thienden van den dorpe en ambagten van Aerle by den lande zijn aengeslagen en worden geproffiteert onder de administratie van den Rentmeester des Tombes en mitsdien de reparatien van de voors. kerke zoude komen ten laste van den Lande. Soo keeren de suppltn haer tot Uw Ed. Mog., ootmoedig versoekende, dat Uw Ed. Mog. den Rentmeester des Tombes gelieven te gelasten de voors. zoo hoog noodige reparatien aen de voors. kerk van Aerle te laten doen en besorgen om voor te komen het verder verval van dien en dat daerin de godsdienst nae behooren kan gedaen en waergenomen worden. 't Welck doende etc. W. HOOREMAN.  126 Predikant van deze kerk was toen Willem Hendrick van Flodorp, die zich ook predikant van Beek noemde. Laatst bedoeld request schijnt met gunstiger gevolg bekroond te zijn geworden dan dat van Dr. Walraven, want de kerk van Aarle is blijven bestaan tot het jaar 1845, als wanneer zij door de Hervormden, die van af 1648 in het bezit daarvan waren gebleven, werd gesloopt, - terwijl die van Rixtel, zooals wij nader zullen zien, reeds in 1818 wegens haren bouwvalligen staat moest worden afgebroken. St. Hanewinkel, een niet verdraagzaam predikant, schreef in zijne Reize door de Majorij van 's Hertogenbosch I p. 62 (Amsterdam 1799) over de beide kerken het volgende: „De Roomschen eischen op deeze dorpen (Aarle en Rixtel), ook de kerken der Hervormden, schoon hunne kerk (de schuurkerk n.1. te Kouwenberg ander Aarle) oneindig beter en ook beter gelegen is. Ik heb een stuk gezien door een Advocaat ') opgesteld om het recht der Roomsche op de kerken te bewijzen; nooit zag ik een rampzaliger opstel, stijl, taal, spelling, bewijzen, alles was armhartig en hing aan malkaer als heet zand; ik hoor, dat alles wat die man schrijft altijd zoo ellendig is, en evenwel doet hij zijn best, doch als men doet wat men kan en daarbij eene groote verbeelding van zich zeiven heeft, dat is immers genoeg." Of het den Katholieken gelukt is in het bezit der kerk van Rixtel te komen, — ten aanzien van Aarle gelukte dat, zooals wij reeds zagen, in het geheel niet, — is mij niet kunnen blijken. Alleen bleek mij, dat in 1798 de grafzerken, die in die kerk lagen, verkocht en daaruit verwijderd zijn. Hoe de kerk in dien tijd er uitzag is te zien uit de hiervoren aangehaalde Beschrijving van Hanewinkel. Bij den geweldigen storm van het jaar 1800 woei de spits van den toren dezer kerk af. In zijne Beschrijving van de Meierij van 's-Bosch (Handschrift berustende in de verzameling handschriften van het i) Denkelijk Pieter Verhoysen, advocaat te Helmond en representant. Hij stierf te Helmond 23 Februari 1835.  127 Prov. Gen. van K. en W. in Noordbrabanl) schreeft A. C Broek in het begin der 19e eeuw van deze kerk: „De kerk is niet groot, bijna geheel van het dak beroofd en zeer bouwvallig; den tooren is fraaij, echter niet zeer hoog; verders staat deze kerk op eene hoogte". In het jaar 1818 is zij wegens haren bouwvalliger! toestand met haren toren afgebroken moeten worden en sedert dien is er te Rixtel geene kerk meer. Over het beneficie der H. Drievuldigheid, dat in deze kerk gesticht was, zie men Th. Ign. Welvaarts t. a. p. blz. 311. Het gilde van St. Margriet, ook wel geheeten de Schutbroeders van St. Margriet te Rixtel, dat in deze kerk gevestigd was, zooals wij op p. 119 reeds zagen, een guld, wat iets anders was dan een schuttersgild, vermits een guld eigenlijk was eene kerkelijke broederschap, al schoot het ook naar den vogel en al had het ook zijne teerdagen (zie nog Hanewinkel Reize enz. II p. 172). Volgens den aanhef van deszelfs tegenwoordig reglement werd dit gilde onheuglijke tijden geleden bij het woeden eener pestziekte opgericht; werd het bevestigd door Hertog Jan van Brabant en later hersteld en van voorrechten voorzien door Keizer Karei V. Zijne oprichtingsoorkonde en verdere bescheiden zijn bij een brand, die te Rixtel plaats had, met al zijne sieraden en andere voorwerpen in de vlammen opgegaan, waarna 29 Juli 1839 aan dit gilde door zijnen koning, officieren en dekenen een nieuw reglement gegeven is, volgens hetwelk het doel daarvan is het schieten naar den vogel en het houden van teerdagen. Dit aldus gereorganiseerd gilde bestaat nog altijd. Het was oudtijds in het bezit van twee beemden. Van de kapel, die volgens van Leefdael te Rixtel stond, is mij niets naders kunnen blijken. DE MALTHEZER HOEVE. A. Wichmans in zijne Brabantia Mariana (Antwerpen 1632) p. 402 schreef: Inter quam (ecclesiam parocialem de Aerlen)  128 et ecclesiam Rixtdlènsem (est haec Matrix Helmondanae, ad Abbatem Floreffiensem pertinens) olim fuit Monasterium Templariorum, et locus etiamnum monstratur quod in generali Ordinis illius diluvio cum reliquis quoque interiit. Andere geschiedschrijvers, zooals wij hiervoren reeds zagen, schreven hem hierin na. Ik vermeen echter ten onrechte, omdat ik op grond van hetgeen ik hierna vermelden zal, van oordeel ben dat de Tempeliers te Rixtel enkel en alleen eene bouwhoeve bezaten, en dat het klooster, hetwelk zij in het Brabantsch deel van Noordbrabant hadden, te Alphen bij Breda stond. Blijkens het navolgend vidimus, dat thans zich bevindt in de Arehives nationales te Parijs, section historique, sous la cöte S. 5255 n° 23, schonken Willem Graaf van Megen en diens zoon Dirk 1214 aan de Tempeliers een landgoed, gelegen te Rixtel: 1422 16 Mei. Schepenen en Raden van 's-Hertogenbosch geven een vidimus van de verklaring van Hertog Hendrik van Brabant, dat Willem Graaf van Megen en Dirk, zijn zoon, tot heil hunner zielen en die hunner voorgangers hun allodiaal goed te Rixtel hebben geschonken aan de orde der Tempeliers in 1214. Nos scabini et consules opidi de Buscofcucis notum facimus universis presentes litteras inspecturis, quod nos quasdam litteras sigillo illustrissimi principis, quondam domini Henrici piae memoriae ducis Lottringiae, non rasas, non cancellatas, non viciatas neque in aliqua sua parta suspectas vidimus et de verbo ad verbum legi audivimus, tenorem, qui sequitur, continentes: In nomine summae et individuae Trinitatis Henricus Dei gracia, dux Lotharingiae, omnibus hoe scriptum intuentibus in perpetuum notum fieri volumus tam futuris quam presentibus, quod Wilemmus dictus comes de Megen, beatae memoriae et Theodoricus, filius ipsius, ob remedium animarum suarum et tam predecessorum suorum quam successorum allodium suum in Rikestele cum omni integritate et omnibus attinentiis templo Domini in Jerusalem contulerunt  134 breder gespecrfïciek zijn opgegeven, makende dezelve goederen uit eene gedeelte van die goederen, welke tot een zuiver revenue van 500.000 francs door Z. M. den Koning van Holland tengevolge van het eerste der separate artikelen van het tractaat, gesloten te Fontainebleau den llden van Slagtmaand 1807, zijn gecedeerd, blijkende hiervan uit de akte op den 13den van Orasmaand getekend door den Heer Julien Guy de la Barre, commissaris van het Fransche Gouvernement ter eenre en de Heeren Joannes Badon Ghyben en Albert Jan Verbeek, commissarissen van het Hollandsche Gouvernement, ter andere zijde: No. 1. Eene hoeve, bestaande in huis, schuur, getimmertens en landen, groot 100 lopes 14 roeden, huurder Jan de Vries, op den staat van de rentmeester n°. 10." Waarna genoemde rentmeester verklaarde wel en wettig te transporteeren aan en ten behoeve van Z. M. den Keizer van Frankrijk, Koning van Italië en beschermer van het Rijnverbond, „alle de domeinen in de voorschreeve acte of lijst gespecificeerd, onder deze Jurisdictie gelegen", latende Schepenen van Aarle-Rixtel hierop volgen: „Dientengevolge is Z. M. den Kyzer en Koning voorn', in de voorschreeve Domeinen (de Malthezer hoeve n. 1.) gevest en geerft onder dezen mits npgthans daarvoor te moeten onderhouden alle schouwen, wegen, straten, waterloopen en verdere gebuurelqcke regten, zooals van ouds ennacostuum locaal gebruikelijk is. En verklaaren wij Schepenen der gemeente van AarleRixtel voornt. enz., dat alle de gecedeerde goederen op de kohieren van eygendom ter secretarie alhier berustende ten naame van Zijne Majesteit den Keizer van Frankrijk en Koning van Italien, Beschermer van het Rhijnverbond, behoorlijk zijn overgeboekt en wel met alle die formaliteiten, usantien en gebruiken als in diergelijke gevalle in agt genomen worden, ten dien effecte dat Zijne Majesteit de Keizer en Koning voornoemd moet gehouden worden in het volle bezit dier goederen te zijn getreeden.  142 26 Mei 1611. (Reg. n°. 310 f407). Alzoo Jor Godaert Oudart, heer van Rixtel, Aerlebeek en Stiphout en Jor Johan Oudart, zonen van wijlen Jor Jacob Oudart, ook heer daarvan, toen hij leefde, voor zich en als zich sterk makende voor de andere kinderen van dien Jor Jacob Oudart, verkocht hadden aan Jor Wynand Oudart, Jor Nicolaes Oudart, Jor Johan van Costenbach als man van Walburch Oudart en Margriet Oudart met haren eenigen zoon Robbrecht van der Eycken al het recht op de hem aanbestorven goederen van wijlen deJors Ambrosius en Carel Oudart, hunne ooms, zoo dragen zij dat voor Schepenen van den Bosch over aan genoemde koopers. k. Jacob Oudart, werd na den dood van zijnen vader heer van Rixtel. Zijne zonen waren, zooals uit laatstgemelde akte reeds bleek, Godert en Johan Oudart Uit de hierna volgende akte blijkt, dat hij ook nog eene dochter Margriete had, die non te Hooidonk was: Wy Schepen in Aerle doen condt ende kennelijck eenen yegelycken, certificerende voir de gerechte waerheyt, dat voir ons is verschenen ende gecompareert in propre persone die eersame ende eerentfeste Joncker Jacob Oudart, heere tot Rijcxtel, Aerle-Beeck, Stiphout, etc. ende heeft uuyt crachte van seeckere octroye des Hoeffs van Brabant gecedeert ende getransporteert Joffrouwe Margriete Oudart, zijnder wittiger dochtere, woenende te Hoydonck, een jaerlijcxe ende erffelycke lijfpencie van twintich carolus gulden jaerlijcx, tot twintich stuvers den gulden gereeckent te worden, in goeden gancbaren gelde ten tyde der betalinghe ter gemeynder burssen gemeyndelijck ganck, curs ende loop hebbende, los ende vry geit betaelt te worden alle jaer den leven geduerende van voirs. Joffr. Margriet Oudart nae doode ende afflivicheyt des voirs. heere van Rijcxtel, haeren heer vadere, by jonckeren Godart Oudart, haren broeder, als toecomende heere tot Rycxtel, van ende uyt die moelens tot Aerle, den voirs. heere tot Rycxtel toecomende ende competerende, met allen hennen  143 toebehoirten ende gerechticheden, gelegen onder de parochie van Aerle, etc. Actum op den 10 Junij a° 1594, testes Jan Marcelis Coolen, Bastiaen Diercxzn van de Vyffeycken ende Wijllem Michiels, schepen Schepenprotocollen van Aarle, Beek en Rixtel. I. Het volgend jaar was Jacob Oudart reeds overleden, daar toen toch in eene Bossche Schepenakte van 7 Juni 1595, (Reg. n°. 247 f 436) verklaard werd, dat van de voogden over de onmondige kinderen van wijlen Jor Jacob Oudart, heer van Rixtel, Aarle, Beek en Stiphout en Maria van Hoinghen genaamd Wassenberch, J°r Caerle Oudart, broeder van Jacob voornoemd en Jor Jan van Cortenbach als man van Walburch Oudart, zijnde diens zuster, zouden admirifetreeren hunne goederen, gelegen in het Hertogdom Brabant, behoudens dat Jor Caerle alleen zoude beheeren de hooge, middelbare en lage heerlijkheid van genoemde dorpen en de Jors Adolphe en Everard van Hoinghen, beiden genaamd Wassenberch,de moederlijke goederen der pupillen, gelegen in de Landen van Kleef, Oulick en Berg, zoomede dat voor de richtigheid van het voogdijbeheer van J°r Caerle Oudart zich tot borg stelde JorJan van Hambroeck Peterszoon. m. Ten verzoeke van Niclaes Pauwels, priester, in diens hoedanigheid van rector van het Apostelhuis, gefundeerd te Mierlo door den Kardinaal Willem van Enkevoirt, veroordeelden Schepenen van 's Bosch J°r Jan van Cortenbach en Jor Caerle Oudaert, wonende te Helmond, in hunne hoedanigheid van voogden over de onmondige kinderen van wijlen J°r Jacob Oudaert, heer van Rixtel, zoomede eenige andere personen 30 Sept. 1598 om hem te betalen eenen jaarcijns van fi 60. Gemeente-archief van Aarle-Rixtel. n. Jor Godert Oudart huwde Marie van Leeck en overleed den laatsten November 1611 op het huis Gritteren in het Land van Gulik aan de „weickicheyt ofte peste" zonder kinderen na te laten. Te Gritteren werd hij begraven. Collectie Prosp. Cuijpers.  144 o. Johan Oudart, die de laatste van zijn geslacht was, welke Rixtel bezat, huwde volgens Schutjes Gesch. van het Bisdom 's Bosch V p. 578 4 Juli 1615 met dispensatie van den Pauselijken legaat voor Duitschland zijne nicht Margaretha Hoengen genaamd Wassembergh uit het Hertogdom Gulick. Zij stierf vóór hem kinderloos. Het wapen der familie Oudart bestond uit drie vogels van sabel (2 en 1) op een zilveren veld. RECHT VAN VOORPOTING. In het Archief van het Huis van Rixtel staat vermeld, dat de graaf van Dongelberghe, heer van Rixtel, 1 Juli 1647 het pootrecht, aan dat huis competeerende, aan het dorp Rixtel verkocht. Dit is niet juist. Immers blijkens een contract, dat nog in het gemeente-archief van Aarle-Rixtel berust, kwamen 1 Juli 1687 „C. R de Dongelbergen gen. Oudart, baron de Correbeque, heere van Herlaer en Rixtel" en de Regenten van Aarle-Rixtel met elkander niet anders overeen, dan dat genoemde heer aan die gemeente tegen een zeker bedrag afstond „seven plantagien van boomen binnen die gemeynte gelegen". ') 1656 23 Mei. De Staten-Oeneraal verleenen aan het dorp Aarle-Rixtel eene poolkaart en bevestigen het in zijn jacht- en vischrecht, dat daaraan in 1300en 1359 was verleend, voor zoover het mocht blijken te bestaan. 1) Volgens de lijst der goederen, door Willem van Qhent aan Johan Oudart verkocht, van 1482, zullen deze plantagien geweest zijn: „den houtwas voir die kerke van Rijcxtel den plain die daer leeght ende bepoet steet. Item die plaetse daer die dinghbanck bijnnen den dorpe van Aerle steet, die onbepoet is. Item voer die hoeve op Cauwenbergh, geheeten in de Cuyle, die plain die dair oic steet bepoet. Item voer die hoeve te laer van de hecken daar men van de kerken compt gaende totte bruxken te Lyshout ende voirtane den hecken daer men te Beke gaet ende vorders Jan Wyfflets erve, geheeten der Kalver morgen, alsullix bepoet als die straet."  148 hunne voors. voorhooffden volgens voorgemelte contract, dewelck wy mede ratificeren ende approberen by desen, doch dat deselve afgehouden wordende mede daer van sal betaelt worden houtschat als boven. Des sullen die supplianten over 't vercrygen van dese pootcharte schuldich sijn jaerlijcx te betaelen eenen recognitiechijns van drye gulden, alle jaeren op Bamisdach aen de Domeynen te vergelden ende voor den iersten termijn op Bamisdach ierstcomende, daer voor sy zullen hebben te passeren 't hueren coste verbantbrieven voor de Leen- en Tolcamer te 's Hertogenbosch. Ende belangende het wyder versoeck, raeckende het gebruyck der vischeryen, vogelvangen ende allerhande wildbraet, uuytgenomen conynen, lamoisen, velthoenderen ende anderen gelijck die supplianten verthoonen by copye van de brieven van Hertoch Jan de anno 1300 ende van Hertoch Wencelaus de anno 1359, approberen ende confirmeren wy hetselve recht aen de supplianten, voor sooveel deselve daervan by wettigen titule in deughdelycke possessie mogen sijn, ende oock ongeprejudiceert alsulcken recht ende gerechtigheyt als andere aengaende het poten ende 't gene voors. souden connen bewysen hun te competeeren, ende, opdat dese tegenwoordige acte niet en werde geexcedeert, ordonneren wy dat het zelve in de Leen- en Tholcamer tot 's Hertogenbosch sal werden geregistreert, lastende voorts onsen voors. Rentmeester ende allen anderen, dyen 't aengaen mach, de supplianten dese in manieren boven verhaelt volcomentlijck ende vredelijck te laeten genieten ende gebruycken, casserende alle beleth ter contrairien, want wy sulks bevonden hebben te behooren. Gegeven in 'sGravenhage, den XXIIIe" May 1656. Gemeentearchief van Aarle-Rixtel. Over het recht van voorpoting zie men Jhr. Mr. van Sasse van Ysselt het Recht van voorpoting op de kanten der openbare wegen in de voormalige Meierij van 's Hertogenbosch en over het recht van den Raad van State om het Reglement  149 .van 29 October 1696 op het beplanten van die Meierij uit te vaardigen vonnis Rb 's Bosch 14 Januari 1916 Weekbl. v. h. R. n°. 10051. HET SLOTJE. Dit kasteeltje stond op een stuk grond, waarvan de beleeningen blijkens het Leenregister van den Griffier Strick waren als volgt: Jan van Garwen Diericxsoene was. By coope ghedaen teghen Heeren Diricke den Rover. Hout een goet, gheheiten ten broeke mit synen toebehoirten, in der prochiên van Rixstel gheleghen, houdende omtrent vier mudzaet lants ende seven buenderen beempts. Jan van Garwen 24 Martii anno 1449 by doode wylen Jans van Garwen, sijns vaders. Peter van Garwen 28 September anno 1510 by doode wylen Jans van Garwen Janssoene, sijns vaders. Willem van Garwen 30 Augusti anno 1522 by doode wylen Peters van Garwen, sijns vaders (boven) gescreven. Eeustaes van Garwen 30 Octobris 1589 by doode Mr. Willems van Garwen, zijns vaders (boven) gescr. In eene Schepenakte van Aarle, Beek en Rixtel van 1594 heet laatstgenoemde van Gerwen: Jonker Eustaes van Gerwen, zoon van wijlen Mr. Guillem van Gerwen. Hij schijnt op voorbedoeld goed het Slotje te hebben gebouwd, want in voorschreven Leenregister komt over dat goed nog het volgende voor:  150 Mr. Thomas Pauli Zegers, schauthet binnen Rixtel, 15 Martii 1607 midts coop tegen Eustaes van Garwen ende volgende der opdracht ende transport, voir Schepenen van den Bosch gebeurt den 17en van November des voirledenen jaers 1606, hout ende verhieftet een zeecker omgegraven huys met zynen toebehoirten, schueren, stallingen, landen, boomgaerden, weyden ende hoyembeempt, gelegen tot Rixtel omtrent den kercken aldaer, tusschen zyne regenooten gespeciflceert in der acte van reliëf van desen daghe ende tegenwoirdelijck gespleten uuyten goede van den Broecke, overgescreven op Eustaes van Garwen. In het meergemelde Leenboek van den Raad en Leenhof van Brabant staan voorts de volgende leenverheffingen betreffende dit goed : Johan Mr. Thomas Pauli Conincxsone !) den 17en Octobris 1633. Een omgegraven huys met syne toebehoorten, schuyren, stallingen, landen ende boomgaerden, weyden ende hooybeemt, gelegen tot Rixtel omtrent de kercke aldaer tusschen erffenisse des Godtshuys van Bijnderen ter eenre ende metten eenen eynde d'erffenisse der kerckegoederen van St. Jan Evangelist binnen 's Hertogenbossche ter andere syden, streckende metten anderen eynde op eenen gemeenen voorwech, t'anderen tyde gespleten uytten goeden ten Broecke. Item noch de helft van de helft in de corenthiende ende smaelthiende van Aerlebeek, genoempt den Bruheze clampthiende, toebehoort gehadt hebbende int geheel wylen Adriaen Eynhouts ende welcken Bruheze clamp werdt gereputeert voor een derde gedeelte der geheelder coorenthiende des dorps van Aerle by Beeck, enz. Wouter van Cranenbroeck, rentmeester van den Heer van Helmont, heeft op den llen April 1661 't voors. leen verheven, als by hem in coope verkregen tegens Johan Mr. Thomas Pauli Conincx voors. ende syne kinderen. 1) Hij was in 1648 schepen van Aarle-Rixtel.  159 Maes, Jasphar Lamberts, Lambert Ooerts, alle ingeseetenen van Aerlen ende Rixtel, verseuckende dat ons commissarissen ghlieve met hennen ghemeynen consente te raemen seekere ghemeynen voet daeroppe in toecomende tyden alle beeden ende contributiën ende ghemeyne dorpslasten tot Aerlen ende Rixtel voirts sullen gheset ende opghebuert werden, wekken volgende naedat wy dieselve comparanten int lange hebben ghehoort in alle die middelen, die sy ons hebben voorgheschooten, sijn ten lesten die bequaamste gevonden de naervolgende, daerinne sy eendrachtelijck hebben gheconsenteert, te wetene: dat men voortaen alle contributiën ende ghemeyne dorpslasten sal vijnden opte landen, beemden, ende bestialen ende ygelijck neeringe, soodat van elck loopensaet ackerlants den huerlinck in elcke beede sal geeven eenen stuyver ende die proprietaris (soo verren hy is een ingeseeten) een oirt.... ende soo veem hy proprietaris sijn lant selver hout ende ingeseetene hy sal van elck loopensaet geeven twee blancken; insgelijckx van elk loopensaets hoybeempts sal den huerlinck geeven eenen halven stuyver ende den proprietaris insgelijckx alsvoor een negemenneken, ende soo veerren hy synen beempt selven ghebruyckt, sal hy van elcken loopensaet geeven een blanck ende sullen die landen ende hoybeemden oock d'een door d'andere goede als quaede in der voors. manieren getaxeert worden sonder consideratie van hunne mindere oft meerdere weerde; ende soo verre dat lant naer datum van deesen tot weyde gebrocht worde, sal effenwei als lande ghetaxeert worden, ende sullen egeene hoybeemden in fraude van tgeene voors. is moogen beweyt worden ende sullen die dryessen ende andere weyden vry sijn ten waere die ghebrocht worden tot landen ende hoybeemden, in welcken ghevalle die sullen ghetaxeert worden respective als voore; ende van goederen, landen ende hoybeemden met eenighe renthen belast sijnde, sal den proprietaris, (weesende een ingheseeten), voor elcke dry rijnsguldens off vier vaeten rogge jaerlijckx daer op erffelijck uytgaende aen tgeene hy in der voors. mannieren gheset sal sijn moogen  160 van den landen, die hy selver sal houden, corten een neegen • menneken ende die hy verheurt eenen penninck. Voorts sal elck peert ende koye, goede oft quaede, een jaer out sijnde, tweemaele tsjaers gheset worden, te Bamisse ende in de Meye, telcke op 'thien stuyvers; osse ende leege beesten elcke tweemael tsjaers telcken op een halven stuyver ende die voelens als leege beesten ; elcke ganse tweemael tsjaers telcken op een oirt ende voirts allen ambachts- oft werckeluydens, in dachhueren werckende als timmerluydens, smeeden, snyders, weevers, schoemaeckers, vettewariers, gaerenvercoopers, clompmaeckers, tappers ende andere ghelycke, sullen in elcke beedeboeck gheset worden op drye stuyvers 2 oirt, ten waere dat sy oock waren labuererende tot ses loopensaet lants oft daer overe, in welcken ghevalle sy van hennen ambachte nyet en suilen getaxeert worden, waermede sullen alle voorgaende processen ter cause van oversettinge vau yemande ghepeyseert, doot ende te nyet zijn, ende die costen sijn ende bliven gecompenseert ende die voors. ingeseetenen leeven in peyse ende vreede daerinne sy versocht hebben, by ons commissarissen gecondempneert ende condempneeren by deesen hen, ende elcken van hen daeraf verleenende acte om hen daermeede te behelpen daer ende alsoo dat behooren sal. Collectie van Leefdael. Prov. Rijksarchief te 's Bosch. EENE ZOENUITSPRAAK. De strafrechtspleging, welke men voorheen in de Meierij van den Bosch had, was veel meer in den geest van het H. Evangelie gebaseerd dan thans het geval is. Zoo hield titel V van de Costuymen van 's Hertogenbossche, die voor de geheele Meierij van dien naam als wet golden ten ware op eenige plaats daarvan een costuym des ten contrarie zoude gelden, de navolgende bepalingen in:  161 VAN VREDE TE GEVEN. Artijckel 1. Die twist ende geschille heeft tegen eenen anderen, ende hem bedugt van gequets oft geslagen te worden, doet zijn wederpartye dagvaerden voor Schouteth ende Schepenen van den Bossche, ende alsdan word by den Heere een vrede gestelt ende geordonneert op alsulcken peene als hy bevind naer der gelegentheyden van der zaecken te behoorene tot behoeff van den Heer, ende zoo verre die geene, die gesommeert is; niet en compareert, zo word nogtans by den Schouteth ende Schepenen sulcken vrede gestelt in zyne absentie ende den gesummeerden den wete met eenen gezwooren Dienaar dezer Stad gedaen, die zulkx behoort te agtervolgen. Art. 2. Die Schouteth, oft eenen Poirter in absentie van den Schouteth, ziende twee oft meer personen kyvende of twistende, mag in absentie van den Schouteth in tegenwoordigheyd van twee Poirteren van denzelven persoon, om meerder quaet te verhoeden, vrede eyschen ende die alsulcken vrede weygerde te geven, een werf ander werf d' dorde werf versogt zijnde, verbeurt, zoo dikwilsals hy dat weygert, thien ponden payements tot profijt van den Heer. Art. 3. Ende zooverre yemand zoo arm waer dat hy die voorschreven breucken niet en konde betaelen, zoo zal deselve arbitralijk gecorrigeert worden nae gelegentheyd van der zaecken. Art. 4. Item die den Poirter, vrede heijsschende, injurieerden, die zal verbeuren den voors. peen van thien gulden. Deze waren van de bepalingen, welke dienen moesten om n  162 eenen doodslag te voorkomen. Het blijkt niet, dat zij te Rixtel ooit werden toegepast. Had desniettemin een doodslag plaats gehad dan golden de volgende bepalingen van den IIen titel der Bossche costuymen. Art. 33 Item wanneer Persoonen handadig zijn aen eenen doodslag ende een van hen soene maeckt metten vrinden van den dooden, die de soen competeert, zo worden daer mede in begrepen alle andere, die mede handadig oft helpers hebben geweest. Art. 34. Item die soene van eenen doodslag competeert die naeste vrienden van den dooden ende worden mansoiren geprefereert voor die vrouwen ende 't profijt, Van de soene komende, competeert der weduwe van den doode. zoo verre daer eenige weer ter tochten, ende de kinderen ofte naeste vrienden ten erfrecht ende, zo verre van den dooden egeen weduwen oft kinderen en weere, competeert den naesten erfgenaem. Art. 35. Item als die momboiren van eenige onbejaerde kinderen die soene geven, zoo mogen de voorschreven onbejaerde kinderen, als zy tot haren jaren gekomen zijn, dan die soene van weerden gehouden, believet hen, oft denzelven weygeren, mits restitueerende die penningen, voor de soene gegeven. Van eene verzoening, die voor Schepenen van Aarle, Beek en Rixtel plaats had wegens den doodslag, dien Jacob Gerard Gijsbertszn den 12e Juni 1593 tegen Jor Jacob van Eyndhouts, den schout nog wel van die dorpen, pleegde, werd door die Schepenen de navolgende zoenuitspraak gedaan (Schepenprotocollen van Aarle, Beek en Rixtel): 1593. Alsoe Godt betert een ongeluck is geschiet opte tweelfsten dach Junij a° 1593 by Jacobben Gerardt Gysbertszn, misda-  163 diger, aen den persoen van Joncker Jacob van Eyndhouts saliger ') ende ter oirsaecken van dyen is den voirschreven Eyndhouts deser werelt overleden geworden opten vier ende twentichsten dach Julij a° ut supra, waeraff den misdadiger groot leetwesen ende mishagen hevet ende heeft oyck der huysvrouwen van den afflivigen met haeren kijnderen ende momboiren om die passie ons Heeren doen bidden, dat sy hem dat misdaet, by hem geperpetreert, vergeven wouden ende nae verbiddes ende mishagens ende teeckenen van leetwesen doir spreecken van goede koersluyden ende goede mannen heeft die voirs. goede Joffrouw Catharina van Berckel weduwe Jonckeren Jacobs van Eyndhouts met haere kijnderen ende hennen momboiren den misdadiger 't voirs. misdaet om die passie ons Heren Jesu Christi gansselijck ende geheel vergeven in manieren naevolgende: Ierst, dat de misdadiger Godt atmechtich vergiffenis bidden sal van sijn misdaet ende misbruyck ende bidden die dagen zijns levens voir die ziele van den afflivigen ende de vrienden te wycken tot alle plaetsen soe waer hetselve doenelijck is ende te blyven uuyter kercken van Beeck 2) een jaer, ten waer dat hy dat sermoen begeerden te hoiren sal alsdan gaen staen in den thooreii ende synen kerckganck anders houden in der capellen 3), overmidts daer een staet ende daer en *) Hij was wellicht een zoon van Joost van Eyndhouts, in 1558 vermeld, die een zoon was van een Laureyns van Eyndhouts (denkelijk Joostzoon), welke in 1539 ook schout was van Aarle, Beek en Rixtel, (zie tijdschrift Taxandria XI p. 70 en 231) en tot vrouw.had Catharijn van Criekenbeek. 2) Hieruit valt op te maken, dat Jacob van Eyndhouts te Beek woonde. Hij liet een groot en een klein huis na, die dan aldaar zullen hebben gestaan. ») Zooals uit den verderen inhoud dezer akte blijkt, was deze kapel de St. Leonarduskapel te Donk, waarover men zie Schutjes Oesch. van het Bisdom 's Bosch III p. 203. Bij, die kapel stond het kasteeltje Monicx, oudtijds genaamd het Huys van Vladeracken, dat in 1618 nog toebehoorde aan Jor Rogier Monicx Johanszn en 14 Mei 1670 door Cornelis van Boxmeer gekocht werd van Johan van Zutphen (Schepenreg. van 's Bosch nos. 319 f 305 en 480 f 187 vso.). ,  164 boven ten yersten van den jaergetijt van den afflivigen te geven aen die weduwe voirs. tot lavenisse der sielen ende behoeff van de ermen sess vaten rogge eens om by die weduwe voirs. uuytgereyct te wordden ende noch de pastoor metten custer te geven ten selven dage eens seven stuyvers om daervoor te bidden ende doen singen vigilie ende misse voir den afflivigen ende te geven den Hoichwerdighen heyligen Sacrament in der kercke van Beeck een wasschen kers van een pont, ende te doen een voetval voir die vrienden in der kercke van Beeck ten daghe als men den soenbrieff maect off ter plaetsen aen die capelle. Item is noch by dieselve geaccordeert dat Jacob misdadiger sal der voirs. weduwe geven tot onderstant van haer costen, gedaen ter causen van den voirs. nederslach soe aen meestergelt, uuytfaert als begravenisse, by der voirs. weduwe betaelt ende uuytgereyct, eens die somme van hondert gulden ende veertich gulden Brabants, den gulden tot 20tich stuvers gereeckent, waeraff den voirs. Jacob sal gehauwen wesen nae Alderheyligen te geven aen die voirs. weduwe vijfftich dergelycke guldens, tot Kersmis naestcoemende noch vijfftich gulden; item te halffvasten daernae die resteerende veertich gulden, waeraff ende van sgeens voirs. is partyen ter beyden syden sullen doen passeeren geloeffte ende soenbrieven te maecken nae behoiren ende alsoe achtervolgens den voirs. accordt ende contracte, by parthyen voirs. geaccordeert, soe heeft Jacob misdadiger op huyden den elffsten Novembris, wesende op Sinte Mariens dach, in der capellen van Sinte Lenarts synen voetval gedaen in presentie van de voirs. Joffrou Catharina weduwe des voirs. afflivigen, Joost, Jan, Lauwreyns ende Catharina, alle kijnderen des voirs. Jor-Jacobs za. voirs., meede noch in presentie van Joncker Jorissen van Eyndhouts ') ende Wijllem van Oettelaer als momberen van n Hij was zoon van Adriaan van Eyndhouts, (den zoon van Arent en Fiién van Bruheze, dochter van Dierick Janszoon) en Angela Sampsons. wélke echtelieden behalve hem nog deze kinderen hadden: Amdt,pnesttr en persoon te Oisterwijk ; Sophia; Johan, mester en kanunnik te den Bosch Joris van Eyndhouts was gehuwd met Cunera van Fleru,, di e hem sXnk: Fran9ois en Hendrik vin Eyndhouts, welke laatste tot kinderen had: Angela en Anna Maria.  165 de kijnderen van Joncker Jacobben voirs. Ende heeft die voirs. Jacob Gerardt Gijsbertszn. sittende op sijn knyen met een brendende kers in sijn handt, hebbende gebeden die voirs. weduwe ende kijnderen voirgenoempt, dat sy hem het misdaet ende dat ongeval, daerdoor dat Joncker Jacob van Eijndhouts van lijff ter doot is coemen, om die doot ende passie ons Heeren Jesu Christi wouden vergeven, hetwelck die voirs weduwe ende kijnderen voirs. tselve gesien ende gehoirt hebbende, hebben 't hem door die passie ende lyden ons lieffs Heeren Jesu Christi hem uuyt ganser herten vergeven, geloevende die voirs. Joost als ouste soen ende Jan ende die voirs. momboiren als voir die absente ende onmondigen dese voirs. versoeninghe nu ende ten euwigen dagen vast ende stedich te hauwen onder conditie, dat die voirs. misdadiger sal gehouden ende verbonden wesen het contract ende accoordt, deser soeningen aengaende, te onderhouden ende metten werck te volbrengen op pene van soenenrecht te verbeuren, waervoir Andries Cornelis heeft geloeft ende geloeft mits dezen op synen persoen ende guederen, hebbende ende naemaels verengende, dat die voirs. Jacob misdadiger het voirs. contract ende soenbrieff dyen aengaende sal volbrengen ende metten wercken voldoen op peene als voer te verbueren. Actum ut supra voir schepenen ondergeschreven Bastiaen Dircx van de Vyffeycken, Willem Goessens. Zoenuitspraken van andere plaatsen der Bossche Meierij kan men vinden in de Verslagen en mededeelingen van de Vereeniging tot uitgaaf van Oud-Nederlandsche rechtsbronnen III p. 245 en Taxandria VIH p. 256 en vlgd. Na het jaar 1610 komen zoodanige uitspraken niet meer voor in de Schepenprotocollen van den Bosch en onderhoorige plaatsen. In de Gelresche Landt- ende Stadrechten in 't Overquartier van Ruremonde komen in Dl. VI tit. 8 en 9 onder de hoofden: Van vreedelegginge tusschen twistige persoonen en Van soenen van dootslagen soortgelijke bepalingen vóór als in de Bossche costuymen In § 2 van laatstgemelden  129 ad usus fratrum ibi Deo militantium tam in jure patronatus quam terris quam pratis et nemoribus et omni eo jure quo ipsi possederunt. Ut ad habundantiorem rei confirmationem praedicti Willemmus et Theodoricus praedictum allodium in manus nostras reportaverunt, omni solempnitate competenti adhibita, et nos similiter praedicti templi fratribus illud libere contulimus juxta terrae nostrae consuetudinem. Ut autem hujus elimozinae sincera collatio in posterum inconvulsa servetur, nos ipsam scripto commendari et sigilli nostri appositione fecimus roborari, horum subscriptione testium apposita. Intertuit enim Folbertus de Leda, Alardus de Drila, Theodoricus de Herlaer, Willemmus Vulpez, Gerardus de Gorle, Nycolaus frater ipsius, Walterus Bac et alii quam plures. Acta sunt haec apud Tilburgium anno incarnati Verbi millesimo ducentesimo quarto decimo. In cujus rei testimonium nos Scabini et Consules praedicti commune sigillum ad legata opidi praedicti presentibus litteris duximus appendendum. Datum autem nostrae visionis dictarum litterarum decima sexta die mensis Maji anno Domini millesimo quadringentesimo vicesimo secundo. Mr. W. C. Ackersdyck beweert in zijn voormeld handschrift, dat de boerenwoning, genaamd het Slotje, die te Stiphout ter plaatse, genaamd het Gasthuis, stond, ook zoude toebehoord hebben aan de Orde der Tempeliers, die eveneens volgens hem een huis of klooster hadden, staande tegenover de kerk van Rixtel. (I. B. Gramaye Taxandria p. 76). Ik betwijfel dat ook. Volgens van Leefdael werd het goed, dat de Tempeliers te Rixtel hadden, bij de opheffing hunner orde, die in 1313 plaats had, verdeeld tusschen de Abdij van Binderen te Helmond en de Ridders van Maltha. Wat daarvan aan deze laatsten werd toebedeeld kreeg sedert dien den naam van de Malthezer hoeve. Daarover staat het volgende in het werk, geheeten : Ordre de Malte. Les Commanderies du Grand Prieuré de France d'après les documents inédits conservés aux archives nationales a Paris, par E. Mannier (Paris 1872); Cette maison, qu'on nommait 9  130 au siècle dernier la Cense des chevaliers, était située au hameau de Rixel, paroisse d'Aerle, dans le Brabant hollandais a quatre lieues d'Eynhoven. C'était un ancien établissement du Temple, dont 1'origine remontait au commencement du XlIIe siècle. Par une charte de 1'année 1214 un seigneur du nom de Guillaume comte de Megen et Thiery son fils donnèrent aux frères ;du Temple leur alleu a Rixel, — allodium suum in Rikestele, — avec toutes les terres, prés et bois, qui en dépendaient. La maison de Rixel, qui possédait 14 boniers de terre en 1783, était alors affermée 298 livres „En 1446 elle rapportait dix muids de soille (seigle), qui valaient 12 florins et demi". Verder staat in dat werk vermeld, dat le Domaine de Rixel en F ancien Temple de Turnhout membres zijn van la Commanderie de la Brogue, qui avait été formeé au XVIe siècle^ de membres, detachés de la baillie de Chantraine, waartoe de Malthezer hoeve ook had behoord. Van de Commanderie de la Braque, m. a w. de Commanderij de Braake te Alphen bij Breda, wordt t. a. p nog gezegd, dat „le commandeur de la Braque était en 1615 le chevalier Amador de la Porte. La guerre et la mortalité, qui regnaient dans le pays, avaient ruiné sa commanderie pour longtemps. D'un aütre cöté 1? domaine de la Braque était sujet, par sa situation a des inondations fréquentes, ce qui exigeait, pour s'en préserver, de grandes dépenses. Le commandeur de la Porte crut qu'il vaudrait mieux se débarasser de son domaine et le changer contre une autre valeur plus profitable a POrdre. II cèda donc le 10 septembre 1616, sous la réserve toutefois de 1'approbation du Grand Maitre et de son conseil, a Monseigneur Philippe Guillaume de Nassau, prince d'Orange et baron de Bréda, 1° toutes les terres, prés, bois, eens, rentes, fiefs, dimes et corvées, qui appartenaient a la Commanderie aux villages d'Oesterhout et de Donghes; 2° et la cense et métairie de la Braque ainsi qu'elle s'étendait et comportait au village d'Alphen, avec toutes les terres qui en dépendaient et les  131 censes et rentes qui se levaient dans la terre et baronie de Bréda et aux villages de Tilborch, Ooorle, Meere, Ubelde, Ravelz et Baerle sous Turnhout, a 1'exception de ce que pouvait posséder la Commanderie aux bourgs de Turnhout, Rixel et Herentals. Après cette aliénation il ne restait plus a la Commanderie que la maison de Rixel et celle du Vieux-Turnhout. Dit laatste wordt bevestigd door A van den Velde gezegd Honselaer in zijne Oudheden en gestichten van 's-Hertogenbosch p. 625, waar hij zegt, dat te zijnen tijde (hij stierf in 1743) tot de Commanderij van de Braake nog behoorden goederen, gelegen in het dorp Rixtel en het dorp Oud-Turnhout. Dit blijkt ook nog uit den legger der verpondingen van AarleRixtel van 1732, vermits daarin als eigenaren van de gronden, waaruit de Malthezer hoeve bestond, vermeld worden: de heer Commandeur en de Ridders van Maltha. Blijkens Dr. P. Brondgeest Bijdragen tot de geschiedenis van het Gasthuis, het Klooster en de Balije der Johanniters te Utrecht p. 36 was, vóór den voormelden verkoop aan prins Filips van Oranje, door den „Commandeur van Brakel (lees: van de Braake), „fran?oise Edelman van de Ordre van St Johann van Jerusalem ende van de ordre tot Maltha", aan de Staten Generaal der Vereenigde Nederlanden eene remonstratie gezonden (Prov. Rijksarchief te Utrecht. Catalogus Vermeulen 223), waarbij deze verzocht, dat zij de goederen „van de voors. Commanderije, onder Oosterhout ende Alphen in de landen van Breda gelegen, zouden verclaren -exempt van alle contributiën ende vijfde penningen" (Rixtel was toen nog niet in de macht der Staten) en ging die remonstratie vergezeld van eenen brief „van de Couninghlnne regentes van Frankrijk voor den suppliant so favorabelijk geschreven" binnen Parijs den 11. Juli 1611, met bewijzen, dat de goederen niet alleen in Frankrijk maar ook „by ordre van Keyzer Karei den vijfde van alle contributiën vrij waren geweest". Hierbij was gevoegd een brief van Schepenen en Raden van Oosterhout van 20 Maart 1604 „daerby deselve ordeneeren den remonstrant in de possessie van zyne commanderye toe te laten continueeren  132 gelijck zyne voorzaten die gebruyckt hadden". De Staten Oeneraal beschikten IQ November 1611 goedgunstig op de remonstratie „voornamelijk in consideratie ende ter contemplatie van het voors. serieux voorschryven van hare Majesteit". Aan de Regeerders van Alphen en Oosterhout deden zij daarop krachtens besluit van 23 Januari 1612 weten, dat de goederen van de Commanderij van Brakel, onder de vrijheid van Oosterhout, Alphen en elders gelegen, vrij zouden zijn van belasting. Blijkens A. van der Aa Oeschiedk. beschrijving van de stad Breda en hare omstreken p. 14Q en 150 behoorden tot de goederen, welke gezegde Commanderij te Oosterhout bezat, het slot Braakestein en het slotje Borstellé, van welk laatste hij zegt, dat het ook van de Tempeliers is geweest. Van Goor deelt in zijne Beschrijving der stadt en lande van Breda ('s Hage 1744) p. 373 over de Commanderij zelve nog het volgende mede: „Onder 't Regtsgebiedt van Alphen legt de Hoeve, de Braake, genaamt, alwaar voorheen stont de Hofstadt der Tempelieren; namaels, naa derzelver uytroeying, bezeeten by de Malteezer Ridders, die hier eene Commanderye hadden, waarvan nog heden de overblijfzels gezien worden, met een Kapel ter eeren van St. Jan Baptist gesticht. Aan deze Commanderye behooren nog veele landen en thienden onde| Alphen, Oosterhoudt, Dongen en elders gelegen, die thans alle by den Heer van Breda bezeten worden en welke ze door eenen byzonderen Rentmeester laat bestieren. In 't begin dezer eeuw was deswegens verschil gerezen tusschen den Ridder de Fourneau, ') als zich den titel toeeygenende van Commandeur der Braake, in den naam der Ridderorden van 1) Hij was Everard de Fourneau, graaf van Cruyckenbourg, geboren te Brussel 30 Juni 1641, eerst page van den Grootmeester der Souvereine Orde van Maltha, daarna Commandeur van Villedieu in Normandie en van de Braake in de Nederlanden ingevolge bul van Adrien de Wignacourt, die grootmeester dier Orde was krachtens bul van 25 Juli 1690. In 1655 was hij ridder van Maltha „de la langue de France" geworden.  133 Maltha en de Raaden der Domeynen by den Koning van Groot Brittannien naagelaten, welk verschil by verdrag geslist is op die voorwaarde, dat de Heer van Breda aan de Ridderorden van Malta of wel in derzelver naam aan den zoogenaamden Commandeur van de Braake zoude betalen een jaerlijkse rent van drie duysent ses hondert ses en sestig gulden elf stuyvers agt penningen, 't gene heden noch achtervolgt wordt." Steven van den Velde deelt t. a. p. blz. 625 ook nog mede, dat Prins Maurits van. Oranje de goederen van de Commanderij van de Braake had gevoegd bij de domeinen, die de Prinsen van Oranje als heeren van Breda bezaten, terwijl van der Aa t. a. p. blz. 209 schreef, dat zij daartoe verder zijn blijven behooren. Wanneer het gebouw der Commanderij van de Braake is afgebroken blijkt niet. Van der Aa p. 208 zegt alleen, dat hare kapel voor omtrent 15 of 20 jaren (d. i. vóór 1845) werd afgebroken en dat men toen daarbij onderscheidene menschenbeenderen en doodshoofden van eene buitengewone grootte vond. De rectoren dier kapel in 1419 en 1421 vindt men in Taxandria XXVI p. 143 De Malthezer hoeve te Rixtel schijnt tot dat aan de Souvereine Orde der Malthezers haar grondgebied werd ontnomen steeds in het bezit van eene harer Fransche afdeelingen te zijn gebleven. Van daar, dat men in de Schepenprotocollen van AarleRixtel van geen verkoop daarvan melding gemaakt vindt, totdat bij akte van den 5en van Louwmaand 1810, overgeschreven in die Schepenprotocollen, —doorJohannes van den Heuvel, „rentmeester der goederen en domynen herkomstig van de gesupprimeerde Malthezer ridders, wonende te Tilburg", in den naam „van Z. M. den Koning van Holland aan Z. M. den Keizer van Frankrijk en Koning van 1 taliën, beschermer van het Rhijnverbond", werden overgegeven „en alzoo namens welgemelde Zijne Majesteit den Keizer en Koning werden gerekend in bezit te zijn genomen de domeinen en goederen, gelegen in de jurisdictie van Rixtel, gelijk dezelve hier na  135 Aarle-Rixtel den vijfden van'Louwmaand 1800 tien." Wat verder met de Malthezer hoeve gebeurd is, blijkt niet. Zij bestaat in elk geval thans niet meer en zoo spoorloos is zij verdwenen, dat niemand te Rixtel er thans nog iets van weet; zelfs weet men daar niet eens meer de plaats aan te wijzen waar zij eens lag. OUDART (Familie). Blijkens de collectie van Spaen, berustende in het archief van den Hoogen Raad van Adel te 's-Hage, is de genealogie dezer familie, die zoo nauw verbonden was met Rixtel, als volgt: Claes Oudart h. N. Roisvelt. Hun zoon was: Johan Oudart, heer van Rixtel, Aarle, Beek en Stiphout, raad van Hertog Philips, van Keizer Maximiliaan, enz., geb. 1420, stierf 11 Nov. 1493, h. Catharina de Blonde, die acht dagen na hem overleed, dochter van Peter, ontvanger-generaal van Brabant. Beiden werden in de St. Gudule te Brussel begraven. Hunne kinderen waren: a. Johan, die volgt sub I. b. Carel, deken van Breda. c. Jeanne. claris. d. Nicolaas h. Margriet van Rechem. Hunne kinderen waren: . 1. Hubert; 2. Margriet; 3. Isabella h. met Jan de Borchgrave te Mechelen ; 4. Josina ; 5 Barbara h. met Jan van Raveschot. e. Ambrosius h. Jeanne de Wesemale. Hunne afstammelingen volgen onder A. ƒ. Jeanne h. met Jan van der Dilft. g. Barbera h. met 1» Arnoud Beukelaer; 2° Antonie van Brabant. h. Catharina h. Jan de Lini. I. Johan Oudart, hiervoren onder a vermeld, heer van Rixtel, Aarle, Beek en Stiphout, h. Margaretha Swilde (eigenlijk genaamd de Wilde) Jansdr. Hunne kinderen waren:  136 a. Johan, die volgt onder II. b. Johanna. c. Margaretha h. met Willem Dobbelsteyn, wien zij schonk eene dochter Adriana, erfdochter van Jekschot en echtgenoote van Willem van Halmale, die evenals zij te St. Oedenróde werd begraven. (J. Th. de Raadt Verzameling enz. No. 251). II. Johan Oudart, hiervoren onder a vermeld, heer van Rixtel, Aarle, Beek en Stiphout, stierf 19 Februari 1570, h. Barbara van Poelgeest Oerardsdr, die stierf 1586. Hunne kinderen waren: a. Jacob, die volgt onder III. b. Walburgis h. met Johan van Cortenbach. c. Gerard, stierf 1567. d. Johan, stierf 1568. e. Anna, non te Mariendaal buiten Utrecht. ƒ. Nicolaas. g. Maria, priorin te Binderen, stierf 16 Februari 1602. fi. Wynant h. 1° Maria van Merwen; 2° Hadewich van der Eem. Zijne kinderen waren: ex lma: Gerard en Margaretha, die huwde met Gerard van der Eycken en ex 2a Jan, priester. i. Carel (en wellicht ook nog Ambrosius). /. Catharina h. met Everard van Hoingen gend. Wassenberg. ') III. Jacob Oudart, hiervoren onder a genoemd, heer van Rixtel, Aarle, Beek en Stiphout, h. Maria van Hoingen gend. Wassenberg. Hunne kinderen waren: c. Godert, heer van Rixtel, Aarle, Beek en Stiphout, stierf 30 November 1611 kinderloos op het huis Gritteren in het Land van Gulik, h. Marie van Leeck. •) Volgens J. Th. de Raadt Verzameling van grafschriften en wapens in verschillende N.-Brab. kerken No. 259 werd April 1569 te St. Oedenróde begraven Johanna Oudart met deze kwartieren: Oudart Poelgeest Swilden Thay Zij moet dus ook eene dochter dér echtelieden Oudart-van Poelgeest zijn geweest.  137 b. Gerard, stierf blijkbaar jong. c. johan, na doode zijns broeders Godert heer van Rixtel, Aarle, Beek en Stiphout, stierf kinderloos, h. 4 Juli 1615 met Pauselijke dispensatie zijne nicht Margaretha van Hoingen gend. Wassenberg. d. Catharina, zal ook jong zijn overleden. e. Margaretha, non te Hooydonk. A. a. Jan Oudart. b. Nicolaas Oudart, ridder, heer van Ranst door koop in 1555 en Rymenant, raadsheer in den Grooten Raad van Brabant, h. Marie de Douvrin, die stierf in 1573. Hunne kinderen waren: a. Alexander, die volgt onder I. b. Johanna h. met Robert de Hoves. c Margriet h. met Jan van der Rijt, heer van Broechem, Woestwezel enz. d. Maria h. met Charles de Gottignies. I. Alexander Oudart, hiervoren onder a vermeld, heer van Ranst en Rymenant, schepen van Brussel in 1592, h. Geertruid van Brecht, erfdochter van Dieghem, stierfin 1590 Hunne kinderen waren : a. Nicolas. b. Marie h. met 1° Hugo le Cocq, heer van Bouchorst; 2e Leonard Micault. c. Charles, heer van Rymenant, Dieghem, enz, stierf ongehuwd te Frankfort 1618. d. Catharine, erfde voorzegde heerlijkheden van haren laatstgenoemden broeder, h. met Philippe Happaert. e. Anne h. met Louis de Steelant, die stierf in 1656. ƒ. Jeanne Oudart, erfdochter van Steenberghe, enz., h. Sept. 1618 met Francois de Dongelberge, heer van Herlaer, Zillebeke, Raessegem, 16 keer burgemeester van Brussel, geb. 13 Mei 1590, stierf 30 Dec 1648. BEWIJZEN. c. De voormelde akte van 1483 zie p 82.  138 b. Domicella Mar(gareth)a Swilde, relicta quondam Johannis Oudart, domini temporalis de Ryxtel 1506. (Schepenregister van 's-Bosch No. 101 f. 19 vso) c. Notum sit universis quibuscunque Cum domicella margareta, filia quondam Johannis de Wilde tamquam relicta legitima domicelli Johannis Oudart, filii quondam Johannis Oudart, domini temporalis de Rixtele, usumfructum sibi competentem in una tertia parte quorumcumque suorum bonorum mobilium et immobilium hereditariorum atque paratorum tam feudalium quam censuarium ubicumque locorum et presertim in opido de buscoduce quam ejus villicatu consistentium, sitorum, solvendorum atque reperiendorum, nullo in his bonorum genere excepto, in illa videlicet tertia parte hujusmodi bonorum, quae domicelle Johanni, filio domicellae margaretae et quondam domicelli Johannis oudart predictorum per et post mortem dicti domicelli Johannes oudart, sui patris, hereditario jure advoluta est, et per et post mortem dictae domicellae margaretae, suae matris, adhuc advolvenda est, legitime supportasset dicto domicello Johanni, suo et dicti quondam domicelli Johannis oudart filio, prout in litteris scabinorum de buscoducis, supra hoe confertis l), plenius continetur, constitütus igitur coram scabinis infrascriptis dictus domicellus Johannes, filius domicellae margaretae quondam et quondam domicelle Johannis oudart predictorum, legitime et hereditarie vendidit gerardo, filio michaelis henriexs, ad opus Reverendissimi in Christi patris ac domini Willelmi de enckevoirt, sanctae romanae ecclesiae presbyteri cardinalis dertusensis, annuum et hereditarium censum sexaginta florenorum, caroli gulden communiter vocatorum etc. tradendum et deliberandum de et ex una tertia parte cujusdam mansi censualis, dicti die hoeve der weyen, siti in parochia de vechel ad locum dictum zontvelt etc, insuper ex agro terrae etc, sito in parochia de Rixtel prope mansionem seu aedes inhabitationis domini 1) Den 8 April 1529.  139 temporalis de Rixtele, etc. Testes interfuerunt scabini in buscoducis Ooeswinus van der Stegen et Anthonius belaerts. Datum octava die mensis Aprilis feria quinta post dominicam, qua cantatur quasimodo, anno Domini millesimo quingentesimo vicesimo nono. (Op den rug staat: betreft het Apostelhuis te Mierlo). Gemeente-archief van Aarle-Rixtel. d. 1570. XIII Kal. (19 Febr.) Obiit honestus ac probus vir Johannes dictus Oudaert ac dominus de Rixtel, pater Annae Oudaert, nostrae monialis. Necrologium van het klooster Mariendaal buiten Utrecht (Ant. Matthaeus Fundationes et fata ecclesiarum p. 439). Hij was de derde heer van Rixtel van zijnen naam. e. 1570 9 Mei. Voor Schepenen van Aarle geeft: „Joffrouwe Barbara van Poelgeest, vrouwe tot Rixtel, Aerlebeek ende Stiphout, dr. wylen heer Gerart van Poelgeest, ridder ende weduwe Jor Jan Oudart, heer van Rixtel, Aerlebeek ende Stiphout" volmacht aan haren oudsten zoon Jacob Oudart (Collectie Prosp. Cuypers alsvoren.) ƒ V. Kal. Januar. Obiit honestus Gerardus Oudaert, frater Annae Oudaert, nostrae monialis, ipso die Innocentium 1567. A. Matthaeus 1. c. p. 486. g. XII Kal. Septembr. Obiit honestus Johannes Oudaert, frater Annae Oudaert, nostrae monialis, ipso die Mathei anno 1568. Ibid. p. 463. h. Anno 1602 16 mensis Februar. obiit in Bynderen venerabilis priorissa Maria de Oudaert, soror Annae de Oudaert, nostrae monialis, cujus anima requie aeterna fruatur. Amen. Ibid. fl In de navolgende akten, resp. van 1 Maart en 26 Juni 1594, staande in de Schepenprotocollen van Aarle, Beek en Rixtel, komt het volgende voor: Joncker Everardt van Hongen alias Wassenberch als man ende momboir van Joffrouw Catharina Oudart, wittighe dochtere van wylen Joncker Johan Oudart ende Joffrou Barbara van Poelgeest, heer ende vrouwe, als sy leeffden, tot Rijcxtel,  140 etc, sijn wittighe huysvrou, heeft in dier qualiteyt ende oyck anderssins, soe hy best heeft gecosen ende gewogen, by forme ende maniere van gerechter beleninghe Mr. Jannen Jansschens van Aerle, priester, •) wittelick overgegeven ende opgedragen alsulcken twee bunderen hoylandts als hem Joncker Everarden voirs. met syne huysvrouwe voernoempt van syne medeerffgenaemen wylen des heeren ende vrouwe van Rijcxtel voirs. in eene groote beemdt, genoempt het Elshorst, gelegen omtrent ende achter het sloth offte huys des heers van Rijcxtel, geassigneert, toegeleecht ende competeerende sijn ende nu tegenwoirdich Henrick Geritszn van de Laer ende Anthonijs Geritszn in hueringhe sijn hebbende, ende die in de verpachtcedulle van dien in getalle sijn gequoteert den 10en ende llen buenderen, los ende vry van alle commeren, lasten, gebuerlycke rechten ende dycken, egheene lasten uuytgescheyden ende heeft die voirs. Jor Everart opte vermelde twee buenderen haeren vruchten ende rechten helmelinghe vertegen tot behoeff Mr. Jans voirs. enz. Actum in presentie van Wijllem Michiels ende Lenardt Peterszn als schepenen tot Aerle opten yersten dach Martij a° 1594. Wy Jan Coolen ende Lenart Peterss., schepenen in Aerle ende Rijcxtel, doen condt eenen yegelycken, certificerende voer de gerechte waerheyt, dat voer ons gecoemen ende gecompareert is Jor Evert van Hunghen genaempt Wassemborch als man ende momboir van Jouffrouwe Catharina Oudaert, dochter wylen Joncheer Johans Oudaert, in synen leven heer tot Aerle, Beeck, Rixtel ende Stiphout, etc ende heeft opgedragen, gecedeert ende getransporteert, draechtop, cedeert ende transporteert mits dezen tot behoeff van Joncheeren Carel Oudaert ende Joncheeren Johan van Cortenbach als man ende momboir van Jouffrouwe Walburch Oudaert, present ende accepterende, allen alsulcken goeden, landt, sandt, renten, als der voirs. sijnder huysvrouwen voer haer gedeelte van vader ende moeder eenichssins sijn compete- l) Hij was secretaris van Aarle.  141 rende, zoe in Brabant, Hollandt, Zeelandt als elders tot wat plaetsen die geleghen oft gehypotheceert zijn, mitsgaders oyck alsulcke landen, goeden, renten, schulden ende actiën, als haer verstorven moghen wesen van broeders ende susters ende anderssins ab intestato voer datum van desen, daerinne de voers. Jouffrouwe Catharine (oyck mede present wesende) was consenterende enz. voor fl 2250, fl 282 en fl 250. j. Bossche Schepenakten van 1611: 26 Mei 1611. (Reg. No. 310 f 403 vso: Jor Wynant Oudart als weduwnaar van Maria van Merwen, zijne eerste vrouw J) en ook nog als weduwnaar van Hadewich van der Eem, zijne tweede vrouw en Margaretha Oudart, dochter van wijlen J™- Johan Oudart, heer van Aarlebeek, Rixtel en Stiphout, doen afstand van den tocht op de helft van den hooibeemd die Elshorst, gelegen in de parochies van Aarle en Rixtel, hun aangekoomen bij doode van Jor Johan Oudart voornoemd en Barbara van Poelgeest, echtelieden, ten behoeve van Jan Oudart, priester, verwekt bij Hadewich van der Eem voornoemd; Gerard Oudart, verwekt bij Maria van Merwen voornoemd en Robbrecht van der Eycken, verwekt bij voornoemde Margaretha Oudart door Jor Gerard van der Eycken, waarna Jan Oudart, priester, Jor Gerard Oudart en Robbrecht van der Eycken voornoemd voor de eene helft en jor Nycolaes Oudart, zoon van wijlen JOTJohan Oudart en Barbara van Poelgeest voornoemd en JorJohan van Cortenbach als man van Walburch, ook dochter van Jor Johan Oudart en Barbara van Poelgeest voornoemd, voor de andere helft de Elshorst verkoopen aan Walraaf van den Bogart, schout te Gemert. 1) Voor Schepenen van Aarle deed hij 3 October 1580 overdracht van vast goed aan Jor jacob Oudart, heere tot Rixtel, Aarle, Beecke, etc. als voogd over de onmondige kinderen door hem verwekt bij „Joffrou Mary van Merwen."  145 Dit geschiedde bij eene resolutie, die luidt als volgt: De Staaten-Oeneraal der Vereenigde Nederlanden allen dengeenen die deezen zullen zien ofte hooren leesen salut. Alsoo by ootmoedige supplicatie, gepresenteert by de Regeerders ende gemeene innegesetene van Aerle ende Rixtell, in den quartiere van Peelant, Meyerye van 's Hertogenbossche, is verthoont, dat hunne voorsaeten in den jaere 1300 ende den 19 May 1359 op Ste Barbarendach hebben vercregen van de Heeren Jan ende Wencelaus Hertogen van Brabant etc. hunne gemeenten ende broecken, soo binnen dezelve dorpen als daer buyten gelegen, om die in alle soorten van gebruyck te defructueren ende mede in hout te houwen, in vischen, in vogelen ende in alderhande wildbraat te vangen ende voorders als by de charten ende acten is te sien. Ende off wel de supplianten dyenvolgende met reden hebben vermeent te zijn georloft soo tot gemeenen als particulieren oirbair op dezelve straeten ende steeghden der voors. gemeenten ende vreunten te planten ende af te cappen alderhande hout ende boomen j dat effenwei geliefft heeft den Rentmeester der Domeynen der stadt ende Meyerye van's Hertogenbosch, Jonker Gysbert Pieck van Thienhoven, de innegesetene der voorgemelte plaetsen daerover te calengeeren ende voors. boomen te doen annoteren ende alhoewel de gesaementlycke Regeerders van Rixtell, Aerle ende Beeck als voor hunne voors. gemeenten tsaemen vercregen hebbende ende onverdeelt possiderende hun oock te saemen daer tegens hadden behooren te defenderen off daer over metten zeiven Rentmeester te transigeren. Dat echter die van Beeck buyten kennisse van de supplianten des aengaende een separaate onderhandelinge hebben aengegaen, waer tegens die supplianten hebben gedaen protesteren, doch aengemerckt, dat die supplianten sijn genootsaeckt te onderhouden ses besondere bruggen over de Riviere de Aa ende waterlopen aldaer vlietende, een schoolhuys ende andere lasten meer, daertoe van jaer tot jaer veel houts wort verheyst ende zy supplianten nochtans seer soberlijck ende 10  146 minder als haere nabuerige dorpen van sijn hout sijn voorsien, soo waeren zy te raede geworden over haere boomen en houtgewasch, d'welck is van cleyne weerdicheyt, metten voors. Rentmeester van de Domeynen te treden in accoordt op wel behaegen van de overicheyt, te weten : dat zy de voors. boomen sullen redimeren met een somme van hondert guldens volgens het accoord daervan zijnde in dato den 26™ Februarij lestleden, biddende oversulcx de supplianten, dat het voors. accoordt moge werden geratificeert ende daer toe te verleenen consent van Pootcharte, vermogens diewelcke de supplianten als innegesetenen ende geerffden binnen de dorpen van Aerle ende Rixtel ende heuren hoiren, erffven ende naercomelingen in allen tyden sullen mogen allerhande opgaende boomen ende heesters planten ende pothen in voorhooffden van haere huysen ende erffven ter spatien van twintich voeten op de voors. straeten ende gemeyntewaertsinnen ende die te mogen affhouwen ende oirboiren, dat het corpus van Aerle Rixtell voorn', buyten de voors. twintich voeten ten allen tyden sal mogen doen pothen ende planthen alle opgaende boomen ende hout alsvoren ende dat hetselve corpus met seclusie van particuliere ingesetenen sal vermogen te pothen ende planten alle opgaende boomen ende ander hout óp het Strijpseheyken ende Haseldoncse straet ende tusschen ende buyten de bruggen op Hovel, als hebbende het meergemelte corpus van poten ende planten aldaer ten gemeene oirboir van outs altijt geuseert ende voorts op de voors. gemeenten daer ten meesten gemeentens voordeel bevonden sal werden te behooren om het hout, gewassen zijnde, te beoirboren tot onderhout der voors. bruggen ende lasten ende dat op eene redelycken recognitiecijns daer uuyt te vergelden; Mede dat de supplianten in het gebruyck ende genieten van haere voors. gemeynten 't zy in vischen in de voors. Riviere de Aa ende elders, midtsgaders in vogelen ende alderhande wildtbraet te vangen sullen mogen continueeren 't sulcx als zy van allen ouden tyden ende tot noch toe rustelijck ende vredelijck  147 hebben gedaen, uuytgenomen conynen, lamoisen, velthoenderen ende andere saecken, de hoge heerlycheyt raeckende. Warom soo ist, dat wy genegen zijnde tot het versoeck der supplianten ende daerop gesien hebbende het advis van de bovengemelten Rentmeester van de Domeynen, hebben by deliberatie van den Raede van State der voors. Vereenichde Nederlanden de supplianten geconsenteert ende geaccordeert, gelijck wy consenteeren ende accorderen by dese, deze acte van Pootcharte, vermogens hetwelcke de supplianten, innegesetenen ende geerffde aldaer ende derzelve naercomelingen sullen vermogen buyten haere huysen ende erffven ter spatien van twintich voeten ter straeten ende gemeyntewaertsinne te. planten ende pothen allerhander opgaende heesteren ende boomen ende deselve affgehouwen zijnde wederom andere in plaetse setten ende pothen in toecomende tyden. Dat oock het corpus van Aerle en de Rixtell buyten de voors. spatie op de opene gemeynte van gelycken sullen mogen pothen opgaende boomen alsvore sonder dat daerdoor de gemeene wegen ende heirbanen sullen mogen werden geinteresseert maer blyven op hunne gerequireerde breette; dat insgelijcx het gemelde corpus by exclusie van particuliere sal vermogen te continueeren ende voortaen planten ende poten allerhande boomen op het Strijpseheyken, in de Haeseldoncse straet tussen ende buyten de bruggen op Hovel ende voorts op andere hunne gemeenten, daer des sal connen leyden ende verheyschen, midts daer door nyet werdende vercort ende passabel blyvende de vaerbaenen, om daermede in volgende tyden te repareren de kercken, scholen, bruggen en anders tot laste van hunne gemeente staende ende op expres bespreek ende conditie, dat soo wanneer eenich van 't voors. hout in het geheel off deel in toecomende tyden werde afgehouwen aen de Domeynen te .verschulden den behoorlycken ende gewoonlycken houtschat, te weten den thienden penninnch van de werde des houts, dat alsoo affgehouden sal wezen ende dat voorts de supplianten sullen behouden de geredimeerde boomen voor desen geplant in  151 Embertus van Cranenbroeck, woonende tot Rixtel, heeft op den 13 November 1670 soo voor hem selven ende als by codicille van synen vader gestelde voocht over syne broeders ende susters 't voors. goet verheeven pro indiviso ende blijft als sterffman te boeck staen den voorn. Embert van Cranenbroeck ter tijt ende wyle hy met syne broeders sal sijn gedeylt, wesende 't voors. goet haer aengecomen mits doode van de voorn. Wouter van Cranenbroeck, haeren vader. Op den 11 October 1692 heeft Philips van Delden als procuratie hebbende van Hillegonda van Luytelaer wed. wylen Mr. Aernout van Cranenbroeck, woonende tot Rixtel, als moeder ende voogdesse van Wouterus de Craenenbroeck, haren outsten soone, ten behoeve van denselven Wouter verheven het voors. omgraven huys, enz. Den 1 October 1697 transporteerden de erfgenamen van Mr. Aernout van Cranenbroeck voor Schepenen van 's Bosch (Reg. n°. 511 f 91) het Slotje aan Thomas Poirters bij eene akte, luidende als volgt: Theodorus Aelberts wegens d'erffgenamen van Arnouth de Craenenbroeck gemechtticht tot het naervolgende by authorisatie van d'Edel Mogende Raede van Brabant, breeder blyckende by den verbaele, gehouden voor gemeltte Raede ende acte van approbatie ende authorisatie tot het vercopen der naervolgende goederen daer achter gestelt door gemeltte raede, gedateert den 24 Junij 1697 ende uyt crachtte der machtte hem alsoo gegeven ende verleent, het slootje, ofte bovenhuys met den hoff mitsgaders de nederhuyssinge met het aengelach, groot seven loopensse min vier roeden, alsmede de weyde ende hoybeemden daer aengelegen, groot ontrent te samen twee bijnderen, met de opstaende boomen, houtgewasschen ende het omloopende water ende grafte ofte soo groot ende cleyn gestaen ofte gelegen is tot Rixttel, d'een syde de goederen, toecomende de kercke van St. Jan tot 's Bossche, de andere syde juffrouwen Lus, d'een eynde Goossen Jan Hendrix,  152 d'ander eynde de gemeyne straet, sijnde het voors. goet, Ieenroerich aen den gemeltte Raede ende Leelihove van Brabant, gecomen uyt de erffenisse van den voors. Arnouth van Craenenbroeck, gelijck men verclaerde, heeft hy mits desen wettelijck ende erffelijck opgedragen ende overgegeven Johannes Porters tot behoeff van sieur Thomas Portiers, synen vader, samen met alle de privilegiën ende rechten daertoe gehoorende ende enz. Datum den eersten October sestienhondert seven ende negentich. Genoemde Thomas Portters (of Poirters) was toen oudschepen van en koopman te Aarle-Rixtel. Behalve zijnen genoemden zoon Johannes, die ook eens schepen van AarleRixtel was, had hij nog een zoon Hendricus, die in 1716 koopman te Amsterdam was en in 1719 te Dusseldorp woonde,1) alsmede een zoon Pieter. die in 1718 te Aarle-Rixtel woonachtig was. De vrouw van Thomas Portters (of Poirters) was Anna Maria van EIten, die in 1716 als zijne weduwe optrad. Zij hertrouwde daarna met Gerardus Cornelis Doncquers, drossaard der vrije grondheerlijkheid Gemert, aan wien zij bij akte van huwelijksvoorwaarden het Slotje vermaakte. Na haren dood verbond deze 8 Maart 1729 ten overstaan van Schepenen van Aarle-Rixtel dat huis met toebehooren voor schuld ten behoeve van Hendrick van Ham, president-schepen van Gemert. Wat er verder met het Slotje geschied is, wordt niet vermeld, 2) behalve dat St. Hanewinkel in zijne Beschrijving in 1803 ') Zijne vrouw was Johanna Judith Spee, van wie hij deze kinderen had: Anna, Oeertruyda en Franz Wilhelm Porters. Over de familie Porters of Poirters zie men verder Sassen de Protocollen der Helmondsche notarissen. 2) In 1732 komt in het register van verpondingen van Aarle-Rixtel als grondeigenares aldaar voor Maria Angelina Donckers, de dochter van Melchior en Margaretha van Zutphen en douairière van mr. Victor van Beughem. Onwaarschijnlijk is het daarom niet, dat zij het Slotje van Gerardus Cornelis Donckers erfde.  153 daarvan schreeft: „het Slotje is sedert voorlang vernietigd". Eenige fundamenten zijn er tot nu toe nog van overgebleven; zij heetten nog steeds „het Slotje". DE TACHTIGJARIGE OORLOG. Ook Rixtel had zijn aandeel in de ellende, welke de Tachtigjarige oorlog met zich bracht, evenzeer als de naastbij gelegen dorpen. Van daar dat Rixtel met die dorpen de volgende overeenkomst sloot om zooveel mogelijk de uitspattingen van het krijgsvolk met gemeenschappelijke krachten te keeren: 1643. Ordonnantie tusschen die van Beeck, Aerle, Rixtel ende Lieshout oover duutterlng vant krljghsvolck. Alsoo, nyettegenstaende verscheyde placaten ter wedersyden geemaneert ende onder andere de ghene uuytgegheven van wegen Syne Conincklyke Majesteyt den XX" Februarij ende deghene der Hoog Mogende .heeren Staten Oeneraal, gedateert den XIden Decembris, beyde van den voorleden jaere XVIC tweenveertich, men daegelijx bevindt ende met seer groote ende bederffelycke schaede gevoelt excessive groote uuytteringhen, brandtschattingen, extorsien ende andere onbehoorlijckheden, die dese dorpen van Aerle, Beeck, Rixtel, mitsgaders Lieshout, worden aengedaen by den volcke van orloge van Syne Majesteyt ende der hoochgemelte heeren Staten respectivelijck ende waermede sy geschaepen sijn hoe langher hoe meer te worden overvallen, ende ten lesten gebracht tot geheele ruine, soo hebben wy heere schouteth, schepenen, borgemeesters, heylichgeestmeesters, kerckmeesters, regeerders ende ingesetenen van de voors. dorpen van Rixtel, Aerle, Beeck ende Lieshout ondergetekent om in tghene voors. is voor soo veele mogelijck is eenichsints te voorsien ingevolge der voors. placaten geraempt, gesloten ende ge-  154 accordeert de poincten ende articulen naervolgende, alles sonder prejuditie derselver placaten In den yersten dat soo wanneer eenige soldaten, ruyters oft crijsvolck tsy van den Coninck oft van de heeren Staeten commen in oft ontrent een oft meer der voors. dorpen, nyemant van derselven dorpe oft dorpen, wie hij sy, en sal vermogen te geven eenich geit, haver, oft andere schenckagie, hoedanich die oft onder wat pretext sulx soude mogen wesen, ten eynde van deselve soldaeten, ruyters oft crijsvolck daermede te coopen uuytten voors. dorpe oft dorpen tot belastinghe van de andere voornoemt. Maer als eenige soldaeten oft ruyters, van wiens dienste oft wat syde die sijn, comen in eenighe der voors. dorpe oft dorpen, voorsien sijnde van goede ende behoorlycke pascedulle ende verlooff ende gheene andere, sullen die aldaer geaccomodeert worden achtervolgende de voors. placaten. Op conditie dat yerst ende vooral by den borgemeester oft eenige andere daertoe te stellen van deselve ruyters, soldaeten oft hunne bevelhebbers sal worden affghevordert tselve hun verlooff oft pascedulle. Ende oyck dat sy yerst ende vooral sullen gemarcheert hebben den tijt ende ueren by den voors. placaten voorgestelt. Midtsgaders dat de voors. pascedullen sullen worden getekent oyck ingevolghe der voors. placaeten. Welcken aengaende soo verre deselve ruyters, soldaten oft hunne beveelhebbers vallen weygerachtich, dan sal nyemant hun vermogen t'accommoderen met eten, drincken oft anderssints. Ghelijck oyck nijemandt in sal vermogen t'accomoderen,  155 te tappen oft logeren deghene nyet voorzien sijnde van behoorlycke pascedrulle oft verlooff. Ende ingevalle daerover of anderssints worde gedaen eenigen overlast, molestatie oft onbehoorlijckheyt aen de burgemeesters, andere regeerders oft den ghenen de pascedulle vereysschende, oft eenige van de andere inghesetenen aen hunne persoonen, goederen of bestiaelen, sal men datelijck roepen om assistentie ende sal een ygelijck met sijn geweir gehouden sijn promptelijck te commen, oyck die van de andere dorpen, want noodt is ende sy, als volgen sal, daer toe sullen wesen verzocht. Soo wanneer eenige trouppen sullen commen in een oft meer der voors. dorpen tsy te perde oft te voet, van wat syde die souden wesen, nyet excederende dfen getalle van ende dat die van denselven dorpe oft dorpen goet vonden d'andere der voornoemde dorpen te versoecken tot hulpe oft assistentie dat vermogen te doen. Waervan soo haest den wete sal wesen gedaen aen de andere der voorverhaelde dorpen door eenen bode, die gesonden sal worden aan borgemeesters naestwonende, aen den dorpe daervan den bode sal commen, sullen die van denselven dorpe oft dorpen versochtt sijnde gehouden sijn datelijck ende sonder eenich vertreck met allen man in elck huys, daertoe geordonneert, die bequaem sijn monsteringe te passeren, behoorlijck gewapent met roers ende stocken respectievelijck te commen ter hulpe den dorpe daervan sy sullen worden versocht ende daerop de clocke yerst sal wesen geslaegen. Ende sullen tot dyen eynde dieselve versochte borghemeesters oft in hunne absentie die van hunnen huyse oft andere die sy in deselve hunne absentie daertoe sullen stellen ende committeren, datelijck gehouden sijn te doen slaen op hunne clocken, den rothmeesteren te doen blaesen de horens  156 ende voorts soo veel doen dat het volck rothsgewijze met syne wapenen worde gebracht ter plaetsen daervan die worde versocht, alles om tegen de vertreders der voormelte placaten te procederen ende doen procederen soo ende gelijck by deselve is gestatueert. Oft die van den dorpe oft dorpen als vore versocht sijnde quamen te failleeren oft bleven in gebreke van datelijck (als voregeseeght is) te commen totte versochte hulpe sal elck dorp alsoo in faulte wesende verbeuren eene pene van een hondert ende vijfftich gulden eens tot behoeff van den dorpe, d'assistentie versocht hebbende, voor twee derdendeelen ende 'tresterende derdendeel tot behoeff van den dorpe oft dorpen, die d'assistentie zullen hebben gedaen. Voor welken pene die van d'een dorpe sullen in den dorpe des anders stellen goede ende sufficiënte borghen fide jussoir oft levende borghe, die voor denselven pene oft somme van een hondert en vijfftich guldens als principael sullen beloven voor schepenen hunder respectieve woonsteden met procuratie om hun daerinne volontairlijck te doen ende laeten condemneren tsy voor den wete domiciliair van deselve borghen oft elders daer den dorpe geinteresseerde oft aen wyen den pene sal vervallen wesen sal goetvinden. Ingevalle yemant int particulier tsy een, tv/ee oft meer, de voors. hulpe ende assistentie by manieren voors. versocht sijnde, bleeff oft bleeven in gebreke van opt spoedichste met sijn waepenen daerop een yegelyck in sijn dorp naer sijn gelegentheyt is oft sal worden gestelt te commen totte selve hulpe, die sal oft sullen elck voor sijn hooft verbeuren eene halft tonne biers telcker contraventie ten behoeffve der andere rothghesellen van het roth, daeronder de gebrekelycke sal oft sullen resorteren. Welcken pene die heeren schepenen deser dorpen contrahenten elck ten opsien van syne gemeyntenaeren met interventie van den officier oft gemachtichden sullen metten yersten  157 van alsnu voor alsdan ende van alsdan voor alsnu verclaeren executoriael ende de gebrekelycke daervoor executabel. Ende sal dyenvolghende denselven pene sonder eenighe ooghluyckinge promptelijck worden ingevordert by den vorster oft dienaer van justitie van de respective plaetsen daer de gebrekelycke sullen wonen met assistentie der rothgesellen, daeronder de gebrekelycke sullen resorteren. Thomas Jacobs. Dierck Bastiaens Dit est < merck Jan Thonis Jan Jans Hoeven. Dyt est (/) meerck Wijndert Lambers. Jan de Lou, H. geest meester. Mathijs Thijssen. Frederiek Gerets. Dijt est X meerck Jan Jan Aensems. Joan Gerwen. Dyt est Y meerck Jan Wijllems. Dyt est x meerck Peter Claessen. Peeter Broers. Dijt est Y meerck Jan Jan Maessen. „ „ O „ Coerst Hannrijckx. „ „ + „ Jan Hanrijckx. Ton is Goerdts. Tielen Gommers Jan Janssen Hoeben. Dijt est -f- meerck Thijs Jan Thijssen. „ „ „ „ Symon Aerts „ „ „ „ Jan Jan Voegels. „ „ „ „ Jan Jan Peters. Evert Gielens. Dyt est m meerck Aeert Dijelijs. „ „ 4- „ Dyerck Roeffen. „ „ + i Aeert Hanrijckx. {Collectie van Leefdael Prov. Rijksarchief te 's Bosch).  158 ZETTING DER BEDEN EN VERPONDINGEN. Rixtel, zoowel als Aarle, hadden oudtijds ook hun aandeel te betalen in de belastingen van den Staat, zooals de beden en verpondingen. Het schijnt dat over de wijze, waarop die over de ingezetenen van die dorpen moesten worden omgeslagen, tusschen dezen geschillen zijn ontstaan, want zij verschenen daarover te Helmond voor de ordinaris-raden van Brabant, die daarop, na hen te hebben gehoord, de navolgende zetting of omslag voor die belastingen vaststelde : 1609 2 November. Verbael, ghehouden binnen der stadt van Helmont den 2 November 1609, coram dominis Canis et de Werdt, raeden, ende den secretaris Buschere, alle ordinarissen van den Raede van Brabant. Sijn gecompareert Jonker Godart Oudart, heer tot Rixtel etc., Jonker Joris van Eijnhouts, Jonker Peeter van Eijck, Jonker Geerart van Eijck, Jonker Joseph de Deckere, meester Thomas Pauli, schouthent, Willem Michielsen, president, Peeter van Cauwenberch ende Dirck van Duijnhoven, scheepenen, Henrick Verbeeck, secretaris, Adam Arts, Ansam Anthonis, Peeter Thomas, Willem van Duynhoven, Geerart Henrix, Peeter Pauwels, meester Jacop Henrix, Cornelis van Croij, Leenart Peeters, Marcelis Ariens, Anthonis Cocx, Roeloff Jacops, Jan Fransen, Lodewijck Cornelis, Jacop Alarts, Joost Reijnders, Peeter Cornelis, Willem Jan Sijmons, Hendrick Lamberts, Huybrecht Jansen, Jan Joosten, Marcelis Steevens, Jan Goorts, Aert Jacops, Jacop Aerts, Henrick Wijnants, Hendrick Maes, Willem Jan Martens, Peeter Goijaerts, Aert Walravens, Jan Aerts, Joest Aerts, Herman Cornelis, Joest Bertkens, Mathijs Bertkens, Dirck Henricx, Dirck Roeffen, Aert Laureijnsen, Arien Wilberts, Alaert Rutten, Jan Arien Goyaerts, Marten Willems, Willem Aerts, Henrick Jacobs, Willem Henrix,Jan Mathijssen, Goyaert Jansen, Goyaert Willems, Geijsbert Goyaerts, Thomas Dirckx, Thomas Aerts, Hendrick  166 titel werd ook nog bepaald op welke wijze de verzoening moest plaats hebben: en wel als volgt: „De manieren van moetsoen te doen sal zijn, dat diegeene, die den nederslagh gedaen heeft, naer dem hy met die weduwe ende kinderen oft vrunden van de soenpenningen ende vergeldinge van hun verlies ende schade is overkommen, opentlijck met den blooten hoofde in de kercke moet kommen, hebbende een stroohalm in de handt ende aldaer aen de kinder van den aflyvigen oft andere moetsoeners eenen voetval doen ende Oodt ende die kinderen ofte vrunden bidden om vergiffenis ter liefden van het bitter lyden ons Heeren Jesu Christi ende dat sy hem willen doen een teycken van bermhertigheyt, dewelcke sy alsdan doen, hem gevende die handt ende hem opheffende oft heetende opstaen." Iets soortgelyks werd in de Meierysche zoenuitspraken gewoonlijk voorgeschreven en kwam ook voor in de Costumen der dorpe ende hooftbancke van Deurne bij Antwerpen (J- B. Christijn Brabandts recht II p. 312). Over den vrede en de zoen zie men voorts nog Mr. Dr. K. Frederiks Het Oud-Nederlandsch Strafrecht I p. 279—340. DRUKFOUTEN: p. 61 8e r. v. o. staat: Comtes lees: Comptes te Brussel. „ 120 6e „ „ „ „ Katholieken lees: Katholieken. „127 le „ „ „ „ parocialem „ parochialem.  Register van personen en zaken. A Ackersdyck p. 106 Aelberts 24, 151 Aerle van 140 Ambtenaren 12 Asten van 57 Auraerie d' 98, 101, 6, 9. B Bac 129 Badon Ghyben 134 Barre de la 134 Beautnondt van 66, 7 Beelaerts 139 Berkers 106, 11, 58 Berlaer van 32 Berot 66 Beschrijving van Rixtel 7—12 Berthout van 32 Beryers 109 Beugen van 85 Beughein van 152 Beukelaer de 135 Binderen abdij van 7, 121 Blanckaert 16, 7 Blokhuis 13 Blonde de 135 Bois du, gezegd van den Bossche 90 Borchgrave de 135 Borman 75 Borremans 90 Bots 109, 110 Boxmeer van 18, 163 Brabant de 135 Brecht van 86, 137 Bree van 67, 70, 1 Broederschap van St. Margriet 119, 27 Broekgronden 36 Broers 157 Bruheze van 56, 164 Brun 64, 5 Buschere 158 D Deckere de 158 Delden van 89 Didradis 113 Dierquens 22 Diert 111 Dilft van der 135 Dobbelsteen van 119, 36 Donckers 21, 152 Dongelberge de 66, 86, 7, 9, 90, 1, 2, 5, 137, 44 Douvrin de 86, 137 Draeck 17, 93, 4, 5, 6, 7,8,100,1,3,11 Driel van 129 Duynhoven van 118, 58 Dykhoff 110 E Eem van der 113, 36, 41 Egmond van 14, 8, 113 Elen van 62 Enckevoirt van 143 Er/secretariaat 18 Erp van 75 Esser 16 Eyck van 7, 8, 12, 4, 5, 8, 56, 7, 79. 86, 158 Eycken van der 136, 41, 2 Eyndhouts van 150, 8, 63, 4 F Fleru van 164 Flodorp van 126 Floreff e abdij van 7, 113, 4, 8, 24, 27 Fourneau de 132 Fritsen 110  G Gans 121 Gemeente de (gemeentegrond) 23, 37 Gemert van 56, 7 Gemert, de Heer van 25, 36 Gerwen van 7, 149, 50, 7 Ghent van 61, 4, 80, 1, 2, 144 Goirle van 129 Gommers 157 Gottignies de 137 Gruit de 55 Gruyters 17 Gualtheri 101, 3, 9 Guldenhuis 8, 74 H HaardteUingen 9, 10, 1 Haer van der 92 Haisbain de 74, 9 Halma!e van 85, 136 Ham van 152 Hambroek van 85, 143 Handel 10 Happaert 137 Hartongh 93 Haucx 63 Hee de 85 Heerlijkheid de 58 Heessel van 19, 20, 1, 88 Helmond de Heer van 30, 4, 57, 88, 102, 9 •Hendrix 14 Herlaer van 75, 81, 129 Heuvel van den 133 Heym 31, 4 Hoekers 111 Hoengen van genaamd Wassenberg 136, 7, 9, 40, 3, 4 Hoeven 157 Hohenlohe van 118 Homberg van 112, 3 Hooreman 125 Houts 17 II Hoves de 137 Hubert 16 Huis van Rixtel 74 Huybers 17 Huysman 97 fachtrecht 101, 44 Jorems 89 C en K Canis 158 Kanneman 101, 8, 11 Kannen lust 9, 110 Kapel 8 Capellen van der 58 Cassemajor 93 Catz 91 Celen 57 Keppel Fox van 17 Kerk van Aarle 125, 6 „ „ Helmond 71, 114 „ „ Rixtel 7, 9, 113. Kessel van 21 Chesterfield 73 Clement 106 Cocq le 137 Cocx 118, 58 Coeverinx 19 Comans 15 Communale grond 23, 37 Coninx 7, 85, 8, 9, 119, 50, 8 Coolen 140, 3 Cortenbach van 57, 136, 40, 1, 2, 3 Coutereau de 14, 5 Couwenberg van 14, 93, 119, 20. 58 Coyart 23 Crabeels 114 Cranenbroeck van 150, 1, 2 Cremers 15, 6, 7 Creux du 80 Criekenbeek 163 Croy van 158  III L Laer van de 140 Leek van der 60 Lede van 129 Leeck van 136, 43 Leefdael van 14, 8, 85, 111, 2, 3 Leempoel 95 Legius 70 Leleu de Wilhem 15, 22 Linden van der 81 Lini de 135 Lintermans 70 Lith van der 17 Losecaat 101 Lovens 21, 2, 88, 94 Louw de 157 Lu die 19 Lus 151 Luytelaer van 14, 5, 151 M Malthezer orde Commanderij de Braake te Alphen bij Breda 130—133 Hoeve te Rixtel 7, 9, 127 en vlgd. Marselaer van 89 Megen Graven van 128, 30 Merwen van 136, 41 Meulen van der 87, 90, 1, 3, 4, 110 Minnebeeck van 67, 70 Molemakers 111, 2 Monicx 163 Musch 15 Napoleon I 133 Nassau Philips van 130, 1 Nieuwstadt van 16 Nyevelt van 81 O Ommeren van 111 Ophem van 60 Osch van 16 Oudart familie 87 61, 2, 4, 5, 6, 7,8,9, 70, 1, 2, 80, 1, 2, 3, 5, 6, 7, 109, 14, 5, 35, 6, 7, 8, 9, 40, 1, 2, 3, 4, 58 Overbrugge adellijk huis te 7, 18 P Panhuys van 66, 7 Pauwels 143 Pieck van Tienhoven 145 Plaines de 86 Platea de 27 Poelgeest van 81, 3, 5, 136, 9, 41, 2 Poirters 25, 151, 2 Polanen van.60 Poorter de 112 Porte de la 130 Pro ij en van 15, 6 R Raesfeld van 64 Ragay 16 Raveschot van 135 Rechem van 135 Reynbouts van 89, 90 Ringler 94 Rixtel van 75 Roeffen 157 Roisvelt 135 Roover de 58, 9, 61, 74, 5, 6, 7, 8, 9, 149 Rotselaer de 74 Rovers 109 Roy van 118 Ruyter de 66, 7 Ryderius 110 Rijswijck van 86, 9, 90, 2 Rijt van der 137 S Sampsons 164 Schenarts 21 Schoot van der 56 Seevrancx 87, 92 -  Sieben 106 Slotje het 9, 149 Smans 75 Spee 152 Steelant van 89, 91, 137 Stegen van der 139 Steenwech 57 Stiphout van 19 Straelen van 85 Swaef de 25 Swilde (de Wilde) 135, 8 S winkels 17 T Tachtigiarige oorlog 153 • Tempeliers de 7, 9, 128 Thaye 136 Thooft 93 Tombe des 125 V Veehuys van den 19 Verbeeck 88, 9, 93, 4, 134, 58 Verhoysen 126' Verster 15 Villegas van 90 Vischrecht 101, 44 IV Vits 86 Vladeracken van 12, 4 Vogels 157 Voorpoting recht van 144 Vulpez 129 Vijffeijken van de 51, 143, 65 W Walraven, 121, 2, 6 Weder de 57 Werdt de 158 Wesemale de 135 Wicquefort 74 Wilde de 135, 8 Willemaers 118 Winkel 16 Witt de 72, 3 Wittham van 60 Wijf f li et van 144 Wygaers 100 Wijnbergen van 89 Z Zeelst het goed 75 Zetting der beden en verpondingen 158 Zoenuitspraak 160 Zutphen van 152, 63.     I