TIEN JAREN MONTESSORI ONDERWIJS GEÏLLUSTREERD DOOR HILDA VAN S T O C K U M OCTOBER 1931 UITGEGEVEN DOOR DE VEREENIGING >DE AMSTERDAMSCHE MONTESSORISCHOOL! TIEN JAREN MONTESSORI-ONDERWIJS Toen, na een viertal jaren pioniersarbeid, in 1920 de eerste Montessorischolen hier te lande werden opgericht, stonden zeer velen, vooral uit onderwijskringen daar afwijzend tegenover. Wel gaf men toe, dat er veel aan het Lager Onderwijs, zooals dat in ons land gegeven wordt, te verbeteren was, maar men meende deze verbeteringen wel te kunnen aanbrengen, zonder met de klassikale onderwijs-methode te breken. Onder die omstandigheden was het begrijpelijk, dat er slechts betrekkelijk weinig ouders bereid waren, de nieuwe opvoedingsmethode op hun kinderen toe te passen. Thans ligt de zaak geheel anders; wat de resultaten betreft, behoeft men niet als in 1920 van een sprong in het duister te spreken, want verschillende Montessorischolen, waaronder de Amsterdamsche, hebben reeds eenige jaren achtereen leerlingen aan het Middelbaar en Voorbereidend Hooger Onderwijs afgeleverd. Hoewel de overgang van het individueele naar het klassikale onderwijs voor velen een onaangename ondervinding was, pasten zij zich boven verwachting vlug aan. Zij behoorden, naar het oordeel van verschillende van hun docenten tot de beste leerlingen in hun klassen, van de oudsten deden enkelen reeds met succes eindexamen. Over de onderwijsmethode van Dr. Maria Montessori wordt veel verteld, wat niet juist is. Voor sommigen, die . niet in klasseverband . . er niet mede bekend zijn, is de Montessorischool een school, waar „alles mag", een school, die systematisch leidt tot ongebondenheid. Moge de lezing van deze brochure er een anderen kijk op geven, en aanleiding zijn tot een bezoek aan onze Montessorischool, want woorden alleen zijn niet in staat de bizondere sfeer van tevreden arbeidzaam¬ heid en orde te schetsen, die op deze scholen heerscht. De Montessorischool verschilt niet alleen van de gewone school, omdat het onderwijs niet in klasseverband, maar individueel wordt gegeven, maar ook door de wijze, waarop kennis wordt opgedaan, en door de andere plaats, die de „juffrouw" in de klas inneemt. Zeer terecht spreken wij dan ook van een „Montessori-Leidster" niet van een „onderwijzeres". Een voorbeeld kan het best duidelijk maken, welke plaats de Montessorileidster in de opvoeding inneemt. Gij wilt Uw kind leeren loopen. Zult gij het kind voor U zetten in een bank en een verhandeling houden over de spieren, die de mensch gebruiken moet om zich rechtop te houden, hoe hij zich met de teenen afzet, zijn eene voet voor de andere plaatst enz.? Neen immers, maar wèl zult gij een plek zoeken, waar het kind rustig kan kruipen, binnen zijn bereik iets. sommen maken. waaraan het zich kan optrekken, Klaarl ) .... maar individueel.. wanneer het daartoe sterk genoeg geworden is. Gij zult er U toe bepalen hindernissen voor kachels en trapgaten op te werpen, en dan zult gij hem zich laten oefenen, hij vraagt niets liever. Een enkel maal zult gij hem tot oefenen prikkelen, door een voorwerp even buiten zijn bereik te houden, doch meestal is dit niet eens noodig, hij is zoo gelukkig met de nieuwe mogelijkheden, die zich voor hem onen- doen, dat hij zich spontaan oefent. Gij moet U bedwingen om niet te spoedig in te grijpen, wanneer hij wankelt. Met spanning volgt ge elke vooruitgang. Zoudt ge het niet dwaas vinden het kind voor zijn inspanning nog een bizondere belooning, of een cijfer te geven?, Is er grooter voldoening denkbaar, dan iets nieuws te leeren, door eigen oefening? Welnu, zoo ongeveer is de geesteshouding van de Montessorileidster. Zij prepareert met zorg de omgeving van het kind, brengt het materiaal, dat bij zijn leeftijd past, en waarnaar zijn belangstelling uitgaat, onder zijn bereik en laat het zelf oefenen. *) Als eerste groote voordeel van het individueele onderwijs, willen wij wijzen op het verschil in leeftijd bij de kinderen in elke groep, in eenzelfde lokaal bijeengebracht. Er zijn drie groepen, n.1. van 3 tot ongeveer 6 jaar, van 6 tot 9 en van 9 tot ongeveer 12 jaar. Natuurlijk behoort de eerste groep tot het Voorbereidend Onderwijs, de twee langui. I I . . uenooren TOT net verschil van leeftijd ondarUn». *LM.tn In d,t vert»nd de rede door Mevrouw Montessori op 14 Jan. 1931 te Keulen gehouden afgedrukt op blz. 25 en vlg Lager Onderwijs. Naast de vorderingen bepaalt ook het karakter van het kind het moment, waarop het van de eene groep naar een vólgende wordt overgeplaatst. Dat behoeft ook niet persé in September te geschieden. Door dit systeem behoort een kind soms tot de jong' sten en dan weer tot de oudsten in een groep, terwijl de overgang geleidelijk plaats heeft. Er is niets tegen en alles vóór om de oudste van een gezin, of èènig kind in een groep met oudere kinderen te brengen, daarentegen een „benjamin" wat langer als oudste van een groepje te handhaven. Ouders van groote gezinnen weten bij ondervinding hoeveel de kleintjes van de grooteren leeren, daardoor valt er aan de jongeren minder op te voeden... Welnu ditzelfde heeft na een half jaar helpt het op zijn beurt weer anderen» die na hem op school kwamen. Zoolang er plaats is, worden het geheele jaar door leerlingen aangenomen, ook op proef. Nooit echter meer dan 3 of 4 leerlingetjes tegelijk, en dit heeft zijn goede reden. Het Montessorionderwijs stelt hooge eischen, èn aan de Leidsters, èn aan het concentratievermogen en het initiatief van de leerlingen. Voordat een nieuwelingetje echter eenig initiatief kan ontplooien, moet het aan de nieuwe omgeving wennen, en op weg geholpen worden. Komen zij nu in een lokaal, waar 20 of 25 ingewijden rustig elk aan eigen taak werken, dan kan de Leidster in het begin een groot deel van haar Potlood.hanteeren. tijd aan zoo'n nieuwelingetje schenken. Veel van het materiaal is zöö ingericht, dat een oefening, waarmede het kind eenige uren bezig is, door de Leidster in een oogwenk gecontroleerd kan worden, ja veelal controleeren de leer¬ lingen zichzelf of elkaar. Daardoor wordt het de Leidster mogelijk gemaakt hare volle aandacht te schenken aan een nieuwelingetje of in het algemeen aan die leerlingen, die een aanwijzing, correctie, aanmoediging of inwijding in de hanteering van voor hen nieuw materiaal, behoeven. Voor een met succes volgen van het Lager Onderwijs is echter het Voorbereidend Onderwijs onontbeerlijk, slechts bij hooge uitzondering worden leerlingen op de Lagere School aangenomen, die niet èèn of twee jaar Voorbereidend Onderwijs hebben genoten. Op de Voorbereidende School, die aan onze Lagere School is verbonden, wordt het kind tusschen 3 en 6 jaar in een aan zijne afmetingen en behoeften aangepaste omgeving de gelegenheid geboden, door het voorbeeld van ouderen geprikkeld, door zelfoefening zijn zintuigen systematisch te ontwikkelen en zijn aanvankelijk onwillekeurige en onbeholpen bewegingen te coördineeren, en in dienst te stellen van datgene wat het wenscht te bereiken. Successievelijk leert het kind het verschil in afmetingen onderkennen aan de cylinderblokken, de 10 kuben van de roze toren, de 10 prisma's van de bruine trap, het leert tellen met de reken-stokken, en de kralen, het krijgt kennis van kleuren en leert de fijnste nuances onderscheiden. Tevens wordt zijn gehoor en muzikale zin ontwikkeld, het leert een potlood hanteeren, en ontwerpt reeds teekenfiguren. Bij rythmische oefeningen leert het zijn spieren beheerschen. Met knoopenrekken, veter-, haakjes, en drukknoop- rekken wordt de basis gelegd voor het zelfstandig aan- en uitkleeden. En door eenvoudige huishoudelijke werkjes, wordt de algemeene handigheid, zoowel bij jongens als bij meisjes zeer bevorderd. Juist aan de handigheid wordt op de Montessorischool veel aandacht besteed. Altijd zijn de handjes bezig, van het grovere hanteeren van de blokken tot het fijnere besturen van het bellenhamertje toe. Dit kan later nooit meer zoo ingehaald worden, daarvoor is juist de leeftijd tusschen 4 en 6 jaar, volgens de laatste onderzoekingen, de aangewezen tijd. Net zoo is het met de oefeningen met het materiaal voor zintuigelijke ontwikkeling. Tusschen 3 en 5 jaar gaat naar deze de volle belangstelling uit. Wacht niet te lang met Uw kind naar de Voorbereidende School te zenden, er komt een oogenblik tusschen 3 en 5 In een een zijn afmetingen aangepaste omgeving. jaar, dat Uw kind rijp is voor al deze dingen, en zich thuis begint te vervelen. De Leidsters zijn bereid op het spreekuur in dergelijke kwesties van advies te dienen. Onlangs waren cuMndarbiokken. wij er toevallig getuige van hoe een moeder, vergezeld van haar 3-jarig zoontje, na 4 uur eenige inlichtingen kwam vragen. Terwijl zij met de Leidster sprak, had het jongetje wat in de klas rondgekeken, en was een oogenblik later geheel verdiept in de kleurendoozen, en bewees voor de zooveelste maal, dat het materiaal van Dr. Maria Montessori zoo volkomen op de verschillende leeftijden is ingesteld, dat het nooft nalaat de kinderen op het juiste oogenblik te boeien en vast te houden. Goed leeren teekenen. Vele ouders, die om de een of andere reden hun kinderen later naar een Lagere School met klassikaal onderwijs wilden zenden, lieten hun kleintjes toch eerst twee jaar de Voorbereidende Montessorischool bezoeken, daar de zintuigontwikkeling, de volkomen spierbeheersching en de leerzame omgang met andere kinderen, in een omgeving, die hun belangstelling trekt en vasthoudt,* op zichzelf ook groote waarde heeft. Met opzet noemen wij hier niet, het vroeger leeren lezen en schrijven, omdat die „geleerdheid" o.i. volkomen bijkomstig is: bij deze kleine kinderen is het tot orde komen, de zelfwerkzaamheid, en de invloed van de innerlijke tevredenheid op de lichamelijke ontwikkeling van oneindig meer beteekenis. Sommige ouders lieten den meest ontvan kei ijken leeftijd voorbijgaan, omdat zij voor hun kind de buitenlucht en het middagslaapje onontbeerlijk achtten. Welnu, da nieuwe school komt aan dit bezwaar volkomen tegemoet, want zij heeft twee openluchtklassen, en bij mooi weer zullen de kleintjes met hun stoeltjes in een beschut hoekje van den tuin zitten. Tot 5 jaar bezoeken zij overigens de school alleen 's ochtends. Ouders, die bang zijn dat hun kinderen op school te weinig beweging krijgen, zouden wij er op willen wijzen, dat de kinderen op de Montessorischool niet alleen een groote bewegingsvrijheid genieten* maar dat deze beweging zelfs uitgelokt wordt. Zij zitten niet roerloos in vaste banken, in rijen achter elkaar, neen, elk heeft zijn tafeltje en stoeltje, vanwaar zij op kunnen staan om hun werk uit de kastjes Muzikale ontwikkeling. te gaan halen of op te bergen. Deze Makkelijker op den grond. tafeltjes zijn gezellig gegroepeerd naar behoefte. Soms halen zij een matje of kleedje, omdat zij hun letters, blokken, enz. gemakkelijker op den grond kunnen hanteeren. Dat vraagt alles groote voorzichtigheid, bij alle haast en ijver mag toch niets omgestooten worden, moeten de kleedjes worden vermeden, want er wordt, ook al bij de kleintjes, respect voor eikaars werk verwacht. De naijver en geest van mededinging van vroeger heeft hier plaats gemaakt voor wederzijdsche waardeering en samen¬ werking. Daarop wordt ook bij het Lager Onderwijs voortgebouwd. Daar ziet men ze vaak met twee — of drie tezamen oefenen, b.v. met een aanwijsstok bij de blinde kaart overhooren zij elkaar de aardrijkskunde, of elk met een aantal bellen en een hamertje toetsen zij eikaars gehoor. Nu en dan staat er een zachtjes op, om zijn werk aan de Leidster te toonen. Het spreekt vanzelf, dat deze vrijheid van bewegging hooger eischen van ordelijkheid en zelfbeheersching stelt. Hetgeen bezoekers dan ook steeds opvalt, is dat de kinderen zoo gepakt worden door het hun geboden materiaal, en zoo intens bezig zijn, dat hierdoor kattekwaad en wanordelijkheid geheel wegvallen... Daar het leerplan niet in 6 gelijke deelen is verdeeld, zooals bij het klassikale onderwijs, vervalt ook het proefwerk en het overgangsexamen op van tevoren vastgestelde termijnen, de leerlingen werken rustig door in hun eigen tempo, herhalen Tellen met rekenstokken. Water halen. wanneer dit noodig blijkt, waarbij er van de leerkrachten, en van de ouders in de eerste plaats, niet anders gevraagd wordt, dan het vertrouwen, dat het kind in die zes jaar, in alle vakken evenveel, neen meer, en beter zal leeren, dan bij het oude systeem, dat nog altijd als norm geldt. Dat een kind eerder iets grondig leert, omdat het hem belang inboezemt, dan om een goed cijfer te verdienenüüoreekt haast vanzelf, en dat de kinderen ooft met gemak meer kunnen leeren, «Ijkt uit onze tienjarige ervann* Wanneer men zich goed rekenschap geeft van de onvermijdelijke tijdverspilling, waaraan het systeem van klassikaal onderwijs mank gaat, begrijpt men dat wij tijd overhouden voor de muzikale ontwikkeling, voor het bijbrengen van een uitgebreide en diepe kennis der natuur, terwijl bijna allen uitstekend leeren teekenen. 70% van de leerlingen van de Lagere Scholen van Amsterdam blijven in èèn of meer klassen zitten. Zij krijgen dan precies dezelfde stof wéér voorgezet, fa vele gevallen leidt zulks tot verslar»- ping van ijver, en verveling. Wat toch is vaak het geval? Eenige onvoldoende vakken sluiten onherroepelijk den weg tot vérderwerken in die vakken, waarin de leerling wèl voldoende, en dus belangstelling, had. Gevolg: tijdverspilling. Zien wij nu hoe het bij de Montessorischool gaat. Daar wordt elke leerling individueel behandeld, zijn prestaties worden dus niet met _ r\r\\ff\\rlf\e\v*A**1f ~. a I t • mm ,n-..w.w«,u« gesiempem, inaien zij j, ,cnor,j« i. i0.t Doekjes wasschen. onder het gemiddelde blijven. De leidster zal dan probeeren hem daarin voort te helpen: hij zal aan dat vak meer tijd mogen besteden, doch zijn langzamer tempo houdt de andere leerlingen niet op. In eenige andere vakken is hij zijn tijdgenooten misschien weer een stuk vooruit. Wanneer het nu lukt, in den loop van een paar jaar, de achterstand in te halen, (het blijkt, dat het meestal lukt) spaart zoo'n kind een heel jaar in zijn opvoeding, en bovendien voorkomt men de vernedering en het demoraliseerende van een klas twee keer te moeten doen. Hiermede willen wij niet zeggen, dat alle kinderen onze school in 6 jaar zullen doorloopen. Ook wij krijgen ons deel van minderbegaafde kinderen. Maar zelfs voor die kinderen, waarbij het niet lukt in 6 jaar de Middelbare school of Gymnasium te bereiken is er nog winst, want inplaats van 2 keer hetzelfde te leeren, zooals bij het klassikale onderwijs, zullen zij er aan het einde van hun schooltijd nog een jaartje aanknoo- pen, waarin niets verneaerenas zit, en in welk jaar zij in de vakken, waarin zij wèl bij zijn, gewoon verder studeeren. Bij langdurige ziekte, een dergelijk voordeel. Wie zich het verlammende gevoel herinnert uit eigen schooltijd, wanneer men na eenige weken absentie bemerkte, dat er een haast onoverbrugbare lacune in de leerstof was ontstaan, die zal het groote voerdeel erkennen van de individu- TOSVJ."tiea,eltie eele methode, waarbij men het werk opvat, waar men het tiet liggen, en het voortzet in het kalmere tempo, dat past bij een herstellende, en niet in het koortsachtige van iemand, die zijn reisgezelschap, dat hem eenige weken vooruit is, moet inhalen. Nog een eigenaardigheid van de Montessorimethode is de gelegenheid voor karakter- en socialevorming. Oppervlakkig zou men denken, dat het individueele onderwijs tot eenzelvigheid en het klassikale tot saamhoorigheid zou leiden. Niets is minder waar. Juist op de gewone school ia onder schooltijd elk contact uitgesloten, terwijl wij bij het Montessorionderwijs een hechte band zien ontstaan bij leerlingen van dezelfde groep. Zoo'n groeft is de Maatschappij in het klein. Zeker, er is een grootere persoonlijke vrijheid, maar evenals in de Maatschappij wordt deze beperkt door de rechten van de anderen. In heel het dagelijksch doen, in alle verlangens en begeerten moeten zij zich steeds aanpassen aan een dertigtal andere persoonlijkheidjes, zich ook vr»| bewegend en gedreven door dezelfde werklust, vreugden, hulpvaardigheid en begeerten. Middenin dit wereldje zit de Leidster als de vertrouwde, de raadgeefster, de vraagbaak. De Leidsters leeren dus de kinderen door en door kennen. Inplaats van de steriotiepe cijfer rapporten treden geregelde besprekingen van ouder en Leidster onder 4 oogen. Voor de kinderen heeft dat dit voordeel, dat de aandacht geheel bepaald blijft bij het werk en het leeren, en niet zooals helaas maar al te vaak vroeger het geval was op het cijfer, dat daarvan slechts de exponent behoorde te zijn. Wij behoeven hier niet in den breede uit te weiden over het verderfelijke van het cijfer-systeem, met de onafscheidelijke aankleve van: afkijken, voorzeggen, spieken met proefwerk, inpompen van kennis voor examens, kennis, die maar al te snel weer vervlogen is. Op de Montessorischool: geen cijfers, geen rapporten, geen verzoeking om te knoeien, want de nadruk is verlegd, van het oijfer, of de belooning voor het goede rapport, naar het werk, dat in zichzelf de belooning is voor de inspanning. Hoe men dan de vorderingen controleert? Het leermateriaal is gerangschikt naar graad van moeilijkheid en de Leidster ziet toe, dat geen kind aan iets moeilijkers begint, voor het meer eenvoudige beheerscht wordt. Verder zijn er verschillende oefeningen, die de kin¬ deren samen doen, om de beurt elkaar overhoorend. Voor een geoefende beschouwer is elke spontane uiting van een leerling een openbaring van veroverde kennis en van eventueele leemten. De echte arbeidsvreugde is voldoende prikkel om de kinderen te doen haken naar meerder kennis en moeilijker opgaven. Zij zien immers steeds om zich in hetzelfde lokaal, kinderen, die hen juist even vóór zijn. Het minderwaardigheidsgevoel heeft echter geen gele- ' genheid wortel te schieten, want zij hebben allen de overtuiging eenmaal „de grootste" in de klas te zullen zijn. In den loop van ongeveer drie jaar zien zij hun voorgangertjes èèn voor èèn naar een volgende groep overgaan en v"nw"rsUia°nP kuB"*n Bij de blinde kaart. zoo groeien ze in de verantwoordelijkheid van het goede voorbeeld te moeten geven. Vooral voor de jongere kinderen uit elk gezin is dit van groote opvoedkundige waarde. De vraag van een welmeenenden bezoeker, tot een vorige generatie behoorende, „wie wel No. èèn van de klas was", werd dan ook door het Mon- tessortorolgelingetje niet begrepen. Toen de oude heer aandrong, zijn vraag verduidelijkend, wie wel de knapste in de klas was, antwoordde zij prompt: „de juffrouw". Voor haar waren er geen „knappen" en „dommen", er is alleen verschil in leeftijd en in tempo. Inderdaad, gezonde kinderen zijn zelden dom, zij lijken zulks wei eens, wanneer zij mee moeten in een klas, waar zij niet in thuis hooren, of wanneer men hun aanvankelijke belangstelling doodt door niets aan hun eigen initiatief over te laten. Wij zullen de laatsten zijn om te ontkennen, dat ook bij het Montessorionderwijs, de ontwikkeling soms schijnbaar stilstaat, maar volgt na eenige maanden een werkzame periode, dan biedt het systeem de mogelijkheid in eenige weken de achterstand in te halen. Dit feit, dat de ontwikkeling van een kind in sprongen gaat, is een van de groote ontdekkingen van Dr. Maria Montessori, en het door haar in vele medewerkers langs wetenschappelijke banen opgebouwde systeem maakt daar met vrucht gebruik van. Niet alleen voor de kleuters van 3 tot 6 jaar, maar ook reeds langer dan tien jaar voor Met de bellen. Letters leggen. Verdiept. den leeftijd van- 6 tot 12 en nu sinds September 1930 ook voor de opgroeiende jeugd boven 12 jaar, die in het MontessoriLyceum tot Universiteit of Vakstudie gebracht zullen worden. De wensch tot de oprichting van een Montessori-Lyceum te komen, is uit de ouders zélf voortgekomen, en kan als het beste bewijs dienen, dat allen, die nader met de methode in aanraking kwamen, de oneindige waarde ervan erkennen. Men verwacht natuurlijk van dit Lyceum niet, dat het zijne leerlingen mèèr kennis'zal aanbrengen, dan de bestaande Middelbare scholen met hun 22 vakken. Integendeel, niet mèèr kennis, maar grondiger kennis, niet inpompen, doch verwerken en werkelijk eigen maken van de leerstof, is het doel. De kennis, die zelf verworven wordt, in rustige blijmoedige' werkzaamheid, die is het die de ware ontwikkeling geeft. Maar ook van andere zijde werd de. waarde der methode, ook voor Middelbaar en Voorbereidend Hooger Onderwijs erkend. Verschillende Professoren, die in hun studenten gaarne zouden zien: eigen initiatief , eigen denken en verwerken,, kortom de rechte studiezin, vonden die veelbegeerde kwaliteiten bij onze kinderen. Zij vroegen zich af, waarom dit alles bij de jonge aankomende studenten in den regel Groote band bij leerlingen van denzelfden groep. niet aanwezig was, en het veelal eenige jaren duurde, eer de jonge student daartoe ontwaakte. Zij begroetten met vreugde het plan tot oprichting van het MontessoriLyceum. Eenigen van hen lieten het niet bij betuigingen van instemming, doch wierpen zich met jeugdig enthousiasme op het ontwerpen en uitdenken van het leer-materiaal voor Wiskunde, Geschiedenis, Latijn, Aardrijkskunde, enz. Zoo begon het Montessori-Lyceum onder de beste auspiciën zijn pioniersjaren, evenals de Lagere School tien jaar geleden, en men kan er dus vrijwel zeker van zijn, dat evenals thans de Lagere Montessorischolen bij tientallen gesteld worden, over tien jaar, wanneer Uw 3-jarige Inpompen van kennis. er aantoe is, verschillende Middelbare Montessorischolen zullen zijn gesticht. Misschien mogen wij ten slotte aanhalen, wat een vader ons antwoordde op de vraag, wat hem had doen besluiten zijn 3 zoons achter elkaar naar de Montessorischool te zenden. Hij zei ongeveer het volgende: „Op de Montessorischool wordt speciaal gelet op karaktervorming, de kinderen leeren er observeeren, zelfstandig onderzoeken, ini¬ tiatief ontplooien, alles zonder hun spontane arbeidslust te verliezen. Zij werken thans niet om cijfers, maar uit pleizier in het werk, zoo zullen zij later niet vragen: „Behoort dit of dat nu ook tot mijn taak?", maar doen wat hun hand vindt om gedaan te worden. In het kort de Montessorischool kweekt die eigenschappen aan, die mijn jongens bij uitstek geschikt zullen maken voor leidende, zelfstandige posities. Met wat goeden wil kan elkeen zich in enkele maanden bekwamen voor elke ondergeschikte betrekking, maar persoonlijkheden, die geschikt zijn om iets te organiseeren of te leiden zijn zeldzaam. Daar ik nu gezien heb, dat op de Montessorischool de persoonlijkheid niet onderdrukt wordt, maar zich vrij kan ontplooien, zond ik mijn jongens er vol vertrouwen heen, en had er nooit spijt van." Meer dan tien jaar gaat onze particuliere Amsterdamsche Montessorischool aan den spits van de Montessorischolen hier te lande. De meeste daarvan, zoowel de Gemeentelijke als de particuliere in andere plaatsen, namen vaak onze school als voorbeeld. Niet, dat onze Leidsters zich daarop laten voorstaan, zij beschouwen deze omstandigheid slecht als een grootere verantwoordelijkheid en gaan steeds voort hun school in alle opzichten verder te perfectionneeren. Het Bestuur tracht hen zooveel mogelijk daarin te steunen. Toen dan ook bleek, dat de oude schoot in de De Lairessestraat te klein werd en bovendien niet was aan te passen aan de nieuwste eischen op het gebied van verwarming en ventilatie, werd besloten de Gemeente te verzoeken een nieuwe Lagere Montessorischool beschikbaar te stellen, en daarnaast op onze kosten en volgens onze aanwijzingen een Voorbereidende OpenluchtMontessorischool te bouwen. De nieuwe school, die aan de Euterpestraat verrijst, is volgens de nieuwste principes van hygiëne, en verwarmingstechniek en gebruikmakend van de tienjarige ervaring in de de Lairessestraat opgedaan, ontworpen. Alle klassen, zoowel van de Voorbereidende Openluchtschool als van de Lagere School zijn naar het Zuiden gekeerd, evenals de ruime, in den tuin uitgebouwde gymnastiekzaal. Omdat kinderen uit alle stadsdeelen onze school bezoeken, is er een fietsenbergplaats voor 75 fietsen in hst sousterrain. Een groote tuin over de volle breedte van 47 m. van het terrein, zal door de oudste kinderen, onder de deskundige leiding van den Heer A. F. Portielje, Inspecteur van de Levende have van Artis, worden ingericht. Er komt een duintje, met duin- en boschplanten een Belangstelling in eikaars werk. vijvertje met hoog- en laagveen flora, een graan veldje, waarvan telkenjare onder algemeene belangstelling de kinderen de oogst binnenhalen, maar ook stukken met snijbloemen, een speelplaats en een zandbak zullen niet ontbreken. De Heer Portielje bekleedt een zeer speciale positie aan onze school. Overtuigd voorstander van de Montessorimethode, heeft hij deze op de Biologie toegepast, en kweekt nu Kennis der Natuur aan, door liefde tot de Natuur op te wekken. Maar, daar het Montessori-onderwijs geen strenge afscheiding in „vakken" kent, en hij den klemtoon weet te leggen op het zelf observeeren, zelf onderzoeken, zelf conolusies trekken uit het geobserveerde, gaat de opvoedkundige waarde vèr uit boven die van een les in Natuurlijke Historie op een gewone school. Lang nadat hij de school weer verlaten heeft, werken de prikkels in zijn les ontvangen, nog na. De èèn gaat een bloem teekenen, de ander is via de grondsoorten in de aardrijkskunde beland, een derde maakt zich een zonnewijzer, terwijl het aantal opstellen over zelf geobserveerde biologische verschijnselen legio is. Door het doelmatiger gebruik van den tijd* is voor dit alles gelegenheid. UIT DE LEZING VAN Dr. MARIA MONTESSORI GEHOUDEN IN DE UNIVERSITEIT VAN KEULEN, 14 JANUARI 1931. Onze tijd wordt van opvoedkundig standpunt gekenmerkt door een groote gretigheid en een diep verlangen om de school te veranderen. Niet alleen de onderwijs-specialiteiten, ook de ouders en vele anderen erkennen, dat dit een probleem is van grooter strekking, dan een verandering in het onderwijs alleen. We moeten onze aandacht in 't bijzonder op één punt vestigen: een punt, dat nog niet is opgenomen in de paedagogie of de paedagogische systemen. Het kardinale punt ligt in het diepere schouwen of beter gezegd het werkelijk begrijpen van het kind. Ik geloof, dat in onze paedagogie sinds eeuwen, een foutieve opvatting hieromtrent heerscht. De schijnbare onoplosbaarheid der moeilijkheden berust op het feit, dat men niet erkent, dat het kind een persoonlijkheid is. Een persoonlijkheid waarvoor men eerbied moet hebben, zelfs diepen eerbied. Het kind is een persoonlijkheid, in zichzelf gefundeerd en niet alleen als aanhangsel van den volwassene; zoo belangrijk, dat ze de helft, misschien wel de betere helft voorstelt van de combinatie: volwassene en kind. Volwassene en kind zijn tweeërlei persoonlijkheden. Gewoonlijk rekent de volwassene, de ouder, de ieeraar, het zich tot taak, het kind te vormen. Daarbij gaat men uit van twee gedachten: Het kind moet navolgen, de volwassene moet een voorbeeld zijn voor het kind. Hierop berustte tot nu toe de opvoeding. Hiervoor behoeft het kind slechts een enkele deugd, die der gehoorzaamheid, te beoefenen. De gehoorzaamheid is het mechanisme, waardoor de opvoeding haar doel kan bereiken. De volwassene onderricht het kind, vult zijn geest. Het kind behoeft van zijn kant slechts te gehoorzamen. Als het kind dat niet doet, wordt hem dat als zonde aangerekend. De volwassene acht zich onfeilbaar, hoewel hij zich van deze laatste opvatting niet bewust is. Toch trekt hij voordeel uit deze situatie. Deze fout berust op hoogmoed in den mensch. Het is duidelijk, dat het onmogelijk is, de opvoeding te veranderen, zoo lang de volwassene in dergelijke illusies leeft: hij zal zich eerst moeten veranderen. Daardoor wordt het kardinale punt: de volwassene moet zich bekeeren, nederig worden, opdat beide leeftijden tot harmonie komen» De volwassene en het kind zijn twee deelen van dezelfde schepping. Beide deelen behooren samen, men kan zich het eene niet zonder het andere denken. Het is een belemmering voor de evolutie der opvoeding, dat het eene deel zich als meester boven het andere heeft gesteld. Dat eene deel moet nu tot klaarheid komen over de plaats van het andere deel. In werkelijkheid hebben beide deelen elkaar noodig, om onbelemmerd en vredig hun levensweg te volgen. Ook moeten we uit alle schatten van de cultuur putten, om die het kind aan te bieden. Deze gedachte kunnen we ook symbolisch zien, voor de ontwikkeling van het kind» i Als het kind geboren wordt, heeft het een lichaampje, maar de ziel is nog machteloos; in anatomisch opzicht is het lijfje geschapen, maar het is nog geen organisch geheel, de wil beheerscht het nog niet. De activiteit van het kind verschilt van «die van den volwassene. Bij het kind zien we het langzame handelen van den onderzoeker, bij den volwassene daarentegen het snelle handelen van den producent. Het kind is langzaam in de ontwikkeling zijner vermogens en in den opbouw van zijn gedachtenwereld. De volwassene tracht zijn doel te bereiken met de minste inspanning, terwijl het kind dezelfde handelingen steeds herhaalt. De volwassene vermechaniseert zijn handelingen, schakelt onnoodige dingen uit, wil een resultaat bereiken, voelt zich verantwoordelijk voor alles. Hst kind is nog niet zoover, dat het den samenhang der dingen kan overzien; daarom voelt het zich niet verantwoordelijk. De omgeving is volgens den aard van den volwassene ingericht, volgens zijn vlugge, doelbewuste instelling. In die omgeving moet men daarom voor het kind een oase scheppen, waarin het vredig leven en zich ontwikkelen kan. In die omgeving moet de Volwassene als gast, niet als heer optreden en dit opent voor den volwassene de mogelijkheid, kijk te krijgen op dat andere leven, op het leven van het kind. In deze omgeving voor het kind is het niet lusteloos of ongeordend; integendeel, een bewonderenswaardige werkzaamheid openbaart zich, geheel verschillend van wat we zien als het kind in de zwaarwichtige omgeving van den volwassene is. Het kind werkt met enthousiasme, houdt van stilte en orde. We behoeven het niet altijd aan te zetten, we kunnen zijn dienaar zijn. Deze kleine mensch is dan tevreden en zachtmoedig. Uit eigen aandrift wil hij steeds grootere moeilijkheden te boven komen. Zoo nu en dan wendt het zich tot den volwassene met liefdesbewijzen. De nieuwe paedagogie zoekt evenals de drie wijzen, naar de kostelijke gaven, om die het kind te geven. Ze zoekt op wetenschappelijk, moreel en religieus gebied en wil hem die schatten op de waardigste wijze aanbieden. Het opgroeiende kind wordt langzamerhand iets anders voor ons, niet slechts het wezen, dat de volwassene moet vormen, maar over den volwassene de rechter, zijn nageslacht. Wij wenschen, dat onze nakomelingschap later goed over ons zal denken. Wie wordt dus onze rechter?..... H e t k i n d. SAMENSTELLING BESTUUR: H. de Booy, Bronck horststraat 18, Voorzitter. Tel. 21097 Mr. J. H. Polenaar, Heinzestraat 15, Secretaris. Tel. 23307 Jan Boissevain, Keizersgracht 484, Penningmeester. Tel. 35943 Mevr. M. Codefroy—van Mill, Schubertstraat 17. Mevrouw M. J. Lugt—van Tijen, Koedijklaan 23, Bussum. Mevr. J. Goedkoop—van Wessem, Dijssel hof plantsoen 6. W .F. Sillem, Koninginneweg 48. Mej. C. W. Tromp, Olympiaplein 59, Leerkrachten: Mej. C. W. Tromp, Hoofd Voorber. School. Mej. A. Zegerius, Leidster V.O. Mej. N. Luytjes, Leidster V. O. Mevr. R. Joosten—Chotzen, Hoofd Lagere School. Mevr. J. de Groot—van der Werff, Leidster L. O. Mej. P. J. C. Spandow, Leidster L. O. Mej. O. Clarion, Leidster L. O. Mej. J. A. de Vries, Leidster L. O. Vakleerkrachten in vast of tijdelijk verband: Mevr. M. R. Godefroy—van Mill, Muziek. Mej. Joh. Lugt, Handenarbeid. Mej. G. van Hall. Heer J. H. A. G. Schmitt, Lichamelijke Opvoeding. Heer A. F. J. Portielje, Biologie. Dr. Th. Eekman, Fransch. Dr. H. Eggink, Aardrijkskunde. Conciërge: Echtpaar Slee. Spreekuur van Mej. Tromp: 's Vrijdags 4—5 uur. Spreekuur van Mevr. Joosten: 's Dinsdags 4—5 uur. ACHTERGEVEL VOORBEREIDENDE OPENLUCHTSCHOOL LAGERE SCHOOL