562 PRIJSVRAAGlf/OOR E ENGE B OU WD ER RIJKS*ACADEM IE VAN BEELDEN DE KU NSTEN TE AMSTERDAM 2470 5755 E PRIJSVRAAG VOOR EEN GEBOUW DER RIJKSACADEMIE VAN BEELDENDE KUNSTEN TE AMSTERDAM JURY.RAPPORT PRIJSVRAAG voor een GEBOUW DER RIJKSACADEMIE VAN BEELDENDE KUNSTEN TE AMSTERDAM JURYRAPPORT VOORWOORD. T) IJ haar inleiding tot het programma van eischen betreffende deze prijsvraag, deed de Jury vol ver* trouwen een beroep op de medewerking van de Neder» landsche architecten. Zij bracht daarbij naar voren, dat het voor hen een voldoening genoemd mocht worden, dat voor het nieuwe gebouw der Rijks*Academie een openbare prijsvraag werd uitgeschreven, waardoor de mogelijkheid geopend werd de uitvoering van een zeer belangrijk Rijksbouwwerk in handen van den parti* culieren architect te stellen, en dat daarin tevens zou zijn opgesloten een tegemoetkoming aan een sedert langen tijd, bij herhaling en met aandrang uitgesproken verlangen der bouwkundige vereenigingen hier te lande. Met voldoening dan ook kan worden geconstateerd, dat deze prijsvraag zich de belangstelling der Neder= landsche architecten heeft weten te verwerven, getuige de daaraan in zoo ruime mate verleende medewerking, die te beschouwen is als een bewijs, dat voornoemd verlangen dier vereenigingen op deugdelijken grond steunde. 4 Bij deze prijsvraag toch is er, over het geheel genomen, alle aanleiding om waardeering uit te spreken over de verkregen resultaten. Niet alleen is het groote aantal van honderd en veertien medewerkers bereid gevonden zich aan de studie van het gevraagde monumentale bouwwerk te wijden, (een gelegenheid die in den regel in ons land slechts aan enkele bevoorrechten, en dan nog als hooge uitzondering, in hun practijk geboden wordt), uit de ingekomen projecten blijkt daarenboven, dat die studie door velen der inzenders met ernst en toewijding is ter hand genomen, en met min of meer succes ten einde gebracht. Dit valt te meer te waardeeren, wanneer in aanmerking worden genomen het gewicht en de niet te ontkennen moeilijkheden aan de practische, zoowel als de aesthe* tische oplossing van het probleem verbonden, waartoe buitendien nog het noodige studiemateriaal in ons land feitelijk ontbreekt. En waar, naar het oordeel der Jury, in den vóórwedstrijd tien inzenders in aanmerking konden komen voor de onderscheiding in het programma ter beschikking gesteld, en uit die tien vijf tot den eindwedstrijd konden wórden toegelaten, met het gewenschte resultaat dat een van hen waardig werd geacht in dezen prijskamp te worden bekroond, en diens ontwerp ter uitvoering aan de Regeering kon worden voorgedragen, daar is alle aanleiding tot verheugenis over het welslagen van deze door de Nederlandsche Regeering gewenschte, eerste proefneming om den particulieren architect in de gelegenheid te stellen zijn beste krachten te wijden aan de studie en de tot*stand«koming van een open* baar bouwwerk van groote beteekenis. 5 SAMENSTELLING DER JURY. IN de samenstelling der Jury is geen verandering gebracht, zoodat die bleef zooals in het programma is vermeld, n.1.: Prof. Dr. A. J. der Kinderen, Hoogleeraar»Directeur van de Rijks*Academie, Voorzitter. Prof. J. Bronner, Hoogleeraar aan de Rijks*Academie. Prof. Jhr. Dr. J. Six, Hoogleeraar aan de Rijks*Academie. Dr. H. P. Berlage, Architect. A. W. Bos, Directeur der Publieke Werken der Ge* meente Amsterdam. R. N. Roland Holst, Kunstschilder. Jos. Th. J. Cuypers, c. b i. Architect. Dr. Jan Kalf, Secretaris der Monumenten*Commissie, J. Gratama, b. i. Architect. J. Limburg, b. i. Architect. Paul J. de Jongh, Architect, Secretaris. INZENDING IN DEN VOORWED* STRIJD. P den in het programma vastgestelden datum van lé Juli 1917, waren 114 ontwerpen ingekomen, onder de volgende motto's: 1. R. A. met Amsterd. 7. Athena. 4. Mens agitat molem. 11. R. A. A B. K.(vignet). 5. Jacob van Campen. 12. Symetrie. 2. Leo. 3. Helena. wapen (vignet). 8. Assa. 9. A. Z. (in cirkel). 10. F.F.F. v 6. Adelheid. 13. U. S. A. 6 14. 2 Maart 1886. 14a. Marcel. 15. Iktinos. 16. Fraktijk (vignet). 17. Strijdt met beleid (id.) 18. Wapen van Amster* dam (geteekend). 19. Pax. 20. Academie du Royaume. 21. Noorderlicht. 22. 1917. 23. Amstelodamum. 24. Onbekende • arbeid. 25. W. O. (monogram). 26. Hareit. 27. Amestella. 28. R. S. 29. Modus vivendisemen est architecturae cul» tura modus ordon; nandi scribendi ta* men non aedihcandi. 30. Ordenen. 31. XL. 32. Ideaal. 33. M. H. 34. X, Z. 35. Amsterdam. 36. R. A. 37. Kompajet. 38. Noordelijke Neder* landen. 39. Lage Landen. 40. Amsterdamsch wapen, waarboven ster (ge* teekend). 41. Duo. 42. Vivat Academia. 43. Ars una. 44. Academos. 45. Schets. 46. Centralisatie. 47. St. Lucas. 48. De schoone jacht. 49. Ne Jupiter quidem omnibus. 50. Parabolische spiegel (geteekend). 51. Noordlicht. 52. Na den wereldoorlog. 53. Ida. 54. In Amstelstad. 55. Andante. 56. Arti. 57. Tusschen Amstel en Schinkel. 58. Fugit hora. 59. Licht. A. 60. A. B. K. K. 61. Non confractus. non divisus. 62. Amsterdam Zuid. 63. P. R. A. B. K. 4» 7 64. Inkt. 89. Noorderlicht. 65. Ad finem. 90. Grondplan. 66. Addio. 91. Psyche. 67. De tijd hare kunst, de 92. Zuid. kunst hare vrijheid. 93. Sint Lucas. 68. A. V. B. K. in cirkel. 94. Nulla dies sine linea. 69. Holland. 95. Centrum. 70. Twee driehoeken in 96. S. P. Q. A. cirkel (geteekend). 97. In A'dam Zuid. 71. 1914—1917. 98. C. R. A. V. B. K. A. 72. X. 99. Res, non verba. 73. Groot Amsterdam. 100. Te weinig tijd. 74. Epictetus. 101. De bruid der mate' 75. Arti addicta. rie (vignet). 76. X. 102. Maximum in mini* 77. Y. mum. 78. Z. 103. Zuid. 79. Elk vogeltje . . . enz. 104. Academiegebouw. 80. Herleving. 105. Pallas. 81. Cosi. 106. Driehoek in twee cir* 82. Eenvoud. kels (geteekend). 83. VI. 107. Y in cirkel (geteek.). 84. A. B. K. (monogram 108. Doet nuttig werk. in ruit). 109. Boeddha. 85. 2 X a: z + 1 op het 110. B. H. R. A. M. Noorden. 111. Incipit vita nova. 86. Hanny. 112. Mars. 87. Hellas. 113. Harmonie. 88. Homo, 8 RAPPORT OMTRENT DEN VOOR* WEDSTRIJD. BIJ de nadere bespreking der ontwerpen valt, zoo* als bij zulk een ruime mededinging aan een wed* strijd van dezen omvang te verwachten is, over het alge* meen op te" merken, dat nog een vrij groot aantal inzenders hebben blijk gegeven, dat het onderwerp der prijsvraag in meer of mindere mate boven hun krachten ging, en zij niet bij machte waren het vraag* stuk tot een oplossing te brengen, die aan redelijk gestelde eischen kon beantwoorden. Onmiddellijk echter kan hiertegenover worden gesteld, dat vele inzenders de beteekenis van het programma, voor* zoover betreft de eischen van den dienst der Academie, goed begrepen hebben, en dat hun ontwerpen getuigen van een ernstig zoeken naar de juiste oplossing om die eischen zooveel mogelijk tot hun recht te doen komen in de dispositie der drie hoofdgroepen: a. de lokaliteiten, welke door een ruimer publiek bezocht worden; b. de lokaliteiten voor het avondonderwijs bestemd; c. de lokaliteiten, die uitsluitend voor het dagonderwijs zijn aangewezen, en die dus wel de voornaamste afdeeling van het academisch onderwijs vormen; deze afdeeling toch heeft, niet alleen ten aanzien harer ligging, maar vooral ook van de dag* verlichting der werklokalen, aan hooggestelde eischen te beantwoorden. Op de hiervoren bedoelde hoofdgroepeering en de wijze waarop deze architectonisch was opgelost, is bij de beoordeeling der plannen door de Jury in hoofd* zaak gelet, zonder dat zij zich in dezen vóórwedstrijd uit den aard der zaak al te zeer is gaan begeven in V 9 de beschouwing van de kleinere onderdeden, of althans de gebreken daarin aangetroffen, te zwaar heeft laten wegen. Het programma van eischen bracht feitelijk geen sterk sprekend moment voor het plan naar voren; bij verschei* dene ontwerpen is daartoe de hal met trappenaanleg ge* kozen, bij vele anderen zijn de beeldenzalen als zoodanig in aanmerking genomen, wat voor beide gevallen juist kan zijn, mits overdrijving worde vermeden, en zulk een, hoofdmoment in het plan naar buiten ook architectonisch spreekt. Nog moet worden aangemerkt, dat uit betrekke* lijk weinig ontwerpen blijkt, dat de maker zich het plan in zijn opbouw voorgesteld heeft, en zich van de ruimteontwikkeling een duidelijk beeld heeft kunnen vormen; onder de vele ontwerpen, die overigens groote verdiensten hebben, zijn er maar betrekkelijk weinig, waarbij door een juiste groepeering der groote ruimten met hallen en trappen de ontwikkeling van het interieur in alle opzichten blijkt overwogen. Ten aanzien van de architectuur der gevelontwerpen, valt in het algemeen te zeggen, dat de waarde daarvan is gebleven beneden de verdiensten, die uit de platte* gronden spreken. In het bijzonder treft het groote verschil in opvatting hoe voor dit gebouw zijn be* stemming voor het hooger kunstonderwijs moest wor* den uitgedrukt: eenerzijds een zucht naar grooten, massalen opbouw, een openbaring van luister, van over* daad dikwijls, die vooral zich uitte in een overdadigen toren* en koepelbouw, waartegen in het programma gewaarschuwd was; anderzijds een prijzenswaardig streven naar strengheid, naar rust en eenvoud, vaak echter bij het dorre af. En in de vormgeving: de groote verscheidenheid. 10 -welke het kenmerk vormt van den ontwikkelingsgang der architectuur in onzen tijd. Afgescheiden daarvan valt in vele gevelontwerpen te waardeeren de wijze waarop de ontwerpers er in geslaagd '■zijn het gestelde vraagstuk ook in aesthetischen zin be* vredigend op te lossen, en daarbij tevens in voldoende mate in aanmerking genomen hebben de groote beteeke* nis die aan den pleingevel als afsluiting van een belang= rijk stadsbeeld in het uitbreidingsplan*Zuid moet worden toegekend. Door de Jury vervolgens is, voorzoover dit in den vóórwedstrijd reeds mogelijk was, nagegaan in hoeverre door inzenders rekening was gehouden met het bedrag der bouwsom in het programma genoemd. In dit verband valt op te merken, dat blijkbaar vele inzenders zich bewust zijn geweest, dat hier beperking was opgelegd, en dat inzendingen waarbij met die voorwaarde absoluut geen rekening was gehouden, en die door inkrimping der plannen zonder prijsgeven der grondgedachte, niet tot vereenvoudiging zouden zijn te brengen, betrekkelijk weinig in aantal zijn. Voorts kunnen nog de volgende algemeene bemer* kingen gelden: bij verschillende ontwerpen is over* schrijding der gestelde terreingrenzen, en in sommige gevallen een wat al te vrij gebruik van de in het programma toegelaten speling in de maatbepaling van diverse lokaliteiten opgemerkt. Deze afwijkingen die voor ontwerpers geenerlei voordeel brachten, zijn echter door de Jury niet als van zoo ernstigen aard beschouwd, dat, althans in den vóórwêdstrijd, uit* sluiting van verdere beoordeeling zou moeten volgen. Geconstateerd is voorts, dat bij enkele ontwerpen het terrein grooter geteekend was dan in het programma staat vermeld; de verklaring hiervan door inzenders 11 gegeven, dat deze afwijking in hoofdzaak een gevolg is van het rekken van het papier bij het opspannen der teekeningen, werd door de Jury aanvaard. Het heeft ten slotte de aandacht getrokken, dat betrekkelijk weinig mededingers bij de verzorging hunner inzending blijk gaven de bedoeling van een vóórwedstrijd te hebben begrepen. Waar het programma een schetsmatige behandeling der teekeningen toeliet, wekt het verwondering, dat nog zoo weinig inzenders werkelijk scnefcs*ontwerpen geleverd hebben, en nog zoo velen gekomen zijn tot een uitvoerige afwerking hun» ner teekeningen. Hiermede kwam het voordeel eener gesplitste prijsvraag ten deele te vervallen, waarbij toch beoogd wordt aan inzenders in den vóórwedstrijd omvangrijk werk zooveel mogelijk te besparen. Door de hiervoren in groote trekken gegeven over* wegingen geleid, heeft de Jury de beoordeeling ter hand genomen, en is begonnen met de eerste schifting der ontwerpen, waartoe in eerste instantie behoorden die ontwerpen, welke met algemeene stemmen zouden worden afgewezen; bij deze stemming werden terzijde gesteld de nummers: 9, 14, 14a, 16, 17, 30, 41, 47, 53, 56, 65, 66, 68, 70, 71, 82, 85, 93, 94, 100, 106, 108, 109 en 110. Een tweede groep, feitel^k nog tot deze eerste schif* ting behoorende, omvattende ontwerpen, waarin wel* iswaar de Jury enkele goede hoedanigheden mocht aantreffen, maar niet in die mate, dat zij voor verdere beschouwing in aanmerking konden komen, werd bij meerderheid van stemmen gevormd door de nummers: 4, 5, 6, 8, 12, 13, 19, 20, 22, 23, 27, 29, 33, 34, 40, 12 42, 45, 51, 52, 57, 58, 59, 69, 79, 80, 89, 90, 95, 103, 104, 105 en 107. Tot de tweede schifting behoorden die ontwerpen, die op zich zelf wel verdienste hadden, maar bij nadere beschouwing niet in voldoende mate om tot het aan* tal te behooren, waaruit de eindkeuze zou worden gemaakt. Bij deze schifting vielen bij meerderheid van stemmen uit de nummers: 1, 2, 3, 11, 15, 18,21,25, 28, 31, 32, 35, 36, 38, 44, 48, 50, 54, 55, 60, 61, 64, 67^ 72, 75, 76, 77, 84, 86, 87, 91, 92, 96, 97, 98, 99, 111 en 113, zoodat na deze stemming voorde derde schifting overbleven de nummers: 7(11), 10(7), 24(8), 26(7), 37(10), 39(11), 43(8), 46(7), 49 (10), 62 (9;, 63 (10), 73 (10), 74(11), 78 (6), 81 (8), 83 (11), 88 (11), 101(9), 102(7) en 112(6). Het cijfer tusschen twee haakjes achter elk volgnummer geeft aan het aantal van de elf uitgebrachte stemmen, waarmee de inzen* dingen in de laatste groep zijn geplaatst geworden. Uit deze twintig ontwerpen werd bij stemming met gesloten briefjes eerst de keuze gemaakt van vijf ont* werpen, waarvan de inzenders zouden worden toege* laten tot den eindwedstrijd. Het resultaat van deze stemming is dat gekozen werden: No. 39. Lage Landen, met algemeene stemmen. No. 49. Ne Jupiter quidem omnibus, id. id. No. 83. VI, id. id. No. 7. Athena, met acht stemmeij. No. 73. Groot Amsterdam, met zeven stemmen. Aan elk dezer inzendingen werd een premie van ƒ 1000.— toegekend, met toelating tot den eindwedstrijd. Vervolgens kwamen mede voor een premie van/1000.— in aanmerking: No. 37. Kompakt, met zeven stemmen. V 13 No. 62. Amsterdam Zuid, met negen stemmen. No. 63. P. R. A. B. K., met zes stemmen. No. 74. Epictetus, met negen stemmen. No. 81. Cosi, met zeven stemmen. Als inzenders dezer gepremiëeerde ontwerpen heb* ben zich onderscheidelijk bekend gemaakt de heeren: Meischke en Schmidt, architecten te Rotterdam. J. Crouwel Jr., architect te 's»Gravenhage. H. F. Mertens b. i. te Arnhem. Heineke en Kuipers, architecten te Amsterdam. H. Bijlard, architect te Utrecht, met als medewerker Th. J. Taen te Amsterdam. Nadat de ontwerpen gedurende drie dagen voor de leden der Jury ter bestudeering waren tentoongesteld geweest, hebben de besprekingen en de stemmingen, die vijf dagen in beslag namen, plaats gehad; de Jury was steeds voltallig daarbij tegenwoordig. T)e voorbereiding van het rapport werd opgedragen aan den Secretaris, onder medewerking van de heeren Six en Oratama, die samen de commissie van redactie vormden. Ter voldoening aan het voorschrift van het programma, vol gen hieronder de gedérailleerde beschouwingen over de ontwerpen der laatste schifting, en vervolgens nog een beknopt overzicht van enkele der voornaamste aanteekeningen door de Jury op de ontwerpen van de tweede schifting gemaakt. Bij de Jury bestond geen aanleiding dit overzicht ook uit te strekken over de ontwerpen der eerste schifting, hoewel zij gaarne erkent, goede kwaliteiten in de planoplossing van de nummers 8, 33, 42, 51, 57, 58, 79, 103 en 105, en in het gevel» ontwerp van de nummers 6, 13, 19, 40, 90 en 104, te hebben mogen aantreffen. 14 Met de ontwerpen der twééde schifting beginnende, kan het volgende worden gerapporteerd: No. 1. R. A. met Amst. wapen (vignet). De lokaliteiten voor het publiek zijn goed gegroepeerd, de werklokalen echter te ver gelegen, en, bij gémis aan verbinding in het midden van het gebouw, niet gemak* kelijk bereikbaar; de lokalen voor avondteekenen liggen te ver van den ingang. Er is overdaad in de ruimte aan hal en trappen gegeven, wat wel het meest uitkomt op de eerste verdieping; de ligging der hoofdtrap isoverigens goed, de neventrappen zijn in het plan goed verdeeld. De plaatsing van het gebouw op de grens aan de waterzijde, brengt mede, dat de zich reflecteerende gevel een al te massaal effect zal verkrijgen; voorgrond aan die zijde is wel gewenscht. De gevel aan het plein is goed van verdeeling en van verhouding der lichtopeningen; de beeldenzalen zijn niet als een eenheid in den gevel tot uitdrukking gekomen. No. 2. Leo. Een beknopt plan, dat veel tuinoppervlak beschikbaar laat; de lokalen voor het publiek, en die voor het on* derwijs zijn op gunstige wijze gescheiden, de voorvesti* bule is te ondiep; de hal mist ruimtewerking; de werk* lokalen zijn goed gelegen. De gevel is voornamelijk in de tusschenpartijen vrij saai, er is te veel opening; de middenbouw heeft enkele goe*= de elementen. No. 3. Helena. De lokalen voor het publiek en de academie zijn te zeer vermengd; de ligging der werklokalen is, wat betreft den 15 lichtinval, niet gunstig; de voordrachtzalen zijn voor het doel te ver gelegen; de gangen zijn onvoldoende verlicht ; de verbinding tusschen vóór- en achterbouw is opde eerste verdieping verbroken, wat een nadeel is voor den dienst. De aanleg van de hal met trappen is ruim. van opzet en vormt met de beeldenzalen een goed geheel ; op de eerste verdieping echter wordt deze ruime dispositie door de ligging der tentoonstellingszaal ge» schaad. Bij de samenstelling van dit plan is blijkbaar rekening gehouden met het te verkrijgen aspect van den gevel aan de noordzijde, ten koste echter van de ateliers die aan die zijde hun plaats opeischen. Het gevelontwerp is vrij goed van hoofdverdeeling, de middenpartij echter mist eenheid, de groote lichtvlakken in de tusschenpartijen der eerste verdieping, worden in, het plan niet terug gevonden, en zijn door de daar gelegen lokalen niet gemotiveerd. No. 11. R.A. J. B. K. (vignet). Een beknopt plan met goede hoofdgroepeering; de werk* lokalen zijn gunstig gelegen en verlicht; enkele gang* gedeelten, en twee zalen naast de hal, zijn onvoldoende verlicht; de reserve*teekenzalen achter de hoofdtrap zijn geheel van daglicht verstoken. De verdeeling der trap» pen is goed. De architectuur van den pleingevel is te veel gedétail* leerd, en mist daardoor rust; de koepel blijft zonder functie en is buitendien niet mooi van vorm. No. 15. Iktinos. De verdeeling der hoofdgroepen is goed; de vorm der beeldenzalen is niet mooi; de ligging der tentoonstellings* 16 zalen op het eerste bordes zal bij talrijk bezoek be* zwaren opleveren. De werklokalen zijn goed gelegen; de administratie en de daarbij behoorende wachtkamer liggen te ver van elkaar. De dispositie van de hal met hoofdtrap is goed, maar wat al te ruim opgevat. Het gevelontwerp heeft geen groote verdiensten; de lichtverdeeling is vrij dor; de boogvormen vallen uit het karakter van het geheel; de koepel boveri de beeldenzalen heeft geen functie, wat vooral blijkt uit het plan der eerste verdieping. No. 18. Wapen van Amsterdam, (geteekend.) De beeldenzalen en tentoonstellingszalen vormen een mooi geheel, en zijn van monumentalen opzet, waaruit begrip van een goede ruimteontwikkeling spreekt; de lokalen voor het publiek bestemd, zijn over 't algemeen goed gerangschikt; toch is dit plan voor den dienst al te ingewikkeld geworden en is daarin aan gangen te veel ruimte verspild. Alleen het licht van de in het midden gelegen werklokalen is goed, de verlichting echter der overige ateliers laat te wenschen over. De architectuur van het gevelontwerp is tamelijk saai, en heeft weinig expressie. No. 2Ï. Noorderlicht. De hoofdgroepeering van dit plan is goed; de in kruis* vorm geprojecteerde hoofdtrap zal op de eerste verdie» ping niet mooi doen; evenmin de vorm en de aanleg der tentoonstellingszaal met kabinetten; deze laatste zijn ongunstig verlicht; de neventrappen zijn in het plan goed verdeeld; de werklokalen zijn goed geplaatst; de 17 beeldenzalen zijn in het plan niet tot een mooie archi* tectonische oplossing gebracht De gevel is rustig, maar overigens weinig aantrekkelijk; de dakvorm, vooral die van den middenbouw, is niet mooi. No. 25. W. O. (monogram). Een tamelijk beknopt plan met goede hoofdgroepeering rond een ruimen binnenhof; de werklokalen zijn gunstig gelegen; de aanleg der traphal is wat te breed van opvat» ting; de hoofdtrap met langen lichtwand te gestrekt; de co-^dor*einden zijn niet voldoende verlicht. De waarde van het gevelontwerp is niet evenredig aan die van het plan; de architectuur is onrustig; samenhang in de verschillende partijen wordt gemist. No. 28. R. S. De hoofdgroepeering van het plan is goed; de werk* lokalen zijn gunstig gelegen; de modellenzalen, met het daarachter gelegen complex toiletten en garderobes, liggen niet mooi in het plan en doen afbreuk aan den overigens breeden opzet van ingang en hal ca. De in de lucht hangende verbindingsgangen op de eerste verdieping zullen geen goed effect maken. H et gevelontwerp doet aangenaam aan; de middenbouw is rustig van verdeeling, hoewel te zwaar naar verhou* ding van de overige deelen; de eind partij en zijn als gevel* afsluiting niet opgelost; dekoepelheeftvoorhetintérieur geen functie. 18 No. 31. XL. Het plan heefteen goede hoofd verdeeling; het complex van tentoonstelling* en beeldenzalen is vrij goed gedacht, hoewel eerstgenoemde zaal niet mooi in het plan is gelegen en niet gunstig is verlicht; hier bleef de ruimteontwikke* ling onoverwogen. De werklokalen zijn gunstig gelegen en verlicht; de trappen zijn in het plan op juiste wijze verdeeld; bovenlicht is voor lokalen als raadzaal en administratie niet gewenscht. Het gevelontwerp mist momumentale gedachte, en is droog van indeeling, die is als twee vleugels zonder lichaam. No. 32. Ideaal. Het plan voldoet ten aanzien van de verlichting der ateliers niet aan de eischen van het programma; ten* gevolge toch van het uitbouwen der beeldenzalen tot aan den waterkant, wordt het licht der tusschengelegen werklokalen ernstig geschaad. De tentoonstellingszaal ligt wat afgelegen; de vorm der voordrachtzalen, van twee beeldenzalen en van de raadzaal is al te gerekt. De aanleg van de hal met hoofdtrap is goed. De architectuur van dén gevel is streng gehouden en van een rustig karakter, bij het saaie af. No. 35. Amsterdam. Een beknoptplanmetvrij goede hoofdverdeeling, waarbij de gewenschte scheiding der lokaliteiten voor het publiek en die voor het onderwijs is in acht genomen; de werk* lokalen zijn goed van ligging, van verhouding en van verlichting, De hoofdtrap is niet mooi in de hal ge* 19 legen; de verdeeling der neventrappen is goed; boven* licht is voor de gehoorzaal niet aangenaam; voor het overige is de verlichting der tentoonstellingszalen en der gangen wel bestudeerd. Het gevelontwerp is al te nuchter, en mist architecto= nische gedachte; de beeldenzalen komen in den gevel niet tot uitdrukking; de twee torens boven de studeer» kamers der professoren zijn hier volkomen overbodige elementen. No. 36. R. A. Het plan is goed van opzet, hoewel wat veel kleine binnenplaatsen zijn geprojecteerd; twee kleine hoofd* trappen op de wijze als in dit plan naast elkaar in de hal te plaatsen, is geen gelukkige gedachte; de verdeeling der overige trappen twee aan twee naast elkaar is niet practisch. De dispositie der tentoonstellings* en bibliotheeklokaliteiten is goed; de tentoonstellings* kabinetten hebben slecht licht; de werklokalen zijn gunstig gelegen en goed verlicht; het atelier van den directeur, en het lokaal voor de administratie zijn daarentegen slecht verlicht. Het gevelontwerp is weinig boeiend. No. 38. Noordelijke Nederlanden. De algemeene indeeling van het plan is vrij goed en beknopt; de binnenplaatsen zijn te gerekt van vorm, de aanleg van de hal met hoofdtrap, aansluitend aan de corridors en neventrappen, is mooi opgelost', de ver* lichting van de hal zal niet voldoende zijn; de ingang is wat te benauwd. De werklokalen zijn goed gelegen. 20 De middenpartij van den gevel heeft verdienste; de tusschenpartijen echter doen saai aan; de plaatsing der wapens en beelden is niet mooi van vinding. No. 44. Academos. Een tamelijk goede distributie van het plan. De ten* toonstellingszaal ligt niet mooi in den plattegrond; de beeldenzalen zijn met de vier binnenplaatsen te gerekt van vorm; de werklokalen zijn goed gelegen en gunstig verlicht; de verlichting echter van het atelier van den directeur, en de ateliers o1 is onvoldoendeDe verdeeling der trappen is goed, hoewel een aantal van tien wel overdadig is te noemen. De architectuur van het gevelontwerp is eentonig en van weinig expressie; de middenpartij heeft eenige verdienste, hoewel de hooge opbouw als nutteloos is te beschouwen. No. 48. De schoone jacht. In het plan is te veel ruimte aan de beeldenzalen geof* ferd, en de ligging daarvan een nadeel geworden voor de verlichting der in den voorbouw geplaatste ateliers, waardoor te kort gedaan wordt aan den in het program* ma gestelden eisch van onbelemmerden lichtinval van de noordzijde. Zoowel in het plan als in den gevel is de groote beeldenzaal een te sterk overheerschend en te overdadig moment geworden, buiten alle verhouding tot de overige deelen van den bouw; een koepelbouw van 50 M. hoog, is zeker wel te beschouwen als een voor de Academie nutteloos bouwdeel. Blijkens de toelich* ring heeft de ontwerper van de groote beeldenzaal een sterk sprekend motief willen maken, dat den geheelen om* 21 trek overheerscht; daargelaten nog dat de architectonische vormgeving van dat motief te zwaar is en distinctie mist, berust de overheersching, waarnaar gestreefd is, voor het onderhavige vraagstuk op een onjuist inzicht. Voor het overige valt nog op te merken, dat in het plan de lokaliteiten voor het publiek over het algemeen vrij gunstig zijn geplaatst; de tentoonstellingszaal ligt echter wat afgelegen. Op de eerste verdieping zijn vóór* en achterbouw gescheiden, zeer ten nadeele van den van het gebouw te vragen dienst. No. 50. Parabolische spiegel, (geteekend) In het plan is aan zalen, gangen, enz. een gezocht* onregelmatigen en onlogischen vorm gegeven; de be* teekenis van deze onregelmatigheid is niet duidelijk, en wordt door „den ontwerper niet toegelicht. De werk* lokalen zijn slecht gelegen, en ondervinden onge* wenschte lichtbelemmering door den grooten midden» bouw. De hoofdtrap en de neventrappen liggen niet mooi in de halruimten; de gangen zijn over het alge* meen onvoldoende verlicht. Het gevelontwerp is pre* tentieus, en biedt bij nadere beschouwing weinig aan* trekkelijks; het heeft een meer tijdelijk karakter, en is allerminst geëigend voor een Academie van beeldende kunsten. No. 54. In Amstelstad. De hoofdgroepeering in het plan is goed; de trappen zijn regelmatig verdeeld; over het algemeen is te veel ruimte aan gangen opgeofferd; de werklokalen zijn goed gelegen. De beeldenzalen zijn niet schoon van ver* 22 houding; de verzameling zal verdeeld zijn over vijf zalen, wat in strijd is met het programma, dat ten hoogste drie toelaat. De gevel is in hoofdverdeeling goed, van ernstig maar tamelijk nuchter karakter; de variante levert daarop weinig variatie, alleen eenig streven naar meer verticale lijnen. No. 55. Andante. De ligging der groote zalen is goed; de trappenaanleg is niet mooi, en wat al te ruim opgevat; enkele gangein* den zijn onvoldoende verlicht. De werklokalen zijn gunstig geplaatst; op de eerste verdieping zijn diverse aan binnenplaatsen gelegen ateliers ongunstig verlicht. De groep lokalen voor avondteekenen is niet mooi van indeeling. De gevelarchitectuur is rustig, maar eentonig; het ontwerp geeft niet den indruk van een gebouw be« stemd voor het onderwijs der schoone kunsten. A No. 60. A B K. K. De groepeering der voornaamste lokaliteiten heeft verdienste; te veel ruimte echter is in het plan geofferd aan hal en gangen. De ligging der ateliers aan de binnentuinen verdient, met het oog op den vereischten onbelemmerden lichtinval, afkeuring. De architectuur van het gevelontwerp biedt weinig aantrekkelijks; de beeldhouwwerken zijn op onaesthetische wijze daarin gebracht. 23 No. 61. Non confractus, non divisus. Een beknopt plan met vrij goede hoofd verdeeling; niet fraai is het uitloopen van de groote hal op een com< plex toiletten. De beeldenzalen liggen in dezen platte» grond te veel buiten den hal«aanleg; de werklokalen zijn goed van ligging en gunstig verlicht; het atelier van den directeur boven de hal der eerste verdieping is slecht gelegen. Het gevelontwerp biedt een weinigzeggende architec* tuur; de middenpartij bleef ondergeschikt en is te veel gedetailleerd; de uitsprongen in de vleugels zijn niet mooi opgelost. No. 64. Inkt In den vóórbouw een tamelijk gebrekkig plan; de middengroep van den beganen grond is niet mooi van aanleg en sluit een gunstige ruimteontwikkeling uit; door de plaatsing der beeldenzalen in de eindvleugels is echter een mooi voorplein ontstaan. De ateliers zijn in hun verlichting ernstig belemmerd door de uitbou= wen in den tuin. Het gevelontwerp is weinig aantrekkelijk en biedt een vrij dorre architectuur, die aesthetisch niet beantwoordt aan het overigens niet onjuist gestelde karakter, dat de ontwerper zich blijkens zijn toelichting heeft gedacht: „het gebouw is daarom in een gesloten karakter ontwor» pen, als een zwijgende, in zich gekeerde dominant in het gewoel". No. 67. De tijd hare kunst, de kunst hare vrijheid. Dit plan is af te keuren om de dispositie van de midden» 24 groep, waardoor een slechte verlichting der werklokalen is ontstaan; de beeldenzalen in die groep zijn ove» rigens mooi van aanleg; de ligging der andere voor* naamste lokalen is goed. De hal ter hoogte van 42 M. is van zeer ongunstige werking; de verdeeling der trappen is onvoldoende. Het ontwerp van den gevel bevat enkele goede ele* menten; de al te drukke middenbouw met toren is hiervan uitgezonderd; de aansluiting van den toren» bouw met het dak is slecht opgelost; de architectuur mist eenheid, en doet in niets denken aan de bestem» ming van het academiegebouw. N" 72. X. Een beknopt plan, waarin de hoofdverdeeling goed is opgezet; de ligging der beeldenzalen is welover» wogen, de verlichting echter minder gunstig; de ruimte der binnenplaatsen rond deze zalen is te beperkt, ook met het oog op de daaraan gelegen lokalen der eerste verdieping. De ateliers zijn goed van aanleg, en naar den eisch verlicht. De plaatsing der trappen is niet practisch, drie groote trappen bij elkaar wijst op een niet»overwogen verdeeling; de twee groote trappen aan den voorgevel hebben weinig nut, en zouden kunnen worden gemist. Het gevelontwerp is niet van groote beteekenis, en ver» toont een vrij drooge architectuur. No. 75. Arti addicta. Het plan met zijn al te lange gangen is te uitgebreid geworden, waardoor de inrichting ongemakkelijk wordt 25 voor den dienst. De middenbouw is saai van aanleg, en daarbij de ruimteontwikkeling niet voldoende over* wogen; de tentoonstelling* en beeldenzalen zijn voor een mooie opstelling te gerekt van vorm; de ligging en verlichting der werklokalen zijn goed; enkele van deze ateliers zijn echter te diep naar verhouding van de breedte; de trappen zijn in het plan goed geplaatst; maar het aantal van negen is te grootDe gevel is in massa goed verdeeld; in de onderverdee* ling echter tamelijk droog; de koepelbouw is niet vol* doende uitgewerkt, en heeft voor het uit* en inwendige geen functieNo. 76. . L Het plan is in hoofdverdeeling vrij goed, er is echter te veel ruimte aan hal en gangen geofferd; de werklokalen zijn gunstig gelegen; de toegangen naar de beeldenzalen, voordrachtzalen, e.d. zijn niet mooi opgelost; eerstge* noemde zalen liggen te ver uit het plan; aan de groep w.c's zijn in de hal een al te belangrijke plaats toegekend. De gevelarchitectuur op zich zelf heeft verdienste; zij vertoont een meer landelijk, dan wel een grootsteedsch karakter, en is zeker niet passend als een afsluiting van een breeden en drukken verkeersweg, en weinig in over* eenstemming met den grootschen aanleg der situatie van het academiegebouw. No. 77, Y. Blijkbaar dezelfde hand als van het vorig ontwerp ; in dit plan liggen de beeldenzalen beter, maar ook hier veel ruimteverspilling aan hal en gangen, die buitendien niet 26 mooi van aanleg zijn. De werklokalen zijn goed gelegen. De voorvestibule ligt met de hal te ver in het gebouw gedrongen, waardoor de bezoekers van de beeldenza* len, raadzaal en administratie weer terug moeten loopen. Voor het gevelontwerp kunnen dezelfde opmerkingen gelden als voor No. 76 zijn gemaakt ,* het karakter van een Academie wordt gemist; de beeldenzalen zijn niet naar waarde opgelost, en doen als werkplaatsen of loodsen aan. No. 84. A. B. K. (monogram in ruit). Het plan is groot van opzet, maar voor den dienst te wijdloopig; de aanleg van de hal is wat te ruim opgevat1 de verdeeling der hoofdgroepen en die der trappen is vrij goed, de werklokalen zijn gunstig gelegen; de beelden* zalen zijn in het plan goed geplaatst, evenzoo de ten* toonstellingszaal en de gehoorzaal op de eerste verdie* ping; op deze verdieping echter wordt de verbinding tus* schen vóór* en achtergebouw gemist, wat voor den dienst een inconvenient is te noemen. De plaatsing van het ge* bouw juist op de noordelijke grens van het terrein, moet als gevolg hebben, dat de zich in het water ref lecteerende gevel, zonder voorgrond, een al te massaal karakter zal verkrijgen. Het gevelontwerp heeft weinig expressie, en doet dor en ouderwets aan; de indruk van „een tempel aan de kunst gewijd", waarnaar blijkens de toelichting is ge* streefd, wordt niet verkregen. No. 86. Hanny. Een beknopt plan met tamelijk goede hoofdgroepee* 27 ring; de uitbouwen aan de noordzijde zullen een be= lemmering opleveren voor den verlangden vrijen licht* inval der werklokalen. De dispositie van de hal, tentoonstellings en beeldenzalen is als ruimteontwikkeling vrij goed begrepen; de verdeeling der trappen is juist. De architectuur van het gevelontwerp is niet zeer belangrijk; de koepelvorm is te zwaar tegenover de vormgeving der gevelpartijen. No. 87. Hellas. De hal met beelden* en tentoonstellingszalen vormen in het plan een mooi geheel, waarvan de dispositie wijst op een goed begrepen ruimteontwikkeling. Het plan echter is te royaal van opvatting, er is daarin te veel ruimte aan gangen en hallen geofferd; de tuin is verbrokkeld; het in het water uitgebouwde terras kan niet worden toegelaten; de ligging der ateliers is over het algemeen goed; de lichtinval echter wordt door den uitbouw, waarin de steenbewerkinglokalen, benadeeld. De trappen zijn niet goed verdeeld, te veel in het midden gehouden. Het gevelontwerp doet eentonig aan; de middenbouw is verbrokkeld; de koepel zal alleen op zeer verren af* stand te zien zijn, en maakt als zoodanig geen deel uit van den voorgevel. No. 91. Psyche. Een beknopt plan, met tamelijk goede hoofd verdeeling; die beknoptheid echter is verkregen door het gebouw een verdieping hooger te maken dan in het programma wordt toegelaten; hierdoor komen verscheidene lokalen 28 hooger te liggen, dan een dienstig gebruik meebrengt ; o.a. liggen de tentoonstellingszalen en de gehoorzaal op de tweede verdieping. De hal met trappenhuis is nuch* ter van aanleg, en toont aan, gezien ook de aansluiting dergangen, dat hieraanhetverkrijgeneenergoede ruimte* ontwikkeling niet in voldoende mate is gedacht. De ligging der beeldenzalen is goed; de werklokalen in de vleugels van den voorbouw zijn ongunstig verlicht, ten gevolge van den voorsprong van den middenbouw'. De architectuur van het gevelontwerp vertoont goede kwaliteiten, maar geeft niet het karakter van een Academie, doet eerder denken aan een eerste klas zakengebouw. No. 92. Zuid. Klaarblijkelijk van dezelfde hand als het vorige ont* werp; het plan is nog beknopter, maar heeft dezelfde fout als het voorgaande, nl. het inbrengen van een verdieping meer dan is toegelaten, waardoor verschei* dene lokalen voor het publiek en voor het onderwijs bestemd op de tweede verdieping zijn ondergebracht, wat zeker geen aanbeveling verdient. De werklokalen zijn overigens goed gelegen; de hal met hoofdtrap is niet mooi van aanleg; de ligging van een dienst* trap onmiddellijk achter de hoofdtrap is niet juist; de gangen zijn over het algemeen niet voldoende verlicht. Voor het gevelontwerp kunnen dezelfde opmerkingen gelden als bij No. 91 gemaakt; hier doen vooral de enorme glaswanden meer denken aan een warenhuis dan aan een gebouw voor hooger kunstonderwijs be* stemd; als rustige afsluiting van het straatbeeld is dit ontwerp zeker niet te aanvaarden. 29 No. 96. S. P. Q. A. In het plan is de groepeering van de hal met beelden* zalen, de lokalen voor architectuurteekenen en voor avondteekenen eenvoudig en practisch opgelost; de werklokalen zijn goed gelegen en gunstig verlicht; de indeeling der eerste verdieping is in hoofdzaak vrij goed geslaagd. Het gevelontwerp blijft ver beneden de waarde van het plan; de architectuur is uitermate droog, en mist alle expressie; de grootheid in de architectuur, waarnaar de ontwerper, blijkens zijn toelichting, heeft gestreefd, is in dit ontwerp zeker niet bereikt. No. 97. In A'dam Zuid. Het plan vertoont in zijn verdeeling van zes=> en acht* hoekige grondvormen, aan groote en kleine ruimten ge* geven, een door de eischen van den dienst van het ge* bouw niet gemotiveerde afwijking van den voor de verlangde lokalen als nuttig beschouwde gebruiks* vorm; in zijn opbouw zal dit plan, met zijn talrijke verwijdingen onrustig aandoen. Bij de dispositie vooral van den ingang met omgeving geeft dit stelsel een ver= warden planaanleg; de tentoonstellingsgroep is te be* nauwd in den binnentuin geplaatst, waardoor de ver* lichting der groote zaal in ongunstige conditie komt; men vergelijke in dit verband de vleugels van den kern* bouw op de eerste verdieping. De werklokalen zijn goed gelegen. Het gevelontwerp heeft in zijn groote groepeering en in de détails goede kwaliteiten, en is als afsluiting van het straatbeeld weloverwogen; de beeldenzalen komen 30 echter niet tot uitdrukking, verborgen als ze zijn achter een rij ramen, die als type voor een landhuis kunnen gelden. No. 98. C R. A. V. B. K. A. Het plan is niet mooi van opzet; de talrijke insprongen en hoeken der gevels aan de binnentuinen zullen een on* rustig aspect opleveren. De ateliers zijn goed gelegen; de uitbouw voor de steenbewerking isleelijk; de trappen zijn in het plan niet practisch verdeeld; de verbindings* gangen op den beganen grond zijn vrijwel onbruikbaar, en zullen op de verdieping erg ijl doen. De doorsnijding van de tentoonstellingszaal op de eerste verdieping is ongewenscht; de gangen in de omgeving der raadzaal zijn gebrekkig van aanleg. In het gevelontwerp is eenheid in de groepeering der partijen; de afdaling der daklijnen is wel wat te sterk geaccentueerd; de beeldenzalen komen in den gevel niet voldoende tot uitdrukking; ook in dit ontwerp is de torenbouw volkomen doelloos. No. 99. Res non verba. Over het geheel is het plan goed van opzet; de beelden* verzameling is over vijf zalen verdeeld, die buitendien nog verspreid liggen, wat in strijd is met het program* ma, waarin ten hoogste drie zalen zijn genoemd; de zalen zijn onevenredig klein ten opzichte van den aanleg van de hal en trappen, waaraan al te veel ruimte is gegeven; de ligging der werklokalen is goed. De vele, overbodige pijlers in het plan doen schade aan de klaarheid. De architectuur van het gevelontwerp is tamelijk streng 31 gehouden, maar nuchter en weinig-zeggend; de ge* kanteelde torens vallen uit het karakter van het geheel. No. 111. Incipit vita nova. Het plan is niet mooi van groepeering; de groep ge* hoorzaal met omgeving is slecht van verdeeling; ver* scheidene gangen zijn onvoldoende verlicht; de werk* lokalen zijn goed gelegen. De ligging der tentoonstellingszaal is niet mooi, de ingang daarvan benepen. Het gevelontwerp is pretentieus, en niet van bijzonder groote beteekenis; niet te loven valt de lichtverdeeling der beeldenzalen, die overigens in den gevel goed tot uitdrukking komen; de ingang is een gedrukte opening van onuitge werkten vorm. No. 113. Harmonie. Het plan is, vooral in den middenbouw, mooi van op* zet; de voorvestibule, hal en tuinvestibule zijn wat al te royaal van opvatting, maar vormen met de beeldenzalen een mooi geheel; dit geldt ook de op de eerste verdieping gelegen groep tentoonstellingszalen en gehoorzaal. De verlichting der werklokalen wordt door de uitbouwen van den tuingevel ernstig benadeeld. De architectuur van het gevelontwerp is overdadig en druk, en mist eenheid in de vormgeving; de koepel is een kostbaar en voor dit ontwerp vrijwel nutteloos bouwdeel. Omtrent de niet tot den eindwedstrijd toegelaten ont= werpen der laatste schifting, wordt door de Jury het volgende rapport uitgebracht: 32 No. 10. F.F F. Het plan is beknopt, en goed van verdeeling der hoofd» groepen; niet mooi echter is, dat de hoofdas der pompeus aangelegde hoofdtrap, zonder eenig perspectivisch effect, doodloopt op den muur der beeldenzaal, zoodat weinig verband met de omgeving der hal en de beeldenzalen is behouden gebleven en het contact van het centraalpunt met de voornaamste zalen wordt gemist; hierdoor is van een gunstige ruimtewerking weinig te verwachten. De verdeeling der neventrappen is goed, de voorvestibule is bekrompen van aanleg, en niet in verhouding met den daarop aansluitenden, zeer breeden opgang naar de hal. Over het algemeen is wat al te ruim van bovenlicht ge* bruik gemaakt voor zalen, o.a. die voor avondteekenen, die zich minder daarvoor eigenen. De verlichting der beeldenzalen is niet gunstig; er moge voor staand licht veel te zeggen zijn, de al te hooge plaatsing der betrek* kelijk lage ramen maakt hier de verlichting onvoldoende, hieruit ontstaat in dit plan ook een minder gunstige verlichting der aangrenzende gangen op den beg.grond. De ligging der ateliers is goed, het licht van enkele lokalen wordt door de uitgebouwde werkplaats voor steenbewerking benadeeld. De indeeling van de eerste verdieping en van het souterrain is over het geheel goed. Aan het gevelontwerp wordt geen groote verdienste toegekend; de zijvleugels zijn onaangenaam van licht» verdeeling, en niet in de juiste verhouding tot de midden» partij; de koepel is niet mooi van vorm en weinig doordacht; binnen wordt door het inbrengen van een vlakke zoldering van den koepelvorm niets terug gevonden. 33 No. 24. Onbekende arbeid. Het plan is mooi van groepeering der voornaamste lokaliteiten; de beeldenzalen zijn daarin gelukkige, doch al te domineerende momenten geworden; tegen den ronden vorm dier zalen kan ten aanzien van de opstelling en rustige beschouwing der beeldwerken bezwaar be* staan; de grondvorm dier zalen heeft den ontwerper nog andere moeilijkheden bezorgd, die hij niet heeft weten op te lossen; zoo is de aanleg van den omloopenden gang, waarvan de rechte gedeelten buiten de as der zalen liggen, niet gelukkig, terwijl de aanhangsels aan de buitenzijde der rotondes afbreuk doen aan den monu* mentalen opzet. De vorm der tentoonstellingskabinetten en de daarboven gelegen ateliers is gezocht; deze uit* bouwenbelemmerenbuitendienhetlicht der werklokalen, die overigens goed gelegen zijn. De hal en omgeving is breed van aanleg, maar zonder functie bij gemis van aan* .sluiting met groote lokaliteiten. De ruimten in den mid* denbouw zijn goed gegroepeerd; de hallen naast de gehoorzaal zijn onvoldoende verlicht, het atelier van den directeur ongunstig. In de indeeling van het souterrain wordt een behoorlijk verband gemist; de fietsenberging is zonder contrple; de koffiekamers zijn niet gemakkelijk bereikbaar. In het gevelontwerp is de goede gedachte van het plan om beide beeldenzalen als hoofdmomenten te nemen, niet tot oplossing gekomen; hoewel dit ontwerp blijk geeft van capaciteiten, is daarin de architectuur niet beheerscht, en zonder monumentalen opzet ge* bleven. 34 No. 26. Hareit. De algemeene, tamelijk compacte opzet der drie hoofd» groepen is zeer goed in dit plan; de centrale hal is mooi van aanleg en vorm, maar verliest op de eerste verdieping zijn functie als centraal punt. Bij den aanleg van dit plan is geen gebruik gemaakt van de ligging der beeldenzalen als middel om, met den hal*aanleg en aangrenzing, tot een overzichtelijk geheel en een grootsche ruimteontwikkeling te komen. De werklokalen zijn goed geplaatst; de verlichting der leeszaal, en die van den gang langs de werklokalen isniet gunstig; de tentoonstellingskabinetten aan de binnenplaats gelegen, zullen last van reflexlicht onder* vinden. De verdeeling der trappen is goed; de toiletten, garderobes en dergelijke kleine ruimten zijn te veel in verloren hoeken weggewerkt. De groep gehoorzaal en bijgelegen vertrekken achter de hal, eerste verdieping, is gunstig gesitueerd, hoewel een gescheiden ligging der administratielokalen geen aanbeveling verdient. In het souterrain is de fietsen* berging vanaf de straat, en zijn de koffiekamers vanuit het gebouw niet gemakkelijk bereikbaar; de ligging der woningen is goed. Het gevelontwerp vertoont, vooral in den middenbouw, zeer te waardeeren kwaliteiten en gevoelig werk. De ontwerper heeft zich echter blijkbaar niet ten volle rekenschap gegeven van den gewenschten samenhang tusschen voor* en achterbouw; aan het als een lagen schoolbouw behandelde voorgedeelte, waaraan alle monumentaliteit ontbreekt, zal de achterbouw als een naar verhouding te massaal bouwblok zich niet gunstig aansluiten; het mooie effect van de teekening der mid* 35 denpartij ral, door de sterke terugwijking van den halopbouw, eerst op grooten afstand verkregen worden. No. 37. Kompakt. Het plan is inderdaad kompakt, goed doordacht en een» voudig van opzet, wat nuchter zelfs; aan tegenstelling echter ontbreekt het niet: zoo is de breedte der gangen van 5.50 M., leidende naar de architectuurzalen, en de lokalen voor avondteekenen al te ruim genomen. De lig» ging en verlichting der werklokalen zijn gunstig; de ver» lichting der beeldenzaal, staand licht aan de halfronde zijde en een strook bovenlicht daartegenover, is niet mooi. De hoofdtrap is goed van aanleg; de neventrappen zijn niet juist verdeeld, zij liggen te kort bij elkaar en bij de hoofdtrap; de gangen zijn niet overal evengoed verlicht, een gang loopt dood op de ruimten w1. en z1. waar» door de gewenschte circulatie in het gebouw verbro» ken is. De groep gehoorzaal ca. op de eerste verdieping is goed gelegen, de wachtkamer der administratie is niet mooi. In de afdeeling graveeren zijn een tweetal lokalen op een entresol ondergebracht, wat voor den dienst ongeriefelijk is; de werklokalen zijn overigens goed van licht, vorm en ligging. De omgeving van de trap is op deze verdieping ruim van aanleg, een verdienste omdat de zalen voor het publiek grootendeels daar gelegen zijn; de voordrachtzalen en de administratie hebben bovenlicht, wat geen aanbeve» ling verdient, en vermeden had kunnen worden. De indeeling van het souterrain is goed. Het gevelontwerp vertoont rust, en een uit den platte» grond vrij goed doorgevoerde eenheid; men zou echter 36 den ontwerper wat rijkere fantasie in massa zoowel als in onderdeden toe wenschen. Zoo vonden de taaie gelijkvormigheid der lichtopeningen, de couliesachtig wijkende deelen van den middenbouw, en de hierin voorkomende ornamentiek weinig bewondering; de plaats aan de beeld* houwkunst toegekend, werd armelijk genoemd. De blinde gevelmuren op de eerste verdieping, waarachter lokalen van verschillende bestemming en vorm zijn onvoldoende gemotiveerd; hier is geofferd aan uiterlijk* heden, zonder dat daarmede de architectuur van den gevel is gebaat. Bij enkele leden wekte de indeeling van het geheel eenige herinnering op aan den gevel van het museum te Mannheim, hoewel wat de architectuur be* treft, de vergelijking dan niet in het voordeel van het prijsvraagontwerp uitvalt. No. 43. Ars una. . Een beknopt plan, maar zonder veel accent; hoewel gezocht is naar een doelmatige indeeling der hoofd* groepen, is de ontwerper in den plattegrond niet tot een gunstige ruimteontwikkeling gekomen. De werklokalen zijn goed van ligging, afmetingen en verlichting; de groep zalen voor avondteekenen aan de kruisgangen is niet gelukkig; de verlichting der gangen is niet overal even gunstig; niet mooi is het voorspringen van de gehoorzaal in den corridor, waardoor deze tot op de helft wordt versmald; de administratie is te ver af* gelegen en te veel verborgen. De indèeling van de eerste verdieping is over het geheel goed; de tusschengaande* rijen zouden kunnen worden gemist. De indeeling van het souterrain is eveneens goed; de fietsenberging is te klein. 37 Het gevelontwerp geeft een goede hoofdgroepeering, maar met weinig eenheid in de vormgeving der partijen, die ook in het intérieur wordt gemist; de zijgevels slui» ten niet gunstig op den voorgevel aan; de middenpartij kon er hoogeruitkomen.dekoepelis nietmooi van vorm. No. 46 Centralisatie. Het plan heeft goede kwaliteiten; de scheiding van de afdeeling academisch onderwijs en de lokaliteiten voor het publiek toegankelijk, is verdienstelijk opgelost; de dispositie der beeldenzalen met modellenzalen ca., is goed; de rond de binnenplaats loopende gangen met mooie oplossing der hoeken, brengt een gunstige ver* lichting mede. De werklokalen zijn goed gelegen; de kleine ateliers zijn wat te diep tegenover de breedte. De groep raadzaal met aansluitende lokaliteiten is te loven, hoewel de ligging van de directeurskamer, die buitendien niet mooi van vorm is, aan de binnenplaats niet aangenaam kan zijn; het beloop der gangen in de omgeving van die lokaliteiten is leelijk. De hal is als architectonisch moment in het plan niet geheel geslaagd, een hoogte van 40 M. zal voor het intérieur zeer ongun* stig doen; de verdeeling der trappen is juist. De eerste verdieping is goed van indeeling. behalve de aanleg der tentoonstellingsruimte, de groote zaal is niet mooi van vorm, de kabinetten zijn te klein, en ongunstig verlicht; de indeeling van het souterrain is goed, maar wat al te uitgebreid geworden. De architectuur van het gevelontwerp met eenige ver* dienste in de hoofdverdeeling, vond toch niet veel waardeering; zij is in haar vormgeving van weinig be* teekenis en doet niet aangenaam aan; de beeldenzalen 38 komen in den gevel wel tot uitdrukking, maar zijn te nuchter van behandeling; de torens hebben geen reden van bestaan. No. 62. Amsterdam Zuid. Het plan trekt in zijn grooten opzet wel aan, maar is zeker al te uitgebreid geworden; de ligging der tentoon* stellingszaal in het midden achter de hal is hier een belemmering voor een mooie ruimteontwikkeling; dit geldt ook voor de beeldenzalen waarvan het verband met den hoofdaanleg van het plan wordt gemist. De verlichting van de tentoonstellingszaal met ingebouwd bovenlicht zal niet gunstig zijn. De tuingebouwen zijn in het plan niet met kleur ingevuld, waardoor niet on* middellijk opvalt, dat ze te dicht bij den noordelijken gevel staan en een lichtbelemmering zijn voor de werk* lokalen. De ligging van de gehoorzaal is een goed moment in het plan, maar deze zaal, die ook voor een grooter publiek is bestemd, is wat ver gelegen; de wijze waarop de zaal is afgedekt, zal voor het gebruik niet aangenaam zijn; de dispositie der verschillende ruimten vóór de gehoorzaal is niet gelukkig; de uitbouw der zaal verbreekt de communicatie tusschen de twee, betrekkelijk smalle strooken, die aan de waterzijde van het terrein overblijven. De aanleg van twee hoofd* trappen met verbindingsgangen van 8 M, breed, is over* daad, en wijst op een gemis aan verband tusschen vóór* en achterbouw; de trappen in den achterbouw hebben op de eerste verdieping zonderlinge versmallingen. De vier zalen voor avondteekenen zijn voor een doelmatig ge* bruik te zeer verspreid gelegen; de ligging der voor* drachtzalen en de lokalen voor avondteekenen en voor 39 de administratie is beter. De indeeling van het souter= rain is goed; de koffiekamers liggen echter te ver van de woning van den conciërge; de toegang tot de fietsen* berging van buitenaf is zonder voldoende toezicht. De waardeering voor het gevelontwerp was niet onver* deeld; van een gunstig effect der al te sterk uitspringende beeldenzalen werd weinig verwacht; de architectuur mist rust en is niet geheel doorwerkt; bezwaar is ge* maakt tegen de bekleeding van de op de teekening als dak doende gevelvlakken. No. 63. P.R.A.B.K. Het plan heeft de groote verdienste van economie en klaarheid in den opzet, en een regelmatige en logische indeeling der groepen. De voorhal zal met de beelden* zalen en de middenhal met trappenaanleg een mooi geheel vormen van een welbegrepen ruimteontwikkeling; de hal is volkomen gecentreerd» wat aan de bruikbaarheid der inrichting ten goede komt, de voorgestelde verlich* tihg uit den koepel zal echter niet gunstig van werking zijn. De werklokalen zijn goed gelegen; de ligging van de gehoorzaal op het noorden gaat ten koste van de ver* eischte afmetingen dier lokalen; het atelier voor gebrand glas moet vrij staan; de vorm der zaal voor dieren* teekenen is te gerekt. De avondzalen zijn goed gelegen, evenzoo de administratie. Ondanks de daaromtrent ge* geven toelichting moet de lichtinval der verdieping* lokalen aan den voorgevel, voordrachtzalen, bilibotheek, leeszaal, niet gunstig worden genoemd. Het prenten* kabinet ligt te ver buiten de afdeeling; de verlichting der loges in het voorgebouw komt door den midden* bouw in minder gunstige conditie. 40 De indeeling van het souterrain is goed; de vorm van de kamers der dienstwoningen is voor de bruikbaarheid niet geschikt; de koffiekamers zijn te klein. De aanmerkingen op betrekkelijk ondergeschikte puntten daargelaten, geeft dit ontwerp in zijn geheel een der beste planoplossingen te zien; de waarde van de gevel* architectuur echter isdaaraannietevenredig. De eentonige pijlerbouw, waarin in het midden de hoofdingang on* uitgesproken blijft, toont gemis aan fantasie, en is van weinig architectonisch effect, hoewel niet te ontkennen valt dat het geheel als rustige afsluiting van het straat* beeld, zich wel gunstig zal voordoen. De koepel, op de teekening nog doende als een moment in den overi* gens weinig wisselenden gevelbouw, zal door zijn terug» ligging in werkelijkheid veel van dat effect verliezen. No. 74. Epictetus. De hoofdindeeling van het plan is verdienstelijk, be* knopt, en correct in alle opzichten; de aanleg van de hal met de groote zalen is goed doofdacht, en doet een gun* stige ruimte*ontwikkeling verwachten; de ligging van de gehoorzaal ca. is eveneens goed; het atelier van den directeur is te klein. De werklokalen zijn gunstig gelegen, van goede verhouding en verlichting; de studievertrek» ken der professoren liggen te ver van hun ateliers; de zalen voor avondteekenen zijn wel gemakkelijk be* reikbaar, maar voldoen niet aan de voorgeschreven maat. Op de eerste verdieping zijn de verschillende groepen over het algemeen goed gelegen; de ruimte daar voor den aanleg van de hal met trappen en corridors is wel wat overdadig, gezien de bestemming der localiteiten 41 die op deze verdieping zijn ondergebracht. De indeeling van het souterrain is goed. Het gevelontwerp is van forsche gedachte; er valt daarin eenheid te erkennen, hoewel het geheel wat zwaar doet; in tegenstelling daarmee zijn de penanten der geveleinden te ijl, en vormen geen massieve hoek» afsluiting. De ingangspartij heeft goede kwaliteiten, de bovenbouw met koepel is echter al te massaal; de af» dekking van den koepel wordt, wat den vorm betreft, in het intérieur niet teruggevonden. Blijkens de toelich* ting is de uitvoering gedacht in metselwerk met toepas» sing van natuursteen; het gevelontwerp is met die ge* dachte in strijd, en maakt den indruk eener uitvoering uitsluitend in laatstgenoemde steensoort. No. 78. Z. Het plan maakt ten aanzien van zijn distributie een on= beholpen indruk, en mist samenhang; ernstig bezwaar bestaat tegen den uitbouw aan de noordzijde, waardoor de lichtinval voor de werklokalen wordt benadeeld. De voorvestibule en de hal doen hun functie niet, de ingang gaat nog voorbij de gehoorzaal, en de tentoon» stellingszaal met kabinetten; een dezer laatste ligt te ver van de tentoonstellingszaal; de groepeering van de gehoorzaal met bijbehoorende ruimten is overigens vrij goed; de ligging der beeldenzalen is niet mooi, en de toegang daarvan gebrekkig; de variante toont in dat op* zicht verbetering; het omgeven van de studievertrekken der profesoren door een complex toiletten verdient geen aanbeveling; de verlichting van enkele gangen laat te wenschen over. Op de eerste verdieping is de ligging en de verlichting der werklokalen goéd, ook de ligging 42 der architectuurzalen; de aanleg van de hoofdtrap met groep toiletten is ver van mooi; de groep tusschen vóór* bouw en beeldenzalen vertoont evenmin een bevredi* gende oplossing; de lokalen r1. s1. en t1. liggen te ver van elkaar. Het souterrain is niet mooi van verdeeling;, er zijn buitendien al te veel donkere gangen; de wonin* gen echter zijn goed van ligging en indeeling. De plaatsing van dit ontwerp in deze schifting dankt het in hoofdzaak aan het gevelontwerp, dat zich onder» scheidt van alle andere projecten door het intiem karakter en door een zekere stemming, waardoor in het geheel iets schilderachtigs is verkregen; het ontwerp doet echter, mogelijk wel juist als gevolg daarvan, meer aan een groep kunstwerkplaatsen denken, dan wel aan een Aca« demie van hooger kunstonderwijs te stichten in de om* geving eener groote stadswijk. No. 81. Cosi. Het plan is organisch in elkaar gezet, en bevat goede elementen; de dispositie van de hoofdgroepen is wel* beheerscht, hoewel wat koel aandoend, en zonderde belofte eener mooie ruimteontwikkeling. Goed opgelost zijn de werklokalen, de groep tentoonstellingszalen en de beeldenzalen; de ligging der zalen voor architectuur* modellen is echter minder gunstig. Overdaad in den aanleg zijn de twee hallen met twee hoofdtrappen, hier een gevolg van het gemis aan een axiale verbinding tus* schen vóór* en achterbouw; de neventrappen zijn juist verdeeld; de gangen zijn niet overal even gunstig verlicht. Op de eerste verdieping is de groep gehoorzaal* raadzaal ca., uitgezonderd het atelier van den directeur goed gelegen; enkele lokalen der graveerafdeeling zijn 43 op een entresol ondergebracht, welke scheiding voor den dienst geen aanbeveling verdient. De tuinateUers zijn goed „verlicht; de onderverdeeling der dierenzaal is niet gewenscht; van het aspect der acht kleine ge* houwtjes aan den waterkant wordt weinig verwacht. Door de diepe en onregelmatige terugsprongen der zijgevels, waarbij buitendien de assen niet zijn in acht genomen, zullen die gevels van onrustige werking worden. De woningen, koffiekamers en fietsenberging in het souterrain zijn goed van aanleg. Het gevelontwerp is van bescheiden conceptie, en van een goed volgehouden eenheid; het geheel echter mist karakter, stemming en is wat koel en zakelijk. De regel* matige maar eentonige verdeeling der tusschenpartijen wordt in het plan niet terug gevonden; de gelijke verdeeling van vijf ingangen in de middenpartij, beant* woordt evenmin aan het plan, waarin drie ervan de functie van ingang hebben, terwijl achter beide andere garderobes gelegen zijn. Het aspect van het geheel doet maar weinig denken aan een Academie van beeldende kunsten. No. 88. Homo. Een beknopt, economisch plan met goede hoofdindeeling; de aanleg van de hal is wat al te ruim opgevat, doch de ligging is gunstig in aansluiting met de beelden* zalen; deze zalen zijn in haar afmetingen niet van een mooie verhouding, de staande verlichting echter is gunstig en meer dan voldoende, zoodat het bedoelde bovenlicht teveel is, en hinderlijk voor de lichtwerking van binnen, zoowel als van buiten gezien; een trap in de voorvestibule van 11 M. is zeker al te breed 44 opgevat; vier opgangen voor de hoofdtrap naar een verdieping waar weinig lokalen gelegen zijn, die door het publiek bezocht worden, is zonder twijfel te veel. De groep gehoorzaal met raadzaal en directeurskamer is goed van aanleg; de bibliotheek ligt uit de as, ontoelaatbaar in een overigens streng doorgevoerd axiaal plan. De werklokalen zijn gunstig gelegen, door uitsprongen zullen sommige minder goed licht heb* ben. De gangen in de hoekpaviljoens van den ach* terbouw zijn niet mooi van aanleg, en onvoldoende verlicht; de gewenschte verbinding tusschen midden* bouw en zijvleugels in den voorbouw wordt op de eerste verdieping gemist. Verscheidene loges zullen door uitbouwen belemmering van den lichtinval onder* vinden. In het souterrain zijn de beide woningen goed van ligging en indeeling, de fietsenberging en de koffie* kamers echter zijn te klein, en de gangen donker. In het gevelontwerp is de bestemming van het gebouw tot uitdrukking gekomen, terwijl tevens verkregen is een rustige afsluiting van het straatbeeld. De vorm* geving bevat wel eenige breedheid en stemming in de groote massa, maar is overigens een nietvdoorvoelde toepassing van oorspronkelijk goede architectuur; het stelsel der afgeschuinde pilasters is niet gelukkig; het gevelvlak der hoekpartijen heeft nog een uitspringend middengedeelte, dat door de daarachter gelegen lokali* teiten niet wordt gemotiveerd; de beeldenzalen met wat al te groote glasvakken, komen in den gevel goed tot uitdrukking; de wijze waarop de beeldwerken tegen de attiek, geheel los van de architectuur, zijn opgesteld is niet mooi. Dit ontwerp vond bij de beoordeeling voldoende waardeering, om het een ernstige kans te geven tot de tien gepremiëeerde te behooren. 45 iVo. 101. De bruid der materie. Het plan is te grootsch en te kostbaar van opzet, met veel ruimteverspilling aan de hallen en gangen; het terrein is geheel bebouwd, terwijl nog de begrenzing aan de noordzijde, door het uitbouwen der gehoorzaal overschreden is. Voor den dienst is het plan te uitge* breid, te wijdloopig geworden; de hal met gangen en beelden» en modellenzalen vormen overigens een monu» mentaal geheel; de voordrachtzalen liggen te veel ver* spreid, twee van deze zalen in den achterbouw zijn niet mooi gelegen en ongunstig verlicht, de afrondingen aan de corridorzijde zullen onaangenaam van effect zijn. De werklokalen zijn goed gelegen, een der ateliers on* -dervindt lichtbelemmering door aangrenzenden uit* bouw; het leggen Van treden in de zaal w. is bezwaar* lijk; de werkplaats a. is van de tuinzijde niet bereikbaar. De bibliotheek is overdadig groot pl.m. 300 M2. waar 160 M2. is gevraagd. De beide hoofdtrappen maken betrekkelijk weinig deel uit van den aanleg van de hal en omgeving; de overige trappen zijn te ondergeschikt behandeld en te weinig in aantal voor een gebouw van deze uitgebreidheid. Het verdeelen der loges over drie hoog gelegen verdiepingen is niet toelaatbaar. De fietsenberging is te klein; de indeeling van het sou* terrain is goed; de koffiekamers zijn te klein. Het gevelontwerp is zonder twijfel belangrijk, het spreekt van bijzondere kwaliteiten en van decoratief talent, maar een talent waarvan in dit geval geen juist gebruik gemaakt is; het geheel is te kostbaar; te pompeüs, maar noch waardig, noch voornaam ge* worden; de rustige tusschenpartijen zijn in tegen» spraak met de al te overladen middenpartij, waarvan de 46 bekroning, een bewerkte rots gelijk, geen aesthetisch effect belooft; de ruimte in dien 60 M. hoogen bouw is bovendien als volkomen nutteloos te beschouwen. In dit ontwerp is de werking van het geheel in verband met het stadsbeeld niet voldoende overwogen. No. 102. Maximum in minimum. Dit ontwerp, waarbij blijkens de toelichting het mini* mum=kostbare als uitgangspunt is genomen, heeft zeker de verdiensten van beknoptheid en eenvoud, welke ver* diensten echter voor een groot deel worden teniet ge* daan door de gebreken, die de al te nuchter opgezette plattegrond aankleven. Het geheel is onsamenhangend en mist in denarchitecturalen opzet alles, waardoor een plan aantrekkelijk kan worden gemaakt; begrip van ruimteontwikkeling is hier uitgesloten. De maten van nagenoeg alle vertrekken zijn kleiner genomen dan als p.m. in het programma is voorgeschreven; de admini*stratie staat ingeschreven 60 M2., is slechts 30 M2.; de studievertrekken t. zijn 12 en 16 in plaats van 25 M2. 't de bibliotheek 115 in plaats van 160 M2. De werklo* kalen liggen goed, maar zijn aanmerkelijk dieper dan breed, wat schade doet aan de bruikbaarheid; de beel* den* en de modellenzalen liggen ongunstig in het plan, en zijn slecht van verhouding en verlichting. De vóór* vestibule is te klein; de aanleg van de hal is niet mooi; twee der voordrachtzalen bij de hal zijn goed gelegen. De loges aan de daktuinen ondervinden lichtbelemme» ring; het onderbrengen van de drukkerij op de zolder» verdieping, dus buiten de afdeeling waartoe die be* hoort, is niet goed. Hét gevelontwerp vertoont eenheid, maar is overigens- 47 vrij zwak en te fantastisch geworden voor een ernstig bedoeld gebouw; de doorloopende ruitenverdeeling vindt geen motiveering in het plan; enkele geestige détails worden gewaardeerd. No. 112. Mars. Een welbestudeerd, mooi opgezet plan; de groepeering van de hal met hoofdtrap, de beelden» en modellenzalen leveren een schoon geheel, waarbij de ruimteontwikke* ling wel in overweging is genomen; de verdeeling der neventrappen is goed. De ligging van de werklokalen aan de binnentuinen moet, ten opzichte van den vrijen lichtinval, worden afgekeurd; uit tal van andere ontwerpen moge blijken, dat het ontwerpen van twee* maal twee vleugels naar de noordzijde gericht, nier noodig was om goed gesitueerde en goed verlichte werklokalen te verkrijgen; de uitsprong van den middenbouw aan den noordgevel en de tuingebouwen zullen hinderlijk zijn voor de verlichting der nabij gelegen ateliers. De ruimte voor de administratie is onvoldoende verlicht; de gehoorzaal, raadzaal en directeurskamer in aansluiting met de hal, zijn tot een zeer mooi geheel gegroepeerd. De indeeling van het souterrain is goed; de gangen zijn donker. Het gevelontwerp is zeer verzorgd maar doet niet aangenaam aan; het is te druk te pretentieus, en mist eenheid in de vormgeving; de twee verdiepingen hooge beeldenzalen spreken zich in de raamvormen niet naar buiten uit; het geheel zal al te bewegelijk zijn, om een gunstig effect als afsluiting van een breeden verkeersweg te bereiken. 48 Aan ieder der inzenders, die tot den eindwedstrijd werden toegelaten, zijn bij de terugzending der vóór» ontwerpen, de volgende aanteekeningen van de Jury, op zijn ontwerp betrekking hebbende, ter hand gesteld. Volgens de bepaling van het programma mochten die inzenders van de hun op deze wijze ter kennis ge* brachte opmerkingen van de Jury in ruime mate gebruik maken ter verbetering van hun ontwerp. No. 7. Athena. Uit de plattegronden blijkt, dat gezocht is naar een doeltreffende verdeeling der hoofdgroepen, omvattende de lokaliteiten voor een ruimer publiek bestemd, en die welke voor het onderwijs zijn aangewezen. De tot eerstbedoelde groep behoorende beeldenzalen, modellen* zalen voor architectuur, de groote gehoorzaal en de tentoonstellingszalen zijn goed gelegen. Een der vier voordrachtzalen voor het publiek ligt op de eerste verdieping; beter zou zijn ligging der vier zalen op den beganen grond. De raadzaal is niet gemakkelijk bereikbaar; de geheele omgeving daarvan, bestaande uit toiletten, garderobes en trappen, is wat gewrongen in elkaar gezet. Ligging, vorm en licht der werklokalen aan de noord* zijde zijn zeer goed; het licht echter van de werkplaats voor steenbewerking, met atelier van den Hoogleeraar, en de modelleerklassen, wordt door het tuingebouw belemmerd. Tegen het ontwerpen van twee hoofd* trappen van betrekkelijk bescheiden afmetingen bestaat geen bezwaar; de aankomst van deze twee trappen op de eerste verdieping is echter niet ruim opgevat. De trappen in den achterbouw liggen 'te dicht bij elkaar; 49 zoo onmiddellijk in elkanders nabijheid ontworpen, zouden de beide als dienst aangeduide trappen, ge* voegelijk kunnen worden gemist. Er zijn ook wat veel trappen noodig geworden, om het verkeer met het souterrain te onderhouden. Op de le verdieping is de groep zalen voor avond= teekenen goed gelegen, doch de toegang naar de half* ronde zaal is niet mooi opgelost. De ligging der groepen bibliotheek en architectuur* teekenen is gunstig. Over 't algemeen moest in dit ontwerp wat veel met bovenlicht gewerkt worden. De beide lange gangen op de tweede verdieping, tot niets anders dienende dan tot verbinding der liften met den achterbouw, zijn niet voldoende gemotiveerd. De loges zijn, wat het licht betreft, goed gelegen; het verdeelen echter van het aantal over twee verdiepingen, is minder wen* schelijk. In het souterrain zijn de woningen goed van ver* deeling en ligging, de koffiekamers moeten grooter zijn. Ten aanzien van de kwaliteiten van den gevel was de Jury niet zoo gunstig gestemd, als voor die van de plattegronden. Wel werd aan de verhoudingen verdienste toegekend, en in den gevel rust en ernst opgemerkt; ook werd gewaardeerd, dat de ontwerper zich in de vormgeving der massa heeft weten te beheerschen, maar toch ver* kreeg de meerderheid der Jury van het gevelontwerp den indruk van koelheid, van dorheid, waardoor het over het algemeen maar weinig sympathie wist te wekken. 50 No. 39 Lage Landen. Het plan is economisch van opzet, waardoor een goed deel van het terrein voor tuinaanleg wordt behouden. Bij deze verdienste, is de hoofdgroepeering der ver* schillende afdeelingen ten aanzien ook van de ont* wikkeling der ruimte, goed gedacht. Er is eenheid in den architectonischen opzet van alle gevels, die in het plan harmonisch op elkaar aansluiten. Door het tee* kenen van al te veel zuilen en smalle penanten echter, verliest het plan aan klaarheid; de binnenarchitectuur, voor zoover die uit de doorsnede is te zien, mist de goede eigenschappen der gevels. De beeldenzalen dienen tevens als doorloop naar de aan west* en oostzijde gelegen lokalen; hiertegen is geen bezwaar, mits die doorloop b.v. door een lage, opengewerkte afscheiding, vrijgemaakt zou kunnen worden. Ligging, vorm en licht der werklokalen aan de noord* zijde zijn over 't algemeen goed;' de ontworpen pergola zal echter het licht van enkele ateliers belemmeren. De afmetingen der studievertrekken van professoren (3 X 6 M.), de vertrekken voor de administratie (2.50 X 8.80) en (3.50 X 10 M.), alle met het raam in den korten wand, zijn niet gunstig te noemen. Tegen het ontwer* pen van twee hoofdtrappen van betrekkelijk bescheiden afmetingen bestaat geen bezwaar; de trappen zijn in dit plan goed verdeeld; de opgang der trappen in de hal is te veel ondergeschikt gehouden, en niet mooi. De woningen in het souterrain zijn goed gelegen; de ligging der slaapkamers aan de binnenplaats minder gewenscht; de koffiekamers moesten meer in het een* trum liggen; toegang fietsenbergplaatsen goed, deze moeten echter ruimer zijn; een en ander is gemakkelijk te verhelpen. 51 De gevel met een sterk uitgesproken karakter, verdient in zijn verdeeling der massa wel waardeering, hoewel meerdere leden van oordeel waren, dat deze architec» tuur weinig karakteristiek voor een academie van beeldende kunsten kon worden genoemd; bij de in diepe voren horizontaal doorsneden gevelvlakken mag de ontwerper zich wel ernstig rekenschap geven van de aesthetische werking niet alleen, maar ook van hun constructieve samenstelling, de te gebruiken materialen, én de kosten; dat de ontwerper, blijkens zijn toelich* ting, hierbij voor oogen heeft gehad de «steeds sterker wordende verkeersstroomen", maakte voor de Jury het geforceerd overheerschende horizontalisme in deze architectuur niet aannemelijk. No. 49 Ne Jupiter quidem omnibus. Dit plan heeft de groote verdienste van te geven een gelukkige oplossing van de groepeering der drie hoofdafdeelingen: lokaliteiten voor een ruimer publiek bestemd, die voor het avondteekenen, en die voor het dagonderwijs der academie aangewezen. Het geheele terrein wordt echter ter voller diepte bebouwd, wat ook met het oog op de bouwkosten minder gewenscht kan zijn; dat de inzender zich de inrichting wellicht te royaal gedacht heeft, blijkt ook uit de ontworpen enorme hal met de daaromheen loopende gangen. Door het zeer ruim gebruik van het beschikbaar gestelde terrein is aan de N. zijde geen tuin gelaten, maar is de gevel gezet op dè grens van het water; men had ernstige bedenkingen tegen dien, zich in het water reflecteerenden gevel ter lengte van 160 M., hoog p. m. 20 M., bij een naar verhouding geringe diepte 52 van den bouw van 15 M. Aantrekkelijke momenten vormen in het plan de beide beeldenzalen, die zonder twijfel een gunstige opstelling der te exposeeren afgiet* seis mogelijk maken; de zalen zijn echter overdadig hoog, terwijl de vraag der verlichting verdient nader te worden overwogen. In aansluiting met de beelden* zalen is de ligging der tentoonstellingzalen en die der architectuurmodellen zeer goed opgelost, De ligging der vier voordrachtzalen, voor het pu* bliek bestemd, is goed. De groote gehoorzaal is mooi en rustig gelegen; de raadzaal en de kamer van den directeur zijn wat ver van de gehoorzaal verwijderd, terwijl de vertrekken voor de administratie dichter bij den hoofdingang moesten liggen. De ligging van de lokalen der le verdieping is goed; evenwel zou meerdere toenadering tusschen vóór* en achterbouw ook hier aan het plan ten goede komen; waardoor dan ook een> juistere verhouding ontstaan kan tusschen hal met hoofdtrap en de lokaliteiten, waarheen die voeren. Het souterrain vraagt een meer economische verdeeling, waardoor de ruimten, welke nu in den achterbouw zijn ondergebracht, meer bij den voorbouw zullen aansluiten. Het gevelontwerp vond om de daaruit sprekende waardigheid en schoone vinding bij de Jury over 't algemeen veel waardeering; ook daarom dat het als afsluiting van een breede straat goed begrepen is; het rustig afgeslotene wordt verlevendigd door de gelukkige wijze waarop de beeldenzalen in den gevel tot uit* drukking zijn gekomen; hier is ook aan de beeldhouw* kunst een waardige en juiste plaats toegekend. Toch werden de al te groote afmetingen der beeldenzalen en der hooge nissen, hoe fraai ook van werking, niet 53 geheel gemotiveerd gevonden, terwijl ook de meer» derheid der Jury van meening was, dat het geheele aspect zou winnen, indien de middenpartij zou domi« neeren, in plaats van tusschen de beeldengalerijen weg te zinken. De koepelvormige afdekking der hal vraagt nadere bestudeering; de vormen zijn niet in overeen* stemming met de te loven stemmigheid welke de middenpartij vooral kenmerkt. De vrij sterke scheiding, die zich in den opzet van het plan tusschen den voorbouw en het overige gedeelte uitspreekt, en waardoor daarin geslotenheid en samen* hang worden gemist, doet de vraag rijzen, of op dit plan de vormgeving van den voorgevel harmonisch zal zijn door te voeren aan de gevels der wist* oost* en noordzijden. No. 73 Groot Amsterdam. In den opzet van het plan is een te waardeeren stre* ven naar beknoptheid te onderkennen; in zijne groote lijnen werd het, met zijn tuinaanleg en de daarin op* genomen gebouwen, (te betwijfelen valt of de indee* ling voor den dienst bruikbaar is) zeer aantrekkelijk gevonden. Jammer dan ook, dat naast deze verdien* sten, groote gebreken dit plan aankleven, waardoor het ontwerp in meerdere opzichten niet beantwoordt aan de eischen van het programma. Een zeer ernstig bezwaar tegen dit plan is de licht* belemmering van de werklokalen aan de noordzijde,' door den 28 M. voorspringenden hoogen uitbouw. De vorm en verlichting der halfronde, plat afgedekte beeldenzaal, benevens de verlichting van de kleinere beeldenzaal, werden voor het doel niet geschikt ge* 54 acht; eerstgenoemde is o.a. bij gebrek aan een rusti* gen achtergrond, voor expositie ongeschikt. De gangen zullen onvoldoende zijn verlicht; het voor* portaal met in de as de trap naar het souterrain, is niet mooi van aanleg; evenmin de opgang der hoofd» trap, de toegang daarheen is te eng, en de ingang naar de hal te gedrukt; de uitgang naaf den tuin bij de afdeeling steenbewerking laat een gemakkelijk vervoer van groote stukken niet toe; de verbinding met zaal w is evenmin ruim te noemen. Van de ateliers r liggen drie in plaats van vier bij el» kaar; het vierde is op de zolderverdieping onderge* bracht, wat voor den dienst niet gewenscht is; dit geldt ook voor de ateliers u. waarvoor van een entresol is ge» bruik gemaakt. De studievertrekken der professoren lig» gen wat ver van de ateliers. De graveerafdeeling is ver* deeld over twee verdiepingen; wat zeer bezwaarlijk is voor den dienst; buitendien liggen de lokalen, welke op de zolderverdieping zijn ondergebracht te ver uit elkaar. De groepen bibliotheek en groote gehoorzaal zijn goed gelegen; het trapje in de kamer van den directeur, voerende naar de tribune, is minder geschikt. De loges liggen verspreid, en zijn niet alle goed van verlichting; op de 3e verdieping zijn nog twee loges ondergebracht, die elk voor zich een trap hebben en een langen gang van 3.50 M. breed, die overigens nergens toe dienen ; hier is de economie van het plan opgeofferd aan een uitwendig effect. In het souterrain zijn de woningen goed, de koffie* kamers, en de centrale verwarming minder goed ge* legen. Ten aanzien van de kwaliteiten van het gevelontwerp, 55 was het inzicht der Jury verdeeld. Meerdere leden zagen in deze architectuur een veelbelovende moderne vormgeving; zij waren van oordeel dat, met erkenning van de bedenkingen welke tegen het plan zijn aan te voeren, vooral bij zulk een merkwaardige, frissche poging, de eischen van het programma de beslissing niet te zeer mogen bëinvloeden, en deze ontwerper in de gelegenheid moest worden gesteld zijn project nader uit te werken. De minderheid der Jury daarentegen gevoelde ernstige bedenkingen tegen de hier geboden architectuur, zij oordeelde het gevelontwerp niet gëeigend voor een Academie van beeldende kunsten, en kon ook deze vormgeving voor het monumentaal werk niet aan* vaarden; zoo vond o. a- de „monoliete gebondenheid" van den sterk sprekenden gerekten gevelwand der le verdieping waarachter de lokalen met hunne licht* openingen onregelmatig zijn verdeeld, bij haar weinig waardeering. No. 83 VI. De voor den dienst doeltreffende verdeeling der hoofdgroepen, ook in hare onderdeden, is in dit plan verdienstelijk volgehouden; de beeldenzalen, met de hal en corridors een geheel uitmakend, zijn zeer goed gelegen, en zijn, wat de ruimteontwikkeling betreft, tot een mooi geheel geworden. Men vreest echter, dat het geheel te groot van opzet is, te veel van de oppervlakte van het terrein in beslag neemt, en daardoor te kostbaar zou kunnen worden. De werklokalen aan de noordzijde zijn goed van vorm en gunstig verlicht; dit laatste met uitzondering echter 56 van het atelier van den Hoogleeraar in de beeldhouw* kunst. De tentoonstellingszalen, de bibliotheek niet bijbehoorende vertrekken, de groote gehoorzaal en de vier voordrachtzalen voor het publiek, zijn alle goed gelegen, de kleine binnenhoven zullen een aangenaam, rustig accent in den bouw kunnen vormen. De raadzaal en de kamer voor den directeur zijn niet in voldoende aansluiting met de gehoorzaal; laatstgenoemde kamer is wat te ondergeschikt be* handeld. De verlichting van het atelier van den direc* teur is door den aangrenzenden bouw niet gunstig. De ligging der garderobes en toiletten is goed; de gangen zijn ruim verlicht; de dwarsgangen in de eind vleugels (beg. grond) zullen wel te weinig licht hebben. Het souterrain is noodeloos uitgebreid ge* worden; de woningen zijn goed gelegen; de koffie* kamers moeten grooter zijn; de fietsenbergplaatsen liggen wat te ver van den hoofdingang. In den opbouw heeft de ontwerper zich weten te beheerschen, wat ten goede komt aan den minder economischen aanleg van het plan. Over 't algemeen werd door de meerderheid der Jury (die ten slotte ook de minderheid wist te overtuigen) bijzondere waarde toegekend aan den architectonischen opzet van dit plan, als één harmonisch geheel, dat ook in den gevel volkomen tot uitdrukking is gebracht. In de architectuur, waarin enkele leden een zekere droog*' heid van opvatting en pooverheid van behandeling vreesden, achtte de meerderheid de vereeniging van monumentaliteit en schilderachtigheid tot een stem* mingsvolle eenheid geworden, waarbij tevens verkregen is een goed begrepen afsluiting van de breede straat; zij vond ook in deze gevelcompositie de uitdrukking 57 van wat de Academie van beeldende kunsten in haar algemeene vormgeving zijn kan. Dat beide sterk sprekende voorsprongen als blinde gevelvlakken zijn behandeld, waarschijnlijk met de be» doeling om forsche verticale accenten te verkrijgen, tegenover de sterk heerschende horizontale lijnen, is juist gezien; echter wordt die forschheid aanmerkelijk verzwakt door de groote lichtopeningen in de zijvlak* ken dier voorspringende gedeelten. r EINDWEDSTRIJD. "D IJ de terugzending hunner schetsontwerpen is aan de mededingers in den eindwedstrijd een verlenging van één maand op den termijn van inlevering hunner uitgewerkte projecten toegestaan, zoodat die termijn werd gesloten op den 15en Februari 1918. De vijf voor den eindwedstrijd toegelaten ontwerpen kwa* men, onder dezelfde motto's van den vóórwedstrijd, op den gestelden tijd in; de beoordeeling door de Jury kon daarop den 19«» Februari een aanvang nemen, om den 22sten d.a.v. met haar uitspraak te eindigen. Bij de beoordeeling werd vooraf nagegaan of de ont* werpen voldeden aan de eischen van het programma, en of, en met welk resultaat, gebruik was gemaakt van de aanteekeningen der Jury, hiervoren op blz. 48 opgenomen; vervolgens hadden uitvoerige besprekingen plaats van elk ontwerp afzonderlijk; ten slotte werd aan elk jurylid gelegenheid geboden om de door hem gewenschte rangorde der vijf ontwerpen met een resumé van zijne inzichten en bevinding te motiveeren. Bij deze werkwijze is het mogelijk geworden, dat zonder hoofdelyke stemming kon worden toegekend: de eerste prijs aan het ontwerp motto „VI". de tweede prijs aan het ontwerp motto „Groot Amster» dam". Met negen van de elf stemmen: de derde prijs aan het ontwerp motto „Lage Landen"; terwijl de plaatsing van de beide overige ontwerpen, bij 59 meerderheid van stemmen, werd vastgesteld als volgt r de vierde prijs aan het ontwerp motto „Ne Jupiter quidem omnibus" de vijfde prijs aan het ontwerp motto „Athena". Ontwerp „Athena". De bij de beoordeeling van het voorontwerp doeltref* fend genoemde verdeeling der hoofdgroepen, heeft bij uitwerking van het plan dezelfde waarde behouden; verbeterd is de ligging der vier voordrachtzalen voor het publiek bestemd. In den aanleg der omgeving van de raadzaal is wel eenige verbetering gebracht, hoewel het bezwaar blijft bestaan, dat die zaal, benevens de kamer van den directeur en de daarbij gelegen lokalen voor de administratie, te ver van den ingang zijn verwij» derd. In den aanleg der beide hoofdtrappen is verbe» tering gekomen, de aankomst op de eerste verdieping evenwel is niet ruim genoeg; de verdeeling der overige trappen is goed. De groep zalen voor avondteekenen is beter opgelost; de langs deze zalen voerende gang, ter breedte van 1.70 M. is, naar verhouding van lokalen en omgeving, te smal; dit gemis aan verhouding spreekt in tegenovergestelde mate uit de verdeelihg van het plan der eerste verdieping boven de beide beelden» zalen; daar zijn de langs de voordrachtzalen loopende hallen ter breedte van 6.50 M. weer wat al te royaal van aanleg. Bij het voorontwerp was er aanmerking op gemaakt, dat beide verbindingsgangen op de tweede ver» dieping niet voldoende motiveering vonden in het plan; na omwerking van het plan is bedoelde situatie nog ongunstiger geworden. De tentoonstellingszaal ont* vangt ongewenscht reflexlicht van den opgaanden 60 zijmuur. De verdeeling der loges is verbeterd, terwijl aan de gemaakte bezwaren aangaande het plan van het souterrain is tegemoet gekomen. Behoudens de gemaakte opmerkingen, als geheel dus wel een verdienstelijk plan, maar niet van voldoende overzichtelijke indeeling, en wat kostbaar van aanleg; van de vijf antwoorden bereikt dit ontwerp dan ook het hoogste inhoudcijfer (187500 M3.). Het gevelontwerp is er, na uitwerking, niet op verbeterd; door de gewijzigde verdeeling van den middenbouw zijn de verhoudingen ongunstiger geworden, en zijn nu de drie ingangstraveeën al te zeer samengedrukt tusschen de meer massieve zijbouwen; de doellooze attiek drukt zwaar op dit geheel, terwijl de door niets gewettigde torenvormen de architectuur zeker niet vermogen te verbeteren. Het ontwerp van den noordgevel, van de tuingebouwen, en de détails der terreinafsluiting geven geen aanleiding tot gunstiger oordeel; in den zijgevel komen enkele partijen (afsluiting beeldenzaal en het gedeelte op de terreingrens staande) beter uit tegen* over de in het algemeen nog wat dorre vormgeving van het geheel, waarbij echter enkele onderdeelen gelukkig afsteken. Ontwerp „Ne Jupiter quidem omnibus". De in het vóórproject gevonden gelukkige oplossing van de groepeering der drie hoofdafdeelingen, is in het ontwerp behouden gebleven. De ontwerper is er niet toe gekomen zich een eenigszins beduidende beperking op te leggen ten aanzien van het gebruik van het terrein) alleen is nu een strook ter breedte van p. m. 5 M. aan de noordzijde onbebouwd gebleven, 61 waardoor eenigermate slechts is tegemoet gekomen aan de vroeger door de Jury gemaakte opmerking; het is toch duidelijk dat, afgescheiden nog van den weinig economischen aanleg van dit plan, (inhoudsberekening 182000 M3.). de noordgevel ter lengte van ongeveer 160 M. zonder beduidende voorsprongen, of een uit het plan gegroeide groote afwisseling in de partijen en in de lichtverdeeling, bij de hier gegeven situatie een voor» grond noodig heeft van breedere afmeting dan in dit ontwerp is geboden. De groote gehoorzaal in het voorontwerp rustig gelegen aan een binnenhof, vanwaar ze haar licht kan ontvangen, is nu geheel ingebouwd, waardoor het voor zulk een zaal minder gewenscht bovenlicht is noodig geworden; dit is zeker geen verbetering voor dit deel van het plan. De verbinding van vóór» en achterbouw op de eerste verdieping is aanmerkelijk verbeterd, wat niet te zeggen valt van de groep lokalen voor de bibliotheek, die boven* dien door den weinig organischen aanleg der trappen, in ongemakkelijke verbinding staat met de overige ruimten der eerste verdieping. In het plan van het souterrain is, na de gemaakte opmerkingen, geen verbetering gekomen. Het gevelontwerp bezorgde een ontgoocheling. Gaf de architectuur van het schetsontwerp alle aanleiding tot waardeering en groote verwachting van de uitwerking der gedachte daarin neergelegd, bij de beschouwing van het eindproject werd nagenoeg alles gemist wat de eerste conceptie aantrekkelijk maakte; die teleurstellendein« druk werd nog versterkt door de ongevoelige wijze, waarop, in tegenstelling met het schetsontwerp, de architectuur is uitgewerkt; de behandeling van het intérieur en van de tuingebouwen was slechts in staat de desillusie te vergrooten- 62 Met volle erkenning der aangevoerde bezwaren, bleef toch een kleine minderheid der Jury aan dit ontwerp (bepaald om de verdiensten en beloften van het vóór» ontwerp) een hooge plaats toekennen, omdat daarin aan de eischen van den dienst der Academie uit» muntend was voldaan, en omdat in den geest van het ontwerp bijzonder te waardeeren was de aansluiting aan dat gedeelte van het programma, waarmede het behoud der beeldende kunsten bedoeld werd bij de zoo actueele gevaren van industrieelen invloed. Ontwerp „Lage Landen". De verdiensten van den economischen opzet van her plan (inhoudsberekening 149626 M3.) en van de goede indeeling der hoofdgroepen, bij de beoordeeling van het voorontwerp daaraan toegekend, bleven behouden;. de ligging en de verhouding der voornaamste lokali* teiten zijn alleszins gunstig, en van mooie ruimte* werking. De opgang der hoofdtrappen is verbeterd; ook aan de opmerking omtrent de ligging der dienstwoningen is tegemoet gekomen, de indeeling is er echter niet beter op geworden; aan de gemaakte aanmerking om* trent den gerekten vorm der studievertrekken, e. d- werd geen aandacht geschonken. Geen verbetering in het plan der eerste verdieping is de dispositie der vertrekken linksen rechts van de gehoorzaal, de oplossing hiervan was in het vóórproject aanmerkelijk beter. De werk* lokalen u. zijn over twee verdiepingen verdeeld, zoo ook de zalen voor architectuurteekenen, wat voor den dienst geen aanbeveling verdient; een bezwaar is ook de verspreide ligging van de voordrachtzalen. Zonder 63 aanleiding is de plaatsing der loges gewijzigd, waar» door nu in plaats van 24, als is voorgeschreven, 20 loges zijn verkregen. Met volle erkenning van het talent, dat ongetwijfeld uit het hier geboden werk spreekt, kan van het gevel* ontwerp niet worden gezegd, dat het bij uitwerking heeft gewonnen. Bij de bespreking reeds van het voorontwerp is te kennen gegeven, dat de wijze van opbouw der gevels in sterk over* en terugspringende lagen en blokken, zoowel uit aesthetisch als uit practisch en economisch oogpunt beschouwd, niet zonder bedenking is te achten; had, blijkens zijne toelichting, de auteur in den vóórwedstrijd bij zijn gevelconceptie voor oogen gehad, »de steeds sterker wordende verkeersstroomen", nu is uit de toelichting te lezen, dat »in de profilee* ringen moet worden gezien een plastiek, die een sfeer om het gebouw weeft, waartoe de atmosfeer dezer lage landen den inzender heeft geleid." Noch de eene, noch de andere overweging kon voor de Jury deze uitvoering van dit sterk overheerschende horizontalisme in de architectuur van het project aan* nemelijk maken. Overigens is er reden voor veel waardeering van dit geestig geteekend ontwerp als complete conceptie van een sterk doorgevoerde eenheid in het inwendige en het uitwendige. Onfwerp „Groor Amsterdam". Het kon na de aanmerkingen door de Jury op het plan van het voorontwerp gemaakt, niet uitblijven, dat de inzender tot algeheele omwerking van zijn oorspron* 64 kelijken plattegrond komen moest; waar daarin de ligging der beeldenzalen aan de noordzijde een ernstige belemmering opleverde voor den lichtinval der ateliers, moesten die zalen met bijbehoorende lokaliteiten worden verplaatst, en ontstond in het nieuwe plan de gewenschte ligging van de reeks werklokalen aan den noordgevel, zooals die in verscheidene andere plannen op alleszins gunstige wijze werd opgelost; in dit plan echter met het bezwaar, dat in het midden van den gevel de tentoonstellingszaal ter diepte van 18 M. is uitgebouwd, ten nadeele van het licht der tentoonstel* lingskabinetten, en van een der ateliers w. De beelden* zalen zijn naar den zuidgevel overgebracht, en in haar geheel naar buiten uitgebouwd, welke dispositie zoo* wel ten aanzien van het plan, als van den opbouw, de instemming' van slechts een deel der Jury heeft weten te verwerven. De ontwerper heeft die zalen* groepen niet als groote momenten tot een organisch geheel in den plattegrond weten te brengen, en daar* door de gelegenheid gemist om tot de samenstelling van een goed architectonisch plan, met een mooie groote ruimte*ontwikkeling te komen. De hal mist als centraal punt door de nu verkregen indeeling voldoende functie, de toegangen naar de beeldenzalen nemen daarin een weinig belangrijke plaats in, terwijl dat gemis aan functie nog meer uitkomt op de eerste verdieping waar de toegangen tot de groepen gehoor* zaal en bibliotheek nauwelijks aan de hal gelegen zijn. Niet gunstig werd beoordeeld de geheel willekeurige wijze waarop laatstgenoemde zalen over de beelden* zalen heen gebouwd zijn, waardoor bovendien de lichtinval van een gedeelte dier zalen en van de modellenzalen wordt geschaad. In de hal en gan* 65 gen treedt staand licht slechts in geringe mate toe, waardoor in het gebouw mooie lichtwerking wordt gemist; het bovenlicht van de hal zal op de eerste verdieping overvloedig, op den beganen grond daar* entegen nauwelijks voldoende zijn, en ongunstig van werkingErnstige architectonische en ethische bedenking bestaat tegen de rijen garderobes en toiletten tusschen de parallelgangen in de lengteas van het gebouw ge» projecteerd; de gangen en hallen zullen door de kleine binnenplaatsen, en dit nu is een practisch be» zwaar, zeker niet in voldoende mate verlicht en geventi» leerd kunnen worden. Toch valt overigens te waardeeren de beknoptheid van de planindeeling, en de eenvoudige, practische wijze waarop de onderwijsafdeeling gescheiden is ge* houden van de lokaliteiten, die ook door een ruimer pubhek zullen worden bezocht; door de bescheiden opzet dan ook van dit plan bereikt de berekening van den kubieken inhoud het laagste cijfer van de vijf ontwerpen, zijnde: 143550 M3. In sterke tegenstelling en zonder organisch verband met de vrij zwakke conceptie van den plattegrond als bouwkunstig werk, is de monumentaal opgebouwde massa van de nagenoeg onverdeeld gunstig beoor* deelde gevelontwerpen; zoowel de groote forsche lijnen van het hoofdgebouw, als de meer pittoresk doende vormen der tuingebouwen, zijn, althans naar het oordeel van een groote meerderheid der Jury, onmiskenbaar van groote architectonische werking, getuigende van het buitengewoon kunnen, van de rijke fantasie eener artistieke persoonlijkheid, die zijne eigen, interessante vormgeving tot in onderdeden volkomen meester is, 66 en waarvan ook de geleverde détails als de even duidelijke, als schoone bewijzen zijn te beschouwen. Het is dan ook in hoofdzaak om die voorname kwa* liteiten, dat de Jury tot de conclusie is gekomen dat dit ontwerp, dat wegens de bedenkingen tegen het plan aangevoerd, zeker niet op de eerste plaats kon worden gesteld, toch in waarde als tweede van de vijf ont* werpen in den eindwedstrijd behoorde te worden ge< plaatst. Ontwerp „VI". De zeer verdienstelijk volgehouden gunstige verdeeling der hoofdgroepen in een mooi opgezet architectonisch plan, waaraan in den vóórwedstrijd reeds alle lof kon worden toegekend, is in het uitgewerkte plan vol* komen behouden gebleven. De indeeling van de plat* tegronden beantwoordt tot in onderdeden aan de eischen van het programma, en levert door een har* monische dispositie der groote ruimten en voornaamste groepen, en door een weloverwogen verlichting van de hal met beeldenzalen en aansluitende gangen, een geheel van schoone ruimtewerking. De verschillende groepen zijn doeltreffend van ligging en indeeling; bij een weidschen opzet van het plan, is toch ruimte* verspilling vermeden; de inhoudsberekening levert, na „Groot Amsterdam", het laagste cijfer (145700 M3). De economie, welke bij de samenstelling van dit ont* werp heeft voorgezeten, zal het mogelijk maken dat, ten aanzien van de bouwkosten, de redelijke grenzen der uitvoerbaarheid zeker niet behoeven te worden overschreden. Als een organisch, monumentaal gedacht geheel, groeit 67 eenvoudig en natuurlijk uit dit plan de opbouw in forsche groote lijnen en sobere vormgeving op; de zuidgevel van mooie lichtwerking in de verspringende gevelvlakken, rustig, ernstig en van goede verhoudin= gen, tevens als een welbegrepen afsluiting van het academieplein met den daarop uitloopenden breeden verkeersweg. In tegenstelling met het vorig ontwerp treft hier de hoogst bescheiden voordracht, de nuchtere behan» deling der teekeningen, waardoor bij eerste beschou» wing de indruk van een zekere koelheid, van ver» starring zelfs, niet kon uitblijven, welke indruk echter na volgehouden bestudeering van het project, voor een groot deel althans, kon worden overwonnen. Die ernstige bestudeering dan ook heeft ten slotte de Jury ertoe geleid de groote verdiensten van deze inzending ten volle te erkennen, en haar tot de conclusie gebracht, dat niet alleen daaraan zonder voorbehoud de hoogste plaats in dezen eindkamp moest worden gegeven, maar dat hier alleszins aanleiding bestaat dit ontwerp bij de Regeering voor uitvoering voor te dragen. Zoo heeft de Jury niet geaarzeld aan het ont* werp „VI" zonder stemming den eersten prijs toe te kennen, in de overtuiging dat, hoewel de ontwerper zijn voorkeur voor één richting der beeldende kunst heeft uitgesproken, zijn schepping zóó zuiver architectonisch is gedacht, dat zij voor iedere kunstrichting, zooals die aan de Academie onderwezen wordt, alle ruimte laten kan, en dus ook laten moet. De Jury adviseert daarom den eerstbekroonde de uit» voering op te dragen onder beding, dat hij zich bereid verklaart ten aanzien van de medewerking der heel* 68 dende kunsten, behoudens in de gevallen als bedoeld op blz. 27 al. 3 van het programma, (betreffende die kunstwerken, welke een onmisbaar deel van den bouw uitmaken), te handelen in overeenstemming met de Directie der Rijksacademie. Nadat de Jury op Vrijdag den 22sten Februari 1918 hare conclusies had vastgesteld, is dienzelfden dag in een samenkomst met haar en de Commissie van Toe* zicht der Academie, vertegenwoordigd door de heeren E. Heldring voorz., Mr. H. K. Westendorp en Mr. Dr. F. Kranenburg, overeenkomstig de bepaling van het programma, de naambrief door den Voorzitter der Comm. van Toezicht geopend en bleken de inzenders van het bekroonde ontwerp te zijn de heeren: B. Byvoet b.i. &. J. Duiker b.i. te *s*Gravenhage. Als de auteurs der overige vier bekroonde ontwerpen hebben zich vervolgens bekend gemaakt: „Groot Amsterdam", de heer M. de Klerk, architect te Amsterdam. „Lage Landen", de heer M. P. J. H. Klijnen b.i. te Rotterdam. „Ne Jupiter quidem omnibus", de heer D. Roosenburg b.i. te 's«Gravenhage. „Athena", de heer G. C. Bremer b.i. te Rijswijk. Namens de Jury A. J. DER KINDEREN. Voorzitter. PAUL J. DE JONGH. Secretaris. Amsterdam, Maart 1918. «v/ ■