Een woord tot geleide „De Toekomst" 50 jaar! Ongetwijfeld is dit feit een herdenking waard. Immers 50 jaren coöperatief streven betekenen 50 jaren van strijd voor de belangen der verbruikers, voor welker behoeftenbevrediging heel het economisch apparaat moet functio neren. Het is in de loop der jaren steeds duidelijker geworden, dat de economische organisatie slechts zeer gebrekkig werki en dat zij er niet in is geslaagd de grote rijkdommen, die de natuur en het menselijk vernuft ons hebben geschonken, binnen het bereik van alle mensen te brengen. Productie- en distributieapparaat functionneren slechts zolang daarmede winst kan worden gemaakt door den toevalligen bezitter der middelen. De Coöperatieve beweging heeft zich ten doel gesteld om dit winstelement in ons economisch leven, dat de strijd van allen tegen allen heeft ontketend, uit te schakelen en te vervangen door een systeem van voortbrenging en verdeling, dat gebaseerd is op de behoefte en op de eendrachtige samenwerking van allen, ten bate van de gehele mensheid. Zo bezien, betekenen 50 jaren coöperatie ook 50 jaren van strijd voor de omvorming van de menselijke geest. De doeleinden, die de coöperatieve beweging zich heeft gesteld, zijn nog lang niet bereikt, maar haar invloed is in de periode van 50 jaar, die thans achter ons ligt, voortdurend toegenomen en alom is het besef doorgedrongen, dat slechts door eendrachtige samenwerking van allen een betere en meer rechtvaardige maatschappij kan opbloeien. Door het boekje, dat wij U hierbij aanbieden, willen wij U een beeld geven van de strijd, die vooral de pioniers van onze coöperatie met zoveel taaie onverzettelijkheid voor de verbreiding der coöperatieve beginselen hebben gevoerd. Moge de inhoud U doen besluiten, deze strijd voor meer rechtvaardigheid in het economisch leven met evenveel elan en met even grote kracht te voeren als zij dit deden. Het hoge doel is het offer van Uw werk- en Uw geestkracht ten volle waard. HET BESTUUR HET BESTUUR, DAT TIJDENS HET HALVE EEUWFEEST ZETELT: Aan het hoofd van de tafel W. van Hoorn, voorzitter; links van hem achtereenvolgens M. T. Boer, secretaris; J. Bisschop, H. Boerhave, J. W. Oonk (commissarissen), H. Heeren (2e secretaris), B. Dijkstra (alg. best.), ir. J. v. Zijll (2e voorz.) en H. A. Bastiaans (directeur) # INLEIDING EN VOORGESCHIEDENIS Vijftig jaar coöperatie in Groningen! Een halve eeuw van strijd vóór een betere wereldordening, vóór een planmatige productie en een rechtvaardige verdeling van verbruiksgoederen en tegen het winstsysteem, de meest kenmerkende factor van de kapitalistische voortbrengingswijze! Vijftig jaar succesvol coöperatief verenigingsleven in ,,De Toekomst", inderdaad een alleszins opmerkingswaardig feit, dat niet alleen tot vreugdevol gedenken, maar evenzeer tot dankbaar herdenken stemt. Niemand zal ons dan ook van een overmatige zucht tot jubileren kunnen betichten, als wij bij deze bijzondere gelegenheid van ons tiende lustrum weer eens gezamenlijk de historie, waarin het wel en wee van onze vereniging is neergeschreven, gaan doorbladeren en ons een ogenblik gaan verdiepen in het voor de geïnteresseerde altijd weer belangwekkende relaas van ,,hoe het groeide". Echter, niet alleen is het zowel voor de enkeling als voor een gemeenschap belangwekkend zo nu en dan in de voortgang der jaren eens stil te staan en de blik te laten gaan over de weg, welke reeds werd afgelegd, dit is evenzeer nuttig. Immers, niet slechts wordt men er door tot erkentelijkheid gestemd tegenover hen, die de moeilijke eerste schreden zetten en tot vreugde over het vele, dat reeds werd bereikt, maar ook versterkt het de vastberadenheid om het werk, waaraan zovele pioniers hun beste krachten hebben gegeven, tot steeds grotere omvang en hechtere constructie uit te bouwen. Nadat te voren reeds enkele, mislukte pogingen waren gedaan om door gezamenlijke inkoop aan de uitbuiting door de winkeliers te ontkomen, werd in 1844, door 28 arme flanelwevers te Rochdale in Engeland, de eerste Coöperatieve Verbruiksvereniging opgericht, die zij noemden de „Pioneers-Society". In hun program omschreven zij hun taak als volgt: ,,Doel en taak van deze vereniging is voor het „materiële nut en voor de verbetering der sociale „en huiselijke toestanden maatregelen te treffen. „Dit zal geschieden door het opbrengen van een „voldoende kapitaal in gedeelten van £ Iom „het navolgende uit te voeren: „Oprichting van een winkel tot de verkoop van „levensmiddelen, kleding, enz " Zij stelden het lidmaatschap open voor iedereen, onverschillig van welke godsdienstige of politieke overtuiging en ongeacht verschillen in sexe of ras of in welke andere omstandigheid ook. De beginselen, in deze bepalingen neergelegd, zijn de grondslagen geworden voor de verbruikscoöperaties in vrijwel de gehele wereld. Het is hier niet de plaats dieper op dit ontstaan van de coöperatieve beweging in te gaan, alleen zij nog opgemerkt, dat door de bepaling, dat iedereen lid kon worden van deze coöperatieve vereniging, zij zich niet aandiende als een klasse- of standsbeweging, doch dat zij van stonde af aan een algemeen karakter had. In het midden van de zestiger jaren der vorige eeuw begonnen verschillende werklieden verenigingen in ons land, naar het voorbeeld van de Engelsen, coöperaties op te richten, die allen ten doel hadden het levensonderhoud goedkoper te maken. Dit kan geen verwondering wekken, immers, niet alleen waren de lonen zeer laag, maar bovendien waren de levensbenodigdheden duur en slecht. Uitgebuit als zij werd door den werkgever en den winkelier — beide functies waren dikwijls zelfs in één hand verenigd — verkeerde de arbeidersklasse in de grootste armoede. Hier als in Engeland werd de coöperatieve beweging uit de nood der arbeiders geboren. Nu wij ons neerzetten om de geschiedenis van onze Coöperatie ,,De Toekomst" te beschrijven, is het natuurlijk dat wij ons de vraag stellen, of deze nood ook aan haar ontstaan ten grondslag ligt. Inderdaad was de economische toestand van de arbeiders in Groningen rond de tachtiger jaren verre van rooskleurig. Deze omstandigheid maakte hen toegankelijk voor de politieke propaganda van Domela Nieuwenhuis, Van Raay en anderen. Waren de arbeiders tot omstreeks 1885 hoofdzakelijk georganiseerd in het Algemeen Nederlands Werkliedenverbond, na dat jaar zien wij, onder invloed van bovengenoemde politieke leiders, al spoedig de oprichting van een afdeling van het Noord-Nederlands Verbond ter bevordering van het Algemeen Kiesrecht, en kort daarop van een afdeling van de Sociaal-Democratische Bond in Nederland. Hierdoor waren de arbeiders in onze stad wakker geworden en zij ontplooiden al gauw een vrij grote activiteit. Had men voordien reeds te kampen gehad met gebrek aan goede zaalruimte, nu de actie der arbeidersbeweging intensiever werd, kon men spreken van een ware zalennood. De vergaderlokalen, die men ter beschikking kon krijgen, waren klein en vunzig en de grotere kon men niet huren, omdat daarvoor het geld ontbrak. Het is begrijpelijk dat men op middelen begon te zinnen, om zelf een goede zaal in exploitatie te krijgen. Het was de architect Joan Nieuwenhuis, die hiertoe het initiatief nam. Op zijn uitnodiging kwamen in de herfst van 1885 de besturen van alle hier bestaande Werkliedenverenigingen bijeen, ter grondige bespreking van het zalenvraagstuk. Als gevolg hiervan kwam in 1886 een vereniging tot stand, die men de Groninger Arbeiders Maatschapij noemde en die het gebouw ,,De Eendracht" van de Meubelmakersgezellen-Vereniging, aan de voor¬ malige Zuiderbinnensingel, in eigen beheer nam. Voorlopig had de Groninger Arbeidersbeweging hier een behoorlijk tehuis gevonden. In dit gebouw ontmoeten wij voor het eerst den man, die in latere jaren door zijn nooit falende werkkracht, zijn onbegrensde toewijding en zijn taaie onverzettelijkheid zulk een grote en verdienstelijke rol in onze coöperatie zou gaan spelen, Gerrit Nanninga. Toen hij als voorvechter van het opkomende socialisme uit zijn werkkring werd gestoten, werd hij n.l. tot kastelein van het Verenigingslokaal benoemd. Al spoedig bleek, dat voor de grote openbare bijeenkomsten van de zich steeds uitbreidende Arbeidersbeweging ,,De Een¬ dracht" te klein was. Er werden pogingen in het werk gesteld, om een groter Verenigingsgebouw in exploitatie te krijgen en — hoe gek het ook klinken moge voor de niet-ingewijden — hier staan wij bij de wieg van de Coöperatieve Productie- en Verbruiksvereniging ,,De Toekomst" U.A. Men had n.l. gelezen en gehoord, dat in Gent een bloeiende coöperatie bestond, die een eigen lokaal exploiteerde en waarvan de bakkerij het voornaamste onderdeel was. GERRIT NANNINGA Kastelein v. 1888-1893, Kastelein* administrateurv. 1893-1908, Directeur v. 1908-’27, Bestuurslid v. 1 925-’33 De oprichting 5 Mei 1887 vergaderde het bestuur van de Groninger Arbeiders Maatschappij in ,,De Eendracht" en daar werd besloten tot oprichting van een Coöperatieve Broodbakkerij. Joan Nieuwenhuis ontwierp in een ruwe schets een gebouw, waarin ook een vergaderzaal voor 600 a 700 personen werd geprojecteerd en dat verrijzen zou op een stuk grond, groot 320 M2., gelegen aan de voormalige Zuiderbinnensingel op de geslechte Vestingwal. Nieuwenhuis zou trachten een kapitaal van ƒ20.000.— te lenen en kreeg opdracht om de plannen en tekeningen voor het gebouw uit te werken. Het voorlopig bestuur werd als volgt samengesteld: J. Leeuwerke, Voorzitter. J. Modderman, 2e Voorzitter. B. Olthof, Secretaris. G. Nanninga, Penningmeester. H. van Duinen, Bibliothecaris. Joan Nieuwenhuis, Commissaris. G. Arkema, „ • J. J. G. ten Bokkel, ,, In de vergadering van 28 Juni 1887 waren de ontwerptekeningen aanwezig voor een gebouw, dat zou bevatten een vergaderlokaal, een lees- en boekenzaak een bakkerij en twee woningen. De kostenraming was als volgt Bouwkosten ... ƒ15.000.— Grond ...... ,, 3.000.— Inventaris 3.000.— Bedrijfskapitaal . ,, 2.000.— Totaal . . ƒ 23.000.— Op 30 November 1897 kon Nieuwenhuis mededelen, dat hem ƒ20.000.— was aangeboden a 5 pCt. onder borgstelling en met recht van Ie hypotheek. Dit aanbod werd met algemene stemmen aanvaard. J. J. G. ten Bokkel, G. Arkema en G. Nanninga werden aangewezen om de reglementen samen te stellen be- treffende de inrichting van de bakkerij, en alles wat daarmee verbonden was, terwijl Joan Nieuwenhuis met de andere bestuursleden de zorg voor de vergaderzalen en de overige onderdelen op zich nam. Besloten werd de bouw in eigen beheer uit te voeren onder leiding van H. van Duinen, die timmermansbaas was en onder toezicht van Joan Nieuwenhuis. 30 December 1887 werden de bij de bouw te betalen lonen vastgesteld als volgt: de uitvoerder 17 cent per uur, de eerste metselaar of ploegbaas 17 cent en de andere arbeiders, al naar gelang van hun bekwaamheid, hoogstens 15 cent per uur. Alles was nu klaar om met de bouw te beginnen, behalve het geld, waarvoor de toezegging reeds was ontvangen. Intussen werd ook deze laatste moeilijkheid opgelost, doordat de Nutsspaarbank, onder borgstelling van de Heren J. E. Scholten, Prof. Drucker en Jhr. Alberda van Ekenstein en onder het recht van eerste hypotheek, het bedrag van ƒ20.000.— op 13 Maart 1888 ter beschikking stelde. Die dag werd het terrein aan de voormalige Zuiderbinnensingel, gekocht voor ƒ3050.—, betaald. Op 26 Februari d.a.v. werden de door Commissaris S. Arkema ontworpen Statuten ten overstaan van Notaris Wiertsema door het bestuur getekend en op 9 Maart 1888 werden ze in de Nederl. Staatscourant gepubliceerd. Hiermede was de oprichting van onze Coöperatie een feit geworden. In tegenstelling tot de oprichters der Rochdaler PioneersSociety, werd hier door de aangesloten leden niet eerst een kapitaal gevormd om de zaak te kunnen exploiteren, doch werd begonnen met uitsluitend geleende gelden, terwijl er nog geen leden waren. De eerste Statuten hielden de volgende, voornaamste bepalingen in: Art. I. De coöperatieve vereniging draagt de naam van Coöperatieve Volksbroodbakkerij ,,De Toekomst". Art. 2. Het doel der vereniging is, door middel van samenwerking, de stoffelijke toestand harer leden te verbeteren. Art. 3. Om dat doel te bereiken, wordt een gebouw opgericht, waarin voor eigen rekening een broodbakkerij wordt uitgeoefend. Art. 8. Lid der vereniging kan ieder worden, die tot de arbeidende klasse behoort en volgens de wet bevoegd is tot het aangaan van verbintenissen. Art. 19 In geen geval echter strekt de persoon¬ lijke aansprakelijkheid van enig lid zich verder uit dan tot een som van vijf gulden boven en behalve het bedrag van het nog niet verworven gedeelte van het in het volgende artikel bedoelde inleggeld. Art. 20. Het kapitaal der vereniging bestaat uit de entree- en inleggelden. Elk lid moet tien gulden inleggeld verwerven Art. 41. De jaarlijkse winst wordt verdeeld als volgt: een derde gedeelte komt ten bate van het Reservefonds; voor de aflossing van eventueel geleende gelden wordt eveneens een derde gedeelte aangewend, terwijl het overblijvende één derde gedeelte onder de leden zal worden verdeeld. Uit Artikel 8 blijkt dus, dat men hier wel een godsdienstige en politieke neutraliteit heeft vastgelegd, doch niet de maatschappelijke neutraliteit. Wat het eerste betreft beriep men zich in de jaren rond het einde van de vorige eeuw, toen de socialistische arbeidersbeweging door strijdvragen heftig werd bewogen, steeds op dit artikel, als het bestuur in deze strijd betrokken werd. Er werd in die gevallen steeds op de politieke neutraliteit gewezen. Wat het tweede punt aangaat hield men zich soms aan het bepaalde in Art. 8. Zo werd de student Schöneboom, die zich in November 1900 voor het lidmaatschap opgaf, geweigerd op grond van het feit, dat hij niet tot de arbeidersklasse behoorde. In de vacature, ontstaan door het bedanken van den Heer J. J. G. ten Bokkel, werd als Commissaris benoemd de Heer J. Tammens. Het huishoudelijk reglement, geredigeerd door Commissaris Arkema, werd in de bestuursvergadering van 25 Juli 1888 vastgesteld. Inmiddels was men met de bouw begonnen. De uitvoering in eigen beheer bracht geen moeilijkheden mede, aangezien allen hun best deden. Het werk schoot zó flink op, dat reeds in de vergadering van 22 April 1888 kon worden meegedeeld, dat binnenkort de Meiboom op het gebouw geplaatst zou kunnen worden. De ovenbouwer Berkenbosch, wien de levering van een heteluchtoven was opgedragen, ving zijn werkzaamheden op 21 Mei 1888 aan en tegen het eind van Juli was het gehele werk zover gereed, dat het gebouw in exploitatie kon worden genomen. De eerste personeelsleden, die benoemd werden, waren G. Nanninga als kastelein en J. Leeuwerke als administrateur, die krachtens een bestuursbesluit van 18 Mei 1888, nu als bestuursleden moesten bedanken. In hun plaats werden als bestuursleden aangewezen H. W. Boutsema en W. Wolters. Het bestuursbesluit dat zij, die in loondienst waren van de Vereniging, niet tevens bestuurslid mochten zijn, werd genomen op voorstel van Joan Nieuwenhuis. Deze voorzag n.l. van een dergelijke combinatie allerlei moeilijkheden en in latere jaren is meermalen gebleken, dat hij goed gezien had. In de notulen der jaarvergaderingen ontmoeten wij herhaaldelijk klachten, dat de bestuursleden werkzaamheden voor de vereniging verrichtten, zij het dan'ook niet in loondienst. Vooral in de periode van laster en verdachtmakingen, die al spoedig op de opening volgde, bleek hoe juist de Heer Nieuwenhuis de moeilijkheden had gezien. De benoeming van personeel voor de bakkerij — wij komen hierop terug bij het hoofdstuk bakkerij — had veel voeten in de aarde. Eindelijk kwam men ook hiermede zover, dat de bezetting gereed was. Het loon van Nanninga werd bepaald op ƒ9.— per week met vrij wonen, vuur en licht en dat van den administrateur Leeuwerke op ƒ5.— per week. De werktijd van laatstgenoemde werd vastgesteld op 6 uur per dag, die van eerstgenoemde hield verband met de uren, waarop het café zou zijn geopend. Nog werd besloten geen sterke drank, maar wel bier en andere zwak alcoholische dranken te verkopen. De propaganda was inmiddels flink ter hand genomen. M. Hofhuizen, die tot bode werd benoemd, zorgde voor de ledenwerving en de broodbezorgers werd ƒ0.10 voor elk door hen aan te brengen lid toegezegd. 28 Juli 1888 werd de eerste ledenvergadering gehouden in de grote zaal van het nieuwe gebouw. Er heerste een prettige geest, die het beste voor de groei en bloei van de nieuwe vereniging deed verwachten. Het voorlopig Bestuur, dat in z'n geheel was afgetreden, om de vergadering gelegenheid te geven een vrije keus te doen, werd bij acclamatie herkozen. Commissaris Ten Bokkel, die wegens aftreding van Joan Nieuwenhuis, was benoemd, hield een korte en boeiende toespraak, waarbij hij de leden vooral op het hart bond, om, nu zij eenmaal het gebouw hadden en dit aan hun zorg was toevertrouwd, er voor te waken dat het hun bezit bleef. Opgewekt en vol moed gingen allen huiswaarts en niemand dacht er aan, hoe spoedig dit alles zou veranderen en plaats maken voor velerlei moeilijkheden. De 3e Augustus werd het gebouw feestelijk geopend, de grote zaal was stampvol. Zang, voordrachten en toneel deden de opgewekte stemming nog toenemen; ook de Coöperatie werd in toepasselijke liederen bezongen Er zullen niet velen meer zijn, die de inwendige indeling van het gebouw, zoals deze in de aanvang was, hebben gekend. Het gebouw bevatte bij de voltooiing beneden 2 woningen, één voor den mr. bakker en één voor den kastelein bestemd. Elke woning had twee vertrekken, waarvan één keldervertrek. Achter de woningen waren de magazijnen, de bakkerij en een kantoortje gelegen. De bakkerij was .voor die dagen èen ruime werkplaats, de beste in onze stad. De bebouwde oppervlakte bedroeg pl.m. 260 M2. Boven was een vergaderzaal van pl.m. 160 M2. oppervlakte, die een hoogte had van 6.10 M. en aan beide zijden van galerijen was voorzien. Voorts was daar een vergaderzaaltje van 6 X 7 M., leeszaal geheten, omdat daar de bibliotheek geplaatst was; een toneel met er achter gelegen bestuurs- en kleedkamer en B ruime corridors. Boven het achtergedeelte van het gebouw bevond zich een ruime meelzolder. Aan de woningen was weinig zorg besteed en zij konden, gemeten naar de maatstaf, die heden wordt aangelegd, feitelijk niet de naam van woning dragen. Toch heeft Nanninga hier bijna 19 jaar gewoond. Hoe men destijds over hygiënische woningtoestanden dacht, kan uit het volgende voorval blijken. In de bestuursvergadering van 8 Maart 1897 werd een verzoek van Nanninga behandeld, om achter het toneel een bedstede te mogen timmeren, zulks met het oog op de gezondheidstoestand van zijn vrouw en kinderen, voor wie de slaapkelder, volgens attest van twee doktoren, een te ongezonde verblijfplaats was. Een der bestuursleden merkte toen op: ,,die doktoren kunnen wel zoveel met luider stemme verkondigen, maar ik zou niet weten, waarom een zo droge, goed gebouwde kelder niet geschikt zou zijn voor slaapplaats." Toen anderen hem er op wezen dat er geen ventilatie genoeg was, zei hij, dat z.i. in een dergelijke ruimte daaraan geen grote behoefte was. Gelukkig voor Nanninga en zijn gezin waren de overige bestuursleden humaner in hun oordeel en werd het verzoek toegestaan. Keren wij nu terug naar ons verhaal. De exploitatie begint Het eerste jaar bracht allerlei narigheden. Het brood gaf veel reden tot klachten, de geldmiddelen waren zeer schaars, zó zeer zelfs, dat soms de bestuursleden van hun eigen karig inkomen gelden moesten voorschieten om de lonen te kunnen betalen. De leveranciers leverden niet, uit vrees voor particuliere bakkers, een andere keer staakte de gistleverancier z'n leveranties, of de molenaar wilde geen rogge meer malen. Het laat zich begrijpen, dat de commissie voor de bakkerij met deze moeilijkheden de handen vol had en een zeer zorgelijke tijd doormaakte. Het vorengenoemde gebrek aan bedrijfskapitaal was oorzaak, dat ook de aangeschafte inventaris niet geheel kon worden betaald. Om aan deze moeilijkheden het hoofd te bieden, werd getracht opnieuw een lening te sluiten en inderdaad gelukte het een der commissarissen een bedrag van ƒ6000.— te lenen, zodat de zaken begonnen met een schuld van ƒ26.000.—, terwijl er geen cent eigen vermogen was. Het behoeft geen betoog, dat door deze financieringsmethode het bedrijf zeer zware lasten te dragen kreeg, die, ondanks het feit dat de omzet van de bakkerij voor een nieuwe zaak niet onbevredigend mocht worden genoemd, een sluitende exploitatie-rekening zeer onwaarschijnlijk maakten. Daarbij had men allerlei moeilijkheden met de broodbezorgers, die voor eigen rekening op provisie werkten, evenals de depothouders. Het duurde niet heel lang of zij kregen achterstand in hun afrekening, waardoor al weer van de zeer spaarzame geldmiddelen een deel werd vastgelegd. Het zakendoen ging al te gemoedelijk. De verhouding van het bestuur tot het personeel en van de bezorgers tot de klanten was van al te kameraadschappelijke aard om een juist beheer te kunnen voeren. Dit werd uiteraard nog verzwaard door de ongeschooldheid der bestuurders, zowel wat betreft het drijven van handel, als wat het zakelijk beheer van een bedrijf aangaat. De moeilijkheden kwamen ook nog van een andere kant. De tegenstanders zaten niet stil en zij vonden geen middel te laag om de Coöperatie in een kwaad daglicht te stellen. Op de jaarlijkse algemene vergadering van 28 Juli 1889 kwam dit wel zeer sterk naar voren. Zelfs een lid van het bestuur bleek door de tegenstanders zodanig beïnvloed te zijn, dat hij in die vergadering van zijn medebestuurders zei, dat ze eerder veracht dan g e acht moesten worden en zo ze al niet gestolen hadden, dan hadden ze toch zeker het geld der arbeiders en van weduwen en wezen op de meest loszinnige wijze weggeworpen. Hij eindigde deze glorierijke speech met een scheld- en schimppartij. Een ander in de zaal sneed van hetzelfde laken een pak en beweerde dat de spreuk, die op de voorhang van het toneel stond, n.L: ,,Door het Volk—Voor het Volk", eigenlijk moest luiden: ,,Door het Volk—Voor enkelen". Van een goedkeuring der balans en winst- en verliesrekening over de eerste 9 maanden kon uiteraard niets komen. Er werd een commissie van onderzoek ingesteld, die later, in de vergadering van 15 September, bij monde van het deskundige lid der commissie, rapport uitbracht. Zij concludeerde, dat het ingestelde onderzoek weliswaar enkele kleine fouten aan het licht had gebracht, maar dat ze dit onmogelijk aan opzettelijkheid kon toeschrijven. Integendeel, zij had de overtuiging, dat het bestuur steeds had gehandeld zoals het behoorde. Is het wonder dat er door al deze moeilijkheden voortdurend mutaties in het bestuur waren? In deze vergadering trad weer het gehele bestuur af. Vier stelden zich niet herkiesbaar. Gekozen werden als bestuursleden Tomassini, Amerika, Vroom, Wassing en Wolters, en als commissarissen Ten Bokkel, Arkema en Hommes. Deze bijeenkomst werd besloten met een rede van den scheidenden voorzitter, waarin hij vaststelde, dat het duivelse plan van de tegenstanders der Coöperatie, om haar te doen mislukken, dank zij de trouw van haar vrienden, niet was geslaagd en waarin hij (Je leden opriep om hecht aaneengesloten te blijven strijden voor hun mooie zaak, omdat ,,De Toekomst" de spil was, waarom de gehele arbeidersbeweging in het Noorden zich bewoog. De gehele leiding van de zaak berustte aanvankelijk bij het bestuur en de door de bestuursleden gevormde commissies voor de bakkerij en voor het café. Ook de betalingen mochten door den kastelein of den administrateur pas na voorafgaande machtiging van het bestuur worden gedaan. Hierin kwam enige verandering door een bestuursbesluit van 4 October 1888, waarmede aan beide functionarissen machtiging werd verleend om rekeningen van ƒ 10.— of minder te voldoen, zonder voorafgaande goedkeuring. 2 Op 12 Juni 1890 werd een voorstel behandeld, om café en bakkerij onder één leiding te brengen en de afzonderlijke functie van administrateur op te heffen. Dit voorstel werd verworpen. Op 16 September 1890 werd Vroom, in de plaats van Leeuwerke, die was ontslagen, tot administrateur benoemd op een loon van ƒ9.— per week. De kantooruren waren op werkdagen 's voormiddags van 5—7 en van 9—I en 's namidags van 4—7 uur, 's Zaterdags van 5—7 en van I—8 uur, 's Zondags van 4—7 uur 's namiddags. In de vergadering van 2 Maart 1892, toen de betalingsmoeilijkheden weer voortdurend groter werden, werden zowel aan Vroom als aan Nanninga twee bestuursleden toegevoegd, om over de inkopen controle uit te oefenen. Men was namelijk van mening, dat bij het doen van inkopen te weinig rekening werd gehouden met de precaire finantiële toestand. Bij besluit van de algemene vergadering van 23 Juli 1893 werd de functie van administrateur gecombineerd met die van kastelein en werd Nanninga in deze dubbele functie benoemd. Als vergoeding voor het schoonhouden van de inventaris en van het café, werd Nanninga een bedrag van ƒ5.— per week toegekend, echter met de verplichting, dat hij daarvoor een flinke dienstmeid moest nemen. Vanaf die tijd heeft N. zijn stempel op de bedrijfsvoering van onze vereniging gezet. Op 30 Mei 1894 kreeg hij van het bestuur schriftelijke machtiging om accepten, koopbrieven e.d. voor de vereniging per procuratie te tekenen. Uiteraard was ook Nanninga niet in staat om direct of zelfs ook maar op korte termijn de moeilijkheden uit de wereld te helpen, maar wij zijn er van overtuigd, dat zijn aangeboren zuinigheid en zijn helder, zakelijk inzicht in de behoeften van het bedrijf in die moeilijke jaren niet alleen de finantiële gezondmaking heeft bespoedigd, maar de vereniging ook voor de ondergang heeft behoed. Hoe moeilijk die eerste jaren op finanfiëel gebied waren, blijkt wel uit de volgende feiten. Op 27 Maart 1889 moest aan de borgen worden bericht, dat de rente van de hypotheek niet kon worden betaald. Men vond bij hen een goed begrip van de moeilijkheden en kreeg de toezegging, dat zij ook deze rente onder hun borgstelling wilden opnemen. De 9 September d.a.v. wensten de borgen echter een onderhoud met het bestuur over de kwade geruchten, die over ,,De Toekomst" in omloop waren en in de bestuursvergadering van 26 Juni 1890 was de zaakgelastigde dezer heren aanwezig om enige inlichtingen in te winnen, daar de borgen de wens te kennen hadden gegeven, dat hij de exploitatie en het beheer van de vereniging zou nagaan. Op 26 Augustus 1891 bood deze zaakgelastigde namens de borgen aan om geheel kosteloos als directeur van ,,De Toekomst" op te treden. Daar dit onbaatzuchtige aanbod niet werd vertrouwd, wees het bestuur het van de hand. Wel accepteerde men zijn aanbod om Vroom een andere wijze van boekhouden te leren. In een latere conferentie werden weer aanmerkingen gemaakt, o.a. ook over de vele wisselingen in het bestuur. Op 26 Januari 1892 moest de penningmeester op eigen naam ƒ200.— lenen, om de vervallen wissels te kunnen betalen, doch op 27 Februari d.a.v. was het bedrag der onbetaalde wissels zo opgelopen, dat noodzakelijk moest worden omgezien naar middelen, die in de behoeften aan geld zouden kunnen voorzien. Men sukkelde nog door tot December; toen kon het echter niet langer en werd een partij meel van de zolder gehaald en naar het Veemkantoor gebracht, om er een lening op te kunnen sluiten van ƒ500.— tegen een rente van 5 pCt. In December 1895 moet er weer ƒ400.— geleend worden om gekochte krenten te kunnen betalen. In Januari 1896 springt een van de commissarissen met ƒ200.— bij, waarvoor hem een schuldbekentenis wordt gegeven en in Juli van hetzelfde jaar zijn het weer twee commissarissen, die elk ƒ100.— aan de vereniging lenen, om haar uit de ergste moeilijkheden te helpen. Zo ging het in die eerste moeilijke jaren en het mag zeker een wonder heten, dat men, dank zij vooral de koppige vasthoudendheid, de moeilijkheden glansrijk te boven is gekomen. De bedrijven floreerden niet erg en daarom plaatste het bestuur op de agenda voor de ledenvergadering van 21 September 1890 het punt: oprichting van een kruidenierswinkel tot steun van het café. Men wilde n.l. met de winst, die, naar men dacht met de kruidenierswinkel kon worden behaald, de verliezen van het café dekken. De algemene vergadering keurde de oprichting goed en de winkel werd geopend in de woning van den Mr. bakker, die daardoor moest verhuizen. Als leider dezer nieuwe afdeling trad Nanninga op. Het doel, dat men met deze winkel beoogde, is niet bereikt en in de algemene ledenvergadering van 23 Juli I 893 werd besloten de affaire weer op te heffen. Er zijn in die eerste jaren meer voorstellen tot oprichting van nieuwe afdelingen behandeld, die allen tot strekking hadden, de bedrijfsuitkomsten te verbeteren. Zo kwam in de bestuursvergadering van 25 Juni 1894 Commissaris Kooistra met een voorstel om een Volksapotheek op te richten. In „Recht voor Allen" had F. v. d. Berg, ass.-apotheker, over dit onderwerp geschreven en bij infprmatie bij Dr. de Waard, meende ook deze, dat een dergelijke zaak een goede kans van slagen had. Op grond van verkregen inlichtingen becijferde men, dat bij een gemiddelde prijs der medicijnen van ƒ0.30 nog 30 % winst kon worden gemaakt. Men benoemde een commissie uit het bestuur, die tot taak kreeg een uitgebreid onderzoek in te stellen en hierover zo spoedig mogelijk te rapporteren. Op 26 September d.a.v. wordt een uiteenzetting van genoemden Van den Berg behandeld, waarin deze ten slotte in overweging geeft een fonds voor vrije dokter en apotheker op te richten, doch dit fonds zou minstens 2000 leden moeten tellen. Daar de ingestelde commissie, noch het bestuur kans zag dit ledental te formeren, werd van het voornemen tot oprichting van een volksapotheek afgezien. Een jaar later werpt het bestuurslid Wolters het denk- beeld op om aan „De Toekomst" een brandverzekeringsïnstïtuut te verbinden. Zijns inziens moest dit een belangrijke bate opleveren. De vorming van het noodzakelijke waarborgfonds en de administratieve moeilijkheden, deden het bestuur besluiten, op dit voorstel niet verder in te gaan. In 1892 komen er moeilijkheden van ernstige aard met de broodbezorgers. Hun schuld aan de zaak bedroeg ultimo Januari van dat jaar + ƒ2000.—. Besloten werd om hun provisie van II op 12 % te brengen en hiervan 2 % in te houden voor schulddelging. De bezorgers eisten echter 13 % provisie en daar het bestuur dit niet kon betalen, werd deze eis afgewezen. Dan volgt het stakingsdreigement, dat echter niet tot uitvoering is gebracht. De strenge winter van 1890/91 deed het bestuur besluiten om van de cokesvoorraad der vereniging een deel tegen lage prijs ter beschikking te stellen van de leden en tevens om meer cokes te kopen, teneinde daarmede de begunstigers van „De Toekomst" van dienst te zijn. Aanleiding tot dit besluit was de hoge prijs, die de gasfabriek voor haar cokes verlangde. De door het bestuur vastgestelde prijs was ƒ0.60 per 40 K.G. In z'n vergadering van 8 Januari 1891 besloot het bestuur, dat bestuursleden geen betaalde werkzaamheden voor de vereniging mochten verrichten, voor zover deze met een hoger bedrag dan ƒ5.— moesten worden beloond. Dat een dergelijk besluit principiëel juist was, begreep het toenmalig bestuur natuurlijk zeer goed, maar dat het ook nodig was om de moeilijkheden met de leden niet te vergroten bleek op 24 Februari 1892, toen een drietal leden zich bij het bestuur vervoegde om inlichtingen over het feit, dat de penningmeester reeds 7 weken lang in de bakkerij bezig was met het herstellen van broodkisten en -karren. Deze leden kregen toen de mededeling, dat de penningmeester nimmer een rekening boven ƒ5.— had ingediend en zich dus aan het bestuursbesluit had gehouden. De vragenstellers namen hiermede blijkbaar genoegen, althans, wij vonden het tegendeel niet vermeld. Wij voor ons menen echter, dat het bestuursbesluit niet bedoelde om b.v. 7 weken lang ƒ5.— per week bij de vereniging te verdienen, maar eenvoudig betekende, dat alle werkzaamheden, die in totaal meer dan ƒ5.— moesten kosten, door anderen, dan bestuursleden moesten worden verricht. Deze vragen van de zijde der leden tekent overigens de verhouding tussen leden en bestuur en was tegelijkertijd de uitdrukking van het wantrouwen tegen het bestuur. Het gaat in het verenigingsleven als in het huisgezin. Zijn er geen moeilijkheden, dan kan de onderlinge vrede best bewaard blijven, doch komt er tegenspoed, dan doet veelal ook de onenigheid haar intrede. Nadat in April 1890 de uitrusting van de bakkerij met een roggebroodoven was uitgebreid, bleek de ovenruimte eind 1891 weer te klein te zijn om het brood tijdig klaar te krijgen. Om hierin te voorzien werden plannen gemaakt voor een inwendige verbouwing van de bakkerij, waardoor er ruimte vrij zou komen voor een tweede oven. Het lag in de bedoeling om een Amerikaanse rondoven te plaatsen. Door gebrek aan geld kon dit plan echter geen doorgang vinden. De algemene ledenvergadering van 21 September 1890 besloot om de statutaire verplichting tot jaarlijkse storting van ƒ1.— op het inleggeld voor 5 jaar buiten werking te stellen en de statuten met dit besluit in overeenstemming te brengen. De moeilijkheden worden door dit besluit wel duidelijk gedemonsteerd en de fout, die bij de oprichting was gemaakt, wreekte zich geducht in de eerste 10 jaren van het bestaan der vereniging. Had men de leden eerst een kapitaaltje bijeen laten brengen in plaats van uitsluitend met geleend geld de exploitatie aan te vangen, dan zouden zij zich sterker aan de zaak gebonden hebben gevoeld, terwijl deze bij minder beschikbare middelen ook niet zo groot van opzet zou zijn geworden. Terecht wijst Nanninga er in zijn gedenkschrift ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan op, dat de moeilijkheden in de eerste jaren vooral voortvloeiden uit de volgende feiten: Ie. dat de arbeiders veel te gemakkelijk hun wens naar een eigen lokaal vervuld zagen, waarvoor ze zelf te weinig hadden gedaan, en 2e. dat de zaak te groot was opgezet, waardoor de lasten veel te zwaar waren voor de kleine omzet. Het zou nog jaren duren, voor men tot de vorming van een eigen vermogen kon overgaan. In de bestuursvergadering van 8 September 1897 werd besloten om, nu de opschorting van de verplichting tot volstorting van het inleggeld reeds sedert 2 jaar was beëindigd, de eerste betaling van ƒ I.— op te vorderen. Slechts door een gering aantal leden werd aan deze eis voldaan en toen in de vergadering van 27 April 1898 werd besloten om alle leden, die met de betaling in gebreke waren gebleven, te royeren, betekende dit dat er van de ongeveer 500 leden slechts 5 overbleven. Weliswaar traden onmiddellijk daarna enige geroyeerden opnieuw als lid toe, maar het aantal bleef toch zo klein, dat in de ledenvergadering van 30 Juli 1898 de candidaatstelling voor bestuursfuncties moeilijkheden opleverde door het gebrek aan daarvoor geschikte mensen. Door het geringe aantal leden was de kapitaalvorming natuurlijk evenmin mogelijk, als bij het grotere aantal, dat niet betalen wilde. Men stelde zich echter, o.i. terecht, op het standpunt dat een klein aantal toegewijde leden beter was dan een groot aantal, dat z'n plichten tgch niet wilde nakomen. In 1902 pas werd begonnen met de vorming van een Reservefonds. Hiervoor werd de volgende berekening gemaakt: Sedert de oprichting ontvangen entreegelden ƒ 262.50 1/3 van de winst van 1901/2 ,, 244.1 I Inleggelden ., 38.— Totaal ... ƒ 544.61 Toen was ook de moeilijkste tijd achter de rug. Op voorstel van commissaris Hofhuizen besloot de leden- vergadering van 20 November 1892 om aan ledenverbruikers, die door ziekte niet in staat zouden zijn om te werken, gedurende 6 weken I K.G. wittebrood per dag gratis te verstrekken, mits zij gedurende minstens 3 maanden alle benodigdheden van onze bakkerij hadden betrokken en een doktersverklaring konden overleggen. Door hetzelfde lid kon dat recht hoogstens tweemaal per jaar worden uitgeoefend. Dit besluit is van kracht gebleven tot 1897, in welk jaar het werd vervangen door de uitgifte van Paasbrood tot een bedrag van 2 % van het verbruik of van één week gratis brood, naar keuze van de afnemers. Propaganda werd er, behalve door besluiten als het bovenstaande, bijna niet gevoerd. Herhaaldelijk werden de vakverenigingen aangeschreven om hun leden op te wekken, als lid tot de Coöperatie toe te treden, doch het schijnt, dat van die zijde niet veel medewerking werd verkregen. Zij werden al te veel in beslag genomen door de strijdvragen in eigen kring. De Coöperatie bood haar leden elk jaar een feéstvergadering aan, waar de mensen door muziek, zang en voordrachten prettig werden beziggehouden. In 1906 kwam men echter tot de conclusie, dat van dit soort vergaderingen weinig propaganda uitging, zodat men besloot ze voortaan niet meer te houden. In de eerste vijf jaren werden vrij regelmatig sprekers uitgenodigd, om belangeloos lezingen te houden. Het bezoek was steeds zeer groot, doch ook dit soort vergaderingen had weinig propagandistische waarde, omdat de sp rekers alle onderwerpen behandelden, doch het nut en de noodzakelijkheid van coöperatie daarbij niet ter sprake brachten. Door gebrek aan goede sprekers moest het organiseren dezer bijeenkomsten worden stopgezet. In de moeilijke jaren tegen het einde van de vorige eeuw verzamelde commissaris Hofhuizen een twintigtal mensen om zich heen, die door propaganda van mond tot mond de gedachte aan de coöperatie levendig trachtten te houden. Naar buiten uit is van de activiteit dezer groep nooit veel gebleken, doch het schijnt dat hun, wat men zou kunnen noemen, inwendige zending, de vereniging in die dagen veel morele steun heeft gegeven. In de jaarvergadering van 1894 werd op voorstel van Hofhuizen besloten tot oprichting van een eigen orgaan ,,De Toekomst". Inderdaad is deze krant, die om de drie maanden zou uitkomen, een paar maal verschenen, doch gebrek aan middelen noodzaakte het bestuur al gauw om de uitgave stop te zetten. Later is van tijd tot tijd nog wel eens een krant uitgegeven, doch eerst in 1908 begon ze geregeld te verschijnen. Toch ligt in het besluit van deze ledenvergadering de oorsprong van ons eigen krantje, dat thans dus de aanvallige leeftijd van 44 jaar heeft bereikt. De Coöperatie was in de eerste jaren ook een bibliotheek rijk. Er werden echter weinig boeken afgestaan door leden en begunstigers en geld om ze te kopen was er niet. De belangstelling van de lezers was ook niet bijster groot en ten slotte heeft men haar na een kwijnend bestaan opgeheven. De aanwezige boeken werden onder de leden verdeeld. Een van de bestuursleden zorgde voor de boekerij en droeg daarom de titel Bibliothecaris. Het punt van de neutraliteit onzer Coöperatie, zij het dan ook maatschappelijk begrensd door het begrip arbeider, is in bestuursvergaderingen herhaaldelijk aanleiding geweest tot meningsverschillen. Het eerst was dit het geval in 1892, toen de afdeling van de Soc.-Democr. Bond vroeg of zij ter gelegenheid van de I Mei-viering, die in ,,De Toekomst" zou plaats vinden, een rode vlag op het gebouw mocht plaatsen. Het bestuur was bang voor de gevolgen en wilde er eigenlijk niets van weten. Toen de voorzitter echter mededeelde, dat in het midden van de vlag een witte baan zou worden aangebracht, waarop geschilderd ,,Voor de 8-urige arbeidsdag", besloot men het verzoek toe te staan, doch alle risico en verantwoordelijkheid af te wijzen. In volgende jaren hebben de-opeenvolgende besturen steeds ditzelfde standpunt ingenomen, met dien ver- stande, dat van de witte baan in latere jaren geen sprake meer is. In I 893 stelde commissaris Hofhuizen voor om op I Mei een rode vlag op het gebouw te plaatsen, doch het bestuur wilde dit niet, omdat het beter was het neutrale standpunt van de Coöp. „De Toekomst" niet prijs te geven. Ook als de Coöperatie in de strijdvragen werd betrokken, die tussen 1894 en 1900 de arbeiders in onze stad zo heftig in beweging brachten, lezen wij herhaaldelijk dat zij neutraal was. Wij hebben echter wel de overtuiging, dat dit een neutraliteit was ten opzichte van de strijdpunten in de politieke arbeidersbeweging. Toch vinden we pas in 1907 de eerste dotatie van ƒ100.— aan de arbeidersbeweging vermeld. Voordien werd wel steeds in geval van staking of uitsluiting gedurende een of twee weken gratis brood geleverd aan die stakers of uitgeslotenen, die tot de geregelde verbruikers van onze bakkerijartikelen behoorden. Dit moet echter meer als steun voor eigen leden beschouwd worden. De moeilijkheden in en de wederwaardigheden van het café- en bakkerijbedrijf in die eerste jaren zullen wij beschrijven in de desbetreffende hoofdstukken van dit boekje. Zware tijden Wij kunnen dit deel onzer beschouwingen echter niet afsluiten zonder nog even terug te blikken op de zeer moeilijke jaren van 189-4—1900. De scheuring in de oude Socialistenbond, die een geweldige strijd ontketende tussen de verschillende richtingen in de socialistisch georiënteerde arbeidersbeweging, liet niet na zijn invloed ook op de gang van zaken in onze Coöperatie te doen gelden. Vooral het cafébezoek leed er erg onder, doch ook de bakkerij had de aandacht van de leden niet, daar deze geheel in beslag werden genomen door hun onderlinge strijd. De moordende concurrentie van de particuliere bakkers, die van de gelegenheid gebruik wilden maken om de reeds gevreesde coöperatie te torpederen, droeg er het hare toe bij, om de omzetten omlaag te drukken en de bedrijfsuitkomsten, die nog nooit gunstig waren geweest, bepaald slecht te maken. Coöperatieve trouw was in die dagen een volslagen onbekend begrip. Financiëel kwam de zaak aan de rand van de afgrond. Om haar te redden en de onkosten naar beneden te drukken, accepteerde het bakkerspersoneel zelfs een tijdelijke loonsverlaging. In het café had Nanninga, die naar de S.D.A.P. was overgegaan, het hard te verantwoorden. Het leven werd hem door zijn tegenstanders zó zuur gemaakt, dat hij in Maart 1897 zijn ontslag als kastelein aanvroeg, hetgeen hem eervol werd verleend. Het Bestuur besloot daarna het café per I Mei 1897 te verpachten aan Blikslager, die tot Nanninga's tegenstanders behoorde. Deze hield het er twee jaar uit, maar vertrok armer dan hij gekomen was. Daarna huurde de oud-administrateur G. Vroom het nog voor één jaar. Toen deze heenging was er geen goede pachter meer te vinden en op verzoek van het Bestuur verklaarde Nanninga zich bereid het kasteleinschap weer op zich te nemen, zodat hij vanaf I Mei 1900 weer in z'n dubbele functie van administrateur-kastelein optrad. In de ledenvergadering van 5 September 1897, waar een bestuursverkiezing aan de orde was, zei commissaris Hofhuizen, die als zodanig had bedankt: ,,!k waarschuw het nieuw te kiezen bestuurslid, dat „hij, zoals de zaken nu staan, wel eens met den „strafrechter in aanraking kan komen. Hij zal een „grote verantwoordelijkheid op zich nemen." Deze waarschuwing tekent de verwarring, die er ook in onze Coöperatie was gesticht. Eén dokument, dat de geestelijke ontwrichting van vele goedwillende mensen duidelijk openbaart, mogen wij thans, na ruim 40 jaar, wel publiceren, 't Is een schrijven van een der eerste bestuursleden onzer vereniging, die daarin bedankte als lid der Coöperatie. Het is gedateerd l4/3/'98 en luidt als volgt: Aan het bestuur der coöperatieve vereeniging „de Toekomst". Daar ik de volksbeweging voorgoed heb verlaten en daarin nimmer terug wensch te komen, zie ik er geen nut in nog langer lid Uwer vereeniging te blijven en verzoek ik U bij dezen, mij als lid uit het register te doen verdwijnen. Zoo ik nog ooit in mijn leven weer lid van een vereeniging zou kunnen worden, zou het een moeten zijn die in haar banier schreef „vernietiging van de geheele menschheid", te beginnen met de arbeiders zelf. Met deze menschen is toch niets te beginnen, ook niet al werd men zoo oud als Methuzalem. Groetend, Sedesillusionneerd in zijn schoonste verwachtingen, zijn hoop en vertrouwen, trad deze man terug in het donker, verlaten, eenzaam en geestelijk verarmd. Terecht schrijft Nanninga in zijn gedenkschrift, ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan onzer Coöperatie: ,,het was in die dagen droevig te leven." Ons, aan wie deze strijd en deze moeilijkheden veelal niet uit eigen belevenis bekend zijn, past het slechts eerbiedige hulde te brengen aan hen, die ondanks alles toch doorzetten en onze mooie vereniging veilig door de branding van het woelige leven brachten. Tot besluit van deze periode geven wij op bladzijde 29 nog een overzicht van de bedrijfsresultaten, in die periode bereikt, voor zover deze cijfers althans bewaard zijn gebleven. Betere tijden De nieuwe eeuw luidde voor ,,De Toekomst een tijdperk van geleidelijke groei in. De grote strubbelingen waren nagenoeg opgehouden, waardoor men meer gelegenheid kreeg de vereniging uit te bouwen. Na de bestuursverkiezing, door de algemene ledenvergadering van 25 Juli 1900, was de samenstelling van het Omzetten Bedrijfsresultaten x) Boekjaar I Afdeling | Bakkerij Café Kruiden.- j Verlies Overschot waren I 29/7-1888—30/4-1889: | ƒ 19416.42 I ƒ 4437.27 I ? 1/5-1889—30/4-1890: „ 31139.26 „ 3872.45 I ƒ 400.— 1/5-1890—30/4-1891: „ 36580.11 „ 2994.75 ƒ 3785.45 over 5 mnd. j ƒ 800.— 1/5-1891—30/4-1892: „ 47614.22 ! „ 2655.71 „ 10714.62 ., 2.15 1/5-1892—30/4-1893: „ 40473.34 | „ 2737.64 „ 9298.41 100.— 1/5-1893—30/4-1894: „ 38936.24 j „ 4149.57 „ 2517.57 over 4 mnd. j „ 1069.97 1/5-1894—30/4-1895: „ 33096.98 „ 3853.72 opgeheven | „ 280.69 1/5-1895—30/4-1896: „ 30006.50 „ 3655.26 „ 130.— 1/5-1896—30/4-1897: „ 31533.50 „ 3346.54i j 60.— 1/5-1897—30/4-1898: „ 30155.45 verpacht „ 1000.— 1/5-1898—30/4-1899: „ 31244.21 verpacht „ 900.— 1/5-1899—30/4-1900: „ 30629.62 verpacht 1000.— 1) De afschrijvingen waren in al die jaren zeer onvoldoende, zodat daarvoor de netto winsten moesten worden gebruikt. Het feitelijk verlies bedroeg tot 1 Mei 1898 ± ƒ5900.—. bestuur als volgt: J. de W it, Voorzitter; B. S. Boelema, Secretaris; H. Schuiten, Penningm.; B. de Ruiter, 2e Voorzitter; H. van Dijk, 2e Secretaris, terwijl de commissarisfuncties bekleed werden door S. Wiersema, J. Jans en H. Kwint. In dit jaar werd besloten de naam van onze Coöperatie, die in de moeilijke jaren een steen des aanstoots schijnt te zijn geweest en daarom verwijderd was geworden, weer op de broodkarren te vermelden. Op 7 November 1900 besloot het bestuur een ongevallenverzekering ten behoeve van het vaste personeel te sluiten. De broodbezorgers werkten nog steeds op provisie en werden da arom riiet als vast personeel aangemerkt, zodat deze eerste sociale maatregel voor hen niet gold. Ter propagering van de bakkerij werden in 't café reclamebiljetten opgehangen en van een circulaire werden 10.000 exemplaren in de stad verspreid. Een cursusvergadering van Dr. Gorter werd eveneens benut voor propaganda ten behoeve der Coöperatie. Langzamerhand kwam er gezonde actie in de vereniging. In de plaats van De Wit, die als zodanig bedankte, werd op 28 Juli 1901, commissaris H. Kwint tot bestuurslid gekozen. Hem werd de functie van vice-voorzitter opgedragen, doch een jaar later reeds zien wij hem als voorzitter optreden. Kwint bleek een voorzitter te zijn, die in staat was leiding te geven. Hij had het vertrouwen van het goedwillende deel der arbeiders en vooral daardoor kon hij de vereni- H. KWINT Commissaris van 1899-1901 Voorzitter van 1901-1909 ■ É ging in betere banen leiden, en Nanninga, die al die jaren van herrie en finantiële zorgen met zoveel zelfverloochening en opoffering had doorworsteld, de steun geven, die hij nodig had om de morele en financiële gezondmaking van onze vereniging aan te pakken. Het ledental bleef voorlopig nog heel klein, maar de omzet van de bakkerij en het bezoek aan het café namen geleidelijk toe. Voorlopig zouden de zorgen nog wel blijven, maar er was licht te zien, dat vertrouwen gaf. Een der geldschieters, die ƒ4000.— aan de zaak had geleend, stierf in December 1901, waardoor dit bedrag moest worden terug betaald. Geld was er echter nog niet en dus moest men opnieuw op zoek om iemand te vinden, die een lening zou willen verstrekken. Dat dit niet zo gemakkelijk was na al de kwade geruchten, die in de laatste jaren over ,,De Toekomst" de ronde hadden gedaan, spreekt wel van zelf. Na veel moeite en met een beetje hulp van buitenstaanders kreeg men tenslotte het gewenste bedrag van den eersten burger der stad ter leen. Wij vermeldden reeds, dat in 1902 voor teerst een bedrag van de winst werd afgezonderd om een Reservefonds te vormen. Vrouwelijke commissarissen 27 Juli 1902 werden tot commissarissen verkozen L. Hofhuizen, die in 1897 als zodanig was afgetreden, en Mej. C. P. J. Koekebakker. Het ligt niet in onze bedoeling alle bestuurswisselingen in dit boekje te vermelden — de daarin belangstellende lezer verwijzen wij naar het overzicht aan het eind van deze beschouwingen — doch deze verkiezing van een vrouwelijke commissaris, in een tijd, dat de vrouw nog zo weinig haar rechten liet gelden, mocht toch wel even worden gememoreerd. Zij is tot heden de enige vrouw geweest, die aan het besturen van onze Coöperatie heeft deelgenomen. Kamer voor verplegingsartikelen De algemene vergadering van 18 Dec. 1902 besloot, op voorstel van Kwint en Hofhuizen, een Kamer voor verplegingsartikelen op te richten. Men kon als lid tot deze Kamer toetreden en tegen geringe vergoeding gebruik maken van de artikelen, die voor ziekenverpleging nodig waren. Dit toetreden als lid heeft slechts in zeer beperkte mate plaats gehad. We lazen althans herhaaldelijk de klacht, dat er voor deze nuttige instelling zo weinig belangstelling bestond, hoewel er steeds ook op werd gewezen, dat zovele arbeidersgezinnen, waar, ingeval van ziekte, het allernodigste op hygiënisch gebied ontbrak, van deze instelling der coöperatie hulp ontvingen. De Kamer voorzag werkelijk in een behoefte. Met het beheer was weer Nanninga belast, doch Zuster P. W. Brouwer gaf de nodige adviezen. In 1911 werd tot opheffing besloten; de inventaris werd gratis afgestaan aan de intussen opgerichte afdeling van ,,Het Groene Kruis". In 1902 telde de Vereniging nog maar 23 leden. Om nu de toetreding te vergemakkelijken, stelde Hofhuizen voor voorlopig geen storting op het inleggeld te heffen. Dit voorstel werd echter door het bestuur verworpen. Daarna volgde er een voorstel om een der broodlopers tijdelijk met de ledenwerving te belasten, tegen een nader vast te stellen vergoeding. Hoewel het bestuur zich met dit denkbeeld wel kon verenigen, is het toch eerst jaren later in toepassing gebracht. In Januari 1903 kreeg Nanninga, die nog altijd zijn in 1889 vastgestelde loon van ƒ I I.— per week met vrij wonen, vuur en licht ontving, een verhoging van ƒ50.— per jaar, terwijl hij tevens een plaatsvervanger voor het café-buffet mocht nemen op de ogenblikken, waarop hij dit nodig oordeelde. Kleinigheden weliswaar, maar toch waren het symptomen van de ingetreden verbetering. In Februari 1903 waren er weer moeilijkheden met de broodbezorgers. Zij eisten 15% provisie en daar het bestuur maar 14% wilde geven, dreigde een staking van enkele bezorgers. Ook nu kwam het echter niet zover. Zij aanvaardden na enige onderhandelingen het bestuursaanbod. Stijgende omzetten 1903 was ook het [aar van de grote spoorwegstaking. Deze heeft het café weer meer in het middelpunt van de belangstelling der arbeiders gesteld en daardoor indirect ook een gunstige invloed uitgeoefend op de bakkerij-omzet. Ongetwijfeld heeft deze krachtproef de arbeiders in t algemeen meer van de noodzakelijkheid ener sterke organisatie overtuigd en van deze verheldering der geesten, zo zouden wij het haast willen noemen, profiteerde onze vereniging mee. Dit komt vooral tot uitdrukking in het aantal verbakken baaltjes meel, dat in de eerste helft van het boekjaar 1903/04, 313 meer bedroeg dan in dezelfde periode van het voorafgaande jaar. Nadat in 1902 een buitengewone ledenvergadering zich had beziggehouden met een voorstel van het lid H. G. Kaspers, om de nachtarbeid voor de bakkers van ,,De Toekomst af te schaffen, werd besloten hiervoor propaganda onder de leden en verbruikers te maken. Er bleek echter zo weinig belangstelling voor te zijn, dat men van verdere pogingen in die richting moest afzien. In 1905 kwam deze kwestie nog eens ter sprake, maar op grond van een ervaring, die de Coöp. ,,De Volharding" te Den Haag met een dergelijke poging had opgedaan, werd besloten de zaak te laten rusten, tot de tijd er rijp voor zou zijn. In Mei 1905 werd besloten om de oude heteluchtoven te vervangen door een nieuwe dubbele oven van hetzelfde type met 4 bakruimten. Daar er nog steeds geen overschotverdeling onder de leden plaats vond, kon het gehele bedrag der kosten ad ƒ2200.— direct ten laste van de exploitatierekening worden geboekt. Dit was uiteraard een behoorlijke finantiële versterking. 3 In 1906 kregen de bakkers voor het eerst een dubbel stel werkkleding en Nanninga, die ƒ2.— per week verhoging vroeg, kreeg ƒ150.— per jaar. Na 17 jaar van hard zwoegen en zware zorgen was dit zeker geen overdadige weelde. In dit jaar werd ook het eerst gesproken over de invoering van machines in de bakkerij. L. WARMOLDS Commissaris v. 1905-1907, Secretsris v. 1907-’09, voorzitter v. 1911-’13 Statutenwijziging De ledenvergadering van 30 Juil 1905 verkoos L. Warmolds tot Commissaris. Met hem deed een tweede krachtige figuur zijn intrede in het bestuur. Nadat in 1904 een door het bestuur gevormde commissie om statutenwijziging voor te bereiden, het werk had moeten laten rusten omdat men de stof niet beheerste, kwam de wenselijkheid opnieuw naar voren in de ledenvergadering van 29 Juli 1906. Het Bestuur droeg Warmolds de taak op om de nodige wijzigingsvoorstellen uit te werken. Voortvarend als hij was, kon het concept van de gewijzigde statuten reeds in de bestuursvergaderingen van 12 Oct. en 22 Oct. 1907 worden behandeld en op 20 Januari 1908 aan de ledenvergadering ter goedkeuring worden voorgelegd. In een vervoigvergadering op 9 Februari 1908, waarin Warmolds tevens tot Bestuurslid werd gekozen, werd het ontwerp goedgekeurd. De belangrijkste veranderingen zullen we even aanstippen. Art. 2 der oude statuten noemde als doel der vereniging: door middel van samenwerking de stoffelijke toestand harer leden te verbeteren. In de gewijzigde lezing luidde dit artikel: Het doel der vereniging is door middel van samenwerking: a. aan haar leden en anderen benodigdheden te verschaffen van goede kwaliteit; b. de stoffelijke en geestelijke toestand harer leden te verbeteren; c. de arbeidersklasse in haar politieke en economische strijd, alsmede haar coöperaties, moreel en finantiëel te steunen. Art. 8. Het oude artikel bepaalde, dat alleen zij, die tot de arbeidersklasse behoorden, als lid konden toetreden. De nieuwe bepaling daartentegen luidde: Lid der vereniging kan ieder worden, die volgens de wet bevoegd is tot het aangaan van verbintenissen en instemt met art. 2 dezer statuten. Art. 41. De oude statuten bepaalden, dat van de jaarlijkse winst 1/3 gedeelte moest komen ten bate van het Reservefonds, 1/3 voor de aflossing van eventueel geleende gelden moest worden bestemd en het laatste 1/3 deel ter verdeling moest komen onder de leden. De nieuwe bepalingen hielden allereerst in, dat van het vaste goed jaarlijks 2- % en van het roerend goed minstens 10 % moest worden afgeschreven. Ze legden ook vast, dat zolang er schulden waren, minstens een bedrag gelijk aan 1/4 van de zuivere winst, van die schulden móest worden afgelost. De winstverdeling was als volgt geregeld: 30 % komt ten bate van het reservefonds, 45 % wordt in verhouding tot het bedrag hunner inkopen onder de leden verdeeld, 10 % af te dragen aan Afd. Groningen S.D.A.P., 10% ,, ,, ,, ,, Gron. Bestuurdersbond, 5 /0 wordt gesteld in handen van het bestuur, om ten bate der arbeidersbeweging aan te wenden in bijzondere gevallen in het komende dienstjaar. Op de aandelen van de S.D.A.P. en G.B.B. kon elk 1/3 van het tekort op de exploitatie van het café met vergaderzalen in mindering worden gebracht. Deze statutenwijziging betekende dus een principiële koersverandering. Was volgens de oude statuten het lidmaatschap beperkt tot de arbeidersklasse, die van elk geloof of van elke politieke overtuiging kon zijn, thans sprak men zich uit voor één bepaalde richting, n.1 die der moderne arbeidersbeweging. Al diegenen, die wel voor de coöperatieve gedachten gevoelden, doch het program van S.D.A.P. of N.V.V. niet konden onderschrijven, werden thans practisch van het lidmaatschap onzer vereniging uitgesloten. Krachtens het toen onder de leiders der S.D.A.P. heersende begrip, was coöperatie slechts een middel in de strijd, doch geenszins doel op zich zelf. Hieruit vloeide natuurlijk voort, dat die coöperaties, welker leden in meerderheid sociaal-democraten waren, tot morele en finantiële steun aan de moderne arbeidersbeweging overgingen. Daardoor werd het arbeidsveld van de coöperatieve beweging echter onnodig beperkt. Trouwens, niet alle vooraanstaande sociaal-democraten dachten in die dagen zo over de coöperatie, als de hier bedoelden. Zo schreef wijien de Heer F. M. Wibaut, nu ongeveer 40 jaar geleden: ,,De verbruiks-coöperatie is de vorm van samen,,werking, die door gezamenlijke inkoop in het groot ,,of door gezamenlijke verschaffing in het groot ,,van allerlei artikelen, in de behoefte van de leden ,,aan deze artikelen voorziet, met vermijding van ,,den winstmaker: den winkelier, koopman of fabrikant. De verbruiks-coöperatie is een anti-winst,,beweging. Zij erkent het karakter van winst als ,,te zijn de schatting geheven uit de behoefte der ,.verbruikers. Zij behoeft geen winst te maken en „eigenlijk doet zij het ook niet. Wat bij haar winst „wordt genoemd is in economische zin niet anders „dan besparing. Als duizend mensen zich verenigen ,,om een bakkerij op te richten en zij besluiten, hun ,,brood te betalen tegen de prijs, die de particuliere ,,bakkers vragen, dan weten zij te voren, dat zij ,,voor het brood meer betalen, dan het hun vereniging kost. Zij hebben daar geen bezwaar tegen, ,.omdat hetgeen zij meer betalen, toch weer in een ,,of andere vorm naar hen terug komt en wel in de ,,verhouding, waarin zij in dit meerdere hebben ,,bijgedragen. Dit meerdere nu heeft het duide,,lijke karakter van besparing, het karakter van winst ,,is er niet in. ,,De verbruiks-coöperatie beoogt zeer bewust de ,.verdwijning van den ondernemer en van het ,.element winst. Zo heeft deze beweging in zich de ,.gegevens om de kapitalistische productiewijze, de ,,winstproductie te verstoren en te vervangen." Hier vinden wij de verbruiks-coöperatieve gedachte uitgewerkt met een geheel zelfstandig doel. Ook veel later, in het z.g. socialisatie-rapport, is deze gedachte naar voren gebracht en het algemeen karakter van de verbruikscoöperatie in het licht gesteld. Hoe dit echter ook zij, door de wijze van ontwikkeling, die onze coöperatie eigen was, is deze verandering psychologisch ,juist geweest, daar thans de krachten mobiel gemaakt konden worden, die haar de grote vlucht zouden doen nemen, welke, tot voor enkele jaren, het kenmerk van haar ontwikkeling is geweest. De gewijzigde statuten werden 8 Augustus 1907 in de Nederlandse Staatscourant gepubliceerd. De borgen hadden tegen de veranderingen geen be: zwaren en daarmede kon het, van een nieuwe, dui delijk zichtbare vlag voorziene Coöperatie-schip opnieuw zee kiezen. In 1907 bracht de broodbezorger Van de Vall wederom de wenselijkheid van aanstelling van een bezoldigd propagandist voor huisbezoek naar voren. De voorzitter meende toen echter nog, dat er meer behoefte was aan trouwe verbruikers dan aan leden. Dit standpunt vindt zijn verkldring in de zienswijze, dat coöperatie slechts een middel is in de strijd der arbeidersklasse, waardoor men niet zo zeer de behoefte gevoelde aan leden dan wel aan overschotbrengende verbruikers, die steun aan de arbeidersbeweging mogelijk moesten maken. In 1908 werd echter toch tot aanstelling van een propagandist besloten. Toen echter de aangezochte, E. Rugge, de functie niet begeerde, is ze nog tot 1912 onvervuld gebleven. De Algemene Nederlandse Typografen Bond had in 1907 het plan opgevat, om een coöperatieve drukkerij op te richten en wilde daarvoor ook ,,De Toekomst" interesseren. Behalve dat we lezen, dat geïnformeerd zou worden naar de kosten der installatie, het benodigd bedrijfskapitaal enz., vinden we verder niets vermeld over dit plan. In elk geval is ,,De Toekomst" er niet bij betrokken geworden, zoals later bij de drukkerij ,,Trio". Op I Mei 1907 werd krachtens besluit van de algemene vergadering voor 't eerst niet gewerkt. Het publiek werd over dit feit per circulaire ingelicht. In 1907 verscheen, op aandrang van secretaris Warmolds, het eerste gedrukte jaarverslag. Op 10 Juli 1907 bedankte B. S. Boelema als bestuurslid. Boelema is de enige bestuurder geweest, die gedurende de moeilijke jaren 1889—1900 zijn bestuursfuncties onafgebroken heeft bekleed. Toen hij in 1907 aftrad, was hij 18 jaar lang onze secretaris geweest. Dan doet de behoefte aan uitbreiding zich weer gelden. De karren kunnen niet meer behoorlijk onderdak worden gebracht. Besloten wordt echter om voorlopig het geld te gebruiken voor schulddelging en dus niet meer geld in het gebouw vast te leggen. Evenwel, zonder vergroting van het magazijn ging het niet langer, zodat hiertoe werd overgegaan. In 1906 werd de bakkers een vacantie van 3 dagen per jaar toegekend; in 1907 werd dit tot 4 dagen verhoogd. Er komt actie In 1907 begint het ledental belangrijk te stijgen. De Soc.-Dem. Vrouwenpropagandaclub, en hiervan met name Mej. R. Sterringa, gingen op huisbezoek om leden te werven. Elke bestuursvergadering kon na 20 Aug. 1907 de aanmelding van minstens een 20-tal nieuwe leden goedkeuren. De G.B.B. vroeg een bespreking aan met het bestuur om te vernemen, wat hij voor de Coöperatie zou kunnen doen. De voorzitter bespreekt in de S.D.V.P.C. de wijze waarop zij de propaganda voor de Coöperatie moet voeren. In samenwerking met de G.B.B. werd een vergadering met lichtbeelden uitgeschreven, toegankelijk voor de vrouwen van leden en verbruikers en van leden van de G.B.B. Kortom, actie was er overal. Zeiden wij niet, dat de statutenwijziging psychologisch juist gezien was? De wijziging van het huishoudelijk reglement, dat bij de nieuwe statuten moest aansluiten, werd door secretaris Warmolds voorbereid en na door het bestuur in z'n vergadering van 20 Dec. 1907 te zijn behandeld, door de ledenvergadering van 19 Jan. 1908 goedgekeurd. In dit reglement werd den bestuursleden voor het eerst een geldelijke tegemoetkoming toegekend. Tot nu toe werd hun werk op geen enkele wijze gehonoreerd. In Februari 1908 stellen de borgen voor om voor gezamenlijke rekening een accountant te benoemen. Toen gevraagd werd wat dit zou moeten kosten, liet de Heer Scholten weten, dat hij ook met een jaarlijkse aflossing van ƒ 1000.— op de geleende gelden genoegen zou kunnen nemen. Tot dit laatste werd besloten en daar nu het eigen vermogen tegenover de geleende gelden langzamerhand in een gunstiger verhouding kwam, is hierna de invloed der borgen voortdurend geringer geworden, zodat wij na de bovenbedoelde beslissing niets meer over hen lezen. In Mei 1908 werd Nanninga van het kasteleinschap ontheven. De algemene leiding der zaken namen hem steeds meer in beslag, zodat hij geen tijd voor het café beschikbaar hield. Voor hem in de plaats kwam E. Veening, die bijna twee jaar later werd opgevolgd door Ketting, die reeds sinds d§ oprichting in het café was werkzaam geweest. In Juli 1908 besloot de algemene vergadering, dat de Coöperatie zich bij de G.B.B. zou aansluiten. Het krantje ,,De Toekomst" werd van April 1908 af weer uitgegeven. In de bakkerij werd een deegmeng- en kneedmachine met electromotor en 2 draaibare kuipen geplaatst, nadat er in 1907 een electrische installatie was aangebracht. In laatstgenoemd jaar werd de woning van Nanninga, die was verhuisd, bij de bakkerij gevoegd, waardoor hier voorlopig ook in een dringende behoefte aan ruimte werd voorzien. De noodzakelijkheid om naar meer ruimte om te zien bleef echter bestaan en zo zien we het bestuur in Dec. 1908 dan ook optreden als gegadigde voor het te koop staande pand Poelestraat 18, dat 1500 M2. groot was en waarvoor men ƒ 14000.— wilde bieden, 't Is duurder geworden dan men dacht en daarom werd het niet gekocht. Afd. Kruidenierswaren opgericht 16 Februari 1909 werd in het bestuur een circulaire vastgesteld, die aan de leden zou worden gericht en de bedoeling had om hun mening te vernemen over de oprichting van een afdeling kruidenierswaren. De uitslag van dit onderzoek was nog al hoop gevend en daarom besloot men over de exploitatiemogelijkheden informaties in te winnen bij de Coöperaties te Middelburg, Leeuwarden, Delft, Dordrecht en Zutphen. Uit de aldus verkregen gegevens becijferde secretaris Warmolds, dat op een omzet van ƒ400.— per week mocht worden gerekend. Op grond hiervan wilde men de oprichting van een afd. kruidenierswaren aan de algemene ledenvergadering van 25 Sept. 1909 voorstellen. Dit voorstel werd daar met algemene stemmen aangenomen. Wij zullen de geschiedenis dezer afdeling onder het desbetreffende hoofdstuk vermelden en volstaan er hier dus mede te zeggen, dat op 14 Februari 1910 de eerste winkel aan het Zuiderdiep werd geopend. Chef van deze eerste winkel en later ook van het zich uitbreidende kruideniersbedrijf was de Heer J. van der Meer. Hij werd benoemd op een loon van ƒ I I.— per week en 2 % van de omzet, met vrij wonen, vuur en licht. Verbouwing pand Coehoornsingel Gebrek aan ruimte in de bakkerij, als gevolg van de steeds sneller toenemende omzet, noodzaakte het bestuur om plannen voor een verbouwing te laten maken, waardoor in dit gebrek zou worden voorzien. Ook de ovenruimte moest worden vergroot, terwijl men tevens de vergaderlokalen door een meer practische indeling beter aan hun doel wilde laten beantwoorden. Op 25 Dec. 1909 besloot het bestuur tot verbouwing over te gaan. De totale kosten werden, met inbegrip van een nieuwe dubbele heteluchtoven met 6 bakruimten, geschat op ƒ7300.—. De grote bovenzaal werd in tweeën verdeeld, één gedeelte uitsluitend voor conversatiezaal ingericht en het andere voor vergaderingen. Het toneel met kleedkamer werd weggebroken en het kleinere vergaderlokaal vergroot. Het kantoor werd van beneden naar boven geplaatst, terwijl de benedenruimte geheel voor de bakkerij werd ingericht. Op 17 April 1910 werd het café enigszins feestelijk heropend. Men dacht nu voorlopig ruimte genoeg te hebben. Niemand kon toen de snelle groei voorzien, waardoor het reeds 3 jaar later noodzakelijk bleek een nieuwe grote bakkerij te bouwen. I Januari 1910 kwam de eerste kantoorbediende, Mej. Koesen, in dienst. Kwint vertrok in Oct. 1909 naar Delfzijl, zodat er een andere voorzitter moest worden gekozen. Nadat J. Wiersma en M. Posthumus, gedurende korte tijd, als zodanig hadden gefungeerd, koos de algemene vergadering van 30 Juli 1911 L. Warmolds, die in 1910 als secretaris was afgetreden, tot voorzitter. Weer politieke strijd in de Coöperatie In de ledenvergaderingen van 31/7 en 30/8 1910 ging het weer eens warm toe. Er was een verbod uitgevaardigd voor colportage op openbare vergaderingen en voorstellingen, omdat dit zo hinderlijk was voor de bezoekers. De ledenvergadering wilde dit verbod opgeheven zien en tevens een deel van de 5 % u'f de wms'' aan het bestuur in handen gesteld, zien toegewezen aan de S D A P Eén en ander lokte nogal wat stri|d uit, waarbij’ aiweer heel duidelijk bleek, dat de leden, voor een deel althans, niet om der wille van haar zelf en haar beginselen de Coöperatie hielpen groot maken, maar haar uitsluitend als middel in de politieke stri|d wensten te hanteren. Het colportageverbod werd ten slotte opgeheven. D , Een voorstel om de toen pas opgerichte b.U.K. ae latere communistische partij — ook in de winsten te doen delen, werd na een lange strijd over po i i© e beginselen verworpen. Nanninga algem. bedrijfsleider 13 Januari 1911 werd Nanninga tot algemeen bedrijfsleider benoemd. Zijn salaris en rechtspositie zouden nader worden geregeld. Hij blijft voor zijn daden verantwoording schuldig aan het bestuur. Van de hypotheek kan ƒ3500.— worden afgelost, waardoor deze tot ƒ 16.500.— daalt. Een typische discussie ontspon zich in de bestuursvergadering van 24 Febr. 1911, waar een loonsverhoging van de bakkersgezellen aan de orde was. Voorzitter P°^umus en een der andere bestuursleden wilden den chet-bakker niet meer verhoging geven dan de gezellen, omdat dan het verschil in lonen te groot werd en daardoor weer klassen gekweekt werden, waartegen de politieke beweging juist de strijd had aangebonden. Wijkveranderingen broodbezorgers De broodbezorgers, die inmiddels reeds 4 dagen vacantie hadden gekregen, zagen deze in 1911 verhoogd tot 5 dagen. In dit jaar kwam ook de beloning van de bezorgers ter sprake. Zij werkten nog altijd op provisie en zij ventten overal. Men zag soms in een straat 4, 5 broodbezorgers, daar ieder zijn eigen klanten had. Dit was natuurlijk organisatorisch en economisch niet verantwoord. In het najaar van 1911 besloot het bestuur een wijkverdeling in te voeren, waardoor elke loper een bepaalde wijk ter bezorging zou worden toegewezen en waarin hij alleen als bezorger zou werken. De algemene bedrijfsleider ontwierp een plan en in Augustus 1912 stond de zaak geheel op papier. In een conferentie met de broodbezorgers werd de regeling uitvoerig besproken en uiteengezet en onder algemene instemming werd zij door hen aanvaard. Van de vier bezorgers, die nu vrij kwamen, werden er twee, v. d. Va II en P. Wiersum, als controleur-propagandist aangewezen; een werd voor loopwerk aangesteld en W. Weessies kwam wegens zijn hoge leeftijd op wachtgeld. Van de Vall is niet lang als propagandist opgetreden, daar hij al spoedig naar elders vertrok, doch P. Wiersum heeft ons vele jaren als zodanig gediend en vele honderden leden zijn door hem tot de Coöperatie gebracht. In de ledenvergadering van 3 Sept. 191 I werd besloten tot afscheiding van de Groninger Bestuurders Bond. Van uit deze vergadering kwamen voorstellen om een brandstoffenhandel of een zuivelfabriek op te richten, die door het bestuur op hun uitvoerbaarheid zouden worden onderzocht, doch waarvan blijkbaar de eerste jaren niets is gekomen. Weliswaar besloot de algemene vergadering van 12 Nov. 1911 om de brandstoffenvoorziening ter hand te nemen, door middel van een leveringscontract met een handelaar, doch de uitvoering hiervan liet, door tegenwerking van de particuliere handelaren, nog tot 1914 op zich wachten. Het belangrijkste besluit van deze vergadering was echter de principiële uitspraak, dat pensionnering van het personeel moest worden doorgevoerd. In de commissie van voorbereiding werden benoemd de bestuursleden M. T. Boer, J. Huizinga en het lid W. Idema. Op de geschiedenis van het pensioenfonds komen we later nog terug. Een nieuw gebouw aan het Taco Mesdagplein Daar het gebrek aan ruimte zich weer deed gevoelen, moest worden omgezien naar uitbreidingsmogelijkheden. Daarom vroeg het bestuur machtiging aan de algemene vergadering een perceel vastgoed te mogen kopen, welke machtiging werd verleend. Men heeft toen getracht het aan ons gebouw Coehoornsingel grenzende perceel te kopen, doch het werd te duur, zodat men er van afzag. De bestuursvergadering van 13 October 1911 behandelt een voorstel van commissaris N. A. de Vries, om een geheel nieuwe, naar de eisen des tijds ingerichte bakkerij te bouwen. De grote kosten, die hieraan zouden zijn verbonden, schrikten het bestuur voorlopig nog af, ofschoon het toch een voorstel deed aan de algemene vergadering van 12 November 1911, om in principe tot de bouw van een nieuwe bakkerij te besluiten. Dit voorstel werd aangenomen. Daarna liet het plan het bestuur niet meer los en op 22 Maart 1912 werd dan ook besloten dat getracht zou worden gelden te krijgen, om de aankoop van grond en de bouw van een geheel nieuwe bakkerij, met kantoren en twee bovenwoningen, definitief aan de ledenvergadering te kunnen voorstellen. Op 21 April 1912 gaf de ledenvergadering haar toestemming voor een en ander en tevens kreeg het Bestuur machtiging om een geldlening, ten bedrage van ƒ75.000, aan te gaan. ,,Wij vragen wel een 'groot crediet," zei voorzitter Warmolds in zijn inleiding van dit agendapunt, ,,doch wij hebben vertrouwen in de toekomst van ,,De Toekomst"." 10 Mei 1912 is de koopacte voor de grond aan het Taco Mesdagplein voor Notaris Cleveringa gepasseerd. De prijs bedroeg voor de voorpercelen ƒ 2100.— en voor de achtergrond ƒ5.— per M2. De architectuur van het nieuwe gebouw werd opgedragen aan het Architectenbureau Gulden & Geldmaker te Amsterdam. Het bestuur wees een bouwcommissie aan, bestaande uit de Heren Warmolds, De Vries en Nanninga, die in overleg met de architecten de détails van de bouw zouden regelen. 4 September 1912 had de aanbesteding plaats. Laagste inschrijvers waren: Timmer- en metselwerk J. Huizinga ƒ 35.353.— Betonwerk Betonmij. ,,Het Noorden", Groningen .. 15.285. Glas- en schilderwerk J. Wiersma . . ,, 2.300.— Electrische instalaltie in de bakkerij en in de kantoren Fa. Gerritsen, Gron. ,, 1.849.— 2 nieuwe heteluchtovens en 2 oude heteluchtovens verplaatsen J. Groen, Amsterdam ,, 7.500.— Totaal .... ƒ 62.287.— De begroting was ƒ 57.000.— Het benodigde bedrag zou als volgt worden gevonden: Ie Hypotheek Amsterd. Hyp.-bank ƒ40.000.— Beton Mij. aannemingssom over enige jaren te betalen 7.500.— Lening kassier 10.000. Obligaties te plaatsen bij de leden . ,, 5.000.— Van vrienden van de Coöperatie . . ,, 6.000.— Totaal .... ƒ 68.500.— Daar ook voor nieuwe machines en verdere inventaris nog een beduidend bedrag nodig was, kon met bovenstaande som niet worden volstaan, waarom commissaris FRONT AANZICHT gebouw Taco Mesdagpleln 1913 De Vries voorstelde een 4 % obligatielening, groot ƒ25.000.—, verdeeld in stukken van ƒ 1000.—, ƒ500.—, ƒ 100.— en ƒ 25.—, uit te geven. Dit voorstel werd op 4 October 1912 aangenomen en op 19 December 1912 was van deze lening reeds ƒ 16.000.— geplaatst. Ook het restant ad ƒ9.000.— was spoedig daarna door leden en vrienden van de Coöperatie opgenomen. Op 13 Juni 1913 had de eerste vergadering van het bestuur in de bestuurskamer van het nieuwe gebouw plaats. Van een officiële ingebruikneming is geen sprake geweest, omdat het bedrijf geleidelijk van het gebouw aan de Coehoornsingel werd overgebracht naar het nieuwe pand. Niemand had in 1900, toen alles zo donker leek, kunnen vermoeden, dat 13 jaar later een bedrijf nodig zou zijn, als toen aan het Taco Mesdagplein werd gevestigd. Wij kunnen ons dan ook voorstellen, dat het bestuur, maar vooral Nanninga, met grote voldoening op de ontwikkeling van de laatste jaren terugblikte. Deze voldoening straalt zo duidelijk door in de woorden, die Nanninga over het nieuwe gebouw neerschreef in het gedenkschrift ter gelegenheid van het 25-jarig bestaan. Daar heet het: ,,Wij kunnen trots zijn op onze nieuwe bakkerij. Het ,,is een model-inrichting, die, wat ruimte en inrichting „betreft, met de beste in ons land kan wedijveren." „De Toekomst" was een grootbedrijf geworden op het gebied van de bakkerij. De volharding, de onverzettelijke wil om vol te houden, waren thans wel ruimschoots beloond. De zorgen waren uiteraard nog niet geweken, integendeel, door de financiering van het nieuwe, grote bedrijf eerder nog toegenomen. Maar hoeveel lichter waren deze thans te dragen dan vóór 1900! Nu had men een stevige bries in de zeilen, zodat alle kansen aanwezig waren, dat het doel spoedig zou zijn bereikt. Inderdaad hebben de jongste 25 jaren getoond, dat dit optimisme gerechtvaardigd was. BEELDHOUWWERK In de poort van ons gebouw aan het Taco Mesdagplein Het gebouw bevatte, behalve de bakkerij, 4 hete luchtovens met 22 bakruimten, meelzolder, roggezolder enz., een badinrichting voor het personeel, een schaftlokaal voor de bakkers, een wachtlokaal voor de broodbezorgers, 2 kantoren, bestuurskamer en twee bovenwoningen. De ingang van het gebouw werd en wordt nog gevormd door een poort, versierd met beeldhouwwerk van A. van der Lee. De beide opgaande zijden dezer poort worden gevormd door twee meer dan levensgrote figuren. Aan de ene zijde een landarbeider met zijn schop, aan de andere kant een industrie-arbeider met zijn voorhamer. Zij zijn de symbolische voorstelling van de arbeid, waarop heel de maatschappij steunt. Op hun nekken rust een fries, waarin een zinnebeeldige voorstelling is gebeeldhouwd. In het midden gaat de zon op over een betere, meer op broederschap gebaseerde wereld en over die zon heen reiken twee figuren elkaar de hand, als symbool van de saamhorigheid van alle mensen. De mannenfiguur rechts, met de vlag, wijst aan hen, die volgen, de weg naar die betere wereld; aan de andere zijde geven de figuren van een man, met vrouw en kind en van de oude man aan, dat de betere wereld slechts bereikt zal worden als allen eendrachtig optrekken. Moge deze allegorische voorstelling van het coöperatieve streven velen inspireren, om mede te strijden voor een rechtvaardiger samenleving. Het is slechts een strijd van de geest, niet van het geweld, doch hij moet gevoerd worden door de toepassing van het coöperatieve beginsel, op het practische leven van alle dag en onze strijdleuze is: Één voor allen, allen voor één! Twee kleine Statutenwijzigingen In de bestuursvergadering van 12 April en de daaropvolgende ledenvergadering van 24 April 1912 werd art. 41 van de statuten aangevuld in die zin, dat het bedrag van \ der netto winst, dat minstens op schulden moet worden afgelost, bij gebreke van schulden mede aan de leden kon worden uitgekeerd of in het Reservefonds kon worden gestort. Daar het bestuur evenals het vorige jaar, graag A\ % van de bakkerij wilde uitkeren, doch dit door de sterke stijging van het ledental en een daling in het aantal verbruikers-niet-leden niet mogelijk zou zijn, als de winstverdeling naar de oude statuten plaats vond, werd besloten reeds voor het afgelopen boekjaar 1911/12 de nieuwe statuten volledig toe te passen. Bij besluit van de ledenvergadering van 8 Aug. 1913 werd de winstverdeling als volgt vastgesteld: 65 % aan de leden, 15 % in het Reservefonds, 5 % aan de S.D.A.P., 5 % aan de economische arbeidersbeweging, 2^ % in handen van het Bestuur en % voor een op te richten pensioenfonds voor het personeel. De uitkeringen aan de moderne arbeidersbeweging werden tot de helft teruggebracht, evenals de storting in het Reservefonds, daarentegen werd het aandeel voor de leden van 45 op 65 % gebracht en % gestort in 4 GEBOUW COEHOORNSINGEL 1913 een fonds, dat als basis zou moeten dienen voor een te vormen pensioenfonds voor het personeel. In verband met de groei der zaken vroegen commissarissen in Juni 1912 om een deskundige aan te wijzen voor het onderzoek van de balans met winst- en verliesrekening. Als gevolg daarvan werd in 1913 de Heer H. J. Wegerif, accountant te Amsterdam, aangezocht om deze controlewerkzaamheden te verrichten, hetgeen hij aanvaardde en tot en met I936 is blijven doen. 2I November I9I I werd een filiaal van de Kruideniers- afdeling geopend aan de Meeuwerderweg en 24 Febr. 1913 een aan de Nieuwe Ebbingestraat. Het pand aan de Coehoornsingel werd, na de overplaatsing van de bakkerij, verbouwd en beneden tot kruidenierswinkel met magazijn en tot slagerswinkel met bijbehorende bergruimte ingericht. De eerste werd op I Mei, de laatste op I Juni 1913 in gebruik genomen. Begin Januari 1913 werd een commissie samengesteld om de viering van het 25-jarig jubileum voor te bereiden. Ze bestond uit de Heren L. Warmolds, N. A. de Vries en J. Wiersema. In de grote zaal van de ,,Harmonie" werden in April 1913 een viertal feestavonden gehouden voor de leden en hun vrouwen. 5500 personen waren die vier avonden de gast van onze vereniging. De tableau-groep van Mevr. De Roode en de Arbeiders Zang-, Muziek- en Gymnastiekvereniging verleenden er hun medewerking aan. Er waren gelijktijdig drie jubilarissen, n.l. bedrijfsleider G. Nanninga, chef-bakker H. Bakker en bakkersgezel P. Bus, die 25 jaar bij de vereniging in dienst waren en deswege op hartelijke wijze in het openbaar werden gehuldigd. Tot slot van dit overzicht van 25 jaren geven wij op pagina 52 een overzicht van de omzetten der verschillende afdelingen, het eigen vermogen en het netto overschot, voor zover deze nog zijn vast te stellen. Slagerij Begin Februari 1913 was er sprake van, dat er Argentijns vlees zou worden ingevoerd. Het bestuur wilde trachten de verkoop van dit vlees ter hand te nemen, als het Gemeentebestuur de invoer toestond. Toen dit laatste het geval bleek, werd in het verbouwde pand aan de Coehoornsingel op I Juni 1913 een slagerswinkel geopend, waarvan we het verloop in een afzonderlijk hoofdstukje zullen schetsen. Bakkerij Eigen — Café 5r"ld|: vermogen netto Omzet verpakken omzet ^aM. mieggeld j overschot n jbalen bloem] H.L. rogge + reserves | 1888/89 ƒ 19416.42 niet bekend niet bekend ƒ 4437.27 \ 1889/90 „ 32139.26 „ \ „ ! „ 3872.45 1890/91 36580.11 „ j „ 1 „ 2994.75 ƒ 3785.45 5 maand i 1891/92 „ 47614.22 „ 1 .. „ 2655.71 „ 10714.62 f „ezampli1k 1892/93 „ 40473.34 „ „ „ 2737 64 ! „ 9298.41 l gezal?.ellJK 1893/94 „ 38936.24 „ „ 4149.57 I „ 2517.57 4 maand [ , 7?“*® 1894/95 „ 33096.98 „ „ „ 3853.72 . \ - 1 oauu — 1895/96 „ 30006.50 „ . „ 3655.26 1 1896/97 „ 31533.50 „ „ „ 3346.5441 | 189^/98 „ 30155.45 2500 599 verpacht | / 1898/99 „ 31224.21 2319 584 verpacht \ 1899/1900 „ 30629.62 2383 I 543 verpacht li 1900/01 „ 33039.98 2627 ; 523 ƒ 2594.55 / 1901/02 „ 34007.90 2747 532 „ 2131.52 I l „ 1902/03 „ 33555.50 2759 | 557 „ 3018.0341 [ ? f 1903/04 „ 43241.91 3441 638 „ 2250.85 1 \ 1 1 Dlöu‘ 1904/05 „ 48593.80 3810 | 708 „ 2174.21 ] 1905/06 „ 60549.34 4695 i 813 „ 2053.55 / 1906/07 „ 64449.24 4947 ' 850 „ 1854.35 ƒ 1917.324 / 52.—‘) 1907/08 „ 70896.75 4884 929 „ 1528.22 „ 2707.18 „ 1432.624 1908/09 „ 75960.73 4976 i 992 „ 2312.61 „ 4318.16 „ 2803.49 1909/10 „ 91299.24 5276 1382 „ 1722.22 „ 5960.15 3 maand „ 7559.88 „ 5921.37 1910/11 „ 107110.45 6451 1775 „ 2490.21 „ 35222 20 1 winkel „ 13273.254 „ 11063.364 1911/12 „ 118402.30 7150 2092 „ 2596.50 I „ 58113.27 2 winkels „ 17732.6941 „ 10797.224 1912/1913 „ 132459.72 8073 2192 „ 2405.174 „ 93253.86 3 „ „ 21608.9941 12170.84 J) na ƒ 2200.— afschrijving op vastgoed en een storting in het reservefonds. BESTUUR, BEDRIJFSLEIDER EN PERSONEEL BIJ HET 25-JARIG JUBILEUM VAN DE VERENIGING Koekbakkerij In Augustus 1913 werd de koekbakkerij in gebruik genomen. Haar producten, koek en koekjes, werden in de kruidenierswinkels en in het café verkocht. Coöp. Woningbouw De bestuursvergadering van 6 Februari 1914 benoemde een commissie, om onderzoek te doen naar de mogelijkheid van woningbouw in de zin van de Woningwet. In deze commissie namen zitting de heren Eversen, lid van de Gemeenteraad en onze secretaris J. Wiersema. Van haar bevindingen bracht deze commissie rapport uit in de bestuursvergadering van 16 Juli 1914. Er bleek inmiddels een commissie uit alle gezindten te zijn gevormd, om woningbouw ingevolge de Woningwet voor te bereiden. Daar de Coöperatie in deze commissie zitting zou nemen, werd de door haar gevormde ontbonden. De heer Warmolds moest, wegens verandering van werkkring, als voorzitter en bestuurslid bedanken. In zijn plaats werd als bestuurslid gekozen N. A. de Vries, die door het bestuur als voorzitter werd aangewezen. De Vries is een voorzitter geweest. die, evenals zijn beide voorgangers, krachtige leiding kon geven en die het vertrouwen van de leden wist te winnen en te behouden. De Vries had echter, behalve deze eigenschappen, ook durf en fantasie. In de loop van zijn voorzitterschap zijn N. A. DE VRIES Commissaris van 1911-1914 Voorzitter van 1914-1924 verschillende ontwerpen voor uitbreiding van de bemoeiingen der Coöperatie in discussie, geweest en dat ze lang niet allen konden worden uitgevoerd lag vooral aan de spoedig na zijn aanvaarding van het voorzitterschap intredende oorlogstoestand, waardoor het normale handelsverkeer vrijwel volkomen werd stopgezet. Ten slotte is de figuur van De Vries, met z,,n bravour, een goede en nuttige aanvulling geweest van Nannmga die slechts zeer schoorvoetend, als alles wel berekend en goed uitgestippeld was en de kans van slagen 95 /c bedroeg, nieuwe paden wilde betreden. _ Deze twee vulden elkander zó prachtig aan, dat zll sa™en welhaast een ideale leiding voor onze vereniging hebben gevormd. De mobilisatie 31 Juli 1914 De algemene mobilisatie werd afgekondigd. Een tijdperk van maatschappelijke ontwrichting werd ingeluid, die ook voor onze vereniging bergen van moeilijkheden mee bracht. De artikelen die nodig waren, kon men niet krijgen, de kettinghandel dreef de prqzen ontzettend omhoog en ten slotte moest de regering optreden, om een enigszins redelijke verdeling van aanwezige voorraden te verkrijgen. Hiermede deed de distributie met haar broodkaarten, aardappelkaarten en bons voor vele belangrijke voedingsartikelen haar intrede. Het heeft geen doel, hier alle moeilijkheden te schetsen, die uit deze omstandigheden voortvloeiden, want de meesten onzer zullen ze zich nog heel goed kunnen herinneren. Toch mogen wij een paar er van hier met onvermeld laten. In de jaren van de wereldoorlog groeide het ledental onzer Coöperatie van even 2000 tot ±380 en daar nu de regering voor de leverantie van distributieartikelen steeds de afname in een vroegere periode als maatstaf nam, spreekt het wel vanzelf, dat wi| steeds weer met te weinig voorraad hadden te ..kampen. Voor zover mogelijk, werd getracht op de vri|e markt aanvulling hiervan te krijgen, doch dit was in de meeste gevallen niet mogelijk of slech+s tegen prijzen, die wij aan onze leden niet durfden vragen. Daardoor kwam steeds weer de klacht: bij particulieren kun je dit of dat wel krijgen, maar bij jullie niet. Remmend heeft dit alles echter niet gewerkt op onze groei, getuige de bovengenoemde cijfers voor de toename van het ledental. Deze groei was wel een gevolg van de in die dagen gevolgde prijzenpolitiek. Extra voordeeltjes lieten wij steeds de leden ten goede komen. Oude voorraden werden altijd zonder prijsverhogingen uitverkocht en op nieuwe inkopen werd de gewone marge voor dekking van onkosten enz. gelegd. Hierdoor waren de prijzen dikwijls beneden de concurrentie. Moeilijkheden kwamen echter ook hier weer voort uit de dientengevolge steeds toenemende vraag. De gevoerde prijzenpolitiek was echter de enig mogelijke voor een coöperatie en onze vereniging heeft in die moeilijke jaren heel duidelijk getoond, dat zij haar taak goed begreep en goed uitvoerde. Zij weigerde stelselmatig grotere hoeveelheden af te geven, dan voor direct persoonlijk gebruik nodig werd geacht. Enigszins door vrees bevangen, was onze bedrijfsleiding in de eerste dagen van de mobilisatie ook wel. Het geld, dat bij den kassier Mesdag stond — en dit was een vrij belangrijk bedrag — werd daar weggehaald en in huis genomen, 't Gelukte niet om alles tegelijk vrij te maken, doch het bestuur had reeds z'n kalmte herkregen, zodat het van overhaaste handelingen afzag. Het is trouwens te begrijpen, dat men bang was het geld van de zaak, dat met zoveel moeite en zorgen was bijeengebracht, kwijt te raken, want in die dagen kon men zonder contanten geen zaken doen en juist het ter beschikking hebben hiervan, is oorzaak geweest, dat ons steeds van groter omvang wordend bakkerijbedrijf zonder noemenswaardige stagnatie heeft kunnen doorwerken. Alleen de koekbakkerij moest in de eerste weken grotendeels worden stilgelegd. Dat ,,De Toekomst" in die dagen als distributie-orgaan ook reeds een erkende betekenis had verkregen, moge blijken uit het feit, dat de toenmalige burgemeester in Maart 1915 tot Nanninga het verzoek richtte, om een plan voor distributie van goedkope levensmiddelen uit te werken. Aan dit verzoek werd natuurlijk voldaan en ook bij latere besprekingen werd aan Nanninga's advies veel waarde gehecht. Op 29 October 1915 deelde Nanninga in een bestuursvergadering mede, een uitnodiging te hebben ontvangen van den Commissaris der Koningin, om Woensdag d.a.v. om 5 uur n.m. te zijnen huize te komen. De Koningin zou dan aanwezig zijn en zou gaarne over allerlei toestanden ingelicht willen worden. Het bestuur adviseerde Nanninga om aan de uitnodiging gevolg te geven, doch in de bijeenkomst van 12 November 1915 moest deze mededelen, dat hij door ziekte verhinderd was geworden het bezoek bij den Commissaris der Koningin af te leggen. Statutenwijziging Op 5 September 1915 nam de ledenvergadering een statutenwijziging aan, waardoor voortaan het dividend voor elke afdeling afzonderlijk zou worden bepaald en berekend en waarbij de winstverdeling in zoverre werd veranderd, dat, in plaats van 7^ %, voortaan 10 % van de netto winst in het te vormen pensioenfonds voor het personeel zou worden gestort, terwijl de uitkeringen aan de S.D.A.P. en G.B.B. van 5 % elk, werden teruggebracht tot 3f %. Bovendien werd thans een bepaling opgenomen, dat uit het 2j 0/o fonds ook de kosten voor buitengewone propaganda voor de Coöperatie zelf konden worden geput. De eerste wijziging achtte men nodig in verband met de concurrentie van sommige particuliere bakkers, die 10 /0 korting gingen beloven. Door de getroffen maatregel zou het dividend voor de bakkerij kunnen stijgen en dus tegen de beloofde 10 % der particulieren minder scherp afsteken. De tweede bepaling was gewenst om sneller tot fondsvorming voor de pensionnering van het personeel te geraken, terwijl door de grotere netto-overschotten de arbeidersbeweging geen werkelijk nadeel van de verandering zou ondervinden, omdat het bedrag der uitkeringen niet zou dalen. Looneisen wan het personeel Moeilijkheden brachten in de mobilisatiejaren ook de arbeidsverhoudingen. De prijzen der levensmiddelen enz. waren zeer belangrijk gestegen en derhalve moesten ook de lonen omhoog. Nu waren in die tijd de winstmarges in 't algemeen bij onze Coöperatie beneden het normale, waardoor het bezwaarlijk werd, steeds weer aan de eisen van het personeel tegemoet te komen. Er is over deze dingen in die dagen veel strijd gevoerd, omdat wij er nog altijd op konden bogen, betere lonen te betalen dan soortgelijke particuliere bedrijven hier ter plaatse. De wens, om ondanks alles, toch een behoorlijk dividend te kunnen uitkeren, zat vooral bij Nanninga steeds voor en daarom ook kon men niet lichtvaardig aan alle verlangens voldoen. Geen enkele zaak, ook de Coöperatie niet, kan zich boven het zakelijk principe stellen, want zij heeft rekening te houden met de concurrentie, die haar omringt. Dit zou natuurlijk geen bezwaar zijn wanneer de leden te allen tijde bij de Coöperatie zouden kopen, ook al zou deze eens wat duurder zijn dan particuliere zaken, doch zulks was in die dagen, evenmin als thans, het geval. Daarbij kwam nog, dat door de ontzaglijke hoeveelheid brood-, suiker- en andere bons, die verwerkt moest worden, extra personeel in dienst moest worden genomen, waardoor de lasten stegen. In de jaren 1917 en 1918 moesten alleen reeds meer dan zes millioen broodbons verwerkt worden. Deze moeilijkheden werden door het personeel van destijds niet altijd begrepen, wat, gezien de economische nood, waarin het verkeerde, wel verklaard kon worden, hoewel ook toen, vergeleken bij het particuliere bedrijf, hun arbeidsvoorwaarden nog gunstig mochten worden genoemd. Het bestuur trachtte met duurtetoeslagen en loonsverhogingen zoveel mogelijk aan de wensen tegemoet te komen. Restituties, op regeringsmeel ontvangen, werden geheel onder het bakkerijpersoneel verdeeld, zoals de minister dit trouwens ook wenste. Het particulier bedrijf deed het echter meestal niet. Ten slotte is men door onderhandelen steeds weer bij elkaar gekomen en hier mogen wij wel constateren, dat, ondanks soms diepgaande meningsverschillen, de verhouding tot de vakorganisaties van het personeel steeds goed en prettig is geweest. Zo is ze in 't algemeen tot heden gebleven. Op verzoek van de vakorganisatie werd in Juli 1916 op het kantoor een proef genomen met de vrije Zaterdagmiddag. Er zaten echter nog al wat bezwaren aan vast, waardoor de proef niet in een definitieve regeling kon worden omgezet. Dit zou pas enige jaren later gebeuren. Aansluiting bij de Bond van Nederi Arbeiders-Coöperaties Over de aansluiting bij centrale organisaties op coöperatief gebied, zoals de Nederi. Coöperatieve Bond, de Bond van Nederi. Arbeiders Coöperaties en de Coöp. Groothandelsver. ,,De Handelskamer", is in de loop der jaren in de bestuursvergaderingen veel strijd gevoerd. Nanninga was in 't algemeen van al die aansluitingen een sterk tegenstander, omdat zij ons, naar zijn mening, niet sterker konden maken, omdat wij de leiding van bovenaf niet nodig hadden, wijl wij groot en sterk uit ons zelf waren geworden, ook omdat het geld kostte voor contributies of inleggelden, maar bovenal omdat wij vrij moesten blijven. Hij erkende weliswaar, dat het coöperatieve doel, door één Coöperatie, op zich zelf staande, nooit zou kunnen worden bereikt, maar zijn practische bezwaren wogen in z'n eindoordeel zwaarder. Wat de aansluiting bij de Bond van Arb. Coöperaties betreft, was zijn tegenhanger de voorzitter N. A. de Vries, die met warmte de toetreding tot de Bond verdedigde en het bestuur er ten slotte toe bewoog, zich met 4 tegen I stem voor de aansluiting te verklaren. In de ledenvergadering van 24 September 1916 verdedigde Nanninga zijn standpunt o.a. als volgt: „Alléén zijn wij sterk en groot geworden door eigen kracht. Wij aanvaarden de coöperatie alleen om haar nuttigheid. Door aansluiting wordt de Bond wel, maar worden -wij niet sterker." De voorzitter verdedigde het voorstel door er op te wijzen, dat in centralisatie altijd versterking ligt; in dit geval versterking van de soc. coöp. beweging. Er kan een tijd komen, dat wij de bond wel nodig hebben en al is er gezegd, dat men van principes niet kan eten, dan dienen wij ons er toch voor te hoeden die principes te verliezen. Het belang mag en kan niet altijd in geld worden uitgedrukt — dit in antwoord aan personeelsleden, die meenden „geen geld voor loonsverhoging, dan ook geen geld voor aansluiting" —. Rugge was ook voor aansluiting, omdat wij, als we macht wilden uitoefenen, straks eigen meelfabrieken e.d. en een grootinkoopcentrale moesten hebben. Na gehouden stemming bleek, dat met 49—39 stemmen tot aansluiting bij de Bond van Nederl. Arbeiderscoöperaties was besloten. De contributie zou uit het 2^ % fonds worden bestreden en daar de Bond om de twee maanden een courant uitgaf, die ook aan onze leden zou worden verstrekt, zou onze eigen krant voortaan ook om de twee maanden verschijnen. Nieuwe meningsverschillen bleken er te bestaan, toen in November 1917 statutenwijziging van de Bond van Ned. Arb.-Coöp. aan de orde kwam, waarbij de bepaling, dat de aangesloten verenigingen 10% van hun netto-overschot aan de arbeidersbeweging moesten afstaan, kwam te vervallen. De voorzitter was hier tegen, omdat de coöp. dan veel van haar aantrekkelijkheid voor hem en voor vele arbeiders zou verliezen, terwijl Nanninga het vervallen van de verplichte winstuitkering aan de arbeidersbeweging goedkeurde, omdat de liefde van de organisaties dezer beweging toch maar gebaseerd was op deze uitkeringen en met het coöperatieve beginsel niets te maken. had. Bovendien, de tijd zou komen, dat ook wij die uitkeringen zouden moeten staken, om het arbeidsveld niet te beperken tot één enkele groep. Daarom ook zou het beter zijn, dat wij vrij bleven in het al of niet verlenen van steun. Bisschop verdedigde dit standpunt evenzeer, wijzende op het grote doel der Coöperatie, productie en distributie met uitschakeling van het winstbejag en dus antikapitalistisch van karakter. Deze wijziging in de bondsstatuten werd dan ook goedgekeurd, andere daarentegen zouden geamendeerd worden. Deelneming in een obligatielening van de Bond, groot ƒ25.000.—, voor steunverlening aan kleine en zwakke coöperaties, werd afgewezen, omdat er geen geld voor beschikbaar was. In de discussies, die zich over dit punt ontsponnen in de bestuursvergadering van 7 December 1917, vinden we Nanninga s zeer voorzichtig en verantwoord beheer wel het best gekarakteriseerd. Wijzende op de ƒ5.000.—, die pas was gestoken in de N.V. Electr. Drukkerij ,,Noordelijk Trio", zei hij, dat indien voor ƒ500.— obligaties genomen zouden worden, een kapitaal van ƒ5.500.— aan de zaak zou zijn onttrokken, dat niet voor haar zelf werd besteed en geld uitlenen als je straks zelf weer moest lenen, was speculatief en ongeoorloofd en vooral zolang wij nog belangrijke hypotheekschulden hadden, waren wij daarmee niet verantwoord. Deze argumentatie was het, die het voorstel van den voorzitter deed verwerpen. In deze jaren werd ook samengewerkt met S.D.A.P. en G.B.B. in de strijd voor een betere levensmiddelenvoorziening. Verschillende congressen en demonstraties hiervoor werden bijgewoond of gesteund. Practische gegevens werden aan het plaatselijke comité verstrekt, zodat elke actie een reële basis kreeg. In November 1918, toen deze actie een uitsluitend politiek karakter aannam, is onze medewerking geëindigd. De propaganda werd in deze jaren, na 1913 wat moderner gevoerd. Indachtig aan het gezegde: „wie het kind heeft — heeft de moeder," werden regelmatig kinderfeestjes georganiseerd. Het éne jaar een bioscoopvoorstelling, een andere keer met goochelaar en buikspreker op het programma of men trok met een groep kinderen naar Rolde. Kortom, de propaganda richtte zich via de kinderen tot de vrouwen. Ook vergaderingen, met een min of meer feestelijk karakter, werden speciaal voor vrouwen belegd, terwijl in samenwerking met de vakbeweging een coöperatieweek werd georganiseerd, waarin die leden der vakorganisaties, die geen lid waren van onze Coöperatie, werden bezocht (Augustus 1915). Bovendien was er een vaste propagandist. Hoewel nog niet zo'n erg grote, kreeg de propaganda toch een betere plaats in het leven onzer Coöperatie, dan ze tot 1913 had. Deelneming in de N.V. Electr. Drukkerij „Noordelijk Trio" Op 25 Mei 1917 komt in de bestuursvergadering ter sprake een voorstel van den voorzitter, om de drukkerij Vreedevoogd over te nemen en er een coöperatief bedrijf van te maken. „De tegenwoordige prijzen, in het drukkerscontract vastgelegd — zei de voorzitter — zijn veel te hoog. Vormen we een coöperatief bedrijf, dan kunnen we die prijzen ook nemen, omdat wij later de winst toch terug betalen. De Heer Masereeuw uit Amsterdam, zal de zaak taxeren. De overname zal ten slotte geschieden in samenwerking met S.D.A.P. en G.B.B." Nanninga was tegen dit voorstel, omdat er minstens ƒ 25.000.— kapitaal in moest worden gestoken en wij voor onze deelname zouden moeten lenen, daar wij zelf het geld niet beschikbaar hadden. „Laten wij eerst onze eigen zaak sterk en groot maken, zei Nanninga; deze onderneming is veel te riskant." Voorzitter De Vries was van mening, dat best ƒ 2.000. a f3.000.— mochten worden gewaagd, elke nieuwe zaak brengt risico mee en als men dit niet nemen wil, zullen we nooit met iets nieuws beginnen. In de vergadering van 22 Juni 1917 deelde de voorzitter mee, dat op advies van den heer Masereeuw de drukkerij Vredevoogd was gekocht. Het zou echter een Naamloze Vennootschap worden, waarvan hij en de heer Mansholt de oprichters zouden zijn. Het Gewest van de S.D.A.P. en de G.B.B. zouden elk voor ƒ 2.500.— in het aandelenkapitaal van ƒ 10.000.— deelnemen, terwijl hij voorstelde de deelname van ,,De Toekomst" op ƒ5.000.— te bepalen. Het winstaandeel voor de Coöperatie zou 20 /0 bedragen. De statuten der Vennootschap zouden aan bestuur en commissarissen ter kennisname worden toegezonden. Nanninga bleef er tegen, doch het bestuur besloot met 4 tegen I stem, om aan de algemene vergadering machtiging te vragen tot deelname in het kapitaal der N.V. Electr. Drukkerij ,,Noordelijk Trio" tot een bedrag van ƒ5.000.—. De algemene ledenvergadering van 2 Juli 1917 besloot bij handopsteken met overgrote meerderheid, deze machtiging te verlenen. Voorzitter N. A. de Vries werd commissaris van de nieuwe N.V. De drukkerij werd gevestigd in de Pelsterstraat, haar directeur trad 13 Augustus 1917 in dienst. Het ging met ,,Trïo'' niet naar wens. De leiding was niet zoals ze moest zijn, er waren credietmoeilijkheden, tengevolge van het tekort aan bedrijfskapitaal en klachten over prijscalculaties, die niet goed zouden zijn. Kortom, het was geen florisant bedrijf geworden. Op 13 Febr. 1920 besloot het Bestuur nogmaals ƒ5.000.— te lenen, af te lossen in 1920 en onder borgstelling van de Stedelijke en Gewestelijke Federatie der S.D.A.P. en van de G.B.B. Het dividend, dat de N.V. over 1920 uitkeerde, werd haar geschonken om de oprichtingskosten af te schrijven. Over 1921 had ,,Trio" zonder afschrijving reeds ƒ300.— verlies. Er moest opnieuw kapitaal geleend worden, doch daar reeds ƒ5.000.— van het stamkapitaal der N.V. als verloren moest worden beschouwd, was men slechts bereid nog hoogstens ƒ 1.000.— te lenen. Uit een becijfering van Gasau bleek echter op 31 Juli 1923, dat het gehele aandelenkapitaal verloren was. Op 21-1 -'24 was er een voorstel tot overname van de drukkerij door de N.V. Ontwikkeling te Amsterdam tegen betaling van 10 % op de aandelen en overname van alle schulden, vorderingen en bezittingen. Dit aanbod werd aanvaard, zodat het verlies op ons aandelenbezit ƒ4500 beliep. Kapitaal vergroting Nanninga wees er in de bestuursvergadering van 26 Juli 1918 op, dat wij voor de vorming van eigen kapitaal propaganda moesten maken, want door een hoger inleggeld zouden de leden zich meer aan de vereniging gebonden voelen. P. Wiersum stelde hiervoor een paar vlugschriftjes samen, die onder de leden verspreid werden, terwijl hij ook in het eigen orgaan de propaganda voor dit doel voerde. Op 4 October ' 18 besloot het bestuur een referendum uit te schrijven over de vraag of de leden verhoging van het inleggeld nodig oordeelden en zo ja hoe groot het dan moest zijn. Op 8 November d.a.v. waren er nog pas 150 antwoorden ingekomen, op 7 Februari 1919, na herhaald aandringen, 600, waarvan het merendeel voor verhoging was. Ofschoon de voorzitter meende, dat met deze uitspraak voor ogen wel een verhoging zou zijn door te voeren, is hiervan blijkbaar toch niets gekomen. Ons verplichte inleggeld is nog altijd, als in 1888 ƒ 10.— per lid. 48-urige werkweek In November 1918, toen heel de wereld in het teken van revolutie en veranderende verhoudingen stond, kwam de voorzitter met een voorstel in het bestuur om te trachten in onze bedrijven de 8-urige werkdag in te voeren en hierover een vergadering met de bakkerspatroons te beleggen. De voorzichtige Nanninga vond het echter beter eerst eens te berekenen, wat deze ingrijpende verandering ons zou kosten. Bovendien wees hij er op, dat patroons zonder gezellen, heel gemakkelijk aan een dergelijk besluit hun medewerking konden verlenen, wijl zij daardoor alleen maar in een gunstiger positie zouden komen. In de vergadering van 27 December 1918 deelde Nanninga mee, dat invoering van een 48-urige werkweek voor de bakkerij 'n last van ƒ 3500 per jaar voor meerdere lonen en brandstoffen zou betekenen. Niettemin was hij voor invoering, echter niet direct. Wel zouden wij de arbeidstijd onmiddellijk ingaand, kunnen bepalen op vijf dagen van 83; uur en 's Zaterdags lOf uur. Zodra onze leveranties aan het interneringskamp ophielden, zouden wij voor de eerste vijf dagen der week automatisch een werktijd van 8 uur krijgen. Voor het winkelpersoneel was invoering echter nog niet mogelijk. De vergadering met de bakkerspatroons en de coöperatiebesturen had 3 Januari 1919 in 't Huis ,,De Beurs" plaats. Tot een bepaalde afspraak kwam men daar echter niet. Wij hebben de verkorte werkweek toen zelfstandig ingevoerd. Op 17 April 1919 kreeg het winkelpersoneel de 9-urige werkdag met een vrije middag per week en het magazijnpersoneel dezelfde werktijd met de vrije Zaterdagmiddag. Op 8 Mei 1919 werd aan het gehele personeel, -met uitzondering van het administratieve, dat reeds 14 dagen had, een vacantie van één week toegekend, met ƒ 10.— vacantietoeslag. Het kantoorpersoneel werd op 7 Februari 1919 de vrije Zaterdagmiddag toegekend. De eerste jaren na de grote oorlog brachten weer een sterke stijging van de kosten van levensonderhoud met het natuurlijke gevolg, dat het personeel scherpe loon- 5 eisen ging stellen. De bedrijfsuitkomsten, vooral die van het kruideniersbedrijf, waren, ondanks de grote omzettoename, niet bepaald schitterend, zodat ons bestuur door deze eisen, waarvan het de billijkheid voor een deel moest erkennen, voor grote moeilijkheden werd gesteld. In de onderhandelingen met de vakorganisaties botsten de meningen dan ook wel eens heftig tegen elkaar, doch ten slotte werd ook toen steeds weer een compromis gevonden, waardoor alle partijen zich bevredigd konden gevoelen. Belangstelling voor Coöperatie in de provincie De arbeiders in de dorpen, die hun lonen veelal niet zo snel bij de prijsstijgingen zagen aangepast, als wenselijk en nodig was, voelden zich door de prijzenpolitiek der winkeliers en bakkers sterk gedupeerd. Zij begonnen daardoor vooral meer aandacht te schenken aan de mogelijkheid om zelf de warenvoorziening hunner gezinnen ter hand te nemen, door middel van coöperatie. Was het te verwonderen, dat zij zich tot het bestuur van ,,De Toekomst" wendden, waarvan zij gezien hadden hoe goed het de belangen der verbruikers in de moeilijke oorlogsjaren had weten te behartigen? Zij kwamen in de jaren 1918—1920 van alle kanten, uit Noord- en Zuidhorn, Haren, Nieuweschans, Marum, De Wilp, Zevenhuizen, Loppersum, Woltersum, Ezinge en Oldehove, Usquert, Uithuizen, Warffum, Middelstum, Scheemda, Nieuwolda, 'tWaar, Midwolda, Aduard. Sommigen kwamen alleen om inlichtingen, de meesten echter wilden a bout portant een filiaal van ,,De Toekomst" in hun plaats gevestigd zien. De voorzitter was van mening, dat de ontwikkeling van ,,Excelsior" te Leeuwarden, die zich ook op vele plaatsen in de provincie Friesland ging vestigen, voor ons een voorbeeld zou kunnen zijn. Doch Nanninga stelde als eis, dat de betrokkenen eerst voor het nodige kapitaal dienden te zorgen en dat een regeling moest worden getroffen, waardoor de resultaten, hetzij verlies of overschot, uitsluitend voor rekening der betrokken leden kwamen, zodat ,,De Toekomst" er financiëel buiten bleef. Leiding en administratie zouden door ons kunnen worden gevoerd. Voor de groep Hoogeland — Usquert, Warffum, Uithuizen en Middelstum — die 380 leden had geworven en een kapitaal van ƒ5.000.— bijeen zou kunnen brengen, werd een kostenbegroting gemaakt, op basis van een centrale bakkerij en winkel in Usquert, met filialen of bezorging in de andere drie plaatsen. Deze begroting gaf een verlies aan. Het bestuur durfde toen de consequenties niet aan, temeer niet daar Bisschop, die een vergadering te Uithuizen had bijgewoond, de indruk had gekregen, dat men van de uitkomsten der Coöperatie onnatuurlijke verwachtingen had. Zijn mening was, dat in die plaatsen uitsluitend naar direct geldelijk voordeel werd gekeken en dat over doel en wezen van de Coöperatie nooit was nagedacht. Men vreesde dus, dat bij teleurstellende resultaten, de leden aan de Coöperatie de rug zouden toekeren en ons voor de moeilijkheden zouden laten zitten. Het bestuur van de Bond van Nederl. Arbeiders-Coöperaties, dat pogingen aanwendde om de zo zeer gewenste concentratie mogelijk te maken, mocht hierin, vooral ook door de houding der mensen in de provincie, niet slagen. Ten slotte is ons filiaal te Scheemda, dat half December 1919 werd geopend, het enige tastbare resultaat geweest van al deze onderhandelingen. Ook onze tegenwoordige bezorgdiensten voor brood en kruidenierswaren in de provincie, wortelen in deze tijd van actie, ofschoon ze grotendeels jaren later in het leven zijn geroepen. Bezien wij deze drang naar coöperatie nu, na 20 jaren, dan komt onwillekeurig de vraag op, of wij toen wellicht te conservatief zijn geweest en of daar in de provincie toch niet een terrein braak lag, dat bij een goede bewerking en met een beetje durf, rijke vruchten voor de coöperatieve beweging in 't algemeen, maar voor "De Toekomst in t bijzonder, had kunnen afwerpen. Wij zijn op deze afstand zo licht geneigd de bezwaren, die toen golden, minder scherp te zien en de mogelijkheden, die er waren, te vergroten. De gang van zaken te Scheemda — dit filiaal ging later minder goed en is aan ,,De Volharding" te Winschoten overgegeven schijnt de beslissingen van onze voorgangers te rechtvaardigen. Hoe het ook zijn moge, van coöperatie in onze provincie is toen niet veel gekomen, ondanks het enthousiasme der voorstanders. En dat valt oprecht te betreuren. Later, in 1913, zijn nog pogingen aangewend om een filiaal in Eelde-Paterswolde te vestigen. Toen het er echter op aankwam, bleek de belangstelling onvoldoende te zijn. Toch kon „Excelsior", Roden, die te Eelde klein begon, daar verleden jaar een mooie moderne winkel openen. Wij hopen, dat de coöperatie er moge groeien en bloeien. „Het Toekomsthuis" en andere plannen In de jaren 1918/1920 deed het bestuur steeds pogingen winkelpanden in handen te krijgen, om aan de afdeling Kruidenierswaren de zo nodige uitbreiding te kunnen geven. De hoge koop- en huurprijzen deden deze echter voortdurend mislukken. In de bestuursvergadering van 29 Januari 1919 kwam voorzitter De Vries met een plan voor de dag, om in het Oosten der stad een soort grote bazar te bouwen, waarin 4—6 winkels, alle voor verschillende artikelen, konden worden gevestigd en die hij de naam „Het Toekomsthuis" wilde geven. Zijn medebestuursleden zouden dit plan in overweging nemen. Of zij er werkelijk ernstig over nagedacht hebben weten wij niet, doch „Het Toekomsthuis" moet heden ten dage nog worden gebouwd. Op 3 Juni 1919 werd een plan besproken om, ter stimulering van de verkoop van koek en banket, een banket- winkel te openen. Nanninga meende, dat dit een strop zou worden. Officieel is er later niets meer van gehoord, maar zo onder ons, ontvangen wij ook nu nog steeds voorstellen van leden, die menen, dat zulk een winkel in een werkelijke behoefte zou voorzien. Dit plan is dus in zekere zin actueel gebleven. Of het ooit tot uitvoering zal komen? Op 23 April 1920 waren er weer besprekingen in het bestuur over de oprichting van een soort bazar of warenhuis te Hoogkerk. De filiaalchef Blokzijl meende, dat er te Hoogkerk veel meer gedaan zou kunnen worden, als wij, als een echte dorpswinkel, van alles te koop zouden hebben. Het bestuur en Nanninga deelden deze mening, doch men wilde, ging men er toe over, goed voor de dag komen. Er werd omgezien naar grond, een begroting werd gemaakt, doch toen de cijfers op tafel kwamen, schrok men er voor terug. Het pand kwam er niet. De bestaande winkel werd enigszins verbouwd, waardoor er meer ruimte kwam. Blokzijl zag zijn ideeën daardoor maar voor een klein gedeelte verwerkelijkt. 17 October 1919 behandelde het bestuur een offerte voor Amerikaanse schoenen, die ƒ 19.65 per paar moesten kosten en in dezelfde vergadering deelde de voorzitter mee, dat de Gemeente 4500 paar schoenen had gekocht, die voor prijzen van ƒ 10.— tot ƒ13.— verkocht konden worden, en waarvan de distributie, behoudens goedkeuring van B. en W., door de Coöperatie zou plaats vinden. Die goedkeuring is echter niet gegeven, zodat wij deze schoenen, die achteraf niet van al te beste kwaliteit bleken te zijn, niet hebben verkocht. Een paar maanden later, in Februari 1919, verkocht de G.B.B. schoenen in ons café en in Februari 1921, was er een offerte voor schoenen uit Tsjecho-Slowakije, genaamd ,,Helvia". Deskundigen vonden deze schoenen van goede kwaliteit, de prijzen waren niet te hoog, doch men dorst er, in verband met verwachte prijsdalingen, niet goed op in te gaan. De voorzitter en Boer wilden direct met een flinke schoenwinkel voor de dag komen, Nanninga wilde langzaam beginnen met verkoop in het café en weer anderen wilden ze in depót hebben. Toen echter van coöperaties, die een schoenwinkel exploiteerden, het advies kwam om er niet mee te beginnen en ook de toen pas opgerichte winkel in TsjechischSlowaakse schoenen reeds weer was opgeheven, heeft men maar heelemaal van de plannen om een schoenwinkel op te richten, afgezien. Hiermede stappen we van de niet uitgevoerde plannen dier dagen af. Manufacturen 7 November 1919 behandelde het bestuur een offerte voor 200 wollen dekens, maat 2 bij 1^ M. De inkoopprijs was ƒ 16.50 -j- 5 %, de verkoopprijs zou volgens de offrerende firma ƒ 24.— a ƒ 25.— per stuk zijn. Er zou een onderzoek naar de juistheid dezer gegevens en naar de kwaliteit worden ingesteld. Deze transactie is niet doorgegaan. In October 1920 waren er monsters ersatzwollen goederen, doch ook hierin is men niet tot zaken gekomen. In April '12 kwam er weer een offerte in wollen dekens binnen en nu gingen we wel op de aanbieding in. Deze dekens werden op monster aan de leden verkocht en hoewel de aflevering zeer veel te wensen overliet, konden er toch 300 geplaatst worden. Op deze wijze werden nog enige keren dekens, en soms ook wel eens een ander artikel uit de manufacturenbranche, verkocht, tot de ledenvergadering van 26 October 1930 het voorstel van het bestuur, om het café als toonzaal in te richten, aannam. De verdere geschiedenis vindt U onder het hoofdstuk ,,Manufacturen en Huishoudelijke Artikelen" vermeld. Aardappelen en groenten Ook de aardappelhandel is meermalen binnen de kring van de bemoeiingen onzer Coöperatie getrokken, 't Begon in October 1919. Er kwam toen een aanbieding uit Warffum voor Bravo's, die ƒ 5.65 per H.L. moesten kosten. Ze werden op monster aangeboden bij de leden, doch hoeveel er werd afgenomen, vermeldt de geschiedenis niet. Deze handel is met wisselend succes en enige onderbrekingen uitgeoefend tot 1934. De vele klachten over kwaliteit e.d. waren aanleiding om de verkoop stop te zetten. In September 1921 zou aan deze zaak een nieuwe vorm worden gegeven. De directeur van de Gemeentelijke Groentehal, de heer Veenstra, kwam in het bestuur het doel van de door hem beheerde instelling uiteenzetten en de hulp en steun inroepen van de Coöperatie, om de verbruikers betere groenten, aardappelen, enz. te leveren tegen redelijker prijzen dan toen in t algemeen door de handelaren gevraagd werden. Het bestuur ging hierop in en besloot de verkoop van groenten, fruit en aardappelen ter hand te nemen. Het schijnt dat deze voornemens niet tot uitvoering zijn gekomen, want we kunnen er in onze geschiedenis verder niets over vinden. Toch was het initiatief tot samenwerking tussen een overheidsbedrijf en een coöperatie alleszins de moeite van uitvoering waard geweest, omdat het hier twee verschillende vormen van gemeenschapsbedrijven betrof, die beiden ten doel hadden de verbruikersbelangen veilig te stellen. Maat- en confectiekleding van de Handelskamer Een andere bemoeienis was te danken aan de activiteit van de Coöp. Groothandelsvereniging ,,De Handelskamer", die reizende coupeurs had voor de levering van Heren maat- en confectiekleding. In de jaren 1920/21 hebben onze leden daarvan ook gebruik kunnen maken. In Mei 1921 was door hen voor ongeveer ƒ 1.800.— aan kleding betrokken. Een incidentje, dat hiermede verband houdt, mogen wij wel aan de vergetelheid ontrukken, omdat het de houding van een bepaalde personeelgroep in die dagen sterk typeert. In Augustus, 192 I werden ons door ,,De Handelskamer" circulaires over deze afdeling ter verspreiding toegezonden. Zij werden aan de broodbezorgers ter hand gesteld met het verzoek, ze aan de leden uit te reiken. Dit werd echter door de meesten geweigerd, omdat het geen circulaire van ,,De Toekomst" was. Pas nadat Nanninga met ontslag gedreigd had, besloten deze arbeiders de opdracht uit te voeren. Gedwongen Staatslening 1919 Op 13 Februari 1920 kregen we een aanslag in de gedwongen staatslening 1919 ten bedrage van ƒ4.600.—. Omzet f 1.000.000 In het boekjaar 1920/21 bleek een omzet te zijn behaald van ƒ 1.000.000.—. Ter gelegenheid hiervan werd een feestelijke bijeenkomst met het personeel gehouden. Centrale Bond van Nederl. Verbruikscoöperaties Het congres van de Bond van Nederl. Arbeiders Coöperaties van 27 en 28 Maart 1920 besloot met algemene stemmen tot fusie met de Nederl. Coöp. Bond. De ontwerp-statuten van de nieuwe organisatie bepaalden, dat zij politiek en godsdienstig neutraal was, d.w.z. in strijdvragen betreffende politiek en godsdienst geen partij koos en dat zij bij vraagstukken van economische aard uitsluitend de belangen van de verbruikers zou behartigen. De naam der nieuwe bond werd ,.Centrale Bond van Nederl. Verbruikscoöperaties". Deze statuten betekenden dat de aangesloten verenigingen geen financiële steun meer aan enige politieke partij of godsdienstige beweging mochten verlenen, zodat, wilden wij aangesloten blijven, ook bij ons de steun aan de Moderne Arbeidersbeweging binnen niet te lange tijd moest ophouden. De algemene vergadering van 26 September 1920 besloot tot aansluiting bij de Centrale Bond, behoudens nadere beslissing over de uitkering aan de arbeidersbeweging. Statutenwijziging Politieke- en godsdienstige neutraliteit Instelling ledenraad Statutenwijziging, die ook op andere punten wenselijk werd geoordeeld en waarvoor reeds in Februari 1919 een uitgebreide commissie was ingesteld, bestaande uit de heren N. A. de Vries, J. Wiersema, G. Nanninga, M. T. Boer, L. Hofhuizen, A. Beukema, L. Warmolds, H. H. Jansonius en P. Wiersum, werd nu onvermijdelijk. Aan S.D.A.P. en G.B.B. werd voorgesteld om de uitkering uit de winst van onze vereniging in 5 jaren te doen aflopen. De S.D.A.P. vond dit voorstel zeer aannemelijk en begreep het historisch groeiproces volkomen. De G.B.B. was niet zo gemakkelijk te overtuigen omdat, zoals Polling het uitdrukte, men vreesde dat het met de Coöperatie verkeerd zou gaan. Ten slotte ging echter ook hij met de voorstellen accoord, evenals het bestuur van de Centrale Bond. Dit punt van de statutenwijziging was daarmee dus geheel voorbereid. Over de verdere punten, instelling van een ledenraad, de nieuwe • overschotverdeling, benoembaarheid van directieleden tot bestuurslid enz., werd nu ook spoedig overeenstemming verkregen, zodat de nieuwe statuten 28 April en 5 Mei 1922 door de algemene ledenvergadering konden worden behandeld. Zij werden in laatstgenoemde bijeenkomst, vrijwel ongewijzigd, met algemene stemmen goedgekeurd. De voornaamste veranderingen waren: Ie. dat als doel der vereniging verviel art. 2 sub c: ,,de arbeidersklasse in haar politieke en economische strijd, alsmede haar coöperaties moreel en financiëel te steunen"; 2e. dat de uitkeringen aan de arbeidersbeweging geheel ophielden, doch gedurende hoogstens 5 jaar uit het z.g. 5 % fonds, dat gevormd werd, nog een aflopende steun kon worden verleend; 3e. de instelling van een ledenraad, waarboven echter als hoogste macht in de vereniging, de algemene ledenvergadering bleef bestaan; 4e. de invoering van een bepaling, dat de directe leiding der bedrijven geschiedde door één of twee directeuren en een of meer onder-directeuren en de benoembaarheid van bestuursleden tot lid van de directie. Dit laatste betekende invoering van het instituut van bezoldigde bestuurders. Deze statutenwijziging is van overwegende betekenis geweest voor de ontwikkeling onzer Coöperatie. Konden wij de statutenwijziging van 1907, toen de steunverlening aan de arbeidersbeweging werd ingevoerd, psychologisch juist noemen, voor deze verandering geldt precies dezelfde waardering. Immers de motivering, dat coöperatie een middel was om tot verwezenlijking van het politieke doel der sociaaldemocratie te geraken, was reeds door de hoogste instanties dier beweging losgelaten, omdat men erkende, dat coöperatie een doel op zich zelf was, n.l. productie en distributie stellen op basis der behoefte, met uitschakeling van het zo funeste streven naar winst en bezit. Men had uit de ontwikkeling der internationale coöperatieve beweging gezien, dat de praktijk van haar werk een sterk ordenende tendenz had en haar als zodanig leren waarderen. De coöperatie is van andere anti-kapitalistische bewegingen een goede vriendin, maar haar doel is niet van politieke doch van economische aard. Zij beoogt niet meer, maar ook niet minder, dan de vrijmaking der verbruikers uit de macht van het kapitalistische productie- en distributie-systeem. Voor onze vereniging betekenden deze nieuwe statuten een verlossing uit het te eng geworden keurslijf der politieke arbeidersbeweging, waardoor zij gelegenheid kreeg andere anti-kapitalïstïsch ingestelde bevolkingsgroepen tot zich te trekken. Zij kon nu haar taak, behartiging der belangen van alle verbruikers, ter hand nemen en dat zij daarmede op de juiste weg was kan blijken uit het ledental, dat sedert 1922 groeide van + 4800 tot bijna 7200. De ledenraad, wiens leden bij enkele candidaatstelling gekozen waren, werd op 6 November 1923 geïnstalleerd. Voorzitter was de Heer Jansen van 't Laar. Brandstoffen Na de reeds beschreven poging, in 1914 ondernomen, om onze leden van brandstoffen te voorzien, werd nog enkele keren turf geleverd, doch van een brandstoffenhandel kon toch niet worden gesproken. Uit de brandstoffencoöperatie ,,Samenwerking", gevormd door enige werkliedenorganisaties en coöperaties, die in 1920 was opgericht, is, na veel onderhandelen, ten slotte onze afd. brandstoffen ontstaan, tot welker oprichting de ledenvergadering van 28 April 1922 met algemene stemmen besloot. De wederwaardigheden van deze afdeling zullen wij in een afzonderlijk hoofdstuk beschrijven. Directie Op grond van de nieuwe statuten werd in de bestuursvergadering van 17 October 1922 de algemene bedrijfsleider S. Nanninga tot directeur benoemd en J. H. Gasau, sedert I Maart 1914 boekhouder der Vereniging, tot adjunct-directeur. Coöperatieve Kring In Januari 1921 werd in de provincie Groningen een Coöperatieve Kring opgericht, waarin o.a. ons bestuurslid Bisschop zitting had. Later werd deze tot voorzitter van het Kringbestuur gekozen. O.W.-belasting In April 1922 ontving onze vereniging een aanslag in de oorlogswinstbelasting over de jaren 1917 en 1918, ten bedrage van ƒ2500.—. Ofschoon er van extra winst in die jaren volstrekt geen sprake was geweest, hielpen de protesten tegen de aanslag niet en moesten wij het bedrag betalen. Dat dit een onbevredigend gevoel gaf, ligt voor de hand, want niet alleen hadden wij geen oorlogswinst gemaakt, wij hadden ook al het mogelijke gedaan om de geweldige prijsopdrijving tegen te gaan. De aanslag moest dan ook worden beschouwd als de straf op de goede daad. Hypotheken De hypotheek op het pand Taco Mesdagplein, pro resto ƒ33.200.—, kon in Februari 1922 in haar geheel worden afgelost. Wel een bewijs, hoe solide het finantiële beheer van Nanninga was. Omstreeks die tijd bezat de vereniging aan vlottende middelen een bedrag van ƒ76.000.—. De hypotheek op het pand Kerklaan ad ƒ6000.— werd in Augustus 1929 eveneens in haar geheel afgelost. Voorzitter N. A. de Vries overleden Op 4 November 1924 overleed onze eminente voorzitter N. A. de Vries. In de laatste, door hem geleidde, jaarvergadering van 7 October 1923 had hij zijn mening over de gang van zaken nog als volgt kenbaar gemaakt: ,,Naar mijn mening onderneemt onze Coöperatie ,,veel te weinig nieuwe dingen, maar men kan niet „tornen aan onze soliditeit en degelijkheid, waarin „is verwezenlijkt de geest van onze eerste directeur." Dit was wel het wezenlijkste kenmerk van zijn persoon, drang naar nieuwe daden, met daarnaast een volledige erkenning van de goede eigenschappen zijner medewerkers, al was hij het met hen ook lang altijd niet eens. J. Bisschop voorzitter In de plaats van N. A. de Vries werd door de ledenvergadering van 25 Februari 1925 als bestuurslid gekozen de directeur G. Nanninga. Door het bestuur werd J. Bisschop tot voorzitter benoemd. Bisschop had bij de aanvaarding van het voorzitterschap al een staat van dienst van dertien jaren, in verschil¬ lende bestuursfuncties, achter de rug. In de debatten en meningsverschillen had hij steeds het principiële coöperatieve standpunt verdedigd en hij, daarbij geholpen door M. T. Boer, heeft ook voortdurend de noodzakelijkheid naar voren gebracht om door aaneensluiting, de macht van de coöperatieve beweging te vergroten. Onder Bisschops voorzitterschap werd o.a. het Pensioenfonds voor het personeel geconsolideerd, kwam de aansluiting bij ,,de Handelskamer" tot stand, begon de grote uitbreiding van het Kruideniersbedrijf en werd onze bakkerij vergroot. De behartiging der belangen van onze coöperatie en van de coöperatieve beweging in het algemeen, was bij Bisschop altijd in veilige handen. Uitbreiding pand Taco Mesdagplein enz. De bakkerij was door de voortdurend toenemende omzet weer te klein geworden en uitbreiding werd dringend noodzakelijk. Ingevolge machtiging van de ledenverga- J. BISSCHOP Voorzitter van 1925 tot '30, tweede voorzitter van 1916 tot '25, commissaris van 1912 16 tot en van 1930 tot heden dering van 26 September 1920 waren de naast de bakkerij aan de Hofstede de Grootkade gelegen bouwterreinen gekocht voor een bedrag van ƒ30.940.—. Op 2 October 1921 gaf de ledenvergadering volmacht aan het bestuur, om de bakkerij uit te breiden en een overdekte kolenloods met 3 boven- en I benedenwoning te bouwen. De architectuur werd opgedragen aan den Heer M. G. Eelkema. Op 14 Mei 1924 had de aanbesteding plaats. De werken werden gegund aan de laagste inschrijvers, t.w.: Voor uitbreiding van de bakkerij L. R. Jansen te Groningen voor . . ƒ37.990.— Glas- en schilderwerk J. Wiersema te Groningen voor. . ,, 497.— Woningen en brandstoffenloods J. Groenewold te Groningen voor ,, 27.367.— Glas-, behang- en schilderwerk idem Schoonbeek & Zichter, Gron., voor ,, 1.410.— De totale bouwkosten bedroegen met inbegrip van grond, architectuur, extra werk e.d. ƒ96.652.36. In het nieuwe bakkerijgedeelte werden twee uitrij-heetwaterovens gebouwd door de Fa. Werner & Pfleiderer te Stuttgart voor ƒ22.000.—. In Januari 1925 kon dit gedeelte in gebruik worden genomen en de gehele inrichting werd voor de leden ter bezichtiging gesteld op 15 en 22 Febr. en I en 8 Maart 1925. Tot heden toe is de bij deze uitbreiding verkregen capaciteit onzer bakkerij voldoende geweest. 5 pet. obligatielening groot f25000 Ter gedeeltelijke financiering van de bouwkosten werd in Augustus 1924 een 5 % obligatielening van ƒ 25.000.— uitgeschreven, die binnen zeer korte tijd voltekend was. Fonds tot het doen van ouderdomsuitkeringen aan het personeel In de bestuursvergadering van 29 September 191.1 werd een commissie benoemd, bestaande uit de heren M. T. Boer, J. Huizinga en W. Idema, die tot taak kreeg om te onderzoeken, op welke wijze een pensionnering van het personeel onzer vereniging mogelijk zou zijn. Zij bracht van haar bevindingen een rapport.uit, dat in de ledenvergadering van 28 Juli 1912 werd voorgelezen. Bij de statutenwijziging van 1913 werd Jj % van het netto-overschot beschikbaar gesteld voor een te vormen pensioenfonds. In Januari 1916 volgt de benoeming van een nieuwe commissie ter bestudering van het pensioenvraagstuk. Ze bestond uit de heren M. T. Boer, G. Nanninga en J. Huizinga. Haar taak was nieuwe berekeningen te maken, gebaseerd op een bijdrage van de vereniging ad 10% van de netto-winst en stortingen van het personeel. De 7^ % van de netto-winst werd bij de statutenwijziging van 1916 verhoogd tot 10%. Op I I September d.a.v. was het rapport van deze commissie verschenen. De inhoud er van is niet volledig bekend. Het principe, dat er in was neergelegd, was pensionnering op 65-jarige leeftijd en het pensioen zou bedragen 40 a 50 % van het gemiddelde loon in de laatste 5 jaren verdiend. Het bedrag, dat door het personeel moest worden betaald, vinden we niet vermeld. In 1918 bracht de wiskundige, Prof. Mannoury, een deskundig rapport uit, waaruit bleek dat het toen beschikbare fonds ad ƒ 12.598.— minstens ƒ 37.500 —te laag was om er een enigszins redelijke pensionnering op te baseren. Daarna werden nog verschillende berekeningen gemaakt; ook van de Raad van Arbeid werden premies opgevraagd voor samenkoppeling van een pensioen met de ouderdomsuitkeringen krachtens de Invaliditeitswet, doch geen van allen konden de goedkeuring wegdragen. Ten slotte is na een bespreking met het personeel op 26 Sept. 1926 de volgende regeling tot stand gekomen: De ouderdomsuitkering ingevolge de Invaliditeitswet zal door het Fonds worden aangevuld tot een bedrag van ƒ 13.— per week, uit te keren op 65-jarige leeftijd. Het pensioen is premievrij, zodat het personeel geen bijdrage behoeft te storten. De Coöperatie moet jaarlijks een vast bedrag storten van ƒ3900.—, vermeerderd met 2 % van het loon dergenen, die na I Januari 1926 in vaste dienst der Vereniging zijn getreden. Het fonds wordt beheerd door het bestuur der Coöperatie, in overleg met het vast in dienst zijnde personeel. Om de vijf jaar is het bestuur verplicht de stand van het fonds opnieuw te doen berekenen. Aan deze regeling hechtte de ledenvergadering van 17 October 1926 haar goedkeuring. Uit het 5-jaarlijkse rapport van den deskundige Prof. Mannoury van I Maart 1937 bleek, dat de wiskundige balans van het fonds op 31 December 1936 een extra reserve aanwees van ƒ 35.955.—. Er wordt thans gezocht naar een mogelijkheid, om het fonds geheel vrij te maken van het vermogen der Vereniging, omdat wij allen er van overtuigd zijn, dat de zorg voor de oude dag van het personeel niet verbonden moet zijn aan het lot van de Coöperatie. Hiermede zullen echter belangrijke kapitalen zijn gemoeid, zodat de overgang geen andere dan een geleidelijke kan zijn, terwijl eerst zal moeten worden afgewacht, welke voorschriften de regering voor het beheer der particuliere pensioenfondsen e.d. zal stellen. Intussen geniet thans reeds een respectabel aantal oude werkers van het bescheiden pensioentje, dat het fonds hun kan geven. Een foto van hen — waarbij ook zij zijn, die in afwachting van het pensioen op wachtgeld zijn gesteld — plaatsen wij hiernevens. Zij die thans, na een welbesteed leven In dienst van onze Coöperatie, van hun pensioen ot wachtgeld genieten Nog eens Statutenwijziging De bestuursvergadering van I I Dec. 1925 .benoemde een commissie om statutenwijziging voor te bereiden. Deze verandering was nodig door de nieuwe Wet op de Coöperatieve Verenigingen 1925. Daar deze wet slechts één beslissende instantie kent, n.l. of een ledenraad öf de algemene ledenvergaderingen en in onze statuten beide instanties met macht waren bekleed, moest één van tweeën komen te vervallen. Het instituut ledenraad had niet aan de verwachtingen voldaan, waarschijnlijk doordat men verlangens had — grote activiteit in de propaganda e.d. — waaraan het niet heeft kunnen voldoen, doch vermoedelijk meer nog, omdat de ledenraad niet souverein was en slechts als schakel, tussen leden en bestuur, dienst deed, zonder eigen beslissingsrecht te hebben. Daarom werd tot opheffing besloten en de oude toestand van vóór 1922 dus hersteld. Tegelijkertijd werd, nu de nieuwe wet de mogelijkheid daartoe gaf, de aansprakelijkheid der leden beperkt tot het bedrag van het in de statuten genoemde verplichte inleggeld ad ƒ10.—. Daartoe moest aan de naam der vereniging worden toegevoegd: ,,U.A." — uitgesloten aansprakelijkheid. Verder werd de overschot-verdeling opnieuw veranderd. De storting in het reservefonds werd teruggebracht van 20% tot 17* %. ; , . , . De storting van 10 % in het pensioenfonds verviel, omdat nu een vast bedrag ten laste der exploitatie-rekening werd gebracht. In een fonds, ten bate der leden-verbruikers, moest 2* % worden gestort en het aan de leden uit te keren percentage werd verhoogd van 65 % op 75 %. De aldus gewijzigde statuten zijn thans nog van kracht. Op aandrang in de ledenvergaderingen van 25 October 1936 en 4 October 1937, bij monde van den Heer Segaar uitgeoefend, heeft het bestuur op 8 October 1937 een commissie benoemd, bestaande uit de Heren B. Dijkstra en H. Boerhave, om de wenselijkheid van het vormen van een ledenraad te onderzoeken. Haar advies luidde gunstig, zodat thans opnieuw een statutenwijziging in voorbereiding is. Moederfonds en Overlijdensfonds Het in de hiervoor beschreven statutenwijziging genoemde fonds voor leden-verbruikers had de bedoeling, den leden ter gelegenheid van het veertigjarig bestaan iets van blijvende waarde aan te bieden. Zeer terecht meende het bestuur dit het beste te kunnen doen, door het instellen van een fonds met sociale strekking. De keuze is gevallen op een fonds, waaruit den leden, die voor minstens ƒ 150.— per jaar van onze afdelingen bakkerij en kruidenierswaren afnemen, bij bevalling hunner echtgenoten een uitkering wordt verstrekt ten bedrage van I/26 van het verbruik over het laatst verlopen boekjaar. Daarnaast werd nog een fonds in het leven geroepen, waaruit bij overlijden van het gezinshoofd aan de weduwe van het lid of bij ontstentenis daarvan aan de erfgenamen, in de eerste of tweede graad aan den overledene verwant, een uitkering wordt gegeven van 10% van het gemiddelde jaarlijkse verbruik, berekend naar de laatste drie boekjaren waarvoor de balans is vastgesteld. Hierbij geldt als voorwaarde, dat op de datum van het overlijden het lidmaatschap minstens 5 jaren onafgebroken heeft bestaan en dat in die vijf jaren gemiddeld voor minstens ƒ 150.— per jaar van onze afdelingen bakkerij en kruidenierswaren is afgenomen. Dit was wel een zeer passend jubileumgeschenk, dat in de algemene vergadering van 21 October 1928 bij acclamatie werd goedgekeurd. A. S. V. De ledenvergadering van 17 October 1926 keurde goed, dat onze Coöperatie aandeelhoudster werd in de Algemene Spaarbank voor de Verbruikscoöperaties te Den Haag, voor een bedrag van ƒ 500.— en dat in ons gebouw aan het Taco Mesdagplein een bijkantoor dier instelling werd gevestigd. Dit bijkantoor is op I Januari 1927 geopend en sedert dien hebben heel wat Groningse Coöperatoren hun spaarpenningen bij deze coöperatieve instelling belegd, in totaal voor een bedrag van ƒ81.953.35 op I Mei 1937. Fonds voor Ziekenhuisverpleging Op advies van de toenmalige ledenraad werden op 22 October 1925 door het bestuur twee commissies ingesteld. De ene, die tot taak kreeg om de mogelijkheid tot oprichting van een melkinrichting te onderzoeken, bestond uit de Heren J. W. Oonk, W. van Hoorn, J. Huizinga en de directie. Deze commissie bracht na een langdurige en diepgaande studie een rapport uit, waarin zij concludeerde, dat oprichting van een zodanige inrichting niet gewenst was. De andere commissie, bestaande uit de Heren Jansen van 't Laar, J. Bisschop, H. Heeren en de directie, zou een onderzoek instellen naar de mogelijkheid van vorming van een Fonds voor Ziekenhuisverpleging. In haar rapport adviseerde zij tot oprichting van dit fonds. Het ontwerp-reglement werd op 6 April 1926 door de ledenraad en op 13 April 1926 door de algemene vergadering goedgekeurd. Bureau voor Arbeidsrecht De ledenvergadering van 1.7 October 1926 keurde een voorstel van het bestuur, om aan het Bureau voor Arbeidsrecht een jaarlijks subsidie van ƒ500.— te geven, met algemene stemmen goed. De leden onzer vereniging kunnen daarvoor van genoemd bureau gratis juridisch advies krijgen. Dit subsidie wordt geput uit het z.g. 5 % fonds in handen van het bestuur. Afscheid directeur Narminga Op I Mei 1927 nam de man, die in een tijdperk van bijna 40 jaar ,,De Toekomst" had opgebouwd tot een massieve, sterke organisatie, als Directeur afscheid van onze vereniging. Wij menen zijn verdiensten niet beter te kunnen schetsen, dan door hieronder weer te geven, de eerste, gecalligrafeerde bladzijde van het album, dat hem bij dit afscheid door het bestuur werd aangeboden: trouwen ; -t üverigcn -werker • bekwamen administrateur /ƒ t \'V>> -^jfedeu talentvollen bestuurder f: den sympat^ieken vriend. { ■ geboren te ( .romn^ctt 5 1 )ec. t$5$. • l^lirengen wij, bij zijn afecljeid al^ ^Directeur der Coöperatieve-Productie» en\fcrbruiksvereeniging „^eloCRCin^t” op 1 (I )ei 102 \ na een dten^tijd van bijna 40 jaren,on^e eerbiedige en dankbare buide. ï^ij 7pe- uiet voldoening terug op zijn werkzaam leven en op bet door hem vol= brac^te werk: den jongeren ten voorbeeld, den ouderen een ^c^oone herinnering. ; Call. jsjprlji.Grc^-i. . ■ ' J. H. Gasau opvolger J. H. Gasau, die sedert 1922 adjunct-directeur was, volgde Nanninga op als directeur. Aansluiting bij de Coöp. Groothandelsvereniging „De Handelskamer" De Handelskamer, aanvankelijk een onder-afdeling van de Nederl. Coöp. Bond, werd in 1914 een zelfstandige coöperatieve vereniging, waarvan alle coöperaties van alle gezindten lid-deelgenote kunnen worden, wijl zij een volstrekte politieke en godsdienstige neutraliteit in acht neemt. Het spreekt vanzelf, dat eerst van de zijde der Nederl. Coöp. Bond en later van die der Handelskamer, vele pogingen werden gedaan om ook onze Coöperatie tot toetreding als deelgenote te bewegen. Wij hebben echter reeds vroeger opgemerkt, dat wijlen onze eerste Directeur Nanninga, in 't algemeen van aansluiting niets moest hebben. Zo was het ook de geest van Nanninga, die steeds weer opnieuw de onderhandelingen betreffende aansluiting deden afspringen, voornamelijk omdat er geen zakelijk voordeel in werd gezien. De bestuurders dier dagen, die het ideële wel stelden boven het zakelijke — en tot hen behoorden vooral J. Bisschop en M. T. Boer — konden de meerderheid van het bestuur niet van de principiële noodzakelijkheid overtuigen. Men was zich in 't algemeen wel van deze consekwentie bewust, doch liet de zakelijke bezwaren bij het eindoordeel zwaarder wegen dan het principe. Ook Nanninga heeft zich herhaaldelijk er over uitgelaten, dat vroeger of later deelneming in de Handelskamer onvermijdelijk zou zijn. Langzamerhand veranderden dan ook de meningen der bestuursleden en mede tengevolge van het feit, dat de Handelskamer een groot en sterk lichaam was geworden, werd, met de stem van Nanninga tegen, besloten aan de ledenvergadering voor te stellen tot aansluiting bij haar te besluiten. In deze ledenvergadering, die op 4 September 1928 werd gehouden, is over dit punt nog veel gediscussiëerd, doch tenslotte is het voorstel met 39—2 stemmen aangenomen. Uit die discussies zullen we alleen dit argument FRONT AANZI CHT van een der coöperatieve fabrieken te Jutfaai ten gunste van het voorstel aanhalen, omdat het thans, 10 jaren later; in verdubbelde mate geldt: ,.Aansluiting, zei het oud-bestuurslid Huizinga,. is noodzakelijk uit een oogpunt van machtsvorming tegenover de trusts." Door het gevallen besluit werd het coöperatieve doel onzer Coöperatie theoretisch geheel verwezenlijkt. Practische verwezenlijking dezer doelstelling zou afhangen van de leden. Want door de vraag naar en de afname van de Haka-artikelen zou moeten blijken, of zij de coöperatieve beginselen begrepen en wilden nastreven. Pas door centrale coöperatieve productie onzer levensbenodigdheden zal het mogelijk zijn, de funeste invloed van het trustwezen en van het winst-systeem tegen te gaan. Hierbij is aan de bedrijfsleiding vanzelfsprekend een zeer belangrijke rol toebedeeld. Dat het in de loop der jaren aan belangstelling van de zijde der leden voor het Hakaproduct niet heeft ontbroken, kan blijken uit nevenstaande grafiek, die aangeeft het bedrag onzer inkopen bij de Handelskamer, vanaf 1925 (reeds drie jaren voor onze aansluiting betrokken wij waren van de Haka) tot en met 1937. Ofschoon de lijn steeds vrij recht omhoog gaat, kan die afname toch nog beter worden, indien al onze leden uitsluitend Haka-producten gaan gebruiken. Tenslotte, geven wij op pagina 87 nog een foto van een der Coöperatieve fabrieken te Jutphaas, genomen ter gelegenheid van de excursies naar deze fabrieken, die wij in 1936 voor onze leden organiseerden. Steunfonds personeel 2 September 1927 was in de bestuursvergadering een mededeling van het personeel, dat een onderling steunfonds was opgericht met het doel, om daaruit weduwen van overleden personeelleden en werknemers van de Coöperatie, die door lichamelijke gesteldheid ongeschikt tot werken waren geworden, steun te verlenen, indien ze als lid tot het fonds toetraden. Het bestuur besloot de opbrengst van de afval uit de bakkerij aan dit fonds af te staan en het aldus geschonken bedrag tot ƒ 300.— aan te vullen, indien het in enig jaar beneden die som mocht blijven. Commissaris Dijkstra werd als gedelegeerde van het bestuur der Coöperatie in het bestuur van het Steunfonds aangewezen. Winter 1928-29 De strenge winter l928/'29, met zijn geweldige koude veroorzaakte heel wat ellende in de gezinnen der werklozen. Daarom besloot het bestuur op 8 Maart 1929, toen de koude het hevigst was, aan werkloze leden en da armee gelijkgestelden een bon te geven voor kruidenierswaren ten bedrage van f2.50 en verder om 10 % toeslag te geven op bons, uitgegeven door de G.B.B. en het Noodcomité uit de burgerij. Bovendien verhoogden wij onze brandstoffenprijzen niet, hoewel de aanvoer vooral van cokes met ontzaglijke kosten gepaard ging. Verbouwing kantoor Taco Mesdag plein De grote uitbreiding van onze zaken maakte een grotere staf kantoorpersoneel nodig. De daarvoor beschikbare ruimte was te klein geworden en dientengevolge werd besloten op het open terrein tussen de bakkerij en het kantoor, een lokaal met wachtkamer te bouwen, dat aansloot op de reeds bestaande kantoorruimte. Gelijktijdig werd het privé-kantoor verplaatst en bij de bestuurskamer getrokken en werden alle kantoren van centrale verwarming voorzien. Dit werk werd in de zomer van 1929 uitgevoerd door de Groningse Coöperatieve Bouwonderneming, die het aannam voor ƒ991 I.—. Het schilder- en glaswerk werd opgedragen aan J. Wiersema voor ƒ 1498.—. Intern. Coöperatorsdag Sedert 1924 wordt elk jaar in de maand Juli de Coöpsratorsdag internationaal gevierd. Aanvankelijk deden wij dit door feestelijke étalages in onze winkels te maken, door iets aan leden, die voor een bepaald bedrag kochten cadeau te geven enz. In 1926 en 1932 hielden we een meeting in het Stadspark met K. de Boer als spreker en muziek van ,,D.H.V.—V.H.V." In 1928 lieten we twee praalwagens door de stad rijden en sedert 1929 waait op deze dag van al onze winkels de coöperatieve vlag, die alle kleuren van de regenboog telt, als symbool van de algemeenheid der Coöperatie. Sedert 1934 nemen wij met onze leden regelmatig deel aan de landdagen, die door de coöperaties in de provincies Groningen en Drente op die dag worden georganiseerd. In 't algemeen hebben wij daarbij over gebrek aan belangstelling bij onze leden niet te klagen. In 1930 meende Bisschop zijn taal als Voorzitter te moeten neerleggen. Hoe zijn medebestuurders ook probeerden hem van dit besluit af te brengen, hij hield voet bij stuk en in de ledenvergadering van 7 November 1930 legde hij zijn functie neer. In zijn plaats werd als bestuurslid Bloei. Propaganda en reclame gekozen A. van Geuns, die reeds sedert 1928 commissaris was. In de eerstvolgende bestuursvergadering werd Van Geuns voorzitter van onze Coöperatie. Van Geuns was een geboren leider. Hij was een man met veel initiatief, volhardend in het eenmaal begonnen werk en bovenal bezat hij, dank zij zijn helder verstand en organisatorisch talent, het vermogen moeilijke situaties snel te doorzién en tot opheldering te brengen. Bisschop vond in Van Geuns een waardigen opvolger. In de plaats van Van Geuns werd Bisschop tot commissaris benoemd. Hierdoor bleef een verdienstelijk bestuurder nog gedurende een reeks van jaren voor onze vereniging behouden. A. VAN GEUNS Commissaris van 1928-1930 Voorzitter van 1930-1937 De jaren van I930 tot I934 kenmerkten zich door een toenemende bloei. De omzetten van de afdelingen kruidenierswaren en brandstoffen gingen zienderogen vooruit, evenals ons ledental. In deze jaren werd, evenals in het tijdvak I925—1930, de propaganda voornamelijk gevoerd door de beide propagandisten, in dienst van onze coöperatie. Vrijwel elk jaar werden er toneelvoorstellingen voor volwassenen en kinderen georganiseerd. De propaganda-commissie, in I928 samengesteld uit leden van de G.B.B. en van ons bestuur, later aangevuld met gedelegeerden van de neutrale bestuurders- bond ,,Groningen", was speciaal aangewezen voor de propaganda onder de leden der vakorganisaties. Zij organiseerde openbare vergaderingen in de provincie zowel als in de stad, waarbij een propagandistisch filmprogramma werd vertoond en een spreker doel en wezen van de coöperatie uiteenzette. Deze vergaderingen waren, wat het bezoek betreft, altijd een succes. Voorzitter van deze commissie is de heer D. T. Folmer. Een enkele maal werd een brochure in de stad verspreid en werden propaganda feestavonden georganiseerd. Onder leiding van den Directeur Gasau werden moderne reclamemethoden ingevoerd. Op de Internationale Bakkerijtentoonstelling, die in 1925 in de Harmonie werd gehouden, waren wij met een grote stand vertegenwoordigd, evenals op de beurzen van ,,De Dameskroniek" in 1929 en 1931. Een lichtreclame werd „Tusschen beide Markten" geplaatst; de winkels werden van een Neon- of andere opvallende lichtreclame voorzien, etc. Van 5—8 September 1935 werd in het Concerthuis een uitgebreide Haka-tentoonstelling, annex stands van onze eigen bedrijven, gehouden. Toen in 1934 de invloed van de economische crisis ook op onze bedrijven zeer sterk voelbaar werd en de omzetten vooral van de afdeling kruidenierswaren omlaag gingen, moest uit zuinigheidsoverwegingen deze vrij kostbare actie worden beperkt. Op achterstaande grafische voorstelling is het verloop van ons ledental en van het aantal kruidenierswinkels duidelijk aangegeven. Personeelraad In zijn vergadering van 8 Mei 1931 besloot het bestuur zijn medewerking te verlenen aan de oprichting van een personeelraad. Alle personeelsgroepen kregen in deze raad, naar gelang van hun sterkte, één of meer vertegenwoordigers. Sedert de oprichting is regelmatig met deze raad vergaderd geworden. Voorgenomen, ingrijpende veranderingen in de bedrijven werden vooraf met hem besproken, evenals de bedrijfsuitkomsten. Op deze wijze ontstond er een prettige uitwisseling van gedachten en in 't algemeen meer belangstelling voor de gang van zaken bij een groot deel van het personeel. Wij vonden bij de leden van de raad veelal een goed begrip voor de moeilijkheden, die vooral in de laatste 4 a 5 crisisjaren, in onze vereniging bestonden. In 't bijzonder zijn eerste voorzitter, R. v. d. N a I d, heeft met zijn weloverwogen oordeel en zijn inzicht in verhoudingen en mogelijkheden, steeds een grote morele steun aan ons bestuur gegeven. Hiervan getuigde onze voorzitter, toen hij, bij het bereiken van diens pensioengerechtigde leeftijd in Februari 1937, namens het bestuur afscheid nam van Van der Nald. De tegenwoordige voorzitter van de personeelraad is E. Blokzijl. Hij was reeds vele jaren lid van de raad en als zodanig hebben wij hem als een ernstig en voorzichtig be¬ oordelaar leren kennen. Moge onder zijn leiding de raad werkzaam blijven in het belang van onze vereniging en van de gehele coöperatieve beweging. R. VAN DER NALD Voorzitter van de personeelraad van 1931-1937 G er rit Nanninga overleden Den 5 Mei I933 overleed onze oude strijder Serrit Nanninga. Met hem ging de man heen, die ,,De Toekomst" geestelijke inhoud en materiële vorm had gegeven. Eren wij zijn nagedachtenis, door te trachten zijn trouw, zijn rechtschapenheid, zijn werkkracht en zijn werklust te evenaren. Haka-Crisispakketten Van 1931 t/m. 1935 werd telkens omstreeks Kerstmis aan werkloze leden en daarmee gelijkgestelden, een HAKA-levensmiddelenpakket gratis uitgereikt. Het leeuwenaandeel van de kosten werd door de Handelskamer gedragen. Zoals uit de vele dankbetuigingen, plie wij ontvingen, blijkt, werd deze gave op hoge prijs gesteld. In het laatste jaar bedroeg het aantal door ons verstrekte pakketten 2200. Daar door de voortdurende loonsverlagingen vele werkenden in weinig gunstiger condities waren gekomen, dan de werkloze leden, werd het steeds moeilijker de grens te trekken tussen hen, die wel en die niet in aanmerking konden komen. Dit gaf zeer veel aanleiding tot onaangename klachten over onbillijke behandeling e.d. van de zijde der teleurgestelden. Daarom moest de HAKA op verzoek van het merendeel der aangesloten coöperaties in 1936 met de verstrekking dezer crisisgave ophouden. Fusie met de Coöperatie „De Centrale" De eerste pogingen om een fusie tussen de hier ter stede gevestigde coöperaties tot stand te brengen, werden op aandrang van het bestuur van de Coöp. ,,De Centrale", door de Centrale Bond van Nederlandse Verbruikscoöperaties reeds ondernomen in 1920. Het bleek toen echter, dat de coöperaties „Zelf Help" en „Samenwerking" stellig niet bereid zouden zijn een fusie met „De Toekomst" aan te gaan en dat ook bij „De Centrale" slechts zeer oppervlakkig over fusie werd gedacht. In 1925 werd opnieuw een poging aangewend, doch toen liet „De Centrale" weten, dat zij geen samenwerking met onze vereniging wenste. In 1932 echter werd op verzoek van Olthof, secretaris van het Kringbestuur ,,Groningen", een gecombineerde besturenvergadering belegd, waarin werd besloten om door een gemengde commissie de mogelijkheid van een fusie tussen ,,De Centrale" en ,,De Toekomst" te laten onderzoeken. Onzerzijds namen in deze commissie zitting Gasau, Boer en Bisschop; ,,De Centrale" werd vertegenwoordigd door de heren Boerhave, Kwint en Hijszeler, terwijl Olthof als voorzitter fungeerde. In Februari 1933 bracht deze commissie haar rapport uit, dat een basis voor verdere onderhandelingen bood. In Juni van dat jaar werd men het eens over de voorwaarden, waarop ,,De Centrale" door ,,De Toekomst" zou worden overgenomen. Deze voorwaarden waren in hoofdzaak de volgende: ,,Alle bezittingen van ,,De Centrale" worden overgenomen door ,,De Toekomst", waar tegenover deze voor haar rekening heeft genomen alle schulden van ,,De Centrale", uitgezonderd de verplichting tot uitbetaling der inleggelden van de leden der ,,Centrale" en de daarop verschuldigde renten en uitgezonderd de verplichting tot betaling der obligatieschulden van ,,De Centrale". De leden van de te ontbinden coöperatie ,,De Centrale", die lid worden van ,,De Toekomst" en als zodanig gedurende 5 jaren onafgebroken tot een bedrag van minstens ƒ 100. per jaar betrekken, ontvangen na het verstrijken van die termijn recht op een renteloos aandeel van ƒ 10.—, benevens een rentegevend aandeel van ƒ 10.—, zulks in verband met het feit, dat de leden van ,,De Centrale" verplicht waren een aandeel van ƒ20.— te nemen. Ten aanzien van de obligatiehouders verbindt ,,De Toekomst" zich, de uitstaande obligaties van ,,De Centrale" over te nemen tegen 90 % van de nominale waarde, mits de inwisseling resp. afstempeling vóór I Februari 1934 is geschied en è 80 % van de nominale waarde bij aanbieding na genoemde datum. 7 Het personeel zal op twee lopers na worden overgenomen, doch ,,De Toekomst" zal zich van deze verplichting ontslagen kunnen achten, indien de verkoop van kruidenierswaren aan van ,,De Centrale" overgenomen leden in enig boekjaar, anders dan door prijsdaling, mocht teruglopen tot beneden het bedrag van ƒ40.000.—. Aan de twee niet overgenomen personeelleden zal gedurende korte tijd wekelijks een uitkering in geld worden gegeven." Op 24 Aug. 1933 deelde het bestuur van ,,De Centrale" mede, dat haar ledenvergadering op de bovenaangegeven voorwaarden de fusie had goedgekeurd. De algemene ledenvergadering van onze vereniging had reeds op 30 October 1932 aan het bestuur volmacht gegeven om de fusie tot stand te brengen. Hiermede was een gedeeltelijke concentratie in de Groningse coöperatieve beweging een feit geworden. Teruggang Wij hebben reeds vermeld, dat na 1934 een teruggang in onze bedrijven viel te bespeuren, die vooral in onze afdeling kruidenierswaren bedenkelijke afmetingen ging aannemen. Daar er geen uitzicht was, dat binnen afzienbare tijd de daling der koopkracht van een groot deel onzer leden tot staan zou komen, waardoor de voornaamste oorzaak van de omzetvermindering zou worden weggenomen, moesten maatregelen getroffen worden, die tot verlaging der exploitatiekosten konden leiden. Behalve dat verschillende vaste onkostenposten werden afgevoerd, moesten ook de lonen van het personeel worden herzien, terwijl tevens gebruik moest worden gemaakt van het recht, dat ons in de met de vakorganisaties afgesloten collectieve arbeidscontracten werd verleend, om personeel van 19 jaar en ouder te ontslaan, als het bedrijfsbelang hun diensten niet meer nodig maakte. Dit waren wel zeer onaangename maatregelen, doch het bestuur moe$t het belang van de Coöperatie, dat een algemeen belang was, stellen boven het persoonlijk belang van de betrokkenen. Na moeizame onderhandelingen aanvaardden de vakbonden met ingang van I Februari 1935 een loonsverlaging en in Juni 1936 een tweede vermindering van 5 %. Aan een 12-tal oudere bedienden en bezorgers moest in 1936/37 ontslag worden gegeven. In de laatste helft van ons 50ste boekjaar begonnen de omzetten weer enigszins te stijgen. Vurig hopen wij, dat de leden zullen willen medewerken, om deze verbetering in versneld tempo te laten voortgaan. Onze mooie Coöperatie, die in het verleden zoveel voor de verdediging der verbruikersbelangen deed, die met grote persoonlijke offers van haar bestuurders en werknemers in de eerste jaren, groot is geworden, mag van degenen, wier belangen zij vertegenwoordigt, zeker verlangen, dat zij h aar steunen, door alles, wat zij nodig hebben en bij haar kunnen krijgen, van haar te kopen. Devaluatie van de gulden Toen op 28 September 1936 de devaluatie van ons betaalmiddel een feit werd, heeft onze Coöperatie haar volle medewerking gegeven om prijsstijgingen te voorkomen. Alle voorraden werden tegen de oude prijzen uitverkocht. Prijsverhogingen werden pas ingevoerd, als de inkoop van nieuwe voorraden dit noodzakelijk maakte. Daarbij nam zij kleinere prijsverschillen geheel voor haar rekening, zodat de verbruikers van dergelijke verhogingen niets merkten. Grote veranderingen In October 1936 werd aan den directeur J. H. Gasau wegens dringende redenen ontslag verleend. Tijdelijk werd onze voorzitter A. van Geuns met de directie belast. Gedurende die tijd werden er enige zeer belangrijke maatregelen genomen. Ten eerste werd besloten tot opheffing van het filiaal in de Nieuwe Ebbingestraat, omdat daardoor een aanmerkelijke besparing zou kunnen worden verkregen. Het pand werd in December 1936 verkocht. Ten tweede besloot men het pand Oude Kijk-in-'t Jatstraat te verbouwen en daarin te vestigen een manufacturenzaak, een winkel in huishoudelijke artikelen, kachels en haarden en een kruidenierswinkel. Hiermede werd het oude plan van wijlen voorzitter De Vries, de bouw van een soort bazar met 4—6 winkels, te noemen ,,Het Toekomsthuis", gedeeltelijk verwezenlijkt. Verder werd nog een besluit genomen, om de benedenwoning aan de Dr. Hofstede de Grootkade met aangrenzende brandstoffenloods te verbouwen tot centraalmagazijn voor de afdeling kruidenierswaren, terwijl ook in de mede daardoor nodig geworden bouw van een nieuwe brandstoffenloods werd voorzien. Het pand Coehoornsingel werd de Groningse Arbeidersbeweging te koop aangeboden voor ƒ 12.500.—. Dit was dus plotseling een heel plan van ingrijpende veranderingen, dat, goedgekeurd door de algemene ledenvergadering van 8 December 1936, ontworpen werd door Van Geuns. De voltooiing er van mocht hij echter niet aanschouwen, want nadat op I Maart 1937 onze nieuwe directeur, H. A. Bastiaans, in dienst was getreden, werd Van Geuns al spoedig zeer ernstig ziek en op 16 September 1937 overleed hij. Hiermede leed onze vereniging ongetwijfeld een gevoelig verlies; zij had van Van Geuns' werkkracht en initiatief nog veel mogen verwachten. W. van Hoorn voorzitter Tijdens de ziekte van Van Geuns werd het voorzitterschap waargenomen door den 2en voorzitter W. van Hoorn. Op hem rustte de moeilijke taak, bij de uitwerking van bovenstaande plannen leiding te geven. Het bestuur heeft hem daarbij trouw ter zijde gestaan en dat het over z'n leiding tevreden was moge blijken uit het feit, dat hem, nadat de algemene vergadering van I Nov. 1937 in de vacature Van Geuns had voorzien door de verkiezing van Ir. J. van Zijll, het voorzitterschap onzer vereniging werd opgedragen. Moge het hem gegeven zijn nog vele jaren zijn beste krachten aan het werk van onze Coöperatie te geven. Twee Bestuursjubilea 19 Januari 1938 herdacht onze secretaris M. T. Boer de dag, waarop hij 30 jaar geleden tot bestuurslid werd gekozen. Op 21 April 1937 vierde onze commissaris J. Bisschop zijn 25-jarig jubileum als bestuurslid. Beide functionnarissen hebben in deze langdurige bestuurdersloopbaan zóveel en zó goed werk voor onze vereniging gedaan, dat hier een woord van hartelijke dank en warme waardering niet mag ontbreken. Zij zijn oud geworden in onze dienst, daarom zullen wij hen niet zo veel jaren meer in ons midden hebben. Wij hopen echter, dat wij er in zullen slagen om het monument, dat zij zichzelf in onze Coöperatie hebben gebouwd, door even grote trouw en toewijding uit te bouwen tot een machtig geheel. Daarmede zullen wij ook hun verdienste het beste eren. Het 50ste boekjaar Rest ons thans nog mededeling te doen van de geschiedenis onzer vereniging in het laatste boekjaar, dat aan ons jubileum voorafging. Verbouwingen etc. De architectuur van de hiervoor genoemde verbouwingen en nieuwbouw werd opgedragen aan de Fa. Kazemier & Tonkens. De werken werden alle uitgevoerd door de Groningse Coöp. Bouwonderneming; het glas- en schilderwerk werd opgedragen aan de Fa. J. Wiersema, terwijl de electrische installaties werden geleverd door den Heer J. Nanninga. De mooie, sobere en practische winkelbetimmeringen werden ontworpen door den Heer Terveer, technisch amb- EEN KIJKJE IN ONS NIEUWE „CENTRAAL MAGAZIJN" tenaar bij de Handelskamer te Rotterdam, gebouwd door de Fa. Bouten, aldaar en geleverd door de Handelskamer. Het nieuwe ,,Centraal Magazijn", de nieuwe kruidenierswinkel in de Muurstraat en de nieuwe brandstoffenloods aan de Dr. Hofstede de Grootkade werden I Augustus 1937 in gebruik genomen. De manufacturenwinkel en de zaak in huishoudelijke artikelen werden enigszins feestelijk geopend op Zaterdag 16 October 1937. Wij geloven dat een ieder, die het verbouwde pand en zijn inrichting in ogenschouw heeft genomen, overtuigd zal zijn van het feit, dat hier door eendrachtige samenwerking van ontwerpers en bouwers iets werd tot stand gebracht, dat ,,De Toekomst" volkomen waardig is. De kap van onze bakkerij, die haar 25 jaar tegen weer en wind had beschut, begon slecht te worden, zodat in October 1937 moest worden besloten haar geheel te vernieuwen. Ze is daarbij tevens in overeenstemming gebracht met de eisen, die het bedrijf thans stelt. ■ Het gebouw aan de Coehoornsingel verkocht Daar de arbeidersbeweging geen kans zag het gebouw aan de Coehoornsingel te exploiteren, moest het publiek worden verkocht. Dit geschiedde op 12 Januari 1938. Met deze verkoop is een historisch gebouw uit ons bezit verdwenen. Hoeveel moeilijkheden en zorgen zijn er binnen zijn muren niet ontstaan en ook weer opgeheven, maar ook, van hoeveel vreugde over verkregen resultaten was het de stille getuige. Nu is het uit onze handen gegaan, na bijna 50 jaren dienstbaar te zijn geweest aan onze vereniging. Een beetje weemoed was er bij de ouderen onder ons wel, toen de veilingmeester met een hamerklap de verkoop bezegelde, want iets, dat hen zeer vertrouwd was geweest, ging daardoor uit de kring hunner werkzaamheden verdwijnen. Actie Wij hebben er reeds gewag van gemaakt, dat de omzet van de afdeling kruidenierswaren in de laatste helft van dit boekjaar weer is begonnen te stijgen, zij het dan ook langzaam. Hetzelfde geldt ook voor de bakkerij. In samenwerking met ,,De Handelskamer", die een algemeen verkoopplan ontwierp voor alle coöperaties in ons land, hebben wij in dit jaar een lange reeks van zeer voordelige en attractieve aanbiedingen aan onze leden kunnen doen. Hiervoor werden in het merendeel van de gevallen 17.000 fraai uitgevoerde folders in de stad verspreid, die tevens een korte propagandistische uiteenzetting van de coöperatieve doeleinden bevatten. Voor dit werk en in 't algemeen bij het moeilijke opbouwwerk, hadden wij van vrijwel ons gehele personeel de volle medewerking. Na afloop van de ledenvergadering van I November 1937 hield K. de Boer voor de aanwezige leden een lezing over de noodzakelijkheid van coöperatie, in verband met het streven naar ordening. In October 1937 en Januari 1938 werden respectievelijk vier en twee propaganda-feestavonden georganiseerd, waarin het Radio-Cabaret Ensemble van Frans Nienhuis optrad en een der propagandisten van de Centrale Bond van Nederl. Verbruiks-Coöperaties een propagandistisch woord sprak. In totaal ontvingen we hier 3300 bezoekers. 23 December '37 hield de directeur een inleiding voor de leden van de Algemene Nederlandse Metaalbewerkersbond over ,,De Coöperatie in het teken van ons streven naar ordening". Coöperatieve Vrouwenclub In Januari '38 werd een vergadering voor de vrouwen belegd, met het doel om tot oprichting van een Coöperatieve Vrouwenclub te komen. Mej. Bos van de Centrale Bond sprak en verder werd een propagandistisch filmprogramma vertoond. Op 21 Februari 1938 kwamen de 150 vrouwen, die zich als lid van de Vrouwenclub hadden opgegeven, weer bijeen om een bestuur te kiezen. Dit werd als volgt samengesteld: Mevr. Pietersen, voorz., Mevr. Wilde, secr., Mevr. Scherens, penningm., Mevr. Romein, 2e voorz. en Mevr. Kolbeek, 2e secr. Namens het Coöperatiebestuur heeft Ir. Van Zijll in het bestuur zitting genomen. Wij hopen en verwachten, dat de Coöp. Vrouwenclub veel en nuttig werk voor onze mooie zaak zal kunnen doen. De propaganda-commissie in actie In Februari 1938 werd een vergadering gehouden met het kader van de moderne en neutrale vakbeweging, waar de Heer Lindeman, van de ,,Coöperatie Raad", sprak en verder een sterk propagandistisch filmprogramma werd vertoond. Ten slotte werden op I, 2, 3, 8, 9 en 10 Maart 1938 propaganda-avonden gehouden voor de leden van de moderne- en neutrale vakbeweging, waar de Heer Van Amstel, van de Centrale Bond en de directeur spraken, aangevuld door filmpropaganda. Op deze bijeenkomsten kwamen ca. 1550 bezoekers. Deze laatste vergaderingen stonden onder auspiciën van de propaganda-commissie, gevormd uit bestuursleden van de G.B.B., de Neutrale Bestuurdersbond ..Groningen" en de Coöperatie. De leden, die wel van de afdeling bakkerij afnamen, maar niet van de afd. kruidenierswaren, werden voor een groot deel bezocht om hen ook voor laatstgenoemde afdeling te winnen, terwijl Mej. Dierx, van de Handelskamer, al die leden heeft bezocht, die nog niet alle Haka-artikelen gebruikten. Excursies naar Jutfaas en Rotterdam. In de zomer van 1936 namen 705 personen deel aan de excursies naar Jutfaas. In 1937 werden deze excursies wederom georganiseerd. Thans niet alleen naar Jutfaas, maar ook naar de Haka-fabrieken en -inrichtingen te Rotterdam. Naar Jutfaas gingen ditmaal 360 en naar Rotterdam 320 personen. Besluit De velen, die aan deze excursies deelnamen, hebben zich er van kunnen overtuigen, wat de coöperatieve beweging door eendrachtige samenwerking heeft bereikt en ze hebben daarbij stellig de overtuiging gekregen, dat de macht van de verbruikers van geweldige omvang zou zijn, wanneer slechts alle verbruikers dit begrepen. Dan zou niet alleen een volkomen planmatige productie mogelijk zijn, waardoor één der voornaamste oorzaken van economische crises en werkloosheid werd weggenomen, maar dan was ook de vestiging van een maatschappij mogelijk, waarvan rechtvaardigheid en broederschap de kenmerkende eigenschappen zouden zijn. In deze tijd van ruw geweld, van ellende, verdrukking en verwildering moge het velen duidelijk worden, dat de ondergang van onze beschaving slechts kan worden voorkomen, door het wegnemen van de oorzaken der huidige culturele crisis, n.l. de drang naar bezit en naar winst en de geselende ellende van langdurige werkloosheid, veroorzaakt, in laatste instantie, door het onzedelijke winstsysteem. Dit alles wil de Coöperatie. Zij streeft dit na met elke handeling, die zij verricht en de verbruikers hebben het in hun macht, haar activiteit te vertien-, verhonderdvoudigen, als zij slechts hun inkopen doen in de zaken van de Coöperatie. Wij staan op de kentering der tijden; mogen de blinden ziende en de doven horende worden, opdat zij de goede werking van onze beweging zien en haar roepstem verstaan. Met deze wens, gaan wij een nieuwe periode van 50 jaren in. Aan U, verbruikers, de taak er voor te zorgen, dat aan het einde van dat tijdvak de coöperatieve beweging het zedelijk en economisch leven beheerst, tot heil van heel de mensheid. OVERZICHT VAN DE OMZETTEN, HET EIGEN VERMOGEN Omzetten Verbakken Boekjaar Café Bakkerij bakkerij | baaltjes H.L. meel rogge 1913/14 ƒ 2611.181 f 162028.67 ƒ 6415.34 10424 2478 1914/15 „ 2440.204 „ 185467.74 „ 8576.51 10386 2918 1915/16 „ 2504.49 „ 230587.514 ?? 12314 3124 1916/17 „ 2698.44 „ 272164.47 „ 13984.16 13945 3882 1917/18 „ 4112.59 „ 288874.31 „ 11154.99 11638 4221 1918/19 „ 6011.98 „ 311816.644 „ 7064.82 10636 4786 1919/20 „ 6454.97 „ 472857.644 „ 14482.60 13642 5739 1920/21 „ 7419.66 „ 571521.524 18291.58 15322 4686 1921/22 ., 5723.75 „ 450647.26 18643.34 15183 3888 1922/23 „ 5432.204 „ 375499.73 „ 24783.40 15209 4049 1923/24 „ 4201.39 ., 360728.51 „ 23194.— 15721 3875 1924/25 „ 4676.15 „ 398193.24 „ 23780.25 15926 3825 1925/26 ., 4037.054 „ 423293.014 24592.034 16756 4115 1926/27 „ 3494.344 „ 433963.81 „ 24156.47 17195 3752 1927/88 „ 3229.32 ., 442759.54 „ 27758.034 18104 3686 1928/29 „ 2861.15 „ 453298.014 „ 30987.29 19465 3774 1929/30 „ 2713.79 „ 451498.04 „ 32889.— 20547 3350 1930/31 „ 2446.574 „ 405844.25 „ 35477.424 21057 3253 1931/32 „ 1844.484 „ 379035.404 „ 33753.— 21440 3333 1932/33 „ 1677.08 „ 365521.284 „ 32465.— 21083 3252 1933/34 „ 1387.57 „ 395339.374 „ 31279.— 21263 3424 1934/35 „ 1250.57 „ 391276.63 „ 30587— 21473 j 3545 1935/36 „ 1097.25 „ 394275.894 „ 30517.— 21190 3565 1936/37 „ 229.47 „ 400737.22 „ 34958.— 21050 3634 1937/38 *) Door gewijzigde boeking van de overschotverdeling werd het overschot-aandeel 1936/37 pas na vaststelling van de balans op het Reservefonds geboekt. Bovendien werd van de Brandstoffenreserve ƒ 4000.— afgenomen voor jubileumkosten. En DE OVERSCHOTTEN IN DE PERIODE 1913—1938. AfrJ Toni I Manufac- Afd. Brandstoffen Over Opmer ri ' ipr«- | turen en ver j schotten kingen waren ^uish. opbrengst aantal H.L. mogen ^ waien | artlkeien ; / 130166.694 ƒ 26053.364 ƒ 16001.354 „ 147464.404 „ 30958.23 i „ 21499.29 >, 205374.04 „ 36264.— „ 20624.71 „ 270428 784 „ 43885.51 „ 32879.76 .. 316962.50 „ 51457.454 „ 29770.07 >, 400748.75 „ 61971.264 „ 45660.58 453830.844 „ 74079.73 „ 50794.864 544384.744 „ 86006.10 „ 56784.59 .. 508735.32 ƒ 2424.50 „ 98725.46 „ 62288.87 .. 467798.784 „ 1954.074 ƒ 33003.684 „ 108565.51 „ 43510.924 .. 483423.84 „ 2576.25 „ 38717.84 16770 „ 114276.74 „ 46153.88 ’> 492134.75 „ 2060.30 „ 44934.41 19740 „ 125649.044 „ 45738.97 533041.58 „ 1624.60 „ 51383.23 29684 „ 138669.84 „ 53114.604 .. 535265.014 „ 3256.95 „ 80331.614 42858 „ 151139.15 „ 57088.894 - 574975.91 „ 4802.75 „ 122521.44 65448 „ 165107.134 „ 62539.72 643078.744 „ 4053.78 „ 167881.18 88189 „ 181571.644 „ 69931.684 >. 681025.24 „ 7041.55 „ 196158.45 100721 „ 197600.014 „ 75139.10 719651.89 „ 12262.30 „ 203953.26 114085 „ 214020.43 „ 74257.53 .. 733683.794 „ 13326.174 „ 187342.004 103255 „ 229243.75 „ 72405.03 53 weken >. 779840.994 „ 13342.86 „ 155078.69 96468 „ 241443.384 „ 50655.534 " 823592.40 „ 13205.304 „ 154535.55 95697 „ 251996.744 „ 56210.69 >. 781233.01 „ 13210.78 . 132996.404 86255 „ 262880.934 „ 38951.334 747197.354 „ 12018.604 „ 146230.224 92553 „ 272732.244 „ 40162.55 705730.97 „ 13739.874 „ 163280.364 103567 „ 268415.09* „ 54115.72 53 weken É van de politieke strijd tussen de verschillende richtingen in de socialistische arbeidersbeweging Nanninga in 1897 noopte om ontslag te nemen als kastelein, besloot men tot verpachting. De eerste huurder was E. Blikslager, die een pacht betaalde van ƒ 600.— per jaar met ƒ 100.— voor personele belasting en ƒ40.— voor waterrechten. Hij is twee jaar gebleven, van I Mei 1897 tot I Mei 1899. Het schijnt, dat in die tijd bepaalde organisaties niet in de vergaderlokalen werden toegelaten, want in het contract voor den nieuwen pachter, G. Vroom, werd een bepaling opgenomen, dat alle verenigingen,- die wilden vergaderen, zoveel mogelijk moesten worden toegelaten en dat in geen geval arbeidersorganisaties geweerd mochten worden. Vroom is slechts één jaar huurder geweest. Daar hij voor het volgende pachtjaar, dat op I Mei 1900 zou aanvangen, slechts ƒ 400.— per jaar wilde betalen, besloot men zelf de exploitatie weer in handen te nemen. Nanninga werd opnieuw kastelein. In die jaren was bezoek aan het café voor militairen verboden. In 1901 verzocht men den Minister van Oorlog om het van de lijst der voor militairen verboden huizen te schrappen, waarop bij missive van den Minister van 5 September 1901 goedgunstig werd beschikt. Later werd deze vergunning weer opgeheven, doch in Juli 1910 werd bij order van den Garnizoens-Commandant het bezoek voor militairen toegestaan. Van de Fa. J. B. Wolters ontvingen we in de jaren 1903/06 eens per jaar geheel gratis een collectie boeken plaatwerken voor de leestafel. In 1903 wilde men concerten en biljartwedstrijden organiseren om het bezoek te verbeteren. De openbare vergaderingen werden ernstig gestoord door colporteurs, waarom de colportage verboden werd. In 1908 werd Nanninga van het kasteleinschap ontheven en op 13 Maart van dat jaar benoemde het bestuur in zijn plaats E. Veening. Deze werd op I Mei 1911 opgevolgd door Th. Ketting, die reeds van den aanvang af als bediende in het café werkzaam was. Op 8 December 1911 kreeg de Café-commissie een crediet van ƒ 450.— om het café te veranderen en gezellig te maken. In 1913 werden de zalen veranderd. De grote zaal werd in tweeën gedeeld, t.w. een conversatiezaal en een. vergaderlokaal. Het toneel werd weggebroken en het kleinere vergaderlokaal vergroot. In 1919 werd de gasverlichting vervangen door een electrische installatie. De slechte gang van zaken en het geringe bezoek maakten het in 1920 nodig en mogelijk om des zomers tot sluiting op Zondagmiddagen over te gaan, zoals Boer namens de commissie had voorgesteld. Het biljart werd weggenomen. In 1920 bracht het lid Van Hoorn in de algemene vergadering reorganisatieplannen te berde. Met hem werd in een bestuursvergadering overleg gepleegd, doch eerst in October 1922 benoemde het bestuur een reorganisatiecommissie, bestaande uit de heren Boer, Dijkstra en Van Hoorn. Deze commissie bracht in December d.a.v. rapport uit, wat tengevolge had, dat het biljart weer geplaatst, de leestafel beter verzorgd en het café aantrekkelijker ingericht werd. Het mocht echter niet baten. Het cafébezoek bleef minimaal en daarom besloot de algemene vergadering van 26 Oct. 1930 het café te sluiten en tot toonzaal voor manufacturen, later ook voor huishoudelijke artikelen, in te richten. Ketting werd op 4 September 1931 gepensionneerd, terwijl daarna Walstra als zaalhouder voor ons optrad. De vergaderzalen bleven nog in exploitatie tot 1936. Krachtens besluit van de algemene vergadering van 27 October 1935 werden ook deze op I Augustus 1936 gesloten. Éénmaal waren deze vergaderlokalen het doel, waarvoor de Coöperatie werd opgericht, thans had gebrek aan belangstelling van de zijde der vergaderende verenig:ngen aan de exploitatie een roemloos einde gemaakt. HOOFDSTUK III DE BAKKERIJ In het algemeen overzicht hebben wij reeds de voornaamste maatregelen, die ten aanzien van de bakkerij werden genomen, besproken. Ook de omzetcijfers e.d. werden daar vermeld. Wij kunnen hier dus volstaan met het noemen van enkele feitelijke gegevens. De eerste chef-bakker, J. Aikema, trad op 23 Juli 1888 in dienst, de eerste gezellen A. Doesburg en H. Bakker op 30 Juli en P. E. Bus op 15 Augustus van dat jaar. Het loon van den chef-bakker bedroeg ƒ 10.— per week plus vrij wonen, vuur en licht, dat van de gezellen ƒ9.— per week. De werktijd was 72 uur per week. De broodbezorgers mochten ook aan niet-leden verkopen; zij kregen I I % provisie. Al spoedig kwamen er ook depothouders in Zuidbroek, Noordhorn, Veendam, Stedum, Winschoten, Hoogezand, Nieuwe Schans, Sappenneer, en in andere plaatsen in de provincie. Na een ingesteld onderzoek door den directeur der Amersfoortse Broodfabriek — er waren veel klachten over de kwaliteit van het brood — werd de mr. bakker ontslagen en op 14 October '88 trad Poelstra als zodanig in dienst. Er waren voortdurend klachten over lauwheid en onverschilligheid van bakkers en bezorgers, terwijl laatstgenoemden slecht afrekenden en al gauw diep in de schuld zaten. In October 1889 besloot men voor de verbruikers bons è I cent verkrijgbaar te stellen, om hen zodoende te laten sparen voor Paasbrood. De ovenruimte was niet voldoende en daarom kreeg Pekelder in April 1890 opdracht om een roggebroodoven te bouwen. Daar Poelstra voor de functie van chef bakker niet geheel geschikt was, werd hij teruggesteld tot ovenist en kwam in zijn plaats F. van der Veen uit Stavoren (25/2/'9l). Ook Van der Veen bleek niet te voldoen en werd vervangen door den gezel H. Bakker, die op 29 April 1891 tot chef bakker werd benoemd en dit bleef tot zijn dood in Februari 1927. De strijd met de bezorgers over hun provisieregeling en over hun schulden aan de zaak beschreven wij ook reeds in het algemeen overzicht. Behalve deze punten waren er in de eerste tien jaren, en ook later nog wel, klachten, dat zij brood van andere bakkers in hun karren hadden en verkochten, terwijl meermalen moest worden vastgesteld, dat zij van de verbruikers hogere prijzen namen dan de door het bestuur vastgestelde. In 1897 werd besloten om Paasbrood uit te geven tot een bedrag van 2 % van de omzet of, zo de verbruikers daaraan de voorkeur gaven, één week gratis brood te verstrekken. Deze regeling geldt heden ten dage nog. In dit jaar was de toestand zo slecht, dat de bakkers een loonsverlaging accepteerden om verdere exploitatie van de bakkerij mogelijk te maken. In 1900 begon de omzet te stijgen en van die tijd af ging het steeds crescendo. In 1903 eisten de broodbezorgers 13—15% provisie. Op deze eis kon niet worden ingegaan, doch na enige onderhandelingen, waarbij de bezorgers met staking dreigden, werd men het eens. De provisie werd op I 3 % vastgesteld. 28 Mei 1905 kreeg de fa. Doesterling te Amsterdam opdracht voor het plaatsen van een dubbele heteluchtoven ad ƒ 1675.—. Krachtens besluit van de algemene vergadering werd op I Mei 1907 voor 'teerst niet gebakken en bezorgd. Op 24 Januari vroegen de bakkerspatroons om afschaffing van 't Paasbrood. Hierop werd echter niet ingegaan. In Juli 1907 werd besloten het magazijn te vergroten. Nanninga klaagde in deze tijd meermalen over de onverschilligheid en onverantwoordelijkheid der gezellen, waardoor volgens hem het brood van minder goede kwaliteit was. De werktijd, II a 12 uur per dag, werd algemeen te lang gevonden en om hierin verbetering te brengen werd een noodhulp genomen. Men hoopte dan met 10 uur per dag te kunnen volstaan. Daar de productieprijzen per baaltje meel stegen, stelde Hofhuijzen voor om tot invoering van machines over te •gaan. Besloten werd een electrische installatie aan te leggen en de fa. Benier opdracht tot levering te geven voor een verdeelmachine a ƒ 90.—, een beschuitsnijmachine a ƒ 80.— en een krentenwasmachine a ƒ 80.— (Febr. 1908). In April 1908 werd een deegmeng- en kneedmachine gekocht voor 200 K.S. bloem, met twee kuipen voor ƒ 1225.—. In April 1909 werd Poelstra, die 73 jaar oud was, eervol ontslagen. Hij kreeg tot aan z'n dood in Januari 1914 een uitkering van ƒ 6.— per week. De bestuursvergadering van 14 November 1909 besloot o.a. tot verbouwing van de bakkerij. Er werden door de fa. Groen te Amsterdam 2 dubbele heteluchtovens met 6 bakruimten geplaatst, terwijl dezelfde firma in April d.a.v. opdracht kreeg op deze ovens 2 roggebroodovens te bouwen. In 1911 kregen de broodbezorgers een vacantie van 5 dagen per jaar, terwijl die van de bakkers werd verhoogd van 4 op 5 dagen. Laatstgenoemden kregen in 1906 drie en in 1907 reeds 4 dagen vacantie toegewezen. In Maart 1911 werd J. Beukema aangewezen als plaatsvervangend chef. In April 1912 kwam de wijkverdeling voor de broodbezorgers tot stand. Hierbij werd het loon bepaald op ƒ 12.50 per week -j- 2^ % provisie en ? % voor pofrisico. De broodverkoop per bezorger zou minstens ƒ 140.— en hoogstens ƒ 225.— per week bedragen. Voor de 4 bezorgers met de grootste broodverkoop werden toeslagen vastgesteld van ƒ3.— tot ƒ 18.— per week, welke in 10 jaren moesten aflopen. Deze voorstellen werden door de bezorgers aanvaard. De koopacte voor de grond aan het Reitdiep van de Mij. ,,Groningana" werd 10 Mei 1912 voor notaris Cleveringa gepasseerd. De plaatsing van 2 nieuwe dubbele heteluchtovens en het verplaatsen van 2 oude in de nieuwe bakkerij aan het Taco Mesdagplein werd in November 1912 aan de fa. Groen te Amsterdam opgedragen voor ƒ 7500.— de fa. Benier, Den Haag, leverde begin 1913 een roggebroodmachine ... ,, 645.— een roggebreker 125.— en een plafond-meelzeef 90.— De broodverkoop in de provincie, die omstreeks 1894 bijna geheel was opgehouden, begon na 1913 weer toe te nemen. In Sappemeer, Delfzijl, Appingedam, Winsum, Haren, Hoogkerk, Eenrum, Baflo, Mensingeweer en even later in Noord- en Zuidhorn werd ons brood verkocht. I Augustus 1913 werd Zuidema tot chef van de koekbakkerij benoemd op een loon van ƒ 16.— per week. Onze koek* en banketbakkerij in 1 938 Op I0 Juli 1914 vroeg de Intendant van de 2e Divisie of wij ingeval van mobilisatie bereid zouden zijn broodvoorraden te leveren, gebakken van voorgeschreven meelsoorten en van een bepaald model. Hierop werd geantwoord, dat wij die modellen tot onze spijt niet konden bakken. 3I Juli 14 had de mobilisatie van het leger plaats. Vier van onze gezellen moesten onder de wapenen komen; zij kregen de vergoedingen uitgekeerd, die in de collectieve arbeidsovereenkomst voor opkomst bij herhalingsoefeningen waren vastgesteld. Ongehuwden ontvingen nu en dan een bedrag van ƒ 25.—. De verwarde toestanden in de eerste dagen van de wereldoorlog veroorzaakten allerlei moeilijkheden. Tarwebloem, die reeds was aangekomen, mocht door de rederij niet worden afgegeven. Een andere partij werd in Amsterdam opgehouden, omdat uit de stelling Amsterdam niets mocht worden weggevoerd. Wij hadden voor ongeveer I4 dagen voorraad. Ten slotte gelukte het Nanninga nog juist op tijd beslag op een partij meel te Interieur van onze broodbakkerij (1938) leggen en toen ook een op latere levering gekochte partij Amerikaanse bloem aankwam, waren wij voorlopig gedekt. De koekbakkerij stond begin September 1914 vrijwel stop, doch kon later weer functionneren. In deze maand had Nanninga een conferentie met den burgemeester over z.g. spaarbrood, bestaande voor I/3 uit rijstbloem en voor 2/3 uit tarwebloem, dat door alle bakkers gebakken zou moeten worden en voor 7 cent per 5 ons kon worden verkocht. Begin October 1914 was dit plan van den burgemeester van de baan, doch na een gehouden conferentie met Nanninga en de bakkerspatroons werd door 't Gemeentebestuur bepaald dat uitsluitend bruinbrood mocht worden gebakken, waarvan de prijs was vastgesteld op I6 cent per K.G. De roggebroodprijs was op ƒ0.10 per K.G. bepaald. De bruinbroodprijs maakte nog enige winst mogelijk, die van het roggebrood was echter zo laag, dat er niets van overbleef. Daar in Delfzijl nog wel wittebrood gebakken mocht worden, moesten we daar met onze verkoop ophouden, evenals te Sappemeer, waar de prijzen lager waren dan in de stad. Was tot 9 November 1914 het percentage tarwebloem in het kropmeel op 12 gesteld, nadien mochten de meelfabrieken kropmeel en tarwebloem in gelijke hoeveelheden afleveren, zodat dit percentage verhoogd kon worden. De prijs van het kropbrood (bruinbrood) was nu 9 cent per 5 ons en die van het roggebrood lO^ct. per K.G. De burgemeester mocht deze laatste prijs op I I cent brengen. Er werd in 5 weken van December 1914 en Januari 1915 ongeveer 20 % minder meel verwerkt in onze bakkerij dan voor de mobilisatie. Van 5 Februari 1915 af mocht roggebrood alleen maar gebakken worden van z.g. broodkoren, dat bestond uit 50 % rogge en 50 % tarwe. De prijs was ƒ 1.60 per H.L. hoger dan voor rogge alleen. De tarwebloemprijs was op 19 Febr. 1915 reeds met ƒ2.30 per 100 K.G. gestegen, zodat ook de broodprijzen verhoogd moesten worden. In Augustus 1915 werd van regeringswege meegedeeld, dat er geen regeringsrögge was te krijgen en hoewel de vastgestelde maximumprijs ƒ 8.— per H.L. was, moest aan de Beurs ƒ 10.—• worden betaald. Van 24 April 1916 af mocht er uitsluitend roggebrood, bruinbrood en beschuit worden gebakken. Wittebrood was alleen op doktersattest te krijgen en moest elke dag bij de Keuringsdienst worden afgehaald. De prijs van het regeringsroggebrood was 6 cent en van het bruinbrood 10 ct. per 5 ons. Begin Augustus 1916 kon er ook weer wittebrood worden geleverd. In September 1916 vertrok onze koekbakker Zuidema, die voor zich zelf begon. Particuliere bakkers begonnen omstreeks deze tijd hun afnemers 10% korting te beloven als concurrentiemaatregel tegen de Coöperatie. Hiertegen werd in het eigen orgaan scherp stelling genomen. De invloed van deze concurrentie is niet merkbaar gewqrden. Het Broodbureau had in November 1916 van elf onzer afnemers de broodkaarten in beslag genomen, omdat ze niet goed afgestempeld waren. De burgemeester dreigde ,,De Toekomst" voor een week van de meelleverantie uit te sluiten. Alleen door de toezegging van Nanninga, dat bij herhaling de betrokken bezorger ontslagen zou worden, kon dit onheil voorkomen worden. Februari 1917 bracht ons de broodkaarten met bons. Voor elk gezinslid ouder dan één jaar kon een kaart worden aangevraagd, waaraan voor elke dag een bon van 400 gram brood bevestigd was. Op de wittebroodkaart waren bons voor verschillende gewichten aanwezig. Wij d rukken hiernaast een paar van die kaarten af. Van deze bons, die allen moesten worden opgeplakt en geteld, verwerkten wij in de jaren 1917 en 1918 6.000.000 stuks, wat ons aan arbeidsloon ƒ 30.— per week kostte. Tegen inlevering van bons konden wij weer meel krijgen. De roggevoorraad in ons land werd steeds kleiner en om een tekort te voorkomen bepaalde de regering, dat van I Juli ' 17 af het roggebrood 30 % mais moest bevatten. De brandstoffen waren ook al zeer schaars en duur. Om de ovens brandende te houden kocht Nanninga een wagon geperste heide. Het broodrantsoen werd kleiner en dientengevolge behoefden wij niet zoveel te bakken als normaal, met gevolg, dat er 3 gezellen en 2 a 3 bezorgers over waren. De werktijd in de bakkerij was in November 1917 per week 53—56 uur. Een reductie van ƒ 1062.—, die wij op regeringskropmeel ontvingen, werd onder bakkers en bezorgers verdeeld als tegemoetkoming in de hoge kosten van levensonderhoud. De eersten kregen elk ƒ35.—, de laatsten ƒ 17.50. Het boekjaar 1917/18 gaf minder goede resultaten, zodat bezuinigingen nodig werden geoordeeld. Drie bakkers, die overcompleet waren, werden in November 1918 tijdelijk ontslagen, de boventallige broodbezorgers durfde men niet te ontslaan, omdat de overigen dan later klaar zouden zijn en men bevreesd was dat in het donker de broodkarren, die even onbeheerd werden gelaten, door hongerenden zouden worden geplunderd. Na talloze conferenties van den burgemeester met Nanninga en de bakkerspatroons, nam de Gemeenteraad in Maart 1918 een regeling aan tot het beperken van de nachtarbeid in bakkerijen. Eindelijk — in 1897 werd met het wetsvoorstel Pyttersen de eerste poging gedaan — was het zover, al was het dan ook nog maar plaatselijk en niet landelijk geregeld. Wij hadden dispensatie gekregen voor het aanvangsuur en mochten, als grootbedrijf, om 2 uur 's morgens in de bakkerij beginnen. Bij de inwerkingtreding van de Arbeidswet 1919 kon dit niet meer. Na een overgangsjaar, waarin wij na verkregen vergunning om 4 uur mochten aanvangen, zou pas om 6 uur begonnen mogen worden. Deze bepaling is later veranderd, waarbij een vroeger aanvangsuur werd vastgesteld. In Maart en September 1918 werden de prijzen van regeringskropmeel verlaagd. In beide gevallen werd het aldus verkregen voordeel aangewend om de lonen van bakkers en bezorgers te verhogen. Toch bleef het onrustig onder de arbeiders, omdat de prijsstijgingen direct elke loonsverhoging practisch weer ongedaan maakten. Op 30 Januari 1919 kwam er via de Bakkersgezellenbond een motie van het bakkerspersoneel binnen, luidende als volgt: De gezamenlijke bakkersknechts, vergaderd in ,,De Eendracht" te Groningen op Woensdagavond 65 uur, 29 Januari, hebben eendrachtig besloten aan de Coöperatie ,,De Toekomst" te Groningen de volgende eisen te stellen: Ie. dat hunne weeklonen van ƒ 19.20 met ingang van 27 Januari 1919 worden gebracht op ƒ22.—, 2e. dat bij niet uitbetaling daarvan op Zaterdag I Februari 1919 het werk op Maandag 3 Febr. 1919 niet zal worden hervat. Na enige onderhancfelingen werd met ingang van 8 Febr. 1919 de gevraagde verhoging toegekend, in Augustus 1920 werd een ,,Peerless" broodopbolmachine gekocht voor ƒ 3400.—, die 3000 broden per uur kon vormen. Er kwamen klachten binnen, dat wij te laat met vers brood bij de leden kwamen, waardoor deze naar een ander gingen. Dit was een gevolg van de invoering der Arbeidswet, waardoor het kleinbedrijf z'n concurrentievermogen tegenover het grootbedrijf vergroot zag, juist doordat het eerder met vers brood bij zijn klanten kon zijn. Door de kortere arbeidsdag daalde het broodverbruik in 't algemeen. Niettegenstaande deze moeilijkheden groeide onze bakkerij in die jaren als kool. In Februari 1922 werd een tweedehands ,,Peerless" opbolmachine voor reserve gekocht. De fa. Benier te Den Haag leverde tezelfdertijd een opbolmachine voor kleinbrood è ƒ 1800.—. Ons bedrijf werd steeds meer gemechaniseerd en elke voortschrijding lokte protesten uit van de zijde der bakkersgezellen. Zij schenen niet te begrijpen, dat de invoering van machines nodig was om het grootbedrijf in een gunstige concurrentiepositie te houden tegenover het kleinbedrijf. De hondenkarren in de buitenwijken, Noord- en Zuidhorn en Hoogkerk werden vervangen door paard en wagen. 4 Febr. 1925 was de uitbreiding van de bakkerij klaar. Er waren 3 heetwaterovens elk met 2 uitrijbare vloeren door Werner en Pfleiderer, Keulen, geplaatst voor ƒ 22.000.—, terwijl de fa. Benier, Den Haag, een nieuwe meng- en kneedmachine ,,Non Plus Ultra" leverde voor ƒ2100.—. Na de ingebruikneming van het nieuwe gedeelte werd het bedrijf ter bezichtiging gesteld voor de leden. 7 Februari 1927 overleed de chef-bakker H. Bakker, na bijna 39 jaren bij de Coöperatie te hebben gewerkt. Hij werd opgevolgd door J. Beukema, die reeds als plaatsvervangend chef fungeerde. Meesterknecht werd in de plaats van Beukema, L. Bloem. De N.V. Bakovenbouw H. P. den Boer te Dordrecht kreeg in Mei 1927 opdracht, om in de plaats van 2 oude heteluchtovens, die af waren, twee dubbele heetwaterinschietovens te plaatsen voor ƒ 7800.—. Een bijgeleverd warmwaterapparaat kostte ƒ 375.—. Verdere mechanisatie bleek in 1928 nodig. Gekocht werden een deegmengmachine, een braakmachine, een deeguitrolmachine, een eiwitklutsmachine en een amandelpelmachine. De nog resterende heteluchtovens werden in 1929 vervangen door een gaskettingoven van ƒ 16.000, geleverd door H. P. den Boer, Dordrecht. In 1930 werden een automatische rijskast, een afweegmachine, een transportmachine en een nieuwe beschuitopbolmachine aangeschaft. De eerste bestelauto werd in April 1929 gekocht voor de buitenroute Adorp, Winsum, enz. In Juli 1931 trad de Crisistarwewet in werking, die voorschreef, dat de tarwebloem eerst 20 %, later 25 % inlandse bloem moest bevatten. Dit betekende naast kwaliteitsvermindering van het brood, ook een prijsverhoging. In 1933 werd het mengpercentage tot 35% verhoogd. In November 1931 werd een langmaakmachine op proef gekocht en in Mei 1932 schaften wij ons een nieuwe speculaas- en spritsmachine aan, terwijl in Januari 1933 de oude beschuitsnijmachine door een nieuwe werd vervangen. Op verzoek van een groep belangstellenden uit Bedum, werd na voorbereiding door de beide propagandisten in 1933 een bezorgroute ingelegd naar Bedum, Onderdendam enz. Hiervoor werd een Ford bestelauto gekocht. In Juni 1934 komt de sanering in het bakkerijbedrijf ter sprake. Langzamerhand schijnen deze saneringspogingen toch effect te gaan sorteren. In afwachting van de toepassing der Vestigingswet kleinbedrijf, werd op 9 Dec. 1937 de sperring van het bakkerijbedrijf door de Regering ingevoerd. Intussen doen de bakkerspatroons nu pogingen om het met elkaar eens te worden en een verbindendverklaring van de ondernemersovereenkomst met of zonder prljzencontract te verkrijgen. Wij zullen moeten afwachten, wat dit alles zal opleveren. Na 1933 zijn de bedrijfsresultaten minder gunstig. Het personeel aanvaardde daarom tweemaal een loonsverlaging, n.l. in 1935 en in 1936. De laatste was de grootste, n.1. 5 %. In Juli moest de grote schoorsteen voor de bakkerij worden vernieuwd en in Juni 1937 kreeg ze een nieuwe kap. Op I Mei 1937 werden 5 halve broodwijken ingevoerd, teneinde een begin te maken met een vervroegde broodbezorging. In December 1937 besloot het bestuur om met het oog op de sterk gedaalde omzet, waardoor een lonende fabricage niet goed meer mogelijk was, de eigen beschuitproductie stop te zetten en van 7 Februari 1938 af de broodbezorgers Haka-beschuit ten verkoop mee te geven. Van deze gelegenheid werd gebruik gemaakt om een drietal oudgedienden met hun volle medewerking op wachtgeld te stellen. De heersende werkloosheid deed de vraag naar oud brood, dat voor 7 cent werd verkocht, sterk toenemen. De bakkerspatroons in 't algemeen, maar wij ook, kregen daar veel last mee, omdat het uiteraard niet mogelijk is meer brood te veel te bakken dan normaal overblijft en dit voor 7 cent te verkopen. Bovendien werd er veel mee geknoeid, omdat van de gelegenheid werd geprofiteerd om vóór 10 uur vers brood onder de prijs te verkopen. Teneinde hieraan paal en perk te stellen, besloot de Saneringscommissie voor het bakkerijbedrijf in Februari 1938, dat oud brood niet duurder dan voor 6 cent en niet vóór 10 uur 's morgens mocht worden verkocht. Zo zijn wij aan het einde van ons relaas over de bakkerij gekomen. Mogen de komende 50 jaren een even voorspoedige groei van dit bedrijf laten zien, als die thans achter ons liggen, dan kunnen onze opvolgers zich met evenveel vreugde neerzetten om zijn geschiedenis neer te schrijven, als wij dit deden. HOOFDSTUK IV DE AFDELING KRUIDENIERSWAREN De oprichting van een afdeling kruidenierswaren in 1890 en haar opheffing in 1893, hebben wij reeds in ons algemeen overzicht vermeld, evenals de oprichting van ons huidig kruideniersbedrijf in 1909. De eerste winkel werd 14 Februari 1910 geopend in een pand aan het Zuiderdiep, chef werd J. van der Meer, die een loon verdiende van ƒ I I.— per week, met % van de omzet en vrij wonen, vuur en licht. Tegen inlevering van kassabons kregen de leden en verbruikers 2 % uitgekeerd. In Juni 1910 werd het winkelpersoneel 3 dagen vacantie per jaar toegekend, echter onder het uitdrukkelijk voorbehoud, dat voor de Vereniging geen extra kosten mochten ontstaan. In 1911 werd dit 5 dagen en in 1919 één week met ƒ 10.— vacantietoeslag, later verhoogd tot een halve week loon. De winkel behaalde al spoedig een flinke omzet en vooral op Vrijdagen en Zaterdagen werd de organisatie van het werk zeer bezwaarlijk, ondanks het feit, dat het personeel een lange werktijd had. Om hierin verbetering te brengen besloot het bestuur gedeeltelijk een tweeploegenstelsel in te voeren. Op 3 November 1911 besloot het bestuur om buiten de Oosterpoort een tweede winkel te openen. De omzet in die buurt beliep toen reeds ƒ 300.— per week en men verwachtte een belangrijke toeneming wanneer daar een filiaal werd gevestigd. Bovendien zou daardoor de winkel aan het Zuiderdiep worden ontlast en voor het daar heersende ruimtegebrek een oplossing worden gevonden. Van den heer Mees werd het winkelpand Meeuwerderweg 106 gehuurd, dat echter pas op I Maart 1912 ter onzer beschikking zou zijn. Om te kunnen beginnen werd op 2 November 1911 tijdelijk een pand betrokken in de Joachim Altinghstraat. Filiaalchef werd E. Blokzijl, die Ie bediende was in de winkel aan het Zuiderdiep. I Mei 1912 werd de winkel aan de Meeuwerderweg be- Het corps winkelchefs (Februari 1938) trokken. Van der Meer werd tot chef van het Kruideniersbedrijf benoemd. Het duurde tot 26 Februari 1913 voor de derde winkel kon worden geopend in het pand Nieuwe Ebbingestraat 99. Tot filiaalchef werd benoemd Zaagman, die na het vertrek van Blokzijl Ie bediende in de winkel aan het Zuiderdiep was geworden. Op I6 Juli 1914 werd besloten, dat het inwicht I % van de omzet zou mogen bedragen en dat het meerdere door de filiaalchefs moest worden bijbetaald. Deze maatregel was wel nodig om een maatstaf voor de controle te hebben en I % inwicht gaf den chefs een zeer behoorlijke speling, zoals uit de uitkomsten van Blokzijl aan de Meeuwerderweg, die steeds goed waren, bleek. . Op I Mei 1913 werd de winkel Zuiderdiep verplaatst naar het pand aan de Coehoornsingel, dat, na de verplaatsing van de bakkerij, was verbouwd. In Juli 1914 begon de winkelverkoop wat te dalen Toen op 31 Juli 1914 de mobilisatie werd afgekondigd, werd een tijdperk van veel misère voor het Kruideniers- . bedrijf ingeluid. Van der Meer kreeg direct opdracht de prijzen voorlopig niet te verhogen, niet te leveren aan personen, die anders ook niet bij ons kochten en het leveren van grote hoeveelheden aan één persoon te weigeren. Getracht werd intussen de voorraden zoveel mogelijk aan te vullen, wat voor een groot deel gelukte. Suiker werd al spoedig schaars. Langzamerhand kwam ook aan vetten en zeepproducten gebrek, terwijl deze artikelen enorm in prijs stegen. Zaagman bleek ongeschikt om als filiaalchef op te treden en werd tegen I Mei 1915 of eerder opgezegd. In zijn plaats werd met ingang van 15 Maart 1915 tot chef van de winkel Nw. Ëbbingestraat benoemd Bern. Scholten uit Gouda. In Augustus 1916 werd de suikervoorziening zeer slecht, ook peulvruchten kwamen in zeer onvoldoende hoeveelheden aan. De levering der meeste regeringsartikelen was zeer gebrekkig en toen begin 1917 de distributiebonnen hun intrede deden, nam bovendien de hoeveelheid werk sterk toe. De N.O.T., zaliger nagedachten's, eiste dat elke verkoop van margarine en vet in een reg'ster werd aangetekend. Bovendien mocht aan niemand meer dan 1^ pond tegelijk worden verkocht. Het was een tijd van grote misère, want door de slechte aflevering der regeringsartikelen kwamen er legio klachten binnen van afnemers, die zich bedrogen voelden. De Coöperatie „Helpt Elkander" te Hoogkerk, die een kruidenierswinkel exploiteerde, wilde haar zaken aan ons overdragen, daar zij geen gunstige resultaten kori behalen en wij met onze brood bezorging daar ter plaatse toch reeds vaste voet hadden gekregen. De voorwaarden, die voor de overname werden gesteld, waren ons echter te zwaar, zodat deze transactie afsprong. Wij kochten, daartoe gemachtigd door de algemene vergadering van 30 September 1915 een pand aan de Zu'derweg voor ƒ4800.—; 22 October 1915 werd ons filiaal te Hoogkerk geopend. Blokzijl werd als chef aangewezen. Pik, die le bediende was in het filiaal Meeuwerderweg, werd in de plaats van Blokzijl tof chef van die winkel benoemd. Nu het aantal filialen stijgende was, kon Van der Meer de dubbele functie van winkelchef en leider van het kruideniersbedrijf niet blijven vervullen. Daarom werd op 7 Januari 1916 Arkema tot chef van het filiaal Coehoornsingel benoemd, doch op 31 Maart d.a.v. f vroeg hij reeds weer ontslag, omdat de werkkring hem te druk was. Hij werd, voorlopig op proef, opgevolgd door Schneider. 26 November 1915 werd een woning aan de Kerklaan gekocht voor ƒ 6000.—. De verbouwing tot winkel met bovenwoning, die ± ƒ 2500.— kostte, was tegen Maart 1916 gereed en op 12 April d.a.v. kon daar het vijfde filiaal onzer kruideniersafdeling worden geopend. F. Liesinga, le bediende in onze winkel aan de Nieuwe Ebbingestraat, werd tot chef benoemd. De voortdurende groei van ons leden- en afnemerstal begon grote moeilijkheden op te leveren, doordat de rantsoenering der regeringsartikelen was gebaseerd op een veel kleiner getal. Dit had tot gevolg, dat wij onvoldoende -hoeveelheden kregen om al onze afnemers van die artikelen te voorzien, wat weer aanleiding was tot ontevredenheid. Op de vrije markt waren deze goederen niet te koop of alleen tegen abnormaal hoge prijzen, zodat aanvulling van het tekort vrijwel onmogelijk was. in Maart 1916 werd aan de filialen Coehoornsingel en Nieuwe Ebbingestraat geen regeringsvet geleverd, omdat de klanten dier winkels zich ook bij andere winkeliers op de lijsten hadden laten plaatsen in de verwachting wellicht, dat ze dan een dubbel kwantum zouden krijgen, doch met het gevolg, dat wij zonder vet zaten. Zo waren er legio moeilijkheden, te veel om ze allen op te sommen. De geleverde artikelen waren ook dikwijls zeer slecht van samenstelling. Zo moesten wij een partij soda weigeren, omdat ze slechts 3% soda en 97% waardeloze bestanddelen bevatte. Schneider werd in Juni 1916 vervangen door Scholten, chef van de winkel Nieuwe Ebbingestraat. In diens plaats werd tot chef van laatstgenoemd filiaal benoemd A. Voorsmit, le bediende in de winkel Coehoornsingel. In Mei 1916 werd Van der Meer ontlast van de administratie en de uitgifte van goederen uit het Centrale Magazijn en werd als magazijnchef benoemd B. J. Huizinga, voordien propagandist bij onze Coöperatie. Na overleg met de vakorganisatie werd in Juli 1916 het V inwicht bepaald op 5%; bij een inwicht van 5—f % zou een zeer ernstige waarschuwing volgen en boven | % ontslag. Of deze regeling streng is doorgevoerd vermeldt de geschiedenis niet, doch er zijn wel chefs ontslagen, die een te hoog inwicht-percentage hadden. Het resultaat van het kruideniersbedrijf was niet best. De exploitatiekosten waren te hoog, vooral ook doordat men vrijwel uitsluitend volwassen personeel in dienst had. Het boekjaar 1915/16 gaf een overschot te zien van ƒ 1815.- of I %. Nu was in die oorlogsjaren onze prijzenpolitiek zó, dat steeds de laagst mogelijke prijzen werden genoteerd, hoewel dit met de sterke en vele schommelingen wel eens tot verliezen aanleiding gaf. Uit dit oogpunt bezien was het geringe resultaat nog niet zo onbevredigd, vooral ook omdat reeds 2 % op de kassabons werd uitgekeerd. In 1917 werden voor de voornaamste levensmiddelen door de regering bonnen ingevoerd. De prijzen, door de regering vastgesteld, waren evenwel zo laag, dat op deze artikelen geen 2 % korting kon worden gegeven. Toen dan ook op 27 April 1917 de Groninger Kruideniersvereniging mededeelde, dat de winkeliers de 2 % korting afschaften, besloot ons bestuur het zelfde te doen. De loononderhandelingen, die wij bij de afd. bakkerij beschreven, moesten hier gevoerd worden met de Algem. Bond van Handels- en Kantoorbedienden en de Centr. Bond van Transportarbeiders. De belangen botsten wel eens hard tegen elkaar, doch tot een ernstige dreiging met staking, als bij de bakkers en broodbezorgers, is het hier nooit gekomen. Met ingang van 9 Juni 1917 vroeg de chef dezer afdeling, Van der Meer ontslag, omdat hij benoemd was tot keurmeester bij de Prov. Keuringsdienst. Het bestuur benoemde in zijn plaats Van der Velde uit Leeuwarden, op een loon van ƒ 30.— per week, met 3 tweejaarlijkse verhogingen van ƒ 2.— per week tot ƒ 36.— per week. 22 September 1917 vertrok de chef van ons filiaal Coehoornsingel naar Veendam. Eind 1917 was de levensmiddelenvoorziening zeer slecht. Verschillende artikelen waren niet meer te krijgen of werden slechts in minimale hoeveelheden geleverd. Protesten werden naar alle kanten uitgebracht, echter zonder veel resultaat. Het bleef ook gedurende 1918 treurig gesteld met de levering. In Februari 1918 was de totale pof van de winkels ƒ 200.—. Dit was het bestuur veel te erg en daarom werd besloten geheel met het systeem te breken. In April 1918 kon buiten de regering om beslag gelegd worden op een grote partij vet. De verkoopprijs ad ƒ2.10 per pond was zo hoog, dat de leden het veelal niet konden betalen, zodat het ook aan niet-leden verkocht werd. In de plaats van Schneider trad op 10 Februari |9I6 als chef van het filiaal Coehoornsingel op A. Hoff uit Haarlem. In Maart 1919 kocht Nanninga rijst, die niet anders als in de tussenhandel te krijgen was, voor ƒ 50.— per 100 K.G., terwijl ze niet duurder verkocht mocht worden dan voor ƒ42.—. Elke verkochte baal rijst betekende dus een verlies van ƒ8.—. De prijsstijgingen waren in de eerste tijden na de wapenstilstand enorm. Een overzicht van de prijzen van enige artikelen in verschillende jaren vindt U aan het eind van dit hoofdstuk. Krachtens het looncontract moesten wij aan onze volwassen winkelbedienden eind 1919 ƒ 16.— per week betalen, terwijl in het particuliere bedrijf dezelfde krachten met ƒ 7.50 per week naar huis gingen. Terecht merkte Boer in het bestuur op, dat op deze wijze concurrentie toch wel zeer moeilijk werd. 28 December 1919 werden de oude weegschalen vervangen door snelwegers, wat in die dagen nog een bijzonderheid was. Uit de stroom van verzoeken, die ons in 1919 en 1920 uit de provincie bereikten om daar filialen te vestigen, heeft alleen dat van Scheemda succes gehad. De Coöperatieve Vereniging aldaar had een winkelpand gekocht van Blaauw voor ƒ4000.— en op haar verzoek werd hierin door ons een filiaal gevestigd, dat op 19 December 1919 kon worden geopend. De leden werden als lid van ,,De Toekomst" ingeschreven en het pand namen wij voor de kostprijs over. Blaauw werd chef van dit filiaal. De omzet was in de eerste tijd uitstekend, althans voor een dorpswinkel, maar de particuliere winkeliers zaten niet stil. Zij verlaagden hun prijzen aanmerkelijk en brachten ze met die van ons in overeenstemming. Daardoor verminderde onze aantrekkingskracht op dat deel van de bevolking, dat wel van de Coöperatie wilde profileren, maar er geen principiëel voorstander van was. 30 Juli 1919 werd het loon der winkelchefs op ƒ26.— per week bepaald en het geoorloofde ,,inwicht" op I % van de omzet. Begin 1920 was, als gevolg der vele loonsverhogingen, het bedrijfsresultaat der afd. kruidenierswaren bepaald slecht. Verhoging der prijzen werd pas - toegepast, als de oude voorraden waren geruimd, prijsverlagingen daarentegen werden onmiddellijk doorgevoerd. Nieuwe looneisen van de vakorganisaties zouden een meerdere uitgaaf vormen van ƒ 7350.— per jaar. Bij de onderhandelingen bracht de Algemene Bond v. Handelsen Kantoorbedienden het harde standpunt naar voren, dat de bedienden niet in de eerste plaats te maken hadden met het feit dat de Coöperatie de gevraagde lonen niet betalen kon. Een min of meer extreem standpunt omdat, als de Coöperatie niet betalen kon en haar winkels sloot, geen der betrokken werknemers kans had een zo goed betaalde werkkring terug te krijgen, wijl in 't particuliere bedrijf lonen werden gegeven, die stukken beneden de lonen lagen, die de Coöperatie vóór de verhoging betaalde. Dit werd tenslotte ook ingezien en op 4 October 1920 werd een belangrijk lagere verhpging aanvaard. Het ons door de Bouwvereniging toegezegde winkelhuis bij de Cortinghpoort was eindelijk gereed gekomen. Dit filiaal kon geopend worden op 6 Maart 1921. Chef werd F. Liesinga, en C. Vroom werd in de plaats van Liesinga chef van het filiaal Kerklaan. De winkel bij de Cortinghpoort werd al vrij spoedig te klein en daarom werd hij in het voorjaar van 1932 overgeplaatst naar het pand Cortinghlaan 44. Eind Maart 1922 vertrok A. Hoff naar Appingedam. In zijn plaats werd tot chef van het filiaal Coehoornsingel benoemd A. Voorsmit, die in de Nieuwe Ebbingestraat chef was. A. de Jonge, le bediende in de winkel aan de Kerklaan, werd chef in het filaal Nw. Ebbingestraat. Daar het loonpercentage veel te hoog werd, besloot het bestuur op 25 Februari 1921 het voorstel van Nanninga, om oudere bedienden en lopers te vervangen door jongere krachten, te aanvaarden. Met ingang van I Mei 1922 vroeg B. J. Huizinga ontslag als magazijnchef, wegens zijn benoeming tot bedrijfsleider der Coöp. ,,Glück Auf" te Heerlen. Op I December 1922 werd het pand Nw. Ebbingestraat, dat wij huurden van den heer Imelman, gekocht voor ƒ I 3.000.—. Op 7 April 1922 werd ons filiaal in de Gerbrand Bakkerstraat geopend. Chef van deze winkel werd J. van der Woude. Hij bleek het daar echter niet te kunnen bolwerken en werd op I September 1924 overgeplaatst als chef naar het filiaal Meeuwerderweg, terwijl J. J. Pik, die daar chef was, van af die datum het beheer over de winkel aan de Gerbrand Bakkerstraat kreeg. Mede door de uitbreiding van deze buurt, werd de winkel te klein en werd daarom op I Mei 1932 overgebracht naar het veel grotere pand H. A. Kooykerplein 7. Pik bleef er chef. 8 Juni 1923 werd het filiaal Paterswoldscheweg 108, waarvan A. Voorsmit chef werd, geopend. In de plaats van Voorsmit kreeg de chef van de afd., Van der Velde, ook het beheer over de winkel aan de Coehoornsingel. Ingaande I Maart 1925 werd tot chef van het filiaal Meeuwerderweg benoemd J. W. Beijer uit Zwolle, zulks in verband met het aan J. van der Woude als zodanig verleende ontslag. In April 1925 werd een vrachtauto aangeschaft voor het vervoer van goederen van het Centrale Magazijn naar de filialen. Tot nu toe was dit steeds door een expediteur gedaan. De aanleg der spoorwegwerken te Onnen had daar een grote aanwas van de bevolking veroorzaakt, die zich vooral in het Tuindorp had gevestigd. Dit was voor ons een reden om in dit complex een winkelpand te huren, dat tevens als brooddepöt werd ingericht. Dit filiaal werd 26 Juni 1925 geopend en kwam onder het beheer van Van der Heide. Toen het rangeerterrein der spoorwegen grotendeels buiten gebruik werd gesteld en wij door overplaatsing van het personeel veel leden en afnemers verloren, had de winkel in het Tuindorp geen reden van bestaan meer, zodat hij op I Mei 1934 werd gesloten. De klanten te Haren worden sedert dien door het fil iaal Verl. Heereweg per motordriewieler bediend. In 1925 werd ook begonnen met de verkoop van Haka-artikelen. De vlucht, die dit heeft genomen, blijkt duidelijk uit de grafiek, die wij in het algemeen overzicht plaatsten. In Mei 1927 werd het winkelpand Meeuwerderweg 106, met aangrenzende woning in de Joachim Altinghstraat, gekocht voor ƒ 13.000.—. In afwachting van het gereedkomen van een grotere winkel aan de Irislaan, werd op 24 Juni 1927 een filiaal geopend in een klein pand aan de Goudsbloemstraat. Beijer, chef van het filiaal Meeuwerderweg, werd als zodanig naar dit nieuwe filiaal overgeplaatst, terwijl hij aan de Meeuwerderweg werd opgevolgd door Mej. Been. Op I September 1927 kon het filiaal Irislaan 53 worden geopend en werd het tijdelijke winkeltje in de Goudsbloemstraat gesloten. Met ingang van I November 1927 werd Mej. Vroom benoemd tot chef van het filiaal Coehoornsingel. 8 October 1928 werd Van der Velde als chef der afdeling ontslagen en nam de directeur zelf de leiding in handen. Op 29 October 1928 werd een commissie, bestaande uit drie winkelchefs, aangewezen om den directeur bij het doen van inkopen ter zijde te staan. In deze commissie kregen om beurten alle winkelchefs zitting. Zij werd in November 1936 opgeheven. Op 28 October 1929 werd een filiaal geopend in het pand Begoniastraat 62. Chef van dit filiaal werd T. ten Wolde. Het ging, zoals uit de voortdurende opening van nieuwe filialen reeds blijkt, met onze omzetten steeds crescendo. De verkoop van Haka-artikelen werd., volgens Bisschop, door het winkelpersoneel lang niet sterk genoeg gesti- muleerd, wat hij betreurde. Hij drong er op aan, dat hierin verandering zou komen, omdat in de centrale inkoop en productie de verwezenlijking van het doel der coöperatieve beweging lag. Langzaam aan kwam er wat dit betreft ook verbetering. Op haar verzoek werd begin November 1929 aan Mej. Vroom ontslag verleend als chef van het filiaal Coehoornsingel. In haar plaats kwam chef Blokzijl van Hoogkerk, die tevens belast werd met het toezicht op het Centrale Magazijn. Aan Bats, bediende van het filiaal Onnen, werd het beheer van de winkel in Hoogkerk toevertrouwd. Op 14 Juli 1930 werd een filiaal geopend in het gehuurde pand Sabangplaats 27. A. de Jonge, filiaalhouder Nieuwe Ebbingestraat, werd chef van deze nieuwe winkel. In zijn plaats kwam H. J. Leutholff, die reeds le bediende in het filiaal Nieuwe Ebbingestraat was. 17 Mei 1932 werd opnieuw een filiaal geopend, thans in het pand Irislaan 2, toebehorende aan de Woningbouwvereniging „Groningen". Het beheer van deze win kei werd toevertrouwd aan J. W. Beijer, terwijl in zijn plaats E. Wibbens tot chef van het filiaal Irislaan 53 werd benoemd. Deze nieuwe winkel werd van een „Neon" lichtreclame voorzien. Het oprichten van nieuwe filialen gaat in een steeds sneller tempo voort. 10 Juni 1932 vindt de opening plaats van het filiaal Heymanslaan 38. Als chef van deze winkel trad A. de Jonge, voordien chef van het filiaal Sabangplaats 2, op. In zijn plaats werd benoemd J. Smid, bediende in het filiaal Kooykerplein. Deze winkel kreeg eveneens een „Neon" verlichting. In de winkel aan het Kooykerplein werd centrale verwarming aangelegd; de meerdere kosten ad ƒ 800.— kwamen voor onze rekening. Het filiaal werd mede van een „Neon"-lichtreclame voorzien. Nog steeds gaan de omzetten sprongsgewijze omhoog, doch de opening van nieuwe filialen had ook de lonen en overige, exploitatiekosten niet onbelangrijk doen stij- gen, waardoor de netto-overschotten betrekkelijk laag bleven. 12 Juni 1933 vindt de opening plaats van ons filiaal Verl. Heereweg 101, waarvan de bediende H. Prins chef werd. Na de fusie met de Coöperatie „De Centrale" werd het filiaal Coehoornsingei, in September 1933, verplaatst naar het pand Oude Kijk-in-'t Jatstraat 69. Chef van het Centrale Magazijn werd Kromhout van der Meer, voorheen chef bij ,,De Centrale". De bezuiniging, die noodzakelijk werd, deed het bestuur in Februari 1935 besluiten, om te trachten het pand aan de Nieuwe Ebbingestraat te verkopen en de winkel aldaar op te heffen. Dit was mogelijk geworden, doordat het debiet van deze winkel nu over de verschillende omringende filialen kon worden verdeeld. De verkoop vond eerst plaats in December 1936. De winkel werd op 3 I December van dat jaar gesloten. De daling van de omzetten, in het begin van 1934 reeds ingezet, begon langzamerhand bedenkelijke vormen aan te nemen. In 1935 accepteerde het bediendenpersoneel een loonsverlaging, terwijl tevens, na overleg met de vakorganisaties, werd besloten enkele oudere bedienden te ontslaan en te vervangen door jongere, goedkopere krachten. 22 Maart 1935 werd ons jongste filiaal geopend in het pand Nachtegaalstraat 2, eigendom van de Woningbouwveren:ging ,.Groningen". Het beheer van deze winkel werd aan den bediende K. Fröling toevertrouwd. In 1936 werden er weer onderhandelingen gevoerd over loonsverlaging, die ten slotte hiermee eindigden, dat de vakbonden een verlaging van 5 % accepteerden. Aan het eind van 1936 en in de aanvang van 1937 werd aan een 12-tal oudere bedienden en bezorgers ontslag aangezegd, om een verlaging van de loonpost te verkrijgen. Dit waren ook voor het bestuur zeer harde maatregelen, die het, hoewel met d:ep leedwezen, onder de druk der omstandigheden moest nemen. Er we'd ook getracht bezuinigingen op de onkosten te verkrijgen. De winkelchefs kregen opdracht, door besparing op licht en andere kosten, minstens een vermindering van 10% te bewerkstelligen. Het gebruik van koffie en thee werd aan grenzen gebonden; op de kosten voor het schoonhouden werd eveneens bezuinigd. Huurverlagingen werden gevraagd. In Januari 1937 werd Mej. Been van haar taak als chef van het filiaal Meeuwerderweg ontheven en als le be- diende geplaatst in het filiaal Oude Kijk-in-'t Jatstraat. Leutholff, die door opheffing van het filiaal in de Nieuwe Ebbingestraat vrij was gekomen, kreeg nu het beheer over de winkel aan de Meeuwerderweg. Op de winkelvoorraden en het dagelijks beheer in de winkels werd een strengere controle ingevoerd. In April 1937 werd de aangrenzende winkel bij het filiaal Heymanslaan getrokken, waardoor deze winkel aanmerkelijk meer ruimte kreeg. De winkel aan de Kerklaan werd wat gemoderniseerd. Door de verbouwing van het pand Oude Kijk-in-'t Jat- straat, waar ook een manufacturenwinkel en een zaak in huishoudelijke artikelen werden gevestigd, werd de kruidenierswinkel in het achterste deel van het pand ondergebracht. Het is nu een mooie, ruime en modern ingerichte winkel geworden, die op 3 Augustus 1937 werd betrokken. De omzetten van ons kruideniersbedrijf, die tot October 1937 regelmatig omlaag gingen, bewegen zich sedert dien gelukkig weer in stijgende lijn. Op de grafische voorstelling, voorkomende op bladz. 150, komt dit tot uitdrukking, in het afvlakken van de dalende curve. Wij zijn thans weer in het offensief. Wij hopen, dat de leden in 't bijzonder, maar ook de verbruikers in 't algemeen zullen gaan beseffen, welk een grote betekenis de coöperatieve beweging heeft voor de strijd tegen trusts en kartels en tegen het streven van de middenstand om het bedrijf te sluiten, teneinde daardoor de macht over de prijszetting in handen te krijgen. Kortom, dat zij zich zullen realiseren, dat er maar één distributie- en productie-orgaan is, dat volkomen onbaatzuchtig, haar dienende functie verricht ter verdediging van hun aller belangen, n.l. de coöperatie. Als dit zo is, dan zal binnenkort een nieuwe, grote opbloei van onze bedrijven niet kunnen uitblijven. OVERZICHT VAN DE VERKOOPPRIJZEN VAN ENIGE ARTIKELEN Voorjaar I Namen der Artikelen Eenheid t j — i —j — Opmer- 1910 1914 1918 1928 1938 hingen Gort, le kwaliteit Kg. ƒ 0.20 ƒ 0.20 ƒ 0.26 R ƒ 0.30 ƒ 0.28 Boekweitengort ..... „ - 0.24 - 0.20 - 0.34 - 0.24 Boekweitenmeel ..... „ - 0.22 - 0.20 ! - 0.74 - 0.28 - 0.24 Havermout (los) le kwaliteit „ - 0.24 - 0.20 - 0.32 R - 0.26 - 0.24 Tarwebloem, le kwaliteit . . „ - 0.22 - 0.18 -0.36R -0.26 -0.22 Vermicelli ........ „ -0.40 -0.40 -0.50 -0.40 Boterolie fles - 0.50 - 0.50 - 1.85 - 0.75 - 0.70 Slaolie Liter - 1.— - 1.— - 1.90 -1.— - 0.80 Patentolie „ - 0.45 - 0.50 . Raapolie „ - 0.40 | - 0.40 - 0.60 - 0.80 Thee Kg. -1.60 I - 1.60 - 2.80 R - 3.50 - 2.70 ) gemidd. Koffie „ — 1. - 1.35 - 2.80 R - 1.80 — 1.36 ) prijzen Java-Rijst, prima ..... „ -0.20 j - 0.20 - 0.28R -0.28 -0.24 Witte suiker „ - 0.48 | - 0.46 - 0.54 R - 0.48 - 0.46 Kandij „ - 0.60 j - 0.60 - 0.90 - 0.74 - 0.80 Plantenboter „ -1.— -1.— -1.34 _ 1.20 -1.16 „Diamant” bak- en braadvet „ - 0.75 - 0.75 - 3.60 *) - 0.88 - 0 95 ») Vet uit de Margarine Melange No. I . . „ j -1.— -1.10 - 1.44 - 1.50 - 1.28 vrije handel Gouda Kaas 30+ ..... „ - - 1.— - 0.80 - 1.52 - 1.10 - 0.80 2) > Volvet Nagelkaas 20+ bel „ | - 0.40 - 0.48 - 0.80 - 0.90 - 0 60 Spiritus fles - 0.15 - 0.17 - 0.67 - 0.16 Witte bonen, le soort ... Kg. | - 0.20 - 0.31£ - 0.42 - 0 30 Bruine bonen, le soort ... „ - 0.27i - 0.28| - 0.22 R - 0.46 - 0 20 Groene erwten, le soort . . „ - 0.25 - 0.21J - 0.22 R - 0.44 - 018 Capucijners, le soort „ - 0.29i - 0.40 - 0 60 - 0 32 Zwarte peper „ -1.— -1.— - 8.— - 3!— -1.50 Kaneel (gemalen) „ - 1.— - 1. _ 7, _ 3 - l 50 Nootmuscaat (Banda) ... „ - 2.— - 2.— - 5^60 - 5 - 2 50 Appelen, stukjes „ - 0.64 - 0.60 - 2.15 -130 - 0 70 Pruimen 70/80 „ - 0.28 -0.34 - 0.40 - 0^6 Met een R gemerkte bedragen waren Regeringsartikelen met vast gestelde verkoopprijzen. HOOFDSTUK V DE VLEESWINKEL De vleeswinkel, die, zoals in het algemeen overzicht werd vermeld, in Mei 1913 werd gevestigd in het pand Coehoornsingel, nadat dit daartoe was verbouwd, is geen succesvolle onderneming geweest. Eerst verkocht mer, uitsluitend Argentijns vlees, doch de gemeentelijke keurmeesters, die het bij aankomst in het slachthuis moesten ke uren, waren ten opzichte van dit nieuwe product erg voorzichtig, zodat er nog al eens stagnatie was. Ook de aanvoer was zeer ongeregeld. In Augustus 1913 besloot het bestuur om varkensvlees te verkopen. De chef Stapert kon moeilijk met jong personeel omgaan en mede daardoor was de organisatie der bezorging lang niet altijd goed in orde. 't Verlies bedroeg begin Mei 1914 reeds ƒ630.. Een voorstel van de winkelcommissie om de zaak op te heffen werd verworpen; men wilde het nog eens aanzien. Het spek werd bijna niet verkocht, althans wij bleven met grote kwantums zitten, die echter in Augustus 1914 aan de fa. Noach werden verkocht ter fouragering van het gemobiliseerde leger. In die maand daalde de bruto-winst tot 5 %, wat aanleiding was om een scherper toezicht op de zaak te gaan uitoefenen. De bruto-winst liep daarna wel op tot 10 a 12 %, doch de stijgende kosten maken het behalen van een overschot onmogelijk. Bovendien liep de omzet niet onbelangrijk omlaag. De verkoop van Argentijns vlees werd 15 Augustus 1914 stopgezet en die van inlands vlees ter hand genomen. Ook dit hielp niet, de omzetten bleven dalen. Over de worst en de bediening kwamen legio klachten binnen. In arrenmoede besloot het bestuur Nanninga's voorstel tot opheffing van de vleeswinkel te aanvaarden. Op 15 Juni 1915 werd besloten de verkoop te schorsen. De opheffing geschiedde in deze vorm, met de bedoeling om later de zaak zonder nader besluit van de algemene vergadering weder te kunnen beginnen. 10 Juli 1915 was de winkel voor het laatst geopend en sedert is de vleesverkoop geschorst gebleven. HOOFDSTUK VI DE AFDELING BRANDSTOFFEN In ons algemeen overzicht hebben wij melding gemaakt van de eerste poging, die in de jaren 1913/14 werd ondernomen om een brandstoffenhandel op te richten door het afsluiten van een leveringscontract met een plaatselijke leverancier. Na veel tegenwerking van de zijde der particuliere handel gelukte het eindelijk in Juni 1914 zulk een contract af te- sluiten. De betrokken firma zorgde voor de aflevering bij onze afnemers en gaf ons een korting van 10 %. De bestelde hoeveelheden waren 8500 K.G. gascokes, 14200 K.G. anthraciet, 219 H.L. eierkolen, 260 H.L. houtskool, 9700 briketten en 32000 turven. De aflevering liep zeer slecht en ten slotte moest een advocaat in de arm worden genomen om de leverancier tot naleving van zijn contractuele verplichtingen te bewegen. Er werd toen door die firma een borgstelling van ƒ 100.— gedeponeerd voor de richtige nakoming harer verplichtingen. Toen het bestuur, daarop attent gemaakt door een zustercoöperatie, in Maart 1915 de aflevering onverwachts ging controleren, constateerde het, dat in plaats van 5 H.L. cokes H.L. was geleverd. Het verschil was 10 %, wat overeenkwam met de korting, die wij kregen en ofschoon de firma zich verontschuldigde door het verschil aan een onwillekeurige vergissing toe te schrijven, was deze kwestie voor het bestuur toch aanleiding om de relatie op 15 April d.a.v. te verbreken. In het najaar van 1915 werden 100000 baggerturven opgeslagen en 140000 stuks werden gekocht voor directe aflevering aan de afnemers. De inkoopprijs was ƒ 5.25 per 1000 stuks en de verkoopprijs ƒ5.50. In Juli 1916 kwam de verkoop van brandstoffen te Hoogkerk ter sprake, doch daar de bouwkosten van een loods te hoog waren, werd hiervan afgezien. De oprichting van onze huidige afdeling brandstoffen hebben wij ook reeds in ons algemeen overzicht beschreven. Op 19 Mei 1922 ging er een circulaire uit, waarin de leden kennis werd gegeven, dat de afdeling brandstoffen was begonnen te functionneren. Er was een tijdelijke opslagplaats gemaakt op het terrein naast ons gebouw aan het Taco Mesdagplein. Aan het einde des jaars werd het overschot van deze afdeling verdeeld onder alle afnemers, leden en niet-leden, naar verhouding van de afgenomen hoeveelheden, wat ons vele orders van niet-leden bezorgde. Onze grootste aanbeveling was echter gelegen in het feit, dat onze maten en gewichten juist waren. Dit leidde wel eens tot min of meer vermakelijke scènes, daar de klanten soms niet geloven wilden, dat b.v. 10 H.L. was bezorgd wanneer de kist of bergplaats deze niet bleek te kunnen bevatten. Bij vorige leveranciers had het er toch altijd in gekund. Dat de coöperatie hier zuiverend werkte op de bestaande, ernstige misstanden, zijn velen ook thans nog niet vergeten. Dit was echter een logisch gevolg van het feit, dat wij niet naar winst streven, doch onze taak als een het algemeen belang dienende beschouwen. De eerste loods, met een oppervlakte van 120 M2., werd in de zomer van 1925 gebouwd aan de Dr. Hofstede de Srootkade. Een tweede grote betonnen loods werd in 1927 naast de bestaande gebouwd. Beide werken werden uitgevoerd door de Groningse Coöp. Bouwonderneming. De eerste kostte ± ƒ2100.—, de tweede ƒ 12.800.—. Eind April 1927 kwam de tegenwoordige chef, W. Boersma, die voordien het bezorgen en verwerken der brandstoffen van ons aannam, in vaste dienst van onze vereniging. Met hem kwam L. Middel. Beiden hebben in de sedert dien verlopen jaren door hun goede zorgen en hun energiek werk de. afdeling helpen uitbouwen tot de omvang, die zij thans heeft. Naast de paardentractie, die van Boersma was overgenomen, werd in Mei 1927 autotractie ingevoerd. De eerste bezorgauto was een 2\ tons 6-wielige Chevrolet. In Juni 1928 gelukte het onzen directeur Sasau de alleenverkoop voor Groningen te krijgen van de bekende ,,Aberpergwm" Wales-anthraciet. Dit laatste is een groot succes gebleken. In de laatste jaren verkochten wij alleen van deze soort 2000—2500 ton, d.i. 27000— 34000 H.L. De kwantitatieve omzet steeg vrij belangrijk tot 1931, daalde daarna enigszins tot 1936 als gevolg van de zachte winters en de dalende koopkracht, om vervolgens weer te stijgen tot het peil van 1931. De geldelijke omzet verminderde door de prijsverlagingen veel sterker en ging minder omhoog, zodat wat dit betreft het peil van 1931 nog lang niet weer is bereikt. De grafiek op pag. 160 laat het verloop duidelijk zien. In 1935 werd de z.g. brandstoffensanering in werking gesteld. Deze stelt de verkoopprijzen vast en waakt voor overtredingen van de zijde van de handel. Bij gebleken afwijkingen kan de z.g. Huisbrandcommissie de betrokken kleinhandelaar van alle leveranties uitschakelen. Voor ons heeft het dit onaangenaam gevolg gehad, dat wij Omzet brandstoffenafdeling. De bovensfe lijn geeft de geldelijke-, de ondertse de kwantitatieve omzet weer. in de zomer van 1937 plotseling geen vrijheid meer kregen om ook aan niet leden korting te geven. Wij hebben de betrokkenen daarvan per circulaire kennis gegeven en hen er op gewezen, dat zij dit nadeel konden voorkomen, door lid van onze vereniging te worden. Daardoor konden zij van alle voordelen, die de Coöperatie heeft te bieden, profiteren. Velen hebben aan die wens gevolg gegeven. Vele anderen zullen bij enig nadenken zeker nog tot ons komen. Aansluiting heeft geen enkel nadeel, alleen maar voordelen, zowel van finantiële, als van morele aard. In de provinciale prijzencommissie hebben drie vertegenwoordigers van de landbouw- en verbruikscoöperaties zitting, waaronder onze directeur. Zij vormen daar echter een kleine minderheid. In het voorjaar van 1937 werd een deel van de oudste loods bij het nieuwe Centrale Magazijn der afd. kruidenierswaren getrokken. Mede hierdoor was het nodig, dat naast de bestaande een nieuwe overdekte loods werd gebouwd, terwijl tevens het daarnaast liggende open terrein door een muur van de straat werd afgescheiden. Aldus werd ook uit aesthetisch oogpunt een goed geheel gekregen. Uitvoerster van dit werk was weer de Groningse Coöp. Bouwonderneming. Het architectenbureau Kazemier & Tonckens was de ontwerper. HOOFDSTUK VII DE AFDELING MANUFACTUREN EN HUISHOUDELIJKE ARTIKELEN De voorgeschiedenis dezer afdeling vermeldden wij reeds in hef algemene overzicht. Na de dekenverkoop in Mei 1929, in de bestuurskamer aan het Taco Mesdagplein gehouden, werd in het daaropvolgende jaar het Verenigingsgebouw aan de Coehoornsingel het centrum van onze deken-verkoopactie, terwijl het leegstaande pand van de fa. Ike in de Stoeldraaierstraat, dat in eigendom toebehoorde aan de N.V. De Arbeiderspers te Amsterdam, gratis mocht worden gebruikt om er een dekenuitstalling te maken. Door de lage prijzen, die wij konden noteren omdat wij geen verkoopkosten, geen winkelhuur en andere onkosten hadden te betalen, trok deze étalage zeer de aandacht. Er werd dan ook een 'groot aantal dekens door onze leden afgenomen. Krachtens besluit van de algemene vergadering werd in Juni 1931 het café aan de Coehoornsingel ingericht als toonkamer voor manufacturen. In Juli van dat jaar begon daar de verkoop van dekens en graslinnen voor lakens. Op 4 September 1931 was reeds voor een bedrag van ƒ 7000.— aan dekens verkocht. Langzamerhand werd de collectie goederen uitgebreid, doch hoewel het begin goed was, heeft de toonkamer nooit een goede belangstelling van de zijde der leden gehad. Hiervoor waren verschillende factoren aan te wijzen. In de eerste plaats lag het pand ongunstig, de stempelbureau's van de vakorganisaties, die ook in het- 1 Ons pand O. Kijk in ’t Jatstraat 69 na de verbouwing in 1 937 zelfde gebouw waren, werkten ook al belemmerend op het bezoek en ten slotte, de bediening was niet vakkundig en de verkoopruimte niet gezellig. De geringe omzet, die ook klein bleef toen we in het najaar van I935 met huishoudelijke artikelen, als emaillewaren, zinkwerk, haarden en kachels begonnen, stelde het bestuur ten slotte voor de keuze om óf de verkoop te staken óf deze afdeling in een goed-geoutilleerde winkel, op een goed punt in de stad en met vakkundig verkooppersoneel, voort te zetten. In December I936 Een hoekje in onze Manufacturenwinkel in de Oude Kijk in 't Jatstraat besloot men tot het laatste. Na verkregen machtiging van de algemene vergadering werd het pand aan de Oude Kijk-in-’t Jatstraat verbouwd. Er werden drie winkels in gevestigd, een manufacturenzaak, een winkel in huishoudelijke artikelen en een kruidenierswinkel. De verbouwing geschiedde door de Groningse Coöp. Bouwonderneming, onder architectuur van het architectenbureau Kazemier & Tonckens. De smaakvolle, sobere inrichting werd ontworpen door den heer Terveer van de technische dienst der Handelskamer, en door de fa. Bouter te Rotterdam geleverd. Tot chef van de Manufacturenzaak werd benoemd S. Vos uit Appingedam, terwijl Mej. H. Vortman eerste verkoopster werd. Mej. R. Best werd tijdelijk en op proef als verkoopster in de afdeling Huishoudelijke Artikelen aangesteld. 16 October 1937 werden beide zaken geopend en de belangstelling was overweldigend. Ons personeel in de afd. Manufacturen bleek volkomen voor zijn taak berekend. De collectie goederen, die wij hadden en nog hebben, was goed gesorteerd, van goede kwaliteit en concurrerend in prijs. De winkel zelf is rustig en het moet er voor de huismoeders aangenaam zijn om er hun inkopen te doen. Omzet afdeling manufacturen en huishoudelijke artikelen Personeel, dat op 1 April 1938 in onze dienst was BAKKERIJ Productie. Distributie. In dienst In dienst Naam sedert Naam sedert J. BEUKEMA .... 1910 J. BLEEKER .... 1916 L. BLOEM 1920 E. BEUKEMA . . . 1928 J. DE JAGER .... 1914 J. W. KOMDEUR . . 1929 K. BONESHANSKER . 1916 A. DIJKSTRA . . . 1918 H. HEEMSTRA . . . 1916 J. MELESSEN Jr. . . 1920 H. EISEMA .... 1913 S. SANNES .... 1919 J. MEJEUR 1916 H. NIEMAN .... 1931 IJ. VAN DER KAMP . 1920 J. BAKEMA .... 1905 G. DOESBURG . . . 1919 A. VAN DIJK .... 1921 E. FROMA ....... 1920 T. WAGENAAR . . . 1911 J. MONNINGH . . . 1905 C. R. W. LAMBEEK . 1928 L. KUIPERS .... 1920 J. HAUMERSEN . . . 1932 P. EVENHUIS .... 1920 B. CORNELIS .... 1931 A. LOOPER .... 1920 G. BOONSTRA . . . 1913 H. PILON 1927 J. AALDRIKS .... 1913 J. BAKKER .... 1924 J. HARMS 1919 G. BAKKER .... 1928 J. G. VOORSMIT . . 1914 A. KOSTER .... 1928 TH. DIJK 1929 J. ELZINGA .... 1930 R. FRÖLING .... 1932 E. KUIZINGA . . . 1920 T. VAN DER HEIDE . 1918 W. DE JONG .... 1933 K. BAKEMA .... 1916 W. HAZEVELD . . . 1934 W. FELLINGA . . . 1928 H. VAN DER VELDE . 1931 H. MIDDEL . . . 1928 Z. PALS 1937 J. DRENTH .... 1923 W. A. DUITSCHER . . 1936 J. BUITER . . . 1928 B. R. DE JONGE . . 1938 P. BEUKEMA . . . 1927 C. F. BEUKEMA . . . 1921 J. HAZEVELD . . . 1923 O. VAN DER WERF . 1930 J. HOFMAN .... 1932 J. E. BAKKER . . . 1931 BANKETBAKKERIJ In dienst Naam sedert J. P. MANTJES . . . 1910 W. EVENHUIS . . . 1929 C. J. HOFMAN . . . 1935 M. TERPSTRA . . . 1935 E. A. MEIRING , . . 1934 ALGEMENE DIENST In dienst In dienst Naam sedert Naam sedert G. HOEKSEMA . . . 1920 D. STERENBERG . . 1926 S. G. KOESEN . . . 1910 J. H. BARELDS . . . 1931 C. L. HOFHUYZEN . 1917 G. GROEN 1933 L. VAN BERGEN . . 1922 J. PRIESHOF .... 1935 J. RIEZENKAMP . . 1927 H. LUIKEN 1937 H. RIJKS ... . 1928 W. POPMA .... 1937 TH. H. BOER . . . 1929 A. BEUKEMA .... 1920 A. G. FACTOOR . . . 1927 Personeel, dat op 7 April 1938 in onze dienst was AFDELING KRUIDENIERSWAREN In dienst In dienst Naam sedert Naam sedert B. G. KROMHOUT S. TOP 1938 VAN DER MEER 1933 F. SCHULZ 1936 E. BLOKZIJL .... 1910 J. PETERS 1935 H. J. LEUTHOLFF . . 1922 T. JANSSENS . . . 1929 C. VROOM 1912 T. HOFSTRA 1936 F. LIEZINGA .... 1913 G. DE RUIJTER . . 1937 J. J. PIK 1910 G. B. HUIZING . . . 1934 A. VOORSMIT ... 1913 P. VAN DER WOUDE 1934 E. WIBBENS .... 1924 H. KUIPERS .... 1935 T. TEN WOLDE . . . 1928 E. VEENEMA . . . 1937 J. SMIT 1927 A. J. HELLER .... 1933 J. W. BEIJER .... 1925 J. G. PIJKSTRA . . 1937 W. A. DE JONGE . . 1912 R. WITTENAAR . . . 1928 H. PRINS 1925 A. SCHUT 1937 E. FRÖLING .... 1927 J. VAN HELVOIRT . . 1936 H. BATS 1925 G. v. PLATERINGEN. 1935 J. SEIFFERS .... 1920 J. AMSING 1933 G. TJEMMES .... 1925 J. PLAT 1931 E. SPIER ..... 1933 H. WILTENS .... 1936 R. TJALKES .... 1925 G. KOOI 1935 J. R. BEEN 1919 G. P. RAUCAMP . . . 1937 M. LUDEMANN . . . 1934 G. J. ROODE .... 1937 A. OTTJES .... 1936 J. VOORNHOUT . . 1937 G. LAMMERTS . . . 1936 J. R. GERDING . . . 1931 G. A. THIJS .... 1932 G. THIJSSENS . . . 1935 J. VAN DER BORG . 1935 K. KLEIN . . . . . 1935 H. VAN DER NALD . 1929 H. POELMAN .... 1936 D. EMMELKAMP . . 1933 T. VAN DER WOUDE 1936 K. JELTEMA .... 1937 L. DE HAAN .... 1934 AFDELING BRANDSTOFFEN In dienst Alleen in drukke tijden Naam sedert bij ons werkzaam: W. BOERSMA .... 1927 Z. KRAK. L. MIDDEL .... 1927 J. ROZEMA. K. BIERLING . . . 1928 T. PUISTER. R. VAN DER BERG . 1927 J. G. VAN MELZEN. H. J. COMELLO . . . 1929 W. PLATJER. L. VEENSTRA .... 1937 J. VAN DER LAAN. J. PUISTER. E. MOLOG. H. MULDER. AFDELING MANUFACTUREN EN HUISHOUDELIJKE ARTIKELEN In dienst Naam sedert J. G. VOS 1937 H. VORTMAN .... 1937 D. G. BLOEM .... 1937 P. FOKKENS . . . 1937 F. BEST 1934 OVERZICHT VAN DE SAMENSTELLING VAN HET BESTUUR SEDERT 1887 T„„r vaT1 Penringm.Bibliothecaris Commissarissen irovtioT'rio- Voorzitter 2e Voorzitter Secretaris (Van 1916 af (Van 1902 af | s Alg- Best.) 2e Secretaris) 1 2 3 1887* J. Leeuwerke J. Modderman B. Olthoff G. Nanninga H. P. v. Duinen J. Nieuwenhuis G. Arkema J.J.G. t. Bokkel 1888 ) H. W. ( T MnriHprman H' P' V' Duinen B- Olthof ( J. Tammens \ ) J J G 1889 < Boutsema j Moaaerman Amerika Romein k. Freije f J' ten'Bokkel ) J. A. L. Wassing 1 j G. Vroom I J H. Hommes > G. Arkema < 1890 i Tomassinl t Dr. R de Waard f ) ! «91 | Dr' R' w „ ( E' Bljmholt J W- Wolters J. Bouland «91 de Waard R. Jansen l I 1893 II 1 I 1893 > p. Spanjer > E. Marwitz ] / . . ' . n tv, • / K- Kooistra 1894 i i / / > A' Schut L. Hofhuizen I 1895 ) ) > O. Mulder /lil 1896 i iitu. ( t J- v■ d- Berg ' » 1 1896 ! W. Wolters j I B g Boelema H. van Dijk | 1898 | J- R■ Laats B- de Ruiter | H van Dijk \ \ / 1899 I t riP wn H- SchOten ) J } H. Kwint 1900 { J. de Wit I j. Jans > 1901 i „ H. Kwint ( > G. Wiersema 1 J. G. v. Haarst 1902 I H- van D«k j f ( ] / Mej. C. P. J. 1902 , i , B. de Ruiter \ / i Koekebakker 1904 L' Greving | ) ' 1 \ |999 H. Kwint s j e. Marwitz , E Kupers I L- Warmolds J \f0l i \ M. Posthumus \ i j l j. wiersema i G' te Hennepe 1909 / i ( L. Warmolds . M. T. Boer ) \ 1909 J. Wiersema J } ! \ , TT . . 1910 M. Posthumus H. Prak \ J / , J- Huizinga / 1911 ) M. Posthumus \ H. Prak ) / N A de Vries 1912 L. Warmolds 1 j. wiersema < N' 1913 ) > H. Prak l I i ( H H l9^ | | / I > J. Bisschop f L- Hofhuizen } jansonius 1915 I | J- Wiersema j « HJansonius M. T. Boer } P- ten Wolde 1916 I \ \ [ | i ) 1917 1.1 i I \ A. Beukema 1919 ^ ^ A de Vri6S / > J. Wiersema j > J- Huizinga I ) 1920 I > J. Bisschop 1/1 / j 1922 | \ 1 I > H. Heeren J 1923 j ; j 1 1 1924 1 1/1 f 11 | J. Bisschop i W. van Hoorn / ) f R 1928 4 > „ I i \ ! A. van Geuns k r 1 t G. Nanninga I l > I 1929 I | V M. T. Boer I \ 1 1930 \ j . [ 1 J 1931 J I ! f I > J. W. Oonk ! 1932 f \ . , LI Upprpri f [ / 1933 \ A- van Geuns 1 j i ' e \ j. Bisschop k \ 1934 ( w. van Hoorn B. Dijkstra \ l H. Boerhave 1936 ) \ I J 1937 ' W. van Hoorn Ir. J. van Zijll / J ' < I ' * Voorlopig bestuur. HOOFDSTUK VIII HET FONDS VOOR ZIEKENHUISVERPLEGING Ontstaan uit het initiatief van de toenmalige ledenraad, werd het fonds krachtens besluit van de algemene vergadering van 13 April 1926 opgericht. De contributie bedroeg aanvankelijk ƒ 1.50 per verzekerde per jaar, doch het fonds werkte regelmatig met vrij belangrijke tekorten en om hier een einde aan te maken, werd aan de ledenvergadering van 18 April 1934 voorgesteld, de contributie tot ƒ 2.— per verzekerde per jaar te verhogen. Na enige discussie werd dit voorstel aangenomen. Vanaf de oprichting bestaat er een commissie voor geschillen, welker leden elk jaar in onze algemene ledenvergadering worden gekozen. Voor verzekerden, die ook bij het Algemeen Groninger Ziekenfonds verzekerd zijn, de z.g. dubbelverzekerden dus, werd met genoemd Ziekenfonds een regeling getroffen. Ongetwijfeld is dit fonds een nuttige instelling en voorziet het in een behoefte van onze leden. Feitelijk maken er veel te weinig leden gebruik van. De uitkering bedraagt 50 dagen, voor het derde klasse-tarief van het Academisch Ziekenhuis in Groningen. HOOFDSTUK IX STICHTING VACANTIE- EN RUSTOORD „DEN EN DUIN'' De algemene ledenvergadering, gehouden op 25 October 1931, nam met algemene stemmen het besluit, dat een vacantie-oord zou worden opgericht. Bij notariële acte van 12 December 1931 werd de Stichting Vacantie- en Rustoord „Den en Duin" in het leven geroepen, terwijl op 14 Januari 1932 het bestuur der Stichting door den voorzitter van de Coöperatie, wijlen den Heer A. van Geuns, werd geïnstalleerd. Ten behoeve van de Stichting werd door onze Coöperatie een prachtig bosterrein te Norg, ter grootte van pl.m. 8 H.A., aangekocht en aan de Stichting in erfpacht uitgegeven. Een renteloze geldlening werd uitgeschreven, als gevolg waarvan in 1933 met de bouw van twee dubbele landhuizen kon worden begonnen. De „Wigwam" I en II en ,,De Hoek I en II waren bij de opening op I Juli 1933 gereed. Deze opening droeg een enigszins officieel karakter. Aanwezig waren o.m. het College van Burgemeester en Wethouders en de Gemeente-Secretaris van Norg, het Coöperatiebestuur, de Heer S. Bouma, die geheel belangeloos als bouwkundig adviseur optrad, de Heer G. de Boer, directeur van de Groningse Coöperatieve Bouwonderneming en voorts de plaatselijke pers uit Groningen. Het pand de „Witte Hoek" I en II kwam gereed op 7 Juli 1934. De kosten van dit pand, de volledige inventaris inbegrepen, werden geheel uit eigen middelen (loterij, enz.) bekostigd. WIGWAM I EN II De trots van de Stichting, ,,De Vennen" I en II, werden op 19 Juni 1937 geopend, zodat op deze datum werd beschikt over 8 zomerverblijven met volledige inventaris. Onder het vele profijt, het vele nut, dat onze Coöperatie hare leden biedt, neemt het Vacantie- en Rustoord ,,Den en Duin" een eervolle plaats in. Hier worden de leden in de gelegenheid gesteld, hun vacantie in een prachtige, bosrijke omgeving door te brengen. De huisjes, waarvan ,,De Wigwam" kunstzinnig van architectuur, ,,De Vennen" van groot formaat en fraai van inrichting, de andere practisch van aard, zijn van een volledige inventaris voorzien. De huurprijzen zijn buitengewoon laag gesteld en voor een zeer smalle beurs te betalen. Voor rustbehoevenden is onze inrichting ideaal; in vooren na-seizoen zijn de tarieven uiterst laag. Het doorbrengen van een vacantieweek in „Den en Duin" is een groot genot. Zodra de natuurliefhebber zich in zijn zomerverblijf heeft geïnstalleerd en onmid- dellijk daarna zijn eerste wandeling door het bos aanvangt, komt hij onder de bekoring van het grootse natuurschoon, waarvan hier te genieten valt. Gaande langs de typische — echt Drentse — landweg, welke leidt naar de grote heide, met links een prachtig gezicht over de veenpias naar de ver verwijderde donkere pïjnbossen, voelt hij hoe een weldadige rust op hem inwerkt. Het zingen der veelsoortige vogels, het zachte ruisen van de wind door de toppen der slanke dennen wekt gevoelens op, welke de stad ons onthoudt. Men voelt zich hier, vèr van de beslommeringen der drukke, stoffige, jagende „stad", een geheel ander mens. Het geeft een heerlijk gevoel zo zorgeloos te zwerven in de grote ruimte van de vrije natuur. De meer dan 250 H.A. grote oude bossen en de uitgestrekte heidevelden bieden ongekende mogelijkheden voor den wandelaar. De uitgebreide fauna en flora geven den natuuronderzoeker gelegenheid tot aangename studie. De beoefenaars van de wielersport kunnen hun hart ophalen aan prachtige fietstochten in de omge- . ving, terwijl de zwemmers naar hartelust kunnen genieten in het prachtige — door dennebossen omgeven — ,,Natuurbad", waarvan ,,Den en Duin" aandeelhoudster is. Het „Natuurbad" is slechts enkele minuten verwijderd van de bezitting van „Den en Duin". Hoewel vele honderden leden van onze Coöperatie reeds van ons vacantie-oord hebben geprofiteerd, moesten telken jare zeer velen worden afgewezen wegens gebrek aan plaats. Het streven van het Stichtingsbestuur is er op gericht, te zorgen, dat het aantal buitenverblijven wordt uitgebreid. Het oord beantwoordt eerst volkomen aan zijn bestemming, wanneer alle gegadigden eenhuis kan worden toegewezen. TOT BESLUIT Aan het eind gekomen vön ons overzicht, menen wij een beroep te moeten doen op Uw welwillendheid bij de beoordeling van dit werk. Immers, niet alleen is de schrijver geen letter- of taalkundige, zodat de critische lezer waarschijnlijk veel aanmerkingen op stijl en taal zal kunnen maken, doch ook de keuze van onderwerpen, die uit de veelheid van materiaal moest worden gemaakt, kan aanleiding zijn tot critiek. Dit boekje heeft echter geen andere bedoeling, dan op eenvoudige wijze een beeld te geven van het werk aan de opbouw van onze Coöperatie verricht en van de geest, die de bouwers daarbij heeft bezield. Zij hadden met vele moeilijkheden te kampen, doch zij mochten ook de grote vreugde smaken het werk hunner geest tot een hechte, grote en financiëel en moreel sterke organisatie te zien uitgroeien. Ons past slechts een betuiging van eerbiedige hulde aan hen, die dit kroonjaar niet meer mochten beleven en een woord van oprechte, warme dank aan die bestuurders en oud-besfuurders, welke nog in de vreugde om dit jubileum mogen delen. Wij willen hen allen de verzekering geven, dat het werk van hun hoofden en harten door ons als een kostbaar bezit zal worden bewaakt en dat wij, naar de mate onzer krachten, dit werk zullen trachten uit te bouwen tot een monument voor economische rechtvaardigheid en broederschap tussen de mensen. Voor de steun, in het verleden bijna steeds van het personeel ondervonden, spreken wij hierbij onze hartelijke dank uit, doch wij hopen en verwachten, dat wij ook in de toekomst nooit te vergeefs een beroep op hun hartelijke medewerking zullen doen. Wij hopen ook, dat dit boekje het zijne zal mogen bijdragen tot een vergrote activiteit der leden en tot een diepere doordringing van de coöperatie gedachte in de hoofden en harten der Groningse verbruikers. Aan d en samensteller onze warme dank. HOOG DE COÖPERATIEVE GEDACHTE, HOOG „DE TOEKOMS T"! Het Bestuur.