DE MONUMENTEN VAN GESCHIEDENIS EN KUNST IN DE PROVINCIE LIMBURG GEÏLLUSTREERDE BESCHRIJVING BEWERKT EN UITGEGEVEN VAN WEGE DE RIJKSCOMMISSIE VOOR DE MONUMENTENZORG EERSTE STUK: DE MONUMENTEN IN DE GEMEENTE MAASTRICHT VIERDE AFLEVERING ’S-GRAVENHAGE - ALGEMEENE LANDSDRUKKERIJ - MDCDXXXVIII I PLAAT XVI. PLAAT XVI. O. L. Vrouwekerk. Plattegrond van de kerk met de kloostergang. PLAAT XVI. O. L. Vrouwekerk. Plattegrond van de kerk met de kloostergang. De ONZE LIEVE VROUWEKERK, de Sle-Vrouwe, Parochiekerk met den rang van basilica minor, onder den titel O. L. Vrouwe-Hemelvaart. Afb. 448. De O. L. Vrouwe- en de St. Nicolaaskerk, naar een teekening van J. de Beyer in de Albertina te Weenen. (Foto van Prof. Hamann'te Marburg.) bock & willemsen, Antiquités sacrées, 1873. — diepen, dr. h. a. Die romanische Bauplastik in Klosterrath, Würzburg 1926. — doppler, dr. p. Geschiedenis van O. L. Vrouw ... „Ster der Zee”. — flament, a. j. a. Notice sur 1’église N. D. k Maestricht, 1912. — Dezelfde, Het Huis Oud & Nieuw 1913, blz. 78; 1915, blz. 88. — habets, j. Historische beschrijving der Kerk van O. L. Vrouw, in Public. XXIII (1886), met uitvoerige litteratuuropgave. — van heylerhoff, Annuaire 1827. — ligtenberg, dr. raphael, Die Romanische Steinplastik 1918. — monchamp, mgr. g. Une inscription mérovingienne inédite a Glons, in Bulletin de 1’acad. roy. de Belgique, 1901, n°. 6. — nispen tot sevenaer, jhr. dr. e. van, Maastrichtsche Grafsteenen (Public. 1937 e. v.). — paquay, j. Les origines chrétiennes dans le diocèse de Tongres, in Bulletin de la soc. scientifique et littéraire du Limbourg XXVII (1909) p. 21—166. — schaepkens, al., De 1’époque du choeur de 1’église N. D. k Maestricht in Annales de 1’acad. d’archéologie de Belgique, VII (p. 188). — sprenger w. Over de Grafzerken der O. L. Vrouw, in de Maasg. 1918. — weischer, dr. l., in Studiën zur HollandischLimburgischen Romanik (1934). — welters, a. Gids der O. L. Vrouwekerk te Maastricht.— Dezelfde, Gebedskapiteelen in de O. L. Vrouw, Het Gildeboek 1925, blz. 139. Verschillende afbeeldingen van a. rademaker, j. de beyer e. a. komen voor in de Topografische Atlas van het oudheidkundig genootschap; gravures in de 1000 Gezichten. Litho’s van A. Schaepkens. Literatuur. Afbeeldin¬ gen. II GEMEENTE MAASTRICHT. Geschie¬ denis. Het feit, dat St. Servaas (t 384) uit Tongeren de wijk nam naar Maastricht, geeft eenigen grond te vermoeden, dat zich hier in zijnen tijd eene gemeente van christenen bevond. Daar de oudste bronnen niet vermelden, dat hij er eene kerk stichtte, moet men aannemen, dat er reeds eene bestond, en is het in ieder geval onbegrijpelijk hoe Paquay met zooveel stelligheid aan St. Servaas de stichting van een aan O. L. Vrouw gewijd bedehuis kon toeschrijven*). Dit klemt te meer, omdat de woorden van Gregorius van Tours „(Servatius) vero ad Trajectensem urbem accedens modica pulsatus febre recessit a corpore” te verstaan schijnen te geven, dat Servatius reeds vóór hij aankwam te Maastricht ziek werd en stierf8). Even weinig grond als voor Paquay’s bewering zie ik dan ook voor de door het Kapittel van O. L. Vrouw steeds hardnekkig verdedigde stelling, dat Servatius den bisschopszetel van Tongeren naar hunne Kerk zou hebben overgebracht. Wel noemt Gregorius van Tours hem „Trajectensis episcopus”, maar dit is in overeenstemming met den toestand in zijnen (Gregorius’) tijd, daar Heriger verhaalt, dat Monulphus, tijdgenoot van Gregorius, den zetel overbracht naar Maastricht *). Met de vraag wat verstaan moet worden onder het overbrengen van den zetel zullen wij ons niet verder bezig houden; het vóór en tegen van verschillende opvattingen is besproken door Dr. Edm. Jaspar in de Public, van 1927. Al bestaat er geen reden aan te nemen, dat St. Servaas de O. L. Vrouwekerk heeft gesticht, er zijn toch wel aanwijzingen om deze kerk voor ouder te houden dan die van St. Servaas. Voor de Ve eeuw is de aanwezigheid van Christenen, en daarmede de waarschijnlijkheid van het bestaan eener kerk te Maastricht, bewezen door de in de St. Servaaskerk gevonden christelijke grafsteenen van Amabeles en Aluvefa, die beide van omstreeks 450 moeten dagteekenen *), en de onlangs ontdekte van Felegaridus, welke niet ouder is dan de Vle eeuw *). En dat de toen bestaande kerk te indentificeeren is met de O. L. Vrouwekerk, dat deze althans eerder gesticht is dan die van St. Servaas, mag wel worden opgemaakt uit de verschillende gegevens waaruit blijkt, dat zij zekeren voorrang boven de laatste genoot, o. a. hierin bestaande, dat de inhuldiging en de uitvaartdienst der Luiksche bisschoppen binnen hare muren moesten geschieden*) en dat ook de synodale rechtbank er zetelde7). Uit ') S. Servais réalisa le projet de construire dans le castrum de Maestricht, comme dans 1’oppidum de Tongres, sur remplacement du sacellum paien, un oratoire dédié k notre Dame. Bulletin de la Société scientifique et littéraire du Limbourg, XXVII, p. 41. En nog sterker: Les deux églises incontestablement fondées par S. Mateme et S. Servais, celles de N. D. a Tongres et de N. D. a Maestricht. Ib. p. 121. *) Reeds LEEMANS, Romeinsche Oudheden te Maastricht, blz. 29, heeft dit gevoeld, toen hij Gregorius’ woorden aldus opvatte, dat Servatius, „in de nabijheid van Maastricht gekomen, stierf”. •) M. M. G. H. S.S., VII, p. 176. ‘) Voor den steen van Amabeles, zie: J. P. WAITZING, Inscriptions latines de la Belgique romaine, in „Le Musée Beige”, 15 Janv. 1903, en voor dien van Aluvefa het opstel van FLAMENT in „Van onzen Tijd” (XVI, 1915—’ió), blz. 32 w. en overige mededeelingen in de „Kunstberichten van Oud-Holland”, 1925, blz. 13. *) Vgl. DR. W. GOOSSENS, Een grafschrift uit den merovingischen tijd in de Sint Servaaskerk te Maastricht. — Public. LXIX (1933). Voor de beschrijving der steenen zie hiervoren blz. 364 en 365. *) Zie over deze en andere voorrechten: HABETS’ Historische beschrijving der kerk van O. L. Vrouw in Publications, XXIII, p. 328 en JASPAR’S. De plaats van den Bisschopszetel te Maastricht, in Public. LXIII (1927). habets, Gesch. v. h. Bisdom Roermond, I, 423. In een charter van 1132 verklaart keizer Lotharius III: consuetudo est longo usu in habitum legis conversa ut presbiter parochie sancti Servatij et presbiter parochie sancte Marie presidente Archidiacono communiter habeant synodum in Ecclesia sancte Marie. FRANQUINET. Invent. O. L. Vrouw, blz. 2. STAD MAASTRICHT. een verklaring in 1243 door de Luiksche schepenen te Maastricht gegeven betreffende de rechten van den bisschop, blijkt voorts, dat de maten voor koren, wijn en laken en de roede, waarmede land gemeten wordt, bewaard werden in de O. L. Vrouwekerk*), waar, blijkens eene verklaring van 1313 ook de privilegiën der stad berustten*). Terwijl ook de omstandigheid, dat de St. Servaaskerk buiten en de O. L. Vrouwekerk binnen de omwalling heeft gelegen van het Romeinsche Maastricht, wel als eene aanwijzing mag worden beschouwd voor den hoogeren ouderdom van de laatste 3). Van een kerk uit den tijd van den H. Servatius zijn binnen het Romeinsche castellum weliswaar geen sporen gevonden, maar het in 1921 opgegraven gebouw, dat vermoedelijk een kerk geweest is (vgl. hiervoren Plaat II, en blz, 36 v. v.) dagteekent wellicht uit den tijd van Sigibert III (vgl. hetgeen hierna wordt medegedeeld over de kerk te Glons). G. Volledige zekerheid betreffende het bestaan eener kerk bezitten wij echter eerst voor de tweede helft der negende en voor de tiende eeuw, doordien de herinnering is bewaard gebleven aan schenkingen in dien tijd haar gedaan. De door Franquinet uitgegeven kalendaria uit het eind van de XlIIe en XlVe eeuw herdenken nl. op 8 Januari*) Franco, van 856—903, bisschop van Luik, die de kerk van Wijk aan de O. L. Vrouw schonk, op 19 Mei®) zijnen opvolger bisschop Stephanus (903—921), die de kerken van Veldwezelt en Kessel gaf, op 11 April ®) bisschop Hugo (945—947) en op 28 October7) bisschop Eraclius (956—972), die de kerk van Glons zou hebben gegeven. Deze laatste schenking biedt eenige moeilijkheid, daar de kalendaria „Everardi episcopi” in plaats van Eraclii te lezen geven. Dat de O. L. Vrouwekerk bezittingen had te Glons, blijkt nog uit charters van 1148, 1157 en 1225®). En daar een Everardus vóór de XlIIe eeuw onder de Luiksche bisschoppen niet voorkomt, is deze naam zeker eene verschrijving, terwijl de verwisseling met Eraclius niet zoo bevreemdend is, als zij op het eerste gezicht *) franquinet, I, blz. 22. De in 1589 vastgestelde standaardmaten zijn afgebeeld bij SCHAEPKENS (zie volgende noot). *) Het kapittel nam toen op verzoek van eenige Luiksche kerken en de O. L. Vr. te Tongeren een pauselijke bul in bewaring met de woorden: „onus huiusmodi litteras apostolicas custodiendi in et ad vos suscepimus ac illas in archtvis nostris ubi privilegia oppidi Traieciensis ac nostra cleynodia deponuntur reponere ac firma cum diligentia juxta nostrum posse custodire.” Er was blijkbaar een archiefvertrek, waarin tevens de schat der kerk bewaard werd. De stedelijke privileges werden, blijkens eene mededeeling van SCHAEPKENS (Annales de 1’Académie d’archéologie de Belgique, 1855) bewaard in een kist, waarin ook de bovengenoemde standaardmaten lagen. Het archiefvertrek, waarvan SCHAEPKENS een achttiende-eeuwsche plattegrond reproduceerde bevindt zich in den toren ten Zuiden van het Koor, den St. Barbaratoren. Volgens v. heylerhoff zou de deken der kerk bij een bul van Leo X, tot bewaarder der stedelijke privileges zijn aangewezen (Annuaire, 1827, blz. 117), hetgeen heel wel mogelijk is, daar bovenaangehaald stuk van 6 October 1513 dagteekent en Leo X 11 Maart van dat jaar gekozen en 19 Maart gekroond is. 8) Dit is uitvoerig besproken door dr. jaspar (Public. 1927, blz. 384 v.v.) en door dr. doppler (Public, 1892, blz, 308 v.v.), 4) FRANQUINET, Invent. II, p. 118. ‘) FRANQUINET, II, 143, vgl. I, 9 noot 2. *) Ib. p. 136. *) Ib. p. 177. *) Ib. I, p. 6, 10 en 17. GEMEENTE MAASTRICHT. lijkt, daar deze laatste naam o. a. ook als Everaclus en Everacrus geschreven werd1). Dat Eraclius’ sterfdag afwisselend als 27 en 28 October wordt aangegeven8) maakt de verbetering der schrijffout wel volkomen zeker. Door de schenking van bisschop Franco is dan het bestaan der kerk omstreeks 900 volkomen zeker, en indien een scherpzinnige gissing van Kurth en Paquay voor juist mocht worden gehouden, dan zou de gift van bisschop Eraclius ons in staat stellen de geschiedenis der O. L. Vrouwekerk zelfs tot in de zevende eeuw te achterhalen. De zaak is, dat men in de kerk van Glons eenige stukken Jurakalksteen heeft ingemetseld gevonden, fragmenten van een ouder gebouw, waarvan drie opschriften dragen en vier met omamentaal beeldhouwwerk zijn versierd 3). Twee der opschriften hebben betrekking op de stichting van een gebouw. Het eene luidt, volgens de verklaring van Mgr. Monchamp, „Crodoaldus heeft ten tijde van Koning Siegbert [dit gebouw] doen maken”, en zou, op grond van den lettervorm, op Siegbert III moeten doelen (633—656). Het andere meldt de wijding eener kerk: „op den eersten October [is] de wijding dezer kerk”, en wordt door Mgr. Monchamp in de eerste helft der VlIIe eeuw gesteld. De gebeeldhouwde stukken houdt Mgr. Monchamp voor even oud als het eerste opschrift en hij meent, dat al deze fragmenten overblijfselen zijn van een slotkapelletje, waarbij later eene kerk zou zijn aangebouwd. Kurth nu was van meening, dat vóór de Xe eeuw in het Luiksche slechts bij uitzondering en dan alleen in de steden, steenen kerken zijn gebouwd en giste daarom, dat de te Glons gevonden fragmenten herkomstig zouden zijn van een kerk uit een stad in de buurt *), Tongeren of Maastricht, en Paquay meent bepaaldelijk, dat zij tot de afbraak hebben behoord van een vroegere (O. L. Vrouwe)kerk te Maastricht6). Hij interpreteert het door Monchamp voor een + gehouden teeken, dat het wijdingsopschrift voorafgaat, als het overblijfsel van een doorstreepte p, afkorting van pridie, leest dus: „den dag vóór 1 October [is] de wijding dezer kerk” en wijst er dan op, dat volgens de kalendaria, het wijdingsfeest der O. L. Vrouw op 30 September werd gevierd. Men kan aannemen, dat ook na den bouw eener nieuwe (O. L. Vrouwe)kerk als dag voor het kerkwijdingsfeest de datum der oudere wijding is aangehouden en dan zou dus de steen te Glons juist den datum dragen van de consecratie der Maastrichtsche O. L. Vrouw. Daar deze, gelijk wij zagen, het patronaatsrecht van de kerk te Glons bezeten heeft, en als zoodanig gehouden was bij te dragen in hare bouwkosten, kan men aannemen, dat zij deze verplichting is nagekomen door bouwstoffen te leveren en daarvoor ook afbraak van haar eigen gebouw heeft gezonden. Deze onderstelling sluit in, dat de O. L. Vrouwekerk geheel of gedeeltelijk is afgebroken in het tijdvak, gedurende hetwelk zij de kerk van Glons bezat. In 1143 nu was het patronaat van deze kerk gedeeltelijk in het bezit van de St. Laurensabdij te Luik, naast welke verschillende mede-collatoren bekend zijn, waaronder de O. L. Vrouwekerk te Maastricht niet meer voorkomt, en die in 1187 de beschikking over hun recht aan den abt van St. Laurens opdroegen. Tusschen 972 — dood van Eraclius — en 1143 zou *^us eene belangijke verbouwing of geheel nieuwe bouw van de O. L. Vrouw moeten geschied *) Ib. p. 10. J) Ib. en G. KURTH, NOTGER DE LIÈGE, I, 41, noot 3. ’) Zie: G. MONCHAMP, Une inscription mérovingienne inédite k Glons, in: Bulletins de 1’Ac. roy. de Belg., 1901, n°. 6, waarin de steenen zijn afgebeeld. *) KURTH, NOTGER, I, p. 301, noot I. *) Aangehaald werk, p. 99, n. I. PLAAT XVII. *—» > X H < < Oh C* w Q p p s Q << 0 £ O fa cl (/) 5 c c

1) T3 h 'O 'O > O o c 4-* tf) H > J O PLAAT XVII. O. L. Vrouwekerk. Westbouw en koor vóór de restauratie, naar teekeningen van den Rijksarchitect AD. MULDER. STAD MAASTRICHT. zijn. Inderdaad blijkt, — voeg ik aan Paquay’s betoog nog toe — dat in 1018 iets dergelijks heeft plaats gehad. Zoo is er dan wel een aardige reeks van met elkander kloppende feiten, die deze vernuftige hypothese aannemelijk maken. Maar haar grondslag: dat voor de Xe eeuw een steenen dorpskerkje ondenkbaar zou zijn, is dunkt mij, volkomen wankel, sinds de stevigste regel nu eenmaal door uitzonderingen wordt bevestigd, en haar meest overtuigende bekrachtiging: de datum der wijding, berust op eene lezing van het opschrift, die, naar het mij voorkomt, in strijd is met wat de steen te zien geeft1). Zonder te kunnen zeggen, dat de te Glons gevonden fragmenten niet van eene Maastrichtsche (O. L. Vrouwe)kerk afkomstig zijn, moet ik daarom bekennen zulke herkomst voor niet meer dan een volkomen onbewezen mogelijkheid te houden 2). Het feit van de aangehaalde schenkingen aan de kerk van de O. L. Vrouw bewijst in ieder geval, dat Lenaerts *) dwaalde toen hij aan bisschop Notger de oprichting toeschreef van „eene parochiekerk van O. L. Vrouw te Maastricht”. Op het voetspoor van Fisen, heeft Lenaerts ook bericht, dat Notger het kapittel van Malone o verbracht naar de O. L. Vrouwekerk, en hoewel hiervoor nergens bevestiging gevonden wordt, schijnt Kurth het niet onaannemelijk te achten (I, p. 191, n. 3). Nog minder zekerheid bestaat er ten aanzien van het in de geschriften over de O. L. Vrouwekerk steeds herhaalde bericht, dat zij in het jaar 1000 door brand is geteisterd. Ik heb geen andere bron daarvoor kunnen vinden dan de kroniek van van gulpen 4) en het schijnt wel, dat deze het aan van heylerhoff ontleend heeft door een zeer vrijmoedigen uitleg van diens, overigens volkomen onbewezen, mededeeling 6), dat zich in het archief der kerk een volledige reeks rekeningen sinds het jaar 1000 bevond (!). Eenige waarschijnlijkheid bezit dit bericht intusschen, omdat kort na iooo aan de O. L. Vrouwekerk gebouwd blijkt te zijn. In het Chronicon Cameracense (III, 19, M. M. G. H., VII, p. 471) wordt nl. van den Luikschen bisschop Balderik (1008—1018) verhaald, dat hij een crypt heeft gesticht in de O. L. Vrouwekerk, waarboven reeds een altaar was opgericht en dat geheel dit werk in 1018 instortte, op den dag zelf, waarop hij, na nog in de kerk gebeden te hebben, zich inscheepte ®). Zonder uitzondering hebben de schrijvers over de O. L. Vrouwekerk dit bericht in verband gebracht met de groote crypt onder het koor der kerk7). Er is echter geen enkele reden *) Zie de afbeelding bij Monchamp, pl. III. 2) Blijkt de hypothese juist, dan zou zij een dateering geven voor de ten Noorden van de O. L. Vrouw teruggevonden muurfragmenten, wanneer deze inderdaad tot een kerk hebben behoord: zij zouden dus stammen uit de VHe of VUIe eeuw (vgl. de met G. onderteekende alinea op blz. 469). *) Opkomst en voortgang der stad Maastricht, Publ. II, p. 4. 4) De Maasgouw, 1886, blz. 12. ‘) Annuaire, 1827, p. 97. •) „Baldricus enim episcopus in vico Treiectense in monasterio sanctae Mariae condidit criptam, desuper jam altari erecto. Unde cum ipso die post orationem egresus, cum in navim intrare deberet etiam cum ipso exercitu profecturus, mirabile dictu fuso altari totum illud opus diruitur.” Het leger, waarmede Balderik vertrok, was dat, hetwelk Keizer Hendrik II afzond tegen Dirk III van Holland. Zie Blok, Gesch. v. h. Ned. Volk, ie dr., 1, blz. 128. ^ Schaepkens, in zijn opstel „De 1’époque du choeur de 1’église Notre Dame k Maestricht (in: Annales de 1’académie d’archéologie de Belgique, VIII, p. 189SS), haalt hierbij Mantelius aan, die, den tekst van het Chronicon Camaracense in eigen woorden weergevend, het woord „cripta” van het oorspronkelijk door „sacrarium” vervangt en daardoor te eer aan het priesterkoor doet denken. Schaepkens meende, dat Mantelius een andere lezing van de Kroniek gekend heeft, doch dit blijkt volstrekt niet. GEMEENTE MAASTRICHT. waarom niet de westelijke crypt bedoeld zou kunnen zijn. Dat ook boven deze crypt een altaar stond, blijkt uit het uit 1380 dagteekenende cijnsboek der altaren, dat een „altare sancti Nycolai sub campanis” vermeldt x), hetwelk wij ongetwijfeld boven de westelijke crypt hebben te zoeken, daar deze in 1501 genoemd wordt „parva crypta sub campanis” *), terwijl het in deze crypt staande altaar aan den H. Joannes Ev.’ gewijd was 3). Het spreekt trouwens vanzelf, dat zich in het westkoor boven de crypt een altaar bevond. En het wil mij voorkomen, dat eer de westelijke dan de oostelijke crypt bedoeld is, omdat, indien Balderik de oostelijke crypt gesticht had, dit blijkbaar het begin zou zijn geweest van den bouw eener nieuwe kerk, welke belangrijke onderneming zeker niet zou zijn aangeduid met de woorden: „hij stichtte een crypt in het munster van O. L. Vrouw”, dus in een bestaand gebouw. Gold zijn werk echter alleen den bouw van een westkoor bij een reeds aanwezige kerk, dan is deze uitdrukking, zooal niet overduidelijk, toch niet bevreemdend. Wat, tenslotte, m. i. het wel zoo goed als zeker maakt, dat Balderik het westkoor stichtte, dat is het volgende. Sinds de oprichting van het Kapittel omstreeks 990 moest het oostkoor natuurlijk voor de collegiale diensten worden bestemd. Voor de parochiale officies ontstond dus de behoefte aan een andere ruimte. De zorg voor de parochie werd in 1273, toen zij, „meer dan tweeduizend zielen” betrof, van den proost overgedragen op Deken en Kapittel, die zich verbonden den priester, aan wien zij de zielzorg wilden zien toevertrouwd (den plebaan) aan den proost voor te dragen *). Maar het samengaan van tweeërlei diensten in hetzelfde gebouw gaf toch, vooral bij huwelijken en uitvaarten, aanleiding tot moeilijkheden en twist, en daarom kwamen Deken en Kapittel in 1342 met den plebaan overeen de parochie over te brengen naar een nieuwe, vlak bij de O. L. Vrouwe te bouwen kerk *) en deze, in 1343 reeds gewijd, blijkt dan onder het patronaat van de heiligen Lambertus en Nicolaas te zijn gesteld, •) en wordt voortaan bepaaldelijk naar den laatste genoemd. Wij zagen reeds, dat het altaar in het westkoor aan den H. Nicolaas gewijd was — voeg ik hier nu nog bij, dat het in een stuk van 1326 „het parochiaal altaar van St. Nicolaas in O. L. Vrouwekerk” genoemd wordt,7) dan is het niet gewaagd hieruit te besluiten, dat het westkoor ten behoeve der parochiale diensten gesticht is, nadat het oostkoor — vermoedelijk juist onder Balderik’s onmiddellijken voorganger Notger — ingeruimd was moeten worden aan het Kapittel. Wij zien dan in de O. L. Vrouwekerk gebeuren wat in tal van Duitsche kerken geschied is: onder de redenen, waarom daar westkoren werden gebouwd noemt Otte 8) het ontstaan van nieuwe stichtingen bij oude kerken en vervolgt dan: „So erklart sich auch, dass in vielen Fallen der Ostchor dem Stifte, der Westchor der Pfarrgemeinde überwiesen wurde, das Gebaude also zwei Kirchen in sich vereinigte”. Ik vermoed, dat de westbouw ook nog voor een andere bestemming is gesticht. Hij heeft nl. op de tweede verdieping een, langs breede trappen in de beide traptorens toegankelijke, ') franquinet, Invent. II, p. 35. Het altaar komt in 1375 voor als gelegen „sub campanile”, Ib. I, 145; in 1493 als gelegen „op dat clockhuys” en in 1611 is er sprake van het St. Nicolaesaltaar onder het „Klokhuis" (doppler, Schepenbrieven van O. L. Vrouw, nrs. 538 en 683). *) De Maasgouw, 1891, blz. 192. *) FRANQUINET, Invent. II, p. 25. *) FRANQUINET, Invent. I, blz. 33 v. *) Zie de overeenkomst bij franquinet, I, blz. 107 v.v. *) Zie de bekrachtiging der overeenkomst door den bisschop van Luik bij franquinet, I, blz. 114 w. ’) FRANQUINET, I, blz. IOO. s) Handbuch der Kirchl. Kunstarchaologie des deutschen Mittelalters, I, S. 57. STAD MAASTRICHT. ruime zaal, die blijkens de structuur van haren oostwand, nimmer met de kerk in verbinding heeft gestaan en dus niet als tribune bedoeld was. (Vgl. afb. 458.) Nu weten wij, uit het reeds vroeger aangehaalde charter van 1132, dat, volgens een „door lang gebruik tot wet geworden gewoonte”, het zendgericht voor de parochies van O. L. Vrouw en St. Servaas, onder voorzitterschap van den aartsdiaken, in de O. L. Vrouwekerk zetelde. In 1297 hield de synode, „als van ouds” zitting in de Kapittelzaal,1) in 1456 in het schoollokaal der kerk, dat dan tevens voor kapittel blijkt te dienen. *) De nog bestaande kapittelzaal (thans sacristie) hoort tot de laat-romaansche deelen van het gebouw. Dat een westbouw voor de synodale rechtspraak diende, weten wij o. a. uit het voorbeeld der kerk te Werden, waar in het inwijdingsbericht van den westbouw, uit 943, is aangegeven: „quicquid ad synodalia pertinet, in ea exigatur” *). Ik geloof daarom, dat de westbouw van de O. L. Vrouwekerk mede gesticht is om een zaal te verkrijgen voor de zittingen van het kapittel en de synode, en dat hij deze bestemming behouden heeft tot de nieuwe, gelijkvloers en dus gemakkelijker gelegen, kapittel- en schoolzaal voor dit doel in gebruik kon worden genomen. De ruimte boven deze zaal diende en dient thans nog tot klokkenzolder, waardoor de aanwijzing der ligging van westcrypt en St. Nicolaasaltaar als „sub campanis” verklaard wordt. In de tegenwoordige gedaante is het bovendeel van den westbouw, blijkens de vormen uit den z.g. overgangsstijl, jonger dan het overige. Het heeft daarom misschien wel eenig belang hier alvast aan te teekenen, dat de O. L. Vrouwekerk in 1189 klokken bezat, blijkens de in dat jaar door Paus Urbanus III gegeven bul, waarbij den kanunniken werd toegestaan: „cum . .. generale interdictum terre fuerit .. . clausis ianuis, exclusis excommunicatis et interdictis, non pulsatis campanis, suppressa voce divina, officia celebrare”.4) Behalve een reeks van giften, is ons uit de geschiedenis der kerk vóór de vijftiende eeuw slechts weinig bekend. De overlevering wil, dat de H. Bernardus er den tweeden kruistocht heeft gepredikt; uit het verhaal van een zijner reisgenooten blijkt echter alleen, dat hij er in 1147 heeft overnacht van 15 op 16 Januari en er de Mis opgedragen.6) In ieder geval was er dus in 1018 eene kerk in aan bouw. Geschreven berichten over de bouwgeschiedenis ontbreken verder geheel en al, zoodat wij alleen door de studie van het monument zelf meer daarvan kunnen achterhalen. K. ’) „In capitulo beate marie traiectensis ubi congregati eramus sicut moris est pro nostro capitulo tenendo”, heet het in een synodaal vonnis van dat jaar (franquinet, I, blz. 78). J) „Coram nobis im Scholis Ecclesie Collegiate beate marie Oppidi Traiectensis loco quidem consueto celebrationi Conciliorum et Capitulorum nostrorum” (FRANQUINET, I, blz. 228). 3) Zie: w. effmann, Die Karolingisch-Ottonischen Bauten zu Werden, I, blz. 176. *) Zie den tekst bij franquinet, Invent. I, blz. 12, noot 3. Ik merk op, dat de tekst niet geheel beslissend het bestaan van klokken in de O. L. Vrouwekerk bewijst, daar hij blijkbaar een algemeene formule behelst. ‘) „Trajectum vocatur locus, ubi quondam sedes Leodiensis erat .... Illic feria quarta (Henschel leest: quinta) pemoctavimus in ecclesia beatae Mariae. Mane vero feria quinta (Henschel: sexta) post Missae celebrationem, in eminentem locum Patrem deduximus ut sine oppressione sanaret infïrmos.” AA. SS., Aug. IV, p. 341 (20 of 21 Augustus 1147). 3EMEENTE MAASTRICHT. XII B Die studie leert dan ook, dat er in XII B belangrijke vernieuwingen hebben plaats gehad, XIII dat in de XHIe eeuw een portaal aan de noordzijde van den westbouw aan de kerk is XV c toegevoegd en dat XVc een kapel — de kapel van de Merode — in het verlengde van dit 1325 portaal is opgetrokken. In 1325 schonk Paus Johannes XXII een aflaat aan al de geloovigen, die door geldelijke bijdragen de kerk van O. L. Vrouw, welke reparatie noodig had, ondersteunden (Habets, blz. 334). midden-XVI In het midden-XVI richtte men ten Noorden van de kerk een nieuwe kruisgang op. 1579 Typeerend is de vermelding in den Inventaris der Arch. van O. L. Vrouw (Depot R. A., Maastricht) van het versmelten van het zilveren voetstuk van het hoofd van St. Lambertus en de aanteekening, die Renerus van Meer maakte, toen hij den 2en October 1579, dus drie maanden na de inneming der stad, door het kapittel tot rector van het altaar der H.H. Michaël en Thomas werd benoemd; hij getuigt: ,.nulla mihi tradita sunt altaris ornamenta sed in oppidi dilapidatione oblata sunt omnia” (Franquinet, Invent. II, blz. 13, noot 2). 1797 Bij de wet van 25 November 1797 werd het kapittel van O. L. Vrouw opgeheven en de kerk gesloten. Alle eigendommen en meubels werden verkocht en het kerkgebouw kreeg de bestemming van loods, werkplaats, tenslotte van gamizoenssmederij. Een poging van het kerkbestuur der parochie van St. Nicolaas om de O. L. Vrouw terug te krijgen, mislukte 1837 in 1828, maar werd met succes bekroond in 1837, toen bij K. B. van den i8en April de kerk werd afgestaan onder voorwaarde, dat vóór 15 Mei een bedrag van 15000 gldn aan het Departement van Oorlog zou vergoed worden. In September leverde de bouwmeester Janimé eene „opgave der noodige uitgaven en nog te doene kosten ter instandbrenging” der kerk ten bedrage van 8689 gldn; — den roen October werd de kerk opnieuw ingezegend (L. A.J. Keullerin de „Limburger Koerier” van 9-1-1915 en J. Sprenger, Maasg. 1938, blz. 53 e.v.). Restauratie. De voorloopige restauratie werd door een grondige (van 1887—1917) gevolgd door architect Sprenger onder leiding van Dr. Cuypers. Na de opheffing van het kapittel is een gedeelte der meubelen overgebracht naar de naburige St. Nicolaaskerk; een betimmering (XVIII) werd uit de kerk verwijderd, evenals eenige schilderijen; een gedeelte ervan kwam terecht in de kerk van Meerssen, een ander in het huis „de Torentjes” te St. Pieter. 1933 Met Paschen 1933 werd de parochiekerk verheven tot den rang van Basilica minor. Beschrij- De met 70 zuidelijke afwijking georiënteerde KERK ligt ten deele boven de grond- ving. slagen van het Castellum (vgl. hiervoren, afb. 11) en met haar westgevels aan Ligging en het O. L. Vrouweplein, met haar zuidgevels aan de O. L. Vrouwestraat, met haar oriëntatie. hoogkoor aan het zuidelijk einde der Groote Stokstraat. Aan haar noordzijde strekt zich de pandhof uit, op nagenoeg rechthoekig grondplan. Aan zijn oostelijke gang is o. a. de vroegere kapittelzaal — thans sacristie — met de oostwaarts hieraan grenzende St. Annakapel — thans doopkapel — gelegen, terwijl de noordelijke arm begrensd wordt door de huizenrij aan de zuidzijde der Plankstraat — o. a. door de pastorie en het overblijfsel van het koor*) der voormalige St. Nicolaaskerk in het Hotel Derlon —; de westelijke arm ligt achter de huizenrij aan het O. L. Vrouweplein. Tusschen deze huizenrij en den noordkant van den westbouw ligt het westelijk zijportaal der kerk, haar hoofdingang, die naar het *) Het uitbouwtje in den noord-westhoek der kloostergang is een tot bergplaats ingerichte „verloren hoek” tusschen den schuinen wand van het koor en den noordwand van de kloostergang. STAD MAASTRICHT. Zuiden toegang geeft tot de kerk, en naar den westelijken arm der kruisgang door een doorgang in haar oostwand; oostwaarts van deze kruisgangtravee is in de as van het portaal uitgebouwd een kapel, — de kapel van de Mér ode, — vroeger als doopkapel in gebruik en thans bekend als de kapel der „Sterre der Zee”; zij is rechthoekig en telt twee gewelfde traveeën. Bij gelegenheid der restauratie is het plein, dat in verband met zijn bestemming als kerkhof, was opgehoogd, afgegraven. Tegen een hoogen, door ronde traptorens geflankeerden, rechthoekigen, westbouw met krypt onder het koor, sluit het door pijlers in drie beuken verdeelde, (thans) geheel overwelfde, basilicale schip aan. Dit bestaat uit een, over de volle breedte doorloopende, bijna zelfstandige voorhal met galerij, waarop naar het Oosten drie, nagenoeg vierkante, middenbeuk-traveeên volgen. Hiervan heeft de eerste en de derde te weerszijde twee lage zijbeuktraveeën, de tweede echter slechts een hoogere en transeptachtige zijbeuktravee. Een volgende, vierde, middenbeuktravee vormt de kruising, waaruit zich naar het Noorden en naar het Zuiden, een dwarsbeukarm van drie traveeën tot voorbij de zijbeuken uitstrekt. Een smalle vóórtravee verbindt de zuilenrij van het halfronde priesterkoor met kooromgang met de iets wijdere kruising. De kooromgang wordt geflankeerd aan elke zijde door een toren met portaal, dat toegang geeft tot den dwarsbeuk; hiernaast een vierkant zijkoortje met halfronde absis. Onder kruising, priesterkoor en kooromgang strekt zich een krypt uit, in verband waarmee de vloer van deze deelen hooger ligt dan die in het schip. Te weerszijden naast de krocht bevindt zich onder de meest westelijke travee der kooromgang de benedenbouw van een ouderen koortoren. De kerk heeft binnenwerks een totale diepte van 66.67 M., waarvan 7.52 M. voor den westbouw, 35.15 M. voor schip met voorhal en 24 M. voor viering en koor. Hare breedte bedraagt binnenwerks, gemeten over de drie beuken 22.85 in het dwarspand 41.45 M. en in het koor met de omgang 17.10 M. De middenschipstraveeën zijn tusschen de muren 10.60 M. breed en tusschen de gordelbogen gemiddeld 9.50 M. diep. De nok van het dak ligt op een hoogte van 24.35 M. boven den kerkvloer ’), de onderkant der sluitsteenen van de gewelven in den voorhal 18.20 M. en in het schip 19.17 M. De onderkant van de gewelven der lage zijbeuk-traveeën ligt, waar deze aansluiten tegen de scheibogen, 11.45 M. boven den kerkvloer; in de hooge zijbeuktraveeën ligt het tongewelf tegen den buitenmuur 13.90 M. en tegen den scheiboog 15 M. boven den vloer. De sluitsteenen van de t r a n s ep t-gewelven liggen 13.70 M. boven den vloer. De onderkant van het gewelf der concha ligt op zijn hoogste punt 17.30 M. boven den koorvloer, die 1.94M. hooger ligt dan de vloer der kerk. In de kooromgang ligt het onderste gewelf 7.20 M. en de vloer der galerij 7.75 M. boven den koor vloer; het bovenste gewelf 5 M. boven den vloer der galerij. De vloer der oostelijke crypt ligt 3.85 M., die der westelijke crypt 2.14 M. onder den kerkvloer. Afgraving. Plattegrond. Plaat XVI. Voornaamste afmetingen. *) Bij gelegenheid der restauraties is de vloer ± 0.60 M. verlaagd. GEMEENTE MAASTRICHT, Afb. 449. O. L. Vr. Kerk. De westbouw uit het Züid-Westen. STAD MAASTRICHT. De kruisgang omsluit een hof van gemiddeld 19.55 M. bij 25.30 M. Zij is tusschen de muren in den oostelijken gemiddeld, in den westelijken arm 4.25 M., in den noordelijken arm 4.80 M. breed. De sluitsteenen van hare gewelven liggen 6.60 M. boven den vloer. Voor het muurwerk en de gewelven is gebruik gemaakt van kolenzandsteen, gewone en harde mergel, Naamsche steen (calcaire) en baksteen ; voor eenige zuiltjes van kolenzandsteen; voor de kapiteelen van zachte en harde mergel. Het muurwerk bestaat in hoofdzaak uit wanden van breuksteen of van mergel met een vulling van steenbrokken of van grint. Er komen zeer dunne voegen voor in de oostelijke krocht, in den ouden absiswand (onder den modernen mantel) en in de wanden der koortorentjes. Bij de restauratie is bovendien gebruik gemaakt van grèz, petit granit en Maassteen. Behalve het reeds genoemde portaal, dat ten Noorden naast den westbouw aan het O. L. Vrouweplein gelegen is, heeft de kerk nog een toegang zuidelijk van den westbouw in den westwand van de voorhal. Voorts staat de kerk rechtstreeks in verbinding met den oostelijken arm der kruisgang door een portaal in haar noorderzijbeuk, terwijl de voormalige kapittelzaal vroeger rechtstreeks uit de kruisgang toegankelijk was en het thans nog is uit het noordelijk dwarspand; deze zaal is tevens verbonden met de voormalige St. Annakapel, die op haar beurt door een, niet oorspronkelijke, deur in verbinding staat met het noordelijk, op het transept geopend, zijkoortje. De portalen in de torentjes aan den oostwand van het transept zijn reeds vermeld. De westbouw bestaat uit een rechthoekig middendeel, geflankeerd door ronde traptorens. Het muurwerk van den westbouw is tot op ongeveer zeven achtste zijner hoogte (aan de torens iets hooger) opgetrokken van ruwe blokken kolenzandsteen in ongelijke lagen, daarboven van regelmatiger werk in mergel; bij de torens is dit regelmatig werk van mergel eveneens hooger aangebracht. Het rechthoekig middendeel van den westbouw, oprijzend zonder plint, heeft op ongeveer 14 M. boven den grond een versnijding en op 25.50 M. een geprofileerde waterlijst, waarboven het mergelwerk begint. Dit vormt een verdieping, waarvan de voor- en achtergevel afgesloten zijn met een geprofileerde kroonlijst als voet van het tusschen de traptorens ingesloten zadeldak. Bij de herstellingen in de jaren 1915—1916 is dit dak tot zijn oorspronkelijke helling onder een hoek van 300 teruggebracht, welke helling door moeten op de wanden der torens was aangegeven, terwijl het vóórdien een helling had van 520. De nok van het met leien bedekte dak, thans 29.15 M. boven den grond, lag vóór de restauratie op 33.20 M. In den westwand bevinden zich geheel onderaan drie rondboogvenstertjes ter verlichting van de krypt, hooger, ten behoeve van de koorruimte, twee grootere rondboogvensters, waartusschen een klein (heropend) rond venster; weer hooger Materiaal. Toegangen. Uitwendig. Plaat XVII. GEMEENTE MAASTRICHT. twee ronde vensters, boven de versnijding drie lichtspleten en, halverwege tusschen de versnijding en de waterlijst, een klein rechthoekig venster. Deze vensters zijn bij de restauratie heropend, zooals ook die van de krocht, welke in verband met de (sedert weer afgegraven) ophooging van het terrein waren dichtgemetseld, doch in 1901 zijn heropend; een plint van Naamsche steen werd toen tevens verwijderd. Het bovengedeelte in mergel is verlevendigd door drie groote, en twee kleinere spaarvelden er tusschen in; de halfcirkelvormige bogen, die deze spaarvelden dekken, rusten op gekoppelde zuiltjes van Naamsche steen (calcaire), met basementen van harde mergel, voorzien van hoekblaadjes en met kapiteeltjes van hetzelfde materiaal in de vormen van Afb. 450. O. L. Vr. Kerk. Zuid-toren van den westbouw. den overgangsstijl. Daar de groote spaarvelden elk door twee bogen op één tusschenzuiltje zijn onderverdeeld, zouden er in het geheel acht velden worden gevormd, maar het middelste, breede, spaarveld is met een boog gesloten en met een wijzerbord bekleed. De andere, door bogen overspannen vlakken zijn doorbroken door een rondbogig galmgat. Boven de spaarvelden is een rijk geprofileerde kroonlijstaangebracht. Alle vensters zijn van schuine dagkanten voorzien. De ronde torens, die het middendeel flankeeren, hebben een plint en op 9 M. boven den grond een versnijding, waarboven zij recht omhoog gaan (beide uit het lood hellend) tot ruim 28 M., waar zij op een eenvoudige waterlijst de latere verhooging in mergel dragen1). Dit gedeelte in mergel is *) Bij den noordelijken toren is dit gedeelte van 1863 tot 1866 geheel vernieuwd. HH >—< > X H < < P* N 00 oo c e 2 u H CC V) s C bo .s *s o ^4 > a> bJD rs ‘3 N O h4 PLAAT XVIII. O. L. Vrouwekerk. Zuidgevel naar een teekening van den Rijksarchitect AD. MULDER. (Opgenieten in 1882.) > STAD MAASTRICHT. door waterlijsten in vier kleine, steeds iets versneden, geledingen verdeeld. De torens dragen een achtzijdige, houten, pyramide-spits, belegd met strooken lood, gedreven om kepersgewijs geplaatste roeflatten tusschen de ribben. De torens hebben in het gedeelte van kolenzandsteen smalle, rechthoekige lichtspleten en rondboogvensters met rechte dagkanten; in het gedeelte van mergel, onder de eerste lijst, een rondboogvenster met rechte dagkanten. De twee bovenste geledingen zijn versierd met, door zuiltjes gedragen bogen; in de onderste zijn zij ten getale van acht en onder iederen boog bevindt zich een rondvenster, terwijl er in de bovenste twaalf zijn met evenveel, smalle, rondboogvensters. De zuiltjes staan op, meerendeels van hoekblaadjes voorziene, basementen en hebben kapiteelen met ornament in den overgangsstijl. (Afb. 450.) Boven het dak der kerk zijn in den oostwand van het middendeel zichtbaar drie dichtgemetselde, breede, door dubbele rondbogen ontlaste, openingen, waarschijnlijk de oorspronkelijke galmgaten, waarvan thans de middelste geheel en de twee zijwaartsche grootendeels aan het oog zijn onttrokken door de kap van het middenschip, zoodat zij wijzen op het vroeger bestaan van eene andere bedaking. Daarboven, in de latere verhooging een rij van zeven smalle galmgaten, waarvan dat bij den noordelijken hoek, breeder dan de andere, is dichtgemetseld. Ten Noorden van den westbouw staat het hoofdportaal der kerk, een recht- Hoofd hoek met gevels aan den oost- en den westkant; deze zijn verbonden door een portaal, met leien gedekt zadeldak. De westgevel bestaat uit een sober Romaansch onderstuk, van harde mergel, op een 0.70 M. hoogen voet van Naamsche steen, en een bovenhelft, van mergel, met kapiteelen en beelden van Fransche kalksteen in rijke XHIe eeuwsche vormen. Het onderstuk, waarin een breede poort, welker halfronde ontlastingsboog op een eenvoudigen impost rust, wordt bekroond door een rijk geprofileerde lijst, besloten tusschen, met mansfiguurtjes versierde, driehoekige draagsteentjes; deze dragen driekante, met pinakels bekroonde, contreforten. De gevel daartusschen is door een waterlijst in tweeën gedeeld, versierd door spaarvelden met traceerwerk, en afgedekt door een ezelsrug met hogels en kruisbloem. In den top een blind spitsboogvenstertje met geprofileerde kanten. De oostelijke gevel, beneden door een breede, rondbogige, opening verbonden aan de aangebouwde kapel van de Merode, heeft op de verdieping een vierdeelig spitsboogvenster met XlIIe eeuwsche traceeringen en is door een geprofileerde lijst afgedekt. Het niet-Romaansche deel der beide gevels is bij de restauratie in 1887 en 1888 geheel vernieuwd. Alleen de twee draagsteenen zijn oud. Het te weerszijden van den westbouw zichtbaar muurwerk der hal bestaat uit Voorhal en ongelijke lagen van harde mergel; de noordelijke arm heeft een vierkant venster- schip, gat en is nagenoeg geheel ingebouwd. De rondbogige, oorspronkelijke en in 1903 heropende, ingang aan den zuidarm wordt bereikt door middel van een modern, trapje met afdak. GEMEENTE MAASTRICHT. Zuidgevel. Van het schip sluit het met leien gedekte zadeldak, dat over de heele lengte Plaat XVIII. van middenbeuk en kruising is gelegd, tegen den hoogen westbouw aan. De van harde mergel opgetrokken middenschipsmuur vertoont over zijn geheele lengte, van den westbouw tot het transept, een verhooging van zachte mergel, waarin een aantal ronde vensters met schuine kanten, vrij regelmatig verdeeld, zijn aangebracht en licht geven aan de ruimte boven de gewelven. Hieronder sluit de bedaking van den zijbeuk als volgt aan: zadeldaken over de voorhal, en over de tweede travee — het pseudo-transept —; lagere lessenaarsdaken tegenover de eerste en derde middenbeuktravee, in verband waarmee de middenschipsmuur alleen hier vensters heeft: telkens twee kleine rondboogvensters. Deze vensters zijn tijdens de restauratie opnieuw aangebracht volgens teruggevonden overblijfsels en ter vervanging van grootere vensters, welke blijkbaar in de XVIIIe eeuw waren aangebracht. Te weerszijden van deze vensterparen heeft de middenschipmuur overblijfselen van lisenen, welke overgaan in, en in hetzelfde vlak liggen als het muurwerk erboven, de latere verhooging inbegrepen. De zijbeukwand is begrepen tusschen het hooger opgaand muurwerk van de voorhal en dat van het transept; hij wordt onderbroken door den gevel van het pseudo-transept. De voorhal-gevel, van harde mergel op een 1 M. hoogen plint van kolenzandsteen, heeft, boven een rondbogig spaarveld met vierpasvormig venster erin, een rondboogvenster in een rechthoekig veld en eindigt in een top van kolenzandsteen met breed rondboogvenster. De romaansche lijst met schaakbord-motief, welke thans om den top heen loopt, dagteekent van de restauratie. Vroeger had de top eene omlijsting, waarvan het profiel, in denzelfden geest als dat van de kanten van het venster, het karakter droeg van de XlIIe eeuwsche gothiek. De gevel van het pseudo-transept (tegenover de tweede travee van den middenbeuk), opgetrokken in harde mergel, en op een plint van kolenzandsteen, vertoont, in front, twee rondbogige spaarvelden, elk met een rondboogvenster; daarboven is hij door lisenen in drie rechthoekige spaarvelden verdeeld, waarvan het middelste tweemaal zoo breed is als de andere en door een vierpasvenster doorbroken is. De top dagteekent uit den tijd der restauratie. Deze topgevel is op dezelfde wijze behandeld als die van den voorhal-gevel en voorzien van een klein rondboogvenster. Vóór de restauratie ontbrak de top en was de gevel door een lessenaarsdak aan den middenschipmuur verbonden, terwijl een groot spitsboogvenster de plaats innam der oorspronkelijke lichtopeningen. Tegenover de eerste en derde travee van het middenschip is de zijbeukwand van harde mergel en door lisenen telkens in twee vakken verdeeld; de lisenen zijn STAD MAASTRICHT. Afb. 451. O. L. Vr. Kerk. Zuidgevel van het pseudo-transept tot het transept. GEMEENTE MAASTRICHT. Zuider- dwarspand. verbonden door friezen van drie ongelijke boogjes van mergel, onder het middelste waarvan telkens een rondboogvenster is geplaatst. Terwijl bij de eerste travee de boogjes on middellijk uit de lisenen ontstaan, rusten zij bij de oostelijke travee op imposten, thans grootendeels verdwenen, maar toch nog duidelijk herkenbaar. Het verdient de aandacht, dat in de oostelijke helft van laatstgenoemde travee kolenzandsteen is gebruikt, terwijl van den boog in de westelijke helft alleen de eerste paar blokken (aan de liseen in het midden) van dit materiaal zijn. (Afb. 451.) Vóór de restauratie bevond zich in den wand der eerste travee een XVIIIe eeuwsche ingang met stoep er voor en stond tegen den wand der derde travee de omstreeks 1680 gestichte en in baksteen opgetrokken kapel van de H. Barbara (later aan St. Hubertus gewijd). De op, ten deele vernieuwde, kraagsteenen rustende lijst der lessenaarsdaken dagteekent van de restauratie; zij vertoont nu een schaakpatroon, terwijl de oude effen was. Het deel van den middenbeukmuur, waartegen de dwarsbeuk aansluit, heeft reeds in de romaansche periode zijn tegenwoordige hoogte verkregen; men ziet immers boven het dak van het zuiderdwarspand door een boogfries verbonden lisenen en twee ronde vensters, welke inwendig uitmonden in een nis. De zuider-dwarsbeukarm strekt zich tot voorbij den zijbeuk uit. Het muurwerk in dit gedeelte en zijn voorgevel zijn bij de restauratie geheel vernieuwd; deze is in den trant van den voorhal-gevel en dien van het pseudo-transept herbouwd. Onmiddellijk boven de plint is een segmentboog zichtbaar, welke getrouw gecopieëerd is bij de restauratie. Zoowel de gevel als de westelijke wand, voor zoover hij buiten den zijbeuk steekt, zijn bij de restauratie geheel afgebroken en door dieper gefundeerde, nieuwe, muren vervangen. De oorspronkelijke zuidgevel was, omdat hij verzakte, op zijn westelijken hoek met twee contreforten versterkt — vermoedelijk in den tijd der gothiek — en van een zware hardsteenen plint voorzien. Daarboven was de boog van een vroegeren toegang zichtbaar. Bij de afbraak van den muur is gebleken, dat de rechtstand van dezen toegang doorging tot 0.65 M. beneden den toenmaligen kerkvloer. Daar deze toegang zich niet in het midden van den gevel bevond, een onderdorpel niet is terug gevonden, doch in het muurwerk, waarmede de toegang gedicht was, wel een gat is aangetroffen, waarin waarschijnlijk de post van een houten deurkozijn heeft gezeten, is deze toegang vermoedelijk een tijdelijk werkgat geweest. Zooals gezegd, is deze boog in den herstelden gevel nagebootst. De oude gevel had een groot spitsboogvenster; van de oorspronkelijke vensters waren geen sporen meer overl). Hij werd bekroond door een romaansche lijst met schaakbordmotief, waarboven een van baksteen gemetselde driehoekige top, aan den middenschipmuur verbonden door een zadeldak, welks nok zóó hoog lag, dat het dak een gedeelte van de boogfries langs dien muur bedekte. (Plaat XVIII.) [n de zuidelijke helft van den oostwand van dezen arm bevindt zich een dichtgemetseld rondboogvenster. ') Een boogsegment, westelijk van den grooten vensterboog, in het muurwerk zichtbaar, is met :e grooten straal getrokken om van een vensterboog te kunnen zijn. STAD MAASTRICHT. Ten Oosten van het transept staat een rechthoekige kapel met halfcirkelvormige concha: met een lessenaarsdak sluit de kapel tegen den zuidelijken koortoren aan (zie verder blz. 498). Aan weerszijden van de halfcirkelvormige absis van het koor staat een toren. Aan de absis zelf is bij de restauratie een mantel aangebracht van kolenzandsteen en in de vormen van den ouden wand; deze mantel is in de as van het koor het zwaarst. De gevel vertoont een drieledige hoogteverdeeling, waarbij de deklijst van den hoogen, effen, sokkel strookt met de hoogte van den koorvloer; hierboven geven twee, boven elkaar geplaatste rijen van vlakke boognissen o. s. den koor- omgang en zijn bovengalerij aan; de waterlijst tusschen beide in, bevindt zich ter hoogte van den vloer dier galerij. Een kroonlijst (vroeger effen, thans met kraagsteenen en een goot) vormt de afsluiting van het muurwerk en den voet van het half kegel vormig leien dak; dit is als zadeldak over de vóórtravee van het koor voortgezet en sluit met een zelfde nokhoogte, maar onder een iets steilere helling dan bij het schipdak, tegen den effen topgevel aan, welke op den triomfboog van het koor rust. Afb. 452. O. L. Vr. Kerk. Koorzijde uit het Zuid-Oosten. Priesterkoor, oostgevel. Plaat XVII. Ter voorziening in het verzakken der absis, welke op onvoldoende diepte was gefundeerd, heeft men in het midden en aan den noordkant tegen de dammen, tusschen de vensters, contreforten gebouwd. Die aan den noordkant bleven laag, die aan weerszijden van het middelste venster werden tot de volle hoogte van den absiswand opgetrokken en door twee luchtbogen verbonden aan twee zware pijlers op ongeveer 6 M. afstand. Door tusschen deze pijlers en de contreforten muurtjes optetrekken en een lessenaarsdak daarop te leggen, verkreeg men een ruimte, welke overwelfd en als sacristie gebruikt werd. De vensters daarvan IEMEENTE MAASTRICHT. ladden een XVIIIe eeuwsch karakter, maar daar de „sarcristia chori” (ook aangeduid als „parva” :n „superior”) reeds in 1646 voorkomt, is zij blijkbaar lang vóór de XVIIIe eeuw gebouwd1). Jij de restauratie zijn de luchtbogen, de contreforten en de sacristie afgebroken. De hooge sokkel bevat den toegang tot de put (blz. 486, S®3)> zes, regelmatig 5ver den wand verdeelde, rondboogvensters der krocht welker zijwangen aan de /oorzijde een sprong hebben. De absis heeft, ter hoogte van de onderste reeks boognissen, in de as van het koor een rechthoekig spaarveld, dat oploopt tot de waterlijst, die er omheen is gevoerd; te weerszijden van dit spaarveld bevinden zich vijf vlakke nissen, welke \fb. 453. Kapiteel a. d. concha van Afb. 454. Kapiteel links van het spaarveld, het noordelijkkoor. gevormd worden door drieledige kolonnetbundels met basementen zonder hoekblad ;n met gebeeldhouwde kapiteelen, dragers der bogen en der rondstaven, welke ie velden omlijnen. De kapiteelen — evenals die aan de absiden der zijkoortjes irertoonen het karakter van het laat-romaansch. l) Tegenover de vermelding eener sacristie ter plaatse in 1646 staat de volgende mededeeling uit een cijnsboek van slechts twee jaren vroeger: „Achter onse L. Vrouwen choer onder die twe boegen wordt dat recht van den Lijnderhoff (vgl. hiervoren, blz. 70 en franquinet, Invent. I, blz. 11, noot 2) geadministreert FRANQUINET, Invent. II, blz. 62; en even verder, op blz. 158, geeft dezelfde schrijver den tekst weer van een cijnsboek van rond het jaar 1300; aan den voet der bladzijde vermeldt hij als aanvulling, wat een latere hand — doch nog vóór 1355 — omtrent een in dat cijnsboek genoemd huis aan de Graanmarkt aanteekende; „domus Gotfridi de Hulslo in foro bladi contra cancellam chori ecclesie nostri”. Men mag hier dus wel denken aan een tribune, waar recht werd gesproken. Het dichtgemetseld poortje in het midden van de absis gaf er toegang toe van den kooromgang uit; en hier was het, dat het relief, een beleening voorstellend (afb. 473blz. C07) zich vóór de overbrenging naar zijn tegenwoordige plaats in het portaal, bevond. PLAAT XIX. >< X H < < Oh PLAAT XIX. O. L. Vrouwekerk. Noordgevel vóór de restauratie, reconstructieteekening van G. DE HOOG HZN, naar een schets van JOSEPH CUYPERS en naar foto’s. STAD MAASTRICHT. De kapiteelen der absis dagteekenen alle van de restauratie, behalve die rechts en links van het spaarveld, blijkbaar beschermd door vroeger aldaar aanwezige contreforten (vgl. de kleine letter hiervoren), voorts twee basementen en een stuk kolonet. (Afb. 454.) De hoogvelden zijn om het ander met een rondboogvenster doorbroken. Ook in het rechthoekig spaarveld bevindt zich een dergelijk, maar breeder en hooger geplaatst venster, waaronder een, thans dichtgemetselde, rondbogige doorgang, ^ 0.80 M. breed, welke blijkbaar toegang gaf tot een vroeger hier aanwezig platform (de, op blz. 484 noot 1 genoemd „cancella chori”). Van dit platform zijn in den ouden wand overblijfsels aangetroffen en in den nieuwen mantel zorgvuldig nagebootst: met den absismuur in verband gemetselde blokken der zijmuurtjes, langs welker binnenkant de geprofileerde deklijst der plint zich voortzet. De, bij de afbraak der sacristie gevonden, vijfvoudige, basementen en kapiteelen (thans in het Oudheidkundig Museum, waarover later) zijn wellicht van bundelzuiltjes van dit platform afkomstig. De bovenste reeks nissen telt dertien hoogvelden, die om het andere met een rondboogvenster zijn doorbroken. De kolonnetbundels staan hier op basementen, welke van hoekblaadjes zijn voorzien en dragen kapiteelen, waaronder er verschillende zijn van een jonger type, met meer naar de natuur gevolgd plantaardig ornament, dan die van de benedenste bogen. Deze kapiteelen zijn alle nieuw, doch voor zooveel mogelijk gevolgd naar de thans in het Provinciaal Oudheidkundig Museum bewaarde voorbeelden. Van de torens, die de absis flankeeren, zijn bij de restauratie de noordelijke geheel afgebroken, de zuidelijke tot op een lijn, welke boven het gekoppeld venster schuin oploopt tegen de absis. Omdat de noordelijke toren sterk naar het Zuiden helde is hij in 1775 op den onderbouw na, afgebroken (Maasg. 1889, blz. 171; Annuaire 1827, blz. 118). De zuidelijke toren had in plaats van zijn oorspronkelijke spits een hoogeren bovenbouw gekregen, welke XVIIIc is afgebroken („démolie il y a environs 60 ans”, schreef van Heylerhoff in het Annuaire van 1827). Vóór de restauratie vertoonde deze toren dan ook een afgeknotte spits1). De zuidelijke toren was in kolenzandsteen opgetrokken tot i 2 M. boven de waterlijst der absis, verder van mergel. Thans zijn de torens geheel in kolenzandsteen herbouwd, behalve de spitsen, welke van mergel zijn. ') Hiervoren op afb. 71 en 448 is het torentje met den overhoeks gestelden bovenbouw weergegeven. Een XVe eeuwsche voorstelling ervan meen ik te zien in Jan van Eyck’s schilderij „de Madonna Rolin”; vgl. mijn artikel over de relaties van dien schilder met Maastricht, in het Jaarboek van den Nederlandschen Oudheidkundigen Bond. September 1932 en de bijgevoegde afbeeldingen. v. N. 3EMEENTE MAASTRICHT. De beide torens bevatten in het gelijkvloers een, met een tongewelf overdekt, portaal, toegankelijk door een open poort met ijzeren hek en in verbinding met [iet transept der kerk door een kleineren, rondbogigen doorgang met geprofileerde dagkanten in den overgangsstijl. Elk der zijden, waarvan de behandeling voldoende uit afbeelding 452 is te zien, draagt een driehoekig geveltje, waarop de in mergel gemetselde spits, in den vorm van een ruitendak, rust. Ten Noorden van den zuidelijken toren bevindt zich een kleine, van de krypt afgenomen, ruimte, waarin een put; hieruit kon vroeger, door middel van een deksteen in den vloer, water in het koor worden gebracht. Van de eenvoudige, vierkante, zij koortjes naast de torens, zijn de herbouwde absidiolen boven haar eenvoudige plint verlevendigd door spaarvelden, afwisselend blind en gevensterd en welker ontlastingsbogen rusten op pilasters met laatromaansche kapiteelen. Aan de concha van het zuidkoor zijn alle kapiteeltjes oud, aan die aan de noordzijde slechts een en zijn de andere in den zelfden geest bijgemaakt. (Afb. 453-) Afb. 455. O. L. Vr. Kerk. De pandhof, naar het Zuid-Oosten gezien. In 1649 besloot het Kapittel, ten aanzien der noordelijke absidiole, wegens de daarin heerschende duisternis, een lantaarn met drie vensters erop te plaatsen en daartoe het gewelf en de muren af te breken. De opmeting van vóór de restauratie doet zien, dat met het zuidelijke koortje hetzelfde is geschied en dat van beide koortjes alleen een deel van STAD MAASTRICHT. len in kolenzandsteen opgetrokken benedenbouw gespaard bleef; hierop zijn dan de nieuwe muren van mergel opgetrokken. Bij de restauratie heeft men de zuidelijke concha nagenoeg, en de noordelijke met de bijbehoorende kapel geheel afgebroken en beide daarna herbouwd; van de noordelijke is slechts een stuk van de oude plint bewaard gebleven. Plaat XVII. Atb. 450. O. L. Vr. Kerk. De pandhof, naar het Zuid-Westen gezien. legen den noordwand van het noordelijk bijkoortje staat de St. Annakapel, welke verbonden is met de er achter gelegen voormalige Kapittelzaal; beide GEMEENTE MAASTRICHT. Het noordelijk dwarspand. Plaat XIX. Schip; noordzijde. gebouwen zijn herbouwd in mergel, het eerste gedekt door een wolfdak en voorzien van een gothisch venster in zijn oost- en noordwand, het laatste door een zadeldak. De St. Annakapel, die bij de restauratie dreigde in te storten, is toen geheel afgebroken en herbouwd; van de Kapittelzaal bleef alleen het onderste, uit kolenzandsteen bestaande, deel der muren behouden. De bovenbouw werd geheel in mergel vernieuwd. In den nieuwen noordmuur der Kapittelzaal, die vroeger alleen licht ontving uit de St. Annakapel — dit wijst erop, dat zij een latere aanbouw is — zijn toen vensters gemaakt en waar deze muur aansluit bij den oostwand der kruisgang is toen een portaal met traptoren bijgebouwd. De noordelijke arm van den dwarsbeuk heeft in zijn oostwand een dichtgemetseld rondboogvenster, en in zijn westwand — aan het oog onttrokken door het lessenaarsdak van de kruisgang — een dichtgemetseld rond venster van ± 2.20 M. middellijn. De noord-gevel, van onderen onzichtbaar wegens de er tegen gebouwde Kapittelzaal, heeft op zijn beide hoeken lisenen en tegen de oostelijke ervan een lateren beer. De tegenwoordige top van kolenzandsteen, verlevendigd door een klaverblad-boog, die de oude lisenen verbindt, dagteekent van de restauratie. De, met een schaakbordmotief versierde kroonlijst der zijwanden is onder en om dezen geveltop heengevoerd. Onder deze lijst heeft de gevel een zesdeelig spitsboogvenster met traceering in de vormen der laat-gothiek. De oude traceering was bij de restauratie verdwenen, de zesdeelige indeeling aangegeven door de, inwendig onder het venster aanwezige, blinde voortzetting ervan. Vóór de restauratie had de, in kolenzandsteen opgetrokken, transeptgevel een driehoekigen top in mergel. De noordwand van het schip is op nagenoeg dezelfde wijze behandeld als die aan den zuidkant. Vóór de restauratie hadden ook hier de eerste en derde travee van het middenschip groote XVIIIe eeuwsche vensters en sloot de noordwand van het „pseudo-transept” met een lessenaarsdak aan tegen den middenschipmuur. Bij de restauratie zijn de groote vensters ieder door twee kleinere vervangen, en is het pseudo-transept van een topgevel voorzien. Een, vermoedelijk in 1626 (zie Maasg. 1891, blz. 200) tegen de kruisgang aangebouwde, sacristie is toen afgebroken. Beter dan aan den zuidkant zijn aan deze zijde, in de meest oostelijke zijbeuktravee de imposten der lisenen bewaard (vgl. blz. 482), beschermd als zij waren door de sacristie en de kruisgang. De gevel van de voorhal heeft twee vensters (aan de zuidzijde slechts een), vgl. afb. 449. STAD MAASTRICHT. Het grootste heeft blijkbaar langen tijd dienst gedaan als doorgang naar den zolder onder de kap van het dwarse dak, dat den gevel verbond met het zadeldak van het portaal. Dit dwarse dak is afgebroken en het zadeldak over de geheele lengte van het portaal doorgetrokken, in verband waarmee de nieuwe oostwand van het portaal een topgevel kreeg, terwijl de top van den ouden wand door een dakschild vervangen was bij den bouw van het reeds genoemde dwarsdak. (Vgl. afb. 456 en Plaat XIX.) In het verlengde van het westportaal staat tegen den westelijken arm der kruisgang en tegen den zijbeuk der kerk de kapel der „Sterre der Zee”. Vóór de plaatsing van het zoo betiteld Mariabeeld (vgl. blz. 534), was zij bekend als de kapel van de Mérode, welke aldus genoemd is naar haar stichter Arnoldus de Mérode, sinds 1452 proost van het kapittel en gestorven in 1487 (Maasg. 1891, blz. 200). De van mergel opgetrokken en met een tentdak gedekte kapel bestaat uit twee traveeën — de oostelijke minder diep dan de westelijke —, in verband waarmede de eerste een tweedeelig, de laatste een vierdeelig venster heeft. Uit deze vensters, evenals uit het grootendeels dichtgemetselde venster in den oostwand der kapel, waren de stijlen van het maaswerk weggebroken. Bij de restauratie is het oostelijke venster geheel gedicht en zijn in de twee andere vensters nieuwe harnassen gemaakt. De eerste travee is overkluisd door een stergewelf in mergel, de oostelijke travee door een kruisgewelf. De gewone toegang tot de kerk is door het westportaal, een rechthoek van 7.80 X 5.20 M., in twee vakken overwelfd met, door gordel- en muraalbogen gedragen, riblooze, kruisgewelven, die vernieuwd zijn bij de restauratie. De muraalbogen tegen de lange wanden zijn halfcirkelvormig, die tegen de dwarswanden, evenals de gordelboog, zijn uit drie punten getrokken en naderen het beloop van den korfboog. De bogen rusten op de lijst, kapiteelen van pilasters, die op attische basementen staan, weinig verschillend van die der pijlers in het middenschip. De muren, pilasters en kapiteelen zijn van kolenzandsteen, de basementen en muraalbogen van harde mergel (vgl. afb. 501 F en G). In de oostelijke travee staat het portaal door een korfbogigen doorgang met laat-gothisch geprofileerde kanten in gemeenschap met de kerk en door een hoogen rondbogigen doorgang met den westelijken vleugel van de kruisgang, wier in het verlengde van het portaal gelegen travee thans met beglaasd houten raamwerk van het overige deel der kruisgang is afgescheiden en door een met glas gedichte spitsbogige opening aan de kapel van de Mérode is verbonden. Vóór de restauratie was deze kruisgangtravee met muren van het overig deel der kruisgang en van de kapel gescheiden, doch stond over haar volle breedte met het portaal in verbinding. In deze travee bevond zich toen ook de toegang tot de kerk, een thans dichtgemaakte rondboogopening met renaissance-deur, terwijl de thans heropende toegang naar de kerk uit het portaal vroeger dicht gemetseld was. Kapel der „Sterre der Zee”. Inwendig. Plaat XX, XXI. GEMEENTE MAASTRICHT. Westkoor. De westbouw, ook inwendig in het oudste deel van kolenzandsteen en in het jongere van mergel, omvat een crypt, elf treden onder den kerkvloer, een vijf treden boven den kerkvloer gelegen koorruimte en hierboven nog vier verdiepingen. Door drie, op rechthoekige pijlers steunende rondbogen staat de westbouw in verbinding met het midden¬ deel aer voornai, van waaruit trappen naar de crypta en naar de koorruimte voeren. De crypta, 9.80 M. lang, 4.95 M. breed en 2.80 è. 3 M. hoog, is door twee halfronde gordelbogen, welke als steunsels langs de wanden zijn voortgezet, verdeeld in drie langwerpige traveeën (4.95 * 3-°5 M.); deze steunsels rusten op een plint, hoog omtrent o. 10 M., breed omtrent 0.22 M., welke slechts onderbroken wordt door de toegangen naar het schip en die naar de traptorens. De krocht is overdekt met riblooze kruisgewelven van kolenzandsteen, welker muraalbogen aan de lange zijden ongeveer half-cirkelvormig zijn en aan de korte zijden den vorm van een gedrukten korfboog hebben. De kanten dezer gewelven loopen in de hoeken teniet en rusten nog niet Afb. 457. O. L. Vr. Kerk. Plattegrond met op hoeklisenen, gelijk bij het geheeldoorsneden van den westbouw. ontwikkelde romaansche kruisgewelf. Rond- bogige doorgangen in den noord- en den zuidwand verbinden de crypta aan de trappen in de beide traptorens. Haar westwand voert licht toe door drie rondboogvensters met dubbele neggen, met lichtopeningen van 1.14 X 0.49 M. Haar oostwand heeft in de middelste travee een rechthoekige nis, waarin een altaar met een klein rondboogvenstertje erboven, dat in de voorhal uitziet, en met kleine nisjes voor altaargerei in de dagkanten. In de beide zijdelingsche vakken van den oostwand zijn rondbogige toegangen tot de trappen naar de voorhal; in het zuidelijk vak bevindt zich bovendien een recht nisje, 0.60 M. hoog, 0.62 M. breed en 0.55 M. diep. De vloer is geplaveid met plavuizen van kolenzandsteen van ongelijke grootte. Het westkoor, 1.30 M. boven den kerkvloer gelegen en binnenwerks 10.20 M. breed en 5.30 M. diep, is door gordelbogen verdeeld in drie traveeën, waarvan de middelste 3.6o M. en de beide zijdelingsche 2.70 M. breed zijn. De traveeën zijn overdekt met riblooze kruisgewelven van mergel, welker kanten in de hoeken van den noord- en van den zuidmuur neerkomen op consoles en overigens op de dekplaten der draagsteenen, waarop de gordelbogen rusten; deze zijn ongeveer STAD MAASTRICHT. half-cirkelvormig, evenals de schildbogen in den noord- en zuidmuur, terwijl die langs den west- en den oostwand spitsbogig zijn. De geheele overkluizing, die, blijkens de afzonderlijke draagpunten van de gewelfkanten, het karakter van het tot volkomen ontwikkeling gekomen romaansche kruisgewelf draagt, is niet oorspronkelijk, daar anders ongetwijfeld in de oostelijke hoeken van den noord- en den zuidmuur de impost der scheibogen over Het westkoor ontvangt licht door twee rondboog- en een rond venster in zijnen westwand, en is door rondbogige doorgangen, waarvan de zuidelijke gedicht, verbonden aan de trappen in de traptorens. De ruimte boven het koor heeft in den oostwand, die haar van de voorhal scheidt, drie rondbogen, de middelste 3.20 M. breed en 5.10 M. hoog, de zijdelingsche 2.60 X 4.65 M., die, blijkens de langs de dagkanten aanwezige imposten, vroeger geheel open waren, doch thans gedicht zijn met muurtjes van mergel, waarin onder den middelsten en den noordelijken boog rondbogige doorgangen zijn gespaard, op hunne beurt later dichtgemetseld met mergel (vgl. afb. 458). Vermoedelijk heeft deze ruimte dus dienst gedaan als tribune voor kerkgangers; nadien de voorhal een als tribune bruikbare verdieping bood, werden de bogen gedicht met behoud van twee kleine doorgangen; deze konden op hun beurt gedicht worden toen op een andere wijze in de communicatie met de galerij (zie hierna) werd voorzien. De ruimte boven het westkoor was toen geëigend voor het plaatsen van een klokkenstoel. In deze ruimte staat de klokkenstoel, die opgaat tot de vierde verdieping. Op de vierde verdieping, blijkens de reeds besproken gedichte galmgaten, vermoedelijk de oorspronkelijke klokkenkamer, hangen thans weder de klokken, terwijl zich op de derde verdieping het de hoekconsoles zou zijn doorgetrokken. | 3 10 ij Meter. | Afb. 458. O. L. Vrouwekerk. Doorsnede van den westbouw naar gegevens van jos Cüypers en 6. DE HOOG. urwerk bevindt. Verdiepin¬ gen. GEMEENTE MAASTRICHT. Traptorens. In de traptorens bevinden zich wenteltrappen van kolenzandsteen, die opgaan tot de derde verdieping boven het westkoor. Het hoogere deel der torens wordt met moderne houten trappen bereikt, vroeger waarschijnlijk met ladders. Voorhal. De, ten Oosten bij den westbouw aansluitende voorhal bestaat uit een middendeel, ter breedte van het middenschip der kerk en twee zijvleugels, even breed als de zijbeuken. Zij is in alle drie hare deelen voorzien van een verdieping, waarvan de vloer 7-55 M. boven den kerkvloer ligt. Het gelijkvloers is in de zijvleugels overkluisd met riblooze kruisgewelven, welker kanten aanvangen op de imposten van de pilasters der muraalbogen en in het middendeel — in drie vakken verdeeld door pijlers tegenover de pijlers der scheibogen van het westkoor — met drie romaansche kruisgewelven. Deze zijn nieuw geslagen bij de restauratie, daar de oorspronkelijke pijlers en gewelven reeds voordien waren weggebroken en vervangen door een tribune met orgel; de tribune werd gedragen door twee zuilen met Corinthische kapiteelen, welke marmeren zuilen nabij het Pater Vincktorentje zijn opgesteld. De noordelijke vleugel der voorhal staat in verbinding met het westportaal der kerk door middel van een ouden rondbogigen doorgang met modern tochtscherm, de zuidelijke heeft in zijnen westwand een oorspronkelijken rondbogigen ingang met bovenlicht, heropend bij de restauratie en toen eveneens van een tochtscherm voorzien, en een vierpasvenster in den zuidwand. De verdieping der voorhal wordt thans bereikt van den noordelijken traptoren uit door middel van een bij de restauratie aangebrachte verbinding. Oorspronkelijk werd zij van de verdieping boven het westkoor af bereikt en nadat deze communicatie vervallen was, door middel van een daartoe aangelegde trap, toegankelijk door den zuidmuur van het westportaal en langs den westgevel der voorhal opgaand. De verdieping dient in alle drie de deelen als tribune. Het middendeel is overdekt met een baksteenen kruisgewelf op ribben van mergel, dagteekenend uit den zelfden tijd als de gewelven in het middenschip: het begin der XVIIIe eeuw (vgl. blz. 5 2 5)Dit gedeelte is op het Oosten alleen met een borstwering afgesloten, terwijl de zijvleugels een muur hebben, waarin een rechthoekig venster, dat aan de kerkzijde door een latei, aan de binnenzijde door een segmentboog gedekt is en dat door Afb. 459. O. L. Vr. Kerk. Plattegrond van de voorhal (en westbouw) op de verdieping. STAD MAASTRICHT. zuiltjes in drieën gedeeld is; de zuiltjes zijn van gepolijste kalksteen, staan op hooge Attische basementen en dragen kapiteeltjes, versierd met bladwerk van hetzelfde karakter als aan de kolonnetten in het schip voorkomt; de kapiteeltjes en basementen zijn van mergel. Het venster geeft uitzicht in den zijbeuk. De vleugels zijn overdekt met tongewelven, dwars op de as der kerk, en hebben beide in hunnen buitenwand een groot rondboogvenster (waarvan dat van den noordelijken vleugel gedicht is wegens het aangebouwde portaal) en in hunnen oostelijken wand, vlak bij den buitenmuur, een 0.50 M. breede, ongeveer anderhalve meter hoogen, thans gedichte deuropening, 2.05 M. boven den vloer, welke opening toegang kan gegeven hebben tot de ruimte boven de gewelven van den aansluitenden zijbeuk. De noordelijke vleugel der tribune staat voorts door middel van een trapje van acht treden, dat licht ontvangt van een venstertje in den westmuur, en door een, met een latei gedekten, doorgang in den noordmuur in verbinding met de ruimte boven het westportaal. Het vertrek boven het westportaal, thans in gebruik als repetitielokaal, is gedekt met een moderne houten zoldering. Het heeft in den oostwand een groot spitsbogig venster en ten Noorden ervan een deurtje met gebeeldhouwde latei (zie hierna blz. 5IO> n°. 4). Tegen den westwand bevindt zich de gesneden, eikenhouten, geschilderde (wit en bont marmer) o m 1 ij s t i n g van het altaarstuk, dat eens het altaar in de voormalige St. Hubertus-kapel (blz. 482) sierde. Deze omlijsting bestaat uit twee zuilen, dragers van een hoofdgestel met fronton, en beneden verbonden door een gebeeldhouwde cartouche. De benedenhelft der zuilen prijkt met vlakke, gesneden, acanthusbladeren, de bovenhelft der schachten met een ornament van ranken, druiven en engelenkopjes. Van de vier Evangelisten zijn twee in kleine reliefs boven de vergulde kapiteelen voorgesteld, de andere twee op grooter reliefs tegen de basementen. Een kroonlijst op consoles en een driehoekig fronton vormen de afsluiting. Binnen het fronton is een plantenslinger aangebracht, die opgehouden wordt door een guirlande, waarbinnen het alziend oog. Onder de kroonlijst een gebeeldhouwde fries met loopend plantornament en met, in het midden, twee engelen met den Veronica doek. (XVII a.) Het middenschip maakt den indruk te bestaan uit drie, bijna kwadraatvormige traveeën en uit de, westwaarts ervan gelegen en reeds besproken, voorhal ter breedte van een halve travee. De traveeën zijn gevat tusschen rechthoekige hoofdpijlers met halve zuilen en overhoeks gestelde pilasters; de halve zuilen, op basementen met hoekblaadjes, zijn bekroond door teerlingkapiteelen met bladwerk en door een geprofileerde dekplaat; deze halve zuilen dragen de zware halfronde gordelbogen van rechthoekige doorsnede. De overhoeks gestelde pilasters zijn alleen bekroond door een impost van hetzelfde profiel als de dekplaat op de kapiteelen der halve zuilen; met deze dekplaat is de impost niet verbonden. Deze pilasters dragen de opgaande ribben van het huidig stergewelf, dat volgens VAN HEYLERHOFF (Annuaire^ 1827, p. 118) Boven het westportaal. Middenschip en beuken. GEMEENTE MAASTRICHT, Afb. 460. O. L. Vr. Kerk. Het middenschip van het koor uit naar het Westen, STAD MAASTRICHT. in het begin der XVIIIe eeuw is uitgevoerd door GILLES DO YEN x). Het is van baksteen op ribben van mergel; de ribben met een gegolfd dubbel kraalprofiel vormen in ieder travee een vierpuntige ster met een ring als centrum. Muraalbogen ontbreken. De overhoeksche pilasters zijn waarschijnlijk beraamd geweest op het dragen van de zware ribben van een romaansch gewelf (vgl. de Bouwgeschiedenis, blz. 525). Misschien waren van dat gewelf de moeten te zien in de ongeveer half-cirkelvormige bogen tegen den middenschipwand, welke bogen de overblijfsels geweest kunnen zijn van een oude overkluizing. De kapiteelen zijn van harde mergel, gelijk ook het rijk geprofileerde basement der hoofdpijlers, dat doorgaat onder de overhoeksche pilasters, terwijl de halfzuilen staan op basementen van een ander profiel. De pijlers en pilasters zijn afwisselend van harde mergel en kolenzandsteen, de lijsten van kolenzandsteen. Het westelijk pijlerpaar van de kruising is van kolenzandsteen en heeft geen overhoeks gestelde pilasters, maar slechts een later aangebrachte uitkraging om de ribben te dragen. (Vgl. afb. 462 en 502.) De middenschipwand is op de zijbeuken in de tweede travee geopend door een grooten, halfronden scheiboog, in de beide andere traveeën door telkens twee, lager aangebrachte scheibogen, welke neerkomen op een middenpijler op rechthoekig grondplan; deze middenpijlers zijn, evenals de hoofdpijlers, voorzien van pilasters, welke de gordelbogen van den zijbeuk dragen. Alleen in de derde travee zijn de middenpijlers aan de binnenzijde verzwaard met een pilaster; terwijl over het algemeen de lagen van halve zuilen en pilasters regelmatig doorloopen, kan dit niet gezegd worden van de lagen van de middenpijlers en hun pilasters in de oostelijke travee. 50 100 C.M. Afb. 461. O. L. Vr. Kerk. Noorderzijbeuk; aanzet van een kruisgewelf in de meest oostelijke travee. *) Blijkens het Borgerboeck van Luyxen Gerechte, III, fo. 261, heeft „Giel Doie van Luyck ... den 21 Juli 1696 den borgereedt gedaen” en blijkens dl. V, fo. 181, is „Giel Doyen geboortich van Luyck borger afgeroepen ... onder het metselaarsambacht ... den 21 Juli 1696”. In het Begrafenisboek van St. Nicolaas staat op 20 Juni 1736 „Egidius Doyen sepultus in templo”. Vgl. de noot op blz. 525. Zijbeuken. GEMEENTE MAASTRICHT. [n de zijbeuken treft men in verband met den tusschenpijler telkens twee traveeën tegen één in het middenschip, uitgenomen tegenover de tweede travee, in het „pseudo-transept”, waar een tongewelf haaks op den zijbeuk is geslagen. Kruisgewelven komen alleen voor in de voorhal. Dat zij vroeger elders uitgevoerd, of althans beraamd, zijn geweest, blijkt uit de overblijfselen ervan in de zijbeuktraveeën van de derde middenbeuktravee; in de meest oostelijke travee der zijbeuken en westelijk van den gordelboog, in de westwaarts hieraan grenzende zijbeuktravee, treft men de overblijfselen aan van de gewelfgraten van een ribloos kruisgewelf (vgl. afb. 461 en blz. 533). Afb. 462. O. L. Vr. Kerk. Noorderzijbeuk v. d. laatste middenschip-travee uit. Overigens treft men heden in de zijbeuken een overkluizing aan, bestaande uit een door muraal- en gordelbogen doorsneden en hierop aangepasten halven koepel, STAD MAASTRICHT. met een kleinen sprong aansluitend aan een stijgend tongewelf tegen den middenbeukmuur. Tegenover de hoofd- en de tusschenpijlers van den middenbeuk, bevinden zich tegen den buitenwand van den zijbeuk muurpijlers, welke op hun gekornisten impost den gordelboog, en zijwaarts de muraalbogen, waarmede zij onderling verbonden zijn, opnemen. De gordelbogen van het pseudo-transept hebben aan de binnenzijde een sprong. De vensters in den zijbeuk zijn niet symmetrisch geplaatst binnen de velden van den binnenwand; de verschuiving naar Oost of West heeft verband gehouden met de plaatsing der lisenen in de buitenarchitectuur. Iedere travee van den zijbeuk wordt verlicht door een rondboogvenster, behalve in den noordgevel, waar zich deuropeningen bevinden, en in den zuidgevel in de voorhal, waar men een vierpasvenster aantreft; in het pseudo-transept onderbreken twee rondboog- en een vierpasvenster erboven den gevelmuur. Langs den zuidwand ziet men eenige spaarnissen. Afb. 463. O. L. Vr. Kerk. Inwendig van het schip naar het koor gezien. In verband met de eronder gelegen krocht heeft de kruising een hooger gelegen vloer; zij is overkluisd door een stergewelf. De hooger gelegen vloer wordt van den middenbeuk uit bereikt over twee trappen, De kruising. GEMEENTE MAASTRICHT. waartusschen een altaar is geplaatst; de afsluiting bestaat uit een open steenen borstwering, welke aan noord- en zuidzijde op de lange wanden der krypt is aangebracht (vgl. afb. 468). Bij de restauratie heeft men een borstwering gemaakt van kalksteen met rechthoekige paneelen van zwart marmer; hiervoor waren aanwijzingen gevonden. Later zijn de paneelen verwijderd en de posten afgeschuind. De zijwanden der krypt hebben in eiken transeptarm drie rondboogvenstertjes en een boogfries, waarvan de consolekopjes — op één na — vernieuwd en nieuw gecomponeerd zijn. Transept. De zuidelijke transeptarm meet 9.67 M. in de breedte bij een lengte van 14.35 M- i Plaat XXI. de noordelijke arm daarentegen meet 9.52 M. X 14.40 M.; elk is gedekt door een kruisribgewelf (XVd) van drie traveeën. De zware ribben van dit gewelf komen neer Afb. 464. Kraagsteen in het dwarspand. Afb. 465. Kraagsteen in het dwarspand. op gebeeldhouwde kraagsteenen, welke o. a. in het zuiderdwarspand de symbolen der Evangelisten voorstellen, te weten den adelaar en het rund tegen den westwand, den engel en den leeuw tegen den oostwand. In het noorderdwarspand zijn het maskerons. Dat deze kraagsteenen niet dagteekenen uit den tijd, toen in den aangrenzenden zijbeuk de aanzetten voor de graten van een kruisgewelf werden aangebracht, blijkt wel hieruit, dat het bij dat gewelf behoorend profiel van den pilaster aan de zijde van den transeptmuur is afgekapt om meer plaats te maken voor den kraagsteen; bovendien is bij de restauratiewerkzaamheden gebleken, dat de zuidelijke dwarsarm vroeger op een andere manier is overkluisd geweest. In den westelijken en in den oostelijken wand van dien arm zijn immers de moeten der schildbogen te voorschijn gekomen. De oostwand van het transept wordt in iederen arm onderbroken door twee rondbogige openingen: die in den koortoren en die, waarmede het zijkoortje (vgl. blz. 483) op het transept geopend is. Deze bogen hebben een verhoogden buitenrug, wat ten gevolge der beschildering niet goed meer te zien is; de zijkoortjes STAD MAASTRICHT. wijzen met haar meer ontwikkeld overwelvingssysteem — afzonderlijke, tot op den vloer doorloopende, steunsels voor de graten — op een jongere dagteekening, of een latere wijziging. Boven den boog van de kapel bevond zich — blijkens foto’s van den zuider-transeptarm uit den tijd der restauratie — een rondboogvenster; zijn plaatsing was niet in het midden boven den boog, noch in het midden onder het huidig gewelf, maar wel nagenoeg in het midden onder de moet der oudere overwelving; het dagteekent bij gevolg uit den tijd vóór de huidige overwelving. Van het koor wordt de halfronde sluiting gevormd door een zuilenrij van zeven intercolumniën en een dh 2.40 M. breede kooromgang—met galerij erboven —; zij is door een smalle koortravee aan het oostelijk pijlerpaar der kruising verbonden; de koortravee is thans gedekt door een tongewelf1), de absis door een halven koepel. Tegenover elk intercolumnium der zuilenrij heeft de absiswand een rondboogvenster, welke indeeling ook op de galerij gevolgd is. De overkluizing van de trapeziumvormige traveeën der omgang met riblooze kruisgewelven 8), bracht in het gelijkvloers mede, dat aan de bogen der zuilenrij hoogere rechtstanden werden ge¬ geven om aan het hoogteverschil met de breedere muraalbogen van den absiswand tegemoet te komen; op de galerij zijn de bogen, in verband met de Afb, 466. O. L. Vr. Kerk. Gezicht in het koor van de galerij af. T-Iaf l ’) Vóór de restauratie was er een gewelf op ribben, zooals op de galerij in de travee, welke aan het zuiderdwarspand grenst (vgl. afb. 467); alleen waren de ribben hier breeder, dan op de galerij. *) Vóór de restauratie vormden de graten dezer kruisgewelven lijnen van dubbele kromming; de horizontale projectie dezer lijnen was s-vormig geslingerd. Tijdens de restauratie heeft men door ophakken der gewelfvelden bereikt, dat deze gewelven thans den indruk maken graten te hebben, welke vlakke, kromme lijnen vormen. GEMEENTE MAASTRICHT. smallere zuiltjes en de daarbij passende smallere kapiteelen, aan de smalle zijden der trapezia breeder dan beneden; zij zijn niet van rechtstanden voorzien, zoodat het gewelf er een binnenwaartsche neiging heeft, welke misschien bedoeld is geweest als tegendruk. Het oorspronkelijk gewelf der galerij is tijdens de restauraties door een ander vervangen, behalve in de ruimte naast de koortravee — aan de zuidzijde — waar de oorspronkelijke overwelving bewaard is gebleven: zware ribben Afb. 467. O. L. Vr. Kerk. Oorspronkelijk gewelf der galerij m het koor. met afgeschuinde kanten overspannen de ruimte en zijn tusschen de muraalbogen ingewerkt; in dezen geest is eens de overwelving der koortravee uitgevoerd (zie noot 1, blz. 499) en die van het middenschip waarschijnlijk bedoeld geweest (vgl. afb. 468). De zuilen, sedert de restauratie donker geschilderd, maar eigenlijk bestaande uit beurtelings een blok van zwarte kalksteen en een van mergel, dragen rijk gebeeldhouwde kapiteelen (zie verder, blz. 511—522)> er zÜn zes vrÜ s^aan<^e zuilen, welke in haar benedengedeelte de moet vertoonen van een of andere afsluiting1), behalve aan de oostzijde van de twee meest oostelijke zuilen. Het middelste intercolumnium, tegenover het poortje, dat toegang gaf tot de tribune, de „cancella chori” (zie blz. 484, *)) is gevat tusschen zuilbundels; deze bundels zijn van Naamsche steen en bestaan uit een boven- en een benedenhelft, elk van vier zuiltjes met kapiteel en gemeenschappelijke dekplaat; in de bovenhelft zijn de kapiteelen en bijbehoorende dekplaat lichter; op de galerij zijn terzelfder plaatse vier slanke, aangeleunde zuiltjes. De kapiteelen op de galerij vertoonen een later stijlkarakter, dan die beneden en in verband met dit kennelijk tijdsverschil zij hier vermeld, dat aan de zuidzijde twee, uit den oostwand van den kruisingspijler uitstekende, kraagsteenen op een vroegeren toestand wijzen; verder dat de smalle zijden der koortravee even terugliggen ten opzichte van de zuilenrij en bovendien onder een buitenwaartsche afwijking aansluiten bij het oostelijk pijlerpaar der kruising; dat tenslotte de westwand der galerij inzicht biedt in de dwarspanden ') Vgl. J. Sprenger, Maasgouw 1938, blz. 63. STAD MAASTRICHT. door middel van openingen, ongeveer gelijk aan het kwart van een cirkel (vgl. afb. 468). Ter verklaring diene, dat de kraagsteenen een dak gedragen zullen hebben, dat de smalle zijden der koortravee den binnenwand van een vroeger — in de krocht nog zichtbaar—koortorentje hebben vervangen, en dat de schuine richting dier smalle zijden haar oorzaak vindt in de aansluiting van het oostelijk pijlerpaar der kruising aan de binnenwaarts geplaatste zuilenrij. De kwart-cirkelvormige openingen zijn verklaarbaar ter verlichting der galerij, in een tijdperk toen deze eigenlijk geen galerij was, maar slechts een donkere ruimte onder het dak, dat o. a. op de juist genoemde kraagsteenen rustte. Bij het betreden van deze ruimte van de trap uit in de dikte van den buitenwand van het voormalig koortorentje viel hier een SDaarzaam licht van het transept uit. Het oprichten der galerij is blijkens den vorm der kapiteelen omstreeks 1200 reeds geschied; vgl. ook de Bouwgeschiedenis, blz. 524. Afb. 468. O. L. Vr. Kerk. Koor met omgang en galerij van het Zuiderdwarspand uit. Op de inmiddels hooger opgetrokken galerij bevinden zich zuiltjes, welker basementen van hoekblaadjes zijn voorzien, welker schachten een geringere middellijn hebben, dan die beneden in het koor, en welker kapiteelen reeds de Gothiek aankondigen. De basementen dier zuiltjes zijn aan de koorzijde eenigszins beschadigd; ik geloof niet, dat dit dient te worden toegeschreven aan het gebruik van oud materiaal. Over de overwelving der galerij werd hiervoren reeds gesproken (blz. 5°°)- GEMEENTE MAASTRICHT, bo a 43 m I Bi o c 0 V h 1 3 Cf o o 8 M 5 ó h O O 11 K H J2 ■ o w ^ O i=P fc w CO q\ § ft o * *T3 p ■ C ^ 9 ► 13 B 0 M a> 8 rt s 1 E O J3 p f st o E > J O On VO rf .O < 1 STAD MAASTRICHT. Deze krocht bestaat uit een westelijk gedeelte op rechthoekig grondplan — vijf De oostetraveeën lang, vier traveeën breed — en uit een oostelijk breeder gedeelte, op lijke krocht, half-cirkelvormig grondplan. In het westelijk gedeelte dragen vijftien zuiltjes, wier schachten voor ’t meerendeel van kolenzandsteen zijn, de overwelving van mergel» deze bestaat uit kruisgewelven met zwaardere gordelbogen in de twee oostelijke traveeën dan in de westelijke helft. Muraalbogen ontbreken, behalve in de vijfde travee, waar de wand der voormalige torentjes even naar binnen springt; hier toch vormt een muraalboog de voortzetting der van den grond opgaande steunsels, en het verdient vermelding, dat dergelijke steunsels van den grond af tot in het gewelf opgaan in den hoek, welken de westwand der torentjes vormt met de lange zijden der krocht. Geprofileerde consoles langs de wanden bieden een steunpunt aan de gordelbogen, welke in de binnentraveeën neerkomen op de over ’t algemeen eenvoudig geprofileerde dekplaten der kapiteelen. Deze kapiteelen hebben den teerlingvorm, en wel in verschillende varianten: er zijn er, waarvan het spherisch gedeelte vrij steil is, waardoor de opgaande beweging der zuil doorgaat tot de dekplaat — temeer, omdat een bolle lijst ter plaatse, waar de schacht in het kapiteel overgaat, ontbreekt; bij andere is het spherisch gedeelte boller, wat met de aanwezigheid eener bolle lijst de opgaande beweging intoomt. Andere variaties worden verkregen door de zijschilden een halven cirkel te laten beschrijven met de middellijn aan den onderkant der dekplaat, dan wel hiervan verwijderd. Voorts komen er inplaats van één groot, twee kleine schilden — dubbel-teerlingkapiteel — voor en deze schilden kunnen bovendien al dan niet afgeschuind zijn. De op eenvoudige, rechthoekige sokkels rustende basementen zijn eveneens verschillend, nu eens breeder, dan weer steiler, maar alle hebben zij een profiel, bestaande uit een bol, een hol en weder een bol. De oostelijke helft der krocht is, zooals gezegd, breeder en halfrond; in een halven cirkel bevinden zich pijlers, dragers der zuilen op het koor; zij vormen zeven intercolumniën. De pijlers zijn naar buiten met den absiswand verbonden door gordelbogen, welke evenals de muraalbogen, neerkomen op de vóór dien wand gestelde en tot op den vloer doorloopende steunsels. De gordelbogen verdeden den omgang in zeven traveeën op trapeziumvormig grondplan. In iedere travee bevindt zich in den absiswand een rondboogvenster, behalve in die welke aan het voormalig torentje aan de zuidzijde grenst; een binnenwaarts uitgebouwd blok metselwerk omsluit er de put, waarvan hiervoren op blz. 484 sprake was. De oostmuur der torentjes, dienend als westelijke afsluiting van den omgang, bevat een venstertje. Afb. 470. O. L. Vr. Kerk. Zuilen uit de oostcrypt. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 471. O. L. Vr. Kerk. De oostelijke krypt, naar het Noord-Oosten van zuil M (afb. 469) uit gezien. De overblijfselen der vroegere koortorentjes, toegankelijk van uit het transept, bestaan uit een ondergrondsche, door een kruisgewelf gedekte ruimte van omtrent 3 M. in het vierkant en door een venstertje in den oostwand uitziend op de krypt. De toegang bevindt zich in den westwand, terwijl de ruimte oorspronkelijk verlicht werd door een venster o. s. in den noord- en in den zuidwand. Het laatste is waarschijnlijk gewijzigd. Opmerking verdient, dat de lagen van het gewelf in het noordelijk torentje niet regelmatig zijn, terwijl in het zuidelijk het bepleisterd gewelf op twee kraagsteenen rust van een rijker profiel. In de half-cirkelvormige ruimte tusschen de pijlers en de westelijke helft der krypt, zijn twee zuilbundels opgesteld, elk van vier zuiltjes. Overeenkomstig de opstelling dier zuilen zijn de gewelfvakken ongelijk. Tusschen zuilenbundels en pijlerkring staat het oude, aan den H. Blasius toegewijde, altaar. Tegen den westwand der krocht bevindt zich de grafsteen van Elisabeth Strouven, stichteres van Calvarieberg. De steen is hoog 1.46 M. en breed 0.87 M.; hij is versierd met vijf medaillons, welke elk een opschrift dragen: het grootste, waarboven een kruis met voetstuk, is in het midden aangebracht en heeft het volgend opschrift: 5TAD MAASTRICHT. [N HOC MONTE / CHRISTO COMMORTUORUM / ET / CONVIVERE SPERANTIUM / QUIESCUNT RELIQULE / QUARUM OLIM PRjECIPUAS / ALIO TRANSFERENDAS / DE CONSENSU SUPER[ORUM / E COEMETERIO COMMUNI / LEVATAS / DEIN PER MULTOS ANNOS SEDULO / RELIGIOSA PIETATE CONSERVATAS / SUB HOC MARMORE / RECONDI CURAVIT / HENRICUS FRANCISCUS BOUNAM / DECANUS S: S: / ET MONASTERÜ HUIUS / SUPERIOR DIRECTOR / ANNO 1722 DIE 28 / MARTII. De medaillons in de vier hoeken zijn hartvormig en met de punt naar buiten; op dat in den linker bovenhoek staat: VENERABILIS MATRIS/elizabethaï STROüven/ INSTITUTI / SORORUM MONTIS / CALVARLE / FONDATRICIS / OBIIT / AN l66l. Op dat in den rechter bovenhoek is te lezen: RDI DNI MARTINI / GHILIS SACERDOTIS / JUGI docentis et/morientis christi/adoratione instituti/zelatoris/obyt/an 1633. Links beneden vermeldt het medaillon: ELlSABETHAï DRIES/PRIMtE SORORIS ET/ INSTITUTI / PRIMARLE OPIBUS / ET EXEMPLO / ADJUTRICIS / OBYT / AN 1633, en op het laatste staat: RDI PATRIS JACOBl/FARZYN MINORIT^E/INSTITUTI/ET INSTITUENTIUM / IN SPIRITU ET VERITATe / DIRECTORIS / OBYT / AN 1633. Na de opheffing van het gesticht Calvarieberg (zie hierna blz. 581) door de Franschen werden de overblijfselen der stichteres en van drie andere kloosterlingen van het koor der kapel overgebracht naar de St. Nicolaaskerk. Bij de slooping van dit gebouw in 1839 verhuisden de overblijfselen naar de krocht van O. L. Vrouwekerk, alwaar de steen tijdens de restauratie der krypt in den westwand werd geplaatst. Voordien bevond hij zich in het midden van den vloer, in de westelijke helft der krocht, waar de looden kisten, waarin Elisabeth en haar gezellen begraven lagen, zich nog bevinden. Boven den doorgang, welke van de ruimte boven de gewelven en onder het dak der kerk toegang geeft tot den westbouw, is een opschrift aangebracht; het luidt: TEMPLUM ILLUD B. MARIAE VIRG: / CONSECRATUM PRIMIS CHRISTIANORUM TEMPORIBUS CONDITUM / CUI SAECULA HOSTES BARBARI HISPANI ALIIQUE PARCF./ = RUNT IMPIETATI FURORIQUE GALLORUM / OCCUBUIT (opengelaten) A COLLUVIA ISTA PATRIA / (opengelaten) LIBERATA STRUCT / TORES MILITARES HOLLANDI / REPARARE AEDIFICIUM STATIM CURARUNT, OFFICINAM / BELLICAM DESIGNARUNT ET ETIAM HOC ANNO / MVCCCXVH. Onder dezen toegang en in den zuidwand van den middenbeuk bevinden zich op onregelmatige afstanden geprofileerde kraagsteenen, welke een dakstoel kunnen ondersteund hebben. In het in mergel verhoogd gedeelte worden vlakke rondboognissen aangetroffen met halfrond gesloten lichtopeningen, welke in den buitengevel thans geheel rond zijn. Van den westwand boven de kruising is, evenals van in dien wand aanwezige vierpasvensters, maar weinig meer over, terwijl hiervan in den oostwand meer bewaard is gebleven. Aan den zuidwand zijn, onder het dak van den zuidelijken transeptarm, eenige boogjes van een boogfries zichtbaar; de boogjes, welke buiten het dak uitsteken schijnen vernieuwd te zijn. Van een fries is in den blijkbaar vernieuwden noordwand niets overgebleven. Boven de gewelven. GEMEENTE MAASTRICHT. Beeldhouw¬ werken. Wil men uit deze gegevens een kruisingstoren reconstrueeren dan bedenke men: i°. dat deze toren niet hoog geweest kan zijn, daar de muren niet dik zijn; 20. dat de vierpasvensters slechts een 0.40 M. boven de vlakke zoldering uitsteken. In de beide dwarsarmen zijn in een boog — muraalboog — tusschen twee der huidige gewelfkappen aanwijzingen voor een vroegere overwelving te zien; twee kraagsteenen tegen den noordwand van de kruising geven een aanwijzing omtrent een vroegere bedaking. In het portaal, ten Noord-Westen der kerk, bevinden zich de volgende, van elders afkomstige, beeldhouwwerken: 1. De zegevierende Christus, de „Christus triumphans”, volgens Ligtenberg, S. 29, hoog 1.12 M., breed 0.62 M., bestaat uit harde mergel. De rechthoekige steen, welke van boven spits toeloopt, bevat binnen een vlakke lijst met opschrift een relief. Het opschrift luidt, na opheffing der afkortingen, + SUPER ASPIDEM ET BASILISCUM AMBULABIS ET CONCULABIS LEONEM ET DRACONEM. Het beschadigd relief illustreert genoemden tekst; de staande Christus, kenbaar aan een kruisnimbus, treedt met beide — waarschijnlijk bloote — voeten op twee draakachtige monsters. De (verdwenen) steel van een kruisvaantje, welke de Christus in de rechterhand hield, wordt het monster onder Christus’ rechter voet in den open muil gedreven; in de linkerhand houdt Hij een open boek, waarvan de tekst niet meer te lezen is. De Christus is gekleed in een lang onderkleed met groote concentrische plooien, dat boven den rechter voet opwaait; een wijde mouw dekt den rechter arm tot aan den elleboog en een lange mantel hangt van de schouders, daarbij de linker helft van deborsten den linker arm bedekkend. Uit Ligtenberg’s onderzoekingen is gebleken, dat de sporen eener roode beschildering niet oorspronkelijk zijn. Afb. 472. O. L. Vr. Kerk; de „Christus XIIB Afb 472 triumphans”. 2. In den noordwand bevindt zich een steen, een Eed bij Relieken voorstellend, welke steen vroeger in den absiswand prijkte, boven het poortje, dat toegang gaf tot de tribune, waarover gesproken is op blz. 485. STAD MAASTRICHT. In hoeverre de beschildering oorspronkelijk is staat niet vast, maar, daar het niet is uitgesloten, dat bij een latere beschildering de oorspronkelijke kleuren zijn aangehouden, dien ik bij de beschrijving tevens de kleuren te vermelden. De steen is van harde mergel en meet nagenoeg 0.87 X 0.87 M. (Lichtenberg, S. 88). Binnen een vlakke lijst zijn in verheven beeldhouwwerk vier personen afgebeeld: de voor¬ naamste en tevens de grootste, zit nagenoeg in het midden op een klapstoel, waarvan de pooten eindigen in klauwen en drakenkoppen. Hij is frontaal gezeten, de knieën van een en wendt het bovenlijf naar rechts. De linkerhand, boven de linkerknie, draagt een, in een lelie eindigenden skepter, terwijl de naar 1 voren gebrachte rechterschouder en de bijna gestrekte rechterarm de wending van het bovenlijf aangeven. Het gekroonde, van knevel en baard voorziene hoofd is een weinig naar voren gebogen in de richting van een ter linkerzijde van den vorst geknielden persoon; vermoedelijk wees de gestrekte wijsvinger (afgebroken) in dezelfde richting. De vorst nu is gekleed in een blauw, aansluitend gewaad, met een rooden, op den rechterschouder met een gesp samengehouden mantel. De kousen zijn blauw, en rood de rijgschoenen. Tusschen den gebarenden vorst en de geknielde figuur staat een zuiltje met gecanneleerde schacht en teerlingkapiteel; op dit kapiteel bevindt zich een doek (sluier), welke waarschijnlijk een relikwie omhult. Deze doek — de reliek — nu raakt een, op de linkerknie steunende man met de rechterhand aan. Ook hij is gekleed in een blauw kleed en rooden mantel, welke echter korter is dan die des vorsten, en op de borst wordt samengehouden; zijn schoenen zijn zwart en zijn hozen rood. De linkerhand houdt hij voor de borst. Achter dezen geknielden man staat er een, in ’t blauw met rooden mantel; hij ziet toe met open mond en met de linkerhand aan zijn bebaarde kin. GEMEENTE MAASTRICHT. Achter den vorst, aan diens rechterzijde, staat de vierde persoon; met de linkerhand steunt hij op den drakenkop van ’s vorsten stoel, terwijl hij met de rechter een zwaard omklemt, dat met het plat tegen zijn rechterschouder rust; op dat plat staat te lezen: GLADIVS. Hij draagt een rood, om het middel gesnoerd kleed, dat aan den hals is uitgesneden; zijn schoenen zijn zwart, zijn hozen rood. XIIB. Afb. 473. De verklaring van Ligtenberg, als zijnde hier weergegeven het afleggen van „den eed op de Heiligen” is zeker aanvaardbaar, want deze verklaring sluit evengoed in een eed bij een beleening als den beslissenden eed bij een rechtspraak — de staande man met open mond zou dan niet den eedhelper voorstellen, die de eedsformule uitspreekt, maar de tegenpartij, die zijn schrik te kennen geeft over de nieuwe wending in het proces, als gevolg der bij eed bekrachtigde verklaring. De door Ligtenberg gegeven identificeering der personen (S. 88—92) is niet aanvaardbaar; een andere opvatting (Dr. Goossens) is die, waarbij men in den knielenden man den bisschop van Luik kan zien. Sedert het concordaat tusschen Paus Calixtus II en Hendrik V (te Worms, 1122) werden kerkelijke hoogwaardigheidsbekleeders door den keizer met skepter (symbool van het wereldlijk gezag) beleend en eerst daarna geschiedde de kerkelijke investituur met ring en staf. Zoo zou in dit relief de beleening van, of juister nog het afleggen van den leeneed (hominium) door den bisschop als wereldlijk vorst — staf en ring zijn immers niet uitgebeeld — weergegeven kunnen zijn. Van dezen gedachtengang uitgaande moet het relief een feit weergeven van zulk een beteekenis, dat men de herinnering er aan in de O. L. Vrouwekerk wilde vastleggen. Tegenover de heftige partijschappen, welke in XIIA gepaard gingen aan het vrijkomen van den bisschopzetel van Luik, valt de eensgezindheid op, die het optreden van den nieuwen bisschop Rudolf van Zahringen (1167—1191) omgeeft. Door Philips van Heinsberg, aanhanger van den tegenpaus Pascalis III, tot bisschop gewijd, nadat hem de keizerlijke investituur verleend was door Frederik Barbarossa, is hij den keizer trouw gebleven in het schisma tot in 1179 en met hem ter Kruisvaart getrokken; op den terugweg is hij gestorven den 5-VHI-1191. Een andere investituur zou die kunnen zijn van Albert van Cuyck, die door den keizer te Worms wordt beleend, nadat deze kennis genomen heeft van de pauselijke aanbevelingsbrieven; den 6-1-1196 volgde de bisschopswijding door Adolf van Altena, aartsbisschop van Keulen (vgl. Daris, Histoire de Liège), 3. In den zuidwand is een relief ingemetseld, dat een heiligen bisschop voorstelt. De steen meet 1.77 M. bij een breedte van 0.87 M. en is van harde mergel (Ligtenberg, S. 41.). Een vlakke lijst, aan de binnenzijde geprofileerd en aan de bovenzijde het beloop van een driepas volgend, omsluit een veld, waarop een figuur, frontaal geplaatst, op een rechthoekig voetstukje staat. Deze figuur is gekleed in eene, over de schoenen plooiende, albe; hieroverheen draagt zij een, slechts weinig ingesneden, dalmatiek met versierden zoom; een in zware plooien over den linkerarm afhangend kazuifel, een pallium en een om den hals zichtbare amict voltooien de kleedij. De heiligenschijn — een naar het midden uitgeholde schijf — vult den middelsten STAD MAASTRICHT. Afb. 474. O. L. Vr. Kerk. Heilige bisschop, de zoogenaamde St. Bemardus. boog der omlijsting en vormt een rustigen achtergrond voor het eerbiedwaardig gelaat. De kale schedel wordt omgeven door een krans van haren, terwijl om mond, kin en kaak een dunne haargroei valt waar te nemen. Groote oogen, met uitgeholde pupillen, een goed gesneden neus en een energiek gesloten mond geven den kop iets persoonlijks. In de rechterhand houdt deze figuur een (vernieuwden) kromstaf, terwijl de verdwenen linkerhand een open boekhield, waarop te lezen staat: gra(tla) d(omi)ni n(ost)ri cvm omib(us) vob(is). ± 1200. (Afb. 474.) De overlevering ziet in dit beeldhouwwerk een portret van den H. Bemardus, die te Maastricht den tweeden kruistocht heeft gepredikt en toen in de O. I.. Vrouw zou hebben overnacht. Ligtenberg vermoedt, dat in dit relief zou zijn voorgesteld Albert van Leuven, bisschop van Luik, die in 1192 te Reims vermoord werd en die een broeder was van den hertog van Brabant (Romanische Steinplastik,S. 42,43). In den geest der Maastrichtsche overlevering zou men ook kunnen denken aan den pauselijken legaat, kardinaal Henricus, bisschop Kapiteelen. GEMEENTE MAASTRICHT. van Albano, die in België — en te Luik in het begin van den Vasten van 1188 — den kruistocht predikte, op den terugkeer waarvan bisschop Rudolf van Zahringen het leven liet (vgl. Daris, Histoire de Liège, en de kleine letter, hiervoren op blz. 508). In een bespreking van Ligtenberg’s werk in Het Gildeboek, 1918, wijst Dr. W. Goossens er op dat de eivormige verdieping, welke zich op de borst boven het pallium bevindt, vermoedelijk gediend heeft voor het aanbrengen van een relikwie, wat op een bijzondere vereering van den voorgestelden Heilige te Maastricht wijst. Goossens wil dan in dit relief een voorstelling zien van den H. Evergislus, aartsbisschop van Keulen, die te Tongeren werd vermoord. Deze Heilige werd in Romaanschen tijd reeds te Maastricht vereerd, een calendarium der O. L. Vrouw uit het jaar 1307 vermeldt zijn feest op 24 October als dat „Evergisli Archiepiscopi” en een hem gewijde kapel, onderhoorig aan de O. L. Vrouwekerk, werd in de XVIIe eeuw afgebroken. Al maken de kapittelbesluiten er geen melding van, aannemelijk is het, dat tegelijk met het beneficie het relief naar de O. L. Vrouw werd overgebracht. 4. Tot deze groep behoort ook de latei met engel, boven den doorgang in den oostwand van de ruimte boven het hoofdportaal. Deze latei heeft een breedte van 0.761 M., bij een grootste hoogte van 0.342 M. (afb. 475); de steen is omtrent het jaar 1917 uit een huis aan het O. L. Vrouweplein naar hier overgebracht. Een vlakke lijst, aan de binnenzijde geprofileerd gelijk bij „den Christus triumphans” (vgl. afb. 472) omgeeft een vlak veld, waaruit in verhoogd beeldhouwwerk de figuur van een engel ten halve lijve naar voren komt. De engel heeft het hoofd een weinig gebogen en zijn rechterschouder even naar voren gebracht. De, voor de borst gebogen rechterarm houdt een leliestaf in de hand, welke staf tegen den rechter schouder rust, terwijl de linkerarm naar buiten is Aid. 475. O. L. Vr. Kerk. Latei met engel. gebogen en met de naar boven gerichte vingers van de linkerhand een schijf (?), welke op de holte dier hand staat, ondersteunt. Over de schouders is een korte mantel gelegd, welke over den linkerschouder en -arm afhangt, zooals die van den Christus op den „Retabel” en dien van „de Majestas Domini" in St. Servaas (vgl. afb. 346 en 326). De uitgespreide vleugels bedekken de profileering der lijst in de benedenhoeken en langs de bovenzijde. De nimbus is in vorm en plaatsing verwant aan dien van den heiligen bisschop, hiervoren onder n°. 3 beschreven. Voor een gedeeltelijke verklaring der voorstellingen op de gebeeldhouwde kapiteelen in het koor, wordt verwezen naar de publicaties van Flament in Het Huis Oud & Nieuw, 1913, Ligtenberg, a. w., blz. 93 e. v., Kapelaan Welters in de Nedermaas V, blz. 68 e. v. STAD MAASTRICHT. Wat de beeldhouwers der kapiteelen in het koor der O. L. Vrouw en op de galerij in den westbouw van St. Servaas heeft geïnspireerd, is niet bekend; eenige voorstellingen zijn ontleend aan het Oude Testament, andere aan Deugden en Ondeugden, weer andere aan de Jaargetijden, de Bestiariën en waarschijnlijk aan toen algemeen verspreide en begrepen fabels. Bij de negen intercolumniën behooren twee ingekaste kapiteelen, zes vrijstaande, en, naast het middelste intercolumnium, twee groote kapiteelen, welke de vier zuiltjes van een zuilenbundel bekronen; deze zuilenbundel is tweeledig, zoodat het bovenste lid op zijn beurt ook weer een groot kapiteel draagt. In totaal zijn er dus in de zuilengalerij twaalf kapiteelen, terwijl de muurzuilen langs den koorwand met tien kapiteelen prijken. Het muurkapiteel aan de noordzijde is versierd met een ornament van rankenslingers en vogels; dat aan de zuidzijde vertoont in rankenslingers een naakten man, steunend op de rechter knie, het met een kalotje gedekte hoofd achteroverbuigend ; om de kin heeft hij een lang spitsbaardje (vgl. Ligtenberg, Taf. XXIII, nr. 3). Met de rechterhand omklemt hij het linkerbeen van een wegkruipende vrouw even boven den enkel, terwijl een andere naakte vrouw naar hem toegewend zit in behaaglijk niets-doen. De slingers gaan uit van twee diermaskerons op de hoeken van het kapiteel. Een bandornament siert het bovengedeelte dezer twee kapiteelen. Van de drie volgende kapiteelen langs de noordelijke helft der zuilenrij vertoont het eerste ranken, waarin, op eiken hoek van het kapiteel, een naakte vrouwenfiguur is gezeten, de borst gevend aan draakachtige vogels. (Afb. 476.) Afb. 476 en 477. O. L. Vr. Kerk. Kapiteelen van de zuilen (noordzijde) in het koor. Het middelste kapiteel vertoont wederom ranken, waarin op de hoeken een mannenfiguur zit gestrengeld. (Afb. 477.) Van het volgend kapiteel is de beteekenis der voorstellingen voldoende duidelijk; GEMEENTE MAASTRICHT. daar wij in de, naar het middelpunt van het koor gerichte, voorstelling het aanbieden van twee offers door twee mannen kunnen zien, in de voorstelling links hiervan het doodslaan van den eenen man door den anderen met een knots, en in het tafereel aan de zijde van den omgang God — kenbaar aan den kruisnimbus — afgebeeld zien tegenover een (den overlevenden) man met knots, hebben wij hier stellig te doen met scènes uit het verhaal van Kaïn en Abel. De volgorde der voorstellingen is dus van die op de rechterzijde over die aan de koorzijde en die links hiervan naar die aan den kooromgang. De eerste voorstelling, aan de rechterzijde van die met de offerande, moet dan de beide broeders, werkzaam in het veld, voorstellen, maar er zijn alleen twee, naar elkaar toegewende mannen te midden van slingers te zien; hun kleeding bedekt het lichaam alleen van het middel af tot aan de knie; zij dragen — de eene kop is beschadigd — een helmachtigen stroohoed en met de handen houden zij zich aan de slingers vast. In de voorstelling der offerande is de eene man, die een lam in beide handen omhoog houdt op zijn mantel, blootshoofds, terwijl de hand Gods, zegenend, boven het lam is afgebeeld; de andere man houdt een schoof met beide handen omhoog en heeft het hoofd met de kap van zijn mantel bedekt. (Afb. 478.) Bij den broedermoord zien wij Abel achterover vallen tusschen de ranken, terwijl Kaïn hem met beide handen den doodelijken slag met een zware knots toebrengt. Tenslotte is aan de zijde van den omgang de, aan den kruisnimbus herkenbaren, Afb. 478. O. L. Vr. Kerk. Het Kaïnkapiteel in het koor (noordzijde). Atb. 479. U. L. vr. Kers. net zeuoe kapiteel naar een afgietsel. God — in menschelijke gedaante — afgebeeld, gekleed in een onder- en bovenkleed met een om het middel samengehouden mantel; met opgeheven rechterhand staat Hij tegenover den moordenaar met knots (Afb. 479)- Dan volgt het groote kapiteel van den noordelijken zuilenbundel; aan de voorstelling STAD MAASTRICHT. ter epistelzijde: een slapende man en een engel op een ladder, waarnaast een man, worstelend met een engel, zijn aanstonds tafereelen uit het leven van Jacob te herkennen. De voorstelling aan de, naar het middelpunt van het koor gerichte zijde stelt dan ongetwijfeld de zegening voor van Jacob door Isahk: een Afb. 480. O. L. Vr. Kerk. Het Jacob-kapiteel van den zuilbundel in het koor. man, met zegenend opgeheven rechterarm, zit in een bed, terwijl een andere zich tot hem buigt, in beide handen een schotel — het op verzoek van Isa&k toebereide wild? — vasthoudend. De voorstelling ernaast is misschien die van het verkwanzelen van het eerst-geboorterecht om een bord linsenmoes: een man, met tot op de mondhoogte opgeheven rechterhand — moet dit gebaar den eetlust van den uitgehongerden jager Ezau weergeven, of misschien den door hem afgelegden eed ? — staat, in stappende houding, tegenover een andere figuur, die, met gebogen knieën, in de linkerhand een bord, op de rechter een urn (?) houdt. Misschien ook stelt dit tafereel Jacob’s moeder voor, die hem het voorstel doet zijn vader te bedriegen; vandaar zijn afwijzend gebaar. Hierboven staat het opschrift: DENTIS • HEC / Rechts hiervan volgt de voorstelling van Jacob’s droom en zijn worsteling met den engel. Jacob zit te slapen, het hoofd op een steen rustend, terwijl een engel met aureool, uitgespreide vleugels en wapperend kleed ijlings een ladder bestijgt; hij houdt zich met de handen aan de sporten vast en wendt het hoofd naar beneden, GEMEENTE MAASTRICHT. naar den slapende. Hiernaast is een engel, kenbaar aan aureool en uitgespreide vleugels, met Jacob in een worsteling omstrengeld; het opschrift hierboven luidt: SVMIT • DONA • PARENTIS • / Afb. 481. O. L. Vr. Kerk. Het Jacob-kapiteel van de andere zijde. Aan de zijde van den omgang ziet men een levendig tafereel van menschen en dieren; klein vee wordt door een paar herders gedreven; een bok maakt een sprong en wendt daarbij den kop naar een anderen, welke achter hem komt; een man, de laatste van een groep vóór dit vee, wendt zich lachend om met een handgebaar, terwijl deze groep bestaat uit voortloopende volwassenen met een kind erbij. (Afb. 481.) Misschien hebben wij in deze voorstelling te denken aan Jacob, die met vrouwen, kinderen, dienaren en vee zijn broeder ging opzoeken, hem geschenken in vee vooruitzendend om hem gunstig te stemmen; het volgend tafereel geeft dan de verzoening weer. Het opschrift hierboven luidt: + ETHEREOS . CET • CER • De laatste voorstelling vertolkt de omhelzing en verzoening van Jacob en Ezau; zij zijn gekleed in lange, op de schouders samen geknoopte, mantels. In de bijbehoorende groep ziet men drie herders met schapen; de voorste houdt een springenden ram bij de horens. Waarschijnlijk stellen deze schapen eveneens de door Jacob vooruitgezonden geschenken uit zijn veestapel voor. STAD MAASTRICHT. Het opschrift luidt: NIT SOMNIA LET(vs) • Het geheele opschrift luidt dus: ETHEREOS CET(us) CEr/nit PER SOMNIA LET(us) / DENTIS HEC / SUMIT DONA PARENTIS. Het opschrift, dat telkens over twee zijden heen zich uitstrekt, en slechts behoort bij Jacob’s droom en de aanvaarding van Jacob’s gaven door Ezau, maakt den indruk niet te passen bij de voorstellingen. De deksteen behoeft slechts een halven slag gewend te worden en de tekst geeft een toelichting tot de twee genoemde tafereelen. Terwijl deze kapiteelen aan den onderkant voorzien zijn van een bolle lijst, waarboven een kabelrand is gelegd, hebben de kleinere kapiteelen van de bovenhelft alleen een bolle lijst en onder de dekplaat een gebeeldhouwde fries van slingers en acanthusbladeren. De reliefs op de bundelkapiteelen vertoonen in slingers naakte mannenfiguren, gehurkt en met de ruggen aan elkaar; gestyleerde vogels, de borsten naar elkaar, maar de koppen omgewend; frontaal gezeten, naakte mannetjes, in de knieën doorgebogen; afgewende, stappende vogels met de staart en de punt der vleugels tegen elkaar, de lange hals omgebogen en de kop op den rug Afb. 482. O. L. Vr. Kerk. Kapiteel van den zuilenbundel naar een gipsafgietsel. (Vgl. ook afb. 491 en 492.) Het volgend bundelkapiteel stelt het bezoek der drie engelen aan Abraham voor; deze staat met samengevouwen handen tegenover de groep van engelen; een aureool omgeeft zijn hoofd, een lange mantel hangt van zijn schouders. Achter hem staat in een huis een vrouwelijke figuur, die de deur van haar woning opent. De drie engelen, met aureool, staan naast elkaar; de eerste schijnt Abraham iets te zeggen. Wij hebben hier dus de illustratie van het bijbelsch verhaal, volgens hetwelk de voornaamste der drie gasten Abraham voorspelde, dat zijn vrouw Sara over een jaar een zoon zal krijgen; Sara, die achter de deur stond, begon bij het hooren dezer voorspelling te lachen. Het opschrift luidt: + QVE • TR Tevoren had Abraham zijn gasten een maaltijd aangeboden, waarbij hij hen zelf bediende. Wij zien dan ook twee figuren gerechten dragen naar de aanzittenden; van de twee figuren heeft de voorste een aureool; het is Abraham, thans zonder mantel. Aan de overzijde van een tafel zijn drie figuren naast elkaar gezeten, GEMEENTE MAASTRICHT. waarvan de puntige schoenen onder het van de tafel regelmatig neerplooiende laken zichtbaar zijn. Het opschrift hierboven luidt: VENERATVR • ET • ORAT / De volgende zijde laat ons Abraham zien met zijn, op het altaar gebonden zoon Isaak; Abraham heeft het zwaard in de rechterhand opgeheven, een zwaard, dat door een neerdalenden engel wordt vastgegrepen; een lange mantel hangt hem op den rug en achter het altaar is de kop te zien van een grazenden ezel. In de rechter helft is tusschen plantenslingers de ram weergegeven. Het opschrift luidt: ESSAT • SPECTAT • VIW • / Op de laatste zijde kan men Abraham zien den vastgebonden ram op het offeraltaar doodend door hem met de linkerhand bij den neus te grijpen en met de rechterhand een groot mes door den strot te dringen; bij deze handeling heeft Abraham geen mantel aan. (Afb. 484.) Het opschrift luidt: MANEAT • TIBI • NAT • / De kleine kapiteelen hierboven zijn verwant aan die van den evenbeschreven zuilenbundel: nu eens twee manlijke naaktfiguurtjes, elkaar toegewend; dan weer twee koppels, van elkaar afgewende vogels, waarvan het eene paar de koppen heeft toegewend, pikkend aan druiventrossen. Aan de zijde van den omgang bespringt een wolf een zwijn en daarnaast zijn twee gestileerde, afgewende viervoeters weergegeven. Op de laatste zijde staan twee naakte mannenfiguren, in gebogen houding, tegenover elkaar en daarnaast staan twee gestileerde vogels, ruggelings naast elkaar. (Vgl. Afb. 491 en 492.) Afb. 483. O. L. Vr. Kerk. Het Abraham-kapiteel van den tweeden zuilenbundel in het koor. STAD MAASTRICHT. Afb. 484. O. L. Vr. Kerk. Het Abraham-kapiteel in het koor, van de andere zijde (vgl. afb. 493 en 494). Het volgend kapiteel aan de epistelzijde geeft klaarblijkelijk een episode weer uit het leven van den profeet Bala&m, die Gods toorn had gaande gemaakt: reizend Afb. 485 en 486. O. L. Vr. Kerk. Het Balaam-kapiteel in het koor (zuidzijde). op een ezelin, schrok deze voor een engel met uitgetrokken zwaard. Toen BalaSm den engel niet zag en het dier sloeg, vroeg dit hem met menschelijke stem: wat heb ik U gedaan? Men ziet dan ook den verschrikten profeet, de ezelin, den 3EMEENTE MAASTRICHT. kop wendend tot haar berijder, en een zwevenden engel met opgeheven zwaard. Het aangrenzend vlak van het kapiteel geeft een tweegevecht weer tusschen twee phantastische wezens uit een of ander verafgelegen kustland: ruggelings staan twee draakachtige monsters, wier halzen vervangen zijn door het bovenlijf van een man. Deze halve mannen zijn naar elkaar toegewend en beschermd door een groot puntig toeloopend schild, dat zij met den flauwgebogen linkerarm naar voren brengen. De rechterarm is achterwaarts gebogen, gereed een slag toe te brengen met een visch, welke hun rechterhand omklemt. Hun hoofddeksel is kegelvormig en geribd. Aan de zijde van den omgang zijn twee bloothoofdige mannen in een tot de knieën reikend en op de heupen opgehouden gewaad met mouwen afgebeeld; zij waren elkaar toegewend, maar deinzen terug, het bovenlijf achteroverbuigend en een afwerend gebaar makend tegen een draakachtig monster, dat hen in de borst bijt. Het vierde vlak is ingenomen door een symmetrische indeeling: twee, elkaar toegewende vrouwen (?) met wapperende haarvlechten en ontbloot bovenlijf, zijn met het onderlijf aan elkaar gebonden; de bovenlijven sterk achterover gebogen, doorgezakt in de knieën en gekleed met een tot over de kuit neerplooiend lendengewaad; in het midden hangt een over haar middel geknoopte doek in zware plooien af. Met den achteruitgebogen arm omvatten zij slingers, welke uit een diermasker boven en in ’t midden van het kapiteel ontspringen. (Afb. 487.) Afb. 487. O. L. Vr. Kerk. Kapiteel in het koor (zuidzijde) naar een afgietsel. Afb. 488. O. L. Vr. Kerk. Het Hetmokapiteel in het koor (zuidzijde). Het middelste kapiteel der zuidzijde is wegens de naar het middelpunt van het koor gerichte voorstelling bekend als het Heimo-kapiteel, en wegens de andere voorstellingen als het Evangelisten-kapiteel. Een man, op de rechterknie geknield, blootshoofds en gekleed in een mantel, welke de armen vrijlaat en laat zien, dat het onderkleed over het middel wordt opgehouden; deze man houdt in de handen een gebeeldhouwd kapiteel, dat in STAD MAASTRICHT. ontvangst wordt genomen door een half staande, half zwevende vrouwelijke figuur met aureool (zooals bij den heiligen bisschop en den engel beschreven is, vgl. afb. 474 en 475). Een opschrift maakt ons beide figuren bekend; de vrouwelijke als S • MA-RIA •, de geknielde als heimo • Op de andere vlakken in, met bollen of met groeven versierde, banden twee toegewende leeuwen, twee runderen met omgewende koppen en twee draakachtige vogels, eveneens met omgewende koppen. Men heeft hierin de symbolen der Evangelisten willen zien: den leeuw, het rund en den adelaar, en op grond hiervan het kapiteel ook wel het Evangelisten-kapiteel willen noemen. Het laatste vrije kapiteel aan de zuidzijde heeft aan den onderkant een palmettenfries en daarboven aan de binnenzijde twee afgewende leeuwen, in springende houding, de grimmige koppen omgewend; verder twee toegewende vogels, druiven pikkend; aan de zijde van den omgang rankenslingers en aan de vierde zijde wederom vogels, zooals juist beschreven werden. (Afb. 489.) Afb. 489. O. L. Vr. Kerk. Kapiteel in het koor (zuidzijde). Afb. 490. O. L. Vr. Kerk. Wijnoogst-kapiteel aan den absiswand. Het kapiteel in den muur van het voormalig torentje werd beschreven op blz. 511. Van de kapiteelen langs den absiswand zijn er met een ornament van plantenslingers, met vogels, met menschelijke figuren in strijd met monsters; één met een man en een vrouw in slingers en met een fries van duivelengebroed aan den benedenkant, mogelijk Adam en Eva voorstellend (afb. 500; vgl. Welters) en tenslotte een voorstelling van den wijnoogst, welke voorstelling veel gelijkenis heeft met die in de St. Servaaskerk (vgl. Afb. 490 met 280 en 281). De kapiteelen op de galerij bieden minder verscheidenheid; hun versiering bestaat uit acanthusbladeren. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 491. Afb. 492. Afb. 493. Afb. 494. O. L. Vr. Kerk. Kapiteelen in het koor, naar gipsafgietsels. Afb. 491—494 kapiteelen van de zuilenbundels; Afb. 495, kapiteel aan den absiswand. Afb. 495. STAD MAASTRICHT. Afb. 496. Afb. 498. O. L. Vr. Kerk. Kapiteelen in het koor, naar gipsafgietsels. Kapiteelen van de zuilenrij en een van den absiswand. Afb. 497. Afb. 499. Afb. 500. GEMEENTE MAASTRICHT. Boven hun dekplaten bevinden zich maskarons; men heeft er wel eens de voorstelling der zintuigen in willen zien, maar daarmede zouden slechts vijf van de acht koppen een verklaring vinden. Bouwgeschiedenis. Tot het oudste gedeelte der kerk behoort de westbouw, welke omtrent het jaar 1000 gesticht kan zijn en op welks crypt volgens dr. kalf het instortingsbericht van 1018 kan betrekking hebben (vgl. blz. 471 en 472). Deze westbouw onderging eenige wijzigingen; uitwendig is hij te verdeden in een ouderen onderbouw in kolenzandsteen en een jonger bovengedeelte in mergel; dit laatste met laat-romaansche motieven dagteekent uit Xlld; inwendig werd hij vermoedelijk geopend (XII B) op het schip. Bij de oprichting der kerk zal wel gedacht zijn aan den bouw eener pijlerbasiliek, wier pijlers zich voortzettenJ) tot aan de beide torentjes, waarvan de onderbouw terzijde van de krocht nog aanwezig is; het hierbij behoorend koor had een halfronde absis. Uit het huidig bouwwerk valt intusschen op te maken, dat er XIIB gebouwd is in het schip, aansluitend aan de travee naast de kruising. Tol goed begrip van wat ik zeggen wil, stelle men zich de kruising voor, aan haar oostzijde geflankeerd door een smalle koortravee met twee torentjes (de oude), aan noord- en zuidzijde door een arm van het transept en aan de westzijde door één zijbeuktravee, d. w. z. de Afb. 5or. O. L. Vrouwe Kerk; profielen. middenbeuk-travee slechts voor haar oostelijke helft. A en B, basementen in het schip; C. O en E, basementen in het koor; F en G, basement en kapiteel in het portaal; H, I. K en O, imposten en kapiteelen in het schip en de kruising; N, M en L, imposten in het schip; P, abacus van de gekoppelde zuilen in het koor; Q, doorgaande lijst in het koor; R, kapiteel op de galerij in het koor. ') DR. kalf heeft nl. aan de steenen bij de geboorte van den boog aan de noordzijde van de kruising gemeend te kunnen vaststellen, dat deze steenen behoord hebben tot een boog met een straal, welke overeenkomt met dien van de bogen in het schip. De lengte van de kruising heeft dan twee bogen gehad en een pijler (of zuil). STAD MAASTRICHT. Zoowel aan de noord- als aan de zuidzijde vertoont de aan transept en zijbeuk grenzende zijbeuktravee eenige afwijkingen van de andere traveeën; die afwijkingen zijn van belang voor de bouwgeschiedenis, omdat er een vroegeren toestand uit valt af te leiden. Op de eerste plaats zijn zij gedekt geweest door kruisgewelven, ofwel deze overwelving is beraamd geweest; men kan immers boven het profiel en in de hoeken, waar muraal- en gordelbogen samenkomen, de aanzetsteenen nog zien (vgl. afb. 461); in de hoeken aan de oostzijde van de volgende zijbeuktravee eveneens. Op de tweede plaats is de muraalboog in de eerste travee van kolenzandsteen, terwijl bij dien in de volgende slechts voor de drie eerste blokken dit materiaal toepassing vond. In den buitengevel is aan de zuidzijde de midden-, aan de noordzijde de westelijke liseen dezer travee van een impost voorzien. Wijzen deze gegevens er al op, dat hier een afscheiding in den bouw mag worden aangenomen, de profielen bevestigen deze veronderstelling, want met de volgende travee der zijbeuken begint de toepassing van profielen, welke iets zwaarder en iets meer geleed zijn, dan de eenvoudige der eerste travee. Denkt men zich de kruisgewelven in de zijbeuktravee uitgevoerd, dan volgt hieruit, dat de boogstelling, waarmede de zijbeuken nu op het schip geopend zijn, vroeger een lagere geweest moet zijn. Heeft nu de boogstelling, door dr. kalf aan de noordzijde van de kruising gereconstrueerd, nagenoeg dezelfde hoogte gehad als die thans in het schip, dan volgt uit de hoogere plaatsing van de bogen, dat de boogstelling op een verhoogd koor was opgetrokken; dit wil met andere woorden zeggen, dat onder dit koor een crypt aanwezig geweest moet zijn. Toen men overging tot de bouwwerkzaamheden westelijk van de kruising, toen men dus deze werkzaamheden meer bepaald aan de juist besproken zijbeuktravee wilde doen aanpassen, toen werden niet alleen het kruisgewelf in deze travee en de boogstelling in den middenschipwand verwijderd, maar men bracht een hoogere aan, iets lager dan die van de kruising, welke vervangen werd door een grooten boog. Bovendien bracht men in de zijbeuken eene nieuwe overwelving aan, welke hooger dan vroeger tegen den middenbeukwand moest reiken. Men bereikte dit door een halven koepel op de bestaande muraal- en gordelbogen te bouwen en dezen met den middenbeukwand te verbinden door een stijgend tongewelf. Verder bracht men een geheele wijziging in den aanleg van het schip, omdat men besloot dit te overkluizen volgens een nieuw systeem1). Waarin bestaat dit systeem? De drie groote traveeën van het middenschip wilde men voorzien van kruisribgewelven; blijkens de afmetingen van de schuingestelde schalken mag men, zware, nagenoeg vierkante ribben veronderstellen. Dat men eerst na de oprichting der kruising tot het plan dezer overwelving kwam, blijkt hieruit, dat het steunpunt voor de rib aan den kruisingspijler uit een overkraging bestaat en niet uit een Afb. 502. O. L. Vrouwe Kerk; kraagsteen aan den kruisingspijler. *) Het wil mij voorkomen, dat men hier eer aan eene, in dit gewest ontstane, oplossing mag denken dan aan Italiaanschen invloed via de voormalige Sint Marie te Utrecht of de stiftskerk van Kloster Neuburg ('N.-Oostenrijk); men bedenke, dat een dergelijke aanleg ook te Rolduc aanwezig is en dat het beginsel uit den Dom van Aken bekend was. GEMEENTE MAASTRICHT. van den grond opgaanden schalk; ze is bovendien samengesteld uit profiellijsten, zooals men ze aantreft aan de basementen van de pijlers in het schip. (Afb. 502.) In de lengterichting der kerk werd de druk der (beraamde) gewelven in de hoekpunten der middenbeuktraveeën opgevangen door den middenschipsmuur, maar in de richting der breedte-as werd er in voorzien door boven den gordelboog van den zijbeuk een muur op te trekken; met den luchtboog heeft deze muur gemeen, dat hij boven de daken der zijbeuken uit komt; door het tweetal muren tegenover de middelste middenbeuk-travee met een topgevel boven den zijbeukmuur, en door een zadeldak te verbinden, geven zij uitwendig den indruk van een transept zonder voorsprong; men noemt dit het pseudo transept. Inwendig geeft dit pseudotransept eveneens den indruk van een dwarsarm, omdat de middenschipwand er niet door een boogstelling van twee bogen met middenpijler, maar door één grooten boog geopend is. De reeks lagere gewelven in den zijbeuk — al zijn zij met hun halven koepel en stijgend tongewelf al hooger dan vroeger met de kruisgewelven — wordt er onderbroken door een hooger gelegen tongewelf, waarvan de as haaks ligt op de lengterichting der kerk. Het pseudotransept geeft bovendien meer licht omdat de twee venstertjes in den buitenwand niet gescheiden worden door een liseen met gordelboog, zooals elders in den zijbeuk, en omdat het een vierpasvenster heeft in den hoogeren zijbeukgevel. Al deze veranderingen aan te brengen in een bestaand schip zijn niet denkbaar; het is dus heel wel mogelijk, dat de bouwwerkzaamheden der X—Xle eeuw zich niet verder westwaarts van de kruising hebben uitgestrekt dan de aangrenzende travee; in dit geval heeft de westbouw vrij gestaan tot hij bij de verbouwingen uit XIIB verbonden werd aan het oostelijk gelegen bouwwerk. Het meest veranderd is de oostelijke partij. De benedenbouw der beide torentjes aan noord- en zuidzijde der smalle koortravee bewaart de herinnering aan een vroegeren toestand; zij flankeerden een absis, waarvan het beloop ongeveer samenviel met de opstelling der zuiltjes van het huidig koor. Toen dit oude koor werd afgebroken, besloot men een ander, op ruimer grondplan, op te trekken (XIIc); vermoedelijk deugde de fundeering niet; men gaf het nieuwe koor grondmuren van ruim 5 M., zooals ir. keuller mij de bevinding van een door hem gedaan onderzoek in het zuid-oostelijk gedeelte der krocht verklaarde. Uit dezelfde oorzaak is de omgang, welke in geen verband staat met de zijbeuken, te verklaren, evenals de galerij boven x). Het nieuwe koor had aanvankelijk geen galerij, want de kapiteelen van haar zuiltjes zijn kennelijk jonger; er kunnen een dertigtal jaren gelegen hebben tusschen de vervaardiging der kapiteelen beneden en die op de galerij. Het kan zijn, dat de opgaande wand vóór het aanbrengen der zuiltjes niet onderbroken is geweest; hiervoor pleit de aanwezigheid van twee kraagsteenen op de galerij aan de zuidzijde, ter plaatse van het voormalig torentje. Hebben deze een dakconstructie gedragen, dan wordt meteen de bestemming duidelijk van *) Een lithurgische bestemming ken ik niet voor deze galerij en de smalle, in de muurdikte uitgespaarde trap lijkt mij al heel weinig geschikt om op gezette tijden een schaar van koorknapen en geestelijken naar boven te voeren; bovendien liggen op den vloer der galerij trekbalken, welke behooren tot een waarschijnlijk nog middeleeuwsch verankeringssysteem. De omgang is, naar ik meen, ontstaan als gevolg der breede fundeering, en de omgang gaf het aanzijn aan de galerij. Toen de galerij eenmaal bestond, kan men haar misschien gebruikt hebben voor het vertoonen der relieken; dit gebeurde in de O. L. Vrouw binnen de kerk. STAD MAASTRICHT. de bijna kwart-cirkelvormige opening in den westwand van het voormalig torentje op de verdieping; deze diende dan om van den dwarsbeuk uit licht te brengen in de overigens duistere ruimte vóór den uitgang van de muurtrap der galerij1); (vgl. blz. 501). Op de galerij bevonden zich vroeger gewelven van het type, zooals ze in het middenschip wel beraamd, maar niet uitgevoerd zijn en zooals ze vóór de restauratie in de koortravee aanwezig waren (vgl. blz. 499, noot 1); bij gelegenheid der restauratie zijn die der galerij vervangen door nieuwe, behalve in de eerste travee aan de zuidzijde, waar de zware ribben nog duidelijk te zien zijn. Voor de gewelven van den kooromgang is te vergelijken blz. 499, noot 2. Aan dit vernieuwde koor zijn tenslotte de beide torens met portaal toegevoegd. Tijdens de restauratie-werkzaamheden is gebleken, dat bij het noordelijk torentje de vaste grond eerst op zes meter werd aangetroffen (mededeeling van ir. keuller); hierboven was alles aangevulde grond. Voor de bouwgeschiedenis van het koor der O. L. Vrouwekerk is dit een niet te verwaarloozen factor. De wijzigingen, aangebracht aan het koor geven tevens de verklaring voor den plattegrond der crypt; deze is uitgegroeid tot haar tegenwoordige gedaante; zuiltjes van verschillend type treft men er aan en de breedte-indeeling in vier beuken moet waarschijnlijk toegeschreven worden aan de reeds vaker vermelde vrees niet hecht genoeg te bouwen. Hiervoren (blz. 474) is reeds er op gewezen, dat de kerk in de Xllle eeuw aan het portaal ten Noorden van den westbouw een nieuwen gevel heeft gekregen en dat XVc in het verlengde van dit portaal de kapel van de Mérode — thans bekend als de „kapel der Sterre der Zee” — is toegevoegd (vgl. blz. 489). De verhooging van de wanden van het middenschip heeft toen reeds plaats gehad, misschien zelfs in aansluiting aan de verhooging, welke Xlld aan den westbouw tot stand is gekomen. Een laatste, belangrijke, werkzaamheid vormde de vernieuwing van de kloostergang in het midden der XVIe eeuw; over de vroegere kruisgang ontbreken gegevens. De overwel ving van het middenschip met baksteenen gewelven op ribben van mergel dagteekent uit de XVlIIe eeuw en is, zooals hiervoren, blz. 495 gezegd is, het werk van bouwmeester Gilles Doyen s). De opheffing van het Kapittel, de slooping der St. Nicolaaskerk, de vervreemding der voormalige kloostergebouwen en claustrale huizen, de groote restauraties van 1887 19*7 hebben veranderingen aan het kerkgebouw en zijn naaste omgeving medegebracht, welke hier niet alle vermeld kunnen worden. Er zij alleen op gewezen, dat een gedeelte der meubelen verdween en dat dit verlies later voor een gedeelte is aangevuld door stukken, die uit de St. Nicolaaskerk afkomstig zijn (zooals de doopvont, grafzerken, de beelden van St. Lambertus en St. Nicolaas). Tenslotte is bij de restauratie de vloer der kerk opnieuw gelegd en ongeveer 0.60 M. verlaagd, waarbij in het schip geen oudere fundeeringen gevonden zijn; de (eventueel aanwezige) Romeinsche overblijfselen liggen in elk geval veel dieper. *) Er is nog een andere verklaring denkbaar; men heeft een „ontlastingsboog” willen aanbrengen bij het openen van het muurwerk beneden; de westelijke wand van het voormalig torentje is immers op het transept geopend; bij de oprichting der galerij kan men gevreesd hebben het muurwerk beneden te zeer te bezwaren, wat er toe leidde het muurwerk erboven te voorzien van een ontlastingsboog en het muurvlak onder den boog te openen. *) Opmerking verdient, dat RH. de HURGES in de beschrijving van zijn bezoek aan Maastricht in 1615 opteekende, dat het schip en de kruising van de O. L. Vrouwekerk overwelfd zijn (michelant, p. 340). De aan G. Doyen toegeschreven gewelfbouw heeft bijgevolg misschien slechts betrekking op belangrijke herstellingen. GEMEENTE MAASTRICHT. Meubelen. De Kerk bezit: Een hoofdaltaar met tombe, waarop een medaillon en festoenen; het medaillon met een gesneden voorstelling der soldaten om het geopend graf. Het draaitabernakel heeft in front een gesneden voorstelling van een offer. Terzijde twee engelen, de een met een kruis, de ander met een anker. In het midden, boven op, de pelikaan (XVIIIB). Dit altaar is waarschijnlijk afkomstig uit de voormalige Jezuïetenkerk. In den zuiderzijbeuk een eenvoudig altaar, waarvan de mensa rust op een gemetseld voetstuk en op een vrijstaand zuiltje met gebeeldhouwd kapiteel en een basement met hoekblaadjes (afb. 503). Gesneden houten Communiebank, gezwenkt en opengewerkt, met dubbele deur en paneelen, waarop festoenen, de tafels der wet, een kelk en korenaren, een monstrans en ciborie, en het Lam Gods op het boek met de zeven zegels (XVIIIA; gewijzigd). Vijf biechtstoelen, met ornament in den stijl van Lodewijk XV. Een ervan met St. Michaël en den draak en een banderol met LeVaVIt ConCorDIa FRATrUM (1767); de andere met een medaillon, waarin het borstbeeld van een heilige. Deze biechtstoelen zijn afkomstig van de voormalige Jezuïetenkerk. (Vgl. afb. 462). Gegoten koperen doopvont. Op drielobbigen voet rust op een zeskant basement een zeskante pijler, gekantonneerd van zuiltjes; hij draagt een twaalfzijdige kuip met geprofileerden rand. Het omgekeerd-komvormig deksel gaat met kloeke profielen over in een zeskant platform, waarop een blijkbaar ingekorte baluster staat. Vier consoles en gaten in het deksel wijzen op de vroegere aanwezigheid van de symbolen der vier Evangelisten en andere gaten doen zien, dat vroeger om het platform drie contreforten hebben gestaan, waartusschen beeldjes. Op den rand van de kuip een opschrift in gothische minuskels: ART VAN TRECHT + E MONT PRONe/(l) e(m) va(sp)a(w)en. Hoog tot op den bovenkant van het platform: 1.54, middellijn der kuip 0.85 M. (XVd). Afb. 503. O. L. Vr. Kerk; altaar in den zuider-zijbeuk. Een wijwatervont van Naamsche steen met achtkante schacht en kuip; deze is voorzien van vier koppen. Hoog 0.88 M. (XV). STAD MAASTRICHT. De preekstoel bestaat uit een gesneden kuip, welke gedragen wordt door een eveneens gesneden balustervormigen stam; hij heeft een klankbord met een eenvoudige fries met ranken en is bekroond door een onder-levensgroot borstbeeld van de Hoop, met een anker in de terzijde gebogen linker. De vierzijdige kuip heeft op de hóeken schuingestelde voluten en op iedere zijde een gebeeldhouwde voorstelling, te weten: aan de westzijde, d. i. op het deurtje, de boodschap des Engels; op de zuidzijde (de naar het schip gewende) de tenHemel-opname van Maria; op de zijde naar het koor de opdracht van Maria, en op de vierde zijde, naast den pijler, het Oog Gods. Het rugstuk, versierd met bloemornament, wordt geflankeerd door twee engelenfiguren; die aan de oostzijde houdt in de opgeheven linkerhand een verguld hart, de andere in de opgeheven rechterhand een verguld kruis; deze figuren, de Liefde en het Geloof, hebben den arm aan den binnenkant omhoog geheven tot ondersteuning van het klankbord. De smalle trap heeft een borstwering van opengewerkte paneelen met gestyleerde ranken en een trappaal met AN*1721 ♦NO en het wapen van den schenker, kanunnik Willem Hendrik Loyens. Het wapen laat zich als volgt beschrijven: een ovaalschild, gevierendeeld: I en IV, een molenijzer, van boven en van onder vergezeld van een lelie, aan elke zijde van een klaverblaadje; II en III, drie kwasten (2 en 1); het schild is gedekt door een abtshoed, waarvan de kwasten (zes aan eiken kant) naast het schild hangen. (Vgl. voor den grafsteen van den schenker blz. 573, nr. 26). Afb. 504. O. L. Vr. Kerk; doopvont. Gesneden en verguld houten lezenaar in den stijl van Lodewijk XV. De lezenaar bestaat uit twee paar armen, waarvan het een korter is dan het andere; de GEMEENTE MAASTRICHT. bovenkant van het kortste paar is met dien van het andere verbonden door een stuk stof en vormt den eigenlijken lezenaar. Opengeklapt bedraagt de grootste hoogte 1.615 M. en tot den bovenkant van het laagste armenpaar 1.25 M.; de breedte bedraagt 0.60 M. Blijkens een opschrift geschonken in 1931; aangekocht op een veiling te Keulen in 1931. Kleine verguld houten lezenaar, aan den achterkant met het uitgesneden jaartal 1729. Het orgel had oorspronkelijk slechts één klavier; het is later (XIXB, door de Firma Peerboom) met twee klavieren en met pedaal uitgebreid. Het is mechanisch met 33 registers. Blijkens het door j. v. d. venne in de Maasg. 1914, blz. 37 gepubliceerd contract, is het geleverd door Remigius Ancion „borger ende orgelmaecker sijns hantwerx binnen der stad Hoyen” (Huy) voor 1050 gld. brab.; de maker verbond zich het op te stellen tegen Kerstmis 1665. Voor de beschilderde vleugels, zie verderop blz. 539. Opmerking verdient, dat de orgelkast het jaartal ANNO-1652 vermeldt, terwijl het contract van 1665 uitdrukkelijk spreekt van het maken van een kast. Grafsteenen. XlIIe eeuw. Tot de belangrijkste grafzerken in de kerk van O. L. Vrouw zijn te rekenen: 1. Een steen in de kapel van den noordelijken transeptarm met een ten deele leesbaar opschrift; de steen meet 2.05 M. bij 1.05 M. en het opschrift luidt: . .NO DNI • M / CCLXX • OCTAUO • X • IIII. KL’ • MERTIS • OBIIT • IACO . . . / 2. De nog gave steen der gebroeders van Aken, in de St. Annakapel. Op een steen van 2.96 M. lengte bij een breedte van 1.415 M. zijn twee geestelijken uitgehouwen, elk onder een gothische architectuur. (Afb. 505.) Het randschrift luidt: ANNO DNI • M • CC / • LXXXIII • TCIO • IDUS • MARCII • OBIIT • THEODERICUS • DE • AQVIS • CAN • SCE • MARIE / ■ IN • TRAIECTO + ANNO • DNI • M • CC / OBIIT • RENERUS • QNDA • INVESTIT’ • ECCIE • DE • ROSMERE • FUNDATOR • ISTIUS • CAP/. . LE CU SUO FRE • XlVe eeuw. 3. Een andere zerk in de kapel aan het noorderdwarspand, 1.30 M. bij 1.07 M., is eveneens zeer uitgesleten, zoodat van het randschrift alleen het jaartal te onderscheiden is : ul CCC • XLV ... terwijl van twee wapenschilden te zien is, dat zij gedwarsbalkt waren, het eene waarschijnlijk met een leeuw over alles heen, het ander met een .. ? . 4. Een zerk in de kapel van den zuidelijken transeptarm; de steen is lang 2.85 M. en breed 1.43 M.; de twee wapens aan het boveneinde zijn uitgesleten; een PLAAT XX. O. L. Vrouwekerk. Lengte-doorsnede over de lijn A—B (Plaat XVI) naar opmeting van den architect G. DE HOOG. TJ ►—I r > > H X PLAAT XX. STAD MAASTRICHT. priester is afgebeeld onder een gothische architectuur; het randschrift in gothische minuskels vermeldt : + HIC • IACET- SEPULTUS • / DOMINUS • WILHELMUS • DE • BREDA • OLIM • DECANUS • ET • CANONICUS . HUIUS • ECCLESIE. QUI •/ OBIIT. ANNO • DOMINI • MILLESIMO • QUARDI / NGENTESIMO • DECIMOQUARTO • DIE • VICESIMO • MENSIS • AUGUSTI • CUIUS • ANIMA • PER • DEI ■ MISERICORDIAM • REQUI / ESCAT • IN . PACE • AMEN • 5. Een in de kapel van den noordelijken transeptarm, lang 2.26 M., breed 1.18 M.; het randschrift in gothische minuskels luidt: HIC • IACET • SEPULTUS • DNS • JACOBUS / . . ANT • D • E . . US • CANONIC’ • HUIUS • ECCLESIE • QUI • OBIIT • ANNO • DOMINI • M • CCCC • / LXVI MENSIS • FEBRUARI! • DIE (QUARTA) CUIUS. ANIMA. P.. MISERICORDIAM . DEI • REQUIESCAT • IN • PACE • AMEN • 6. Een kleine steen van 1.09 bij 0.785 M. ligt in de kapel aan den noordelijken transeptarm; van het randschrift in gothische minuskels is te lezen: HIC • JACET • DNS • NICHOLAUS • DE • GHELKE • / CAPPELLAN’ • HUI’ / .... IN • PACE • AMEN • Twee wapens prijken op den steen; het wapen van Ghellick: een schildhoofd, beladen met twee vijfbladerige bloemen; het andere: vijf aansluitende spitsruiten op een veld van hermelijn; een ander fragment ligt in de kruisgang. (Vgl. hiervoren blz. 232 en voor het wapen van Gellick, Maastrichtsche grafsteenen, afb. 52, Public. 1931, en hierna blz. 568, nr. 3). 7. In de kapel van den zuider transeptarm ligt een steen van 2.46 bij 1.30 M.; in XVIe eeuw. zijn midden is een kelk uitgehouwen en in een cirkel het volgend opschrift aangebracht Afb. 505. O. L. Vr. Kerk. Grafsteen der gebroeders van Aken in de St. Anna kapel. GEMEENTE MAASTRICHT. in gothische minuskels: sepult’ • hic • dns johanes grose. (s) de vleytïge G.. CAc’ OBYT CANn’ H’ ECCLIE a° i 538; hieraan is toegevoegd DIE (xv) en binnen den cirkel MAY. XVIIe eeuw. 8. Tegen den zuidwand van het dwarspand is een steen geplaatst van 2.30 M., bij 1.26 M. Op dien steen is onder een eenvoudige architectuur een priester afgebeeld, met beide handen een kelk voor de borst vasthoudend; het randschrift in gothische letters vermeldt: HlC SEPULTUS EST HÖN1-15 ÜN PETRü/Ab Ag . ERE CAN . . AC CANTOR H* ECCLIE Quy Obyt Anno Dnj 1567 Die 7 I Aprilis cuj’ aïa Requiescat in pace Amen/et Mgr Cornelius Kyen et’ Canonicus et ex sorore nepos qui Obyt a° 1569 die x febr. 9. In de kapel van den zuidelijken transeptarm ligt een steen van 2.27 M. bij 1.28 M.; binnen een cirkel is in hoog relief een geslachtswapen: drie St. Andrieskruisen (2 en 1), met helm en dekkleeden uitgebeeld; helmteeken: een St. Andrieskruis. In een cartouche eronder staat het volgende opschrift: HIC 1ACET SEPVLTVS RDVS ADMODVM DN’ D PETRVS LINDANVS HVIVS / INSIGNIS ECCLIAE COLLIGATAE BEATAE / MARIAE VIRGINIS TRAIECTEN DVM / VIVERET DECANVS: NECNON ILLUSTRIS / AC RDI D ARCHIDIACONI HASBANUE IN / ECCLIA LEOD: OFFICIALIS TRAIECTl/CONSTITVTVS QVI OBYT DIE 12/IVNY IÖ2 3 CVIVS ANIMAE Afb. 506. O. L. Vr. Kerk. Grafsteen van den , Cantor ab Aggere in het Zuider-dwarspand. DEVS / SIT PROPITIVS AMEN. 10. In de kapel van den noordelijken transeptarm ligt een zerk van 2.05 bij 1.16 M., waarop twee putti, een wapen en een cartouche zijn uitgehouwen. Het wapen is gevierendeeld: I drie lelies, (2 en 1); II een hartvormige figuur, aan den onderkant eindigend in twee drie-bladige klaverbladeren, aan den bovenkant met een blaadje; III, een springend hert; IV, een tak met drie, vijfbladige, bloemen. Het opschrift luidt: R. D. Arnoldvs van Ghinck hvtvs ecclesiae / dvm vixit SACELLANVS ET VICARIVS QVI OBIJT / XXIX SEPTEMB: 166. SIBI ET CHARISS: STAD MAASTRICHT. PARENTIB: / GODEFRIDO VAN GHINCK ET MARIAE DE THIEFFE / ET DILECTO FRATRI R. D. ANDREAE VAN GHINCK / EIVSDEM ECCLAE QVONDAM SACELL . . . QVI / OBIJT XXXI MAY 1648 HAEC VERO PRMa / APRILIS 1657 ISTE . . OCTOB: 1633. HIC / VNA QVIESCENTIBVS ET BEATAM RESVR / RECTIONEM EXPECTANTIB: OPERCVLVM / HOC PER HAEREDÉ ET EXECVTORES P C. BENE / VALE LECTOR QVISQVIS. ES DVM HIS BENE PRE / CATVS FVERIS TIBIQ . . VENIAT QVOD ILLIS / OPTAVERIS BREVI. . . Q FOELICEM. AVT / INFOELICË INTRABIS (AE)TERNl(TAT)EM. 11. In de kapel van het zuidelijk gedeelte van het transept bevindt zich een steen van ± 2.50 bij 1.35 M.; de steen is gebroken en de twee helften sluiten niet precies aan een, wat het duidelijkst te zien is aan het wapen; dit is gevierendeeld: I en IV, bezaaid met lelies; II en III, drie merletten (2 en 1) en in het hart een vierblad. Helm met wrong en een lelie tot helmteeken. Het opschrift vermeldt: D. O. M. / MONVMENTVM / ADMODVM REVERENDI DOMINI REYNERI PROEN / SACERDOTIS QDAM S. THEOLOGIAE LICENT1 / LEODIENSIS DIOCESIS EXAMINATORIS / HVIVS ECCLÏAE CANONICI. OB. A° 1672 DIE / 7A NOVEMB REQVIESCAT IN PACE. APPRECAT / RENNERVS PROENEN IVRIS CONSVLTVS / EX FRATRE NEPOS ET HAERES QVJ. OB. A° 16 . . / CrVX DoMInI saLVet nos. (1672). (Vgl. blz. 571, nr. 15.) 12. In de kapel van den noordelijken transeptarm ligt een gebeeldhouwde steen van 2.30 M. bij 1.13M. Het wapen van den overledene is op een cartouche-vormig schild aangebracht en stelt een druiventros, met een kruisje beladen, voor aan een tak met twee bladeren, één aan elke zijde van het takje. Helm met wrong en een wildeman met druivetakken tot helmteeken. De onderkant van het schild wordt ingenomen door een cartouche-vormigen spreukband, waarop staat: VERA • DEUS • VITIS. Hieronder vermeldt een cartouche het volgende: SEPVL-CHRVM / R • R • D ■ D • MARTINI • LE • IOEVSNE / DEFVNCTI . 19 . MARTII • 1684 • ET / MARTINI • LIBERT • QVI • OBIIT / SCOLASTICVS 3A IANVARII 1724 / HVIVS • INSIGNIS • ECCLIAE • CAN • CORVM / AC • ÜLAE ANNAE • LE • IOEVSNE . / VIDVAE • Q • AEGIDII. LIBERT / VITA • FVNCTAE • 17 • AVGVSTI • 1691 • / REQVIESCANT - IN PACE. 13. Nabij den vorigen steen ligt de gebeeldhouwde zerk van kanunnik Stacquet; de XVIIIe zerk is lang 2.08 M. en breed 1.05 M.; het wapen vertoont een keper, vergezeld eeuw. van drie rozen (2 en 1); in plaats van een helm en een helmteeken heeft men een engelkopje met vleugels, en een grooten kelk met hostie aangebracht; deze kelk staat op het engelkopje en gedeeltelijk tusschen diens „vlucht”. Bladvormige slingers doen dienst als dekkleeden en vullen de ruimte naast het schild. Binnen een omlijsting is het volgende opschrift aangebracht: boven een doek, D. O. M., daaronder, hic iacet sepultus / Ven: D: Ioannes / franciscus Stacquet/in HAC INSIGNI ET COLLEGIATA / ECCLESIA B • M • V • CANONICUS / STAK ANNAE QUI OBÜT 21 FEB: 1716./NEC NON VEN: D • IOANNES / PAULUS StACQ(üET S.) ANNAE / CANONICUS EIUS FRATER / GERMANUS QUI OBÜT / 5 IUNII 1735/REQUIESCANT IN PACE. GEMEENTE MAASTRICHT. Gedenk¬ steenen. 14. In den zuider-transeptarm een zerk van 1.76 bij 0.88 M. Twee ovale wapenschilden met den voet naar elkaar; het rechter schild is beladen met twee gekruiste takken, aan hun boveneinde van eenige bladeren voorzien; hieroverheen in het hart een leeuwekop, omgeven door een lauwerkrans; op dezen krans, in het hoofd van het schild, een naar rechts stappende vogel. Helmteeken, de stappende vogel. Het andere schild is gevierendeeld; I en IV, effen; II en III, horizontaal gearceerd; over alles heen drie bloemen (2 en 1), zoo, dat de onderste op de deelingslijn ligt. In een cartouche wordt vermeld: HIER LIGHT BEGRAEVEN DEN EERSAEMEN / JOANNES BeCKERS / BORGER ENDE COOPMAN / DESER STADT STERF (DEN) / 12 OCTOBER ANNO 1752/ENDE SYNE HUYSVROÜWE/SüSANNA UBAGHS/STERF DEN 24JULY 1760/ ENDE HUNNE KINDERS / BEATRIX URSULA BECKERS / JONGE DOCHTER STERF / DEN 24 NOVEMBER 1744- Ten slotte zij vermeld de 2.275 M. lange en 1.28 M. breede steen langs den zuidwand van het dwarspand. Deze uitgehouwen zerk vertoont in een door acanthus bladeren en een putto gevormde omlijsting een ovaal medaillon met wapen; drie boomen op een grasgrond en een eekhoorntje, dat tusschen den tweeden en den derden boom op den grond zit te knabbelen. Een cartouche hieronder vermeldt; D. o. m./HicJacet Sepultus V. D. /Hieronimus Paulus Kerens / Sacerdos et Altaris Sti/Rumoldi In Ecclesia / Parochiali Sti Nicollai Rector Et / Benefactor Qui/Obüt 15 Junh 1785. Aan de Oostzijde van den pijler tegenover dien met de muurschildering van de H. Catharina (zie blz. 539) is een gedenksteen aangebracht met het volgend opschrift: HlC ANTE ALTARE Stae CATHARINAE / SEPVLTVS EST CVM MATRE D. / HERBERTVS Antony. de - Roda / STAE Odae hui’ dvm vixit Eccle / SIAE Canonicvs fvndator PERPETVAE / PASSIONIS DOMINICAE OMNI A° IN / HAC ECCLÏA CANCIONANDAE FERIA / HIT. IN SEPTIMANA STA ET VNIVS / MlSSAE IN FESTO AnIMARVM CVM / ELEEMOSYNA XIII PANVM POST EANDEM MlSSAM TOTDË PAVPE / RIBVS DISTRIBVENDORVM OBYT / 7 Decemb: 1611. Mater ven / 14. febry 1598. eorv et nostrv/omniv miserere Devs 00 Het bijbehoorend wapenschild is doorsneden; in de bovenhelft drie stappende vogels, in de beneden helft drie visschen over elkaar. In het voorportaal der kerk zijn twee gedenksteenen ingemetseld, de eene ter nagedachtenis van Petrus Caldebrenner, deken en van Ludovicus Kaldebrender, kapelaan, die gestorven zijn o.s. den 8sten Augustus 1504 en den óen September 1535* Het wapen stelt een doorsneden schild voor; in de bovenhelft een adelaarskop (?) met hals; beneden zes vlammen, uitgaande van den schildvoet. Beeldhouwwerken. I. De nood-Gods, van steen, hoog 0.815, breed 0.86 M. Op een bank is de Moeder van God gezeten met het doode lichaam van haar zoon op de knieën. PLAAT XXI. O. L. Vrouwekerk. Dwarsdoorsnede over het schip over de lijn C—D. (Plaat XVI); dwarsdoorsnede over het transept (volgens de lijn E F van Plaat ), geteekend door E. A. Canneman, naar verschillende gegevens. PLAAT XXI. O. L. Vrouwekerk. Dwarsdoorsnede over het schip over de lijn C D. (Plaat XVI). Dwarsdoorsnede over het transept (volgens de lijn E—F van Plaat XVI). PLAAT XXI. STAD MAASTRICHT. Zij is in een langen mantel van dunne stof gehuld, welke — van de knieën neerplooiend slechts een klein gedeelte zichtbaar laat van een gewaad, dat tot op den grond ligt en haar voeten geheel, terwijl een sluier over het hoofd, het voorhoofd en het gelaat ten deele, bedekt en in lange plooien over schouders en borst afhangt. Het hooge bovenlijf is even terzijde gewend, wijl Maria’s rechter arm gestrekt is om Christus’ hoofd met de rechterhand onder den nek te steunen, terwijl de linkerhand naar voren gebracht is en gelegd op de gekruiste onderarmen van haar kind. Afb. 507. O. L. Vr. Kerk; Nood-Gods. Haar gelaat vertoont een sterke uitdrukking van smart en haar hoofd en blik zijn gericht naar het hoofd van haar ontzielden zoon. Het doode lichaam van Christus wordt aan het hoofd ondersteund door Maria’s rechterhand, bij de lendenen door haar rechterknie, vervolgens door de wat lagere linkerknie, terwijl de voeten der in de knieën gebogen beenen naast elkaar op den grond rusten. Het met doornen gekroonde hoofd is achterovergebogen, zoodat het puntbaardje sterk afteekent; de oogen zijn halfgesloten; een lange gekrulde haarvlecht ligt tot op de borst. In het ontbloote bovenlijf is de wonde in de rechterzijde en de vorming der GEMEENTE MAASTRICHT. borstkas duidelijk uitgebeeld; een geplooide lendedoek bedekt de bovenbeenen tot aan de knieën, en op deze zijn Christus' handen over elkaar gelegd. Duitsch, ± 1400. Beschildering modern. 2. O. L. Vrouw, „Ster(re) der Zee”. Voor de geschiedenis — voor zoover bekend — wordt verwezen naar dr. p. doppler’s Geschiedenis en vereering van Onze Lieve Vrouw van Maastricht, 1906. arn. schaepkens, Statue gothique de la vierge dans 1’ église de N. D. è. Maestricht. — Public. II (1865) p. 140. dr. e. lüthgen, Die niederrheinische Plastik von der Gotik bis zur Renaissance, Straszburg, 1917, S. 212, Taf. XXI. p. beda verbeek o. f. m. De geschiedenis van de Sterre der Zee te Maastricht tot 1804, 1937, blz. 35—56. Dit beeld, uit linden- of kastanjehout, stelt Maria voor zonder aureool en staande op het linkerbeen; het rechter is in de knie gebogen en de rechtervoet iets naar voren gesteld. Een kleed van zware stof hangt tot over de voeten en is boven de punt van den rechterschoen even opgeslagen, die van den linker vrij latend; dit kleed plooit van de even uitstekende linkerheup uit. Een lange mantel van dunnere stof, op de borst samengehouden, hangt van de schouders af en valt in een regelmatige plooiing van de gebogen armen neer; in de holte van de rechterhand draagt Maria een vaasje met bloemen — oorspronkelijk een peer? — en met de linker houdt zij het naakt Jezuskindje vast, dat op den linkeronderarm rechtop zit. Het Kindje heeft het rechterbeentje onder zich gebogen en het linker, even in de knie gebogen, naar voren gestrekt. De armpjes zijn eveneens gestrekt; het rechter steunt op Maria’s r^Chler schouder, terwijl het linker naar voren is gericht als wilde het Kindeke naar de bloemen grijpen. Het bolle hoofdje met kort, krullend, haar, is terzijde gebogen, terwijl Maria haar hoofd naar de zijde van het Kind heeft gewend en den blik naar voren gericht houdt. Een dunne sluier met geplooiden zoom hangt haar van het hoofd over de schouders af, waardoor van het haar slechts eenige golvende krullen zichtbaar zijn. Het voorhoofd en de boven-oogleden zijn bol, de kin spits, de neus lang en om den mond de plooi van een glimlach. De polychromie is modern; de hoogte tot aan de moderne kroon bedraagt 1.35 M. Nederrijnsch XVa—b 1). Afb. 508. O. L. Vr. Kerk; de „Sterre der Zee”. ’) prof. lüthgen meent thans (1934), dat het beeld „unter vorwiegend böhmischen Einfluss entstand . STAD MAASTRICHT. 3. Staande engel, van eikenhout, de vleugels van zachthout, de voet van without; hij staat op het linkerbeen en heeft het rechter flauwgebogen naar voren gesteld, zoodat van den voet de evenwijdige teenen onder een neerplooiend gewaad uitsteken. Dit gewaad is op de heupen opgenomen en plooit over een onzichtbaren gordel. Een dalmatiek hangt over de schouders af en wordt over de borst samengehouden. De rechterhand is langs een (modern) kruis uitgestrekt, terwijl de bedekte linker een kelk draagt. Het even terzijde gebogen hoofd wordt omgeven door tot op de schouders in regelmatige wendingen van het midden uit afhangende krullen. De polychromie is modern; de hoogte, het voetstuk inbegrepen, bedraagt 1.17M. Midden-XV. 4. O. L. Vrouw met den inktkoker. Maria is staande op het rechterbeen voorgesteld, (het linker met een flauwe buiging) als de vrouw uit de Apocalypse: de maan aan haar voeten en op het hoofd een kroon van twaalf sterren. Die kroon is een soort tulband, een wrong met punten, waarop zespuntige sterren. Maria is gekleed in een mantel van zware stof; hieronder een dunner gewaad, in talrijke plooien van de rechterheup afhangend; tegen deze heup is namelijk het Jezuskindje gezeten, dat door Maria’s rechterarm ondersteund wordt. Het Kindje zelf zit met gekruiste beentjes en met een boek op de knie, waarin het de namen opschrijft der vereerders van Maria, die behulpzaam den inktkoker in haar linkerhand bijhoudt. Het beeld meet van den bovenkant van den wereldbol tot aan den bovenkant van den tulband 1.80 M. Eind XV. 5. S. Christoffel, gesneden eikenhouten beeld van den heilige, dragende het Jezuskindje op den rechterschouder. De heilige is voorgesteld staande in het water, dat hem over de enkels reikt; het linkerbeen is even naar voren gebracht, in de knie gebogen en de linker hiel uit het water opgelicht. De onderbeenen zijn bloot, gezwollen aderen erop weergegeven en even boven de knie plooit een pofbroek. Een wapperende mantel hangt langs den rug af en wordt over de borst samengehouden door een versierd verbindingsstuk. Onder den mantel is een gedeelte van de versierde kleedij zichtbaar, welke om het middel wordt opgehouden. De armen zijn ter hoogte van de schouders opgeheven, de rechterhand houdt het bedekt rechtervoetje van het Kindje vast en de linker omvat den knoestigen boomstam, waarvan het boveneinde in een drieledige vertakking eindigt, het benedeneinde uitgehold is en het figuurtje van den kluizenaar met lantaarn en bel vertoont. Afb. 509. O. L. Vr. Kerk; „O. L. Vrouw met den inktkoker”. GEMEENTE MAASTRICHT. Christoffel’s scherp gesneden gelaat is omgeven door een baard en diep uitgesneden lokken. Het hoofd is bedekt met een tulband. Op Christoffel’s rechterschouder zit het gekroond Jezuskindje, glimlachend, het rechterhandje zegenend opgeheven en met het linker, dat op den tulband rust, een kleinen wereldbol met kruis ondersteunend. Nieuwe polychromie. Het beeld is hoog 1.75 M. XVd. 6. H. An nat rits. Moeder Anna met het Jezuskindje op den schoot heeft een witten doek om hoofd en hals; zij is gekleed in een rood gewaad met blauwen mantel; met de linkerhand steunt zij den rug van het Kindje. Maria staat aan Anna’s rechterzijde; zij is gekleed in het blauw en de opgeslagen mouw is van binnen rood evenals een breede omslag om den hals. Lange haarvlechten golven neer tot in de lendenen en een wrong met parelen tooit haar hoofd. De armen strekt zij uit naar het Kindje, waarvan zij de rechter pols in den ondergreep vat. Het Kindje zelf staat op van Anna’s schoot en strekt de armen uit naar Maria. Hoog 0.77, breed 0.515 M. ± I500* De rechterhand van Maria en de beide handjes van hef) Kind zijn onlangs vernieuwd. (Vgl. ad. welters, de Nedermaas, 1931, blz. 17.) STAD MAASTRICHT. Het verdient de aandacht, dat een zeer verwante, dergelijke, groep te Tüddem, gedateerd en geteekend is 1513 a ian van steffeswert. (Vgl. Die Kunstdenkmiüer des Kreises Heinsberg, Abb. 85.) 7. Houten madonna, in een zetel, met een over de borst geopenden, ruimen mantel. Het naakt Jezuskindje, door Maria’s linkerhand in de lendenen ondersteund, zit op haar linkerknie en strekt de armpjes uit naar een voorwerp, dat Maria in de half geopende rechterhand heeft gehouden. Hoog met het voetstuk (=0.17 M.) 1.08 M. XVII. Dit beeld heet afkomstig te zijn van het Convent]e (vgl. blz. 582). 8. H. Drievuldigheid, houten groep. Op wolken zijn naast elkaar gezeten de figuren van God den Vader en, aan wiens rechterhand die van den Christus; achter en boven hen is de H. Geest voorgesteld onder de gedaante van een duif met gespreide vleugels; lange stralen, van de duif uitgaande, verbinden de figuren. God de Vader is weergegeven als een man van rijpen leeftijd; het gebogen rechterbeen rust met den blooten, en van een sandaal voorzienen, voet op den wereldbol in het midden van den voorgrond; het linkerbeen hangt flauwgebogen af en steunt met den voet op wolken. Deze figuur is gekleed in een ruim, plooiend, wit onderkleed, een albe, welke door een gordel wordt opgehouden en met een lange stola onder een zwaren mantel met geborduurden zoom ten deele zichtbaar is; de mantel wordt met een gesp op de borst samengehouden en is over de rechter knie geslagen, de onderarmen daarbij vrijlatend; de linkerarm is met de geopende hand naar het lichaam gewend, terwijl de rechterhand met een wijzend gebaar naar voren is gericht. Het hoofd, met weelderigen haargroei, met korte baard en knevel, is in de richting van de rechterhand gewend; de oogen zijn neergeslagen. De Christusfiguur is naakt en slechts ten deele bedekt door een wapperenden doek, welke over den linkerschouder afhangt en aan de voorzijde over de dijen neerplooit; het over den rug liggend gedeelte komt onder den gebogen rechterarm door. Met de breede rechterhand wijst de Christus met duim en wijsvinger naar de wonde in Zijn zijde, terwijl de doek wordt opgehouden met de toppen der overige, gespreide, vingers. De linkerarm is opgeheven en naar binnen gebogen; de hand houdt losjes een lang en smal kruis vast, dat steunt tegen den hiel Fan den rechtervoet, welke gedeeltelijk op den linker rust. Het naar binnen gebogen hoofd heeft een puntbaardje, knevel en weelderigen, golvenden haargroei; de blik is schuin naar voren gericht. De polychromie is modern; hoog 0.98 M., breed 0.635 M. XVIIIa. ?• H. Rochus, houten groep van den H. Rochus met een engel en hond. De ïeilige pelgrim is staande voorgesteld, gekleed in een ruimen, tot op het midden GEMEENTE MAASTRICHT. van het onderbeen afhangenden mantel, terwijl een kleinere schoudermantel, met wijde opening om den hals, er over is geslagen en met twee knoopen (ter hoogte van het sleutelbeen) wordt vastgehouden. Door het opheffen van den linkerarm en het doen rusten van de breede rechterhand tegen de rechter dij, is de mantel zoover weggeslagen, dat een tot de knieën reikend mouwvest zichtbaar is; dit vest is van voren gesloten door knoopen, welke, drie in getal, ook aan het einde der mouwen zijn aangebracht. Rochus’ linkervoet rust op een steen, waardoor de linkerknie gebogen is en een aan zijn linker zijde staande kleine engel gelegenheid geeft met beide handen de ontbloote dij met pestbuil te omvatten. De engel is gekleed in een tot de knie reikend overkleed met plat kraagje en korte mouwen; hij heeft korte vleugels en golvende haren. In de opgeheven linkerhand (waarvan twee vingers gebroken zijn) draagt Rochus een (modernen) pelgrimsstaf met zilveren flesch en op het hoofd een hoed met breeden, opgeslagen rand, waarop twee gekruiste sleutels en een schelp zijn aangebracht; het hoofd heeft hij terzijde gewend en de blik in de verte gericht; om de kin draagt hij een dun baardje, een flinken knevel boven den mond en eenige zware lokken komen golvend van onder den rand van den hoed uit. Aan Rochus’ rechter voet ligt een langharig hondje, dat het kopje naar den engel wendt; in den bek heeft het een broodje. Hoog (tot den bovenkant van den hoed) 0.87 M. XVIII A. De staf heeft een opschrift met jaartal (1866). 10. Twee levensgroote beelden van bisschoppen, voorstellend Sint Nicolaas en Sint Lambertus, de laatste kenbaar aan zijn gekarteld humerale. Deze beelden zijn afkomstig van de voormalige St. Nicolaaskerk, waar beide heiligen als patroon vereerd werden. XVIIIA. Schilderijen. XVe eeuw. I. Tegen den westkant van den derden hoofdpijler aan de zuidzijde van het schip is een muurschildering te voorschijn gekomen (1902), de H. Catharina van Alexandrië voorstellend. Onder een gothische architectuur is de heilige staande ten voeten uit weergegeven. Zij is drie-kwart naar links gewend, ziet op den beschouwer neer en is gekleed in een blauw kleed en witten mantel, waarmede zij het rad — haar attribuut — Afb. 512. O. L. Vr. Kerk; St. Rochus. STAD MAASTRICHT. aan haar rechterzijde vasthoudt. Naast haar, aan de andere zijde, is haar tweede attribuut, het zwaard, uitgebeeld en aan haar voeten het gekroonde hoofd van keizer Maniminus II. In vrij goeden staat; XVA. (Afb. 513.) 2. Tegen den pijler aan den overkant, naast den preekstoel een voorstelling van den H. Christoffel met het Jezuskindje op de schouders. Hieronder een opschrift: Anno 1571 ZOE HEEFT DIT DOEN /(m) AECKEN PETER WYENHOEFT VAN AECKEN / (En)DE Syger Clerment van Aecken meester / (va)nde broederschap VAN DE SACDRAEGHERS. Van boven zijn naast het opschrift het wapen van den bisschop van Luik Gerardus van Groesbeek en dat van de stad Maastricht aangebracht; aan den onderkant twee meesterteekens. In de onderste strook zijn twee „sacdraeghers” ten halve lijve in het water staand; de een een zak op den nek, de ander er een voor de borst torschend. 3. De orgelkast (1652) heeft twee geschilderde deuren: De linkervleugel. A. Binnenzijde: De aanbidding der herders, die ten getale van drie van rechts gekomen zijn om het Kindeke, dat in een kribbe met stroo ligt, te aanbidden. De voorste heeft een lam medegebracht, dat hij bij de achterpooten vasthoudt. Maria zit links in een blauw gewaad en breidt zegenend haar handen over het Kind uit. Achter deze groep de staande Jozef. B. Buitenzijde: Davids overwinning over Goliath. Deze ligt, in t verkort gezien, op den rug, het hoofd naar den voorgrond. David staat met den rechter voet op de borst van zijn vijand en houdt diens zwaard in de beide opgeheven handen, gereed om het hoofd van het lichaam te scheiden. Op den achtergrond de legerplaatsen der Israëlieten en Philistijnen. Op paneel, dat zoowel in omtrek als in grondvlak de lijnen van de orgelkast volgt. De figuren zijn levensgroot. De rechtervleugel. A. Binnenzijde: De aanbidding der Wijzen. Maria zit links met het Christuskind. Jozef staat achter haar. Zij houdt het Kind voorover, dat zegenend de handjes opheft tegen den voorsten Wijze, die er in aanbidding voorligt en ’t linker voetje kust. Zijn roode tulband ligt voor hem evenals zijn geschenk, een zilveren schaal. De tweede Wijze staat achter hem en buigt zich voorover om aan het Christuskind een geopenden kelk aan te bieden. De negervorst staat met uitgestrekte rechterhand waarin hij een gouden schaal heeft, achter den knielenden Wijze. Achter hen hun gevolg met paarden. B. Buitenzijde: David met het hoofd van Goliath, ingehaald door de Israëlitische Afb. 513. O. L. Vr. Kerk; muurschildering. YVT» i v. v wu vv ■ GEMEENTE MAASTRICHT. maagden. Hij komt van rechts en houdt het hoofd in de linkerhand, terwijl hij de rechter voor de borst houdt. Achter hen, te paard, Koning Saul. Een knaap loopt voor hen uit met een lauwertak en een krans. De maagden spelen op de harp en de viool. Links op den achtergrond de muren, poorten en torens van een stad. Op paneel als het vorig stuk. Beide vermoedelijk gelijktijdig met het orgel (vgl. blz. 528) ontstaan en geschilderd door een schilder onder Vlaamschen en Hollandschen invloed. 4. De H. Caecilia spelende op het orgel, naar rechts gewend; links achter haar een mannelijke heilige in een goud-geborduurd gewaad en rechts achter haar een vrouwelijke heilige met een palmtak; rechts op den achtergrond architectuur, links lucht. In den rechterbenedenhoek een wapentje: op zwart een keper van goud, beladen met drie bloemruikers en vergezeld van drie sterren (5) van goud. Helmteeken: een vlucht van geel en rood, iedere vleugel beladen met een rond schildje met de ster. Er onder de letters L en I. Op doek, hoog 1.21 M., breed 0.865 M. Toegeschreven aan Erasmus Quellinus. 5. De H. Agnes, zittend met een lam op schoot; achter haar, staande de H. Antonius van Padua met een boek en het T kruis op den mantel, rechts in profiel de H. Sebastiaan in een harnas met rooden mantel, met pijlen in de linkerhand, met de rechter een staf of speer omvattend. Op doek, hoog 1.215 M., breed 0.865 M., tegenhanger van het vorig stuk en van dezelfde hand. In den linkerbenedenhoek hetzelfde wapen en dezelfde letters. 6. Maria, in een rood kleed en een blauwen mantel, zit op een troon met het kindeke op de linkerknie. Links op den voorgrond Johannes de Evangelist en rechts, Johannes de Dooper met kruisstaf en lam en St. Servaas met kromstaf en sleutel. Op doek, hoog 1.72 M., breed 1.22 M. XVIIIe eeuw, Vlaamsche school; vermoedelijk naar een origineel van omstreeks 1650 uit de richting van Er. Quellinus. 7. Graflegging van Christus. Copie naar het schilderij van P. P. Rubens „Le Christ è la paille” in het museum te Antwerpen. Op doek, hoog 0.98 M., breed 1.38 M. 8. De Cijnspenning, levensgroote halffiguren, copie naar het schilderij van Rubens, dat zich vroeger bevond in de verzameling L. Koppel te Berlijn. 9. Christus aan het kruis. Maria staat links met gevouwen handen en opwaarts gerichten blik. Zij draagt een rood gewaad met donkeren mantel en olijfgroenen hoofddoek. Johannes staat rechts, kijkt opwaarts naar het kruis en spreidt met een gebaar van wanhoop de afmen uit. Hij draagt een geelbruin gewaad en STAD MAASTRICHT. daarover een rooden mantel. Maria Magdalena knielt rechts aan den voet van het kruis, houdt haar hoofd tegen den linker voet van Christus en omarmt het kruis met beide armen en gevouwen handen. Zij draagt een donker groen gewaad met witte, geornamenteerde mouwen en heeft lang, blond, loshangend haar. Links van het kruis een doodshoofd en been. Meer dan levensgroote figuren. Op doek, 3.85 M., breed 2.55 M. Vlaamsche school met sterken invloed van P. P. RUBENS en A. VAN DIJCK, omstreeks 1650. 10. Maria-Magdalena in een wit onder- en een geel bovengewaad, dat het bovenlijf bloot laat, knielend in een grot voor een rood bekleed altaar, waarop een doodshoofd en een staand Mariabeeld. Op paneel, hoog 0.63 M., breed 0.485 M. Hollandsche school, midden XVII. 11. De H. Anna, Maria en Jezus, vergezeld van Jozef, die links staat met een tak leliën in de hand. Rechts de stichter van het schilderij, een oude man met grijzen baard en in een met pels gegarneerde jas in vervoering opwaarts ziende, de rechterhand voor de borst, de linker uitgespreid. Beneden twee musiceerende engelen, de een, geknield met een harp, de andere, zittend met een luit. Op den grond tusschen hen in twee kleinere engelen met een muziekboek en een distelvink. In de lucht nog twee engelen. Op den achtergrond een landschap met uitgestrekte bouwvallen. Op doek, hoog 2.87 M., breed 1.95 M. Vlaamsche school omstreeks XVIId. 12. Visioen van den H. Franciscus met crucifix en doodshoofd; een engel in de wolken houdt hem den doek van Veronica voor. Op doek, hoog 0.95, breed 0.77 M. Vlaamsche school XVII. 13. Levensgroote half-figuur van Johannes Nepomucenus, copie naar het oorspronkelijk schilderij van het Domkapittel te Praag. Volgens een opschrift op de achterzijde in 1838 door L. de Limoens aan O. L. V. kerk geschonken en in 1719 voor Johannes Ferrier, diens grootvader van moederszijde door een voornaam Italiaansch schilder te Praag gecopieerd. (Vgl. Maasg. 1908, blz. 15.) 14. De Beweening van het lijk van Christus, dat van links naar rechts uitgestrekt ligt op een graf met Ionische pilasters. Er achter staan, in het midden Maria, links en rechts Nicodemus en Jozef van Arimathea, geheel rechts in den hoek Johannes en rechts van Maria eene, links twee weeklagende vrouwen. Rechts op den achtergrond is Golgotha aangeduid. Op doek, hoog 1.09 M., breed 1.60 M. Waarschijnlijk XVIIIe eeuw. 15. De terugkeer van Jezus met zijn ouders uit Egypte. Maria gaat links in een wit gewaad en een blauwen mantel die over het hoofd getrokken is. Jezus, in GEMEENTE MAASTRICHT. ’t midden, in een paars gewaad, Jozef rechts in het donker grijs met een rooden mantel. Jezus houdt met zijn rechterhand de linker van zijn moeder vast en heeft in de linker een tak leliën. Geheel rechts een ezel. Een achter hen zwevende engel geleidt hen naar den voorgrond van het schilderij. In den geopenden hemel, God, omgeven door engelen; de duif van den H. Geest daalt op Jezus neer. Op doek, hoog 2.80 M., breed 1.95 M. Waarschijnlijk Fransche school XVIIIa. 16. Portret van Sim. Mich. Thimister, toen kapelaan en sedert 1754 pastoor der St. Nicolaaskerk. Levensgroot, staande tot aan de knieën, iets naar rechts, den beschouwer aanziende, de rechterhand op een doodshoofd op een tafel met een rood kleed, waarop nog een witte, bonte camail met horizontale zwarte strepen; de linker arm hangt langs ’t lichaam en houdt een rood baret. In een blauw gewaad met zwart, witgerand opstaand boordje, gladgeschoren en met zwarte pruik. Achter hem een boekenkast met de werken van kerkvaders en links boven een rood gordijn. Rechts beneden gemerkt C. Dupont 17 ... Op doek, hoog 1.185 M., breed 0.80 M. Op de achterzijde: A85 1750 AET. 29 DUM ERAT VICE PASTOR S. N1COLAI TRAIECTI AD MOSAM; later is er aan toegevoegd: PASTOR THIMISTER. 17. Portret van Caspar Len arts, levensgroot, zittend, tot aan de knieën, van voren gezien en met de rechterhand wijzende naar een crucifix, dat links naast hem staat; met de linkerhand steunt hij op een boek op een groene tafel naast hem, waarop nog drie andere boeken. In ’t zwart gekleed met glad geschoren gezicht en gepoederde pruik. Rechts boven zijn wapen, grijs in grijs: I, boven een kandelaar met brandende kaars, eronder drie merletten; II, twee hazewinden opspringend tegen een boom. Er onder de spreuk: UT PROSIT. Op doek, hoog 1-405 M., breed 1.035 M. Op de achterzijde het gelijktijdig opschrift: R. P. CASPAR LENARTS S. J. MISS. ET PASTOR AD ST. BARBARAM CUYLENBURG ANNO 1767. 18. Portret van een voornaam geestelijke, staande, levensgroot tot aan de knieën, van voren, iets naar links en den beschouwer aanziend; de rechterhand voor de borst, de linkerarm afhangend langs het lichaam. Hij is bejaard, glad geschoren, heeft wit haar. Hij is gekleed in een wit koorhemd, waarover een donker groenen, rood gevoerden mantel en een witte, bonte camail met grijze strepen. Links een groene draperie. Op doek, hoog 1.14M., breed 0.86M. Op de achterzijde gemerkt: G. HERREYNS PINXIT PICTOR REG: SUECIAE. 19. Portret van een geestelijke van omstreeks 1820—1830, in een wit koorhemd met witte en gouden borduursels over een zwart gewaad, met zwarte, witgerande bef. Staande, levensgroot, bijna tot aan de knieën, van voren gezien, de rechterhand raakt de hoofdbedekking aan, die links op een roode tafel staat; in de STAD MAASTRICHT. rechterhand houdt hij een bruin gebedenboekje. Hij is baardeloos en het haar hangt over ’t voorhoofd. De achtergrond is rood. Op doek, hoog i.i8M., breed 0.80M. 20. St. Lambertus, levensgroot, in monnikspij, geknield (naar rechts) vóór een kruisbeeld, waartegen een geopend boek rust; een lantaarn, een mijter en op den voorgrond een bisschopstaf, achter den heilige staan twee monniken. Op doek; links onder geteekend: Theodor Schaepkens 1847. 21. Hiertegenover een voorstelling van den H. Arnoldus, in een rotslandschap geknield vóór een kruisbeeld en gekleed in albe en koorkap. Mijter, staf en boeken liggen vóór hem op den grond. Op doek; kennelijk van Th. Schaepkens. Lichtkronen. Koperen lichtkronen; op het koor hangt aan de zuidzijde een zesarmige, aan de noordzijde een achtarmige kroon; de laatste met een adelaar in top. In het pseudotransept hangt aan eiken kant een groote kroon (XVIII) met twee maal zes armen; die aan de zuidzijde met een opschrift (1865); deze kroon heet afkomstig te zijn uit de St. Bavo te Haarlem; in de middenschipstravee een groote kaarsenkroon met drie maal acht armen (XVII). Zilverwerk. De Kerk bezit: 1. Verguld zilveren reliekhouder, ingericht tot monstrans; de oorspronkelijke cylinder was nauwer dan de tegenwoordige. Tegen de contreforten beeldjes van de heilige Joannes den Dooper, Paulus en Thomas Ap., Stephanus (?), Joannes Evangelist en Laurentius; Barbara, Petrus en Catharina. Onder de spits in een open lantaarn, de H. Maagd met kindje. Hoog 0.775 M. XV, gerestaureerd. Aan de contreforten hangen zilveren kruisen met diamanten, XVIII. Afb. 514. O. L. Vr. Kerk; monstrans. Zilverwerk. GEMEENTE MAASTRICHT. 2. Groote, gedreven en gedeeltelijk vergulde, zonnemonstrans. Op den ovalen voet de symbolen der vier Evangelisten, paarsgewijs gegroepeerd om een open boek met het opschrift: HOC EST CORPUS MEUM en op een blad papier met de woorden: HIC EST CALIX SANGUINIS MEI. Om de luna een rand, belegd met bloemtakken van in zilver gevatte diamanten. Merken: Antwerpen (?) en S. Hoog 1.02 M. Omstreeks 1700. 3. Verguld zilveren gedreven ciborie, op het deksel versierd met een beeldje van den H. Nicolaas met attribuut (de drie kinderen). Onder den voet: SUM ECCLESIAE PAROCHIALIS S. NICOLAI TRAIECTI EX DONO DOMICILLAE MARIAE NEVEN ALIAS VAN BAEL 1638. Merken: Maastricht, Y en monogram VPD. Hoog 0.46 M. 4. Verguld zilveren, gedreven kelk. Op den zeslobbigen voet de borstbeelden van de H. Jacobus Major en Franciscus, benevens een wapen: gedeeld, I, een monogram (A, G en D) boven een druiventros aan steel en met twee blaadjes; II, drie over elkander gestoken visschen. Merken: Antwerpen. Hoog 0.285 M. i 1600. Blijkens het wapen is dit stuk geschonken door het echtpaar Gerardt Dries (+ 1629) en Elizabeth van der Hercken (+ 1605). (Vgl. mijn aanteekening in de „Maastrichtsche grafsteenen”, III, nr. 13.) 5. Verguld zilveren, gedreven kelk. Op den zeslobbigen voet medaillons met de borstbeelden van den Zaligmaker, de vier Evangelisten en Karei den Groote. Om de cuppa medaillons met de H. Maagd, Joannes den Dooper, een feniks, op de borst een wapen dragend: een klimmende leeuw in een gekroond schild. (Vgl. nr. 9.) Merken: I (vermoedelijk 1641) en stralende zon. Hoog 0.30 M. 6. Eenvoudige, gedreven, zilveren kelk, op den voet versierd met door guirlandes verbonden ovale medaillons met de symbolen van Geloof, Hoop en Liefde, om de cuppa met opengewerkt ornament van korenaren en druiventrossen. Merken: Maastricht, L. E., jaarletter O. en ... Hoog 0.268 M. XVIIId. 7. Zilveren, gedeeltelijk vergulde kelk. Op den ronden voet medaillons met de bustes der vier Evangelisten, op den nodus met die der vier Latijnsche Kerkvaders; om de cuppa een doorgaand basreliëf: het H. Avondmaal. Merken: Maastricht, P en monogram, H (of B) boven W. Hoog 0.253 M. ± 1700. 8. Ovale, zilveren schotel, waarin gegraveerd een cartouche met buste van den H. Nicolaas en opschrift: ECCLESIAE s. NICOLAI TRAIECTI 1642. Middellijn: 0.34 en 0.26 M. Merken: Maastricht, Z. en monogram uit de letters V. P. en D bestaande. STAD MAASTRICHT. 9. Verguld zilveren ampullenblad, met een gedreven cartouche in het midden; hierin een schild met feniks, die op de borst een wapen draagt: klimmende leeuw in gekroond schild (vgl. nr. 5)- Op den rand een gegraveerd opschrift: Ex Dono Ill(ustrissi)mi et Rever(endissi)mi D(omi)ni God(efridi) Udal(rici) Baronis De Lamargelle ex Eysden Dei et Ap(osto)licae Sedis gratia Epis(copi) Nicopol(itani) Ca(noni)ci Collateralis perpetui Leod(iensis) et Insignis Archidiaconatus huius Ecclesie B(eatae) M(ariae) V(irginis) Traject(ensis) Praepositi Infulati en het wapen van De Lamargelle: in blauw een dwarsbalk van goud, beladen met drie gespen van sabel en van boven vergezeld van een uitkomenden hazewindhond van zilver met een halsband van goud. Wapenspreuk: CANDIDE ET FIDELITER. Middellijn: 0.435 en 0.312 M. Merken: Antwerpen, gekroonde I (vermoedelijk 1641) een schaap of hond. Godfr. Ulr. de La Margelle werd 25 Jan. 1661 priester gewijd, den 12 Juni 1682 proost, in 1697 bisschop van Nicopolis en suffragaan van Keulen; hij stierf den 13 Mei 1703 (vgl. moes en sluyterman, Nederlandsche Kasteelen, I, blz. 141 en franquinet Inv O. L. Vr., I, blz. 379). 10. Hierbij behooren twee ampullen, waarop het wapen de La Margelle. Op de deksels de letters A en V en, bij het oor, een aan den binnenkant met een maskeron versierd, schelpvormig lipje. Merken: Antwerpen, stralende zon (?) en onleesbare jaarletter. Hoog 0.137 M. 11. Zilveren schaaltje met inschrift: Dant hoC Confratres SAnCtIssIMae trInItatIs (1805). Lang 0.275 M., breed o. 17 M. Merken: V, S, B, minervakop. 12. Zilveren Godslamp, versierd met ranken van acanthusbladeren, festoenen, cherubs en ovale medaillons; een ervan met het volgende tijdvers: JESU/CoeLI LUMInI/LUX arDeo (1778). Hoog i 0,40M. Een dergelijke, kleiner en eenvoudiger. 13. Crucifix op geprofileerden voet; deze en het kruis ingelegd met schildpad. Gegoten zilveren corpus en opschriftcartouche. Het corpus, zonder de armen, hoog 0.20 M. Aan den voet van het kruis een schedel met gekruiste beenderen van zilver. ± 1700. 14. Twee paar gedreven zilveren kandelaars. Luik, 1744, I W en D. Hoog0.22; 1 paar, hoog 0.21 M. Merken: en onleesbaar. 15- Een paar kleine gedreven zilveren kandelaars, op driehoekigen voet en met een schildje waarop: anno 1769. Hoog (zonder pin): 0.172 M. Merken: Maastricht, en S. A onder een kroon. GEMEENTE MAASTRICHT. 16. Vier gestampte zilveren kandelaars, Lod. XVI, hoog 0.31 M.f XVIIId. 17. Een paar gestampte zilveren altaarkandelaars, hoog 0.93 M. XVIIId. Merken: Maastricht, L. E(ymael) en onleesbaar. 18. Zes groote zilveren kandelaars, hoog 1.37 M. Merken: Maastricht, L. E(ymael) en O. Eén ervan met het opschrift: renouvellée . par . 1 . h . van ermingen orfèvre A MAESTRIETS 1836. 19. Drie paar dergelijke, maar eenvoudigere kandelaars van plated. Hoog 0.94 M.; XVIIId. 20. Twee paar gesmeed ijzeren kandelaars met latere vetvangers (verwant aan die in de kerk van den H. Matthias). Hoog 1.35 M.; XVI? afb. 515. 21. Een paar gedreven koperen kandelaars met ronden voet en balusterstam. Hoog 0.535 M. XVIIA. 22. Twee paar gestampte koperen kandelaars. Hoog 0.64 en 0.53 M. i 1700. 23. Twee paar gegoten koperen kandelaars, op driekantigen voet met cherubkopje, balusterstam, van boven getorst. Hoog 0.52 M. en 0.43 M., XVIIB. 24. Een paar gedreven koperen kandelaars op driekantigen voet en klauwpootjes en met balusterstam, hoog 0.635 M. Eenzelfde paar, hoog 0.506 M. 25. Gegoten zilveren hoekbeslag, bestaande uit tweemaal vier hoekstukken en twee sluitklampen, deze laatste thans toegepast op een ander boek. Versiering van cherubkopjes in plantomament. Op de sluitklampen gegraveerd: anno 1651. 26. Zilveren hoekbeslag bestaande uit twee- Afb. 515. O. L. Vr. Kerk; gesmeed . maal vier gestampte hoekstukken en twee dito ijzeren kandelaar. middenschilden met ovale medaillons, waarin STAD MAASTRICHT. gedreven voorstellingen van den H. Nicolaas, den H. Jozef en het kind Jezus met korf. Middellijnen der medaillons: 0.087 en 0.067 M. i 1700. 27. Gegoten zilveren hoekbeslag: twee sluitklampen en twee schildjes, onderscheidenlijk met monogrammen van Jezus en Maria. Merken: Maastricht, H en I N G onder kroon. XVIIlc. 28. Gegoten zilveren beslag op voor en achterplat van een Missale pro defunctis, met gedreven middenstuk. Randen met festoenen schedels en doodsbeenderen in de hoeken en in het midden. Hoog 0.375, breed 0.30 M. XVIIId. Voorts nog: 29. Een verzilverde, houten buste van den H. Bartholomeus, met mes en priem. Hoog 0.75 M. XVIII. 30. Twee houten collectebakjes aan gedraaide steelen. De bakjes met eenvoudig snijwerk versierd en voorzien van een opstaanden wand met gesneden voorstelling, o. s. van den H. Rochus en van den H. Hubertus. Lang met steel 0.58 en 0.59 M. Het eene bakje is in den stijl LodewijkXV, het andere Lodewijk XVI. Paramenten. Het belangrijkste stuk is het „Levietenkleed van St. Lambertus” (+709). Dit kleed, dat van de oksels uit naar onderen breed uitloopt en mouwen heeft, welke met een breedte van ±0.70 M. eindigen, bestaat uit een stof, die oppervlakkig bezien doet denken aan byssus, maar in werkelijkheid een zeer fijne zijdestof is; deze is haast transparant en vertoont een telkens wederkeerend kwadraat, waarin een plantornament met bladeren is verwerkt (afb. 516; vgl. ook DR. FR. BOCK, Die textilen Byssus- reliquien des christlichenAbendlandes, 1895, S. 20). Dit kleed is een weinig beschadigd, zoodat de oorspronkelijke hoogte 1.15—1.25 M. heeft bedragen. Afb. 516. O. L. Vr. Kerk; détail van het „Levietenkleed van St. Lambertus”. GEMEENTE MAASTRICHT. Een driestel met geschonden borduurwerk van ± 1500; het borduurwerk is aangepast op kleeren van jonger datum, waarbij eenige figuren zijn doorgesneden. Kazuifel: Zegenende God de Vader, de Duif en Christus aan het kruis, St. Andreas met kruis, St. Jacob met pelgrimstaf met schelp en met een boek; de twee laatste zijn borstbeelden, hieronder nog het hoofd van een heilige. De opschriften zijn vergaan. Dalmatieken: de eene met een heilige met sleutel en boek; in de orfrois, een bisschop met kerk, een vrouwelijke heilige, S. (ser)vas met sleutel en staf, een vrouwelijke heilige met korf en boek, een (afgesneden) mannelijke heilige; een h. bisschop, St. Andreas, St. Damianus (met flesch), S. COSMA, een gekroonde vrouwelijke heilige (hoofd). De andere is nog meer beschadigd; alle figuren zijn niet te noemen; bovenaan: Christus met vaan, dan bisschop met kerk, een vrouwelijke heilige en verder o. a. een bisschop, een vrouwelijke heilige met een zwaard door den hals, S. Paulus en een vrouwelijke heilige. Een koorkap met eveneens geschonden borduurwerk (XVIA). De kap is van zilverbrokaat met opgenaaide voorstellingen van: de ontmoeting van Maria en Elizabeth, St. Andries en een vrouwelijke heilige, de kroning met een mijter van ... door twee bisschoppen en een koning; de geboorte in het stalletje, een paus en een kardinaal, de besnijdenis (?). Op het schild de Aanbidding der Wijzen. Driestel en koorkap van witte zijde met doorweven gouden bladeren en bloemen in viervoudig weefsel. (XVII d). Koorkap van witte zijde (oorspronkelijk van zilverbrokaat); op het schild van de koorkap een medaillon waarin de Christus voorgesteld is met zegenende rechterhand en met een Agnus Dei in de linker. Gezicht, handen en voeten zijn geschilderd. Om het medaillon, evenals op de voorzijde, slingers van planten. Zware koormantel van witte zijde, versierd met ornament van slanke ranken van gouddraad; aan de voorzijde banen met bloemmotieven, omzoomd van rood; het schild met dezelfde, zware, ranken heeft een cartouche met ovaal wapenschild: I en IV een eikel op rood, II en III een roode roos op blauw. XVII d. In denzelfden trant is een antependium uitgevoerd; het heeft een cartouche met een eveneens ovaal wapenschild: een boom, waartegen te weerszijde een schaap (?) opspringt. (Vgl. voor het wapen blz. 542, nr. 17.) Om het geheel een rand van kant; gedateerd 1697. Een koorkap; op witte moirée zijde met geborduurden rand waarop wijnranken aan de voorzijde; het schild met het alziend oog. Rood fluweelen statiemantel, bezaaid met sterren (5) en lelies van zilverdraad, zilveren ranken en een gouden zoom langs de onderzijde (XVII d). Hieraan zijn toegevoegd rood fluweelen kleeren met zwaardere ranken, lelies en sterren (6) van gouddraad; gedateerd 1704. STAD MAASTRICHT. lenslotte dienen nog vermeld de volgende koorkappen (XVIII): een in zacht blauw zijden brokaat met bloempatroon; op het schild een vernieuwde, gedrongen Mariafiguur op slang en maansikkel; twee engelen dragen een geheel vernieuwde kroon met fleurons. Aan de voorzijde nieuw aangebrachte voorstellingen met moderne spreukbanden, waarop JANUA CMLI, SEDES SAPIENTLE, DOMUS AUREA en „ANNO” — FAïDERis ARCA, SPECULUM justitie, torris davidica en „1748”. Voorts een van gebloemde stof op wit zijden fond; de bloemen doorweven van goud, groen, rosé en blauw. Het schild heeft op zilver fond bloemen (groen, geel en rood in nuances). Een processievaantje met voorstelling van Maria’s ten Hemel opneming. \laria, met uitgespreide armen, wordt omgeven door engelen (ten deele vernieuwd) jm Maria s hoofd zeven sterren (6). Een rand met schelpornament van zilverdraad imgeeft het geheel. Hoog 0.98, breed 0.88 M. (XVIII a). Klokken. n den toren hangen vier klokken, alle gegoten door F. A. Gaulard en voorzien ran chronogrammen (XlXb). De grootste is toegewijd aan de H. Maagd en heeft :en middellijn van 1.56 M. een andere aan St. Joseph met middellijn van 1.26 M. Ie derde aan S. Nicolaas met middellijn van 1,05 M. en de kleinste aan >. Hubertus toegewijd, meet 0.79 M. GEMEENTE MAASTRICHT. De SCHATKAMER. Reliekhouders van metaal. I. Reliekdoosje, rechthoekig met afgeronde hoeken, voor- en achterzijde verbonden door een lateren rand. De voorzijde bestaat uit een gewelfd gouden plaatje met versiering in doorschijnend émail cloisonné. Binnen een blauwen rand met een gehavend opschrift in witte letters, is de H. Maagd voorgesteld. Zij houdt de handen opgeheven en blikt opwaarts. In den linkerbovenhoek is in een kwart cirkel met besterden grond Jezus zichtbaar, met zegenend opgeheven rechterhand en kenbaar aan de letters IC—XC. Naast Maria’s hoofd staan binnen een cirkel de letters MP en 0 Y\ onder het laatste een geschonden opschrift. Afb. 517 en 518. O. L. Vr. Kerk. Voor- en achterzijde van een reliekdoosje met versiering in émail. De achterzijde stelt een in laag relief gedreven voorstelling der annunciatie voor. Maria staat voor een zetel en maakt een afwijzend gebaar, terwijl de Engel met scepter in de linkerhand en zegenend opgeheven rechter haar de boodschap brengt. Boven den Engel een opschrift, dat hem noemt als Aartsengel Gabriel en tusschen Hem en Maria de woorden van de begroeting: XEPE KE /XAPHTO / MENH O KV / META / COV. STAD MAASTRICHT. Inwendig: vier verdiepte, rechthoekige vakjes door een stukje glas in moderne vatting gesloten. Hoog 0.09, breed 0.073, diep 0.017 M. Byzantijnsch werk Xle eeuw. 2. Verguld koperen p y x i s, versierd met gegraveerde cirkels, waarin een achtbladige bloem. Op het deksel een kruis en zes, in knopjes eindigende, pinnen. Thans in gebruik als reliekhouder (H. Apollonia). Hoog 0.125, middellijn 0.065 M. XIII, kruis en pinnen wellicht later aangebracht. (Afb. 519.) 3. Reliekhouder, (S. Nicolaas), bestaande uit een van buiten zeszijdig van binnen rond vat (drinkglas?) van bergkristal en gevat tusschen stukken van verschillenden stijl. Tegen elk der wanden staat een gedreven beeldje, vermoedelijk de heiligen Petrus en Paulus, welke beeldjes mogelijk nog uit de XVe eeuw dagteekenen. Het kristal is langs de kanten belegd met verguld koperen banden, waarvan de bovenste versierd met vroeggothische blaadjes. 4. V erguld zilveren reliekhouder (gordel van O. L. Vrouw) in den vorm eener smalle en zeer langgerekte ark, bekroond' met een kam. De voorzijde is aan beide uiteinden versierd met groene steenen, gevat in een bloemvorm (de linker modern) en is geheel open, ter tooning van de reliek; de niet vergulde achterkant vertoont een gegraveerde nabootsing van muurwerk. De smalle wanden zijn behandeld als nissen, waarin beeldjes van de H. Maagd en de H. Lucia (?). Lang 0.585, breed ± 0.012, hoog 0.038 M. XV. 5. Gedreven zilveren doosje, vermoedelijk van een Agnus Dei, ingericht als reliekhouder (S. Catharina). De voorkant met glas gesloten, op den achterkant, de zweetdoek van Veronica, met het randschrift: salve facies nostri redemtoris, het geheel omgeven door een koordmotief. Middellijn 0.055 M. XVd. (Vgl. nr. 31; afb. 520). 6. Gedreven zilveren reliekhouder in moneen eivormig kristal. Op den nodus in gothische Afb. 520. O. L. Vr. Kerk. Agnus Dei. stransvorm, de reliek gevat in Afb. 519. O. L. Vr. Kerk. Pyxis. GEMEENTE MAASTRICHT. minuskels ga tas; om den voet een opschrift (XVII): DESE RELIQUIAER BEHOERT AEN DIE BROEDERSCAP VAN S. ROCHVS SANCTE ROCHE PATRONE PESTIS ORA PRO NOBIS. Hoog 0.29 M. (XIII.) (Afb. 521.) Afb. 521. O. L. Vr. Kerk. Afb. 522. O. L. Vr. Kerk. Borstkruisje. St. Rochusreliekhouder. 7. Zilveren reliekhouder (H. Barbara) in den vorm van een toren van drie geledingen, gedragen door een modern beeld van de H. Barbara. De onderste heeft aan de voorzijde een met glas gesloten opening en draagt op een koepelvormige afdekking de tweede en derde, opengewerkte geledingen, bekroond door een spits, met een venstertje, waardoor een gelaat zichtbaar is. Hoog 0.29 M. XVIb. 8. Twee gegoten zilveren reliekhouders, in den vorm van het bovendeel eener monstrans met glazen cylinder en later voorzien van een pin om ze op een voet te bevestigen. De oorspronkelijke voeten zijn verloren. Hoog, zonder pin, 0.16 M. XVId. 9. Twee gedreven zilveren reliekhouders, de eene (afbeeldingvan den trouwring van O. L. Vrouw) heeft een verguld beeldje van de Onbevlekte Ontvangenis, de andere (beenderen van Tranquillus) met Maria, Jozef en het Kindje, bestraald STAD MAASTRICHT. door den H. Geest. Op den achterkant opschriften betreffende de schenkers (Doctor Durar, 1725 en 1727) Hoog 0.40 en 0.43 M. Merken: Maastricht, K en ING op de eene, ^ op de andere. De laatste heeft op den achterkant het volgend tijdvers: TERTIO NONAS NOVeMbrIS RELlQ VlAS HAS IGNOTVS DONAVlT CONFRATERNITATI SAnCtI: Joseph: Begin XVIIIe eeuw. 10. Verguld zilveren b o r s t k r u i s j e, aan weerszijden voorzien van een corpus. Het kruis is opengewerkt; omgeven door een kabelrandje en aan de uiteinden der armen versierd met kruisbloemen, waarvan er twee ontbreken. Hoog, zonder ring, 0.072 M. XVI A. (Afb. 522.) Ontvreemd. 11. Reliekhouder (H. Bernardus) in den vorm van een met pijlen doorboord hart omgeven door bladwerk en gedekt door een kroon van verguld zilveren filigraan. Hoog 0.12 M. XVIIIa. 12. Zeven gebeeldhouwde, houten reliekhouders, geschilderd en verguld. Lod. XIV. 13. Twee paar met zilver beslagen houten reliekhouders. Hoog 1.05 M., 0.83 M. Lod. XIV. Reliekhouders van ivoor: 14. Ivoren kistje, in den vorm van een sarkofaag met verguld bronzen hoekbeslag en drie hengseltjes. De wanden zijn versierd met gegraveerde cirkels, waarin kleine cirkeltjes eene omranding en ster- en ruitvormige figuren teekenen. De omtrek dezer cirkeltjes is met kleurstof gevuld. Langs den onderkant ronde gaatjes, waarvan enkele nog van een roode, houten vulling voorzien zijn. Op den achterwand staat in verbleekt schrift (XV): s(ecun)da CAPSA. De eiken voet is van later tijd. Lang 0.21, hoog 0.115, breed 0.11 M. Italiaansch, met Oostersche invloeden (waarschijnlijk XIV). 15. Twee dergelijke kistjes, zonder gegraveerde versiering. Op den achterwand van liet eene, in verbleekt schrift (XV): CAPSA p(ri)ma, op het andere: TERTIA CAPSA. Onderscheidenlijk lang 0.18 en 0.15, breed 0.11 en 0.093, hoog 0.105 en 0.10 M. 16. Drie ronde ivoren reliekdoosjes: a. met verguld zilveren banden om bovenin onderkant en om het midden; gedreven hang- en sluitklampjes. Op het deksel :en versierd plaatje met ring. Hoog o. 10, middellijn 0.103 M. Vermoedelijk XV. i. Met zilveren band om het midden, vier klampjes ter versterking aan onderin bovenkant en een versierd plaatje met ring op het deksel. Hoog 0.08, middellijn 0.09 M. XV. :. Met dergelijk beslag. Hoog 0.07, middellijn 0.095 M. XV. [7. Houten kistje in koffervorm, bekleed met plaatjes been, waarin in laag relief jesneden voorstellingen van een hertenjacht, een musiceerend paar en gezelschap GEMEENTE MAASTRICHT. in een boomgaard. Op het deksel verdiepte paneelen met bloemornament; overblijfselen van polychromie. De onderzijde is ingelegd als schaakbord. Italiaansch, XlVd. Reliekhouders in den vorm van een jachthoorn. Afb. 523. O. L. Vr. Kerk. Buffelhoorn. Afb. 524. O. L. Vr. Kerk. Buffelhoorn. 18. Buffelhoorn (S.Hilarius en plaatsen uit het H. Land), aan het boveneinde spiraalsgewijs omwikkeld met vijf banden van verzilverd tinJ) met een dierornament ®), en naar het midden met een randversiering van driehoeken; het benedeneind is voorzien van verschillende evenwijdige smalle banden. Deksel en mondstuk zijn modern. Koorde 0.31 M. Vermoedelijk IX— Xe eeuw. (Afb. 523-524.) 19. Ivoren hoorn (St. Margriet) met eenvoudig verguld koperen, gegraveerd beslag om monden bovenstuk en twee banden met ringen om het midden. Lang 0.38 M. XVIA. 20. Geschilderd houten hoorn (Thebaansch legioen) van negenzijdige doorsnede, met vijf gegoten looden banden, versierd met laat-gothisch bladwerk. Lang 0.67 M. Trant XV. ) Bij gelegenheid van de Tentoonstelling van Oude-Kerkelijke Kunst, in 1913 te ’s Hertogenbosch gehouden, werd in den catalogus over de banden gezegd: van opengewerkt en geciseleerd, met olieverf verguld metaal (vermoedelijk tin). ‘) Dit ornament van monsterachtige en in één geslingerde diervormen brengt de komst der Noordelijke volkeren (volksverhuizing) in herinnering. Analoge voorbeelden vindt men aan bouwfragmenten, steenen doopvonten enz. van vóór het jaar 1000 in Noord-Italië (Lombardije). STAD MAASTRICHT. Waarschijnlijk heeft deze een ivoren hoorn vervangen, daar in een XVIIe eeuwschen inventaris vermeld wordt: In comu magno ebumeo: Reliquie Thebeorum (bock & willemsen, p. lxxxi). Reliekhouder in den vorm van een arm. 21. Houten reliekhouder, in den vorm van een arm met in leerend gebaar opgehouden hand. Modern-verzilverd hout; van onderen, om den mouw en om de langwerpig rechthoekige, met glas gesloten bergplaats der reliek beslagen met een, uit gestyleerde blaadjes gevormden rand van gegoudbronsd lood. Vier cabochons in eenvoudige vatting: één topaas en drie kristallen op gefoelieden grond. Hoog 0.36 M. Vermoedelijk XV. Reliekhouders van stof. 22. Rood-fluweelen tasch, de achterzijde van schaapsleder; op den voorkant goudborduurwerk in relief: gestyleerde bladertakken en spreukbanden met de woorden uit de Antiphoon Regina Coeli: RESUREXIT SICUT DIXT ALLELUYA ORA PRO NOBIS DEÜ ALLELUYA PORTARE ALLELUYA. Omboord met groenen, zijden, band en voorzien van zeven groene, zijden, kwasten. Op den achtergrond in XVIeeuwsch schrift: DE SCA UrSULA, DE SCA AGATA, DE SCA SCOLASTICA. Breed 0.19, hoog 0.155 M. XV. 23. Beurs van een met goud doorweven zijden stof met een patroon van horizontale banden, afwisselendbruin.witen groen en rijen van geometrische figuren. Hoog 0.22, breed 0.16 M. 24. Beursje van dergelijke stof, hoog 0.135, breed 0.13 M. 25. Beurs van een zijden weefsel met patroon bestaande uit banden, die ruiten vormen, waarin meanders, afwisselend met staande leeuwen en gestyleerde planten. Op de twee naden een smal galon met gedreven zilveren rosetjes, waarop bloedkoraaltjes. Hoog 0.13, breed 0.21 M. Vermoedelijk XIV. GEMEENTE MAASTRICHT. 20. Keliekenbeurs van een in een werkstuk versierde stof. Het patroon bestaat uit vierkanten, afwisselend wit en bruin, waarin in blauw, groen of wit verschillende jestyleerde dieren en bloemen. Op de beide naden een eenvoudig galon. Hoog o. 15, breed 0.14 M. 27. Lederen geldtasch in schelpvorm, van binnen gescheiden in drie afdeelingen, :n aan de voorzijde bekleed met rood fluweel en omzoomd met franje. Op den ichterkant gestempeld met eèn monogram in een cirkel. Hoog 0.18, breed 0.26 M. XVIA. 28. tienvoudige, verdeurde, rood-fluweelen 'eliekbeurs met venstertjes. Hoog 0.22, breed 0.19 M. CV of XVI. 29. Bekleeding van een schedel, aan de voorzijde jestaande uit fluweel met :en versiering van goudlraad en geborduurde anken (XVIB). bchilderyen. 30. Triptiekje, met geschilderd paneel als midden stuk; dit stelt een Madonna voor, die het Christuskind op den rechterarm houdt en tegen zich aandrukt, terwijl zij met de linkerhand de voetjes ondersteunt. Het kindje drukt den linkerwang tegen den rechter van Maria, die gekleed is in een over het hoofd Afb. 526. O. L.Vr. Kerk. Geschilderd middenpaneel van een triptiek, getrokken paarsen mantel met gouden borduursels en groene voering. Het Jezuskind draagt een groen deed met vermiljoen bovenkleed, op beide zijn de lichtweerkaatsingen door gouden streepen aangegeven. De achtergrond is effen goud. Hoog 0.165, breed 0.137. Mogelijk Slavisch-Byzantijnsch, XVI. STAD MAASTRICHT. Hieraan twee met zilver beslagen deurtjes, waarop gegraveerd zijn de apostelen Petrus en Paulus, onder, op zuiltjes gedragen, laat-gothische bogen. Hoog 0.165, breed 0,063 M. Een met zilver beslagen, geschulpt fronton boven het middenpaneel, op welk fronton twee naakt figuurtjes (Adam en Eva?) zijn voorgesteld. Duitsch, midden-XVI. 31. Agnus Dei (vgl. nr. 5) aan den voorkant een wastablet met omschrift in gothische minuskels en randversiering met doornen-kroon motief, aan de achterzijde een voorstelling van Christus’ val onder het kruis. Middellijn 0.11 M.; Duitsch? ± 1500. 32. Gildebord, van ijzer en ruitvormig, 0.30 X 0.30M.; het is beschilderd met een voorstelling van de H. Genoveva, en de wapens van Maastricht, van Luik en van de Staten; midden-XVIII. Den I3en Mei 1934 is de schatkamer van den St. Barbaratoren overgebracht naar den oostarm der kruisgang. Sedert dien is de verzameling uitgebreid met: 33. Een beeld van de H. Barbara met een tot reliekhouder dienenden toren in de linkerhand en de naar voren gehouden rechterhand met gebogen vingers zonder attribuut. Een hooge, geschonden, kroon dekt het even gebogen hoofd. De polychromie is oud: het kleed is rood-bruin, de groen gevoerde mantel verguldHoog zonder den voet 1.07 M. XVd. 34. Een houten Anna trits. Moeder Anna, met sluier over het hoofd en weduwe, doek om den hals, houdt Maria en Jezus op den linkerarm en heeft in de rechterhand een peerachtig voorwerp. Het Jezuskindje houdt een vogel (duif?) bij de uitgespreide vleugels. Hoog 0.90 M. ± 1500. 35. Een houten S. Antonius-abt. De rechterhand is afgebroken.de linker houdt een boek; naast den linkervoet een varken. Hoog met voet 0.67 M. ± 1500. 36. Twee houten aanwijsstaafjes met zilveren hand. 37. Een ovaal medaillon in was met de afbeelding van een biddende geestelijke. Onderaan staat: CLEMENS XI/PONT. MAX. Tot de schatkamer der O. L. Vrouwe kerk hebben van ouds behoord de beide, in de vorige eeuw vervreemde, reliekhouders, welke sedert deel uitmaken van de schat der St. Pieterskerk te Rome. GEMEENTE MAASTRICHT. G-egevens en loto s zijn door tusschenkomst van wijlen Kardinaal van Rossum bezorgd door DR. gisbert brom, in leven directeur van het Historisch Instituut te Rome en door DR.^ hoogewerff, zijn opvolger, bij gelegenheid der tentoonstelling van oude-kerkelijke kunst te s Hertogenbosch (1913). Bij de beschrijving is tevens gebruik gemaakt van het artikel „Byzantijnsche kunstvoorwerpen met inschriften in de O. L. Vrouwe kerk te Maastricht” door a. j. flament, Public. 1886, blz. 1—88; voorts van silvio giuseppe mercatl’s verhandeling over de „Staurotheca di Maestricht” - Atti della pontifica Accademia romana di archeologia, Serie III, p. 45—63. Roma, Tipografia poliglotta vaticana, 1924. mercati geeft twee fotografische reproducties en bespreekt in ’t kort de literaire bronnen’); hij geeft echter niet veelmeer dan flament’s artikel. „L’Illustratione Vaticana” (van 1—15 Juli 1933, Ned. uitgave, blz. 467—468) bevat een artikel, waarin angelo lipinsky over het kruis van Constatijn spreekt. Drie afbeeldingen verluchten den tekst, waarvan het historisch gedeelte niet nauwkeurig is. In de „Bescheiden in Italië”, dl. III, blz. 460—464 (Rijksgeschiedkundige Publicatiën, no. 17, Kleine Serie) vermeldt dr. hoogewerff afschriften (1837 1839) yan bescheiden over de beide kruisen. 58. Het „Patriarchaalkruis”, „la croce d’Olanda”, in 1204 door keizer Philips II aan de O. L. Vrouwe geschonken en met andere relieken overgebracht „per iVilhelmum parochianum de Constantinopolim” (Franquinet, Invent, II, p. 176) in [837 aan Paus Gregorius XVI geschonken, is van Arabisch goud (vlgs. oude schrijvers, bij Flament) en bevat vijf stukken van het H. Kruis. Aan een oude jeschrijving van den Jesuïet Jacobus Gretserus, verschenen in 1616 en verlucht net een teekening en toelichtende kantteekeningen van den Maastrichtschen esuïet Bernardus Bauhusius (1575—1619), ontleen ik: let geheele H. Kruis, zooals het met balsem is bestreken en wel met zulk een 'ikke laag, dat gedurende zulk een groote ruimte van jaren ondanks het zoo eelvuldig kussen, zelfs de balsem zelve nauwelijks is afgesleten en het naakt kruis ertoont; het geheele kruis nu is uit zuiver Arabisch goud. FLAMENT, blz. 10, 13. 'en gouden strook omsluit de partiekels van het H. Hout; deze strook is versierd iet een doorloopend rankmotief tusschen twee parellijsten; aan de uiteinden is het lotief kleiner en het blad meer rosetvormig. Dertien krammen houden het hout ast; haar plaatsing is onsymmetrisch. Aan de uiteinden van den bovensten arm > een versiering van edelsteenen aangebracht; volgens de opneming van 1913: en stuk kristal, „aqua marina”, omgeven door een rand van parels — het kristal an de rechterzijde is uitgevallen —; deze versiering moet later zijn toegevoegd en rel na den tijd van Bauhusius’ teekening, wijl hierop twee diamanten vermeld 'orden, Mercati veronderstelt, dat een breuk in het reliekfragment het aanbrengen er roset noodig maakte. Aan het uiteinde van den ondersten arm bevinden zich :lkens „twee doffe, gekleurde, steentjes”; de beschrijving van Bauhusius noemt bock. Kleinodiën des heiligen Römischen Reiches deutscher Nation, Wien 1864, Taf. XX, ig. 28, S. 115—117; de waal, Gli antichi tesori della Basilica Vaticana. Dissertazioni della antificia accademia romana di archeologia, Ser. II, tV. (1894^ p. 165 s; e tav. V; DE WAAL, ie antiken Reliquiare der Peterskirche, Römische Quartalschrift 7 (1893) p. 250 s, plaat XVIII; :hlumberger, Nicéphore Phocas, Parijs 1890, p. 95 en 97. STAD MAASTRICHT. Afb. 527. Rome. Schatkamer van St. Pieter. Het „Patriarchaalkruis” uit de schatkamer van de O. L. Vr. Kerk; voorzijde. GEMEENTE MAASTRTPHT )ag- eekening. het bovenste links, rood, en dat eronder wit; van de twee andere zegt hij, dat ze aan de juist genoemde in grootte gelijk zijn, maar verschillen in kleur, wijl ze wit zijn. Aan den voet een stuk kristal, „aqua marina”. Aan de achterzijde treft men dezelfde randversiering aan als aan de voorzijde. In de uiteinden van den bovensten arm wordt het ornament ontsierd door de bevestiging der kennelijk later aangebrachte rosetten met kristal en parels aan den voorkant. Kleine medaillons, binnen een parelrand, versieren de balken van het kruis binnen den gouden rand; op het bovenste links, het borstbeeld van Christus met zegenende rechterhand en de letters IC en XC = IHCOYCXPICTOC en ter ^rechterzijde dat Zijner Moeder, de handen geopend voor de borst en de letters MP en SY — MHTHP QEOY. Op den ondersten arm de afbeeldingen der Aartsengelen Michaël en Gabriël, aangegeven door M, X en F, B. Aan den voet is in een borstbeeld de H. Demetrius weergegeven; de letters staan er paalsgewijs: © (= ATIOC) AHMH-TPHOC (vgl. afb. 528 en de teekening van Bauhusius in de Public, van 1886). Het heele opschrift in Grieksche letters is op afb. 528 vrij goed te lezen; men vergelijke Flament’s bespreking ervan en de vrij nauwkeurige weergave van Bauhusius op blz. 24 en Plaat I van Flament’s artikel. Op het modern voetstuk staat met „geciseleerde letters” het opschrift: CRVCEM • HANC • AVREAM • ANAGLYPTAM / GEMMIS • DISTINCTAM / CVM -INSIGNI • PARTE . SALVTIFERAE • CRUCIS / DOMINI • NOSTRI. IESV • CHRISTI / MONVMENTVM . VETVSTATE • ANTIQVISSIMVM / GREGORIVS • XVI • PONT • MAX • / DONAT • DEDICAT / ANNO • M • DCCC ■ xxx vn / pontificatvs . vn- Heden houden twee engelen het kruis vast; voetstuk en engelen zijn het werk van den zilversmid Filippo Borgognoni uit Rome, blijkens een opschrift op een zilveren schildje (Mercati, p. 61). Vroeger preikte het „zilveren vergulde voetstuk met de beeltenis van de H. Helena rechts, en links die van keizer Konstantijn” 'Flament, blz. 58). De reliekhouder wordt bewaard onder een verzegelde, glazen stolp; de maten moeten dus ontleend worden aan vroegere schrijvers; in oude stukken wordt >teeds gesproken van circa 13 duim, wat overeenkomt met de teekening van Bauhusius; deze teekening heet immers op ware grootte te zijn gemaakt en als Ie reproductie in de Public, van 1886 die teekening op haar ware grootte weergeeft, dan kan men de hoogte stellen op 0.337 M., bij een grootste breedte van >.298 M. De maten bij Marcati wijken eenigszins af; ook hij moet ze slechts >enaderend hebben kunnen nemen van wege de stolp. Volgens hem bedraagt de ïoogte circa 41 cM., de breedte van den ondersten balk 26 cM., die van den >ovensten 18 cM., de breedte van den stam 5 en de dikte 1.5 cM. (Mercati, p. 61). ■Iet Grieksche opschrift zegt, dat Romanos, de vorst, „dat holt des cruses mit jolt en ghesteynte costelyck” heeft versierd; vier vorsten van dien naam noemt 'lament tusschen 919 en 1071. Een dagteekening in de Xe eeuw zal de waarheid pel geen geweld aan doen; het kruis te Limburg an der Lahn. in 1208 derwaarts STAD MAASTRICHT. Afb. 528. Rome. Schatkamer van St Pieter. Het „Patriarchaalkruis” uit de schatkamer van de O. L. Vr. Kerk; achterzijde. GEMEENTE MAASTRICHT. gebracht, wordt voor Xe eeuwsch gehouden en toegeschreven aan Romanos Lecapenos (919—944); vgl. DR. MAX CREUTZ, KunstgeschichtederedlenMetalle.S. 100 en Gildeboek, 1936, blz. 74. 39. Het „Kruis van Constantijn”, evenals en tegelijk met het vorige in de schatkamer der St. Pieterskerk te Rome beland, is in een triptiek geplaatst, dat bij gesloten deurtjes 0.10 bij 0.075 M. meet. Voor deze beschrijving zijn de gegevens Afb. 529. Rome. Schatkamer van St. Pieter. Het „Kruis van Constantijn”, gesloten triptiek, van voren. eveneens ontleend aan die van Dr. Hoogewerfïf en aan Flament’s bovengenoemd artikel, waarin op plaat III een (wel is waar afwijkende) teekening ervan uit het H. S. van Gulpen is weergegeven. Tegen een vlakken achtergrond is het kruis aangebracht; dit nagenoeg gelijkarmig kruisje bestaat waarschijnlijk uit partiekels van het H. Kruis; het is omgeven STAD MAASTRICHT. door een „randje in cassetten-émail; met een patroontje van rood, wit en blauw”. In de hoeken der armen bevindt zich telkens een groote parel; buiten het einde der armen een schijfje van émail: „witte letters op blauw, binnen een rood randje”. De opschriften luiden: OPA TI / KAINOIN OAYj MA — KAI Z / ENHN/ XAPI / N— XPYC / ON ME/ NEZco — XPIC / TON EN / A ECKO j nEI. 53°* Rome. Schatkamer van St. Pieter. Het „Kruis van Constantijn” uit de schatkamer van O. L. Vr. Kerk, geopend triptiek. Boven het bovenste opschrift zijn twee parels en een licht paars agaat. Links beneden is op den vlakken achtergrond in relief het figuurtje ]) van den keizer langebracht en paalsgewijs ernaast 00NCT / ANT. Dp het deurtje rechts in relief de gouden figuurtjes van Maria, MP OY; ernaast lat van UANTEAEHioN-, beneden die van Q)TIMidN. Op den vleugel ter ) vlgs. lipinsky zijn er nog andere figuren afgebeeld geweest. GEMEENTE MAASTRICHT. linker zijde bevinden zich, volgens de aanteekeningen van Dr. Hoogewerff de verhoogde figuurtjes van (QdEMHTRHOC en eronder (*)MAT@AIOC; daarnaast boven IC en XC, en beneden (&)BAPNABAC. Het linkerdeurtje kan niet heelemaal open, omdat de onhandig aangebrachte wolk van het moderne voetstuk in den weg zit. Bij gesloten deurtjes blijven de boven- en benedenrand van parels met een purper-agaat in het midden, een paars-agaat links en rechts in het zicht; de buitenzijde der deurtjes is versierd met steenen en wel: linksboven een groenen, in het midden een purperrooden en beneden een purperen; rechts: twee purperen, en beneden een groenen; in het hart een bleekpaarse steen. Van de parels zijn er eenige vernieuwd. Afb. 531. Rome. Schatkamer van St. Pieter. Het „Kruis van Constantijn”, uit de schatkamer van O. L. Vr. Kerk; achterzijde van het geopend triptiek. De drukke, van schub- en bladornament voorziene, achterzijde van het kastje is van gedreven goud en bevat in het midden een gelijkarmig kruis en zes medaillons STAD MAASTRICHT. binnen een parelrand; vier ervan bevinden zich naast de armen en twee in de bovenhoeken; deze laatste dragen de monogrammen ÏÖ en XC. De andere vier zijn blijkens afb. 531 bedekt door een roset, het onderste door een zegel. Volgens de teekening van van Gulpen bevatte (de achterzijde van) het juweel de volgende opschriften, welke eveneens door Dr. Hoogewerff werden opgeteekend: O KAI / TETEY / KEN EK nPO& I YMOY/ KAPAI/ AC IwAN/ NHC A I YTPco / CIN AITco / N C&A / AMAT/ coN. Uit het opschrift kennen wij intusschen den maker, want het opschrift beteekent, dat zekere Joannes, ter verkrijging van kwijtschelding zijner zonden, blijmoedig (dit kruis) heeft vervaardigd. Op de afb. bij Lipinsky’s artikel is dit opschrift niet te zien en de schrijver noemt alleen het vorige. Hij eindigt zijn artikel met: „Als datum zijn wij geneigd de vijfde of zesde eeuw aan te nemen. En vermoedelijk heeft de schrijn aan Justinianus toebehoord en niet aan Constantijn, wiens smaak minder verfijnd was”. GEMEENTE MAASTRICHT. De KLOOSTERGEBOUWEN. De klooster- Van de voormalige k'oostergebouwen is het karakter verloren gegaan; de huizen gebouwen. aan het O. L. Vrouwe plein dienen ten deele als kapelanieën. De pastorie bevindt zich in de voormalige pastoorswoning der St. Nicolaaskerk. De kruis- De, langs den oostwand van het portaal en langs den westwand van het noorder- gang. dwarspand bij de kerk aansluitende, kruisgang is, voor zoover zij langs deze Uitwendig. muren loopt en over haar geheelen westelijken vleugel met lessenaarsdaken gedekt, overigens met zadeldaken. Zij is, op een ± 2 M. hoogen voet van Naamsche steen, opgetrokken van mergel. Afb. 532. O. L. Vr. Kerk. Pandhof met kruisgang naar het N.-Westen. De, door contreforten gestijfde, muren hebben in elke travee een drie- of vierdeelig spitsboogvenster en in de middelste travee van den noordelijken vleugel een breede poort, waarboven een spitsbogig, vierdeelig, bovenlicht. De profileeringen en traceeringen der vensters hebben de weelderige vormen der laat-gothiek. In enkele traceeringen zijn emblemen verwerkt en wel in twee vensters van den westvleugel: het teeken der Luiksche rechtsmacht — de „piroen” — en het wapen van den Luikschen bisschop Robert de Berghes (1559—1564); in den noordvleugel, in een der vensters, het wapen van koning Philips II, geflankeerd door den Bourgondischen vuurslag; in twee andere, renaissance-cartouches o.s. met de STAD MAASTRICHT. jaartallen 1558 en 1559, en in het bovenlicht der poort, zoowel aan buiten- en binnenzijde, de tweekoppige adelaar met het wapen van Oostenrijk; in den oostvleugel in een der vensters de vijfpuntige ster van Maastricht. (Afb. 533-) Volgens van heylerhof (Annuaire, 1827, p. 132) bevond zich in een der vensters ook het jaartal 1582. De kruisgang is overkluisd door kruisgewelven in mergel, waarvan de eenvoudige ribben door gebeeldhouwde kapiteeltjes op muurzuiltjes gedragen worden; de versiering der kapiteeltjes bestaat uit bladornament, draken en engeltjes, die een monstrans, het op blz. 558 beschreven patriarchaalkruis, een medaillon met kop (Karei V?) enz. dragen. In den wand tegenover de vensters zijn spitsbogige nissen en een steenen bank; de nissen hebben geprofileerde neggen, welke niet zijn voortgezet langs den binnenkant van den spitsboog. In de wanden zijn een paar gedenksteenen aangebracht De vensters zijn beglaasd en voorzien van sierlijk gesmeed-ijzeren spijlen. Het, ., . 1 . , . 1 . 1 Afb. 533. O L. Vr. Kerk. Bovenlicht met thans aanwezige, glas is modern, doch de 5 het wapen van Oostenrijk. sponningen in de vensters bewijzen, dat zij van den aan vang af op beglazing zijn berekend. Afb. 534. O. L. Vr. Kerk. De noordelijke kruisgang; inwendig. Inwendig. Graf¬ steenen. XHIe eeuw. XVe eeuw. ± 1500. GEMEENTE MAASTRICHT. en de vloer is bedekt met over de honderd grafsteenen; vele zerken zijn geschonden en voor een groot gedeelte erg afgeloopen; sommige zijn afkomstig van de voormalige St. Nicolaaskerk. Waar ik mij voorstel deze steenen uitvoerig te behandelen in de voortzetting (Public. 1937 e.v.) der „Maastrichtsche Grafsteenen” kan ik hier met een korte beschrijving volstaan. 1. Een zerk, lang 2.39 M., breed aan het voeteneind 0.90 M., aan het hoofdeinde 1.04 M. Het randschrift luidt: + ANNO DNI / M0C°C° L° I°l ■ vil • id . APRILIS • OBIIT HENRIC SCOLA(S) / TIC’ECCLESIE / BEATE MARIE • IN • TRAIECTO • AIA • EI • REQVIESCAT • IN • PA / CE • AMEN. 2. Een zerk, lang 3 M., breed 1.36M. met het volgende randschrift: +ANNO’ DN / . . . X • VII • xvn KL • SEPTEMBR(lS) . . IIT MAGISTER/ GOSWIN’ DE • GRVSELT . / CANTOR • ECCLE . BE • MARIE I TRAITO • AIA • EI • REQtESCAT • IN PACE • AME. 3. De andere helft van de zerk van Nicholaus de Ghelcke (hiervoren, blz. 529, nr. 6), lang 1.06 M., breed (afgebrokkeld) 0.76 M. Het randschrift luidt: ANO • DNI • M • CCCC • / SEXTO • MËSIS • APRILIS • / DIE • DECIMA • CUI Dezelfde wapens als op de in de kerk liggende helft komen hier ook voor, alleen in omgekeerde volgorde. 4. Zerk, lang 2.18 M., breed 1.15M., waarvan het opschrift nog maar ten deele leesbaar is: (HIC EST SEPULTUS)DNS • MICHAEL *)/ CANONIC • HUI • ECCLESIE (Q • OBIIT) • ANNO DNI / M • CCCC • (L ?)VI.... 5. Een zerk, lang 2.44 M., breed 1.29 M.; de steen is gehavend en van de gothische architectuur in relief is nog al wat over, van den geestelijke weinig en van het randschrift: ... (HEN ) / DE • STEIUORDIA • CANONIC’ • ET • SCOLASTICUS • HUIUS • JNSIGNIS • ECCLESIE • QUI OBIIT • ANNO • NATIVIT ... /DOMINI • MILLESIMO QU ESIMO/ .... Vlgs. franquinet, Invent. I, blz. 388, sterft kanunnik Heinricus van Steyvort in 1498. 6. Een zerk, lang 2.53 M., breed 1.50 M. Door uitdieping der contouren is een geestelijke onder een gothische architectuur voorgesteld, het hoofd rustend op een kussen en de handen tegen elkaar boven een kelk. Van het randschrift is maar weinig meer te ontcijferen: .../..; a • / ICESIMO / • SECUDO • MENSIS • [fEBRUARII]. 7. Zerk, lang 2.90 M., breed 1.42 M. Onder een gothische architectuur staat een geestelijke, een kelk met beide handen voor de borst houdende; naast het hoofd *) Vermoedelijk de pascuis = van der Weyden, vgl. franquinet. Invent. I, blz. 387. STAD MAASTRICHT. twee wapenschilden, beladen met een uitgeschulpt kruis; in de hoeken de symbolen der Evangelisten. Het randschrift luidt: • HIC IACET • SEPULTUS / VENERABILIS VIR DUS JOHANES ULRICI DE DÖROEDE HUI ECCLIE CANONIC • / NECNO INVESTIT PAROCILIS/ECCLIE DE [IOANIS] QUI OBIIT A XV Vm MESIS jum die xxviii. (Afb. 535.) 8. Een zerk, lang 1.71 M., breed 0.96 M., heeft in het midden het Lam Gods in relief; in een kring hieromheen het volgend opschrift: lijsbet old(e)beeken STARF ANO XVC VI (d)eS III DACH IN MEY • 9. Een zerk, lang 2.01 M., breed 1.02 M., heeft op de hoeken de symbolen der Evangelisten, in het midden een vierpas, waarbinnen een wapen: gevierendeeld: I en IV, een leeuw, uitkomend uit een dwarsbalk; II en III, een schuinbalk. Het randschrift is slecht te lezen en vermeldt de namen van drie personen: HIC • / IACET SEPULTUS VEN . LIS / GUI • Y.. DNS / JOHES CATOR • OBIIT / ANO (XV)C IIIJ (of VIJ) DIE XXIIJ (of XXVl) MARCIJ • DNS VERO GEO IT A° xvc (verder niet ingevuld). Afb. 535. O. L. Vr. Kerk. Grafzerk van Kanunnik Joh. van Doenrade in de kloostergang. 10. Een zerk, lang 2.47 M., breed 1.14 M., heeft in een vierpas een schild, XVIe eeuw. beladen met een huismerk, dat zich het best laat beschrijven door het te vergelijken met het spiegelbeeld van een op den kop gestelde 4, waarvan de dwarsarm aan het uiteinde een St. Andries kruisje heeft. In de vier hoeken is een wapenschild uitgehouwen, dat beladen is met een anker. Het randschrift in bijzonder sierlijke letters, is goed leesbaar, op het gedeelte na, dat den naam vermeldde; het randschrift luidt: / DIE STERF • INT • JAER • M • v£ • EN XXII • DEN ■ XXII / DACHT • VA • FEBREUARYUS / OP SYNT WYNAENDU DACH BYD GOT VOER DY SYEL OO GEMEENTE MAASTRICHT. ii. Een zerk, lang 2.32 M.. breed 1.27 M., heeft in de hoeken de symbolen der Evangelisten en in het midden in een vierpas een wapenschild met helm en bijbehooren in de vormen der renaissance; het schild is gedeeld: A, een klauw; B, drie plompe bladeren (2 en 1). Helmteeken: de klauw. Het randschrift luidt: HIC IACZ SEPULTUS HONLIS / VIR DNS CORNELIUS DAEMS CANONIC’ HUl’ ECCLIE QUI OBIIT ANNO M Vc / XXXI MENSIS (mai) DIE / met andere letters is hieraan toegevoegd: AIA in PACE REQESCAT A° XVC 34 OBIJT THOMAS DE HDER’NEPOS • D • CORNELY • 12. Een zerk, lang 2.96 M., thans breed 1.30 M. Onder een gothische architectuur in weelderige vormen en in relief staat een geestelijke, de handen voor de borst met de vingertoppen tegen elkaar. In de omlijsting zijn zes schildjes uitgehouwen; links boven het wapen PASSAERT (v. Blitterswyck): doorsneden en ingehoekt van drie stukken; rechts boven: een slangenkruis; links beneden: een dwarsbalk met een uitkomenden, dubbelstaartigen leeuw; rechts beneden: afgebroken In het midden van de linker lange zijde van het omschrift een cartouche, waarschijnlijk met een helm, helmteeken (een uitkomenden ezel?) en dekkleden, en op de andere lange zijde wederom het wapen Passaert. Het randschrift is voor een groot gedeelte leesbaar: HIC ■ IACET • SEPULTUS/ VENERABILIS AC EGREGIUS VIR DNS GOESUIN’ PASSART (HUl) [’] ECCLE SCOLASTICUS (ET / , . .) ONICUS QUI / . . . ANNO XV XX(XII?) MENSIS (lUNIl) DIE XXVII GUI’ AIA IN PACE REOUIESCAT AM. Afb 536. O. L. Vr. Kerk. Grafzerk van Gosw. . Passaert (v. Blitterswijck) in de kruisgang. Eragment van een zerk, lang 0.90 M., breed 0.52 M.; het opschrift in de cartouche is sedert de publicatie ervan in de Maasg. 1918 zooveel verder vergaan, dat ik hier eenige, aan W. Sprenger’s aanteekeningen ontleende, aanvullingen cursief toevoeg. STAD MAASTRICHT. IONCKER CONRAR / DE BRVNNYNCX STl(ERF) / tot LVYCK ÉDE LIGT / hier BEGRAVE DE 4 / (ij78) ende IOFFRAW / (BARBAR)A TANS SY / //«YSVRAVW STER / den 14 SEP 1603 / (BIDT) VOER DYE ZEEL. Links van de cartouche zijn twee wapenschilden zichtbaar; het bovenste waarschijnlijk het wapen de Brunincx, het andere Copys (vgl. het volgende nummer). 14. Mede van het geslacht Brunincx is een zerk, lang 2.53 M-, breed 1.35 M., waarop in het midden in een rond medaillon het geslachtswapen is uitgehouwen en in de hoeken in vier kleinere medaillons de vier kwartierwapens, ieder den naam in een cartouche vermeldend: Brunincx, Strielz, [Fruyjts en Copys. Het wapenschild Brunincx is beladen met twee dwarsbalken en een vrijkwartier, waarop drie figuren (volgens DOPPLER, Maasg. 1920, blz. 72, leeuwen, 2 en 1). Helmteeken gekroonde, uitkomende adelaar; schildhouders: twee vrouwen. Strielz: gegeerd van twaalf stukken; een hartschild waarvan de figuren niet zijn te onderscheiden. Fruyts: gevierendeeld: I, een dwarsbalk en in het schildhoofd een vijfbladerige bloem; II, een leeuw; III, drie ruiten (2 en 1); IV, vijf aaneengesloten spitsruiten. Copys: veertien koeken (4, 4, 3, 2 en 1), en een barensteel van vijf hangers. 15. Fragment van een zerk, lang 1.68M., breed I.14M.; dit is rijk bewerkt; XVIIeeeuw. onder een rondboognis is een staande engel voorgesteld, met een ovaal schild aan den rechtervoet, voorstellend drie naar links gewende vogels (2 en 1) en in het hart een vijfbladerige roos. In een cartouche een gehavend opschrift: HIER (ligt) b(eg)rave(n a)ert (p)rvene / ro(edr)ager D(e)ser kercke sterf/in(t) iare Ons heeren a° 1(597 volgens sprenger) den/... Meer(t) ende IsabeLe LANSMANS / (SY)N HVYSVROWE STERF A° 1605 / DEN (31 volgens SPRENGER) YULI BIT VOER DYE SIEL. (Vgl. blz. 531, nr. II.) 16. Een zerk, lang 1.61 M., breed 0.88 M.; onder een niet meer te ontcijferen opschrift op een cartouche, een door laurierbladeren omgeven wapenschild; gedeeld: A, twee gekruiste tournooilanzen; B, een rechter schuinbalk, van boven vergezeld van een leeuw, van onderen van twee (drie?) blokjes. Een cartouche onder het schild vermeldt: ENDE M. ALBERT LANC. ART / STERF DEN 21 AVGVSTVS / ANNO 16(04) ENDE AGNES / BE(R)TRAN SYN HvIS(hf)OV / STARF DEN 16 OCTOBER 167(0) / (en) Ersaemen Lenaert / Mennen Hunnen Sc(h. )nSoon / starf den (io augus ...) / (ende) Consta(ntia) ... 17. Een zerk, lang 2.01 M., breed 1.15M., bevat in hoog relief het wapen van Buel: drie hoefijzers (2 en 1), helmteeken twee hoefijzers; en lager, in twee ovale medaillons het wapen (de) Stas: een springend hert; het schild gedekt door een abtshoed met vijf kwasten. In een cartouche is te lezen: HIC IACET SEPVLTVS RDVS DNS AC/MAGISTER IOES VAN BVEL HVIVS / DVM VIXIT INSIGNIS ECCLESIAE COLLEGIATAE BEATAE MARIAE / TRAIECTENSIS CANONICVS OBIIT / A° 1624 MENSIS GEMEENTE MAASTRÏGHT IVLn 26 CVIVS ANIMA REQVIESCAT IN PACE AMEN / NEC NON R.A.DNS lOES DeSTAS I.V.L. Proth. Apl. Pretactae / Eccliae Cancvs et Cantor / Obyt II ;bris 1694. 18. Een zerk, lang 2.34 M., breed 1.30 M., geeft in relief het geslachtswapen Crvesens met de kwartierwapens Pasman drie rozen (?), geplaatst 2 en 1; Va es, gedeeld: A, drie schapen (2 en 1); B, een adelaar; van Bvel, drie hoefijzers (2 en 1). Het wapen Crvesens is beladen met drie palen en heeft een schildhoofd met drie bollen. (Vgl. blz. 575, nr. 1.) In een cartouche staat: epitaphivm / svb HOC tvmvlo Sepvlt’ / Generalem tvbae sonitvm / Expectat Rdv Dnvs Dionysivs / Crvesens dvm vixit HVIVS / INSIGNIS ECCLESIAE COLLEGIATAE / B.M.V. TRAIECTENSIS CANONICVS / QVEM PRAEMATVRA morte / MartIVs eXVIVIs nona DVCente retraxit / MartIVs heIV LoX terna DIe fVnere LVXIt/Pie lector animae DEFUNCTI APPRAECARE/9 Martii 1644. 19. Fragment van een in relief uitgehouwen zerk, lang 1.57 M., breed 1.08 M. Boven een cartouche, waarbinnen het Christus monogram (IHS) boven een hart met drie nagels, zijn twee wapenschilden aangebracht; het eerste gevierendeeld: I en IV, een druiventros met een blad; II en III, een gekroonde hamer. Het andere schild, eveneens gevierendeeld: I en IV, zeven ruiten (3,3 en I); II en III, vijf dwarsbalken, en een leeuw er over heen. 20. Zerk, lang 1.65 M., breed 0.80 M. Een engel houdt een doek met het Christusmonogram, zooals in de cartouche op den onder Nr. 19 beschreven steen, omgeven door een rozenkrans. Een cartouche vermeldt: HIER LIGGEN / BEGRAVEN DE / EERBARE ENDE GODT / VRUCHTIGE DOCHTERS / CORNELIA EN MECHTIL / DIS SAMMEN GHESVSTER / DERSTE STIERF A° 1659/DEN 20 IANVARY DE / DE TWEEDE A° 1664/DEN 19 IVNY / REQVIESCANT IN /PACE. 21. Fragment van een rijk gebeeldhouwde zerk, lang 1.21 M., breed 0.59 M.; het bewaarde stuk is het linker beneden gedeelte eener zerk; een engeltje rust met den linker elleboog op een doodshoofd; op het gedeelte der cartouche is te lezen: D. / Hic IACET Reve ... / Dominvs Lavrentivs / Decanvs etc. C .. / IN IBLY AETATIS ../ CANONICATVS 39 De ../ QVY OBYT ANNO. . / DIE 18 CVI ../ Appreca . . / Blijkens de lijst, meegedeeld door Franquinet, Invent. I, p. 383, hebben wij hier te doen met Laurentius Lejeune, die 18 Augustus 1621 kanunnik, en 6 November 1634 deken gekozen werd; hij stierf 18 December 1660. 22. Een zerk, lang 2.05 M., breed 1.02 M., bevat binnen een lauwerkrans een wapen: een golvende dwarsbalk, vergezeld van drie bloemen aan gebladerde steel, geplaatst 2 en 1; helmteeken een wildeman. In een cartouche staat het volgende: MEMORIAM / R.D. NICOLAI BEECKMAN HVIVS ECCLËS / DVM VIXIT CANONICI IVBILARY STAD MAASTRICHT. ET CANTORIS CVIVS HIC 22 APRILIS / CaDaVER aLIT VerMeS / ANIMA VERO CaeLO DaTVR / NICOLAVS BEECKMAN EIVSDEM EX FATRE / NEPOS IVRISCONtvs (ET VN)VS E DEPVTATIS / ORDINVM PATRIAE LEODIENSIS / MOESTVS POSVIT. 23. Een zerk, lang 2.17 M., breed 1.235 M. Het geslachtswapen vertoont drie droogscheerdersscharen, de punten naar omlaag en geplaatst 2 en 1; een aanziende helm. Op een cartouche hieronder: D.O.M. / Monvmentvm/Rdi.ADM.DniMatthiae FlNIERS / HVIVS INSIG . ECCL . COLL . B.M.V. / CANONICI ET SACERDOTIS FVNDATORS / PRAESENTIARVM OCTAVAE VENERABILIS / SACRAMENTI / QVI OBIIT 2^ MARTH A° MDCXCVn / REQVIESCAT IN PACE. 24. Een zerk, lang 2.38 M., breed 1.17 M., bevat twee gekoppelde wapenschilden XVIIIeeeuw. onder een helm; het helmteeken, een uitkomende leeuw. Het manlijk schild is gevierendeeld: I en IV een leeuw; II en III, negen bollen (3, 3, 3). Het vrouwelijk schild een zwaard, geplaatst als een rechter schuinbalk; het zwaard, vergezeld van zes merletten, geplaatst 2 en 1 en 1 en 2. Het opschrift luidt: D.O.M. / HIER LIGHT BEGRAVEN DEN EERSAMEN GERARDUS VAN GULPEN, BORGER ËN COOPMAN DESER STADT, STARF, DEN ^ IANWARI 1714 / ENDE DEN EERSAEMEN GUILIELMUS VAN/GULPEN BORGER ENDE COOPMAN DESER STADT STERF DEN 4 APRIL 1733/ MET DE EERSAEME MECHTILDIS PASTOORS / SYNE HUYSVROUW STERF DEN 20 APRIL 173 .. 25. Een zerk, lang 2.22 M., breed 1.01 M. In een Lodewijk XV cartouche is een wapen uitgebeeld: doorsneden: A, een boom; B, een keper, vergezeld van drie raderen (2 en 1). Het opschrift vermeldt: HIER LEGDT BEGRAEVEN/DE HEER WILHELMUS / THIESSEN BORGER EN COOPMAN DESER STAEDT / STIERFT / DEN 5 JUNI 1740 / ENDE SYN HUYS VROUWE / JOUFFROUW CORNELIA / JECKERMANS STIERFT DEN 6/ MEY 1766 ENDE HUNNE / KINDEREN IOHANNES STIERFT / DEN 5 8BER 1760./BlDT GODT VOOR HUNNE ZIELE. 26. Een zerk, lang 2.31 M., breed 1.04 M. bevat in een rijk versierde omlijsting een ovaal wapenschild, gedekt door een abtshoed met zes kwasten, en een cartouche. Voor het wapen is te vergelijken de, bij den preekstoel gegeven (blz. 527), beschrijving. De cartouche vermeldt: D.O.M. / AC memoriae / R : A : d : GUIL : henr : LOYENS / BRUX : PROTH : AP : HUIUS / INSIGN : / ECCL : B : M : V : CANONICI ET / SACERDOTIS QVI HANC ECCL : / MAGNIFICENTISSIMA CATHEDRA / CONCIONATORIA ALYSQUE QUAM / PLURIMIS EXORNAVIT MUNERIBUS / OBYT VERO 22 7BRIS 1730 / MAETISSIMA POSUIT DLLA MARIA / PETRONILLA LOYENS SUPREMI / BRABANTICI CONSILY QUONDAM / SECRETARY FILIA AC PRAEFATI / DEFUNCTI NEPTIS ET HAERES / QUAE OBIIT 16 7BR. 1768 / ET R : A: D: Anthon : Arnold : LOYENS / HUJUS INSIG: ECCL: CAN : ET SACERD: / QUI OBYT 26 XBRIS 1749./RIP. 27. Een zerk, lang 1.77, breed 0.87 M., bevat een cartouche, waarin beeldhouwerswerktuigen zijn voorgesteld, benevens het volgend opschrift: ICY • REPOSE • GERARDUS/ GEMEENTE MAASTRICHT. Gedenk¬ steenen. WjK»7-RrP0S£-GERARDUSl UK f/ÜJ'AILLEllR ÖE'PIE^fi E fêJMlipL U. SXBR f5jm$GANNA- f(fAIQU? Ntw| | ,JJ-»‘?SO»tR»WJE-OECEfit'-sW ’ :C*E „ Vu ïAnna-Joquent-DECEDE-tE'Aï 30 MAV J76 i ‘® TRftNCaS - DIËVDONNE 'l’l j iJPRPE’ LE-Ï6- MARS ■'\77A || pKtóih,;4 /I Afb. 537. O. L. Vr. Kerk. Grafsteen van Ger. Absil. 2. Een gedenksteen, welke binnen de omlijsting 0.84 M. hoog en 0.64 M. breed is en waarop te lezen staat: HlC SEPULT’ EST HONLIS dns HENRIC’ / SWYNEN HUI’ ECCLIE • CANONICUS / ET ECCLIE PROCHIALIS. VILLE . DE / WELNIS PASTOR • ET HECHTELT NAT’ / QUI OBYT ANO XVCLXIJ MËSZ JAI DIE 23 / CUI’ AÏA REQUIESCAT IN PACE AmË. Langs den kant zijn twee wapenschilden uit¬ gehouwen, het een beladen met een ploeg, het ander met de letters H en S. (Afb. 538.) aid. 530. u. L~ Vr. Kerk. Gedenksteen van Henr. Swynen in de kruisgang. 3. Een steen van 0.92 M. bij 0.78 M. met het volgende opschrift: Jacobvs Chassebras Parisiensis SCVTARIVS / NOBILIS DO- minus De Chalicour in Regia Regis / Christia- NISSIMI LEGIONE CENTURIO/CüI MaNVS DEXTE- ra Ignis Missalis Glande in Hvivs/Vrbis Defensione Die 19 Avgvsti A° 1676 avvlsa/Mortem Josephus • Absil • maitre / tailleur • de • pierre • / DECEDE • LE • 9 XBRE 1765 / & JOANNA • FRAIQUENT / SON . EPOUSE • DECEDE LE / / & ANNA ■ JOQUENT • DECEDE. LE / 30 MAY 1761 / & FRANCOIS • DIEVDONNE • /DECEDE LE 26 MARS 1776/ 2$ JUILLET 1777/RIP (Afb. 537.) In de wanden ingemetseld o. a. de volgende gedenksteenen: I. HIC • JACET • SEPULTUS • DNS • JOHES/DE QUERCU • CApN’ / ECCLIE • INTEMERATE / VIRGIS • MARIE . TRECTEN • QUODAQZ / TRNË ECCLIAR’ PAROCHIALIÏJ • traiecten/indefess’ deservitor-ac jubilari’/ TADËQZ . CARNE SOLUT’ . A • COELITIB’ EXCEPT’ • EST-ANO 1551 MËSE • DIE 14/APRILI. STAD MAASTRICHT. [NTVLIT / HlC JACET / VlR CONIVGII NESCIVS / VlRTVTE Et ANIMO PARITer [llvstris / Militiae Stvdiosvs, aeqvitatis Amator/Artis Mvniendi Peritvs, Pingendi Non Ignarvs / Indole Generosvs. Ingenio Placidvs, Sermone Festivi / Moribvs Senex, Aetate Iwenis / Consvmmatvs In Brevi, Explevit Tempora Mvlta Hunc Py lavdant Religiosvm / Hvnc Fortes Praedicant Bellicosvm / Hvnc Commilitones Lvgent Amabilem / Hvnc Milites Plorant Parentem Hvnc Precare Viator In Aeternvm Felicem / / Obyt 25 Sept A° 1676. Vixit An 25 Men 5. De oostarm der kruisgang is sedert Mei 1934 tot schatkamer ingericht. Voorts worden in de gangen bewaard een aantal rou wborden, waarvan vermelding verdienen: 1. een bord met het jaartal 1646-19-vm en een gevierendeeld wapen: I en IV drie zilveren schapen op zwart veld, II en III een zwarte adelaar op zilver, vgl. blz. 572, nr 18; 2. een van 1647-7-IV met een wapenschild beladen met een kruis en een hartschild met een St. Andrieskruis en een stappenden vogel; 3. een van 1652-21 September met een gevierendeeld schild: I een stappend lam met vaantje van goud op rood; II een schildhoofd beladen met drie zwarte sterren (6) op zilver; III gedeeld van zilver en blauw, en beladen met een geopenden en gekanteelden toren van rood; IV twee dwarsbalken van rood op zilver, de bovenste beladen met drie.... van zilver (?), de onderste met twee.... van zilver (?). Helmteeken: twee zwaarden, de punt omlaag; 4.. een van i657'24_X bris met het wapen van Hoensbroek; 5. een van 1658 met een ruitschild; gedeeld: A doorsneden boven een zwarten barensteel van drie hangers, beneden drie palen; B een dubbel gekantelde roode dwarsbalk op goud; 5. een van 1661-20 September met een ruitschild; gedeeld: A, gevierendeeld I en IV bezaaid met lelies, zwart op goud, II en III in een veld van goud drie (2 en 1) zwarte merletten en in het hart een roode roos; B in een veld van goud een zwarte dwarsbalk, van boven vergezeld van drie rechtshellende klophamers, van onderen van een bloemstengel met drie vijfbladerige bloemen; 7. een van 1676-20-7 br. met een doorsneden wapenschild, boven een uitkomende [eeuw van goud op blauwen veld; beneden op drie rijen geblokt van goud en blauw; B. een van I7I9-3-1 roet een doorsneden wapenschild: drie gouden sterren (6) op zwart; beneden een gouden klaverblad van drie bladeren op rood; g. eenige met de jaartallen 1738-12-vi, 1746-io-vm en 1749-21-xbris met een wapen: gevierendeeld: I en IV gedeeld: A gedwarsbalkt van acht stukken van goud en rood B, twee ruggelings geplaatste visschen van goud op rood, II en III een klimmende dubbelstaartige leeuw van zilver op goud; 10. een van I745'21'1 roet een ovaal schild: het roode veld is beladen met een blauwe dwarsbalk, vijfmaal ingehoekt van goud, en vergezeld van drie vijfbladerige bloemen van zilver, geplaatst 2 en 1; GEMEENTE MAASTRICHT. 11. een van 1754-6-v met twee ovale wapenschilden; het eene is gevierendeeld: I en IV een zwart hondje op zilver; II en III drie (2 en 1) roode rozen op groen (?); het andere in zilver een springende roode eenhoorn; 12. een van 1788 met een gevierendeeld wapen I en IV in rood drie (2 en 1) zilveren wassenaars; II en III in blauw een gouden dwarsbalk. Over alles heen een blauw hartschild beladen met een zilver kruis. Statenstraat. Het voormalig klooster der WITTEVROUWEN. Literatuur. von geusau, Public. XXXI (1894), blz. 7—8. adam van broeckhuysen, Public. 1906, blz. 55 e. v. Geschiedenis. Volgens de overlevering zou de stichting van het klooster teruggaan tot den tijd van Johannes, het Lam, Maastricht’s zestienden bisschop (624—646). Er zijn geen bewijzen voorhanden ter Afb. 539. Het klooster der Wittevrouwen naar een teekening van Valentin Klotz in de Verzameling van Limburgs Geschied- en Oudheidk. Genootschap. staving van deze overlevering. Het klooster, dat aanvankelijk den regel der Penitenten van St. Maria-Magdalena volgde, was in de kloostertucht verslapt, zoodat de kloosterlingen in 1252 een nieuwen regel kregen, n.L dien van St. Victor te Parijs (Daris, XIII—XIV siècle, p. 219). STAD MAASTRICHT. De oudste stichting verdween al vroeg, want vóór het jaar 1268 brandde het klooster af en de kloosterlingen namen in genoemd jaar geld op tot den wederopbouw (flament, Het Huis Oud en Nieuw, 1913, blz. 394). In het jaar 1310 wordt vermeld, dat de Witte Vrouwen een jaarrente betalen uit de goederen van wijlen Hardevust waar het koor nieuw is opgericht (novus fundatus est; doppler, St. Servaas nr. 75). In 1796 deelde het klooster in het lot der meeste andere Maastrichtsche conventen: het werd door de Fransche Republiek verkocht. Van de gebouwen, welke zich uitstrekten van de Helmstraat tot het Statenstraatje en van het Vrijthof tot aan de huizen langs de groote Gracht, zijn slechts eenige gebouwen overgebleven uit de XVIIe eeuw; het zijn particuliere woningen geworden. Tot het voormalig Wittevrouwen-klooster behoort een huis in het Statenstraatje. Beschrijving. Het heeft een negen vensters breeden gevel en is opgetrokken boven een groote overwelfde kelderruimte. Het jaartal 5877 in den sluitsteen boven den ingang werd aangebracht, toen dit gebouw in gebruik was bij de Vrijmetselaarsloge „la Perseverance” *). In den achterwand op het Zuiden treft men vakwerk aan met baksteenen van 0.215—0.22 bij 0.045—0.05 M. en stroomlagen. In den oostwand bevindt zich een kruisvenster (XVII B). In een der zuidgevels, een gedenksteen, hoog 0.70 en breed 0.865 M. Hierop is een kanunnik in koorhemd uitgehouwen, geknield voor een bidstoel met open boek rechts; daarachter een Calvarie (het corpus van den Christus ontbreekt). Achter den geestelijke staat zijn beschermheilige, in de rechterhand een lans met vaantje houdend en een helm met kam op het hoofd. Hij draagt, evenals de kanunnik, een knevel en puntbaardje; hij is gekleed in een pij met schapulier. Het relief meet 0.60 M. in de hoogte, bij een breedte van 0.63 M. (midden-XVII). Ken breede eiken trap met balustrade aan het trappegat werd door verplaatsing Inwendig, samengesteld; een vroeger aanwezig bordes kwam te vervallen. Van een stuc-schoorsteen (Regence) in het oostelijk gedeelte gelijkstraats bleef alleen de bovenboezem behouden. Op de verdieping vonden trogwelfjes toepassing. Het kapwerk is in hoofdzaak oorspronkelijk. De groote kelderruimte over de heele lengte van het gebouw is overwelfd door een gedrukt tongewelf van brikken, gesteund door bogen op een onderlingen afstand van 0.88 M.; de gewelven hiertusschen zijn in keperverband gemetseld. ) Aan deze bestemming herinnert nog eenige onbelangrijke stoffeering van een kamer op de verdieping aan de westzijde. GEBOUWEN VAN LIEFDADIGHEID, WETENSCHAP EN KUNST. i. Bogaerdenstraat Nr. iB. Het HUIS DER TWAALF APOSTELEN. Literatuur. adam v broeckhuysen’s Beschrijving van Maastricht, Public. XLII (1906), blz. 73—75; v. heylerhoff in het Annuaire van 1831; a. j. flament, Geschiedenis van het Huis der Twaalf Apostelen, 1892/3. Geschie- Door Lambertus van Middelhoven — eigenlijk Broerkens of Bruelkens volgens flament, denis. blz. 2 — werden eenige goederen aangekocht, zooals het goed van Scouveren en dat van den Bellick; hij liet deze inrichten en bepaalde bij uitersten wil (3 Mei 1493), dat ze bestemd zouden worden tot huisvesting van oude poorters en poorteressen van Maastricht, die door merkelijk ongeval en „quaeder aventueren” verarmd zijn (flament, Hoofdstuk II). Uit de rekeningen der stichting blijkt, dat de afdeeling der vrouwen in wezen is gebleven tot de inlijving van het Huis der XII Apostelen bij de „Bureaux des hospices” onder het Fransch bestuur (flament, Hoofdstuk IX). Beschrijving. De gebouwen bestaan uit een hoofdgebouw aan de Bogaardenstraat, twee haaks hierop gerichte vleugels en eenige aan de Batterijstraat gelegen woningen. Deze gebouwen hebben weinig architectonische waarde; aan den binnenhof hebben deuren en vensters een omlijsting in Naamsche steen en in de bovendorpels der deuromlijstingen staan de jaartallen 1765, 1767 en 1768, in de uitbreiding der vleugels de jaartalL-n 1840 en 1858. Meubelen. Uit den tijd der stichting dagteekenen de houten beelden der twaalf Apostelen met dat van den Christus, allen met attribuut; zij zijn hoog 4; 0.42 M. (Afb. 540, 541.) Een Mariabeeld, van lindehout, hoog 0.553 M. en een Joannesbeeld. hoog 0.545 M. (XVIa). Beide beelden hebben tot een Golgotha-groep behoord, welks crucifix bij een ondernomen restauratie is vergaan. Afb. 540. Huis der twaalf Apostelen. Zes der oorspronkelijke Apostelbeelden met dat van den Christus. STAD MAASTRICHT. Afb. 541. Huis der twaalf Apostelen. De oorspronkelijke gevelbeelden van den Christus met zes Apostelen. Twee kasten, een eikenhouten dressoor (XVII) en een, waarvan de deuren bestaan uit, van elders afkomstige en in relief gestoken voorstellingen van het twee-heerig gezag: op de rechterdeur de pijlen der Staten, op de linker een mijter, waar een zwaard en een bisschopstaf doorheen zijn gestoken. Deze paneelen zijn hoog 1.60 M. bij een gemiddelde breedte van 0.50 M. (XVII B). Een verzameling tin, zijnde het gerei, dat ieder der verpleegden gebruikte: een koffiekom met oor, hoog 0.08 M., middellijn 0.12 M.; een mosterdbakje met oor, hoog 0.07 M., middellijn 0.066 M.; een zoutkommetje, kelkvormig op vierkanten Afb. 542. Huis der twaalf Apostelen. Tin-gerei: koffiekom, soepkom met bord, bierkan, mostertbakje en zoutkommetje. voet, hoog 0.065 M.; een bierkan met oor en deksel, hoog tot het lid 0.126 M., middellijn 0.094 M.; een soepkom met bijpassend bord als deksel; deze kom heeft twee handvaten, een hoogte van 0.105 M. en een middellijn van 0.215 M. GEMEENTE MAASTRICHT. In den refter, achter glas, een aangekleede, nieuw gepolychromeerde, Madonna, hoog ± 0.85 M. (XV?). In de rentmeesterskamer, een borduurwerk, achter glas, voorstellend het wapen van Engeland (XVIII). 2. Groote Looierstraat 17. Het ARMENHUIS, thans Militair Hospitaal. Ingevolge het testament van Kanunnik Max Hendrik Salden (+1745) werd in 1755 een R. K. Armenhuis gesticht. Aanvankelijk werden er alleen meisjes in gehuisvest, maar na een uitbreiding in 1769, waartoe de Prinses de Rohan de eerste steen legde, werd het gebouw in 1770 mede door jongens betrokken. Na de opheffing van het klooster van den Nieuwen Hof (vgl. blz. 278 e.v.) is de stichting daarheen overgebracht en het oude gebouw in 1794 tot Militair Hospitaal ingericht. (Vgl. van heylerhoff, Annuaire 1831, blz. 143 fkanquinet, Annales, II, p. 168—173). Beschrijving. Het in baksteen opgetrokken gebouw is gesaust en aangelegd volgens het beloop van den Jekerarm, in verband waarmede de gevel bestaat uit vier, met elkaar een hoek makende partijen van telkens drie vensters en een tusschen geblokte pilasters gevatte middenpartij met stoep en gebogen fronton. De ingang is begrepen tusschen twee gebeeldhouwde stijlen, welke een geprofileerde lijst dragen; deze lijst strekt zich boven de nevenlichten over de heele breedte van het risaliet uit en gaat boven den ingang over in een gebeeldhouwden spiegelboog, afdekking van het bovenlicht. Hierboven is, onder een gebogen fronton een, door zijstukken met L.XV ornament geflankeerde cartouche aangebracht met het volgende opschrift: Qui DAT PAUPERI / NON INDIGEBIT, / I)IE DEN ARMEN GEEFT / SAL GEEN GEBRECK LYDEN / PVB 28 V 27. Hierboven een venster op de eerste en tweede verdieping, gedekt met segmentbogen met drievoudigen sluitsteen. Het hoofdgestel vermeldt het jaartal MDCCLVII. De vensters van het gelijkstraats en die van de eerste verdieping waren oorspronkelijk kruisvensters; die van de tweede verdieping rechthoekige tweelichtsvensters; aan den achtergevel zijn op de eerste verdieping vier- en aan de binnenplaats twee kruiskozijnen over, benevens een tweelichtvenster en een gootlijst op consoles. Inwendig: een breede trap met balusters en gesneden trappaal. Volgens van heylerhoff werd het uurwerk van de in 1772 gesloopte Looierspoort in het frontispice van het Armenhuis geplaatst. STAD MAASTRICHT. BOEKERIJ, zie hierna blz. 584: Stadsboekerij. 3. Het GESTICHT CALVARIËNBERG (Burgerlijk Armbestuur), voormalig klooster, thans ziekenhuis. adam van broeckhuysen, Beschrijving der stad M. (1731 e.v.), Public. XLII (1906) Literatuur, p. 67—70. van heylerhoff, Annuaire van 1831, blz. 113. Baron von geusau, Public. XXXI (1894) blz. 101—107. Op Goeden Vrijdag van het jaar 1628 betrok Elisabeth Strouven (1600—1661) met eenige Geschievriendinnen een huis aan de Abtstraat; zij hadden zich ten doel gesteld de lijdende denis. menschheid bij te staan. Het huis werd haar 'geschonken door den burgemeester Gerard Dries. De verpleging van pestlijders en gewonde krijgslieden had een uitbreiding der gebouwen ten gevolge. Toen de nonnen van St. Annadal (vgl. blz. 149 en 585) haar intrek namen in Calvariënberg (1670), waren de eigenaars ervan te Hoesselt (België); nadien volgde een vereeniging der beide communauteiten en een streng kloosterleven, waarbij voor het verplegen van zieken geen gelegenheid meer was. Den 13-IV-1711 werd den kloosterlingen van den Calvariebergh gegeven „50 pattacons tot perfectioneeringhe haerder kercke” (Index op de raadsnotulen, fol. 844). Tot aan het jaar van de opheffing der kloosters onder het Fransch bewind kende het klooster een zekeren bloei; nadien werden de gebouwen en de grond verkocht. Een gedeelte der kloostergebouwen en der kapel werden tot een katoenfabriek ingericht. De overblijfselen van Elisabeth Strouven en eenige andere, de grafsteen, welke haar gemeenschappelijk graf dekte (vgl. hiervoren, blz. 504) en eenige altaarsieraden kwamen terecht in de kerk van St. Nicolaas. In 1820 ging het voormalig klooster over aan de Regenten van het Algemeen Armbestuur en in 1821 werd een ziekenhuis voor arme zieken in de tuinen van het voormalig klooster opgericht. Van de oude stichting zijn verschillende gebouwen overgebleven. Een in 1671, na de vereeniging met de nonnen van Sint Annendael (vgl. blz. 150), gebouwde vleugel in baksteen vermeldt dit jaartal in muurankers. De kapel, die vroeger georiënteerd was, is een zeer eenvoudig gebouw (1710) in baksteen (10 lagen = 0.70 M.) met een nagenoeg geheel ingebouwden pilastergevel op het Westen; in den top bevond sich de Afb. 544. Calvariënberg. Topgevel der kapel. Beschrij¬ ving. De kapel. GEMEENTE MAASTRICHT. hierna te noemen, gebeeldhouwde, steen. In den zuidelijken buitenmuur der kapel is een gebeeldhouwde steen ingemetseld, hoog 2 M., breed i M.; hierop is in verhoogd beeldhouwwerk de H. Maagd, staand, voorgesteld, het hart door een zwaard doorboord. Op den voet, hoog 0.89 M., breed 1.34 M., is een tijdvers aangebracht: SPECVLo/DoLorVM, wat het jaartal 1710 aangeeft. Hiernaast een kleine, op een punt gezette, steen van 0.185 M. in het vierkant; een tijdvers vermeldt: + In CaLVarIo patIenteM DILIge (= 1710). Naast de kapel hangt een portret van El. Strouven; zij is geknield voorgesteld; in den achtergrond misschien de torens van St. Servaas. Op doek, hoog 0.915 M., breed 0.732 M. In de Regentenkamer een ander portret van El. Strouven, iets kleiner dan het vorige; zij is geknield voor een crucifix, met een rozenkrans in de gevouwen handen, en gekleed in het bruin; rechts op de borst een steenrood kruis met de letters m, i, f, e; een zwarte sluier over het hoofd. 4. Het CONVENTJE, hoek Ridderstraat en aan de Oude Minderbroeders. Van de geschiedenis van het Conventje is weinig bekend; misschien is het te beschouwen als de opvolger van een ander klooster, het „conventum quondam swestrionum, dictum Honder marcs”, waarvan het cijnsboek van 1377 melding maakt (zie franquinet, Invent. 1, blz. 118, n°. 3; II blz. 215 en hiervoren blz. 75, noot;. Beschrijving. In den tegenwoordigen toestand bestaat het uit een herhaaldelijk gewijzigd complex van gesauste baksteen om een rechthoekigen hof; aan den hoek ligt een woning met een topgevel aan het Ridderstraatje; gedichte en gewijzigde kruisvensters zijn er te zien volgens het type dat in de tweede helft der XVIIe en in de eerste heft der XVIIIe eeuw in gebruik was. (Afb. 550.) Aan de vroegere bestemming herinnert een wijwaterbakje in de gang. Voor het van hier afkomstig Mariabeeld zie blz. 537, nr. 7. Het voormalig LYCEUM, zie hiervoren blz. 185 en afb. 149. 5. Groote Looierstraat 27. De ST. MAARTENSHUIZEN. Geschie- De „Fundatie van St. Marten in de groote Leurestraet” werd volgens een verklaring van lenis. Notaris a Cruce (in het archief der stichting) gesticht door ,Joffe helena frencken, borgersse deser stadt” ter volbrenging der „begeerde ende goede intentie van wijlen haei en broeder Martinus Frencken, salig: &” (f 1 Januari 1713). Daartoe werd een hof „affcomende van de Erffg: van den heer Boomhouwer” in twee deelen verdeeld. Op een ervan werden ingericht „derthien huijskens tot bewoninge van eenige arme vrou persoonen out ontrent sestigh iaeren, .... van de warachtighe Roomsche Catholijcke religie, van borgers afifcomste deser stadt....” De bouw dezer huizen werd den 30 Mei 1715 aan Gilles Doyen voor 14500 gldn. uitgegeven. STAD MAASTRICHT. De dertien eenvoudige huisjes bestaan in front ieder uit een deuren een venster; Beschrijzij zijn in 1919 met een zolderverdieping uitgebreid. ving. De poortomlijsting in Naamsche steen is 2.315 M., de doorgang, 1.153 M- breed. Boven den bovendorpel is een gebeeldhouwde voorstelling van St. Maarten en den bedelaar aangebracht, terwijl uit een tijdvers eronder het jaar van de stichting (1715) te lezen is: MartInI pUra LIberaLItate ConDItUr 6. Capucijnenstraat. Het Gesticht MISÉRICORDE. In de voormalige kapel bevindt zich een gesneden deuromlijsting in den stijl van Lodewijk XV en een eveneens gesneden bekroning in den stijl van Lodewijk XVI. Een ronde tafel (Empire, middellijn 1.30 M.) en een met rechthoekig marmeren blad (1.10 bij 0.55 M.), de beide hermen met koperen kop en voeten. Een crucifix; het kruis en de voet van hout, corpus, stralen en bordje van koper. Tegen den voet een gedreven koperen plaquette met het borstbeeld van een vrouw (Maria Magdalena); hierboven een tweede met gekoppelde wapens: het manlijk schild beladen met drie klaverbladeren (2 en 1), het vrouwelijk met een adelaar. Hoog 1.31 M.; ± 1700. Afb. 534. Miséricorde. Huisje in den tuin. Afb. $35. St. Maartenshuizen. Ingang. Lreschie- denis. jeschie- ienis. GEMEENTE MAASTRICHT. In den tuin een huis op rechthoekigen plattegrond en een aanbouw voor de trap; twee topgevels met vlechtingen. Een vensteromlijsting met accoladeboog; in het gelijkvloers zijn de omlijstingen van deur en vensters in de XVIIIe eeuw gewijzigd. Gevelsteen met een zwarten hond. Inwendig: een eenvoudige schoorsteen met in den bovenboezem een tegeltableau, dat de kruisiging voorstelt, hoog0.92, breed 0.90 M., rechts beneden geteekend: Joh” Aalmis Pin" a Rotte; beneden een voorstelling van een kanarie in een kooi (XVIII a/b). De RUKSKWEEKSCHOOL, zie onder de Woonhuizen, Hof van Tilly. De SCHOUWBURG, zie hiervoren onder het voormalige Jezuïetenklooster, blz. 234—241. 7. De STADSBOEKERIJ is met het Stadsarchief (oud) ondergebracht in het huis Vrijthof 47. Bij besluit van den gemeenteraad werd den 4en October 1662 vastgesteld, dat alle leden van den Magistraat de helft zouden afstaan van de vergoeding, welke zij jaarlijks genoten wegens vuur, licht enz. ten einde fondsen te verkrijgen voor een op te richten boekerij. Om de middelen sneller te doen toenemen werd den 16 December 1684 bepaald, dat ieder nieuw lid van den Magistraat vóór zijn in dienst treden een gouden Souverein zou betalen. Over de eerste aanwinsten van de boekerij is te vergelijken het jaarboekje voor het hertogdom Limburg van 1850, blz. 264 e. v. Bij de opheffing van de kloosters wist de stad een gedeelte van hun boekerijen te verwerven, tooals in 1774 de uitgave der „Acta Sanctorum” uit de bibliotheek der P. P. Jezuïeten. Uit de boekerij van het voormalig Preekheerenklooster verwierf de stad boekenkasten, welke door broeder Franciscus Romanus (vgl. hiervoren blz. 92, 131 en ifb. 100) waren geschonken en thans nog in gebruik zijn. Voor den inhoud der boekerij wordt verwezen naar den Catalogus (2 dln. door ivijlen A. FLAMENT, een moderne door archivaris J. Blonden). 5. Prins-Bisschopsingel. Het GEREFORMEERD WEESHUIS. De kroniek Loyens vermeldt op den 2oen October 1639: hebben de reformeerden een veeshuis gemaakt van het minderbroederklooster en hun predikant Ludovicus ging er in Afb. 547. Misericorde. Schoorsteen in het huis in den tuin. STAD MAASTRICHT. wonen”. (Vgl. hiervoren, blz. 190). In 1690 werd het weeshuis overgebracht naar een huis aan de Lenculenstraat (het Museum) en in 1913 naar het nieuw gebouw aan den PrinsBisschopsingel. Van het vorig gebouw werd een poortomlijsting met opschrift, in Naamsche steen, overgebracht; het opschrift luidt: GEREFORMEERD WEESHUYS 177^* Verder bezit de stichting twee op pergament geschilderde naamlijsten (1640) van de regeerende moeders en vaders. Een eenvoudige schouw met een omlijste haard (Lodewijk XVI). 9. Lenculenstraat, hoek Verwershoek. Het R. K. WEESHUIS* In dit gedeelte der stad schijnt reeds XVId aan een weeshuis gedacht te mogen worden, want de raadsnotulen van 24-111-1597 zeggen, dat in den Verwershoek de „plaetse van den Lombaert” is „gedisplcieert” om er een weeshuis op te richten (Maasg. 1911, blz. 8). De huidige stichting dagteekent van 1670; het in dat jaar ontruimd kloostertje van Sint Annadal (zie hiervoren blz. 149—150 en 581) werd tot weeshuis ingericht (Maasg. 1921, blz. 83). Den 28 November 1698 heeft de Magistraat der stad eenige huizen in de Lenculenstraat gekocht om er een R. K. Weeshuis in te richten (Maasg. 1888, blz. 19). Zooals gezegd is het weeshuis XVII d ondergebracht in eenige bestaande gebouwen. Men kan bijgevolg onderscheiden: I. Het gebouw aan de Lenculenstraat, opgetrokken in baksteen, één verdieping hoog en voorzien van een halfrond-getoogde toegangspoort in omlijsting van Naamsche steen. Aan de hofzijde blijkt dit gebouw te bestaan uit een westelijke helft — het „Canisiushuis”— in gesausde baksteen (10 lagen = 0.67 M.) en met een jaarsteen, waarop 1778; een oostelijke helft met muurankers (16) 40, en een haaks hierop aansluitenden gevel; deze heeft een kruisvenster op de verdieping. II. Hieraan sluit gebouw II (XVIIIA) aan. Dit heeft op het Westen, uitziende op den hof, een gesausden gevel in baksteen, één verdieping hoog en door vier geblokte lisenen van Naamsche steen in drie traveeën verdeeld. De middelste, met een gebeeldhouwde omlijsting in Naamsche steen, wordt door een driehoekig fronton gedekt; de beide andere hebben ieder één venster met gebogen bovendorpel en sluitsteen, in het gelijkstraats en op de verdieping. De leien bedaking is vervangen door een van moderne pannen. Ten zuiden van blok II, en dit verbindend aan blok III, een gevel (i 1700) met drie kruisvensters op de verdieping, terwijl beneden de vensters gewijzigd zijn. III. Blok III (XVI a) tenslotte is opgetrokken in baksteen, afgewisseld door breede banden van mergel om de vijf lagen (= 0.30 M.) en gesausd. Eenige muurankers en kleine rechthoekige vensters in omlijsting van blokken zijn van het type, dat in de XVIIe eeuw nog voorkomt; de groote, dichtgemetselde, kruisvensters met Beschrij ving. Geschie denis. Beschrij ving. Inwendig. Meubelen. GEMEENTE MAASTRICHT. accolade-bogen aan den bovendorpel zijn van een type dat in XVI a reeds voor¬ komt. Afb. 548. Van de oorspronkelijke inrichting der gebouwen is weinig bewaard gebleven. In gebouw II bevinden zich twee, min of meer gave, stookplaatsen voor open vuren; de beste heeft een omlijsting in ijzer, waarop een naar links gewende, zittende Vulcanus-figuur. Terzijde als karyatiden twee dergelijke figuren, een draperie om het middel. Hoewel deze stookplaats buiten gebruik is, is de halfronde opening en een hekje van vijf spijlen aan de voorzijde nog aanwezig. Twee rijen van paarse tegels en een schuingestelde van blauwe vormen de bekleeding van den mantel. Het gesticht bezit vijf groote kisten van eikenhout, waarvan : 1. de grootste, met slotplaat en twee kettingen (XV?); 2. met een laat tvoe van Afb. 548. R. K. Weeshuis. Zij- en achtergevel aan den Verwershoek. briefpaneel (XVI); 3. met een onderverdeeling van de drie paneelen van het voorbord door een tusschen lijsten gevat kruis (XVII A; vgl. het kistje, hierna te noemen); 4 en 5- twee eenvoudige (XVII en XVIII ?). Ze hebben alle doorloopende hoekstijlen en zijn in meer of minder goeden staat. Een kistje van eikenhout, hoog 0.885 M., breed 0.685 M., met gesneden fries en twee paneelen, versierd gelijk kist nr. 3, met slot en hengsels (XVII A). Een toogkast van eikenhout met laden, waarop koperbeslag, hoog met den voet 1.453 M., breed 1.45 M. Vier eikenhouten kasten, waarvan één XVII d, de andere XVIII. Een klokkekast (XVIII B) zonder uurwerk. Twaalf eiken stoelen (XVIII). Schilderijen. 1. Pietk, in een landschap; op paneel, hoog0.42 M., breed 0.34 M., beschadigd(XVI). 2. Kop van een oud vrouwtje, van voren naar links, drie-kwart levensgroot, in STAD MAASTRICHT. ’t zwart met witte muts, de vingertoppen der handen, die zij in biddende houding vóór zich houdt, zijn nog zichtbaar. Op paneel, hoog 0.25 M., breed 0.19 M. Hollandsche school, omstreeks 1600—1610; door afbladdering en slechte restauraties beschadigd. 3. Christus en de overspelige vrouw; twaalf figuren; op paneel, hoog 0.60 M., breed 0.82 M. Vlaamsche school omstreeks 1600. 4. Het oordeel van Salomo, die links op een troon zit. Ongeveer 27 figuren. Op paneel, hoog 0.93 M., breed 1.22 M. Vlaamsche school, omstreeks 1580—1600, onder invloed van Maerten de Vos. 5. 6. Twee bloemstukken; op doek, hoog 0.72 M., breed 0.58 M.; XVIId of XVIII. 7, 8, 9. Drie landschappen met soldatenscènes; op paneel XVIII. 10. Rivier en berglandschap; op paneel, hoog 0.26 M., breed 0.34 M. XVIII. Portretten: 1. Portret van een lid van de familie Nijs, staande, tot aan de knieën, van voren, den beschouwer aanziende, de rechterhand in de zijde, de linker, met zegelring aan den voorsten vinger, rustend op een tafel met groen kleed, waarop twee boeken. Rechts boven zijn wapen, gedeeld, I: schuingedeeld, links-boven twee zwarte klaverbladeren op goud, rechts-beneden een gouden klaverblad op zwart; II: drie zwarte merletten (2 en 1) op wit. Helmteeken: een gouden klaverblad; dekkleeden: zwart en goud. Daarbij staat: AET. 70, 1619. Op doek, hoog 0.89 M., breed 0.74 M. 2. Portret van Willem Lipsen(geb. 1621, f28 Juli 1695), deken van St. Servaas, uit Maeseyck, zoon van Matheus en Margaretha Nijs. Levensgroot zittend kniestuk, van voren in zwart kleed, witte bef, witte bonten schoudermantel, waaronder het met witte kant bezette koorhemd te voorschijn komt. Op doek, hoog 1.655 M., breed 1.26 M. (Moes, Icon. Bat. 4552). Links-beneden zijn wapen: gevierendeeld I en IV: Lipsen = roode leeuw op zilver en een hartschild: gouden bloem op zilver (?); II en III: het wapen Nijs (vgl. het voorgaande portret). Het wapen Lipsen komt mede voor op het zilveren blad in de kapel (zie hierna, blz. 590.) Voor het grafmonument van deken Lipsen is te vergelijken blz. 376, afb. 343. 3. Portret van Willem W y n a n t s, zittend, naar rechts gewend, naar den beschouwer omziende, ongeveer half-levensgroot, tot beneden de knieën, voor zijn schrijftafel in een leuningstoel. Op de schrijftafel een lessenaar met papier, een inktpot en een crucifix; er achter een boekenkast. Hij houdt in de rechterhand een pen, in de linkerhand een gebedenboek. Op doek, hoog 0.77 M., breed 0.61 M. (Moes, Icon. Bat. 9337). Omstreeks 1750. GEMEENTE MAASTRICHT. Zilverwerk. Ln de kapel. 4. Portret van Joh. Jac. Cyrus, f 10 Febr. 1819, kanunnik van het kapittel van St. Servaas, van voren gezien, staande voor een boekenkast en het voetstuk van een antieke zuil, kniestuk ; de rechter hand rust op een bijbel, die op tafel naast hem ligt, terwijl de linker de hoofdbedekking vast houdt; hij is in het zwart gekleed met koorhemd, waarover een zwarte mantel en een camail van wit bont met smalle, horizontale, zwarte streepen, de bef zwart met witte randen. Op de tafel ligt een brief met het adres: Admodum Rever. AC Erud-mo Dno J.J. Cyrus 5. T.L. Libet Imp.Eccl. S.Servath Canon, ac Sti Matth. Pastori Vigel"10 Trajecti ad Mosam. Rechts te halver hoogte: Anno Aet. 31 1770/D0MInique Habrla. Op doek, hoog 1.39 M., breed 1.06 M. (Vgl. ook blz. 259, nr. 20.) Een voorstelling in zilver van de, in 1651 onthulde en op last van paus Inno- centius X (Pamphili) door Bernini ontworpen, „Fontana del Obelisco” op de Piazza Navona te Rome. De edelsmid heeft waarschijnlijk aan een afbeelding de levendige stoffeering ontleend. Het relief geeft de Fontein weer met twee der riviergoden, die aan den rots zitten, welke bekroond wordt door een obelisk. Op de obelisk een duif met tak, wapenfiguur der Pamphilii. Tegen den rots is < nder tiaar en gekruiste sleutels het geslachtswapen aangebracht: doorsneden, boven: drie lelies; beneden een duif met takje. Geheel links staan twee monniken: dan volgen twee ruiters, die te paard, hun paarden laten drinken; links van het midden liggen twee bedelaars; in het midden een staande figuur, naar rechts twee stoeiende jongens, dan een geestelijke met kijker, een jonge man met hond en, geheel rechts, twee Oosterlingen met tulband. Achter de laatste twee groepjes staat een geestelijke met crucifix in de rechter hand op een verhooging te preeken; staande wordt hij aanhoord, terwijl een koets met den Paus erin wegrijdt. Hoog 0.70 M., breed 0.50 M. Toegeschreven aan den zilversmid Wery. Achter glas en in een houten lijst, waarop geschilderd is: IN MEMORIAM DLAP mecht’barbarae wery hujus/orphanotrophie benefactricis, OBIIT 22 JUNII A°. 1780. De moderne kapel in den hof bezit: Een gebogen eikenhouten communiebank. In een opengewerkt medaillon twee geknielde engelen vóór een kelk met Hostie; de linkerarm van den linker engel is afgebroken. Het medaillon is gevat tusschen ranken met vruchten, druiven en korenaren (XVIIId). Eenvoudig, koperen wij wateremmer tje, waarschijnlijk XVIII. Een schilderij, voorstellend de H. Familie, in ’t midden Maria, réchts Anna, die ’t Christuskind de uitgestrekte armen tegemoet houdt; achter haar staande foachim, links zittende Jozef, alles in een zuilenhal met boven een roode draperie; ap den achtergrond een ronde tempel. STAD MAASTRICHT. Op doek, hoog 2.91 M., breed 2.00 M. Links beneden gemerkt: GODEFRIDUS MAES / FECIT ANTWERPIAE / ANNO 1690. Vermoedelijk afkomstig van het hoogaltaar in de kapel van het omstreeks dien tijd gestichte weeshuis. Een verguld zilveren en gedreven ciborie; op den voet drie medaillons in een schelpcartouche, met de gegraveerde voorstellingen van den H. Augustinus, de H. Maagd Maria met Jezuskindje op den linkerarm en staande op de maan, de H. Elisabeth (?) een aalmoes gevend aan een bedelaar. Tusschen deze medaillons vruchtenslingers. Het deksel, met drie putti, een opengewerkten knop met drie vrouwelijke hermen, en een leliekruis met Christus. Hoog zonder deksel, 0.229 M., met deksel 0.402 M. Merken op den voet: Maastricht; R en, in een schildje een figuur, welke lijkt op een A, maar met een breede dwarsstreep, welke uitloopt in een naar boven gericht puntig eind. Op den onderkant gegraveerd S'E'L: en 1629; voorts ingekrast: 30 onsen / 12 enge .. (Afb. 549.) Een verguld zilveren kelk, geheel effen en met balusterstam. Op den voet een gegraveerd wapen: een, in de richting van een linkerschuinbalk geplaatste, skepter, van boven en van onderen eindigend in een dubbelen slangenkop; de skepter is vergezeld van de letters G. en A. Hoog 0.229 M., geen merken. Midden-XVII. Zilveren reliekhouder in den vorm van een kruis, tusschen welks armen stralen van koper; het kruis bevestigd aan een vierkanten voet met eenvoudige draperie. Merken: onleesbaar (de helft van een vierpas (?) met . ?. ), A I in een recht- Afb. 549. Maastricht. R. K. Weeshuis. Ciborie. Zilverwerk. GEMEENTE MAASTRICHT. hoek en N in een quadraat. XVIIId. Aan den onderkant van den voet is het jaartal 1787 in gekrast. Ampullenmetblad. Het blad is ouder dan de ampullen; een wapenschild (XVIId) is er in gegraveerd: een leeuw met schildje op de borst, waarop een vierbladige bloem. Helmteeken: een uitkomende leeuw. Waarschijnlijk het wapen Lipsen, vgl. hiervoren blz. 587, portret nr. 2. Lang 0.368 M., breed 0.29 M. Merken: Maastricht, G en W (?). De ampullen hoog met den knop (een druiventros en een waterbloem) 0.13 M. en elk voorzien van een gegraveerd inschrift: HE D D 1748 en de merken: Maastricht, en p. ifb. 55°* Maastricht. Het voormalig Conventje. (vgl. blz. 582.) DE MONUMENTEN | VAN GESCHIEDENIS EN KUNST IN DE PROVINCIE LIMBURG GEÏLLUSTREERDE BESCHRIJVING BEWERKT EN UITGEGEVEN VAN WEGE DE RIJKSCOMMISSIE VOOR DE MONUMENTENBESCHRIJVING EERSTE STUK: DE MONUMENTEN IN DE GEMEENTE MAASTRICHT VIJFDE AFLEVERING ’S-GRAVENHAGE - STAATSDRUKKERIJ- EN UITGEVERIJBEDRIJF MCMLIII PARTICULIERE GEBOUWEN. TER INLEIDING. Van de middeleeuwsche steenen gebouwen is het type van den „turfis”, den verdedigbaren woontoren, tot ons gekomen. Het MAASTRICHTSCHE WOONHUIS. Van den middeleeuwschen woningbouw is heel weinig meer in wezen. De in hout opgetrokken gebouwen zijn bij de talrijke belegeringen, door brand, of ten slotte in gevolge het streven de houten gevels door steenen te vervangen, geleidelijk verdwenen. Het laatste houten huis, in de Groote Looierstraat, had een steenen onderbouw en drie „voorplooien”; het is in 1868 gesloopt (vgl. Schaepkens, Het oude Tricht § 21)1). Alleen van de gebouwen in vakwerk is het type tot op onzen tijd blijven bestaan, zooals de noordelijke zijgevel van het Dinghuis (zie hiervoren blz. 110), de westelijke zijgevel van het huis Markt nr. 71, hoek H. Geeststraat (zie afb. 552), de oostelijke zijgevel van het huis met den gevelsteen „In den windmolen”, hoek van de Groote Staat en van het pleintje vóór de voorm. Dominicanenkerk, maar in I93I gesloopt (zie afb. 551), Steenenbrug 1, Gubbelstraat 36 (vgl. nr. 249) de achtergevel van het pand Eikelstraat nr. i (afb. 592) en ten slotte in Wijk het hoekhuis van de Rechtstraat en het Pastoorstraatje, (afb. 553). De overkraging in den zijgevel van het huis „de Eikel” bewijst, dat deze bouwwijze in 1625 nog gangbaar was. Bij de sloopingswerken aan de Maasbrug zijn in den zomer van 1932, aan het Cörversplein te Wijk fundeeringsmuren te voorschijn gekomen. Hoewel het de vraag is of zij van den toren afkomstig geweest kunnen zijn, die in 1267 door den Hertog van Brabant ter bescherming van den Afb. 551. Zijgevel in vakwerk van den „Windmolen”; in 1931 gesloopt. 1 De Turris *) Opgemerkt zij, dat het sedert 1653 verboden was daken met stroo te dekken en dat in 1687 reeds het herstellen van houten huizen verboden werd (vgl. Schaepken’s Aanvullingen op het Oude Tricht, Public. 1933, blz. 71). GEMEENTE MAASTRICHT. rivierovergang (vgl. hiervoren blz. 6) gebouwd is, vestig ik er de aandacht op in verband met de in de jaren 1931—1932 gesloopte overblijfsels van een woontoren in de Groote Staat, welke waarschijnlijk uit denzelfden tijd dagteekende (zie hierna). Afb. 552. H. Geeststraat; zijgevel van het pand Markt 71, uit vakwerk bestaand, dat rust op laat-gothische korbeels. De toren in de Groote Staat (nr. 5) kwam in een gehavenden toestand — hij is n.1. in de XVIIe eeuw tot woonhuis verbouwd — te voorschijn tijdens de sloopingswerken der twee huizen, welke plaats hebben moeten maken voor de oostelijke helft van het Magazijn van Vroom & Dreesmann. Geschiedenis. De „Liebaert”. In de jaren 1931—1932 is gesloopt, wat er nog stond van „de Liebaert” en „de Landscrone”; wij lezen bij Schaepkens, blz. 150 en 151, dat in het begin der STAD MAASTRICHT. XIVe eeuw de Lansdcrone door de stadsregeering werd aangekocht en dat hierin — en in het ernaast gelegen huis, de Liebaert (het Luipaard), dat weldra aan het eerste werd toegevoegd — de administratiekantoren en het laag gerecht gevestigd waren. Uit „Het oude Tricht”, aanvullingen door schrijvers’ zoon en naamgenoot op het werk zijns vaders (Public. 1931, '32 en '33) vernemen wij nog, dat den 22-vi 11-1605 de Lupaert verhuurd werd aan Afb. 553. Rechtstraat 4, hoek Pastoorstraatje te Wijk; voor den bominslag. Lambert Biesmans, secretaris der stad; dat de raad den 23-xi 1-1619 besloot „den lubart” te verkoopen aan den meest biedende; dat men zulks andermaal deed den 24-V-1633. Ten slotte werd in 1657 met octrooi van den Bisschop van Luik en met machtiging van de Staten-Generaal opnieuw tot verkoop besloten ter bestrijding der kosten van het te bouwen nieuw stadhuis (vgl. ook hiervoren, blz. 119). Nadien zijn de middeleeuwsche gebouwen in woonhuizen veranderd, welke ten deele het karakter van XVlIc nog vertoonden. De Liebaart had — evenals Groote Staat nr. 9 — een achtkant traptorentje met eikenhouten spiltrap, aan den zuidgevel; de spil was zeer kunstig uitgehold.J) Afb. 554. Voor zoover ik tijdens de slooping heb kunnen nagaan, bestond de Liebaart uit de overblijfselen van een toren op rechthoekig grondplan; in den kelder was de breedte 7.33 M. (noordzijde, langs de Groote Staat)en de lengte langs den westwand tot, waar eens de zuidgevel Afb. 554. Traptorentje van Groote Staat 9, stond — deze is bij de XVIIe eeuwsche vertijdens de slooping. bouwing vervangen — 10.17 M. De dikte van den westwand bedroeg 1.32 M.; die van den oostwand 1.30 M. (tot een verzwaring Beschrijving. ') Een gesneden eiken trap (+ 1700) uit een der bijgebouwen, met balusters en drie gesneden trappalen, bevindt zich thans in het landhuis „de Roosdonk” te Nuenen (N.B.). GEMEENTE MAASTRICHT. aan de zijde van de Landscrone). In dezen wand was een doorgang van 1.15 M., toegang gevend tot de Landscrone, waarvan de oostwand op 5.50 M. lag. In den kelder waren de lange wanden aan de binnenzijde afgekapt om er een later (XVII) tongewelf in mergel beter te doen aanpassen. Vroeger lag er een houten zoldering in, want eenige ruwe kraagsteenen, steunpunten voor balken, staken uit de lange wanden; om den kop van een der balken meer steunvlak te bieden was bij een der kraagsteenen van den oostwand een ondiepe nis uitgespaard. De muren bestonden uit twee wanden met gietwerk er tusschen. Gelijkstraats. In het gelijkstraats was de westwand regelmatig gemetseld van blokken kolenzandsteen en waren de vroegere voorgevels vervangen door moderne winkelpuien. Ver- Een eerste wijziging van den oorspronkelijken noordgevel door het aanbrengen diepingen. van groote kruiskozijnen viel nog waar te nemen, terwijl in den westwand op de tweede verdieping de schuine dagkanten van twee schietsleuven te voorschijn kwamen; de opening was opgevuld met blokken van mergel. Uitwendig was van den oorspronkelijken westgevel een gedeelte vrij gaaf; beneden was een wand van mergel er tegen .opgetrokken, dan volgde een gedeelte in klein materiaal en daarboven, een, door een verweerde waterlijst gescheiden, geleding van grootere blokken; deze geleding had eenigen voorsprong. De topgevel bevatte in de zuidelijke helft oud werk, maar is in een tijd, toen deze gevel niet meer vrij stond, vernieuwd; dit bleek uit de door den muur stekende balkeinden. Een traptorentje op achthoekig grondplan verbond de verdiepingen; het was opgetrokken in baksteen met toepassing van hoekblokken. De trap had een getorste en geprofileerde spil; vgl. afb. 554., Ik gis, dat de Liebaert (luipaard, leeuw), ook Luipaard geheeten, een woontoren is geweest van het geslacht de Leopardo, dat met een leeuw zegelde. Uit XlVb en c zijn verschillende zegels van den schepen Florentius de Leopardo bewaard en in XLVB zegelt een Cloes van den Liebaerde ook met een leeuw; misschien is hij een afstammeling van het gelijknamig geslacht, dat in de XILIe eeuw den woontoren bezat en misschien ook gebouwd heeft. 2 Stokstraat nr. 55. In dit pand zijn de afmetingen van een toren aan de Graanmarkt, het zuidelijk uiteinde der Stokstraat, tot ons gekomen. Blijkens een opmeting van den architect VV. Sprenger te Maastricht bedragen de afmetingen van den benedenbouw in breuksteen binnenwerks 6.33 M. (Noord—Zuid) bij 7.00 M.; de muren hebben een dikte van 1.06 M., behalve die aan de oostzijde, welke 1.12 M. dik is. Geschiedenis. Voor de geschiedenis wordt verwezen naar de Réfugié van St. Gerlach, hiervoren, blz. 287. Intusschen zij hier een gedeelte ervan herhaald: den 28-XII-1279 schenkt Ridder Ogerus van Haren met toestemming, zijner vrouw en kinderen het vierde deel van een steenen huis aan de Graanmarkt (in foro segetum) in aalmoes aan Proost en klooster van St. Gerlach (te Houthem); Johannes, zoon van wijlen ridder Wynandus, en zijn kinderen doen hetzelfde. Theodericus de lata platea schenkt insgelijks een vierde deel benevens de helft van het laatste kwart, waarvan zijn moeder O da de andere helft heeft; hierover beschikt ook zij op dezelfde wijze. Waarschijnlijk zijn de schenkers neven of achterneven. Al kennen wij den STAD MAASTRICHT. gemeenschappelijken stamvader niet, zooveel is toch zeker, dat er in ae aKte van 1279 van een goed sprake is, dat één of twee generaties eerder al bestond; hiermee komen wij in Xllla. Wie den toenaam de lata platea droegen, weet ik niet; hij zal gevoerd zijn door een geslacht, dat in de Breede straat goederen bezat. x) Dit gebouw, dat in het cijnsboek van 1377 (franquinet, lnv. II, blz. 208) voorkomt als de yfurris domicellarum de sancto Gerlaco”, de toren der dames van St. Gerlach, schijnt in XVIIB gemoderniseerd te zijn en tot een woonhuis te zijn ingericht. Een gekleurde tfb. 555. Gezicht op het koor der O. L. V.-Kerk met omgeving naar een teekenmg van Kaaemaicer, in den topografischen atlas van het Limburgsch Gesch. en Oudheidk. Genootschap. :eekening in de verzameling van het Provinciaal Genootschap geeft den toestand weer ’róór de verbouwing fvgl. afb. 555); de met een tentdak gedekte toren is er nog op te andersc’neiden. / Uit het octrooi, door de Staten-Generaal den 27-1-1731 aan de kloosterlingen verleend, tot het aankoopen van een refugiehuis te Maastricht (franquinet, lnv. St. Gerlach, nr. 241) blijkt, dat zij haar oude Réfugié hebben verkocht, omdat de herstellingskosten „wegens desselfs caduciteijt” en omdat ze „door oudheijd sodanigh was vervallen al te hoog geraamd moesten worden. ) Misschien heeft de (bij Doppler, St. Servaas, nr. 51, noot 1) in 1264 vermelde uaa, weauwe ran wijlen Baldewinus, schepen van Maastricht, benevens haar meerderjarige zoon Theodencus ;n een afwezige zoon Godefridus, hiermede te maken. Franquinet, lnv. II blz. 155 deelt in noot 2 mede, lat Balduwinus Pape of Paep, die men ook vindt met den bijnaam de lata platea. omdat zijn mansio in de Breede straat stond, reeds vóór 1291 gestorven is; hij had drie zonen: Godefridus, Johannes en Winandus (vgl. ook hierna blz, 665, Vrijthof 15). GEMEENTE MAASTRICHT. ’ oorten en Een herinnering aan de middeleeuwen bewaart de benaming „poort”, waarmede daustrale vele edelmanswoningen in de stad plachten te worden aangeduid. Dit type werd luizen. gekenmerkt door een groote koetspoort, welke een binnenhof van de straat afsloot; aan dien binnenhof lagen hoofd- en dienstgebouwen. Waren poort, hof en woonhuis drie kenmerkende factoren (vgl. het Brabantsch Gouvernement, afb. 73, het huis de Vilain XIIII — thans Jezuïetenklooster — afb. 556, en het Hof van Tillv — thans ifb. 556. Tongersche straat 53. Voorm. Poort de Vilain XIIII met de oorm. Dragonderskazerne; de inrijpoort met de zijpoortjes (breed 14.16 M.) verplaatst, de vleugel (8.46) gesloopt. Rijkskweekschool - (afb. 572) later en wel sedert XVIII a wordt de poort veelal in den hoofdgevel opgenomen (vgl. de Poort van Reckhem, afb. 577, het claustrale huis St. Servaasklooster 8 (afb. 557) en andere XVIIIe eeuwsche huizen). Tot in XIX a werd dit type gehandhaafd; vgl. het huis Vrijthof nr. 46 en 47; afb. 590. Ten gevolge van verbouwingen hebben vele dier poorten haar oorspronkelijk karakter verloren; bij de navolgende beschrijving worden zij derhalve niet chronologisch behandeld, maar in alphabetische volgorde der straatnamen. STAD MAASTRICHT. De meest bekende poorten te Maastricht waren: in de Breede straat: ie Poort van Gronsveld — ook van Rimborch genaamd; de Poort van Reckheim (nr. 17), de Poort van Meer; de Spreeuvvarts Porte (nr. 27). In de Kapoenstraat lagen de Poort van Ga veren, de Poort van Erkenteil (Argenteau) en de Poort van Oist (ook van Holset genaamd, vermoedelijk nr. 3 en 51)). Aan het Julianaplein(nr. 6—8) de Poort van Leuth. Van het bovengenoemd later type zijn o. a. de huizen Groote Gracht 82, afb. 580, Looierstraat nrs. 19 en 26; Stokstraat nr. 24, vgl. afb. 623; Witmakersstraat nr. 5. Afb. 557. St. Servaasklooster 8. Claustraal huis met gelijkstaats, en gebroken kap. Gesloopt. Typeering van den woonhuisgevel der XVIe eeuw. Bij den woonhuisgevel van de XVIe eeuw komen de kenmerken van den tijd vooral tot uiting in détails; de indeeling blijft nog verwant aan die van de voorafgaande periode, maar een aan de Fransche renaissance ontleende ornamentiek overtrekt het laat-gothische schema (F. A. Vermeulen, Handbk. II, blz. 137)- 1) in gen notarieele akte van 1625, in het archief van Oost archief de Geloes van Eysden in het depot van het rijksarchief—staat te lezen: „... die Wel Eedele ende Erentuegentrijcke Vrouwe Anna van Holsit genaempt Oest, .... vijt sonderlinge affectie, die sij tot hueren geslechte & stam hu ijs van Oest was dragende ... cedeert ... aenden Weleedelen Heere Hieronimus van Berghe genaempt Trips, heer tot Oost, ... allsullick huijs ende hoff ... liggende binnen der stadt Maestricht onder die parochie van St. Johanskercke, inde Capoenstraete, genaempt die Poorte van Oest, reijgenoot ter sijden naer het Gasthuijs van St. Servaes het Cloesterken ofte Convente van Sint Annendael, ter andere sijden Hendrick Collet Roydragher van Sint Servaes kercke ... , zich reserveerende „het quartier vanden voorschreven huijs, coemende vuijt aenden Hoff .. In een schepenbrief van 1572:—in hetzelfde archief—komt de „poort voor als „ons Huys ende Hoff... inde Capuinstraete”. Over het kloostertje van St. Annadaal werd hiervoren blz. 149 reeds gesproken. Volgens een cijnsregister (1411) van het altaar van St. Blasius lag een huis in de Kapoenstraat „contigue penes 'portu?n Ogeri de Liechtenborch"', FRANQUINET, Invent. blz. 42, noot 4, waar de schrijver geen nadere bijzonderheden over deze poort vermeldt. GEMEENTE MAASTRICHT. Kenmerkend voor Maastricht is het veelvuldig voorkomen van rechte gootlijsten aan de straatzijde, van trapgevels aan de zij-(brand-)gevels, zoodat wij aan het voorm. „Gildehuis” in de Brugstraat naast de sierende elementen als de boogtrommels en frontons in verschillende vormgeving, medaillons en los in het gevelvlak geplaatste koppen, ook aantreffen een op krachtig uitgebogen consoles gedragen kroonlijst en geprofileerde waterlijsten; vgl. afb. 591. Uit de XVIe eeuw zijn maar weinig voorbeelden tot ons gekomen, maar aan dezen tijd zijn ongetwijfeld de elementen (kroonlijst, waterlijsten en banden) te danken, welke den Maastrichtschen woonhuisgevel van de XVIIe eeuw een eigen karakter geven. Topgevels uit de XVIe eeuw zijn nauwelijks bewaard gebleven, maar zij zullen ongetwijfeld bestaan hebben en stellig ook de voorloopers geweest zijn van de met talrijke, maar toch typische Maastrichtsche topgevels met in- en uitgezwenkte dekstukken der XVIIe eeuw (vgl. het huis de Ridder, afb. 604 e.v.). Opgemerkt zij nog, dat de stijlkenmerken dezer woonhuizen ontleend moeten worden aan het uitwendige, daar de plattegrond en de ruimte-indeeling der gebouwen door verbouwingen in den loop der tijden doorgaans te zeer zijn gewijzigd, om van een bepaald type te kunnen spreken. Over het algemeen wijst de plattegrond den langrechthoekigen vorm aan der stedelijke bebouwing, vooral ook omdat Maastricht een vesting was, waarbinnen slechts bij uitzondering gelegenheid bestond om huizen op een breeder grondplan lan te leggen. • ' Typeering van den woonhuisgevel der XVIIe eeuw. - Kenmerkend is de bontheid van het materiaal: Naamsche steen, baksteen en nergel. De pui, of ten minste een plint, is opgetrokken in regelmatig werk van jroote blokken Naamsche steen; de deuromlijsting bestaat, evenals die der kruisin tweelichtvensters, uit afwisselend groote en kleine blokken. Zijn de dammen usschen de vensters smal, dan raken de groote blokken elkaar (vgl. afb. 558 en 159); voor de baksteen blijft maar weinig ruimte over. De dunne dwarsdorpel Ier kruiskozijnen wordt vaak over de heele breedte van den gevel als een band loorgetrokken (vgl. afb. 602); meestal bestaat deze band uit mergel. Hoekblokken n Naamsche steen — ook in mergel — omgeven den gevel, welke door smalle geprofileerde) lijsten in verdiepingen wordt verdeeld. >e meeste Maastrichtsche woonhuizen hebben zadeldaken, welke tusschen de hooge randgevels zijn gevat; deze eindigen in topgevels met vlechtingen, met trappen f met in- en uitgezwenkte dekstukken. Daar de voorgevel minder vaak in een pgevel — zie hierna — eindigt, wordt hij meestal horizontaal afgesloten door een Oarrendak of door een hoofdgestel, dat in de XVIIIe ook wel vervangen werd oor een fries (afb. 560) en zelfs door een koofvormige bekroning met relief 1 stucwerk, zooals bij Kleine Staat 13. 1 de bovenste verdieping treft men in den regel in plaats van kruiskozijnen, igere, tweelichtvensters aan (vgl. afb. 559), soms een reeks van deze vensters. STAD MAASTRICHT. Afb. 558. Groote Staat 9. Afb. 559. Kleine Looierstraat 18; (Vgl. blz. 593; gesloopt.) breed 4.75 M. Gesloopt. zooals in het huis Langs de Maas nr. 23, waar op de eerste en tweede verdieping twee maal een drieledig venster wordt aangetroffen, (afb. 561), of zooals op de bovenste verdieping van den Gouden Leeuw te Wijk. Een hoofdgestel in mergel, dat den voorgevel—vaak ook den zijgevel — afsluit, bestaat gemeenlijk uit een geprofileerde front- of kroonlijst, gedragen door consoles van mergel; deze rusten op een (geprofileerde) architraaf. De consoles behooren tot een fries (in baksteen), welke tusschen de consoles een ruitvormigen GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 560. Sint Pieterstraat 42. Fries in stucwerk met een jachttafereel; in Juli 1930 gesloopt. diamant dan wel een rozet, in mergel, of beide afwisselend, vertoont (vgl. afb. 594 en 602). Kenmerkend voor den tijd is, dat deze consoles, versierd met groeven of met acanthusbladeren, in XVIIA direct onder de met een diamant versierde bekroning sterk ingehold zijn en in een gebuikte benedenhelft tegen de architraaf eindigen (vgl. afb. 559)- 1° het midden der XVIIe eeuw is een wijziging in het beloop waarneembaar, zoodat om 1700 (vgl. afb. 597) de consoles als regel een gewelfd boveneinde hebben en geleidelijk uitloopen tegen de architraaf. Ook bij topgevels komt dit hoofdgestel voor (vgl. afb. 562 en 610), maar het wordt dan dikwijls vlakker gehouden, en de fries met consoles wordt een triglyphenfries, zooals in den achtergevel van „de Ridder” (vgl. afb. 599 en 607). Bij topgevels zijn de vensters der zolderverdieping doorgaans rondboogvensters met een omlijsting van mergel of tenminste met een sluitsteen en de aanzetsteenen van den boog in genoemd materiaal. Gesmeed-ijzeren muurankers treft men vrij veel aan; zij zijn aan boven- en benedeneind zijwaarts omgekruld; de halve ankers eindigen meestal tegen of op de lijsten (vgl. afb. 559, 561, 562 563 en 596). De oorspronkelijke deuromlijstingen hadden een eenvoudige latei met rechthoekig bovenlicht van dezelfde breedte, een rondbogigen doorgang of een driehoekige latei met een klein rechthoekig venster er boven (vgl. afb. 592, 595 en 605). Uitgebouwde traptorens op veelhoekig grondplan komen nauwelijks meer voor; er zijn er mij slechts twee bekend Bouillonstraat 12 en Stokstraat nr. 30 (afb. 616). De beide torentjes aan de gesloopte huizen in de Groote Staat, kwamen hiervoren reeds ter sprake (blz. 593)- 1° een litho geeft Schaepkens (het spiegelbeeld van) een torentje van een, eveneens gesloopt, huis aan de Hondstraat (vgl. Public II afb. tegenover blz. 126). Het torentje van Tafelstraat 28 is halfrond uitgebouwd (afb. 593). Deze torentjes zijn alle uit de XVIIe eeuw (vgl. ook hiervoren de Réfugié v. Herckenrode afb. 246). Voor den traptoren op rechthoekig grondplan van het huis achter de Comedie nr. 4 (vgl. blz. 241). STAD MAASTRICHT. II. Uit XVIIA zijn weinig copgevels bewaard gebleven. Het eenvoudigst zijn die, welke met vlechtingen, met een rollaag, dan wel met trappen zijn afgedekt, zooals het huis Groote Looierstraat 15, dat aan de voorzijde een trapgevel heeft, terwijl de achtergevel een top heeft met in- en uitzwenkingen (rollaag). (Vgl. afb. 562, 563,605, 609 en 613. Afb. 561. Langs de Maas 23, vóór de restauratie; breed 5.56 M. Afb. 562. Lenculenstraat nr. 34, vóór de restauratie; br. 4.40 M. III. De geheel met Naamsche steen bekleede gevels zijn alle van na het midden der XVIIe eeuw. Kenmerkend is het streven de ééntonigheid van het materiaal te onderbreken door het gevelvlak meer relief te geven; vandaar, dat de blokken, welke de GEMEENTE MAASTRICHT. vensters omlijsten eenigen voorsprong hebben; het geven van voorsprong aan de omlijstingen wordt regel, ook voor de andere gevels in de XVIIIe eeuw (vgl. Stokstraat 26, afb. 618). IV. Pilastergevels zijn in Maastricht schaarsch; de gevel van het huis Kleine Gracht 31 beantwoordt aan de typeering der XVlIe eeuwsche topgevels, met dien verstande, dat er in de benedenhelft drie pilasters van baksteen aan zijn toegevoegd, wier kapiteelen met tusschen gelegen consoles niet het hoofdgestel, maar slechts de kroonlijst dragen. In den top is een rondboogvenster tusschen twee pilasters gevat (vgl. afb. 622). Afb. 563. Voorm. Grauwzusterklooster uit het Noord-Westen, vóór de restauratie. Van het oorspronkelijke interieur zijn tengevolge van modermseeringen in vroegere eeuwen en van minder gelukkige verbouwingen slechts fragmenten overgebleven. Nu eens is het een (baluster) trap, dan weer een schouw, slechts zelden een wandbetimmering, zooals in de Bouillonstraat 10, waar de zaal op de verdieping in den achterbouw een gesneden en geschilderde betimmering heeft, waarin opgenomen zijn de portretten van den Grooten Keurvorst en zijn gade (vgl. blz. 636). Het meest treft men nog aan „gespelderde” balkenzolderingen; tusschen de balken zijn trogwelfjes in stuc aangebracht, welke op Limburgsche wijze aan de einden langs de wanden zijn afgerond. Een enkelen keer zijn deze zolderingen versierd met een stuc-ornament in relief, zooals in het huis St. Jacobstraat 8 (afb. 564). Afb. 564. St. Jacobstraat 8, ,,gespelderde” zoldering met stucversiering. STAD MAASTRICHT. Typeering van den woonhuisgevel der XVIIIe eeuw. De uitloopers dezer typen (vgl. Achter de Comedie, nr. 2, afb. 201), treft men tot in het midden XVIII aan. Kenmerkend is, dat de venster- en deuromlijstingen niet meer bestaan uit afwisselend groote en kleine blokken, maar dat hiervoor in de plaats komen groote stukken, zoodat b.v. tusschen boven- en tusschendorpel van een kruiskozijn de omlijsting niet meer bestaat uit twee groote en een klein blok er tusschen, maar uit slechts één blok. Aan dezen meer regelmatigen vorm der omlijstingen wordt eenige voorsprong gegeven. De consoles van het hoofdgestel krijgen, zooals reeds is gezegd een ander profiel (vgf. afb. 597). Tenslotte zij opgemerkt, dat vele gevels zijn gesaust, gepleisterd, of geschilderd. Dit maakt het vaak moeilijk het oorspronkelijk karakter duidelijk te onderscheiden, want het komt mij voor, dat in de XVIIIe eeuw vele gevels van een ouder type op deze wijze werden aangepast aan den smaak dier eeuw. Een groot aantal op deze wijze behandelde gevels wordt bijgevolg geplaatst onder de groep Algemeen-XVIIIe eeuwscke gevels, een groep, die zonder uitgesproken stijlkenmerken te bezitten, toch van groot belang is door het bijzonder karakter, dat deze bouwwijze aan het aspect der stad heeft gegeven (zie blz. 664—670). Van de oude kruiskozijnen werden de kruisen uitgebroken, de vensters naar onderen verlengd, de oude' bergsteenen omlijsting en de toegevoegde stukken geverfd in „een steen couleur met Leynzaet olie verwe”, zooals in art. 25 van het bestek der verbouwingen van het Commandement (Tongersche straat 6) te lezen staat (Stadsarchief, Bestekboek 194); uitdrukkelijk wordt in dit bestek van 1772 gezegd, dat zulks gedaan moet worden „alzoo door het verlaegen der vensters en leggen van de nieuwe onderdurpels (en) socken de steenen geen gelijke couleur met de andere steene ... zullen hebben”. Een zoo behandelde gevel geeft bij oppervlakkig bezien den indruk van een zekere eenheid. Bij nader beschouwen echter is de vroegere aanwezigheid van kruisgespannen te herkennen aan de krammen, waarmede de twee stukken van den bovendorpel verbonden moesten worden na het verwijderen van hun steun; is de verlenging der vensteromlijstingen naar onderen te zien aan de toegevoegde „socken” en aan het verbreken der doorgaande horizontale banden. Het duidelijkst komt het vroegere lapwerk te voorschijn bij het verwijderen der alles bedekkende laag, zoodat b.v. aan den gevel Tongersche straat nr. 6 thans alle veranderingen in het zoo juist genoemd bestek van 1772 vermeld, zijn waar te nemen. Het „zuiveren” der gevels brengt eenerzijds de oude kern der gevels te voorschijn, anderzijds het nadeel mede, dat het materiaal door het „afbikken” gewijzigd is, d. w. z. dat de oude frijnslag van de Naamsche steen door afkapping kan zijn verdwenen en dat de baksteen niet meer het oorspronkelijk oppervlak vertoont. Hiernaast komt een gevelverdeeling voor, die als een erfstuk uit de Middeleeuwen is te beschouwen. Het is, alsof de houten staanders en liggers van den vakwerkbouw zijn toegepast in een skeletbouw in Naamsche steen, die tevens een verticale en horizontale indeeling gaf aan de gevels. Deze verticale indeeling bood gelegenheid tot het maken van varianten, zoodat deze ruim vertegenwoordigde groep onderverdeeld kon worden. GEMEENTE MAASTRICHT. Uitgebreider nog is de groep woonhuizen, wier gevels een slechts algemeen-XVIIIe eeuwsch karakter hebben; zij zijn of in allen eenvoud zoo opgetrokken of zij zijn zoo geworden ten gevolge van verbouwingen, moderniseeringen in dit tijdperk. Hoewel deze gevels dus gespeend zijn van de weelderige sierelementen dan wel van de strenge vormgeving, die men in de Lodewijkstijlen aantreft, hebben zij toch nog zooveel kenmerkends, dat zij aan heele straatwanden door de aan-een-rijing van vertegenwoordigers van dit type een uitgesproken eigen karakter hebben gegeven, zooals b. v. aan de Hoogebrugstraat te Wijk. Bijgevolg worden de XVIIIe. eeuwsche woonhuisgevels hierna (blz. 653 e.v.) beschreven in de volgende groepen: A. de uitloopers van de vorige periode (blz. 655—658), B. de gevels van het vakwerk-type in vijf varianten (blz. 658—664), C. de gevels van algemeen-XVIIIe eeuwsch karakter (blz. 664—670), D. de gevels met uitgesproken stijlkenmerken (Lodewijkstijlen). net stadsbeeld. Wat de interieurs betreft zij opgemerkt, dat hiervan meer bewaard is, dan van de XVIIe eeuwsche. Zooals uit de afbeeldingen 647 en 656 blijkt, zijn belangrijke gedeelten tot ons gekomen; stuc zolderingen zijn mede aanwezig; schoorsteenmantels in rijke en meer eenvoudige uitvoering treft men nog veel aan; royale trappen met balusters en goed gesneden trappalen zijn heden nog aanwezig; het fraaie specimen uit het huis Cortenstraat 3 is nog onlangs vervreemd en voor Maastricht verloren gegaan (afb. 565). Lage lambrizeeringen sierden en sieren nog vele vertrekken, geschilderde bespanningen kleedden de wanden aan, zooals in het gesloopte claustrale huis St. Servaasklooster 8, vgl. afb. 557; ook komen er voor op geschilderd jute, zooals in het huis van Hasseltkade 13; een enkel maal treft men ook geheel gestukte wanden aan, zooals in het huis Groote Gracht 82 (blz. 619) en Capucijnenstraat 113 (afb. 101 en 102). Afb. 565. Eiken trap met balusters en gesneden trappaal uit het huis Cortenstraat 3. Het eigen karakter van het stadsbeeld wordt gevormd doordat de wanden der ietwat bochtige straten STAD MAASTRICHT. voor het meerendeel bestaan uit vertegenwoordigers der hiergegeven typen. Kenmerkend nu zijn de gebruikte materialen, die immers van invloed zijn op de kleur van het stadsbeeld. Naast de bontheid derXVIIeeeuwsche gevels, treft het grauw van de Naamsche steen en de pastelachtige toon der licht-gesauste, der witgekalkte en der minder vaak voorkomende donker geschilderde XVIIIe eeuwsche gevels. Dornineerend zijn voorts de aaneenrijing der rechte gootlijsten en de plastische werking der flauw-hellende zadeldaken, wier dakvlakken door dakkapellen op twee, soms op drie rijen worden doorbroken. Een levendige afwisseling brengen tenslotte de meer speelsche vormen dervrij zeldzaam voorkomende XVIIe Afb. 566. Eiken trap met gesneden baluster eeuwsche topgevels, en gesneden trappaal uit het voorm. Huis de Vilain XIIII. Afb. 567. Stadsbeeld ter plaatse van de voorm. Looierspoort. GEMEENTE MAASTRICHT. BESCHRIJVING DER MAASTRICHTSCHE WOONHUIZEN. Afb. 568. De Zuid-Oostelijke helft van de stad naar de maquette van 1752 in het Hotel des Invalides te Parijs. Foto Ir. D. C. van Schalk. De „Poorten” en claustrale huizen. Een erfenis der middeleeuwen vormen de „Poorten”, welke in vroegere eeuwen binnen de stad Maastricht huisvesting boden aan adellijke en voorname geslachten. Deze woningen, aanvankelijk met mansio aangeduid, komen sedert het eind der STAD MAASTRICHT. XHIe eeuw voor onder den naampoort, waarmede het meest kenmerkende element in den opstand werd aangeduid. De „poort” gaf immers toegang tot den open hof, waaraan de eigenlijke woning was gelegen, of waaromheen zij was gegroepeerd. Daar nu de benaming „poort” in archiefstukken veelvuldig en tot in. het begin der XVIIIe eeuw voorkomt en het bouwkundig element van de poort tot in de XlXe eeuw toepassing vond — al deed zij geen dienst meer tot afsluiting van een achtergelegen hof, maar (zooals hiervoren op blz. 596 is gezegd) opgenomen werd in den gevel — heb ik gemeend de hieronder te rangschikken woningen, zijnde dé adellijke residenties met de uitloopers ervan, alsmede de op eënzelfden opzet aangelegde claustrale huizen, in een groep samen te moeten vatten. Een afzonderlijke studie over deze voor Maastricht zoo typische woonhuizen is nog niet verschenen. Het ligt buiten het bestek van dit werk een dergelijke studie te geven. Ik moet mij derhalve beperken tot het aangeven van eenige historische gegevens, ter motiveering van deze indeeling. Gewezen zij hier op het feit, dat de adel in de XlIIe eeuw een afzonderlijken stand vormde; de edelen, in stukken van dezen tijd als „milites” en „ridders” aangeduid, maakten een afzonderlijk element van de Maastrichtsche bevolking uit (vgl. dr. g. w. a. panhuysen, Studieën over Maastricht in de dertiende eeuw, blz. 104). Het ligt voor de hand, dat de paar in de XlIIe eeuw met name genoemde „steenen huizen” voor een groot deel de (verdedigbare) woningen dezer edelen waren. Bovendien hadden de „Buitenburgers” der stad: edele geslachten1), wier kasteelen in de omgeving der stad lagen, alsook dé voorname naburige abdijen binnen de muren der stad ruime en voorname huizen (voor de kloosterlijke Refugie-huizen'zie hiervoren blz. 287 e. v.). Hiervoren op blz. 165 hebben wij reeds kennis gemaakt met de Poort van Haren; op blz. 594 had ik de gelegenheid te wijzen op het bestaan van een steenen huis han de Graanmarkt, dat waarschijnlijk XIIIA is gesticht en dat XIV B als „turris” wordt aangeduid. De overblijfselen van een woontoren in de Groo'te Staat werden hiervoren, blz. 593 beschreven; ik heb hierbij het vermoeden uitgesproken, dat deze tot op onzen tijd gespaarde, maar in onze dagen gesloopte historische gedenkwaardigheid het overblijfsel is geweest van een door het geslacht de Leopardo gestichten woontoren. Een omschrijving van dergelijke huizen.vindt men o.a. in het testament van Siba, vrouwe van Lichtenberg. In het part van haar zoon Godevaert van Lichtenberg viel bij loting: „... Dat hus ende den hof jn de breide strate ghelic alst ghelegen es dat wilen was minre vrouwen ver Zyben voren ghenomt also alse si der binnen wonde, achter ende vore. dat steynhus vore. dat ridderhus de cokene de scure den bongart de stalle ende de porte vor haren Jans Swaues porte ende den hof also alse he leget.!.” (franquinet, Invent, Predikheeren, blz. 14). In het deel,, dat aan haar zoon Hendrik toevalt is ook een „poort”, maar deze is in die dagen reeds aan de oorspronkelijke bestemming onttrokken; van dit gebouw wordt n.1. gezegd, dat er „Baudewin der touwere binnen wont” en dat het „wile eyne porte was” (alsvoren blz. 19). De Poort van Leuth, waarvan in 1551 het dak van „dat gansse huijs .der poorten van Leut” (Maasg. 1888, p. 82) zal hersteld worden, kwam evenals de Poort van Oost hiervoren, blz. 597, ter J) Vgls. de Maasg. van 1881, blz. 604, hoorden hiertoe de Heer van Pietersheim, de Heer van Haren, de oudste zoon van de maagschap van den Berg, de Heer van Gronsveld en de oudste zoon van de maagschap van de Heeren Hoen van den Broek (Hoensbroek). 1294 GEMEENTE MAASTRICHT. sprake; Anna van Holsit staat in 1625 het gebouw af aan den toenmaligen Heer van Oost en reserveert zich „het quaertier vanden vooerschreven huijs, coemende vuijt aenden Hoff.. Vgl. ook de omschrijving in noot 1 op blz. 597. Een zekere Jehenne Bernelle heeft bij schepenbrief een huis in de Breede straat, dat gelegen was tusschen de poort, die zij van dat huis heeft afgescheiden en het huis van Mechteld van den Creefte overgedragen. In dien brief staan vele topografische bijzonderheden, die het mogelijk maken zich een voorstelling te vormen van den XVe eeuwschen toestand (doppler, St. Servaas nr. 1268): 1426 ,. dat voerste huys neven die porte vurscreven metten saedele ende groeten huyse daerachter staende metten .halven steynwege, lanxste voer dat groet huys vurscreven gelegen, te weten van den achtersten style van den vursten huyse vurscreven an den steynwech vurscreven staende ghoende ynnewaert tot tegen den achtersten stile, vanden groten huyse vurscreven . alsoe dat die partien vurscreven aldae vanden selven achtersten stile des groten huys vurscreven lynrecht over totten muyren tuwe staende neven den gueden Wilhems van Chievel soelen doen maken eyn thene op hunnen geliken cost ende daerynne eyne duyre,.. .” Verder is er nog sprake van een tweede afscheiding en van een tweede deur, welke niet meer dan negen voet breed zal zijn; de put en „waterkuyle”, staande tegen den wand van Jehenne’s huis zal voor gemeenschappelijk gebruik en — onderhoud zijn. De meeste dezer poorten lagen in de Kapoenstraat en in de Breede straat. In eerstgenoemde komen voor de poort van Lichtenborch(i 379, SCHAEPKENS, het oude Tricht, blz. 197; 1411 „contigue penes portam Ogéri de liechtenborch, franquinet I blz. 42, n. 4), waarschijnlijk aan de westzijde; benevens het Gaveren huys ofte Gaverenpoort (van de Heeren van Elsloo), aan de oostzijde nr. 23, het tegenwoordige klooster der Zusters, de zoogenaamde Mères Réparatrices; komen in het midden der XVIe eeuw nog voor het huis v a n O e s t en het huis vanArckenteil (Argenteau; vgl. schaepkens en franquinet, Invent. O.L.V. blz. 42, n. 4). In de Breede straat komen wij de tegen de poort van Rymborch aan de noordzijde; vroeger werd zij naar de Heeren van Gronsveld genoemd. De toegang lag blijkens een schepenbrief van St. Servaas d.d. 1367 (doppler, nr. 729) in de Heggenstraat; van het huis van een schoenmaker in deze straat wordt n.1. gezegd, dat het ligt naast de poort van Henricus de Gronsvelt1). Bij vererving is dit goed gekomen aan de 3»o ) In een cijnsboek van de altaren van de O.L.-Vrouwe kerk wordt van het altaar van de H. Anna — gesticht door de gebroeders van Aken, wier grafzerk in de kerk nog aanwezig is (vgl. hiervoren blz. 528, afb. 505) gezegd, dat dit van het huis van Gronselt (ad domum de Gronselt) in de Breede straat een cijns beurt (franquinet. Invent. II, blz. 18). 324 Blijkens een akte van 7 April 1324 (franquinet. Invent. blz. 98) behoorde het huis in dit jaar toe aan Lambertus van Rolingen, van wien het vermoedelijk door koop gekomen is aan Hendrik van Gronselt ridder. Dit huis nu grensde aan de „mansio” van den schepen Heer Amold Nuest. In het cijnsboek van 1377 (FRANQUINET, Invent. II, blz. 236) wordt de ligging nader aangeduid ten opzichte van de belendende panden: het huis, dat de schepen Nuest bewoonde lag tusschen dat van de weduwe van den ridder Arnoldus Nuest en de goederen „bona” van den Heer van Gronsveld. Hiernaast was het door Jonkvrouw Heylwig de alto limüe bewoond huis gelegen, waaraan naar de zijde van St. Servaas een ander huis van deze jonkvrouw grensde, dat vroeger aan zekeren jonker Baldewinus, genaamd Buyc, toebehoorde. PLAAT XXII. PLAAT XXII. AA P'P. 0 IO 1 I I I I I' T .1 I ) I Raamstraat—Van Hasseltkade. Plan begane grond en eerste verdieping. Doorsneden. Naar opmetingen van C. J. M. van der veken. PLAAT XXII. Raamstraat, hoek Van Hasseltkade. Plan, begane grond en eerste verdieping en doorsneden. Naar opmetingen van C. J. M. VAN DER VEKEN STAD MAASTRICHT. Heeren van Bronckhorst-Batenburg, Gronsfelt en Rymborch. Agnes van Bylant schenkt als weduwe van een hunner met haar zoon het geheele complex, in welks -tuin de oude kapel van St. Amandus gelegen was aan de Jesuïeten (vgl. SCHAEPKENS, Het oude Tricht, blz. 89; VAN HEYLERHOFF, Annuaire 1830, p. 158; FRANQUINET, In vent. I p, 98 n. i.)1). Aan de overzijde lagen de poort van Reckhe(i)m, blijkens een onderzoeking van Schaepkens (alsvoren, blz. 95) het tegenwoordig pand Breede straat 17, en de poort van Meer2). Ook lag er de Spreuwarts poort, want toen Johan, zoon van den Maastrichtschen schout Jan van Hildernisse en Margriet a Palude, wegens een door hem opgenomen bedrag onderpand moest stellen, legde hij bij verklaring van 23 October 1621 daartoe o.a. vast: het hem toebehoorende derde deel van het huis ,,dye Spreuwarts Poorte”, grenzend eenerzijds aan het „Lanterenstraetken”, anderzijds aan het huis „den Gulden Cóp” (Maasgouw 1920, blz. 68). Hieruit blijkt, dat het pand Breede straat nr. 27 in 1621 bekend was als de Spreuwartspoort. Ten slotte zij hieraan nog toegevoegd, dat het deftige huis Groote Gracht 82 XVIIId is opgericht ter plaatse, waar een eeuw eerder deThisius-porte gelegen was. Uit mij door den Heer J. H. Schöpping, Directeur van de Verzekeringsbank „de Maas” (Groote Gracht 82) welwillend ter inzage verstrekte bescheiden blijkt, dat het pand als Thisius poerte in 1684 voorkomt en in 1697 beschreven wordt als een: groote poort met paardenstal en hof; het ontleende den naam aan het geslacht Thisius, dat het toen ook bewoonde; in 1698 werd het door Andries van Buren gekocht voor 12920 gulden. Bij den verkoop aan Hubert de Meer in 1752 werd het beschreven als: een groot huis met een stalling, een remise en een aanhoorigen hof. In dezen toestand is het weergegeven op de mede uit 1752 dagteekenende maquette der stad in het Hótel des Invalides te Parijs. Uit het hier gegeven historisch feitenmateriaal blijkt, dat er nog veel verscholen ligt, wat waard is opgediept te worden en dat ons beter inzicht kan geven in de geschiedenis en de ontwikkeling van het Maastrichtsche woonhuis in het algemeen, zoowel als in het bijzonder. De Poort in engeren zin met karakter van vóór het jaar 1600 is, zij het ook in geschonden staat, bewaard in de huizen Heggestraat nr. 13 (afb. 569) en Stokstraat nr. 45 (afb. 3 570). De dagkanten van de poort in de HEGGESTRAAT zijn door afkapping afgeschuind, ') Van deze kapel en de poort of het hof van Gronsveld is mede sprake in een schepenbrief van St. Servaas van 1415: eyn huys alsoe dat gelegen is voerende achter met alle synen toebehoren in die Breydestrote met eynre achterster plaetsen of houe gaende van den style doe syne achterste doere des seluen huys ane hangt lynrechte tot op eynen mansvoet noe op oest syde ten huyse wart der vorster gelasen vinsteren van der Capellen stoende inden houe van Gronsselt..” (franquinet, Les Schoonvorst, Public, XI, blz. 327 en poppler, St. Servaas 1166). 2) De poort van Reckem en die van Meer hebben de „verwoesting” van Maastricht in 1579 met goed gevolg doorstaan, daar zij genoemd worden in een opgaaf van niet „gebroken of gebemde” woningen. (Vgl. HAAKMAN EN ALLARD, Public, XII, blz. 415). IÓ2I 1684 GEMEENTE MAASTRICHT. zoodat van de oorspronkelijke profileering niet meer bewaard is, dan de sporen van geschonden veelhoekige basementjes, welke vermoedelijk uit het laatst der XVe of het begin der XVIe eeuw dagteekenen. Doorritbreedte 2.90 M. (afb. 569). Vermoedelijk hebben wij hier te doen met een toegang tot de poort van Gronselt, zooals op het jaar 1367 vermeld is. 4 Een dergelijke poortomlijsting met basementjes is in 1934 op de looiersgracht blootgelegd en daarna gesloopt. 5 STOKSTRAAT 45. De omlijsting van dezen doorrit bestaat, hoewel in haar geschonden staat, uit een bolstaaf en een hol. In het midden van den boog bevinden zich twee gekoppelde tornooi-schilden, in XVe eeuwschen vorm, welke misschien onder een dikke verflaag wapenfiguren bevatten. Doorvaartbreedte 3.33 M., tegenwoordige hoogte 3.69 M. (afb. 570). Van de „poorten” als adelijke residentie is er geen in oorspronkelijken staat tot ons gekomen; het best kan men zich een voorstelling van dit type vormen door vergelijking van het ten deele nog XVIe eeuwsche pand Raamstraat-hoek van Hasseltkade en het XVIIIe eeuwsche Hof van Tilly op de Groote Gracht nr. 92. 6 RAAMSTRAAT / V. HASSELTKADE. Bij nadere beschouwing van de gevels aan de Raam¬ straat ziet men links van den ingang boven een voet van blokken Naamsche steen, metselwerk in baksteen afgewisseld door banden van mergel; hoogerop alleen baksteen. Het benedengedeelte met de speklagen dateert vermoedelijk uit XVIB, Afb. 569. Heggestraat 13. Poort v. h. voorm. Hof van Gronsveld. Afb. 570. Stokstraat 45. Voormalige poort. STAD MAASTRICHT. wat mogelijk nader aangeduid kan worden met 15-89, welk jaartal in een der hoekblokken is ingegrift. Rechts van den ingang bevindt zich een vleugel, mede met „speklagen”, welke in het gelijkstraats twee nieuwe en grootere vensteropeningen heeft dan op de eerste verdieping,iwaar twee smalle vensters in de oorspronkelijke omlijsting van blokken mergel aanwezig zijn; deze hebben een puntigen ontlastingsboog van baksteen met blokken mergel aan de uiteinden. Een dergelijk venster bevindt zich op de tweede verdieping. De gevel eindigt in een onregelmatigen top met vlechtingen, den indruk makend, dat op deze wijze een beëindiging is gemaakt aan een gebouw, dat oorspronkelijk hooger is geweest. De middenpartij tusschen twee stootvoegen bevat den ingang, die door een korfboog wordt gedekt. Hierboven bevindt zich een smal venster in den trant van het drietal, dat zooeven is beschreven bij den vleugel rechts van den ingang; opgemerkt zij, dat de profileering van dit venster afwijkt van die van het drietal, maar overeenkomt met die van de omlijsting van den ingang. Binnen de middenpartij is een rechthoekige ruimte, in welks langen wand aan de oostzijde een deur-opening met laat-gothische profileering en even verder een trap aanwezig is, waarvan de eerste treden van Naamsche steen zijn; het overige gedeelte is van hout met balusters uit de XVIIIe eeuw. In den anderen langen wand is eveneens een deuropening, die overblijfselen eener gothische profileering vertoont aan de zijde van het vertrek met de twee groote vensters en dat een schouw bevat. Samen vattend heeft men hier waarschijnlijk te doen met een uit XVIB dagteekende „poort” van kleine afmetingen. De voet van Naamsche steen, het metselwerk met „speklagen” stamt uit dezen tijd; de ingangspartij vormt waarschijnlijk een even later aangebrachte afsluitingvan de smalle rechthoekige binnenplaats; aan Afb. 57,. Raamstraat/van Hasseltkade; de oostzijde ervan bevond zich vermoedelijk een voorm. „poort” van 1589. een vleugel, die bij een verbouwing in de XVIIIe eeuw een nieuwen gevel aan de v. Hasseltkade kreeg, terwijl aan de westzijde de hooge gevel van den woonvleugel oprees, die blijkens het daarin aanwezig gedicht kruisvenster uitzag op de binnenplaats. . Opgemerkt zij ten slotte nog, dat op de verdieping aan de westzijde van den GEMEENTE MAASTRICHT. woonvleugel een houten spiltrap is uitgebouwd, die oorspronkelijk waarschijnlijk tot op den beganen grond heeft doorgeloopen, daar waar thans een stal tegen het gebouw aanwezig is. Vgl. afb. 571 en Plaat XXII. 7 GROOTE GRACHT 92, 90. Toegangspoort met woning behoorend tot het v.m. Hof van Tilly, thans Rijkskweekschool voor Onderwijzers. Vgl. nr. 338. Geschiedenis. Aan de vrijgevigheid van Claudius des H. R. Rijksgraaf van ’t Serclaes en van Tilly heeft de stad Maastricht o. a. dit monument te danken, dat hij blijkens een jaarsteen in het tympaan van het poortgebouw in 1714 liet oprichten, ter plaatse waar voordien een Réfugié van de Abdij van Munsterbilsen heeft gestaan. In 1714 was de graaf van Tilly Gouverneur van ’s-Hertogenbosch en in 1718 werd hij zulks van Maastricht, alwaar hij den 22en Juni zijn plechtigen intocht hield (vgl. dyserinck, de militaire gouverneurs van Maastricht, in de Public. 1912). Bij testament stelde hij zijn residentie ter beschikking van de CommissarissenDéciseurs van Luiksche zijde voor hun twee-jaarlijksche ambtelijke bezoeken. De pooridoorgatig heeft eene omlijsting in Naamsche steen met breede groeven; de naar voren uitgebogen vleugels in baksteen worden omsloten door eveneens gegroefde lisenen van Naamsche steen. Over ingang en vleugelstukken ligt een zware geprofileerde kroonlijst, waar een attiek met vleugelstukken op staat. De attiek bevat een in Naamsche steen omlijst venster ter breedte van den doorgang en wordt door een driehoekigen tympaan gedekt, in welks veld van mergelsteen een cartouche het jaartal 1714 vermeldt. De vleugelstukken in baksteen worden door Naamsche steen omlijst; aan de buitenzijde boven de lisenen dienen hiertoe siervazen op voetstukken. Het metselwerk wordt onderbroken door vlakke platen Naamsche steen, waarvan de onderste rechts van den doorgang versmald is ten behoeve van een venster. Het poortgebouw wordt gedekt door een met leien bekleede gebroken kap (afb. 572). — 90. De bijbehoorende woning met gelijkvloers en 2 x drie vensters heeft een gevel in Naamsche steen; de vensters zijn gedekt met segmentbogen. De gebeeld¬ houwde ingangspartij met ovaal bovenlicht is gevat tusschen geblokte dammen, die tot het hoofdgestel zijn doorgetrokken. STAD MAASTRICHT. Kroonlijst en dakkapel met gebogen fronton; vgl. nr. 406. Tegen de achterzijde van deze woning bevond zich oorspronkelijk waarschijnlijk een fontein, waarvan alleen de achterwand is overgebleven. Een, tusschen twee pilasters Afb. 573. Groote Gracht 92. Relief op de binnenplaats van de voorm. Poort van Tilly. aan elke zijde gevat relief vult de benedenhelft van het fond; het stelt Neptunus en Amphitrite op een door twee paarden getrokken en door tritons omgeven zegewagen voor, in een woelige zee; Lodewijk XIV, (afb. 573). GEMEENTE MAASTRICHT. Van de oorspronkelijke residentie is de hoofdvleugel nog te herkennen; hij is opgetrokken in baksteen met toepassing van geblokte omlijstingen van Naamsche steen aan de deur en de vier vensters gelijkvloers, alsook bij de vijf vensters op de verdieping. Het gebouw wordt gedekt door een gebroken kap met leien. Aan de oorspronkelijke bestemming herinnert nog een stuczoldering in vakken, welke versierd zijn met medaillons met allegorische voorstellingen, die binnen den rand een middellijn hebben van 0.93 M. (afb. 574)- 9 Afb. 574. Voorm. Hof of Poort van Tilly. Allegorische voorstelling in stuc. ACHTER DE MOLENS 6—8. Tegen de ommuring van 1229 opgetrokken ondiep woonhuis met groote koetspoort; zienr. 62 en afb. 575. 10 BOUILLONSTRAAT 6, 4> 2. Aan een natuurlijke helling is de bijna rechthoekige hof gelegen, die van de straat wordt gescheiden door een lagen muur met gesmeed ijzeren hek; in het midden bevindt zich tusschen twee pijlers met Lodewijk XV ornament en een vaas, het toegangshek (breed in den dag 2.97 M.). De hof wordt omsloten door het hoofdgebouw (nr. 4) en twee haaks erop gerichte en aan de straat uitkomende vleugels (nr. 6 en 2), alle gepleisterd. Het hoofdgebouw met gebroken kap (oorspronkelijk met leien) en vier dakkapellen heeft op de verdieping zeven vensters, het tweede en derde venster liggen in een risaliet; een zware geprofileerde lijst scheidt de eerste verdieping van de gelijkvloersche, waar een toegang met stoep van vijf treden Afb. 575. Achter de molens 6—8. STAD MAASTRICHT. onder den dam tusschen het vierde en vijfde venster is aangebracht. De vensteromlijstingen in Naamsche steen hebben segmentbogen met sluitsteen en springen een enkelen centimeter voor het vlak van den gevel uit. De vleugel (nr. 6) aan de zuidzijde heeft drie dergelijke vensters aan de straat, een venster, deur en twee vensters aan den hof; in verband met de helling van het terrein heeft hij een hooge kelderverdieping met inrijpoort en twee halfronde kelderramen. Op de verdieping zijn de overeenkomstige vensters zonder omlijsting van Naamsche steen. De vleugel wordt gedekt door een flauw hellend schilddak met leien en een dakkapel in de as dezer gevels. De andere vleugel (nr. 2) gedekt door een gebroken kap met twee dakkapellen heeft aan de straat in het gelijkvloers twee vensters gelijk aan de overeenkomstige van nr. 6 en een deur met gesneden ornament Lodewijk XV, eenvoudig bovenlicht en stoep. Op de verdieping zijn de vensters gelijk aan de overeenkomstige van den zuidvleugel. Afb. 576. Omtrent de geschiedenis van dit pand ben ik onvoldoende ingelicht; het is blijkens de toepassing van blokken mergel in het hoofdgebouw en baksteen in de vleugels waarschijnlijk uitgegroeid en uit verbouwing ontstaan. Inmiddels dient met de mogelijkheid rekening gehouden te worden, dat op dit emplacement gelegen kan hebben de „poort (van ridder Wilhelmus) van Eynenberch”, waarvan sprake is in het jaar 1347 en 1362 (vgl. schaepkens, blz. 83, 84 en 106). 8;—10. Vermoedelijk uit een Hof of Poort ontstaan complex; zie voor de beschrijving nr. ioi en Plaat XXVII. BREEDESTRAAT 8. Gesauste baksteengevel; een verdieping, dakkapel van Naamsche steen in de as, koetspoort in omlijsting. Oorspronkelijk kruiskozijnen van hetzelfde type als nr. io (vgl. nr. 223 afb. 624). — 17. Breede gevel in baksteen met aan iedere zijde van de middenpartij 2 x drie vensters, en een in het midden op de verdieping; een balcon met gesmeed hek; middenpartij met gebeeldhouwde omlijsting (Lodewijk XV) van de koetspoort waarboven één venster en een driehoekig tympaan dat de kroonlijst onderbreekt. In het tympaanveld een landschap (afb. 577). Volgens schaepkens, het Oude Tricht, blz. 94 en 95 heeft de poort van Reck(h)e(i)m, Afb. 576. Bouillonstraat 6, 4 en 2, gelegen om een open hof. GEMEENTE MAASTRICHT. die de „verwoesting” van 1579 ongeschonden doorstaan heeft, in 1639 bewoond werd door den militairen commandant von Stein Callenfels en in 1640 zetel werd der beide hoog gerechten, gelegen op de plaats van het pand Breedestraat 175 zie ook j. schaepkens, Aanvullingen, Public. 1932, blz. 73. Afb. 577. Breede straat 17, de voorm. „Poort van Reckhem”, en 19. 14 19. Gesauste gevel van baksteen met gelijkvloers: koetspoort deur, twee vensters, op de verdieping vier vensters; goot op zware consoles; leiendak. Bovenlicht met 7 sterren (Lodewijk XVI). Omlijsting van de koetspoort met kussenblokken. Aan de binnenplaats boven den poortdoorgang en in den uitgebouwden vleugel, dichtgemetselde en gewijzigde kruisvensters, twee geprofileerde lijsten, goot op consoles en jaarankers, waarvan zichtbaar Ao 1 . (Vgl. nr. 69 en 102 en afb. 577.) 15 BRUSSELSCHESTRAAT 45 47• (Zuidzijde.) Oorspronkelijk een huis met groote koets¬ poort op nr. 45, thans vervangen door moderne winkelpui, vgl. nr. 162. 16 — 76. Zie nr. 399. PLAAT XXIII. PLAAT XXIII. Groote Gracht 18. Brusselschestraat 93 (zie blz. 685 nr 456) PLAAT XXIII Groote Gracht 18 en Brusselschestraat 93. Plattegronden naar opmetlngen uit 1917 van G. DE HOOG en J. P. A. ANTONIETTI. PLAAT XXIV. PLAAT XXIV. O 10M. Groote Gracht 82. Plattegrond van het gelijkvloerse en de eerste verdieping. Naar opmetingen van H. VAN BEVEREN. PLAAT XXIV. Groote Gracht 82. Plattegrond van het gelijkvloerse en de eerste verdieping. Naar opmetingen van H. VAN BEVEREN. 1951- STAD MAASTRICHT. 17 — 77. Baksteenen gevel. Vier vensters, een deur, een venster, koetspoort en stal, op verdieping zeven vensters, alle met omlijsting van Naamsche steen. Koetspoort met schamppalen Lodewijk XIV. Gesneden ramen Lodewijk XVI. Dakkapellen. Vgl. nr. 400. Afb. 578. Brusselsche straat 77. Het „Huis de Stuers”, breed 18.92 M. Inwendig. Voorhuis met trap en schoorsteentje, gemarmerde deuromlijsting ± 1700; trap Lodewijk XIV, schoorsteen en plafond 1830. Salon met lage gesneden lambris en marmeren schoorsteen Lodewijk XVI; Empire plafond; in de keuken diensttrap Lodewijk XIV. Van 1731—1771 was hier de Réfugié van St. Gerlach gevestigd, vgl. blz. 287 en 594 In den Franschen tijd werd het in bezit genomen door Loysel, foumiseur des Armées, die het omstreeks 1800 uit vier huizen tot één verbouwde. Later kwam het aan het geslacht de Stuers (vgl. schaepkens, het oude Tricht, blz. 105). 18 — 84. Raad van Arbeid. Gesauste baksteengevel van twee verdiepingen door 4 geblokte pilasters in drie partijen verdeeld, twee vensters breed, behalve de linkerpartij waar boven de koetspoort 2 x een venster; effen vensteromlijsting van GEMEENTE MAASTRICHT. Naamsche steen met rozet met druipers onder den onderdorpel. Gegroefde omlijsting van de koetspoort-, deur hoog 3.77, breed 3 M. 19 GROOTE GRACHT 18. Baksteenen gevel met vier vensterassen, twee verdiepingen. Gelijkstraats drie vensters en een koetspoort. Gebeeldhouwde vensteromlijstingen Ten jare 1740 werd dit huis met behoud van een ouder (XVII) gedeelte opgericht door Wilhelmus Thijssen, stichter van het Wijnhuis „Den Ancher”(vgl. schoonbrood en grossier, II, blz. 131 en nedermaas 1922, blz. 76). 20 GROOTE GRACHT 60. Gepleisterde baksteen, geblokte pilasters in Naamsche steen, in Naamsche steen, segmentbogen met sluitsteen; plint met paneelen in ornament Lodewijk XV; de poortomlijsting met cartouche: 1740. Vgl. afb. <;7Q en plaat XXIII. Afb. 579. Groote Gracht 18, breed 13.79 M. Afb. 580. Groote Gracht 82, breed 17.01 M. middenpartij met koetspoort (thans 2 deuren) segmentbogen met gebeeldhouwden sluitsteen; 3 dakramen Lodewijk XVI. 21 — 82. Gevel in gepleisterde baksteen met ruime toepassing van Naamsche steen; vijf vensterassen breed, twee verdiepingen hoog. Middenpartij met geringen STAD MAASTRICHT. voorsprong verdeeld door vier gegroefde pilasters met composiet-kapiteelen en gedekt door een driehoekig fronton. In de as van de middenpartij de groote koetspoort waarboven een balcon met gesmeed ijzeren hek en een balcondeur, welke gevat is in een eigen met een driehoekig fronton gedekte omlijsting. Onder de ramen van de tweede verdieping draperieën. De hooge benedenbouw van Naamsche steen met geblokte dammen heeft rondbogige vensteromlijstingen. Op de eerste verdieping zijn zij gedekt met geprofileerde lateien met sluitsteen. Op de tweede met gewone lateien. Inwendig: trap en stucwerk. Zie Plaat XXIV, afb. 580 en vgl. nr. 406. Dit huis werd na October 1785 (datum van aankoop van het perceel) door den Maastrichtschen architect Mathias Soiron opgericht voor zijn beide broeders, de kanunniken van het kapittel van St. Servaas, André en Guillaume Soiron (vgl. fr. dazert in de Limburger Koerier van 26 Óctober 1935: schoonbrood en grossier, schetsen uit de Geschiedenis van Maastricht, II, blz. 140—141); vgl. ook hiervoren blz. 609. Sedert 1920 zetel van de verzekeringsbank „De Maas”. 22 GROOTE LOOIERSTRAAT 19. Gelijkstraats 2 vensters, koetspoort, 2 vensters, voorts 2 x zes vensters; oorspronkelijk met kruisen en met middenstijl; plint van groote blokken, hoekblokken; geprofileerde lijst; afgekapt hoofdgestel. Boven den sluitsteen van de poort: haeC prIMo / DIe IUnII / InCepta (1711) vgl. ook nr. 217. 23 — 26—28. Gevel in baksteen: gelijkstraats vier vensters, koetspoort, vier vensters, deur met stoep, een venster; op de verdieping elf (verlengde) vensters. Uit XIX A dagteekende uitlooper van het hier behandelde type. 24 Helstraat 1. Zie St. Bernardusstraat 1. 25 JODENSTRAAT (naast nr. 1). Poort van een Branderij. Erboven gevelsteen met gemuilkorfden beer tegen boomstam; tijdvers ChrIsto aUspICe DoMUs — 12. Geschilderde baksteen met rijke toepassing van Naamsche steen; vier vensterassen en twee verdiepingen; gegroefde dammen en bovendorpels; oorspr. kruiskozijnen, op de 2e verdieping tweelicht-vensters. Gelijkstraats drie vensters en deur in welks bovenlicht een posthoorn met masker in Atb. 501. Jodenstraat I, gevelsteen. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 582. Jodenstraat 12, geheele breedte 11,47 M. den krul. Ernaast koetspoort met gegroefde omlijsting, gebeeldhouwde sluitsteen en wederom een posthoorn in het veld van het gebogen verloopend fronton; boven den doorrit een kamer met twee vensters als voren. Vgl. ook nr. 409 (afb. 582). Het twee maal voorkomen van een posthoorn houdt de herinnering levend aan den tijd toen hier een station van de paardenpost gevestigd was (vgl. j. d. van brink, Historisch overzicht van het Maastrichtsche postwezen (1936). JULIANAPLEIN 6—8. De „Poort van Leuth”, thans stalhouderij; om een langwerpige rechthoekige binnenplaats liggen de ten deele nog XVIIe eeuwsche gebouwen, te weten: a. een lange ondiepe vleugel op het Westen, b. het poortgebouw en c. een bijna vierkant blok op het Oosten. Het in den loop der jaren verbouwde complex vertoont in den gevel van a. alle kenmerken van XVIIA, vgl. hierna nr. 59; muurankers, vensteromlijstingen, hoofdgestel. Jaarankers vermelden ANNO 1626. Vgl. nr. 59; afb. 583. Ook blok c. heeft eenige dezer kenmerken; triglyphenfries, moderne dakbedekking. Het poortgebouw b. heeft weinig opmerkelijks. Uit de geschiedenis van deze poort is mij alleen bekend het in de Maasgouw van 1888 pag. 81 gepubliceerde contract van 1551 ter vernieuwing van het bestaande maar versleten leiendak van de aan het Vrijthof gelegen poort van Leuth. Mede in verband met het bij sohaepkens, het Oude Tricht, blz. 333 over deze poort medegedeelde, meen ik het pand Julianaplein 6—8 als de poort van Leuth te mogen indenti(ïceeren. Afb. 583. Julianaplein 6—8. De voorin. „Poort van Leuth”. STAD MAASTRICHT. 29 KATOENSTRAAT 3—5. „Poort van Oost” zie nr. 337. 30 — 14. De toegang tot het woonhuis bevindt zich in den doorrit. Oorspronkelijk volgens het hier behandeld type. maar later verbouwd. 31 KLEINE GRACHT 31. Pilastergevel, zie nr. 209 en afb. 622. 32 — 39—41. Middenpartij met lagere vleugels; breede inrijpoort, gekalkt en geel gesaust (XVIII), zie afb. 583a. 33 I^enculenstraat 18—18a. (1725) zie nr. 343. 34 markt t ;/Hoenderstraat. Gevel aan de markt in hpt c 35 Afb, 583a. Kleine Gracht 39—41, MARKT 55/Hoenderstraat. Gevel aan de markt in het gelijkstraats: koetspoort, venster, deur, twee vensters; hierboven 2 x zes vensters en attiek. Vensteromlijstingen met bijgeronde segmentbogen en gebeeldhouwde sluitsteenen. Boven de deur een gevelsteen: omhoogstaande rechterhand: 17 in DE BLAUWE HAND afb. c8a. Afb. 584. Markt 55. Voorm. Koetspoort. Zijgevel aan de Hoenderstaat bedorven. . VROUWEPLEIN 18. Gevel van baksteen met groote poort in omlijsting van gegroefde bergsteen; te weerszijde een venster (Lodewijk XVI, afb. 585). Afb. 58?. O. L. Vrouweplein 18. 36 O. L. Vrouwestraat 17. Achtergelegen woning, vermoedelijk een claustraal huis; zie nr. 116. GEMEENTE MAASTRICHT. 37 Platielstraat p. (1700) zie nr. 97 en afb. 597. 38 RAAMSTRAAT 45. Gekalkte baksteengevel met in het gelijkstraats een koetspoort in omlijsting van Naamsche steen en twee kruiskozijnen; vgl. nr. 233 afb. 586. De poort heeft twee vleugels, in een waarvan een winket; klopper en slot beslag (XVIIB). ST. BERNARDUSSTRAAT I. Naar de straat gesloten gevel, gesauste baksteen; plint van ruwe blokken, geprofileerde gootlijst op zware consoles. In de Noordhelft drie vensters in omlijsting van groote stukken, ingang in geprofileerde omlijsting van Naamsche steen; bovenlicht met 12 ruiten. De gevel op het noorden, terzijde van het pand Graanmarkt 3 uitspringend (vgl. nr. 208 afb. 621) heeft 3 * een venster met lateiboog, een halfrond geslóten zolderraam en een top met vlechtingen. In de verzameling teekeningen van het Rijksarchief te Maastricht wordt onder nr. 3061 een plattegrond-teekening bewaard van het claustrale huis van den Kanunnik van O. L. Vrouw Jean de Saive (1725). Om een bijna rechthoekigen hof zijn twee vleugels haaks op elkaar aangelegd; door een gang langs den hof zijn de vertrekken bereikbaar. Volgens de lijst van Kanoniken bij franquinet, Invent. I, blz. 397, komt Joannes Desaive als zoodanig voor van 27-11-1705 tot zijn sterfdatum op 9-111-1741. Opgemerkt zij, dat een gevelsteen met „De stad Antwerpen” hiervandaan naar het Museum is gebracht. 40 — 15—17. Gewitte gevel van vijf vensters. Omlijsting van Naamsche steen in het verhoogd gelijkstraats lateibogen met eenvoudigen sluitsteen, drie kelderramen, gebroken kap met pannen en drie dakvensters. Naastgelegen inrijpoort, waarboven twee vensters; gebroken kap. De ingang aan de achterzijde van het huis is gevat tusschen twee vensters met lateiboog en sluitsteen en bereikbaar over een breede stoep van Naamsche steen; deuromlijsting met gebeeldhouwden sluitsteen. (Vgl. nr. 382.) 39 Afb. 586. Raamstraat 45. PLAAT XXV. PLAAT XXV. Van Hasseltkade 20. Opm. G. DE HOOG. 1915. (Zie blz. 673 nr 410). PLAAT XXV. Plattegronden van de huizen Henric van Veldekenplein 29 en \ Naar opmetingen van G. DE HOOG. 1915- PLAAT XXVI. > X X H < < I—I (x, tfi 'o Ós N G *s 'Bh G G d > X cn . Mede AV 11e eeuwsch en tevens beantwoordend aan de op bladzijde 598 gegeven typeering zijn de volgende gevels met consoles, waarvan de zwelling in het bovengedeelte is gelegen. Over het algemeen hebben de consoles van dezen vorm toepassing gevonden in XVII B1), zelfs in het begin der XVIIIe eeuw, maar de zwelling is dan vervlakt. 89 HOENDERSTRAAT 24. Achtergelegen woning (van de voorm. Kwadevliegenstraat 17) met de kenmerken van XVIIA; hoofdgestel met consoles; jaarankers 1645. Zie afb. 596. 90 Kwadevliegenstraat ij, zie nr. 89. Hoenderstraat 24. 91 STOKSTRAAT 57- Gewijzigde gevel; hoofdgestel met consoles. Gevelsteen: een olifant met torentje op den rug en het jaartal 16-52. 92 BRUSSELSCHESTRAAT 140. Geschil¬ derde gevel; een verdieping met twee vensters. Hoofdgestel met consoles. Jaarankers'. 1656. Westgevel geheel vernieuwd. 93 markt 38. Geschilderde baksteen- Afb. 596. Hoenderstraat 24 (1645). Gedateerde gevels. J Opmerking verdient, dat dit type blijkens afb. 591 reeds voorkwam aan het XVIe-eeuwsch Gildeluis; mischien geldt het hier een latere verandering. GEMEENTE MAASTRICHT. gevel met gemoderniseerde pui (café) en twee verdiepingen. Hoekblokken, plint, waterlijst, twee voorm. kruisvensters en twee tweelichtvensters in omlijsting van blokken. Hoofdgestel met zware consoles. De zuidgevel met behoud van kruisgespannen in de gedeeltelijk dichtgemetselde vensters der eerste verdieping, heeft van de vier gewijzigde tweelichtvensters op de tweede verdieping er een door dichtmetseling gaaf behouden. Hoofdgestel en jaarsteenen met 16 en 61. SINT BERNARDUSSTRAAT 24. Jaarankers (16) 66. Topgevel. Zie nr. 175 en afb. 609. PLANKSTRAAT I, 1686; gesloopt. mariastraat 23d. Afgebikte baksteengevel; twee verdiepingen met twee vensters. Hoofdgestel met consoles. Twee jaarsteenen met 16 en 95. PLATIELSTRAAT 9. Pui in hardsteen, kruisvensters in omlijsting van rechte stukken hardsteen; hoofdgestel met consoles. Dakkapellen in mergel, gedekt met een driehoekig fronton. Jaarsteenen met 1 - 7-0-0. (Vgl. nr. 37; zie afb. 597)- Bij eeu restauratie in 1912 is de gevel gecement met nabootsing van baksteen. Mede tot XVIIB behoören de navolgende gevels van hetzelfde type: 9° batterijstraat 42. In XVIIIB gemoderniseerde gevel; hoofdgestel; de consoles met knop versiering terzijde. ” BOSCHSTRAAT 91. Twee verdiepingen, elk met drie vensters; hoofdgestel met consoles. 100 BOSCHSTRAAT 104, 106. Oorspronkelijk een pand, met op de verdieping twee en vier gekoppelde kruisvensters, op de tweede verdieping twee en vier gekoppelde tweelichtvensters. Boven de vensters der eerste verdieping halfronde frontons. Hoofdgestel met consoles. (Het vroeger binnen de frontons geschilderde: Anno 1742 heeft met de bouwgeschiedenis niets te maken.) PLAAT XXVII. PLAAT XXVII. 5 10 15 Me.TER Bouillonstraat 8-10. Plan, begane grond en kelders. Naar opmetingen van J. P. A. ANTONIETTI. 1917. PLAAT XXVII. Bouillonstraat 8-10. Plan, begane grond en kelders. Naar opmetingen van J. P. A. ANTONIETTI. 1917• STAD MAASTRICHT. 101 BOUILLONSTRAAT 8. IO. Vgl. PI. XXVII. Op een trapeziumvormig stuk grond ligt het complex, dat uit verbouwingen van oudere deelen (vgl.blz. 637) moet zijn ontstaan. In den plattegrond zijn de volgende elementen te onderscheiden: a. een middenpartij; b. en c. twee vleugels te weerszijde van a., en d. een bijna haaks op a. gelegen achtervleugel die tevens den smallen sluitwand vormt van e., een trapeziumvormige binnenplaats. De middenpartij heeft een verdieping en is gedekt door twee achter elkaar gelegen zadeldaken, waarvan de nokinrichting evenwijdig aan de straat ligt. De zijgevels zijn opgetrokken in baksteen en door rechte toppen gedekt ; de achterste heeft een geprofileerde waterlijst, welke tympaanvormig om een zolder-venster is gelegd, waarvan de tusschendorpel ter hoogte van de lijst ligt. Gesmeed ijzeren ankers, een (gedicht) tusschen-dorpelvenster en een steenen kruisvenster in omlijsting van blokken, alle in de vormgeving van XVIIA. Afb. 598. De vleugels hebben slechts een gelijkstraats; het dak van eiken vleugel wordt doorbroken door een steenen dakkapel tusschen twee eenvoudige. De voorgevel is gesaust, heeft een zware doorloopende geprofileerde waterlijst waar de vensters op rusten, een lichtere onder het hoofdgestel met triglyphen en een zware geprofileerde kroonlijst. De eerstgenoemde waterlijst wordt in vleugel b. ten Zuiden van de middenpartij onderbroken door twee pilasters met kapiteel, waarbinnen zich thans een ingang met boven- en twee zijlichten (Lod. XV) bevindt, terwijl de tweede waterlijst boven de kapiteelen omgekornist is; door deze lijst zijn gesmeed ijzeren ankers aangebracht. Kroonlijst en triglyphen zijn in de middenpartij onderbroken en bevinden er zich als afsluiting van de verdieping. Zoowel hier als in de vleugels wordt de kroonlijst telkens onder de steenen dakkapellen onderbroken. Afb. 599. De achtervleugel bestaat uit een blok op nagenoeg rechthoekigen plattegrond; GEMEENTE MAASTRICHT. het heeft een verdieping en een zadeldak met leien, welks nokrichting evenwijdig aan de straat is gelegen. Vgl. plaat XXVII en afb. 598. Afb. 599. Bouillonstraat 8, 10. Totale breedte 29.05 M. Inwendig. De achtervleugel heeft over de geheele oppervlakte een met een tongewelf overdekte kelderruimte met put; op het gelijkvloers een zaal met gangen op de verdieping twee kamers, waarvan de grootste tegen den zuidwand een schouw (Lod. XIV) heeft, en aan den overgelegen wand een gesneden betimmering (Lod. XIV), waarin oorspronkelijk een bedstede tusschen twee deuren was opgenomen. Boven de deuren kleine portretten van den Markgraaf van Brandenburg (1620-1668), en van Louise Henrietta van Nassau (1627-1667), de dochter van Prins Frederik Hendrik, met wie hij in 1646 gehuwd is. Het schoorsteenstuk stelt een portret voor, vermoedelijk van Frederik Hendrik. Toegang tot de verdieping geeft een eenvoudige trap met gesneden trappaal. Deze en de ruimte, waarin zij is opgenomen, zijn kennelijk een toevoeging, daar de deuromlijsting in het gelijkvloers oorspronkelijk aan de open plaats heeft gelegen. Thans ligt zij aan een gang met gebogen stuczoldering en lessenaarsdak, waardoor zij in verbinding staat met de driedeelige hoofdtrap in vleugel c. Deze trap heeft balusters en twee gesneden trappalen (afb. 601). Opgemerkt zij nog, dat de trap bij den ingang Lodewijk-XV uit XVIIIa. is en dat onder vleugel b. en het voorste gedeelte van de middenpartij kelders met tongewelven aanwezig zijn. Zie plaat XXVII. STAD MAASTRICHT. Hierboven is gewezen op verbouwingen, die nader bepaald kunnen worden tot XVI1B en de XVlIIe eeuw (Lod. XV) De wandbekleeding in de kamer op de verdieping van den achtervleugel in Marotstijl met de daar aanwezige portretten van den grooten keurvorst en zijn gade, geven een nadere aanwijzing omtrent dengeen die hier gewoond kan hebben. VVürzbach vermeldt in zijn Niederl. Künstlerlexikon, dat G. van Honthorstin 1640 voor 16 portretten van den Keurvorst en voor 20 van diens gade betaling van 2624 Reichs-thaler kreeg; opgemerkt zij, dat het jaartal 1640 niet juist kan zijn, daar de keurvorst eerst in December 1646 de 19-jarige Louise Henrietta huwde, lntusschen is het aannemelijk, dat de Maastrichtsche portretten verkleinde replieken ofcopieën van het groote portret in de verzameling van het Mauritshuis — schenkingen zijn geweest aan nabestaanden of bevriende tijdgenooten. Het verweerde schoorsteenstuk had de oplossing kunnen brengen; in de gegeven omstandigheden moetik mij toteen gissing bepalen. Onder de naastbestaanden zijn er mij geen bekend, die in een bepaalde relatie tot Maastricht staan; onder de bevriende tijdgenooten komt hiervoor in aanmerking George Frederik, Prins van Waldeck, Graaf van Culemborg, heer van Witthem enz. (1620—1692), die op jeugdigen leeftijd in Nederlandschen krijgsdienst trad, in 1647 in een gevecht tegen de Spanjaarden gewond werd, kort daarop in het leger van den Grooten Keurvorst was en in den Afb. 600. Bouillonstraat 8; gesneden slag bij Warschau (18, 19 en 20 Juli 1656) het trappaal in den middenvleugel. medebevel voerde als generaal-majoor (vgl. Dyserinck, de militaire Gouverneurs blz. 157 e.v.). In 1672 hield hij Condé bij Muiden tegen, in 1683 ontzette hij het door de Turken belegerde Weenen. Tusschen de vele krijgsbedrijven door was de Graaf van Waldeck tot Gouverneur van Maastricht benoemd. Den 28 November 1678 werd hiervan door den Burgemeester mededeeling gedaan, waarop besloten werd het hof te laten repareeren (Dyserink, blz. 156). Eerst in April 1679 heeft zijn .Excellentie zijn ambt aanvaard, dat hij tot zijn dood in 1692 heeft vervuld. Zijn echtgenoote, Elisabeth, gravin van Nassau-Siegen, vestigt zich na den dood van haar gemaal te Culemborg, waar zij in 1694 overleed. Na het afsterven van den Prins van Waldeck (vgl. ook hiervoren blz. 258) bleef de hooge betrekking van Gouverneur van Maastricht eenigen tijd onvervuld. 6 April 1693 vinden wij aangeteekend, dat de Luitenant-generaal Tettauw verzocht enkele kamers voor hem te willen meubileeren op het hof. (Dyserinck, blz. 165). De gissing waarvan hiervoren sprake was is nu deze, dat het „hof’ waaraan herstellingen plaats vonden in 1678 ten behoeve van den graaf van Waldeck en waar in 1693 enkele kamers gemeubileerd werden, niet in het tegenoverliggende Gouvernement (blz. 103) maar in het pand Bouillonstraat 8 en 10 gezocht moet worden, zoodat dit mogelijk eens het ,,Hof van Waldeck” geheeten kan hebben. GEMEENTE MAASTRICHT. 102 Breede Straat ip, 2ï. Type van „de Poort”, zie nr. 14. Hoofdgestel met consoles. 103 breulingstraat 6. Topgevel; in den zijgevel hoofdgestel met consoles, zie nr. 180. Afb. 601. Bouillonstraat 10. Hoofdtrap in den vleugel aan de straat. 104 GROOTE GRACHT 40. Een verdieping met twee vensters. Hoofdgestel.' architraaf geschonden, consoles met knopversiering terzijde; frontlijst eindigend in een voluut. 105 — 45. Een verdieping met een venster; hoofdgestel met consoles, doorbroken door dakvenster. 106 — 62. Zijgevel CAPUCIJNENSTRAAT. Hoofdgestel met consoles. Vgl. nr. 182. Helstraat , zie Sint Bernardusstraat. 107 KLEINE GRACHT 31, zie pilastergevels nr. 209. 108 LENCULENSTRAAT 19. Achtergevel. Op de verdieping een gekoppeld venster; hoofdge- stelmzt consoles, waartusschen beurtelings een diamant en een schijf. Vgl. nr. 189. 109 — 34. Topgevel zie nr. 189. STAD MAASTRICHT. 110 LOOIERSGRACHT 22. In de laatste jaren ontsierde gevel met hoofdgestel, de architraaf afgekapt; gecanneleerde consoles met vlakke dekplaat, rozetten en diamanten. 111 MARKT 33, achtergelegen woning. — 76. Rechter gedeelte van twee verdiepingen met telkens twee vensters heeft een hoofdgestel met consoles. Zie ook nr. 285, 112 MUNTSTRAAT i en 3 (zie nr 205 en 206) — 6. Moderne winkelpui, twee verdiepingen met elk twee vensters. Hoofdgestel met consoles. Dakkapel in omlijsting van bergsteen en gedekt met segmentvormig fronton. 113 — 23. Gesauste baksteengevel van twee verdiepingen, elk van twee vensters. Hoofdgestel met consoles. Gevelsteen: zwart schaap op gouden veld. Zijgevel aan de MARIASTRAAT: dichtgemetselde kruisvensters en oorspronkelijk vijf tweelichtvensters. Hoofdgestel in mergel. Moderne winkelpui (1938). — 4. Hoek Jodenstraat, zie nr. 419. 114 nieuwstraat (oostzijde) 15. In XVIIIB gewijzigde, geverfde baksteenen gevel van twee verdiepingen met telkens twee vensters. Hoofdgestel met consoles. Drie gevelsteenen met AN-NO en een zespuntige ster. Raamhekjes Lodewijk XVI. 115 — 17. Twee verdiepingen, elk van twee vensters, pui vernieuwd; hierboven af¬ gekapte wapensteen. Hoofdgestel met consoles. 116 O. L. VROUWEPLEIN 25, twee vensteromlijstingen met gebroken frontons en anno-1655. — O. L. VROUWESTRAAT 17. Achtergelegen woning met triglyphenlijst, gesmeed ijzeren ankers; vgl. nr. 36. 117 PLANKSTRAAT 3. Geschonden topgevel (zie nr. 192). Hoofdgestel met consoles gelijk aan die van PLANKSTRAAT 1 (1686; gesloopt), vgl. nr. 95. Platielstraat 14, zie nr. 81. 118 SINT amorplein 6. Twee verdiepingen, elk met twee vensters. Hoofdgestel met consoles. XVIIB. 119 — 17. Gevel in Naamsche steen, zware consoles, zie nr. 207. 120 SINT ANTONIUSSTRAAT 68, 70. Geschonden; consoles verwijderd. 121 ST. BERNARDUSSTRAAT i. Claustraalhuis, zie nr. 39. 122 SINT JACOBSTRAAT 6. Gootlijst op consoles met acanthusbladeren. 123 SMEDENSTRAAT i, hoek STOKSTRAAT. Twee verdiepingen; gelijkstraats oorspronkelijk kruiskozijn op den hoek, en deur; op de verdieping hoekblokken, twee houten kruis- en twee houten tweelicht-kozijnen. Muurankers. Gecanneleerde consoles; aan de STOKSTRAAT één. Stokstraat, hoek Smedenstraat, zie nr. 123. 124 STOKSTRAAT 6 en 8. Oorspronkelijk één pand. Twee verdiepingen, elk van drie vensters; geprofileerde waterlijsten. Hoofdgestel met consoles nog aanwezig bij nr. 8, midden-XVII. 125 — 21 a en b. Achtergelegen woning van gesauste baksteen. Een verdieping; hoofdgestel met consoles, onderbroken door drie vierkante vensters. Jaarankers: A. O. 16. 5. In het gelijkvloers hardsteenen deuromlijsting met Lodewijk XV-schildje; vensters GEMEENTE MAASTRICHT. 126 127 128 129 130 131 132 133 134 in dezen tijd gewijzigd. Inwendig schoorsteenen, plafonds en trap Lodewijk XV. In de gang naar de achtergelegen woning eiken spiltrap. — 26, 28. Zie hierna nr. 196. Achtergebouw met drielichtvenster en hoofdgestel; consoles met acanthusblad, zie afb. 602. — 31. Baksteenen gevel van twee verdiepingen, elk met vier vensters. In de XVIIIe eeuw gewijzigd (zie nr. 288). Hoofdgestel met consoles. — 32. Topgevel, zie nr. 193. — 38. Geprofileerde gootlijst, oorspronkelijk op consoles, zie nr. 194. — 44. Uit twee gedeelten bestaande gevel van een verdieping; het linkergedeelte met een vijflichtvenster, het rechter met een kruisvenster op de verdieping. Muurankers, puien gewijzigd. Hoofdgestel op consoles. TAFELSTRAAT 8, io. Hoofdgestel, triglyphen. tongersche straat 6 en 8. Oorspron¬ kelijk één pand, het „Huis van den Commandant”, met twee verdiepingen, elk van tien vensters. Thans in het gelijkvloers: een deur en twee ^vensters; vijf vensters en een inrijpoort (XIX). Hoofdgestel met consoles; in de fries steigergaten en ankers. Vgl. nr. 51; midden-XVII, 1772. Nr. 6 verhoogd met een zolderverdieping. (Door het afbikken van den gevel nr. 6 is het mogelijk geworden al de wijzigingen van de verbouwing in 1772 af te lezen. Vgl. wat hierover gezegd is op blz. 603). VRIJTHOF 22, 23. In de XVIIIe eeuw gemoderniseerde, oorspronkelijk waarschijnlijk nog XVIIe eeuwsche woning. Aan de westzijde uitgebreid met een koetspoort (XIX). Het bijbehoorend woonhuis heeft in den zijgevel hoofdgestel met consoles, aan den achtergevel een met gecanneleerde consoles en rozetten er tusschen (vgl. nr. 53). VIJFHARINGENSTRAAT IS- Consoles met acanthusbladeren (gesloopt). Afb. 602. Achterzijgevel van Stokstraat 26/28. C. Tot het type der hiervoren beschreven gevels behooren de volgende, die echter geen hoofdgestel (meer) hebben, of die om hun geschonden, dan wel fragmentarischen toestand hiervoren niet vermeld konden worden: STAD MAASTRICHT. 135 BRUSSELSCHE STRAAT 59. Op de verdieping oorspronkelijk twee kruiskozijnen; op de tweede verdieping twee kozijnen met middenstijl, muurankers; tartouche met 1629. Pui gewijzigd. I 136 GROOTE LOOIERSTRAAT 6. Zijgevel met ankerjaartal 1638. | 137 TONGERSCHE STRAAT 7. Geschonden hoofdgestel; lijst eindigend in een voluut; hierboven een cartouche met 1644(7). 138 BRUSSELSCHE STRAAT 36. Zijgevel met koekblokken, half-rond gesloten zoldervenster, trapgevel met geprofileerde dekplaten, jaarankers 1662. 139 TONGERSCHE STRAAT 22. Jaarsteenen boven de pui met 16-90; oorspronkelijk met trapgevels. 140 GRAANMARKT, hoek STOKSTRAAT. Pui gewijzigd, bovendorpels der voormalige kruis¬ kozijnen afgeschuind; jaarsteenen 16-96. 141 ACHTER HET VLEESCHHUIS 9. 16-97. 142 BOGAERDENSTRAAT 52. In XVIIIB gewijzigde gevel met behoud van een hoofd¬ gestel met triglyphen. 143 BRUSSELSCHE STRAAT 30. —94. Geschilderde baksteengevel met gekoppelde vensters op de beide verdiepingen. Nieuwe winkelpui. Afgekapt hoofdgestel met triglyphen. 144 breede STRAAT 24. Gewijzigde gevel, thans zes vensters breed, hooge plint van Naamsche steen. 145 Groote Gracht 64 en 64a. Zijgevel aan de CAPUCIJNENSTRAAT met topgevel (zie nr. 183) en fries met triglyphen. Voorgevel verbouwd in 1711 (zie afb. 612). 146 GROOTE LOOIERSTRAAT 15. Topgevel (zie nr. 184); — 19, verbouwd in 1711 (zie 147 nr. 22 en 217). 148 GROOTE STAAT 57a, hoek LELIESTRAATJE. In de XVIIIe eeuw gemoderniseerde gevel (zie nr. 405); fries met triglyphen. 149 gubbelstraat 34. Oorspr. met twee kruiskozijnen; boven elk twee ontlastings- boogjes; pui gewijzigd, vgl. nr. 303. 150 VAN HASSELTKADE 12. Hoofdgestel met triglyphen en ruitvormige diamanten. Zie ook nr. 373. 151 JODENSTRAAT 9. Smal geveltje; pui van Naamsche steen met deuren twee vensters op de verdiepingen telkens drie vensters in mergelblokken; doken van luikjes. Op de cour zouden zich twee gemetselde putten bevinden; vgl. afb. 603a. 152 KERSENMARKT 7, hoek SMEDENSTRAAT. Voorgevel met gewijzigde pui van Naamsche steen, banden van mergel; in den zijgevel oorspronkelijk een kruisvenster en kleine vensters in omlijsting van blokken; gesmeden ankers; naast het huis een half-rond gesloten omlijsting in Naamsche steen van een poortje. 153 MARKT 63. Fragment van een hoofdgestel;gevelsteen met vergulden ruiter. 154 O. L. vrouwe KADE 12. Sterk gewijzigde gesauste baksteenen gevel van twee ver¬ diepingen, elk van vijf vensters. Ankers. Afgekapt hoofdgestel. Pui modern. 155 SINT AMORPLEIN 3. Gesauste baksteengevel met op de verdieping drie puntige ontlastingsbogen van baksteen, waarvan de toppen een band van mergel Gedateerde gevels. Onge¬ dateerde gevels. 156 157 158 159 160 161 162 163 164 165 166 167 168 169 170 171 172 UÜMKIiJN IK MAASTRICHT. doorsnijden (vgl. VAN HASSELTKADE 9, raamstraat; nr. 6). In den zijgevel aan de HEGGESTRAAT banden van mergel afwisselend met vijf lagen baksteen; twee dichtgemetselde kleine vensters op 3 M. boven het peil van de straat. Sint JACOBSTRAAT 8. Gesauste gevel in baksteen; voorm. kruiskozijnen, uitspringende vleugel aan de westzijde. Hierin geprofileerde waterlijsten, een verweerd relief met voorstelling van St. Anna. In een vertrek gelijkvloers aan de straat een stuczoldering (XVIIB), zie afb. 603 en 564. Misschien dat hier het St. Anna conventje gelegen heeft, zie hiervoren blz. 149 en 597, noot 1. Smedenstraat, hoek kersenmarkt, zie nr. 152. STOKSTRAAT 30, met uitgebouwd traptorentje in vakwerk (zie afb. 616); — 32. Topgevel met afgekapt hoofdgestel . dan wel vlakke fries met triglyphen. Zie nr. 193. tongersche STRAAT 3S> achtergevel aan den Kakkeberg, hoofdgestel met consoles, vgl. nr. 195, zie nr. 275. Voorts: achter het vleeschhuis 31—33; hoofdgestel afgekapt. BOSCHSTRAAT 38; 89. BRUSSELSCHF. straat 32; 45, 47, vroeger met koetspoort; vgl. nr. 15. groote looierstraat 19, in 1711 verbouwd, zie nr. 147. v. hasseltkade 16—17, gesmede ankers. HEGGESTRAAT 3—3a; — I2J — 14. KESSELSKADE 45. KLEINE LOOIERSTRAAT 12. KOESTRAAT 6—8. lenculenstraat 1; — 32, achtergevel met hoofdgestel op consoles; vgl. nr. 283. MARKT 60. TONGERSCHE STRAAT 47. vijfharingenstraat 2—4* met koetspoort. Afb. 603a. Jodenstraat 9. Afb. 603. St. Jacobstraat 8. Relief vermoedelijk met voorstelling van een St. Anna, aan den hof. PLAAT XXVIII. > X X H < < 1 1^. VO On .S o o o X w Q 6 o o '"O Ö o cj g o bjo Oh O £ O o (ƒ} 0J 'V c CJ b/2 o o > T3 c o s-l b/2 CJ td E 'in CJ 'Tj 5 OJ <ƒ) '5 m "cd cd 5- t/) V- CJ 'V T5 5 PLAAT XXVIII. Ridderstraat 2. Huis ,,de Ridder”. Plattegrond. Voorgevel. Schouw. De plattegrond en de schouw opgemeten door G. DE HOOG in 1916/17. STAD MAASTRICHT. Topgevels. II. Alle kenmerken van den Maastrichtschen bouwtrant uit XVII A: hoekblokken en banden van mergel, kruiskozijnen in omlijsting van afwisselend groote en kleine blokken, een hoofdgestel met consoles, enz. vertoont: RIDDERSTRAAT 2. Het woonhuis met voorgevel aan de Ridderstraat is opgetrokken op een trapeziumvormigen plattegrond; het is over de Jeker gebouwd en staat 173 rtio. 004. Ridderstraat 2, het huis Afb. 605. Het huis „de Ridder”, uit het „de Ridder”; breed 10.47 M. Noord-Oosten. door een lateren achterbouw (schuur) met open plaats in verbinding met de Minderbroederstraat. In baksteen opgetrokken gevel met toepassing van Naamsche steen en mergel. Zie plaat XXVIII en afb. 604—607. Een geprofileerde waterlijst scheidt de verdieping van het gelijkvloers, waarin zich een kruisvenster, de rondbogige deur met rechthoekig bovenlicht en nog twee kruisventers bevinden. Hierboven wordt de gevel smaller, zoodat boven het eerste kruisvenster een Gedateerde topgevels. GEMEENTE MAASTRICHT. borstwering een zadeldak met pannen draagt; de druiplijst aan de straat (Noorden) en een topgevel met in- en uitgezwenkte dekstukken van mergel op het Oosten. Deze borstwering heeft hoekblokken van mergel en een (afgekapte) thans vlakke cartouche. De hooger opgaande gevel heeft eveneens hoekblokken en in de borstwering drie (vlakgemaakte) cartouches, waarvan de middelste het grootst is. Van de drie Afb. 606. Het huis „de Ridder”; detail gevels op het Oosten. Afb. 607. Het huis „de Ridder”; achtergevel. kruisvensters op de verdieping is het oostelijke weer geopend, het bevindt zich even oostwaarts van de as van de ingangspartij. Terwijl de gewitte zijgevel een hoofdgestel met consoles in gaven staat heeft bewaard, is dit in den voorgevel vlak evenals drie blokken mergel vermoedelijk tengevolge van afkapping. De top gedekt door in- en uitgezwenkte dekstukken, wordt onderbroken door drie rondbogige zolderopeningen, waarvan de middelste het hoogst is. De sluitsteen boven den ihgang vermeldt het jaartal: 1650. De achtergevel, ten deele zichtbaar, vertoont hetzelfde type als de voorgevel, maar de kruiskozijnen op de verdieping zijn hier van hout met ontlastingsboogjes. Het op afb. 607 zichtbare zolderluik snijdt in de triglyphenfries, STAD MAASTRICHT. waarvan de bovenste waterlijst bij de onderbreking in een voluut eindigt. Door de schuur aan het oog onttrokken bevindt zich op de verdieping een gevelsteen in cartouche; voorgesteld is een galoppeerende ruiter (afb. 608). Vermoedelijk heeft hier een wisselwerking plaats gehad tusschen voorstelling en naam van eigenaar of huis. In het cijnsregister van 1377 wordt immers reeds gesproken van „ex opposito quondam domus Ridder carbonarij” = tegenover het huis van wijlen den kolenman Ridder (franquinet, Invent. II, p. 214). Afb. 608. Het huis „de Ridder”; gevelsteen in den achtergevel, grootste breedte 1.34 m; Inwendig: Ren schouw met bladkapiteelen en -basementen; zie plaat XXVIII. 174 BRUSSELSCHE STRAAT 36, zijgevel aan den 176 Afb. 609. St. Bemardusstraat 24, naar een teekening van G. de Hoog Hzn. oprit naar de Beyaard: baksteen met toepassing van mergel aan banden, hoekblokken van afwisselend formaat, aan de omlijsting 'van rondboog-vensters en aan de afdekking der treden van den trapgevel. Jaarankers 1662. , SINT BERNARDUSSTRAAT 24. , Topgevel met vlechtingen, hoekblokken. Gelijkstraats, onlangs gewijzigd. Op de verdieping mergelbanden en twee vernieuwde vensters; geprofileerde lijst. Op de tweede verdieping twee kleine vensters. Hoofdgestel met vlakke kroonlijst • en consoles, onderbroken voor het rondbogig zoldervenster, dat te weerszijde een voluut heeft, vgl. nr. 189, LENCULENSTRAAT 34. Op de tweede verdieping van den zijgevel een rondbogigvenster. Jaarankers (16)66. De gevels zijn thans geheel gewit. (Afb. 609;,vgl. nr. 94). Onge- BONNEFANTENSTRAAT 5. Over de dateerde Jeker gebouwd pand; voor- en topgevels. GEMEENTE MAASTRICHT. 177 178 179 180 181 182 183 184 achtergevel afgedekt met trappen in mergel; gelijkstraats een kruiskozijn en een deur (de omlijsting met MDCCXXXIII van elders afkomstig); op de verdieping een kruiskozijn. In dennoordgevel telkens een. Voorgevel, breed: 7.18 M. Zie afb. 594 en 610. BOSCHSTRAAT 64. Gecemente topgevel, twee vensters breed;zijgevel aan de BREULINGSTRAAT met hoofdgestel en consoles, zie nr. 73. — 7° Zijgevels met topgevel met in- en uitgezwenkte dekstukken. BREULINGSTRAAT, hoek BOSCHSTRAAT, zie nr. 177. — (noordzijde) 6. Gesauste baksteenen topgevel met vlechtingen, drie verdiepingen. Oorspronkelijk met breede, halfrond gedekte inrijpoort. Gesmeed-ijzeren ankers. Aan den zijgevel hoofdgestel met consoles, vgl. nr. 103. EZELMARKT 2 en 4. Topgevels thans met vlechtingen. Zie nr. 225 en afb. 611. GROOTE GRACHT 62. Baksteenen gevel, twee vensters breed, een verdieping. Vlaamsche top met mergel afgedekt. Zijgevel met hoofdgestel, zie nr. 106. (De liggende leeuw op den top is een moderne toevoeging.) — 64 en 64a, hoek capucijnenstraat ; zijgevel met hoofdgestel; top met door geprofileerde mergelplaten gedekte trappen; vgl. nr. 145 'en afbeelding 612. GROOTE looierstraat i$. Gesauste baksteengevel; gelijkvloers: hooge smalle deuropening in omlijsting van Naamsche steen, twee vensters in omlijsting van Afb. 610. Bonnefantengracht 5. Voorgevel br. 7.18 M. STAD MAASTRICHT. 185 186 187 188 189 Afb. 612. Groote Gracht 64 en 64a, voorgevel breed 11.45 M. DE LEEUWENMOLEN, zie hierna nr. 457. LENCULENSTRAAT 19, zie nr. 108. — 34. In 1928 gerestaureerde baksteenen gevel. Gelijkvloers: laag hardsteenen plint, drielichtvenster, deur met tweedeelig bovenlicht. Geprofileerde waterlijst in mergel. Op de verdieping: twee kruiskozijnen in omlijsting van afwisselend groote en kleine blokken hardsteen. Hoofdgestel met consoles, waartusschen St. Andries-kruisen. De top met ingezwenkte dekstukken en voluten, wordt door drie geprofileerde waterlijsten in drie gedeelten van afnemende hoogte verdeeld. In het onderste een rondbogig zoldervenster in omlijsting. Een vlakke lijst ligt ter hoogte van de geboorte van den boog en deze lijst is door een voluut te weerszijde van het venster met het hoofdgestel verbonden, (vgl. nr. 175, sint bernardusstRaat 24). In het volgend gedeelte wordt het vlak van den rechte stukken, plint van groote blokken. Op de ie en 2e verdieping elk twee vensters. Twee geprofileerde waterlijsten, een hoofdgestel met triglyphen, waarboven een venster met middenstijl. In den top met in- en uitgezwenkte dekstukken een rond venster, (vgl. nr. 146) 13 gesmeedijzeren muurankers. Voor den overeenkomstigen achtergevel zie afb. 613. GROOTE LOOIERSTRAAT 24, achtergevel. Helstraat, zie SINT BERNARDUSSTRAAT. KLEINE GRACHT 31, zie Pilastergevels nr. 209. Afb. 613. Groote Looierstraat 15; achtergevel. GEMEENTE MAASTRICHT. 190 Afb. 614. Lenculenstraat 33. gevel door vlakke lijsten in vieren verdeeld; in de kruising ervan een vierkante gevelsteen, waarin een ronde licht-opening. Gesmeed ijzeren muurankers. Vgl. afb. 562. Het gevelsteentje met wapen en 16-06 is van elders afkomstig en bij gelegenheid van de restauratie aangebracht. LENCULENSTRAAT 33. Het complex dat in 1690 als gereformeerd Weeshuis werd betrokken (vgl. blz. 585) en sedert 1913 de verzamelingen van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig genootschap huisvest, bestaat uit drie achter elkaar gelegen blokken (a. b. en c.) elk van twee verdiepingen; zij zijn gedekt door zadeldaken met pannen tusschen vier topgevels met trappen. Hoofdgestel en banden van mergel vinden er toepassing, alsmede hoekblokken en gesmeed ijzeren ankers. Blok a. dat smaller is dan de beide andere heeft een Afb. 615. Lenculenstraat 33; zijgevel van blokken c. b. en a. STAD MAASTRICHT. 191 192 193 topgevel met trappen aan de straat, waarin 2 x twee kruiskozijnen, twee halfrond gesloten zoldervensters en een dergelijk boven het hoofdgestel in den top; naast den voorgevel een aanbouw (met platdak), waarin een door blokken omlijste ingang met rechthoekig bovenlicht (afb. 614). Blok b. heeft negen vensterassen; de vensters voorzien van kruisgespannen en op de verdieping negen vensters met middenstijl. Blok c., dat het jongste is, heeft zes vensterassen; de vensters op de verdiepingen zijn halfrond gesloten en door gelijkmatige blokken omlijst. In den op het Zuiden gelegen sluitgevel een dergelijk groot venster in den top. Opgemerkt zij, dat de toepassing van banden in mergel in blok b. schaarscher is dan in blok a. en in blok c. minder dan in het middelste. (Afb. 615.) Voor het inwendige zie hierna. (Museum). OUDE VISCHMARKT. Top met vlechtingen. In het gelijkstraats een deur en een kruisvenster. Op de verdieping een twee-lichtvenster. Zijgevel met een gedicht kruisvenster; op de verdieping een drielicht. Vgl. afb. 617. PLANKSTRAAT 3. Geschonden, gecemente topgevel met hoofdgestel, vgl. nr. 117; verdieping met een venster; oorspronkelijke pui in Naamsche steen, deur met rechthoekig bovenlicht en venster met lateiboog en sluitsteen. Achtergevel met rechte kroonlijst op consoles. STOKSTRAAT (westzijde) 32. Een verdieping met twee vensters; pui gewijzigd, geprofileerde lijst. Top met in- en uitgezwenkte stukken; afgekapt hoofdgestel of vlakke fries; ovaal zoldervenster. Ankers. Achtergevel eveneens met vlakke fries; rondbogig zoldervenster. Afb. 616; vgl. nr. 128. Afb. 616. Stokstraat 30 en 32, achtergevel. Afb. 617. De oude Vischmarkt van over het Kanaal. GEMEENTE MAASTRICHT. 194 — 38, hoek plankstraat. Gesauste gevel, top met vlechtingen, twee rondbogige zoldervensters; vlakke fries met triglyphen. Pui gewijzigd; twee gekoppelde deuren, elk met rechthoekig bovenlicht. Aan de plankstraat geprofileerde gootlijst oorspronkelijk met consoles, vgl. nr. 129. 195 TONGERSCHESTRAAT 12, zie nr. 288. — 35, vgl. nr. 159 60, gesauste baksteengevel met trapgevels en een dakkapel in mergel met voluten en gebogen fronton. Gedag- teekende gevels. 196 III. De geheel met Naamsche steen bekleede gevels dagteekenen vooral uit de tweede helft der XVIIe eeuw, alsook uit het begin der XVIIIe eeuw. In deze paragraaf worden alleen de gevels behandeld, die nog voor de XVIIe eeuw kenmerkende eigenschappen hebben, zooals hoekblokken, geprofileerde lijsten, hoofdgestellen en uit blokken samengestelde omlijstingen van kruisvensters of van vensters met middenstijl. Vertoonen zij de indeeling van vakwerk (vgl. hiervoren blz. 603) of de stijlkenmerken der XVIIIe eeuw, dan worden zij behandeld bij de vakwerkgevels of bij de woonhuizen dezer eeuw (zie hierna blz. 658, 670 e.v.). STOKSTRAAT 26, 28. Op de eerste verdieping oorspr. twee kruisvensters en een half er tusschen; op de tweede verdieping overeenkomstig, maar met middenstijl. Onder de vensters der eerste verdieping festoenen en een gevelsteen met: IN DEN STEENEN bergh, welke gevat is tusschen de voorstelling van een heilige met boek en veeren pen en een lam aan zijn voeten ter linker- en van een St. Nicolaas met kuip en kinderen ter rechterzijde. In de fries onder de tweede verdieping het jaartal 1669 Pui gewijzigd. Inwendig: sckoorsteen met boezem in stuc (Lodewijk XV). De achterbouw heeft een zijgevel in mergel, versierd met Afb. 618. Stokstraat 28, „In den Steenén bergh”. gebeeldhouwde koppen en STAD MAASTRICHT. een hoofdgestel met gebeeldhouwde consoles met acanthusbladeren. (Afb. 618 en 602; vgl. nr. 126). 197 breede straat (zuidzijde) 43. Gevel van twee verdiepingen en vijf vensterassen, twee geprofileerde lijsten; geblokt z. venster dammen, zware geprofileerde kroonlijst. Ingang in het midden. Gevelsteen met 1696 tusschen twee takken. 198 markt 15. Twee verdiepingen; drie vensterassen. Op de eerste verdieping balcondeur met fronton en hek. In het fronton 1714. Een breede lijst; hoofdgestel met vlakke, gegroefde consoles. Het jaartal thans verdwenen. 199 ST. PIETERSTRAAT (westzijde) 48. Een verdieping met twee vensters;. hierboven een gebeeldhouwde band, waarin het jaartal 1714 tusschen twee bladeren. Tusschen de verdieping en het gelijkstraats een gebeeldhouwde band met gevelsteen; een waag, en: IN DE OUDE WAEGH —vier consoles en twee paneelen. De gewijzigde pui heeft twee halfrond gesloten winkelramen en een deur ertusschen. 200 plankstraat 4. Een deur met rechthoekig boven¬ licht en een venster; op de verdieping twee vensters, de omlijstingen in groote blokken. Gevelsteen met schaap tusschen leeuw en wolf: in de duysent vrees. Boven de deur: eXstrVCtVM baVDVIn ConserVetVr (1741). Verder behooren tot deze groep de gevels: 201 BRUGSTRAAT 12. Vensters en pui gewijzigd; gevel¬ steen met Sint Joris vernieuwd. 202 —■ 16. Vgl. hierna nr. 367. GROOTE STAAT 43, geblokte gevel met 2 x drie vensters. Op de binnenplaats ingemetseld een gevelsteen met IN DEN PELLICAEN. Inwendig: Trap met gebeeldhouwde trappaal, een haardsteen met den Luikschen perroen en 1696. — 56. 204 kleine STAAT (oostzijde) 5. Drie verdiepingen, elk van drie vensters in gegroefde omlijstingen; geprofileerde kroonlijst; gebroken kap, winkelpui nieuw. 205 muntstraat i. Twee verdiepingen van drie vensters. Gelijkstraats: een deur tusschen twee gebogen uitstalkasten van omstreeks 1830. Op den bovendorpel van de deur staat: A° 1612 D'. Op de eerste verdieping zijn kruiskozynen hersteld; onder de vensters festoenen en draperietjes. Op de tweede verdieping vensters met middenstijl, waaronder eveneens festoenen. Hierboven een geprofileerde lijst. Hoofdgesiel met consoles van het jongere type. Dakkapel (XVIlId). Afb. 620. Onge¬ dateerde gevels. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 620. Muntstraat 1 en 3. Inwendig: voorkamer op de eerste verdieping met Lodewijk XV stuc schoorsteen met familie-wapens. Trogwelfjes op balken. Afb. 620. — 3. Verwant aan de vorige (zie nr. 112 en 205 en afb. 620). Geschilderd en zonder kruisgespannen. ST. AMORPLEIN 17. Twee verdiepingen, elk van zes vensters; zware consoles van het jongere type. Gesmeed-ijzeren raamhekjes; vgl. nr. 119. IV. Pilastergevels. GRAANMARKT 3. Geschilderde en gepleisterde baksteenen gevel, met zes Ionische pilasters der groote orde, vijf vensterassen en een verdieping. De Afb. 621. Graanmarkt 3; breed 10 M. kapiteelen met kussenvormigen impost (vgl. VRIJTHOF 29; nr. 213) boven de architraaf. (Afb. 621.) 209 kleine gracht 31. Gesauste baksteengevel met drie pilasters der groote orde, en twee maal twee vensters. De pilasters dragen een hoofdgestel in mergel met consoles van het jongere type (vgl. blz. 602). Top met in- en uitgezwenkte vleugelstukken; tusschen twee pilasters gevatte middenpartij met half rondgesloten zoldervenster en een klein hierboven. Ten Westen van het pand een binnenplaats, van de straat gescheiden door een hoogen muur, waarin de rondbogige toegang in bergsteenen omlijsting; STAD MAASTRICHT. deze is gedekt door een driehoekig fronton; er naast een rechthoekig venster. Vgl. nr. 31 en afb. 622. 210 markt 31, 32. Oorspronkelijk één pand; geschilderde baksteen. Afb. 622. Kleine Gracht 31, totale breedte 10 M. -ai 41. mksteenen gevel, drie vensterassen, twee verdiepingen. Op de verdieping afgekapte slingers. Gesneden trappaal. '12 VRIJTHOF 7. Op de eerste verdieping vier gecanneleerde pilasters; vensters in bergsteenen omlijstingen met ooren en gedekt door een fronton. *9- revende baksteenen gevel; vter pilasters met Ionisch kapiteel en boven de architraaf een gebogen kussen (vgl. graanmarkt 3, nr. 208). GEMEENTE MAASTRICHT. De XVIIIe eeuwsche woonhuizen. Het talrijkst zijn de gevels, welke in de XVIIIe eeuw zijn opgericht. Daar echter de stijlkenmerken van 'deze groep gevels niet geheel samenvallen met de jaren der XVIIIe eeuw, vindt men naast de voor dezen tijd kenmerkende eigenschappen Afb. 623. De Stokstraat (nrs. 32, 30, 28—26, 24 enz.) naar het Noorden gezien. STAD MAASTRICHT. ook zulke, welke als voortzetting te beschouwen zijn van de uitingen van de voorafgaande eeuw, als ook andere, welke de inleiding vormen tot een volgende periode. In verband hiermede wordt de stof onderverdeeld in de navolgende groepen: A. de uilloopers van het XVI—XVIIe-eeuwsche type (blz. 655—658). B. gevels met een verticale en horizontale indeeling, welke herinnert aan de stijlen en liggers uit den vakwerkbouw, onderverdeeld in varianten (a, b, c en d) met uitgesproken verticale, en (e) met - uitgesproken horizontale indeeling (blz. 658—664). C. een groot aantal, wier karakter algemeen-XVIIIe eeuwsch is. Hoewel deze groep gevels niet de uitgesproken kenmerken bezit van een bepaalden stijl, heeft zij toch door haar talrijke vertegenwoordigers in hooge mate bijgedragen tot het eigen aspect van de stad Maastricht (blz. 664—670). De gevels zijn doorgaans gesaust of gepleisterd in een gebroken wit; de deur- en venster omlijstingen bestaan uit groote stukken Naamsche steen; de eerste zijn geprofileerd; een sluitsteen — al dan niet voorzien van een gebeeldhouwd motief (Régence of Lodewijk XV) — treft men veelal aan. De bovendorpels der vensteromlijstingen komen voor in de varianten: lateibogen (al dan niet met sluitsteen), waarvan de gestrekte bovenlijn herinnert aan de latei, terwijl de onderkant boogvormig is; de segmentboog — al dan niet met sluitsteen — met een gewelfde buitenen binnenlijn. Soms zijn gedeelten van den gevel, zooals de dammen tusschen de vensters, door horizontale groeven geblokt. De rechtstanden zijn veelal doorgetrokken, waardoor deze aan de stijlen van den vakwerkbouw herinneren. Voor de andere varianten, waartoe de rechtstanden aanleiding geven, vergelijke men de beschrijving op blz. 661 e.v. In plaats van een zadeldak komt veelal een dak voor met gebroken kap, gedekt met pannen, oorspronkelijk met leien .Dakkapellen in meer of minder rijke vormgeving, soms op meer dan een rij, onderbreken de dakvlakken. D. Gevels met stijlkenmerken, ontleend aan de Lodewijk-stijlen (blz. 670 e. v.). A. Op blz. 603 is in de Inleiding een typeering gegeven van de hier te beschrijven groep uitloopers van het XVIIe eeuwsch type; gewezen werd op de gewijzigde vormgeving der kruiskozijnen en der consoles. Thans volgt de beschrijving van gedateerde voorbeelden, daarna van ongedateerde. 214 SMEDENSTRAAT 4. Gevel met twee kruiskozijnen op de eerste- en twee vensters met een middenstijl op de tweede verdieping. Pui gewijzigd; deuromlijsting met rechthoekig bovenlicht en tot voor kort met boven- en onderdeur. Gevelsteen met een laurierboom tusschen IN DEN LAUW RIER BOOM 17 03. 215 witmakerstraat 23. Smalle, gewijzigde gevel met twee jaarsteenen: 17 — 06. Gedateerde gevels. GEMEENTE MAASTRICHT. 216 BREEDE straat io. Baksteenen gevel ter breedte van zeven vensters. Plint van Naamsche steen; deur- en vensteromlijstingen in natuursteen. Bij de restauratie in XlXa zijn de kruisen in de vensteromlijstingen hersteld. De ingang in een Afb. 624. Breede straat 10, het „oude huis de Crassier”. gebeeldhouwde omlijsting ligt in de as van den gevel; boven de middelste vijf vensters een attiek van Naamsche steen, waarin vijf tweelicht-vensters; de attiek vlak afgedekt en terzijde door voluutvormige sluitstukken afgesloten. In de kroonlijst het jaartal MDCCVIII (1708). Aib. 624. Dit huis werd opgericht door den in 1731 overleden schepen Servaas Loyens, wiens kleindochter het door haar huwelijk in 1750 met Guillaume Jean Joseph libre baron de Crassier et du St. Empire Romain, kapitein in Statendienst, aan een geslacht bracht, waarnaar het tot in deze eeuw het „oud huis de Crassier” werd genaamd. Het is bekend geweest door de kunstverzameling, welke Guillaume Pascal de Crassier (1662—1750) aangelegd heeft en welke eerst na den dood van Douairière van der Does de Willebois in 1910 door de Firma Fr. Muller & Co. in November 1911 is geveild. (Flament, Het Huis Oud en Nieuw 1916, Nuyts, in de Bouwwereld (1923) blz. 412—415). 217 GROOTE looierstraat 19. Vijf vensters breed; koetspoort met sluitsteen: haeC prIMo/DIe JUnII/InCepta (1711); vgl. nr. 22 en 163; 218 ACHTER het VLEESCHHUIS (noordzijde) 20. Oorspronkelijk met drie kruis- en drie vensters met middenstijl op de verdiepingen. Gepleisterd, geblokte dammen; pui gewijzigd. Forsch geprofileerde ingang met chronogram: aDVenIt CzarVs MosCoVIae (1717) ter herinnering aan het bezoek van Czaar Peter den Groote. STAD MAASTRICHT. 219 SINT PIETERSTRAAT(westzijde) 62. Eenvoudige gesauste baksteenen gevel; een deur en twee ramen; op de verdieping twee vlakke lijsten- Gevelsteen met zonnebloem: 17 IN DE SONNEBLOEM 27. 220 221 222 223 224 225 226 227 228 229 230 231 232 233 234 235 ABTSTRAAT 22. Met tusschendorpel-vensters en deur met rechth. bovenlicht. Afb. 625. ACHTER HET VLEESCHHUIS 32. Oorspronkelijk gekoppeld kruisvenster en dito met middenstijl. BATTERIJSTRAAT 28. Koetspoort, waarboven zolderdeur in gebeeldh. omlijsting (vgl. Oud Vroenhoven/Wolder Bilserbaan 131; hierboven een hijschkapel. — 32. Twee kruisvensters. BREEDE STRAAT 8. Koetspoort in omlijsting van natuursteen; de voorm. kruiskozijnen van het zelfde type als thans van Breede straat 10. Dakkapel van natuursteen. Vgl. nr. 12. Brugstraat io, verbouwd; vgl. nr. 272. ezelmarkt 2 en 4. Hardsteenen vensteromlijstingen, gedeeltelijk met lateibogen; in den top halfrond gesloten en twee ovale zoldervensters. Top met vlechtingen (vernieuwd). Vgl. afb. 611. GROOTE LOOIERSTRAAT io, 2 x vier vensters. GUBBELSTRAAT (noordzijde) 32. KAPOENSTRAAT (westzijde) 20. KLEINE LOOIERSTRAAT 25. KLEINE STAAT 3, op de derde verdieping vier ovale zoldervensters, elk met drie sluitsteenen. KOESTRAAT 16, twee kruisvensters, twee tweelicht-vensters; pui modern. MARKT 24; —35, 35a. Raamstraat 45; vgl. nr. 38 en afb. 586. STOKSTRAAT 24, met koetspoort, twee verdiepingen; gesneden dakkapel. (Vgl. nr. 49 en afb. 623, 626 en 639.) Afb. 626. Stokstraat 24. Dakkapel. Tongerschestraat 86, zie nr. 384. Onge¬ dateerde gevels. GEMEENTE MAASTRICHT. Voorts nog: 236 ACHTER HET VLEESCHHUIS (zuidzijde) ii, 13, oorspronkelijke kruisvensters. Helstraat, zie SINT BERNARDUSSTRAAT. 237 PLANKSTRAAT 14;— 16. 238 SINT BERNARDUSSTRAAT 8; — IO; — II. 239 VIJFHARINGENSTRAAT 19. B. a. Gevels met een verticale en horizontale verdeeling volgens de staanders en liggers in den vakwerkbouw. Geda- 240 STOKSTRAAT (westzijde) 14, geverfde gevel van baksteen, vijf vènsters breed. Geen teerde aanwijzingen voor de oorspronkelijke toepassing van kruiskozijnen; hoekblokken; gevels. deur in geprofileerde omlijsting. Gevelsteen erboven, een koetspoort voorstellend: 17 INDE : RODE : POORT : 39. 241 Markt 6, (1792), zie nr. 255. On- 242 Boschstraat 104, 106. Vgl. nr. 100. geda- 243 breede STRAAT (noordzijde) 12, gesauste baksteengevel van 9 vensterassen. Hoekteerde blokken, oorspronkelijk kruiskozijnen en op de verdieping vensters met midden- gevels. stijl. Onder de vensters paneelen. De ingang, thans in de zesde vensteras, bevond zich oorspronkelijk in het midden van den gevel. Vgl. de plattegrondteekening uit de Verzameling Soiron in het Rijksarchief te Maastricht. 244 GUBBELSTRAAT 36. Achtergevel in vakwerk. 245 VAN HASSELTKADE 6. Baksteenen gevel met pui in Naamsche steen: twee vensters en deur; op de eerste verdieping: een venster, deur met balcon, een venster; op de tweede verdieping drie vensters, alle gedekt met lateibogen met eenvoudigen sluitsteen. Onder de vensters en onder de niet oorspronkelijke gootlijst vlakke paneelen met „hakken”. Balconhek met vlechting van de letters J en B. 246 jodenstraat 3. Elf vensters breede, geschilderde gevel in baksteen; twee ver¬ diepingen, vijf dakkapellen, waarvan een nieuw. Gelijkvloers gewijzigd; koetspoort met geprofileerde omlijsting en schamppalen. Vgl. nr. 26. 247 KATOENSTRAAT (westzijde) 4a en 4b. Tot twee woningen verbouwd pand met 2 x vijf vensters. De geprofileerde deuromlijsting met maskaron verbreed. 248 KLEINE STAAT (westzijde) 6, 3 x twee vensters, zware bovendorpels; — 10. 249 LENCULENSTRAAT (zuidzijde) 7—9, gewijzigd; — 15, deur met bovenlicht Lode- wijk XVI; — (noordzijde) 32. 250 markt 7, 2 x vij f vensters, gedekt door lateibogen. 251 MUNTSTRAAT (westzijde) 24. Geblokte dammen; — 26. Gepleisterde en geschilderde baksteen gevel; drie verdiepingen; op de eerste en tweede lateibogen met eenvoudigen sluitsteen. — 37, 2 x.twee vensters, de dam horizontaal gegroefd. STAD MAASTRICHT. Raamhekjes; — 48, geverfde baksteengevel oorspr. twee kruiskozijnen, twee twee-lichtvensters; winkelpui gewijzigd. Raamhekjes; gevelsteen, een munt, den „rozenobel” voorstellend: in een kogge is een te halven lijve zichtbare geharnaste figuur gezeten: het hoofd gedekt door een antieke kroon, in de rechterhand een zwaard, voor de linkerhelft van de borst een gevierendeeld wapenschild met het wapen van Engeland. In het midden van de stuurboordzijde is de kogge gesierd met een vijfbladige roos. Het randschrift luidt: DNS RE ED-VARD DEI gra rex ANG ET FRAN. Afb. 627. 252 NIEUWSTRAAT (westzijde) 26. 2 x drie (kruis)vensterS, moderne winkelpui. 253 PLANKSTRAAT 12, gekoppelde segmentbogen op de verdieping. 254 WITMAKERSTRAAT (zuidzijde) 21; — 25, 3 x vier vensters. 255 MARKT 6, 2 x drie gekoppelde vensters; middenpaneel met gevelsteen: Minervakop in medaillon; op een lint: 17 IN DEN VER-GULDEN COP 92, vgl. nr. 241. en nr. 427, twee verdiepingen; moderne winkelpui. — 70, 71, vgl. nr. 442. 256 ACHTER HET VLEESCHHUIS 15. 257 BREEDE STRAAT 3 ; — 5. 258 BRUGSTRAAT 12. Vgl. nr. 201. b. Van het begin der XVIIIe eeuw tot het laatste kwart ervan werden gevels opgericht, Afb. 628. Koestraat 20. waarin vooral het verticale element der „staanders” tot uiting komt- Tot zulke behooren: KOESTRAAT 20. Eenvoudige, gesauste baksteengevel met oorspronkelijk twee kruiskozijnen op de verdieping. Deuromlijsting met rechthoekig bovenlicht, waarin een gesneden raam. Twee jaarsteenen met 17-09. Afb. 628. STOKSTRAAT 53, baksteenen gevel met toepassing van Naamsche steen aan deuren vensteromlijstingen, oorspronkelijk kruiskozijnen. Hoofdgestel. In de pui paneel vullingen met ingezwenkte hoeken. Jaarsteenen met 17 en 09. Afb. 629. muntstraat 39. Gevelsteen: IN DE GALEYE ANNO 1739. Van Naamsche steen. Gedateerd gevels. GEMEENTE MAASTRICHT. 262 263 ZUÏ V an tsjj Naam- 266 sche- 267 steen. 268 269 270 271 On- 272 ge- 273 dateerde gevels. 274 275 GROOTE STAAT 53 (1754), zie nr. 270. STOKSTRAAT (oostzijde) 35, 37; gesauste gevel in baksteen, op de verdieping zeven vensters; gelijkvloers: koetspoort vier vensters, deur, en een venster. Flauwe segmentbogen; de deuromlijsting met een schildje; een gevelsteen met een zwaan en: 17 IN DEN SWAEN 74Lodewijk XV. Vgl. nr. 50 en 362. BREEDE STRAAT 26. Groote baksteenen gevel van vijf vensterassen. De deur met gebeeldhouwde omlijsting is in een door horizontaal gegroefde pilasters gemarkeerde middenpartij. Segmentbogen met eenvoudigen sluitsteen. De erker boven den ingang is niet oorspronkelijk. In den thans door bebouwing aan het oog onttrokken zijgevel op het Westen bevinden zich muurankers A° 1778. Boschstraat 88,, pui, vgl. nr. 393. Breede straat 5, zie nr. 431; afb. 652. GROOTE STAAT 18. 2 x vier vensters in diepe, hol geprofileerde omlijstingen met lateien; smalle, geblokte dammen; moderne winkelpui. — 29, zie nr. 435. — 31, 2 x drie vensters, geblokte dammen; pui modern. 53, pui modern; gevelsteen: 17 IN het/gulde SCHIP 54. Vgl. nr. 262. TONGERSCHESTRAAT 17, okerkleurig gesaust. Brugstraat (noordzijde) 10. Vgl. nr. 224 en 367. GROOTE looierstraat 14. Gesauste baksteenen gevel; 2 x vier vensters; gelijkstraats: twee vensters, deur, venster; geprofileerde deuromlijsting met fraai schildje; paneel vullingen, gebeeldhouwd kraagblok; lateibogen, gebroken Afb. 629. Stokstraat 53, kap, ten deele nog met leien. — 16, 2 x vier vensters, deuromlijsting met schildje; pannendak; — 18. MUNTSTRAAT 33, 3 x drie vensters; spiegelbogen; pui nieuw; — 37. TONGERSCHESTRAAT 35. De deur oorspronkelijk in het midden; in den door reclames ontsierden topgevel op het Westen kleine rechthoekige vensters (XVII) in den gekalkten achtergevel ten deele nog kruiskozijnen met beglazing (XVIId?) en hoofdgestel met consoles, vgl. nr. 159Inwendig: in het voorhuis glaswand met roede-indeeling Lod. XV STAD MAASTRICHT. 276 VRIJTHOF 14, 2 X vier vensters, gebroken kap, raamhekjes Lodewijk XVI; pui nieuw. — 31, 2 x drie vensters; kleine paneelvullingen met hangers. Voorts nog: 277 ACHTER HET VLEESCHHUIS, (noordzijde) 12. BOSCHSTRAAT 79, 3 x drie vensters. 278 BRUSSELSCHESTRAAT 67, op de eerste verdieping gesneden ramen (Lod. XVI). 279 GROOTE GRACHT 28. 280 GROOTE STAAT 16; —22; — 56, segmentbogen met sluitsteen, hoekblokken(vgl. nr. 75,436). 281 KERSENMARKT 4; — 6. Vgl. nr. 321. — 282 KESSELSKADE 53; — 62. 283 Lenculenstraat 32, vgl. nr. 169. 284 MARLASTRAAT 17. 285 markt 35, op de tweede verdieping paneelen met hangers; oorspr. kruiskozijnen; — 59! — 64. Gevelsteen met een Moriaan. — 76, vgl. nr. in. 286 muntstraat 4; — 7; — 9; — 16; — 36; — 38. 287 spilstraat 25; — 27. 288 stokstraat 29. — 31, vgl. nr. 127. 289 TONGERSCHE straat 12, de brandmuren met trappen gedekt; gebeeldhouwde deuromlijsting verdwenen, moderne winkelpui; — 25, thans twee huizen. 290 vrijthof 9;—10. Oorspronkelijk kruiskozijnen, pui modern; — n, als voren, gesneden ramen; 14, 2 x vier vensters, gebroken kap\ pui nieuw. ingang de gevelsteen hierboven omlijst werd door de uitbuigende staanders. Het vroegste, gedateerde voorbeeld is van het jaar 1714. 291 PLATIELSTRAAT 10, zie hierna nr. 307. Gevelsteen met de Aanbidding der Wijzen en het jaarschrift: epIphanIa DoMInI - CaeLo eXaLtata (1714). Aib. 630. ^ (1724)* Afb. 630. Platielstraat 10. Gevelsteen. 292 markt 11, 12 (1726en 1729); gevelsteen: man met molensteen voor den buik: IN DEN MEULENSTEEN / t is een STERKEN — DIE HEM DRACHEN KAN. 293 BRUSSELSCHE STRAAT 21 (1734). 294 smedenstraat/ KERSENMARKT, gevelsteen met een lanspunt (?) en 17-34. 295 SINT-PIETERSTRAAT 50(1737)- — 44 (1739) verdwenen. 296 BRUSSELSCHE STRAAT 105 (1743). — 297 MARKT 9 (1745). Vgl. nr. 350. c. In het tweede en derde kwart der XVIIIe eeuw heeft men blijkens de vrij talrijk bewaard gebleven en gedateerde gevels smaak gehad in het verbreken van het verticale element door de „staanders” op de verdieping naar onderen te doen uitbuigen. Bij voorkeur geschiedde zulks met het middelste paar, zoodat bij een in de as geplaatsten Gedateerde gevels. GEMEENTE MAASTRICHT. 298 299 300 301 Onge- 302 dateerde gevels 303 304 Van 305 Naamsche steen. 306 307 308 KLEINE STAAT 14 (1751). Zie nr. 306. KERSENMARKT 8; 2 x twee vensters, segmentbogen; oorspronkelijk: venster, deur, venster; deuromlijsting met Lodewijk XV schildje. Gevelsteen: 17 . IN • T • MOLEN • YSER 67. SPORENSTRAAT 14, pui van Naamsche steen, deuromlijsting met Lodewijk XV ornament, segmentbogen meteenvoudigen sluitsteen. Gevelsteen: IN DEN ORANGEBOOM (1768). Afb. 631. GROOTE STAAT 23. 2 x twee vensters, segment¬ bogen met sluitsteen. Gevelsteen met twee draken en: 17 IN HET DRAAKENVELD 69. Gesloopt. ACHTER ’t VLEESCHHUIS 34, op de verdieping oorspronkelijk twee kruiskozijnen; thans gesneden ramen Lodewijk XVI. Gevelsteen: INT HOOGHUYS Gubbelstraat 34, zie nr. 149. KESSELSKADE 64, 2 x twee vensters; pui van Naamsche steen. CAPUCIJNENSTRAAT 15, smalle gevel met deuren gewijzigd venster; op de verdieping twee vensters met tusschendorpel en geblokte dammen. Gevelsteen: kruis op heuvel en SUB SIGNO CRUCIS EX . . . TUTA ROMA. KLEINE STAAT (westzijde) 14. Geverfde gevel, geblokt langs de zijden en in de dammen; 3 x twee vensters, segmentbogen met eenvoudigen sluitsteen; paneelen met ingebogen hoeken. Gevelsteen: een leeuw komend uit een berg: 17 LEEUWEN STEEN 51. Vgl. nr. 298. PLATIELSTRAAT 10, 2 x twee vensters; pui vernieuwd; raamhekjes Lodewijk XVI. Gevelsteen (1714) zie hiervoren en afb. 630.1) STOKSTRAAT 5, met geblökten dam. Afb. 631. Sporenstraat 14. d. Een andere wijze om het verticalisme der „staanders” te temperen, werd verkregen door de rechtstanden niet te laten doorloopen, maar ze te onderbreken. Zoo bleven er boven en (of) onder de vensters kleine of groote stukken van den voormaligen ’) Vlgs. Schaepkens, blz. 278, was in 1174 de luibe der bakkers hier gevestigd. STAD MAASTRICHT. „staander” over, welke als een sierelement werden toegepast. Om deze stukken aan te duiden bedien ik mij voor de grootere onder de vensters van de benaming „beenen”, voor de kleine van „hakken”, terwijl de kleine stukken op de bovendorpels met „ooren” worden aangeduid. Deze elementen worden vrij willekeurig toegepast; nu eens aan de vensteromlijstingen van de tweede verdieping, dan weer alleen in het gelijkstraats, een ander maal bij 309 gevels van de zooeven onder c. beschreven groep, zooals bij het geveltje Kersenmarkt 8, waar „beenen” op de tweede verdieping (zie nr. 299). Belangrijke gevels van deze groep zijn: 310 MUNTSTRAAT 43. 2 x twee vensters met segmentbogen, „hakken” en gevelsteen: 17 IN DEN GOUDEN HAEN 67. 311 Boschstraat 60, zie nr. 391. 312 GROOTE LOOIERSTRAAT l8. 313 GROOTE STAAT 2, zie hierna nr. 323; — 33, 2 x drie vensters; die op de tweede verdieping op „beenen” en met „ooren”; geprofileerde lijsten, segmentbogen met verschillend gebeeldhouwde sluitsteenen (Lodewijk XV); •—45, 2 x drie vensters; op de tweede verdieping zijn zij op „beenen” geplaatst met een paneel er tusschen; segmentbogen en hoofdgestel met hooge consoles, van boven eindigend in een voluut, van onderen in een zwelling met een bladmotief; — 65, 3 x drie vensters; segmentbogen; het middenvenster van eerste en tweede verdieping met driedeeligen sluitsteen. Winkelpui; raamhekjes (XIX) op de tweede verdieping. 314 KAPOENSTRAAT 6, zie nr. 408, afb. 645; — 19. 315 KLEINE GRACHT 16 en 18. 2 x vier en 2 x vijf vensters in hardsteenén omlijs¬ tingen „op beenen”; segmentbogen met geprofileerden sluitsteen. Zie afb. 632. 316 KLEINE STAAT 12, gesauste baksteen; 3 x vier vensters; die va.n tweede en derde verdieping, alsmede de vernieuwde gootlijst „op beenen”. Nieuwe pui. 317 MARIA STRAAT 23, a, b, C. 318 MUNTSTRAAT 19; — 27; — 28; — 41. 319 NIEUWSTRAAT 18, met geblokten dam. Voorts nog: 320 ACHTER HET VLEESCHHUIS 22, op „beenen”. 321 KERSENMARKT 4; — 6. Vgl. nr. 281. 322 WITMAKERSTRAAT 11. e. Een uitgesproken horizontale indeeling ontstaat door veelal vlakke lijsten op de bovendorpels; soms ook ontstaat dit effect bij smalle gevels doordat de bekroningen der bovendorpels elkaar raken. Afb. 632. Kleine Gracht 16 en 18. Gedateerde gevels. Onge¬ dateerde gevels. GEMEENTE MAASTRICHT. 323 GRODTE STAAT 2, gesauste gevel van baksteen met smalle dammen; 3 x vie vensters in geprofileerde omlijsting met segmentbogen en gebeeldhouwd sluitsteenen; twee zware geprofileerde lijsten boven de bovendorpels, d onderdorpels met „hakken” (vgl. nr. 313). Pui nieuw. 324 JODENSTRAAT 26. 325 NIEUWSTRAAT 18. Verder zijn nog te noemen: 326 BRUGSTRAAT 3O. 327 BRUSSELSCHE STRAAT 38; —60. 328 GROOTE STAAT 21, met 2 x een gekoppeld venster. 329 HEIDENSTRAAT 5. 330 KLEINE STAAT 6. 331 LENCULENSTRAAT 14. 332 MARKT 29. 333 SPILSTRAAT 2, 2 x drie vensters; raamhekjes. 334 STOKSTRAAT 22. 335 VRIJTHOF (westzijde) 27. 336 wolfstraat 6 en 8; —33. Gedateerde C. Tot de groep met een algemeen XVIIIe eeuwsch karakter behooren de volgende gevels. 337 KAPOENSTRAAT 3 en 5- Gesauste baksteenen gevel van vier vensterassen. In he gelijkstraats een koetspoort, (oorspronkelijk twee vensters) deur en een sma venster. De poort, gevat in een omlijsting van blokken Naamsche steen, heef een bovenlicht (XIX) met. pijlen, en het jaartal CIO 10 CCVII (1707); de deu met eenvoudige omlijsting en rechthoekig bovenlicht. Twee dakvensters, he grootste vroeger met hijschblok. Terzijde overblijfselen van trapgevels. Vgl. de aanteekening over de Poort van Oost, hiervoren blz. 597 en 607. 338 Groote Gracht 92. (1714)- Zie de Poort van Tilly, blz. 612, nr. 7. 339 TONGERSCHESTRAAT II, ANNO-I719. RAD CTrrMPMDDTTO T O 11 ï ITOA o Ko 1 re* f • rr,ya>s>} 341 342 343 STEENENBRUG 12. Gezuiverde baksteen;gevelsteen met St. Maarten groep en een chronogram: hoC teMpore DestrUItUr nUnC erIgItUr (1723). Schoorsteen met gesneden bovenboezem. Afb. 633, 634. tongersche straat 29-31, dubbele woning; pui van Naamsche steen\ jaarsteen: 1725. MARKT II, 1726. LENCULENSTRAAT 18 en 18a. Oorspronkelijk: koetspoort, twee vensters, deur, twee vensters; twee verdiepingen. Op het kalf van de deuromlijsting: paCe faVente eXtrVCta DoMVs (172O. Vel. nr. 33. Afb. 633. Steenenbrug 12. Gevelsteen met Sint Maarten (1723). STAD MAASTRICHT. Afb. 635. Vrijthof 15. Gevelsteen. 344 VRIJTHOF 15. Geverfde baksteenen gevel van twee verdiepingen; gelijkstraats: deur, drie vensters, deur — oorspronkelijk twee vensters, deur en twee vensters. Op de verdiepingen telkens vier vensters. Zware hoekblokken. Gevelsteen' een naar links stappende struisvogel: IN DEN VOGEL STRUYS/1730. Opgemerkt zij hier, dat de gebroeders Paep, waarvan hiervoren op blz. 595, noot 1, sprake was, in 1309 een cijns verkochten op ’t steenen huis van de ridderfamilie van Schonegge, dat in de XVIde eeuw der Stroys genoemd werd (vgl. Franq., Inv. O. L. Vr. II, blz. 155, noot 1 en Schaepkens, blz. 337). lal Afb. 634. Steenenbrug 12. Schoorsteen met gesneden bovenboezem. 345 MARIA STRAAT 5. Als baksteen geschilderde gevel van twee verdiepingen; gelijk¬ straats: deur — oorspronkelijk met bovenlicht — met venster gekoppeld door omlijsting in Naamsche steen met latei. Boven de waterlijst een gevelsteen: 17 IN : DE : VERGULDE : PLUYM 32. De tweede verdieping is van later. 346 markt 34, 1732. 347 BRUGSTRAAT 18. In baksteen geschilderde gevel, oorspronkelijk met drie riiaal drie vensteromlijstingen in Naamsche steen in rechte stukken. Boven de bovendorpels een geprofileerde lijst. Moderne winkelpui. Goot vernieuwd. Jaarsteen met 1734 (verdwenen). GEMEENTE MAASTRICHT. 348 SINT anTHONIUSSTRAAT (zuidzijde) 3. Lateibogen; jaarankers (1)737. 349 NIEUWSTRAAT i—-3, 2 x vier vensters met lateibogen; op de 3e verdieping boven de beide middelste vensterassen twee vensters met middenstijl en segmentboog. Top gewijzigd. Gevelsteenen met AN — NO en hiertusschen een kruik tusschen 17 — 38: IN DEN KULSCHEN POT. 350 MARKT 8, (1745) Vgl. nr. 389; — 9, In den spiegel, 1745. Vgl. nr. 297. 351 TONGERSCHESTRAAT 45. Deuromlijsting met rechthoekig door lateiboog gedekt bovenlicht; ijzeren deurklopper. Uitstalkast (XlXa). In den achtergevel jaarsteen: 1749. 352 RAAMSTRAAT 10. Gesauste baksteenen gevel van een verdieping met drie vensters; geprofileerde hardsteenen deuromlijsting met rechthoekig bovenlicht. Ingezwenkte gevelsteen met vergulde ster(5): INDE STAER, waarboven 17 - 53- 353 MARIA STRAAT 11, lateibogen; gevelsteen: IN DEN DISTILEER 17 KETEL 57. 354 VAN HASSELTKADE 7. Gesauste baksteenen gevel van een verdieping met vier vensters; lateibogen met eenvoudigen sluitsteen. Geprofileerde deuromlijsting met bladornament en het jaartal 17-62. Twee dakvensters; moderne pannen. 355 platielstraat 18. Twee vensters, deur, twee vensters; de laatste thans winkelraam. Twee verdiepingen; op de tweede zijn de vensters nagenoeg vierkant. Vensteromlijstingen van Naamsche steen met segmentbogige, aan de onderzijde afgeschuinde bovendorpels met sluitsteen. Deuromlijsting met segmentbogigen bovendorpel, waarin cartouche (Lodewijk XV). 356 CAPUCIJNENSTRAAT 82. Baksteenen gevel van een verdieping; segmentbogen met eenvoudigen sluitsteen. Gevelsteen met bloeiende lelie: 17 IN DE LILIET 64. 357 kleine LOOIERSTRAAT 21. Geheel gecemente gevel. Geprofileerde deuromlijsting; segmentbogen met sluitsteen. (1766). 358 platielstraat 2. Gesauste baksteenen gevel van vijf ramen. Omlijstingen in Naamsche steen met aan de onderzijde afgeschuinde bovendorpels. De deuromlijsting met Lodewijk XV schelp op den bovendorpel, tusschen twee nieuwe winkelpuien. Gevelsteen met voluten en een papegaaix): 17 IN DE papegaey 66. 359 VIJFHARINGENSTRAAT 2a. Op de verdieping drie vensters in omlijstingen van blokken, maar gedekt door segmentbogen met eenvoudigen sluitsteen. Gevelsteen met drie kronen en het jaartal 1766; het onderschrift is onleesbaar. 360 SINT pieterstraat 40. Gesauste baksteenen gevel van drie vensterassen en een verdieping. In de middenpartij boven het gelijkstraats een gevelsteen met een schip en: ANNO AU BATAUX 1773. Afb. 636. 361 Sint Servaasklooster (Henric van Veldekenplein) 26, 24, (1774), zie nr. 45. i) Een huis „de papegaai” in de Platielstraat komt in 1640 reeds voor, vgl. Franquinet, Invent. O. L. Vr. II, blz. 26, noot 1. STAD MAASTRICHT. 362 Stokstraat 35, 37. (1774) vgl. nr. 50. 363 SINT BERNARDUSSTRAAT 26, 28. De ANCKER, ook, maar ten onrechte genoemd het „voormalig Pesthuis”, vrijstaand gebouw vóór de Helpoort. De zuidgevel aan de Jeker heeft boven een hoog plint van Naamsche steen met een versnijding een onderhouw van regelmatige blokken mergel, waarin kleinere en grootere, dichtgemetselde vensters, gevat in Naamsche steen en gedekt door segmentbogen met eenvoudigen sluitsteen. Eenige kleine vensters zijn later aangebracht. In het baksteenen bovengedeelte onregelmatig aangebrachte lichtopeningen zonder omlijsting. Onder het overstekende en met roode pannen gedekte zadeldak, acht lage, breede vensters. Het dak wordt onderbroken dooreen reeksluchtopeningen. De gewitte, baksteenen oostgevel met een afschuining op het Noord-oosten, waarin een laag, breed venster zonder raam, heeft een onderbouw van mergel, twee ongelijk hooge vensters in omlijsting van Naamsche steen, gedekt door segmentbogen met eenvoudigen sluitsteen; een later ingebroken deuropening. Op de eerste verdieping drie vensters zonder omlijsting; hierboven in sierlijke, gesmeedijzeren ankers A° 1775> en drie lage vensteropeningen. Ter hoogte van de luchtopeningen in het dak zijn in den met vlechtingen afgesloten top nog drie vensteropeningen, eveneens zonder ramen. De gewitte noordgevel van baksteen heeft in het gelijkstraats een venster, drie koetspoorten, een venster, de vensters gevat in hardsteenen omlijstingen met segmentboog en eenvoudigen sluitsteen, de middelste koetspoort met een gebeeldhouwden sluitsteen. Op de verdieping vier kleine vensters met eenvoudigen sluitsteen, en drie groote, later aangebrachte. Onder het overstekende dak zes lage, breede vensters, zooals aan de zuidzijde, benevens een zolderdeur met hijschblok. Twaalf eenvoudige ankers. Afb. 637. Dit gebouw is op het door Herbenus genoemde bolwerk in blokken Naamsche steen (vgl. hiervoren blz. 60) opgericht als papiermolen (vgl. Schaepkens, het oude Tricht, Public. 1907, blz. 173) door den drukker-uitgever Lekens. De aanwezigheid van barakken voor pestlijders op dit bolwerk heeft waarschijnlijk aanleiding gegeven tot de onjuiste benaming van „voormalig Pesthuis”. 364 SMEDENSTRAAT 11, gevelsteen: 17 IN HET SCHIP 82. GEMEENTE MAASTRICHT. 365 Onge- 366 dateerde gevels. 167 368 BOGAERDENSTRAAT 31, pUi; BOSCHSTRAAT 70; BOUILLONSTRAAT 6, 4,2,zienr. ioi. breede straat 13, 15, zie nr. 3955—18; -25 (zuidzijde), genaamd „de Gulden Cop” (vgl. blz. 609); Gesauste baksteenen — 27. gevel van twee verdiepingen. Gelijkstraats twee vensters, deur, een venster. Vgl. blz. 609; brugstraat 16; - 16; -18; -.20; -28; -30. brusselschestraat 33; - 85, lateibogen met eenvoudiger sluitsteen; raamhekjes Lod. XVI; -88; -90; -109, spiegelbogen met eenvoudigen sluitsteen. Afb. 637. De voorin, papiermolen, de Ancker vóór de Helpoort. BOGAERDENSTRAAT 50. Geschilderde baksteenen gevel van twee verdiepingen, elk van vier vensters; segmentbogen met eenvoudigen sluitsteen. Hardsteenen plint; geprofileerde deuromlijsting. Gevelsteen met (vergulden) leeuw en: AU LION ROUGE 1789 IN DEN ROODEN LEEUW. Tot de hier behandelde groep behooren voorts nog de volgende niet gedateerde gevels: ACHTER HET VLEESCHHUIS, hoek kersenmarkt; -11; - 24; - 24a, oorspronkelijk met kruis- en vensters met middenstijl; hoofdgestel met triglyphen. — 26. 369 grachtstraat 8, met baksteenkleurige cement bestreken, en hierin donkergrijze voegen getrokken! 370 groote gracht 3 en 5, met afgeschuinde bovendorpels; -7; -32. 371 groote looierstraat io, oorspronkelijk met kruisvensters; - 18, oorspronkelijk met kruis¬ vensters; 21, dakvenster; 23;- 24; -25; -26; -28; -30; 372 groote staat 4, 4 x drie vensters; raamhekjes Lod. XVI; -6, 3 x drie vensters, moderne winkelpui; - 16; - 17; - 27, 3 x drie vensters; -30; - 32; - 32a; -37; -39; -41; - 42; - 43; - 51- 373 V. hasseltkade 8, hoek Raamstraat. Gevel in baksteen; gelijkstraats: venster, deur met schildje Lod. XV, twee vensters; op de verdieping vier vensters; segmentbogen, hoekblokken, gebroken kap. Zijgevel aan de Raamstraat met gedichte tusschendorpelvensters en zes (i, 2 en 3) ovale zolderlichten. - 9, 10 en 11, in de XVIIIe eeuw STAD MAASTRICHT. gemoderniseerd, driehoekig fronton, afgeschuinde bovendorpels; vensteromlijstingen op de tweede verdieping van 11 in cement; het balconhek hier met het monogram (A. R en M) en de deuromlijsting als op 9; balconhek; -12, vgl. nr. 150. Afb. 638. 374 HEGGENSTRAAT 9; - II. Helstraat, zie sint bernardusstraat. 375 376 377 378 379 iwirumaxnAAT 7; - ö, IO, 12 tal D. O45; KEIZER KAREL PLEIN 6, zie nr. 41 (ST. SERVAAS- klouster o;; kersenmarkt 10; - kessels- Afb. 638. v. Hasseltkade 11. kade 60, pui oorspronkelijk; sluitsteen boven de deur met: sleutel, kleine looierstraat 14; - 18; ‘- 21; (1766); - 25. kleine staat 4; - 7, met segmentbogen; -8; -9, de derde verdieping toegevoegd; -11; -16; -i8;-2o;-22. Koestraat 18, deuromlijsting. langs de maas 2i, tweede verdieping nieuw; lenculenstraat 17; - 19, vgl. nr. 189 en zie nr. 108; 27; - 29; looiersgracht 25-4. muntstraat 17; -20; -22; -30; -32. nieuwstraat 5; -7; -14, gebroken kap met dakkapel; -16; -19; -21. 0. l. vrouwe KADE 4, zie nr. 421; 7; o. l. vrouwe plein 24, 2 x drie vensters en een gesneden dakkapel (vgl. afb. 626) afb. 639; o. l. vrouwe wal 6; -7. 3ÖU Afb. 639. O. L. Vrouwe plein 24. Dakkapel. Afb. 640. Tongerschestraat 86. plankstraat io; -16; -20; platielstraat 6a en b; -22. 301 RAAMSTRAAT 50. GEMEENTE MAASTRICHT. 382 sint bernardusstraat i, zie nr. 39; -3; -5;- 5b; -7; -8; -ii; -12; -13; 15 -19, zie nr. 40; SINT PIETER STRAAT 28; - 52; - 64; SINT SERVAAS KLOOSTER 20', - 22, zie nr. 44. -26; 28; 32, 34, zie nr. 47; -36; -39; stokstraat i; -23; -30; -39; -41; -42; -5*ï 383 steenenbrug 6, met schoorsteenmantel (boezemkast midden- XVIII). 384 tongerschestraat 2; -4;- 20; 43; - 49; - 54; - 86, op de verdiepingkruisvensters, gelijkstraats segmentbogen; vgl. nr. 234, afb. 640. 385 VIJF haringenstraat 8; -10; -19; vrijthof, hoek groote staat i; -14; -26; -30, 2 x vier vensters; dakkapel met fronton en consoles. Huis van het voorm. Kapittel van Sint Servaas; - 35. 386 witmakerstraat 5 en 7, zie nr. 55 en 445; -9; -27; wolfstraat 5; -16; 20; - 22, raamhekjes Lod. XVI; -24; 26, gesaust, 2 x vijf vensters; -27; -28; -30; -32. D. GEVELS MET KENMERKEN DER LODEWIJK-STIJLEN. Ge- 387 Breede straat 10, (1708), zie nr. 216. dateerd c gevels 388 KOESTRAAT 9. Deuromlijsting in Naamsche steen, hol geprofileerd; de stijlen voorzien van een paneelmotief, de bovendorpel van een zwaren, gecanneleerden sluitsteen; het kalf met symmetrisch bladmotief en 17 — 36. 389 MARKT 8 (1745), zie nr. 427. markt 17 a, b, c. Gesauste baksteenen gevel van twee verdiepingen en vijf vensterassen. De geprofileerde vensteromlijstingen in Naamsche steen hebben op de eerste verdieping driehoekige frontons. De linkervensteras vermoedelijk toegevoegd, daar hier oorspronkelijk geen kruiskozijnen zijn geweest en de overige vier gedekt worden door een afzonderlijk met leien gedekt dak. Boven de middelste van deze vier vensters een driehoekig fronton op consoles; in het veld twee engeltjes met een cartouche, waarop 1738. Pui vernieuwd. 390 — 55. 1754. zie nr. 34. 391 PIETERETRAAT 42 (i775). ontluisterde gevel; natuursteenen vensteromlijstingen met segmentbogen en sluitsteenen met schelp. Lod. XV. Jachtvoorstelling in stuc, zie afb. 560. ... BOSCHSTRAAT 60. Geschilderde baksteengevel met vier vensterassen; middenrisaliet 1 , met deur en venster. Paneelvullingen, spiegelbogen. Bovenste verdieping met gC a>6 000 gebogen fronton en oeuil-de-boeuf toegevoégd. Deur (Lod. XV) niet oor- gevels. 392 ^pr0‘kelijk. _ Lod. XV. . Afb. 64.. Inwendig: trap, deuren en schoorsteenen uit den tijd. Deze gevel wordt toegeschreven aan Mathias Soiron. STAD MAASTRICHT 393 — 86. Smalle, gepleisterde baksteenen gevel; 2 X twee vensters met lateibogen; pui gewijzigd. Gebeeldhouwde sluitsteenen in gelijkvloers, op eerste verdieping; paneelen in de borstwering onder de vensters. Het „beeldhouwwerk” is waarschijnlijk uitgevoerd in stuc. — Lod. XVI. 394 — 88, zie nr. 430. 395 — 110-108. Vroeger een pand; gepleisterd met toepassing van veel Naamsche steen. 2 X vijf vensters; geblokte pilasters, bekroond, door kapiteelen met groeven en schubben. Gebroken kap met leien, schoorsteenen en windvanen, drie dakkapellen. Gesneden ramen, raamhekjes. Stoeppalen (6) met kettingen. Lod. XVI (XlXa). 396 Breede straat 3; — 5; — 17, zie nrs. 431 en 13. — 13-15. In de XVIIIe eeuw verbouwd (Lod. XV) pand uit XVIIA, gebroken kap; met vlakke balusters (± 1745). 397 Brugstraat 6, zie nr. 432. 398 BRUSSELSCHESTRAAT 51 • Gegroefde dammen, paneelen; deuromlijsting met spiegelboog en Lod. XV schildje. 399 — 76 (noordzijde). Baksteen (gecement) en Naamsche steen; een verdieping met drie vensters tusschen vier pilasters met cannelures en Lod. XVI ornament aan kapiteel en basement. Het middenvenster in een rijkere omlijsting van Naamsche steen heeft een op twee consoles rustend balcon (het hek van later tijd). Gelijkstraats: een koetspoort, twee vensters en een deur. De deuromlijsting in haar symmetrisch Lod. XV ornament, mogelijk van elders afkomstig. Het venster in de as, geflankeerd door pilasters met een leliestaf op het verdiepte voorvlak; zij dragen de consoles van het balcon, GEMEENTE MAASTRICHT. 400 401 402 403 Afb. 642. Capucijnenstraat 57, breed 15,13 M. ornamenteerde deuromlijsting Lod. XV. — 57- Baksteenen gevel van twee verdiepingen, door zes geblokte pilasters onderverdeeld; middenpartij met deur, boven-en twee zijlichten, heeft eenigen voorsprong. Gebroken spiegelbogen; zijpoortje; de vensteromlijstingen hierboven in cement. — Régence-Lod. XV. Afb. 642. — 73. Geschilderde baksteen, een verdieping. Tentdak met pannen. Middenpartij met gebeeldhouwde deuromlijsting. Lod. XVI. GROOTE GRACHT 18, zie nr. 19 en afb. 579. maar missen basementen, zoodat het mogelijk is, dat hier oorspronkelijk de deur is geweest. (Vgl. nr. 16, afb. 663 blz. 686). — 77, zie nr. 17. — 84, zie nr. 18. — 85 (zuidzijde). 2 X drie vensters, gelijkstraats deur en twee vensters, gebroken kap. CAPUCIJNENSTRAAT 51. Geschilderde baksteenen gevel van een verdieping. Rijk ge- Afb. 643. Groote Gracht 29; deur breed in den dag 1.35 M. STAD MAASTRICHT. 404 — 29. Geschilderde baksteen ; vijf vensterassen, twee verdiepingen; paneelvullingen, segmentbogen met eenvoudigen sluitsteen. Drie dakvensters. Gebeeldhouwde deuromlijsting met bovenlicht, sluitsteen met Lod. XV schildje, dubbele deur met oude koperen krukken en in den bovendorpel: IN DEN COELEN MEY. Afb. 643. 406 — 56, zie nr. 433. — Lod. XVI. — 82, zie nr. 21. - Lod. XVI. — 90, zie nr. 8. — Uégence. 405 GRÖOTE STAAT 24; — 29, zie nr. 434; — 32, 32a, 2 X zes vensters; raamhekjes\ moderne winkelpui; — 56, zie nr. 280; — 57a, vgl. nr. 148, in de XVIIIe Afb °44- Van Hasseltlade 20. eeuw gemoderniseerde gevel met 2 X drie vensters; op de verdieping met zware geprofileerde omlijstingen. 407 van HASSELTKADE 13. Baksteen; 2 X vier vensters. Gelijkvloers: venster, deur, twee vensters; geprofileerde lateibogen, verschillend versierde sluitsteenen (Lod. XV), raamhekjes (Lod. X VI); gebroken kap. 20• Gevel van baksteen met ruime toepassing van Naamsche steen; twee verdiepingen, zeven vensterassen, gebroken kap oorspronkelijk met leien. Door horizontaal gegroefde dammen in zeven traveeën verdeeld, welke voor de middelste drie traveeën op de verdieping vervangen zijn door pilasters met terugliggende velden. Een zware lijst scheidt het gelijkstraats van de eerste verdieping. In de middentravee ligt de ingang, waarboven een balcon met hek; de balcondeur halfrond gedekt. Afb. 644. PI. XXV. Inwendig: Vestibule met door (oorspronkelijk gemarmerde) kolommen gedragen koepel. Trap, deuren, schoorsteenmantels en stuczolderingen uit den tijd. — Lod. XVI. Afb. 646. 409 JODENSTRAAT 12, zie nr. 27. Afb. 646. Van Hasseltkade 20. Vestibule, O M 5* W W 2 H W > > C/5 H o s H STAD MAASTRICHT. 408 KATOENSTRAAT 6 (vgl. nr. 314), gesauste baksteen. 2 X drie vensters, deur oorspronkelijk in het midden, gesmeed ijzeren balconhek, middenpartij met gebroken spiegelbogen; op de 2e verdiepingvensters op beenen. Afb. 645. 411 KLEINE GRACHT 30. Gekalkte baksteen met ruime toepassing van natuursteen. Middenrisaliet bekroond door gebeeldhouwd houten dakvenster. Segmentbogen en op de eerste verdieping gebroken spiegelbogen — Lod. XV. 412 — 32. Gepleisterde baksteen door geblokte lisenen in drie traveeën verdeeld, waarvan de binnenste een risaliet vormt met gelijkstr. deur in gebeeldhouwde omlijsting en twee smalle nevenlichten, op de beide verdiepingen telkens een venster met gebeeldhouwden sluitsteen. Drie dakkapellen, waarvan de buitenste rond. — Lod. XVI. Afb. 647. 413 KLEINE STAAT 13, zie nr. 437. KOESTRAAT 5. Geschilderde baksteen; geblokte vensteromlijstingen met eenvoudige lateibogen; vgl. afb. 559. — 7, zie nr. 438. 114 markt 14, zie nr. 440. — 16. Geschilderde baksteen; bekroonde lateibogen; hoog wolfdak met leien, dakkapellen Winkelpui. ^15 — 18. Gepleisterde gevel met rijke toepassing van Naamsche steen; twee ver- GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 647. Kleine Gracht 32. diepingen met mezzanine hoog, vier vensterassen breed; gebroken kap met leien. De gevel is door horizontaal gegroefde pilasters onderverdeeld. Het middenrisaliet heeft in het gelijkstraats de deur en een venster, voorts 2 X twee vensters en twee mezzanine vensters, een driehoekig tympaan met oeuil-de-boeuf in het geschubd veld. De verdiepingen hier geaccentueerd door een zware lijst op consoles, waar tusschen festoenen en krulornament; in de zijtraveeën vlakke paneelen. — Lod. XVI (± 1800). Afb. 648. — 20. Dergelijke gevel van thans ontpleisterde baksteen en voorheen geschilderde • vensteromlijstingen van Naamsche steen. Middenrisaliet in het gelijkstraats gegroefd/ en bekroond door een gebogen fronton met een schelpmotief in top; het veld doorbroken door een staand ovaal zoldervenster; het zadeldak met twee oorspronkelijke dakkapellen is gedekt met pannen. De vensteromlijstingen zijn door weelderige segmentbogen met symmetrisch schelpmotief bekroond. — Lod. XV. Afb. 649. 417 — 31, 32, 5 vensterassen met 3 X zes pilasters, die telkens een hoofdgestel dragen; drie dakkapellen; — 33, zie nr. 111. — 70, 71. 418 MUNTSTRAAT 14. Baksteenen gevel van twee verdiepingen, geblokte hoekpilasters. Op de verdieping twee voormalige kruisvensters, gedekt door een latei met groeven; op de tweede oorspr. twee-licht vensters. Raamhekjes (Lod. XVI). Winkelpui. Lod. XIV. 419 — 45,47. Dergelijke gevel. Aan den hoek aan de Jodenstraat een gevelsteen met een bok: IN DEN GROENEN BOCK. Afb. 648. Markt 18, breed 8.45 M. STAD MAASTRICHT. 420 421 Inwendig: op de eerste verdieping een schoorsteen met gesneden boezem, stucplafonds en trap (XVIId).Vgl.nr. 113. Nieuwstraat 11; — 13, zie nr. 443. O. L. VROUWEKADE 4. Op den ouden stadsmuur gebouwdewoning; de noordelijke helft door drie gegroefde pilasters met Ionische kapiteelen in twee traveeën verdeeld, elke voorzien van een venster met segmentboog en sluitsteen met festoen. Hierboven een paneel met twee takken door een krans. Geprofileerde gootlijst, twee dakvensters, gedeeltelijk met leien gedekte gebroken kap. De zuidelijke helft heeft drie vensters met gekoppelde lateibogen; op de verdieping twee met segmentbogen. Zadeldak met pannen ; vgl. nr. 379. Afb. 649. Markt 20, breed 9.13 M. 422 O. L. Vrouwe plein 18, zie nr. 35. 423 TONGERSCHE STRAAT 60. Twee verdiepingen met telkens twee en een venster, oorspronkelijk met kruis, respectievelijk middenstijl. Zadeldak tusschen twee gevels met trappen. Steenen dakkapel, gedekt door een gebogen tympaan met bol; terzijde voluutvormige sluitstukken. Pui gewijzigd. Vgl. nr. 195. GEMEENTE MAASTRICHT. 424 425 426 427 Gevels 428 van Naamsche steen, gedateerde niet ge- 429 dateerde 430 431 432 Afb. 650. Stokstraat 11, (1790) breed 4.57 M. VRIJTHOF (zuidzijde) 21. Met segmentbogen en fronton met Lod. XV ornament. Wolf straat 18, zie nr. 445. — 15- Op de verdieping gebogen fronton met SIC AVDACI MISEREATUR (1714). markt 8, smalle gevel met gevelsteen-. IN het EENHOORN 1745; vgl. nr. 389. STOKSTRAAT 11 (oostzijde). Eenvoudige gevel van een verdieping; pui gewijzigd; oorspr. twee vensters en deur; gegroefde dammen. Op de verdieping vier pilasters met rozet (zonnebloem), waartusschen drie vensters; deze hebben op den bovendorpel beeldhouwwerk: 2 X een iele slinger en op de middelste twee takken. Onder de benedendorpels en boven een zware waterlijst drie paneelen, de buitenste met gekruiste takken, het binnenste met draperie en een ovaal medaillon, waarop : NOUS / DESIRONS / LA PAIX / 1790. Hoofdgestel met fijn lijstje van kraalornament (astragaal). Afb. 650. markt 6. (1792) zie nr. 255. BOSCHSTRAAT 88. Geblokte dammen (van pleister?); 2 x vier vensters met segmentbogen ; eenvoudige raamhekjes (Empire). Gelijkvloers twee vensters, deur met segmentbogig bovenlicht; vgl. nr. 394. — Lod. XV/XVI. BREEDE STRAAT 3 (zuidzijde), 2 x vier vensters; gelijkstraats: venster, deur, twee vensters. Dammen met paneelen. — 5- Dergelijke gevel. Dakkapel van Naamsche steen; paneelen, gelijkstraats: twee vensters, deur, een venster. Vgl. nr. 266, afb. 652. BRUGSTRAAT 6 (noordzijde). Geblokte dammen, ■ middenrisaliet; 2 X drie vensters, mansarde kap\ winkelpui. Paneel vullingen, deels met vlakke festoenen. Gebeeldhouwde sluitsteen, deels bladornament, deels met kop. — Lod. XVI. STAD MAASTRICHT. 433 groote GRACHT 56. Door geblokte pilasters ver¬ deeld in vijf traveeën. Gelijkstraats: oorspronkelijk twee vensters, deur, twee vensters. Ramen met schubmotief. Laat-empire raamhekjes, met monogram I. V. B. Drie dakkapellen. — Lod. XVI. Afb. 651. — 90, zie nr. 8. 434 GROOTE STAAT 24 (noordzijde). Geschilderde gevel met 2 X drie gekoppelde vensters; nieuwe winkelpui. Raamhekjes. — Lod. XVI. 435 — 29. (Gesauste) gevel van vijf vensterassen en twee verdiepingen. In het gelijkstraats oor- Afb. 651. Groote Gracht 56, breed 12.50 M. Afb. 652. Breedestraat 5, breed 8.41 M. spronkelijk twee vensters, de deur en twee vensters. Afb. 653. De deur in een rijk versierde omlijsting met lateiboog, waarin een symmetrisch schelpornament, rechthoekig bovenlicht met lateiboog en eenvoudigen sluitsteen. GEMEENTE MAAblKlUU. Afb. 654. Kleine Staat 13. Kroonlijst met stucweric. De dammen met terugliggende paneelen, waarop symmetrisch schelp- en Diaaomament (afb. 653). De pui aanvankelijk met behoud der dammen tot winkelpui met galerijen gewijzigd, is in 1943 vervangen door een moderne. Op de verdiepingen gebeeldhouwde dammen; twee dakkapellen; vgl. nr. 405. — Régence. 436 — 56. Zie nr. 75 en vgl. nr. 280. 437 kleine staat 13, met 2 X drie vensters, middenrisaliet met groeven; koofvormig hoofdgestél met versiering in stucwerk: putti met honden boven de middenpartij en twee cartouches in Lod. XV vormen ter zijde. Pui nieuw. Afb. 654. 438 KOESTRAAT 7. 2 X drie vensters, geprofileerde lateibogen; geblokte dammen; moderne winkelpui. Afb. 655- 439 markt 8. Smalle gevel; gevelsteen'. IN HET EENHOORN 1745- Zie nr. 427. — 14. Door geblokte pilasters in drie traveeën gedeelde gevel; twee verdiepingen, gebroken kap; de middelste travee met twee, de buitenste travee met één vensteras. Onder de ramen paneelen met snijwerk. Stoeppalen met kettingen Lod. XVI. Afb. 656. Inwendig: Vestibule met door zuilen gedragen architraaf, gesneden deuren en supra-portes in stuc. Afb. 657. Dakbedekking gewijzigd, twee zinken dakvensters. Pui omstreeks 1928 tot winkelpui verbouwd met behoud van de deur. — 33. 2 X drie vensters met segment¬ bogen en geprofileerden sluitsteen ; zware kroonlijst. Moderne café-pui. Gebeeldhouwde deur- STAD MAASTRICHT. 444 443 444 omlijsting met ovaal bovenlicht. Gevelsteen-. bloem. — Régence. Inwendig: Tot de zoldering doorloopende trap met gebeeldhouwde trappaal; stucplafond + 18oo. Afb. 656. Markt 14, breed 9.67 M. — 69. Gevel van twee verdiepingen; attiek; hoofdgestel; twee dakvensters. Pui modern. Door vijf geblokte en omgekorniste pilasters wordt de gevel in vier traveeën verdeeld. — Lod. XVI. — 70,71, zijgevel in vakwerk (afb. 552) vgl. nr. 255. nieuwstraat ii. 2 Xzes vensters, sluitsteenen met schubmotief; gebroken kap met twee dakvensters. Pui nieuw; raamhekjes. — Lod. XVI. — 13. 2 X drie vensters; alsvoren, maar met een dakvenster. Afb. 655. Koestraat 7, 4.45 M. VRIJTHOF 44. Gevel van vijf vensterassen; paneelvullingen met slanke slingers, gebroken kap; GEMEENTE MAASTRICHT, Afb. 657. Markt 14. Vestibule, STAD MAASTRICHT. raamhekjes; zijgevel aan de Statenstraat vernieuwd. Lod. XVI. Afb. 658. Pui onlangs verdwenen. 445 WOLFSTRAAT 18. 2 X drie vensters; met segmentbogen met gebeeldhouwden sluitsteen; in de dammen terugliggende paneelen met schelp- en bladmotieven. Lod. XV. Winkelpui nieuw. De XlXe eeuwsche woonhuizen. Vermeldingswaardige huizen uit de eerste helft der XlXe eeuw zijn de navolgende, die over het algemeen als laatste uitloopers van een voorafgaand type zijn te beschouwen. Eenvoud, dan wel vereenvoudiging zijn kenmerkend, terwijl eigentijdsche vormentaal vooral tot uiting komt in details (stucwerk, deuren, enz.). 446 BREEDE STRAAT 7 (zuidzijde). Baksteenen gevel van een verdieping; in het gelijkstraats een koetspoort, vijf vensters en een deur. Strakke vensteromlijs- Afb. 658. Vrijthof 44, hoek Statenstraat. Lingeii, 111 rvaamscne steen; recnce aaKgoot. .Late uitiooper van net hiervoren (blz. 606—627) beschreven type der Poorten. 447 GROOTE STAAT i. Baksteenen gevel met 2 X drie vensters; moderne winkelpui. 448 v. HASSELTKADE I4eni5. Geschilderde baksteengevel; 2 X zes vensters; gebroken kap met pannen; twee dakkapellen, waartusschen een driehoekig fronton, in welks veld in relief een op zijn rechter elleboog steunende Neptunus; gemetselde segmentbogen. Gelijkstraats; (oorspr.) koetspoort, deur, drie vensters koetspoort. Deze poorten gedekt door een latei met deklijst, welke op gebeeldhouwde consoles rust. 449 KESSELSKADE 63. 2 X drie vensters; geprofileerde vensteromlijstingen met latei- bogen; paneelvullingen; pui gewijzigd. Vermoedelijk opgericht in 1818. GEMEENTE MAASTRICHT. 450 451 452 453 KLEINE GRACHT 17. Gesauste natuursteenen gevel; twee vensters, deur, drie vensters; een verdieping, gebroken kap. De dammen in het gelijkvloers met horizontale groeven, op de verdieping met cannelures. + 1830. Afb. 659. Afb. 660. Spilstraat 9, breed 5.05 M. Afb. 659. Kleine gracht 17, breed 12.62 M. MARKT 19. Bijna geheel met Naamsche steen bekleede gevel van twee verdiepingen; geblokte hoekdammen; op de eerste verdieping balcondeur, gedekt door een driehoekig fronton; gesmeed ijzeren balconhek; gecemente kop, half rond gedekt uitloopend in voluten. Gelijkvloers: deur en twee vensters; stoeppalen met hekjes. SINT ANTONIUSSTRAAT 88, 90. In XlXa verbouwde gevel; dubbele deur met leeuwenkoppen en bovenlicht; stoep van drie treden. SPILSTRAAT 5, raamhekjes. — 9. Eenvoudige gevel van Naamsche steen ; 2 X drie vensters; lijsten en paneelvullingen; gevelsteen; leeuw met vijzel: IN DE GOUDE LEEUW en ANNO 1809. Afb. 660. STAD MAASTRICHT. 454 — 18, 20. 2 X vijf vensters; raamhekjes. TONGERSCHE STRAAT 43. Drie vensters breed, deur ± 1800 met bovenlicht in omlijsting; rood pannendak. 455 vrijthof 4. 3 X drie vensters; pui nieuw. —47. Zie nr. 54 en afb. 590. BOERDERIJEN. 456 BRUSSELSCHESTRAAT 93. Baksteenen voorgevel (XVIII) van twee verdiepingen en vijf traveeën; rechthoekige venster- en ingangsomlijstingen van Naamsche steen; onderpui gedeeltelijk verminkt. Aan de achterzijde vakwerk; bedrijfsgedeelte fragmentarisch bewaard. PI. XXIII. 457 ' calvariestraat 20. Baksteenen voorgevel (XVIII) van twee verdiepingen en vijf traveeën; venster- en ingangsomlijstingen van Naamsche steen; bedrijfsgedeelte sterk verbouwd. Aan de achterzijde een poort met in den sluitsteen 1612. MOLENS. Van de talrijke molens op den Jeker zijn er slechts twee als zoodanig in gebruik. 458 De Bisschopsmolen, gelegen aan de Steenenbrug. Volgens Nuyts (De Maastrichtsche straatnamen, blz. 120) komt de bisschopsmaltmolen reeds in een schepenbrief van 1291 voor. In latere eeuwen is er bij herhaling sprake van. De voorgevel, in baksteen met toepassing van Naamsche steen en mergel, bestaat uit een middenpaitij, van Naamsche steen in het gelijkstraats; hierin bevindt zich een deuropening, welke gedekt is door een lateiboog met geprofileerde lijst; de deur heeft een ijzeren klopper. Het beneden gedeelte der middenpartij is van de bovenhelft gescheiden door een geprofileerde lijst en deze bovenhelft is gevat tusschen twee breede pilasters met zware bekroning; hierop rust een aan de onderzijde geopend driehoekig Afb. 661. De Bisschopsmolen, Stenenbrug. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 663. Brusselschestraat 76, breed 9.62 M. (Zie blz. 671). STAD MAASTRICHT. 459 fronton met Lodewijk XV cartouche, waarin een korf met twee gekruiste scheppen(P) In het midden onder de cartouche bevindt zich een kruisvenster met lateiboog en sluitsteen; dit venster heeft een houten kozijn en houten roeden. Het muurvlak om het venster is geschilderd in nabootsing van baksteen. Over de beide zij helften loopt de geprofileerde lijst, welke de middenpartij in een beneden- en bovenhelft scheidt, door en heeft een weinig voorsprong boven de vensters, die een gebogen latei hebben. In de oostelijke helft is beneden een garagedeur aangebracht en zijn op de verdieping twee kruisvensters over, in de westelijke zijn de vensters gewijzigd. Afb. 661. Het gebouw is gedekt met een pannendak met twee dakkapellen aan de voorzijde, dat aan de westzijde van de middenpartij onderbroken wordt door den top van een brandgevel. De achtergevel is ouder (XVII). De machinerieën voor het bedrijf zijn voor het grootste gedeelte uit den tijd van den bouw. De Leeuwenmolen achter de oostelijke huizenrij der St. Pieterstraat, (vgl. Public., 1932, blz. 105) bestaat uit twee huizen; heteene, gelegen aan een tak van den jeker, is midden XVII — het andere is een bijbouw (XIX a?) zonder bijzondere kenmerken. De Leeuwenmolen is opgetrokken in mergel met toepassing van Naamsche steen; de topgevel is bekroond door een leeuw. De ingang heeft twee halve deuren en een rondbogige omlijsting van Naamsche steen; ter weerszijden hier¬ van waren oorspronkelijk twee smalle, rechthoekige vensters, waarvan dat aan de westzijde in gewijzigden staat over is. Op de verdieping wijzen de vensters op latere wijziging; de gevel heeft vijf gesmeed ijzeren ankers en een hijschblok. Afb. 662. Inwendig is het gerei voor het grootste gedeelte uit de XVII. Afb. 662. De Leeuwenmolen. 460 De molen aan den Heksenhoek, buiten gebruik gestelde vernismolen. MUSEA. Jteratuur. De verzameling van het MUSEUM van het GESCHIED- EN OUDHEIDKUNDIG GENOOTSCHAP J) te Maastricht. F lam ent a. j. a., Het Huis Oud en Nieuw, 1911 en 1912. De verzameling bevat o.a.: A. Voorhistorische, B. Vroeghistorische, C. Middeleeuwsche oudheden. A. De VOOR-HISTORISCHE OUDHEDEN vormen een verzameling van: I. Steenen voorwerpen, II. Aardewerk, III. Brons. I. De steenen voorwerpen bevatten dolken, bijlen (al dan niet geslepen), krabbers, messen, priemen, pijlspitsen, enz. Bijzondere vermelding verdienen de bijlen uit de Donaucultuur (vgl. hiervoren blz. 26) en een nephrieten van jongeren datum. Deze steenen zijn afkomstig van verschillende Limburgsche plaatsen, zooals Rijckholt e. o., Caberg, Montfort, Posterholt, Echt, enz. Voorts zijn nog aanwezig slijp-en maalsteenen in diverse vormen en afmetingen. II. Het aardewerk bevat gebruiksvoorwerpen als schotels, kommen en vaatwerk van andere vormen, waarvan een gedeelte de asch bevatte van afgestorvenen. Er zijn er met zig-zag ornament, met verticale, schuine en gebogen lijnen, behoorende tot de Klokbeker-, Donau-, laat- Hallstatt- en La Tène-cultuur. De vindplaatsen strekken zich uit over de heele provincie van Noord tot Zuid. III. De collectie bronzen voorwerpen bevat b ij 1 e n van diverse tijdperken, sikkels, het lemmet van een mes, zwaarden, spiraalversieringen, speerpunten, spelden, enz. Ook deze voorwerpen zijn van verschillende plaatsen uit Limburg afkomstig. Voorts bevinden zich in deze collectie „smeltkroesjes” van gebakken aarde, gevonden te Caberg Buiten het reeds vermelde bevinden zich in de verzameling fragmenten van bloedsteen, hertengeweien (te Rijckholt gevonden en gebruikt om den silex uit de mergel te kappen), een collectie „netverzwaringen” (volgens een andere opyatting werden zij gebruikt bij weeftoestellen), alsook een maquette van een urnen- ') Ten gevolge van de fusie met het genootschap te Roermond d.d. 1 Januari 1929 is het Genootschap herdoopt tot Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap en de benaming van het Museum gewijzigd tot Provirciaal Oudheidkundig Museum, zijnde het museum van het Limburgs Geschieden Oudheidkundig Genootschap. STAD MAASTRICHT. heuvel (Well) en een nabootsing van den, uit grint gevormden, grafheuvel van Savelsbosch (Gronsveld). B. VROEG-HISTORISCHE OUDHEDEN. De vrij uitgebreide verzameling bevat overblijfselen van: I. Bouwkunst, II. Beeldhouwkunst, III. Grafmonumenten, IV. Vaatwerk, V. Glaswerk, VI. Brons en ijzer, VII. Munten. I. Onder de overblijfselen der bouwkunst zijn te vermelden: tegels (o. a. van Bouwkunst, een hypocaustum, zie hiervoren blz. 30), pannen, verwarmingsbuizen enz. Fragmenten van een mozaïekvloer en van een al fresco beschilderde wandversiering (Villa Vlengendaal). II. Kop van een romeinsch beeld, gevonden te Voerendaal; Romeinsch korinthisch Beeldhouw kapiteel, zandsteen, afkomstig uit villa Herkenberg te Meerssen; fragment van een kunst. Romeinsch wijaltaar met inscriptie, gevonden te Lottum; fragment van een bas-relief, voorstellende een staande vrouwelijke figuur (inlandsche godin?); met den linkerarm houdt zij een geplooid kleed op, dat voor de beenen naar de andere zijde is geslagen, de rest van het lichaam is naakt, rechts beneden een hoorn met vruchten, Fransche kalksteen, einde Ille, begin IVe eeuw. Gevonden in 1947 in het puin van de kerktoren van Wessem. Voor de overige beeldhouwwerken, zie hiervoren op blz. 41 e. v. III. Onder deze rubriek worden begrepen de in het museum bewaarde sarcophagen Grafmonuen het „tegelgraf van Maastricht”. Vermelding verdient het afgietsel van de, menten. aan de binnenzijde met reliefs versierde, sarcophaag van Simpelveld, uit midden der He eeuw n. Chr., aldaar gevonden in 1930. Het origineel, dat langs den bovenkant buitenwerks 2.40 x 1.05 en binnenwerks 2.10 x 0.75 M. meet bevindt zich in het Rijksmuseum van Oudheden te Leiden (Zie Holwerda, Oudheidk. Mededeelingen 1931; blz. 27—48). IV. Het vaatwerk, te Maastricht gevonden, is afkomstig uit woningen en graven, Vaatwerk, dat uit de woningen dagteekent van de Ie eeuw tot en met Va; het vaatwerk afkomstig van het platteland van Limburg, dateert uit de Ile en Ille eeuw. In de collectie der grafvondsten bevindt zich vaatwerk van „gesloten vondsten” = de inhoud van onaangeroerde graven. De verzameling bestaat uit schotels, borden, kommen, kruiken, amphoren, ko ok p o 11 e n, wr ij fs c h al e n, enz. Ze zijn vervaardigd van „terra sigillata”, „terra nigra”, gelakt aardewerk, pijpaarde en ruwwandig aardewerk. Van de „gesloten vondsten” verdienen die van Mesch enStein bijzondere vermelding om den rijkdom van den inhoud. V. De uitgebreide verzameling glaswerk van uiteen-loopende vormen bevat Glaswerk, voorwerpen uit de Ile eeuw en later; bijzondere vermelding verdient een geschonden roemer („Venetiaansch”, zie Fremersdorf, Germania 1930, 214). GEMEENTE MAASTRICHT. Brons en VI. Tot de belangrijkste voorwerpen in brons behooren de, met een ringetje verijzer. bonden, ,,Instrumenten van een oogendokter”, binnen het Castellum gevonden, de „tabellae van Tertinius”, bronzen plaatjes, gevonden in de Villa van Ravensbosch (Zie Remouchamps, Oudheidk. Mededeelingen 1925, blz. 59—66), twee bronzen figuurtjes, vermoedelijk versiersels van een wagen, afkomstig uit de Verzameling Guillon. Voorts fibulae, schrijfstiften, pannen met steel, sieraden, beslag, enz. Onder de ijzeren voorwerpen zijn te noemen speerpunten, een schaar, een hakmes, spijkers (uit grafvondsten) en andere voorwerpen, waarvan de bestemming niet altijd met zekerheid is aan te geven. Munten. VII. Van de verzameling munten, dateerend van de Ie eeuw tot Va, is de herkomst voor een groot gedeelte niet bekend. De meerderheid der munten is van brons, eenige zijn van zilver, enkele van goud. Nog dienen genoemd te worden: olielampjes van aardewerk en van brons, kralen van gebakken aarde en van glas, beenen voorwerpen, waaronder een bewerkte vingerring, z al fp al etj es, bewerkte hertengeweien (gevonden in het Castellum). Tenslotte zij nog gewezen op de maquettes van de „villa urbana” van Vlengendaal, van het vrijstaand badhuis eener villa te Lemiers, van eën „villa rustica” bij Valkenburg. C. MIDDELEEUWSCHE EN LATERE OUDHEDEN. I. Vroeg middeleeuwsche oudheden. Deze afdeeling bevat aardewerk, lijkkisten, voorwerpen in ijzer, bronzen gespen, glazen en gebakken kralen, wapenen uit Merovingischen en Karolingisch-Frankischen tijd. Voor het vaatwerk, vgl. ook blz. 699. II. Middeleeuwsch vaatwerk. De collectie bevat een overzicht van den Frankischen tot den tegenwoordigen tijd. Niet alle stukken zijn Limburgsch baksel. III. Middeleeuwsche en latere beeldhouwwerken. Fragmenten van beeldhouwwerk (XII), afkomstig van de O- L. Vrouwekerk, zooals basementen, kapiteelen en abaci van zuiltjes; eenige zijn gekoppeld, twee zijn afkomstig van hundelzuiltjes; één ervan (afkomstig van een bundel van vier zuiltjes om een middenzuiltje) heeft een postament, dat aan één zijde versierd is met door-een geslingerde draken; een dergelijk is voorzien van hoekblaadjes, de astragaal met een koordmotief; voorts fragmenten van dubbelzuiltjes, waarvan de kapiteelen o. a. versierd zijn met een, door muizen gestropte, poes. Verder zijn er nog brokstukken van gebeeldhouwde kroonlijsten met palmet-ornament en met een ornament van door-een geslingerde ringen. STAD MAASTRICHT. Twee houten standvinken, (zie hiervoren blz. 187 en afb. 151). Vermoedelijk nog XIII. Twee doopvonten van Naamsche steen; de eene, met een middellijn van 0.68—0.689 M., is slechts versierd met drie maskers (het vierde afgebroken). Hoog 0.358 M. XI. Deze vont heet afkomstig te zijn uit de St. Matthias (vgl. hiervoren, blz. 269). Afb. 664. Fragmenten van een huis in de Brugstraat. Van de andere is een fragment over, waarvan de grootste breedte bedraagt 0.895 M. de hoogte 0.385 M. Van de koppen is de linker baardeloos, de rechter heeft een puntbaard en in het midden is een gehoornd masker aangebracht, uit welks mond twee slingers met druiventrossen. Afk. uit Nieuwstadt. .Koppen met ranken en slingers uit den mond komen in het Romaansch algemeen voor. Men vgl. hiervoren afb. 287 en 487 als ook de Vrije Fries (1932, blz. 54 e. v.), waarin Nanne Ottema in èen artikel over „Vreemde cultuurinvloeden in Friesland gedurende den kloostertijd” uitweidt over het „Spraakbandmotief”. Verdere fragmenten van beeldhouwwerken, afkomstig van woningen, zooals boogtrommels met gebeeldhouwde koppen, cartouches met wapenschilden, gecanneleerde zuil¬ tjes, alles afkomstig van Afb. 665. Fragmenten van een huis in de Brugstraat. GEMEENTE MAASTRICHT. een huis (XVI) aan de Brugstraat (afb. 664 en 665). Uit de XVIIe eeuw eenige caryatiden en wandpijlers van schoorsteenmantels. De in afb. 47 weergegeven waterspuwer in den vorm van een kattekop. Een verzameling gebeeldhouwde gevelsteenen uit de XVIIe en XVIIIe eeuw. Van de beelden in hout dienen vermeld te worden: Een Christus aan het kruis, met even gebogen armen en rechter been, de voeten met één nagel doorboord; de borstkas is schematisch aangegeven; het hoofd met puntbaardje en doornenkroon gebogen boven den rechterschouder. Witgeverfd eikenhout; hoog i 1.50 M., breed 1.51 M. (Uit Gronsveld) Maaslandsche school XIII/XIV. Hierbij is een St. Jan geplaatst van elders afkomstig, met het boek in de linkerhand (de rechter arm is afgebroken) en een slank Mariabeeld (de handen ontbreken); beide beelden zijn uitgehold en van zacht hout; gedeeltelijk beschilderd. Hoog o.s. 1.245 M. en 1.19 M. Maaslandsche school, XIV a. (zie J. J. M. Timmers, Houten beelden, Afb. 8 en 9). Geschonden Corpus van zacht hout; het hoofd met stervende uitdrukking hangt naarden rechter schouder over. Hoog 1.84M. Afkomstig uit Voerendaal. Maaslandsche school, om 1525. De armen van het eikenhouten kruis (fragment) waren voorzien van de attributen der evangelisten in een vierpas. (zie J. J. M. Timmers, Houten beelden, Afb. 62 en 63). Hierbij een Maria met gevouwen h anden en een Maria Magdalena met zalfbus uit een Graflegging; in eikenhout, hoog o.s. 1.773 en 1.725 M. NoordDuitsche school, midden XVe eeuw. Een staande Christus, vermoedelijk van een bespotting, eikenhout, hoog 1.092 M. om 1525. Zetelende God de Vader, met weelderige baard en lokken, de rechterhand zegenend opgeheven, de wereldbol op de linker, gekleed in een wijden mantel. Eikenhout; hoog met voetstuk 0.495 M., grootste breedte 0.355 M. (Uit de Verz. Guillon) Zuid-Nederlandsche school (XVI). Beeld van een zittenden bisschop, met mijter (H. Remigius), de gehandschoende rechterhand zegenend opgeheven, in de linker den kromstaf houdend. Hij is gekleed in een roode koorkap met blauwe voering, die door een gesp in den vorm van een vierpas, versierd met een cabochon, wordt gesloten. Het beeld, dat aan den voorkant van den mijter en onder de cabochon een reliek bevat, is van een oudere polychromie voorzien. Hoog 0.85 M. Oppergeldersche school, om 1525, handen en staf vernieuwd. Afkomstig uit Klimmen (zie J. J. M. Timmers, Houten beelden, Afb. 70). Staande vrouwelijke heilige, eikenhout, hoog 0.955 M. Oppergeldersche school, XVd. Een Christus aan het kruis tusschen de beide moordenaars, fragment van een altaarretabel, eikenhout, gepolychromeerd, hoog (Christus) 0.415 M. (beide moordenaars) 0.495 M. Geldersche school XVd. STAD MAASTRICHT. Wit geschilderde zachthouten beelden, afkomstig van het Mar ia-alt aar, waarvan hiervoren op blz. 201, noot, gesproken is: een zittende koning (David; de verdwenen harp steunde op zijn linker dij); hoog met voetstuk 1.18 M.; een zittende man met tulband, langen baard en een boek in de linkerhand (Salomon). Onder de witte verf zijn sporen van verguldsel zichtbaar; twee staande engelen met gespreide vleugels en een cartouche met schild houdend — hierop de zespuntige ster van de „Sterre der Zee” ; één is echter vervangen door de ster van Maastricht — op den achterkant het jaartal 1623; hoog + 1.17 M.; twee zwevende engelen; twee halffiguren, voorstellende twee minderbroeders (H.H. Franciscus en Bonaventura?), gebeitst, hoog 1.19 M. Deze beelden behooren alle tot het in 1624 geschonken altaar. Een staande St. Joseph met wapperenden, van de schouders afhangenden, mantel en met het Jezuskindje op de linkerhand en een St. Jan, met kleinen baard en golvend hoofdhaar, het vel om de heupen en over den linkerbovenarm geslagen is aan den binnenkant verguld. Hoog o.s. 1.83 M. en 1.745 M.; beide beelden van zacht hout en afkomstig van Lilbosch (Echt); XVIIIa. Een St. Lambertus, kenbaar aan het superhumerale, met open boek op de rechterhand (de linker is afgebroken) geschonden staf, rijk versierden mijter; de rechter voet op een krijgsman in wapenrusting. Het beeld is grijs geverfd en hoog 1.163 M. Luiksche school. Om 1700. Beeld van St. Sebastiaan, eikenhout met latere polychromie, hoog 1.05 M., XVII. Voorts dienen vermeld te worden de volgende kleine beelden: Een H. Catharina met open gebedenboek op de linkerhand, rechts onder haar voeten de figuur van keizer Maxentius. Eikenhout, hoog 0.363 M.; de beschildering waarschijnlijk niet oorspronk. Mechelsch, XVI a/b. Een Maria Magdalena met uitgespreide, opgeheven armen; de polychromie; waarschijnlijk later aangebracht. Eikenhout, hoog 0.235 M.; XVI a/b. Een Christus op den kouden steen, de handen over elkaar, niet geboeid overblijfsel van beschildering. Lindenhout, hoog 0.205 M. Gaande of staande Christus, met lendendoek, onderarmen afgebroken; hoog 0.205 M. XVII. Een gekroonde Madonna op voetstuk, van pijpaarde, met het Christuskindje op den rechterarm; hoog 0.269 M. XVI B. Eenzelfde, maar beschilderd, met kroon 0.185 M. EenzelfJe, hoog 0.073 M. Zelfde type in eikenhout, hoog o. 112 M. Madonna in geglasuurd en bont steengoed, hoog, zonder de zilveren kroon, 0.19 M. XVII A. Madonnabeeldje van eikenhout; het Kindje (geschonden) met gekruiste beentjes GEMEENTE MAASTRICHT. op Maria’s linker arm; haar rechterarm gebroken; vleeschdeelen met oude polychromie, haren en hout gedeeltelijk verguld; op het onderkleed vergulde sterren (5). Hoog 0.065 M., XVIa. Dergelijke Madonna; het Kindje zegenend; de leliestaf in Maria’s rechter hand ontbreekt; mantel van buiten rood op goud, van binnen blauw; hoog zonder basement 0.097 M. XVd. Beeldje van één der Driekoningen, afkomstig van een altaarretabel. Gepolychromeerd eikenhout, gemerkt met de hand, hoog 0.285 M., Antwerpsche school, XVIa. Madonna in palmhout met de zichtbare vleeschdeelen in ivoor; wijde halsopening over de borst samengeregen en om het middel gestrikt. Het haar met scheiding in het midden is op de kruin samengebonden. Het Kindje op de vingertoppen van Maria’s linkerhand gezeten is naakt en heeft de beentjes gekruist; in de rechterhand houdt Maria een fragment van een (leliestaf). Hoog 0.271 M. XVIII B. Een Christus van ivoor, gaande, de handen gebonden, smartelijke uitdrukking, geen kroon op het hoofd. Hoog O.199M. XVII. Vleugel van een diptiek, hoog 0.07, breed 0.35 M. Binnen een spitsbogige nis is de Christus aan het kruis voorgesteld met Maria enjoannes; deze met boek in de rechterhand en de linker aan de kin. Fransch, XIV. Borstbeeld van Napoleon, in marmer door Chaudet, hoog 0.588 M. Fragmenten Bijzondere vermelding dient gemaakt te worden van de overblijfselen van een vaneen Sacraments-huis, dat den 25-1-1561 door den prior der Kruisheeren bij Sacraments- Guilheme de Joincu werd besteld, huis. Hiervoren op blz. 258 werd er reeds melding van gemaakt; verder verwijs ik naar het artikel van pater H. P. A. van Hasselt, Geschiedenis van het Klooster der Kruisheeren te Maastricht, Public. 1903, en naar het aan dit beeldhouwwerk gewijd artikel van Jacques Breuer en Yvonne Dupont, getiteld Guillaume de Jonckeu (1929). Onder het prioraat van Servaess Hensberch werd met den „eersamen ende vromen meyster Wilhem Joncku van Ludiek, steynmetser en steynhouwer ...” een accoord gesloten tot het maken van „èyn huyss ofte edifitie ter eren dess heylgen Sacraments ... nae eynen patroen van ’s Hartogenbossch gesandt”. In het Anniversarium der Kruisheeren wordt op 13 December Nicolaus van der Straeten herdacht, welke „ante aediculam Venerabilis Sacramenti”, dat hij op zijn kosten liet oprichten, werd begraven (v. Hasselt, blz. 119). Kanunnik van der Straeten, die op Onnoozele-kinderen 1573 sterft, mag dus wel als de stichter worden aangemerkt. Volgens de overeenkomst bedroeg de hoogte 35 voet; er waren drie treden aan de voorzijde terwijl op den voèt de zeven Deugden („te weten 1111 cleyn ende III grote”) waren aangebracht. Hierboven bevonden zich de deuren, drie in getal, terwijl „boven den desch ende dueren m. Wilhem maecken sall dat Avontmaell ... ende daerbeneven Melchisedeck, ende hemelsbroet in den kere van den anderen II dueren, wandt daer III dueren syn sullen”. STAD MAASTRICHT. Hierboven en „op dye comyss dye vier Evangelisten sittende” en boven deze vier „in dye montee, dye 1111 doctoren der heilger kercken, ende Sint Servaess op dye timpage ende boven die cornys en op dander Sint Lambrecht Tot de groep van de Deugden zijn waarschijnlijk te rekenen een fragment van een staande figuur en de brokstukken van twee staande vrouwelijke figuren. Een Engel, staande in een nis, hoog 0.70 M.; hoofd en linker arm zijn verloren. In het bestek is sprake van twee engelen, die naast een der deuren waren opgesteld. Van de groep van „Melchisedeck ende hemelsbroet” zijn vermoedelijk eenige minder belangrijke brokstukken bewaard gebleven. De voorstelling van het Avondmaal heeft een breedte van + 0.66 of 0.79 M. en bestaat uit zes brokstukken; aan de voorzijde zijn drie Apostelen gezeten, waarvan de meest linksche van voren, de middelste van achteren en de rechtsche van terzijde gezien wordt; de hoogte dezer figuren bedraagt omtrent 0.35 M. Aan de overzijde is in de staande figuur, die met de rechterhand het lam in de schaal aanraakt, den Christus te herkennen. Aan Zijn linkerzijde zit één der leerlingen met de rechterhand voor de linker borst, terwijl de linkerhand van een verdwenen Apostel op zijn linker schouder rust. Op den hoek is er een gezeten, half achter den voorgaande, met de linkerhand rustend op de tafel. Aan Christus’ rechterhand zijn van den leerling alleen de gekruiste armen over. Een los brokstuk van een Apostel, die bestemd geweest is een hoekplaats in te nemen, zal wel op dezen hoek hebben gehoord. Aan de smalle zijde van de tafel aan de voorzijde aansluitend, is het brokstuk van den laatste der nog bewaarde Apostelen, met een schaal (?) op den voorgrond naast zijn rechter voet. Van de zittende Evangelisten zijn er twee bewaard; de eene, aan het rund kenbaar als St. Lucas, meet tot aan de schouders 0.456 M.; het fragment van zijn baard toont aan, dat hij het hoofd naar rechts gewend had; de gebogen armen zijn afgebroken; het andere fragment, hoog 0.38 M. (tot beneden de schouders), breed 0.26 M. is bij gebrek aan kenteekenen niet nader aan te duiden. Het beeldje van den H. Lambertus, kenbaar aan het gekarteld superhumerale, is staande weergegeven en meet tot de schouders 0.38 M. Van den baldakijn ontbreken slechts eenige stukken; van de bekronende geveltjes zijn er twee gedeeltelijk bewaard; één ervan stelt waarschijnlijk den zegenenden God den Vader voor met opgeheven rechterhand, het baardige hoofd komend uit den tot een omlijsting omgeslagen mantel. Voorts zijn gedeelten bewaard van friezen in den Floris-stijl, met maskarons, cartouches en plantornamenten. IV. Schilderden. Portret van Everard van Soudetibalch, proost van St. Servaas, driekwart frontaal, naar links gewend; hij is gekleed in het rood met een doorzichtig wit superplis. Rechts boven het geslachtswapen : gedwarsbalkt van goud en rood van acht stukken; het rood beladen met tien (4, 3, 2 en 1) vijfbladige witte bloemen. Op paneel, hoog 0.455, breed 0.345 M. GEMEENTE MAASTRICHT. Dit portret heet een repliek te zijn van dat in het Centraal Museum te Utrecht (bruikleen van het Gereformeerd Burgerweeshuis), dat dezelfde afmetingen heeft en door een Utrechtsch meester van omstreeks 1500 is geschilderd. Portret van een man, in front en ten halven lijve, gekleed in het zwart met witte mouwen en molenkraag. Links boven: AETATIS SUA ƒ25/ANNO 1585. Rechts boven een wapen gevierendeeld: I en IV, in zwart een geopende passer van goud, vergezeld van drie (2 en 1) klaverblaadjes van goud met lange steel; II en III in rood een antiek molenijzer van zilver. Helmteeken: roode arm met passer in den vuist. Op paneel, hoog 0.365, breed 0.29 M. Onder het wapen een instrument (?) van koper, bestaande uit een liggend rad op een geprofileerde spil. Een borstbeeld van Christus als jongeling in het rood met een wereldbol op de rechterhand; hoog 0.273, breed 0.20 M. Op paneel Zuid-Nederlandsch, XVI B. Veronica-doek, ovaal op paneel; hoog 0.275. breed 0.235 M. XVI-XVII. O m 1 ij s t i n g in hout van een Agnus Dei van Paus Martinus V (1407-1431). De omlijsting is voorzien van voorstellingen van de Schepping van hemel en aarde, van planten, dieren en den mensch, den zondenval, de uitdrijving uit het Paradijs en de Geboorte van Christus. Boven, in het midden troont God de Vader, waaronder de H. Geest in de gedaante van een duif. Antwerpsch meester. XVIB. (J. J. M. Timmers, Symboliek en Iconografie, Afb. 11). Een schilderij met de voorstelling van de z.g. Genadestoel. God de Vader draagt den aan het kruis lijdenden zoon in zijn schoot. Tusschen beiden zweeft de H. Geest in de gedaante van een duif. In de bovenhoeken twee engelen met de Arma Christi, in den linker benedenhoek Maria met het kind; voor Maria geknield de Stichteres als Karthuizer non met kroon. Voor haar een banderol met opschrift: Suster Maria van ree 1545. Doek, hoog 0.42, breed 1.27 M. Nederlandsch meester. Genoemde zuster is van 1569—1589 priorin geweest van het eenige klooster van de zusters dier orde in de Nederlanden, n.1. Sint Anna ter Woestijne bij, na reformatie binnen Brugge. Levensgroot portret van een „bevelhebber MDLXXIII”. Kniestuk van een man met kort haar, puntbaardje en langen neus, in de goudzwarte wapenrusting van XVI B, staande voor een kanon, op welks mond zijn rechterhand rust. Op doek, hoog 1.69, breed 1.28 M. XVI B. Portret van een man in zwarte wapenrusting en met roode sjerp; levensgroot kniestuk; rechts een gordijn en een geopende helm met rooden helmbos; links een zeegezicht. Op doek, hoog 1.23, breed 0.965 M. Midden-XVII. Portret van een man met lang grijs haar in wapenrusting; borststuk; in den linker bovenhoek een wapen: een golvende rechterschuinbalk van goud op een veld van rood, vergezeld van zes merletten van goud (2 en 1, 1 en 2). XVIIc. Heren portret door J. Coenen, medio XVIIIe eeuw. Portret van Maria Catherina Adriana Alexandrina van Wittenhorst tot Horst door Philippe Coclers, 1690. STAD MAASTRICHT Schilderij „Gezicht op de Maas bij Maastricht” door Joris van der Haagen (1620—1669). Paneel „Kat met pluimvee” van 'Christoffel Puytlinck. XVIIB. Drie schilderijen, op doek, hoog 1.09, breed 1.33 M. Zij stellen voor HET CASTEEL VAN CRAPOEL — links boven het zooeven beschreven wapen Schuyl van Walhorn — DE HEERLYCKHYT / VAN WALHORN. — HET CASTEEL VAN / ALENSBERGH — boven links het wapen Schuyl van Walhorn, beneden rechts: DE Heerlyckheyt / VAN GEMENICH EN / HET CASTEEL VAN / ALENSBERG IN T / HARTOGDOM LIMBURG / . . . Een vrouweportret, borstbeeld in front; zij is gekleed in rood gebloemde zijde („Carolina van Nassau”?). Op doek, hoog 0.84, breed 0.735 M. Rechts beneden geteekend J. M. QUINKHARD PINXIT/1740. Portret van een man met pruik, in een rood-bruine jas, staande naar rechts, met de linkerhand op „Requeste” op tafel, de rechterhand in de plooien van zijn blauwen mantel. In den achtergrond het stadhuis van Maastricht. („Burgemeester van Brienen”?) Op doek, hoog 1.40, breed 1.04 M.; midden-XVIII. Borststuk van een heer in het rood en met witte pruik; in de rechterhand heeft hij een briefje, waarop te lezen staat: A notre tres / Cher et bien ame / Le Chevalier Charles / de Brienen Haut / Drossart du pais de / Fauquemont / par Maestreht / a Guesselt. In den linker benedenhoek staat: service / finances. Op doek, hoog 0.81> breed 0.68 M. Op den achterkant: Charles le Clercq Junior / pinxit Bruxlles Le 28 mars / 1771. Een Kruisafneming. De Christus en Maria omgeven door zes personen; aan den bovenkant gebogen. Op doek, hoog 3.165, breed 2.21 M. Voorm. altaarstuk. XVII B. p.m. Ecce Homo van Hellebaye. De „Opvoeding van Karei Martel door Pepijn van Herstal en Alpaïde”. Op doek, hoog 0.65, breed 0.54 M. Rechts onder gemerkt J. J. Bekkers. Een „Koning en Koningin”. Op paneel; hoog 0.31, breed 0.47 M.; op de rugzijde: Theod = Schaepkens. Reeks Maastrichtsche stadsgezichten door Alex Schaepkens (1815—1899). Een kleine verzameling schilderijen, in bruikleen ontvangen van de stichtingNederlands Kunstbezit, waaronder zich werken van de volgende schilders bevinden: Barend van Orley(i488—1552), Lambert Lombard (?) (1505 ?—1566). A. Ysenbrand (1510—155 ï). Meester der Mansi Magdalena (te dateren tusschen 1515 en 1525) Adriaen Thomas Key (1544—1589). Pieter Breughel de Jonge (1564—1638). P. P. Rubens (i577—1640). J. Jordaens (1593—1678). Ferdinand Bol (1616—1680). Jan van Goyen (1596—1656). David Teniers de Jonge (1610—1690). G. Flinck (1615— 1660). H. Galle (geb. 1625). Jan Steen (1626—1679). J. J. van Ruysdael 1629— 1682). Nic. Maes (1634—1693). J. H. Tischbein (1722—1789). Voorts bezit het Genootschap een TOPOGRAFISCHE ATLAS, welke bewaard wordt op het Rijksarchief en een verzameling bevat van XVIIe en XVIIIe eeuwsche teekeningen van de hand van: Jan de Beyer, Josua De Gr ave, Joris van der Haagen, A. de Haen, Valentin Klotz, B. Peeters, Cornelis Pronk, en Abraham Rademaker. Van topografisch belang zijn de afbeeldingen van GEMEENTE MAASTRICHT. MAASTRICHT, BORGHAREN, DAELHEM, GRONSVELD, HEEL, ITTEREN, KESSEL, LIMMEL, MEERSEN, MOOK (Middelaar) OOSTRUM, SINT pieter (met Slavante, den Lichtenberg enz.) SWOLGEN, VAALS, VALKENBURG, VENLO (de Maaspoort). V. Meubelen. Een schouw (XVII B). Twee rood marmeren zuilen met gebeeldhouwde kapiteelen en basementen van wit marmer dragen een marmeren hoofdgestel in welks midden in een cartouche de ster van Maastricht is aangebracht. De stookplaats, in ijzeren haardomlijsting, is aangebracht in het naar voren uitgebouwd muurwerk, dat met paarse tegels is bekleed. Een schouw, tijdens de restauratie samengesteld uit verschillende onderdeden: (Adam en Eva, midden-XVII; en haardsteenen van verschillende tijdperken en voorstellingen; een XVIe eeuwsche haardplaat met het wapen van Spanje op den Rijksadelaar tusschen de zuiltjes en het „Plvs ovltre”). Een houten schoorsteenmantel, met gesneden en geschilderde festoenen, pilasters met composiet- en Korinthische kapiteelen. Het schoorsteenstuk ontbreekt; herkomst onbekend; geschonken door Jhr. de Stuers. (XVII B). Hierbij behoort een geschilderd plafond, een houten zoldering met breeden rand van vergulde ranken op bruin; in het midden een voorstelling van putti, waarvan er een schichten en bloemen draagt, om een adelaar. Groote eiken kast met twee maal drie deuren; hoog 2.40, breed 1.385, diep 0.59M. Het beslag is niet oorspronkelijk. XVI d of XVII a. Rijk gesneden buffetkast; de benedenhelft heeft twee deuren, welke elk in haar boven- en benedenhelft uit vier paneelen met cornis-versiering om een middelpaneel met ingediept, gerekt-zeskantig, kussen ; deze deuren zijn gevat tusschen drie caryatiden; leeuwenmaskers, schubmotief. De bovenhelft ligt 0.21 M. terug en heeft twee deurtjes en een middenpaneel. Op de hoeken wordt de kroonlijst — met het jaartal 1627 in een cartouche — gedragen door twee rijk gesneden pijlertjes. De kast is hoog 1,79, breed 1-57, diep 0.68 M. Gesneden eiken toogkast met gesneden kap en drie caryatiden; de paneelen der twee deuren zijn door glas vervangen. Hoog 1.97. breed 1.687, diep 0.63 M. De zijwanden zijn verdeeld in acht paneelen, de onderste twee het kleinst. XVIIB. Groote eikenkast met vier deuren, elk van zes ruiten; de beneden helft springt terug en heeft tweemaal twee laden, gescheiden door een gebeeldhouwde console; hoog 2.165, breed 3.07, grootste diepte 0.64 M. Lodewijk XIV. Eiken kast met twee deuren en twee laden; het voorfront licht gebogen; op de deuren symmetrisch ornament met schelpmotief; schuine hoekkanten. Hoog 1.40, breed 1.589, diep 0.586 M. Waarschijnlijk Luiksch. XVIIId. Geheel gemarketteerde linnenkast op een voetstuk met zes pooten. De beide deuren beslaan de geheele breedte; twee laden. De marketterie bestaat uit verschillende soorten geel hout. XVIII. Kunstkastje op voet met gedraaide pootjes; het heeft zeven, aan den voorkant STAD MAASTRICHT op spiegels met dieren en bloemen beschilderde, laatjes om een vijfzijdig middenvak met marmeren vloer en spiegels langs de wanden. Hoog (zonder voet) 0.446, breed 0.698, diep 0.252 M. Vermoedelijk Zuid-Nederlandsch, midden XVII. Vierslags kamerscherm, samengesteld uit acht afzonderlijke schilderstukken op doek, landschappen en kasteelen uit de omgeving van Maastricht, door Josua de Grave (XVIIb). Op achterzijde XlXe eeuwsch landschap. Eenige kisten, waarvan er een op pooten en met twee paneelen in het deksel en in het voorbord, waar één verwaterd briefpaneel; hoog 0.582, lang 0.74, diep 0.435 M. Een andere, op pooten, is versierd met een schubmotief; hoog 0.775, lang 1.427, breed 0.592 M., terwijl weer een andere, zonder pooten, een gebogen deksel heeft en in front vier paneelen tusschen gegroefde hoekstijlen en drie dammen met een schubmotief; hoog 0.67, breed 0.545, lang 1.255 M. Een met ijzeren van 3 tot 5 cM. breede banden beslagen eiken kist, op pooten (+ 0.18 M.); de middelste band vormt de sluiting van het (verdwenen) slot; op dezen band staat 1660. De zijwanden zijn van een handvat voorzien; hoog 0.55, lang 0.993, breed 0.427 M. Eiken tafel op gedraaide pooten en met een ingelegd blad; hoog 0.762, lang 1.034, breed 071 M. XVIIB. Twee stoelen met rieten zitting en rug; de rug bekroond met Lodewijk XIV voluten, de huizen van pooten en stijlen vertoonen acanthusblad. Hoog 1.213, tot de zitting 0.48 M., de breedte 0.46, de diepte 0.395 M. XVII B. De andere met gesneden voor-middelsport en bovenregel, heeft een rugbekroning van twee engeltjes, die een kroon dragen en een bloemornament; hoog 1.15, tot de zitting 0.47, breed 0.49, diep 0.39 M. XVIIB. Dergelijke stoel van gevernist iepenhout, met opengewerkte leuning met Lodewijk XIV voluten; hoog 1.285 M. Twee iepenhouten stoelen met open rug (Régence); hoog 1.01 M. Zes dergelijke, hoog gemiddeld 1.06 M. Lodewijk XV. VI. Goud- en zilverwerk. In de verzameling bevinden zich gouden munten te Maastricht (vgl. afb. 7 en 8) en te Huy gaslagen; een te Maastricht geslagen munt (Xlld), munten van de Brabantsche Hertogen Jan 1 (1268—1294), Jan III, Jan IV, voorts gouden, zilveren en koperen munten tot 1700. Noodmunten van 1579 en 1794. De munten van de Luiksche bisschoppen zijn vertegenwoordigd door exemplaren uit den tijd van Radulph van Zaehringen (1167—1191) af tot dien der sedis-vacatio in 1784. Twee reliefs van gedreven zilver met de voorstelling van de Annunciatie, F. Wery, Maastricht. XVIII. Een laat-gotische cylinder-monstrans van verz. gesmeed koper, om 1500, hoog0.52 M. Een getorste pyxis van rood koper met sporen van vergulding, Renaissance (XVI b), hoog 0.383 M. Een reliekhouder van verguld koper, Renaissance (Fransch), (XVI), hoog 0.349 M. «ïEMEENTE MAASTRICHT. Kannen. Wapenen VII. Ijzer- koper- en tinwerk. Bijzondere vermelding verdienen de 18 groote tinnen Stadskannen, hoog 0.586 M. Afb. 666. Een aantal vijzels, waaronder een monumentale, door de gieter Tilman Potgieters, meerbekend als Tilman van Venlo, gegoten voor den Wezelschen apotheker Bernhard Mensing in het jaar 1603; hoog 0.32 M, doorsnede bovenrand 0.40 M. Een „Morgenster”, twee stormhoeden (XV en XVI), lansen met en zonder dwarsijzer, een kanon, bestaande uit tien ringen, lang 0.80 M.; de mond met een middellijn van + 0.082 M., de kaliber 0.025 M. Voorts elf pijlen met verschillende ijzeren punten, de veeren van dun hout. Tien ,,burgemeesterszwaarden”, alle met inscriptie (XVIII), lang met gevest + 1.40 M. Strafwerktuigen: Beulszwaard, schand¬ palen, brandijzers, geesels en verschillende soorten boeien. Guillotine op schavot in Afb. 655. Tinnen Stadskannen, hoog 0.586 M. oorspronkelijken toestand. (XVIIId-XIXa). VIII. Ceramiek en glaswerk. De collectie vaatwerk bevat een overzicht van den Frankischen tijd af (vgl. blz. 689) tot den tegenwoordigen tijd toe. Het BISSCHOPPELIJK MUSEUM bevat in zijn verzameling o.m. ds volgende voorwerpen. Fragmenten van romaans beeldhouwwerk XII, o.a. een piscinazuiltje, afkomstig uit de kerk van St Odiliënberg. Beelden van Maria en Johannes, uit een kruisgroep, eikenhout, Oppergeldersche school. XVd, hoog 0.87 M., afkomstig uit de oude kerk van Maasbracht. Dertien beeldjes, Christus en de apostelen, oorspronkelijke polychromie, XVd, uit de kerk van Heerlerheide. Een kruisbeeld, XVIa, uit de kerk van Dieteren. Een beeld van de H. Paus Clemens. Handen met stafen embleem ontbreken. Lindenhout, XVId, hoog 0.76 M. Beelden van de H.H. Ambrosius en Augustinus, lindenhout, gepolychromeerd, plaatselijke school onder Luikschen invloed; hoog respectievelijk 1.325 en 1.265 M. XVIII. Afkomstig uit de kerk van Maasbracht. STAD MAASTRICHT. 01 i e b u s j e, XIV, afkomstig uit de kerk van St Odiliënberg. Diverse bronzen 1 u c h t e r s, XVI — XVII, uit de parochiekerk van Dieteren e.a. Kazuifel in goudleer, XVII, uit de kerk van Nieuwstadt. Alben enz. met naald- of kloskant, XVII — XIX, uit de kerk van Montfort. Een gouden plaatje, rechthoekig van vorm met halfronde uitgezaagde zijkanten, versierd met email cloisonné, voorstellende Christus aan het kruis ten halven lijve IX—X (?), gevonden in den bodem van de verwoeste abdijkerk van St Odiliënberg. GEMEENTE MAASTRICHT, DE VOORSTAD WIJK. Sedert i Januari 1920 zijn (gedeelten van) de dorpen Amby, Caberg, Heugem, Limmel, OudVroenhoven, St. Pieter en Wolder bij Maastricht getrokken (zie hierna blz. 731 e.v.). VERDEDIGINGSWERKEN. Van de middeleeuwsche verdedigingswerken op den rechter Maasoever is maar weinig meer over en dat weinige is nog zoo zeer in den loop der jaren hersteld en gewijzigd, dat er weinig meer een uitvoerige bespreking waard is. Hiervoren (blz. 55 en 56) is hierover reeds gesproken; van den toren, welken Hertog Hendrik III in 1248 zou hebben gebouwd, zijn misschien de fundeeringsmuren bij de vernieuwingswerkzaamheden aan de Maasbrug te voorschijn gekomen. De andere verdedigingswerken dagteekenen waarschijnlijk eerst uit XIVa, want in 1318 „deet (Hertog Jan) ... Wijck over Tricht oem muyren” (zie hiervoren blz. 56). Van de werken, waar Herbenus van sprak, een vernieuwing, welke vlgs. de Chronyk van Maastricht en omstreken (Habets, Public. I, blz. 7° c. v.) meer bepaald in de jaren 1477 en 1478 plaats vond, — en die, welke XVI Ia de voorstad tot een moderne vesting maakten, is niets meer over. Waar blijkens de bestekboeken (nr. 191, 192 en 199) het „Waterpoortje” in de XVlIIe eeuw is afgebroken en weer opgebouwd, heeft het voor den oudheidkundige meer nut die bron met de bijgevoegde teekeningen te bestudeeren, dan een uitvoerige beschrijving van het huidige monument te lezen. (Afb. 668). Melding dient gemaakt te worden van den „Maaspunttoren”, op nagenoeg cirkelvormig grondplan, met een middellijn van 3.75 M. Hij is opgetrokken in kolenzandsteen, is aan de stadzijde open en heeft twee versnijdingen ter hoogte van de (thans ontbrekende) verdiepingen. Langs de binnenzijde loopt een trap van 0.52—0.55 M. breedte, welke is doorgetrokken tot de vloerhoogte der bovenste verdieping. Langs de trap bevinden zich schietgaten; aan de veldzijde + 0.25 M. breed, aan de stadzijde uitloopend tot + 1.20 M. Ter hoogte van het onderste schietgat is de muur 0.88 M. dik; daaronder ligt een versnijding ter breedte van 0.12 M., terwijl in dit onderste gedeelte de muur nog verzwaard is met de dikte van de trap. Tot ongeveer aan den onderkant van het schietgat, zegt Sprenger (Maasg., 1918, blz. 61), is het werk oorspronkelijk. Aan de zuidzijde van den toren is in zuid-oostelijke richting een muur aangebouwd met schietgaten; aan de stadzijde is hij versterkt door verzwaringen in mergel, Ver¬ dedigings¬ werken. Geschie¬ denis. Beschrij¬ ving. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 669. Maaspunttoren. welke drie ruimten vormen, die door tonnen gedekt en aan de stadzijde met rondboogopeningen van ruim 3 M. breedte geopend zijn. Afb. 669. Voor de MAASBRUG (sedert de verbouwing SINT SERVATIUSBRUG) zie blz. 91 e.v. Vaneen in 1915 blootgelegden brug in Naamsche steen is een boog behouden in den kelder van een erboven opgericht huis, Wilhelminasingel 34. Afb. 670. De KERK van den H. MARTINUS is eene gothische, door Dr. Cuypers gebouwde en in 1858 gewijde baksteenen kerk; zij heeft een oudere (XV) georiënteerde kerk, welke in 1854 gesloopt is, vervangen. De kerk bezit: Een geel koperen doopvont op ronden voet; deze voet is in den opstaanden kant opengewerkt en op den bovenkant van een gegraveerd ornament voorzien, waaronder spreukbanden, die den naam van den maker en een jaartal vermelden: JOHANNES DEVENLE ME FECIT ANNO DNI M CCCC LXXXII. Langs de bovenhelft der ronde kuip zijn zes koppen aangebracht. De vont is hoog 0.875 M.; de middellijn bedraagt 0.88 M. Afb. 671. Het geslagen deksel, dat met het eenvoudig bekronend kruis 0.855 M. hoog is, is van jonger datum en bevat het volgende opschrift: + praenobilis AC PERILLUSTRIS Afb. 670. Brugopgraving 1915, thans in kelder van Wilhelminasingel .34. VOORSTAD WIJK. BARO ARNOLDUS BALTAZAR EX COMITIBUS DE RYCKEL. LIBER DOMINUS IN MOULAND ET NAVAIGNE TOPARCHA IN BULLECUM & C: de regel wordt beëindigd door een gekroond wapenschild tusschen twee gekruiste palmtakken; het gouden veld is beladen met een zwarten leeuw. Een volgende regel zegt: + DISCRETI ET HONORABILES HERMANNUS VAN DER WEYDEN EXSCABINUS ET CONSILIARIUS JURATUS MOSAETRAJECTENSIS, GODEFRIDÜS GEURTS, ET ANTONIUS VLIECX HUIUS ECCLESIAE PAROCHIALIS SANCTI MARTINI mambürni, terwijl op een derden regel te lezen staat: HOC FIERI CURARUNT ANNO 1717. Levensgroot notenhouten Christusbeeld; XlVa. Duitsch? (Vgl. M. Devigne, la sculpture romane, blz. 260). Volgens de legende — bewaard in een h.s. van + 1600 in de pastorie van Riempst, welk h.s. een copie is van een ouder (1524), — leefde omtrent het jaar 1300 (von Geusau, Public., 1894, blz. 8) „eyn Joncker ende Heerschap der was wonende tusschen Tongeren ende Maestricht in den dorpe geheyten Riempst” (h.s. te Riempst). Deze jonker maakte een reis naar het H. Land en bracht o.a. een noot mede, welke hij aan zijn dochterke Anna „die seer sympel is” schonk. Zij plantte de noot in den hof. „Ende daema bynnen kortten tijden soe is uutter noeten eyn cleyn boemken gewassen mit drye spruyten ”, „Ende daernaer eyn langhe tyt” heeft er een vreeslijk onweder gewoed; toen den volgenden morgen, na haar kerkbezoek, is, „.. die sympel maghet.. totten hoefïken ghegangen, om te besyn nae haeren boem, ende sach dat haren boem ouck verslagen was, gelijck den anderen boemen” en naderbij gekomen, heeft zij gezien, „dat in den myddel van den boem gestanden heefft eyn schoen cruys mitter figuren onses heren”. Ten slotte is zij met haar kruis ingetreden in het klooster der Wittevrouwen „daerdat voers cruys door die verheugenisse Gods grote miraculén dede”. • Dit kruis genoot een zeer bijzondere vereering. Na de opheffing van het klooster onder het Fransch regiem is het gekomen aan de kerk van St. Martinus, waar het heden nog vereerd wordt. In Riempst leeft dezelfde traditie en op een zijaltaar (aan den Epistelkant) in de kerk aldaar vertolkt een afbeelding van dit kruis de overlevering. (Jef M. Baarts in „De Tijd” van 8 October 1933 — Habets, De Legende van het wonderbaar kruis van Riempst, Public. 1866, blz. 346 e. v.). Afb. 671. St. Martinuskerk. Doopvont. Geschie¬ denis. Het lichaam van Christus is weergegeven met gestrekt linkerbeen, de voet steunend Beschrijop een blok, terwijl het rechter zijwaarts gebogen is. De lendendoek is op de ving. GEMEENTE MAASTRICHT. Zilver¬ werk. rechterheup geknoopt; de uitgespreide armen zijn even gebogen; de ribben even aangegeven en de borstkas aangeduid. Het smartelijk-waardig gelaat met baard en afhangende lokken is boven den rechter schouder gebogen. Het corpus is hoog 1.71 M. Afb. 667, blz. 702. Houten kruis met ivoren corpus; dit is hoog 0.235 M.; XVII a. 1. Gegraveerd zilveren b e s 1 a g op een modernen boekband, bestaande uit twee maal vier hoekstukken, een middencartouche op het vóór- en één op het achterblad en twee sluitklampen. De cartouche (hoog 0.115 M.) op het voorblad stelt St. Catharina voor; die op de achterzijde een engel, die twee wapens houdt: het manlijk schild beladen met een keper van rood en vergezeld van drie klaverblaadjes (2 en 1); het vrouwelijk schild is ruitvormig met drie liggende visschen, de middelste omgewend. Op de eene klamp staat: A: D:m/i8o9; op de andere: 1639 / Catharina beckers. Don / Pour sa fille élisabet / Gruysen. Op den buitenkant van het eene slot staat het Lam Gods, op het andere IHS.; XVIIb. 2. Gedreven zilveren zonnemonstrans; op den voet twee medaillons, waarvan dat aan de voorzijde de Emmaüsgangers voorstelt, en twee vergulde engelkopjes in hoog relief.. Op het draagvlak aan de voorzijde St. Martinus. Om de met diamanten bezette lunula geknielde engelen en erboven God de Vader; er omheen vergulde stralen. Hoog 0.765 M. Merken: Maastricht, WH. en N. (of Z.); XVIId. Afb. 672. St. Martinuskerk. Verguld zilveren reliekhouder. 3. Gedreven zilveren zonnemonstrans met vergulde stralen en ovalen voet. Hoog 0.615 M. Merken Maastricht, H. en WH.; XVIIId. 4. Nodus en voet met zes noppen en met traceerwerk versierde zwellingen er tusschen, afkomstig van een gothische kelk(XV) en toegepast aan een modernen houder met zeshoekige dakbekroning voor een reliek van den H. Aegidius abt. Hoog 0.377 M.; afb. 672, (abusievelijk ook afb. 521 bij de beschrijving der O.L. Vrouwekerk). 5. Gedreven, verguld zilveren ciborie; hoog0.43 M., middellijn der cuppa 0.158 M. Merken: vermoedelijk PF.; XVIIB. 6. Een gedreven zilveren ciborie met balusterstam, een versiering van medaillons en opengewerkt om de cuppa; in bruikleen bij de kerk van St. Joseph, de voorm. VOORSTAD WIJK. Augustijnenkerk. Merken: een gekroond schild met een V, een kop en VERRAT. 7. Gedreven verguld zilveren kelk, + 1500; cuppa XIXc. De zeslobbige voet is versierd met graveerwerk, o. a. een voorstelling van den H. Martinus en spreukbanden waarop: SCTE MARTINUS ORA pro NOBIS, en: JONCKER (LIBRECHT) VAN (SCHALVIJN) JONCKFROU MACHTELT VAN HEBBEN DIESEN KELCK GEGEVEN. Voorts drie wapenschilden, waarvan een: beladen met drie roode koeken geplaatst in de richting van een schuinbalk; een met een slangenkruis en een hartschild er over heen; het derde wapenschild: gedeeld: A, van goud met een jachthoorn; B, van goud met een klimmenden leeuw. Dit schild is vermoedelijk in de XlXe eeuw aangebracht. Hoog 0.198 M. Afb. 673. Waarschijnlijk hebben wij hier te maken met het echtpaar jonker Librecht van Hulsberg genaamd Schaloen, eersten man van Mechtildis van Amstenrade; bij testament. (28-vin-i 530) bepaalde hij o. a. dat hij in de kerk te Wijk begraven wilde worden. (Voor hun grafsteen zie hierna blz. 710, nr. 1, afb. 679). Aan den onderkant van den voet staat een opschrift: Renovatus pia liberalitate PraEnobius Comitis F. de Villers Masbourg Schaloen 1866. Aid. 673. bt. Martmuskerk. Zilveren kelk. o. Gedreven, verguld zilveren kelk. Ronde voet met cherubs en festoenen, balusterstam en de volgende merken: een gothische h, een kroon boven een bom (?); een schapenschaar. Hoog 0.225 M; XVIIa. 9- Gedreven zilveren kelk met balusterstam, een ronden, spiraalgewijs versierden voet en opengewerkt om de cuppa. Hoog ± 0.27 M.; ± 1740. 10. Gedreven zilveren kelk; de voet en de nodus zijn versierd met engelenkopjes; om de vergulde cuppa opengewerkt. Onder den voet een opschrift: D : VAN : CARLO FECIT 1780. Hoog 0.265 M. Merken D(?), D(?), en ?. Voorts WH. onder een kroon. Afb. 674. St. Martinuskerk. Zilveren ampullenblad. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 675. St. Martinuskerk. Zilveren ampul. 11. Zilveren ampullen met blad; de beide ampullen zijn gedreven en getorst, het eene deksel met een schelp, het ander met een druiventros versierd. Zij dragen de initialen J. w. H. H. en op den voet: R : A : AC ERUD : P : H : WOUTERS JIONO DEDIT 1770. Hoog 0.27 M. Merken onder den voet: Luik (Beieren en dubbele adelaar met 44 er onder) GB. onder een kroon en Q. Het blad met middellijnen van 0.239 en 0.328 M. heeft een letter- Afb. 676. , , . . r, St. Martinuskerk. vlechting van D. W. H. H. Afb. zilveren kandelaar. 674 en 675* 12. Nog een paar dergelijke ampullen met blad; de ampullen meteen waterlelie en een druiventros op het deksel. Hoog o. 143 M. Onder den voet de merken: Maastricht, DB. en F. Het bijbehoorend blad met middellijnen van 0.275 en 0.365 M. heeft de merken: DB. en H. 13. Gedreven koperen collecteschaal, met een middellijn van 0.45 M. en versierd met koppen en vruchtmotieven; midden-XVII. 14. Twee paar gedreven zilveren kandelaars. Hoog 0.28 M.; merken: Maastricht met G en met H; en DB. onder een kroon. Lodewijk XV. Afb. 676. Een paar, hoog 0.282 M., met de merken: een leeuwtje, HS. en W. 15. Met schildpad bekleed kruisbeeld: het corpus van zilver; de voorzijde van den voet beslagen met opengewerkt ornament, waarin de passiewerktuigen en de zweetdoek zijn voorgesteld; het kruis is hoog 0.888, het corpus o. 16M.; XVII. Afb. 677. Koper- Koperen kroon met tweemaal acht armen; XVIII. werk. Een paar gegoten koperen kandelaars met balusterstam en driezijdigen voet, hoog 0.305 M.; midden-XVII. Drie paar gedreven koperen op gestamptèn voet; hoog 1.02 M.; + 1700. Drie paar hoog 0.665, 0.685 en 0.71 M. Twe'e paar gegoten koperen met balusterstam en driezijdigen voet; de vetvanger kelkvormig; hoog 0.48 en 0.468 M.; + 1700. Para- 1. Stel van kazuifel, twee dalmatieken, koorkap en schoudervelum, half van moderne menten. stof met banden van oud borduurwerk; ornament van hoorns van overvloed en bloemslingers in goud en kleuren, in relief; Lodewijk XIV. VOORSTAD WIJK. 2. Rood fluweelen koorkap, bezaaid met bloemtakjes en sterren (6) van gouddraad en versierd met randen van slingers van granaten en druiventrossen; breed 0.195 M. Het sehild versierd met plantornament om een cartouche met een wapenschild: een zwarte adelaar met roode pooten op grasgrond, loofwerk boven den kop. Het schild is gedekt door een kroon met 9 parelen en een uitkomenden adelaar. Twee griffioenen met tournooilans dienen tot schildhouders. Fanion met _J I L onder een gesloten kroon. In de randen en het schild geslepen kristallen. Hoog 1.52, breed 3.16 M.; een 0.06 M. breede onderrand van rinceaux; XVIIa. Afb. 678. Hierbij twee dalmatieken met lelies en randen van bloeiende planten; midden-XVII. 3. Roodfluweelen koorkap met 0.215 M. breede randen van gestyleerde ranken; het schild heeft een door ranken omgeven cartouche met IHS, in hoog relief. Hoog 1.47, breed 2.90M.; XVIIB. Hierbij twee, bij uitstoomen gedeeltelijk beschadigde, dalmatieken en een kazuifel met IHS. binnen een parelrand, in het rugkruis. De dalmatieken zijn hoog 1.02, breed 0.80 M. 4. Witzijden kelkvelum met in het hart de letters MRA. onder een kroon, alles in pareltjes; in de hoeken plantornament met het jaartal 1687 en de letters SF. Hoog 0.515, breed 0.53 M. 5. Kazuifel en twee dalmatieken van groene damastzijde met chineesche motieven van plantornamenten en slingers; + 1700. De bijbehoorende koorkap met eenzelfde stof met landschappen en gestyleerde wolken; midden-XVIII. Afb. 677. St. Martinuskerk. Kruisbeeld. Afb. 678. St. Martinuskerk. Koorkap. GEMEENTE MAASTRICHT. Schilde¬ rijen. Graf¬ stenen. In de decanie worden bewaard twee portretten van pastoors in olieverf, op doek; XVIIc. Een portret in pastel van pastoor Delruelle (Maasg., 1884, blz. 994); XVIIId. Borstbeeld van den graaf de Tilly en zijn vrouw, geboren gravin d’Aspremont1). Hij is gekleed in een rood-bruine jas met goudborduursel; terwijl hij met de rechterhand een staf vasthoudt, welke tegen de heup steunt, laat hij de linker rusten op zijn helm. Zij is gezeten aan een tafel en steunt met den rechter elleboog op een er op liggend doodshoofd, waaronder een papier ligt met het volgende: ILLUMINA OCULOS MEOS/NE UNQUAM OBDORMIAM / IN MORTE/ PSALM 12. De portretten zijn op doek en in gesneden lijsten. Hoog o.gL breed 0.71c M.: ± 1700. Schilderij op paneel voorstellend een Afb. 679. St. Martinuskerk. Grafsteen van Librecht van Hulsberg Schaloen en Mechteld van Amstenrade Ecce Homo\ de grond is rood, het kleed grijs; XVI A. Schilderij met afbeelding der vroegere gesloopte kerk. Om de kerk worden de volgende grafzerken en grafkruisen bewaard: 1. Twee fragmenten van een groote grafsteen, waarvan de breedte 1.50 M. geweest is. In een vierpas zijn twee wapenschilden (renaissance) ondereen helm uitgehouwen; onder de schilden een wapperende spreukband, waar niets op is te onderscheiden. Het eene schild is beladen met drie koeken, geplaatst volgens een schuinbalk; het ander met een slangenkruis en een hartschild. Het helmteeken is een zwanenhals met drie koeken naast elkaar op den kop en de hals. Van het randschrift is nauwelijks iets te onderscheiden. Afb. 679. Het is de grafsteen van Librecht van Hulsberg Schaloen en zijn vrouw Mechteld van Amstenrade, hierboven (blz. 707), vermeld als de schenkers van de kelk nr. 7. (Vgl. ook Maasg., 1927, blz. 56). 2. Een zerk, lang 2.28 M., breed 1.205 M., bevat in een cartouche een gedeeld wapenschild (afgesleten) met een ram tot helmteeken. Het opschrift luidt: HIER ') Claudius van Serclaes, graaf v. Tilly en Anna-Antoinette, gravin d’Aspremont—Lynden. Zie blz. 449 no. 128 en blz. 713. VOORSTAD WIJK. LIGT BEGRAEVEN DEN AC / (c)HRISTIAEN LINSEN PEYM. DESER / (s)t(a)dT STERF A 1023 DEN 25 MARTY/ËN MARIA GHYSEN SYN HVYSVROVWE/ 16 DEN ËN HAER- LYDEN / KINDEREN / LAVRENS LENSEN STERF / A° IÖII / DEN (3>IVLYËN LAMBERICHT / LENSEN l6ll DEN 26 MARTY / BIDT GODT VOOR DIE SYLEN. 3. Een zerk, lang 1.986, breed 1.00 M., is versierd met een gebeeldhouwd wapenschild: gevierendeeld I en IV een liggende wassenaar en tusschen de punten een ster (6), waarvan drie punten den wassenaar raken. II en III een schuinbalk, beladen met drie schelpen (?). Het opschrift vermeldt: (iAN COEN) HERSTAL SCHOLTIS / VAN (h)EER ENDE BERGH SCHEPEN / VAN DEN VROENHOFF EN VAN / (MAES)TRICHT STARFF A° 1631 /(DEN) 2 AVGVSTI/ ENDE MARIA [v]/SLENAKEN SYN HVYSFRAVW/ STARFF A° IÓ.8 DEN 20 AVGUSTI BIDT GODT VOER (DIE) SIELEN AMEN / ENDE Sr. IOANNES VEUGEN WYCKM. / ENDE REN TM DESER PAROCHIE / STARF DEN 2 JUNY 1709/ENDE JUF ELISABET SVYSTERS / SYNE HUYSVRO STARF DEN / 15 AUG. 17 (6) 2 / R. I. P. 4. Een zerk, lang 2.03, breed 0.86 M., heeft in een ovaal medaillon een schild met huismerk, half aanzienden helm en als helmteeken een korf en twee gekruiste brouwersspanen. Het opschrift luidt: SEPVLTVRE / VAN DEN EERSAEMEN / NICLAES PENTEN STARF / DEN 19 MA (163 i) ENDE SYNE HVISVROVWE/ CATHARINA NYPELS / STARF DEN 9 OCTOBRIS/ 1636 ENDE DEN (HEER) / (HER)mAN PENTEN KERCKM/STARF JUNI 1695/ /OBHT IS 1699/ /BIDT GODT VOOR DIE SIELE. 5. Een steen van 1.02 bij 0.85 M. dekte het graf van een priester ANDREAS DIX HUIUS ECCLESIAE VICE PASTOR f 16 Maart 1711. Hij is terzijde als geraamte zittend voorgesteld, het baret op het hoofd, een pijl in de rechterhand en met de linker wijzend naar eCCe sUM qUoD erIs. In den' rechter benedenhoek een wapen: gedeeld A: een hart, door twee gekruiste pijlen doorstoken, de punten naar beneden; B: gevierendeeld: I en IV een mijzel, II en III een 4. 6. Een zerk, lang 2.265, breed 1.05 M., vertoont twee ovale wapenschilden onder een helm met een uitkomenden wolf tot helmteeken. Het eene schild is beladen met drie (2 en 1) stappende wolven, het andere met een keper, vergezeld van drie klaverbladen (niet meer te onderscheiden, maar geplaatst 2 en 1). Het opschrift vermeldt: D. O. M. / HIER LIGHT BEGRAEVEN / DEN EERSAEMEN NICOLAES / WOLFS MEESTER VAN HET / BROEDERSCHAP VAN DE H. /MOEDER ANNA STERF DEN / 5 MEY 1729/ENDE SYNE EERBAERE HUYS / VROUW MARIA LENAERTS STERF DEN 17 9BRIS I73° / ENDE LEONARDUS WOLFS / STERF DEN 6 JULII 1740/ENDE SYNE EERBAERE/ HUYSVROUW MARIA STYNS / STERF DEN 30 MEY 1738. 7- Een zerk, lang 2.08, breed 1.04 M., heeft een wapenschild, beladen met drie zwarte moorenkoppen (2 en 1). Hieronder staat: D. o. M. / HIER LIGHT BEGRAVEN / GERARDUS MAURISSEN / STERF DEN 22 NOVEMBER 1757 / ENDE SYNE HUYSVROUWE / ALEIDIS SEVERYNS / STERF DEN I SEPTEMBER 1755 / / EN HUNNE KINDEREN GEMEENTE MAASTRICHT. MARGARETA / ROSA EN CORNELIA EN IDA MAURISSEN / WELDOENSTERS VAN DEESE KERK/GESTORVEN IN HETJAER 1782 EN 1792/EN MICHAELMAURISSEN KERK / MEESTER VAN DEESE KERK GESTORVEN / IN HET JAER 1795 / BID GODT VOOR SIELEN / R.I.P. 8. Op een steen van 1.17 lengte bij 1.30 M. breedte, is alleen vermeld :andreas(e)mons HUIUS ECCLESIAE / MAMBURNUS POSUIT ANNO 1763/CUIUS UXOR ANNA ELISABETHA MALEES HIC SEPELITUR 15 APRILIS 1764 / IPSE VERO II APRILIS 1766 (am)e(n). Voor de overige hier niet beschreven zerken wordt verwezen naar de Maastrichtsche Grafsteenen. (Public. LXXVII (1941), blz. 274 e.v.). Graf- 1. Een met het volgend opschrift: HIER LIGHT begraven PHLIPPEN NIPELS / STERF kruisen. A° 1631 DEN 14 MEY ENDE / MARVA NIELYES SIEN HVISVROWE STERF A° IÓ DEN ENDE HVENEN/SONE PETER NYPELS STERF A° 1624 DEN (8) MEY BIDT GOD / VOER DE ZIEL. In den top een driepas met een Lam Gods en een bokkenkop (?); hieronder een wapen: gedeeld A: een keper, vergezeld, aan de bovenzijde van twee eikentakjes(?), aan de onderzijde van de letters VN., B, en W, waaronder de letters FN. 2. Een kruis met: IHS / C.IC GIST ET / REPOSE MASSIN DE FREVTH / TREPASSE LVNDI LE 22 IOVr / DE JANVEIR 1657 PRIEZ DIEV / POVR SON AME. Hoog: 1.32, breed 0.69 M. 3. Een kruis met: HIER LIGHT BEGRAVEN / DEN EERSAMEN WILLEM / COENAERTS BORGER DESER STADT STARF DEN 19 APRIL / A-O-1697 BIDT GODT/VOOR DE / ZIELEN. Hoog: 1.67, breed 0.79 M. 4. Een kruis, versierd met een hart, waarbinnen een staaf, van boven eindigend in een ring, van onderen in een krul; hierover heen zijn twee in een haak eindigende ijzers gekruist; terzijde de letters I. en H. Het opschrift zegt: hier ligt/begraven/ IORIS HERTZ GESWOERE / STADT TIMMERMAN STERF / DEN 29 OCTOB. 1644 / / BIDT VOOR / DE ZIELE. 5. Een kruis met IHS. en hieronder een hart met drie nagels. Het opschrift luidt: ICI REPOSE / EN DIEV HONNESTE FEMME / Afb. 680. St. Martinuskerk. Grafkruis. AYLID MELYS EN SON VIVANT / ESPEVSE VOORSTAD WIJK. A LAMBERT BOMBAY / ELLE TRESPASSA LE 23 DE / 7 DE LAN 1659 PRIE/DIEV POVR / SON AME. 6. Een kruis met op den voorkant: HIER LIGT / BEGRA¬ VEN DEN EERS. IEAN DU / IARDIN BORGER DESER STADT STERF / A° ENDE HOUBINE / HOUBRECHTS SYN HUYSVROUWE STERF / A° 1694 DEN 17 SEPTEMBER/ ENDE DEN EERS. HENRY MALCHAIR / STARF DEN 22 JUNY 1718 / bidt GODT / VOOR DE SIELEN. en op de rugzijde: VERWAGTENDE/DE VERRYZENIS DES VLEES / HIER RUST /MARIA ADRIANA DUBIEN STIRF ANNO / 1756: MART: 31 / EN HENRICUS MALCHAIR HAEREN MAN MEESTER VANT BROEDERSCHAP VAN DE H : MOEDER ANNA STERF DEN 19 JUNY 1784 / /BID GOD VOOR / DE ZIELEN. Hoog 1.5 S, breed 0.995 M. Afb. 680. 7. Een kruis zonder opschriften maar versierd meteen voorstelling van den gekruisten Christus; hoog 1.33, breed 0.52 M. Afb. 681. Voor de hier niet beschreven grafkruisen wordt verwezen naar de „Maastrichtsche Grafsteenen” (Public. LXXVII (1941), blz. 278 e.v.). In den Zuidwand van den Zuider-transeptarm is een (brokstuk van een) gedenksteen ingemetseld met een opschrift in gothische minuskels: (d)er NAE jhS SY GEBEI / DYT VAN DER NABUER G . . / JS GEMAEKT DIS kap / A° XVC JN IX SODER LUEGE. Hoog 0.41 M., breed 0.45 M. (Vgl. Maasg., 1909, blz. 16.) Buiten tegen den toren is een gedenksteen opgesteld voor den graaf van Tilly en zijn vrouw gravin d’Aspremont van Reckheim. (Vgl, hiervoren blz. 449, no„ 128 en hiervoor blz. 710.) Het opschrift herhaalt de bepalingen, vervat in de schenkingsacte van den 29 November 1732, en luidt: EN MEMOIRE DU COMTE de tilly, EN / SON VIVANT GENERAL DES TROUPES / DE L : H : P : LES- ETATS GENERAUX DES / PROVINCES UNIES ET GOUVERNEUR / DE MAESTRICHT & / LA COMTESSE SON EPOUSE NÉE / COMTESSE D’ASPERMONT DE / RECKHEIM A LAISSÉ L’lNTEREST / D’UN CAPITAL DE CINCQ MILLES / FL° : AUX PASTEUR ET MAMBOURGS / DE CETTE EGLISE A CHARGE ET/CONDITION QU’lLS FERONT FAIRE LEUR ANNIVERSAIRÉ LE VENDREDY / APRES LES CENDRES A ONZE HEURES / AVEC DISTRIBUTION DE PAINS AUX / 40 PAUVRES ET QU’lLS DONNERONT CHAQUE ANNEE A PERPETUITÉ DES / HABITS NEUVES A L'HONNEUR DE / JESUS MARIA JOSEPH a un / homme et une femme de leur / paroisse, chaque de Afb. 681. St. Martinuskerk. Hardsteenen kruis. - Gedenk¬ steenen. GEMEENTE MAASTRICHT. LA VALEUR DE / 40 FL° ET A UN JEUNE GARCON UN / DE 20 LE TOUT CONFOR / MEMENT / A L’ACTE PASSÉE SUR CE SUIET / LE 29 DE NOVEMBRE 1732. De HULPKERK van den H. GERARDUS, Rechtstraat 69, achter het huis de Gouden Leeuw (vgl. blz. 717 nr. 1) bezit een gesneden communiebank, XVIII A. De voormalige RÉFUGIÉ VAN MEERSSEN, Hoogebrugstraat43 (vgl. Heemschut, 1938, blz. 4e.v.)—in i797doordeFranschen als nationaal goed publiek verkocht, in 1834 ingericht tot fabriek van gekleurd glas, daarna als huurkazerne steeds meer vervallen, tenslotte door de gemeente aangekochten in 1947 gerestaureerd — is thans zetel van de Dienst der Stadsontwikkeling. De voorvleugel heeft een vijf traveeën tellende hardsteenen voorgevel met drie naar boven toe lager wordende verdiepingen gescheiden door horizontale lijsten; boven de onderste lijst een gevelsteen met het jaartal 1690 en twee wapens; links in den gevel bevindt zich een voormalige koets- nnnrf ‘ mpf paii mrool TAp 1 ■ »-i» i I. 111GL Glk.il W V Cl tl 1 /.IjUGlil. L/G M Ulo' kozijnen zijn bij de laatste restauratie hersteld. Op de beide bovenste verdiepingen tweelichtvensters. Afb 683. Aan de zijkanten trapgevels; links (verbouwd) baksteen; rechts een gevel van mergel, die o,a. blijkens de kleine vensters ouder moet zijn dan den voorgevel; op de groote kraagsteenen is bij de restauratie een balcon aangebracht. Afb. 682. Het gedeelte aan het Grachtstraatje heeft slechts één verdieping onder een zadeldak, dat eveneens door een trapgevel wordt afgesloten. De vijf smalle vensters in hardsteenen omlijstingen met accoladebogen in de uit mergel opgetrokken straatgevel,' XVI, van dit gedeelte zijn bij de laatste restauratie weer alle vóórzien van tusschendorpels, zooals er voordien nog slechts in één der vensters een aanwezig was. Afb. 682. ■ De achtergevel met vakwerk is 'in 1947 sterk gecompleteerd. Het in de Lodewijk XV-periode inwendig gemoderniseerde huis heeft nog een balustertrap uit den tijd van den voorgevel. De kelder wordt overkluisd door tongewelven van mergel. Afb. 682. Réfugié van Meerssen. Zijgevel. VOORSTAD WIJK. Afb. 683. Réfugié van Meerssen. GEMEENTE MAASTRICHT. Het HOSPITAAL VAN ST. GILLES, Hoogebrugstraat 37, herinnert aan het gelijknamige Gasthuis, dat door de H. H. Monulphus en Gondulphus zou zijn gesticht; het biedt thans huisvesting aan oude vrouwen en bestaat uit een gebouw, XVII B, waarin drie kruiskozijnen ter weerszijden van den ingang. Deze heefteen omlijsting van Naamsche steen met een gevelsteen er boven; de voor¬ stelling is afgekapt en het jaar¬ tal 1759 bewaard gebleven. Een kroonlijst sluit den gevel af en hierboven wordt het dak door vier kapellen doorbroken. Aan de Oostzijde sluit een aanbouw aan met twee kruiskozijnen en een eenvoudige deuromlijsting. (XVIIIc). Afb. 684. WOONHUIZEN. Van den middeleeuwschen woningbouw zijn slechts fragmenten bewaard, zooals de kelder onder het voormalig (modern) Hotel Renaissance, Rechtstraat 21, PI. XXIX. De aan het grachtje gelegen XVIe eeuwsche hooge zijgevel in mergel van de voormalige Réfugié der proostdij van Meerssen (Hoogebrugstraat 43, vgl. blz. 714) wekt herinneringen op aan Middeleeuwsche paleizen, terwijl in het Pastoorstraatje de overgebouwde zijgevel van het in 1941 door bominslag verwoeste huis Rechtstraat 4 aan de middeleeuwsche woningen van kleine schaal deed denken (zie afb. 553)-De meeste woonhuisgevels vertolken den bouwtrant van de XVIIIe eeuw, waarbij opgemerkt dient te worden, dat vele ontstaan zijn uit de verbouwing, de moderniseering, van XVIIe eeuwsche huizen. De stijlkenmerken van deze periode zijn intusschen nog aanwezig en spreken uit de vaak nog oorspronkelijke XVIIe eeuwsche kroonlijsten, uit de nog waarneembare sporen van kruiskozijnen — al zijn de kruizen uitgebroken, de vensteropeningen veelal naar onderen verlengd en deze veranderingen door het sausen minder opvallend geworden — uit de puien in Naamsche steen, welke echter in den laatsten tijd veelal vervangen zijn door moderne winkelpuien. Is bij de verandering het karakter van dien aard, dat de oorspronkelijke toestand nog te onderkennen valt, dan wordt dit weergegeven door „gewijzigde pui”. De gevels van de XVIIIe eeuw beantwoorden aan de typeering, hiervoren op blz. 654 e.v. gegeven. Eenzelfde indeeling wordt ook hier gevolgd. Opgemerkt zij, dat de afdekking aan den bovenkant der vensteromlijstingen op verschillende wijzen werd verkregen: bij het kruiskozijn, dat zich tot omstreeks 1740 handhaafde, bestond deze uit twee langwerpige blokken; een volgende periode PLAAT XXIX. Rechtstraat 21. Kelders. Naar optnetingen van G. DE HOOG. 191 5- PLAAT XXIX. Rechtstraat 21. Kelders. Naar opmetingen van G. DE HOOG. 1915. PLAAT XXIX. VOORSTAD WIJK. Atb. 685. Hoogebrugstraat. O. I. mkttekening door N. Klotz, 1669, i. h. Rijksarch. te Maastricht. maakt gebruik van een afdekking, welke het midden houdt tusschen een latei en een boog; aan de bovenzijde is zij recht als een latei, aan de onderzijde gebogen, zoodat ik in dit geval spreek van een latei boog, al dan, niet met een sluitsteen, In dit laatste geval bestaat de afdekking dus uit drie blokken. Ook komt de segmentboog voor, waarvan buiten- en binnenlijn evenwijdig zijn en den segmentvorm hebben. Nog later op het eind van de XVIIIe en in de eerste helft van de XlXe eeuw, vindt de latei weer toepassing. Het zijn vooral de straatwanden in de Hoogebrug- en in de Rechtstraat, die aan Wijk een eigen sfeer geven. Hier immers rijen zich nog aaneen de grauwe gevels in Naamsche steen en de veelal donker geschilderde en lichtgesauste gevels in baksteen met hun zware bergsteenen vensteromlijstingen; groote koetspoorten zoowel als de gootlijsten op de verschillende hoogten geven levendigheid; de flauw-hellende zadeldaken met hun dakkapellen zijn mede karakteristiek. (Vgl. afb. 685 en 688-691). Poorten. Het hiervoren (blz. 606) omschreven type der edelmanswoningen met groote koetspoort vindt men in Wijk terug in: RECHTSTRAAT 69. De Gouden Leeuw, baksteengevel volgens het type van XVII B, Stadsbeeld. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 686. Hoogebrugstraat 69. in 1942 gerestaureerd, waarbij de vensterkozijnen volgens gevonden aanwijzingen in eere zijn hersteld. Gelijkstraats een koetspoort, deur en twee kruisvensters; op de eerste verdieping vier kruisvensters; op de tweede verdieping twee tweelicht- en één zeslichtvenster. Hoofdgestel met consoles, geprofileerde VOORSTAD WIJK. lijsten en drie cartouches met AN-17-04. Gevelsteen met een liggenden leeuw in een cartouche: IN DEN GOUDEN 00 leeuw 00. Afb. 686. 2 HOOGEBRUGSTRAAT 28—30. Uitspanning A la clef efOr, de gouden sleutel. — 28. Gesauste baksteengevel met twee maal vijf vensters oorspronkelijk met kruis- en tweelichtvensters; de opgaande stijlen doorgetrokken tot aan de gootlijst. In het gelijkstraats een koetspoort in omlijsting van Naamsche steen met breede voegen, de poortdoorgang overkluisd met troggewelfjes, ingang met geprofileerde omlijsting in Naamsche steen en met bovenlicht met lateiboog en eenvoudigen sluitsteen, twee vensters met lateibogen, plint van Naamsche steen met paneelvulling. In het bovenlicht een houten raam met een sleutel. Vgl. nr. 32. Afb. 688 3 HOOGEBRUGSTRAAT 11. Uit het midden der XVIIIe eeuw dagteekent het huis IN DEN KEERSSEBOOM; zie hierna nr. 32, afb. 691; — 13 ; •— 15. RECHTSTRAAT 88b. Geblokte omlijsting van een voorm. koetspoort; XVIlla. XVIIe eeuwsche gevels volgens type a. (blz. 628). 4 HOOGEBRUGSTRAAT 68. In baksteen geschilderde gevel van twee verdiepingen, gewijzigde hardsteenen pui. 5 ruiterstraatje 15. Gevel van blókken mergel, met jaarankers 1619. Gedeeltelijk behouden zijn: 6 HOOGEBRUGSTRAAT 18. Achtergevel: hoofdgestel met consoles. Afb. 689, vgl. blz. 728, nr. 54. 7 — 26. Hoofdgestel in mergel met gegroefde en sterk geprofileerde consoles; tusschen de consoles gebeeldhouwde rozetten van verschillenden vorm. Afb. 688. 8 — 48. Gesauste baksteengevel, gewijzigd met behoud van het hoofdgestel met consoles en schijven; twee krulankers. 9 — 56. In de XVIIIe eeuw verbouwd (zie blz. 728, nr. 56); op de eerste verdieping hoekblokken en omlijsting van twee kruiskozijnen. — 64. De zijgevel a/d Grachtstraat. tu RECHTSTRAAT 47. Winkelpui. — 80. In baksteen geschilderde ge vel, oorspronkelijk met twee kruis- en twee tweelichtvensters, twee geprofileerde lijsten hoofdgestel met consoles van het oudere type; gevelsteen met: 1663 / in sinte /christoffel. Afb. 687. 11 SMEDESTRAAT ii, hoek Steenenwal. Jaarankers 1646 (gesloopt). GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 688. Hoogebrugstraat 34—28. Afb. 689. Hoogebrugstraat 26—16. Fragmentarisch: RECHTSTRAAT 17. Gelijkstraats van blokken Naamsche steen, gewijzigd met behoud van sporen van twee kruisvensters; vier gesmede ankers. Verdieping in baksteen toegevoegd. Tot de uitlopers van het hiervoren (blz. 628) gegeven type behooren de gevels met de kenmerken omschreven op blz. 633, een type, dat tot in XVIIIA toepassing vond. Als voorbeelden er van dienen genoemd te worden: Afb. 690. Hoogebrugstraat 12—2. Afb. 691. Hoogebrugstraat 7—13. VOORSTAD WIJK. 12 GRACHTSTRAAT 39. Gesauste baksteen-gevel. Gelijkstraats oorspronkelijk twee kruis¬ kozijnen en een deur met rechthoekig bovenlicht; op de verdieping oorspronkelijk twee tweelichtvensters. Twee vlakke lijsten, drie vlakke mergelblokken met voorsprong van ongeveer 1 cm.; kroonlijst van mergel. XVII B. HOOGEBRUGSTRAAT 50; gevelsteen: 17 bloem 12. — PASTOORSTRAAT 8, zie nr 18. 13 RECHTSTRAAT 30. Op de verdieping oorspronkelijk twee kruiskozijnen; gewijzigde hardsteenen pui. XVIII d. 14 — 40. In roode baksteen geschilderde gevel; oorspronkelijk twee kruiskozijnen, twee naar onderen verlengde tweelichtvensters. Twee geprofileerde lijsten; hoofdgestel met consoles. 15 — 69, zie blz. 717, nr. 1. 16 — 73* Gesauste baksteen, oorspronkelijk twee kruis-en twee tweelichtvensters, hoofdgestel met consoles. Pui gewijzigd. 17 — 77. Op de verdieping hoekblokken, oorspronkelijk twee kruis- en twee tweelichtvensters; de laatste naar boven verlengd. Afgekapte gevelsteen in geprofileerde omlijsting (1704). Moderne pui. — 82, 84, zie nr. 21. STEENENWAL 23. 18 PASTOORSTRAAT 8. In den bovendorpel van de deur een cartouche met CURATO STrUCta doMUs (= 1715). Gesloopt. Fragment: BRUGSTRAAT 58. Gemoderniseerd in 1925 met behoud van jaarsteenen: ANNO en 1673 en gevelsteen met gouden bokaal: LA COUPE d’or. Voorts nog: 19 HOOGE BRUGSTRAAT 2, hoek Lage Barakkenstraat. Pui gewijzigd; brandgevel oor¬ spronkelijk met trappen; zijgevel gecement. Afb. 690. 20 kalminkstraat i. Pakhuis met rondbogig poortje in omlijsting van Naamsche steen; drie en vijf kleine vensters met gedrukten boog; geprofileerde kroonlijst; eenvoudige ankers. 21 rechtstraat 12. Hoekblokken, pui nieuw. Slotplaat met dubbelen adelaar. RECHTSTRAAT 78, pui vernieuwd; — 82, gevelsteen IN HET GULDEN HOEFT; 84, pui vernieuwd; alle met twee maal twee vensters, waarvan de omlijstingen ongeveer 1 cM. voorsprong hebben. 22 ruiterstraat ii. Op de verdieping twee houten kruiskozijnen; Jioofdgestel ge¬ sloopt. SMEDENSTRAAT 4; — 6; — 8. -—5- Gevelsteen: laurierboom. 23 HOOGEBRUGSTRAAT 43. Voorgevel van de voorm. Réfugié van Meerssen, (afb. 683). Van Naam- 24 RECHTSTRAAT 62. Twee maal drie vensters; op de eerste verdieping gewijzigde sche steen: GEMEENTE MAASTRICHT. 25 26 ■l BH Afb. 692. Hoogebrugstraat 19, breed 4,30 M. kruis-, op de tweede tweelichtvensters met luiken, maar zonder ramen. Twee geprofileerde waterlijsten, boven de onderste twee steenen met: ANNO en 1660. Hoofdgestel met consoles. Overblijfselen van trapgevel. STEENENWAL 21. Hoofdgestel met consoles; op de eerste verdieping twee vensters in omlijsting van blokken en gedekt met lateibogen; op de tweede verdieping oorspronkelijk twee kruisvensters in omlijsting van regelmatige blokken met terugliggende voegen. Koperen slotplaat. Topgevels. De topgevels zijn in Wijk heel schaarsch. Het vermelden waard is de smalle gevel van HOOGEBRUGSTRAAT 19. Oorspronkelijk met twee kruiskozijnen op de verdieping, een kroonlijst van mergel met consoles, een zolderdeur in omlijsting van mergel en met gedrukten rondboog, een geprofileerde waterlijst in mergel en een bekroning in mergel. De zijkanten van den top bestaan uit ingezwenkte dekstukken van mergel, die uitlopen in een voluut. Dit alles beantwoordt aan de vormgeving XVIIB. Een jaarsteen boven de pui vermeldt in een cartouche het jaartal 1694. Afb. 692. De gewijzigde pui is gemoderniseerd door eene met bekleeding in hout. Pilastergevels. 27 RECHTSTRAAT 89. Gepleisterde gevel met vier pilasters, oorspronkelijk kruisvensters en op de tweede verdieping vensters met een middenstijl. Op de tweede verdieping drie festoenen met linten, op de eerste met vruchtenslingers. De pilasters op eerste en tweede verdieping gedekt o. s. door een Ionisch en een Dorisch kapiteel. Afb. 693. 28 — 7. Gesauste gevel met plint van groote platen Naamsche steen, gevat tusschen twee geblokte pilasters; 7 vensters breed; middenrisaliet, gedekt VOORSTAD WIJK. door een driehoekig fronton van hout, waarin een rond venster. In de middenpartij rechts van de deur een blind venster, eveneens een hierboven. Ingang in zwaar geprofileerde omlijsting van Naamsche steen en gedekt door een driehoekig fronton. Hiernaast een poort, waarvan de omlijsting een driedeelige sluitsteen heeft; het gebeeldhouwd middelste lid gevat tusschen AN en NO 17 90. Gevels met een verticale en horizontale verdeeling volgens de staanders en liggers in den vakwerkbouw (blz. 661). 29 30 31 32 34* Baksteen (gecement); 2 maal vier vensters, de lateibogen sluiten aaneen; geprofileerde waterlijsten om de sluitsteenen gecornischt. Afb. 688. 54- Gesauste baksteen. Deur oorspronkelijk in de as. Gevelsteen: i 7 in de REYP GRUDTMOLEN 46. — 64. 17 IN DE SONWIJSER 86. 35 RECHTSTRAAT 32. Van de vijf voorm. kruisvensters waren de drie middelste gekoppeld. Deuromlijsting in Naamsche steen, op den tusschendorpel: ereCtaM De Vs ConserVet (1700); pui gewijzigd. — 49. BRUGSTRAAT 62. Gesauste baksteen, geprofileerde lijsten. HOOGEBRUGSTRAAT 6. Oorspronkelijk met een deur en drie vensters; twee verdiepingen; lateibogen met eenvoudigen sluitsteen, gevelsteen: een stad: IN HET KASTEEL VAN LIMBURG (1786). Afb. 690. — 11. Vijf vensters breed, twee verdiepingen; koetspoort. In het midden, hierboven gevelsteen: IN DEN KEERSSE Afb. 691. 17 boem 52. — 13. Twee maal 5 vensters; breede Afb. 693. Rechtstraat 89, koetspoort. Afb. 691. breed 8,72 M. — 28. Gesauste baksteengevel met oorspronkelijk vijf kruisvensters en vijf vensters met middenstijl. Zie blz. 719, nr. 2. Koetspoortdn omlijstingwan Naamsche steen met breede voegen en sluitsteen met 1711, schramppalen (bollen). De doorgang gedekt met troggewelfjes. Afb. 688. Vgl. blz. 719, nr. 2. — 30. Geprofileerde deuromlijsting van Naamsche steen en met eenvoudigen sluitsteen gedekt bovenlicht. Twee vensters met segmentbogen. Twee winkelkasten (XIX a) zijn thans verdwenen. Afb. 688. GEMEENTE MAASTRICHT. — 54—56. Hoekhuis Smedenstraat. Drie verdiepingen van vier traveeën aan de Rechtstraat. De onderpui geheel van Naamsche steen, de kruiskozijnen bij de restauratie in 1946 — '47 hersteld. Afb. 694. — 74. Gesauste baksteen met twee maal drie gekoppelde vensters met lateibogen; pui vernieuwd. — 86. Pui gewijzigd. — 98. Geblokte pui van Naamsche steen; deuromlijsting met gebeeldhouwden sluitsteen (Régence). — 89 a. Pui nieuw. STEENENWAL 24. Pui gecement; op de eerste verdieping drie hooge smalle vensters met tusschendorpel; op de tweede verdieping drie smalle rechthoekige vensters. Geheel van Afb. 694. Wijk, Rechtstraat 54—56, breed 15,75 M. HOOGEBRUGSTRAAT 36. Zie nr. Naamsche 4^. Afb. 697. steen: 38 RECHTSTRAAT 25. Gesaust; in de dammen gebeeldhouwde bloemhangers met strikje; pui gewijzigd. — 59. Geblokt; 3 maal drie vensters; op de eerste verdieping oorspronkelijk kruiskozijnen, evenals thans nog aan den achtergevel; op de tweede en derde verdieping tweelichtvensters. — 91. Breede, geblokte dammen; lateibogen met sluitsteen. Gevels met de kenmerken omschreven op blz. 661. 39 BRUGSTRAAT 60. Geschilderd, gevelsteen'- hoofd tusschen 17 - 35- 40 HOOGE BRUGSTRAAT 3. Pui nieuw; twee maal twee vensters met segmentbogen; • uitzwenking op de eerste verdieping. Gevelsteen; een groen huis - 17 IN HET GROEN HVYS 68. 41 , •— 27. Als baksteen geschilderd; pui gewijzigd; gevelsteen met een gevulde (haver-)zak, waar overheen een chronogram (1734). CVstoDIatVr SACCVs aVenaCeVs reCens ^eDIFICatVs. VOORSTAD WIJK. 42 43 44 — 52. Pui van Naamsche steen. Gevelsteen (1796) met een paard: IN HET SWARTE PAARD. RECHTSTRAAT 92. Moderne winkelpui. Als baksteen geschilderd; segmentbogen met sluitsteen; 2 maal twee vensters; uitzwenking op de eerste verdieping. Gevelsteen : IN DEN SPIEGEL; op de bovenhelft der omlijsting CLeMentIa: DeI: atqVe: operIbVs: strVCta. WÖ8). Cörversplein 12. Pui: tusschen twee vensters de deuromlijsting met Regenceschelp. Evenals op de eerste verdieping oorspronkelijk kruiskozijnen, op de tweede twee vensters met middenstijl. Gevelsteen: 17 in DE GRUDTMEULEN 40. Afb. 696. Na beschadiging door bominslag gerestaureerd in 1942/43, waarbij de roede-indeeling der vensters is hersteld en de deur uit de as is verplaatst. Geheel van Naamsche steen: Afb. 695. Brugstraat 54—56. Gevels in den Lodewyk XVI-styl. 45 BRUGSTRAAT 54— 56. Baksteenen gevel met 2 maal vijf vensters. Pui van Naamsche steen met rondbogig gesloten vensters, gegroefde pilasters, gebeeldhouwde sluitsteenen. Afb. 695. Afb. 696. Cörverplein 12. GEMEENTE MAASTRICHT. Geheel 46 van Naamsche steen: 47 48 49 Afb. 697. Hoogebrugstraat 36, breed 5,85 M. RECHTSTRAAT 7 A. Poort met gebeeldhouwden sluitsteen (1790), vgl. hiervoren nr. 28. HOOGEBRUGSTRAAT 36. Sierlijke, gave gevel met 2 maal drie vensters, voorzien van gesneden ramen. Geblokte hoekdammen. Middenrisaliet met gebeeldhouwde pilasters; deuromlijsting met gebeeldhouwden bovendorpel, waarop een kop en guirlandes; op de verdieping een gebogen fronton met medaillon, op de vlakke pilasters tropheeën. Onderde vensters paneelen, welke op de eerste verdieping versierd zijn met takken, op de tweede met draperieën. Hoofdgestel met eierlijst; een dakvenster. Afb. 697. — 36 a. Doorgang naar achtergelegen bakkerij, een verbouwd huis uit 1736. —44. Geblokte hoekdammen; gelijkstraats deur en twee vensters met lateibogen; op de verdieping het middenvenster met lateiboog, de andere met latei; paneelen onder de vensters en twee geprofileerde waterlijsten; attiek, gebroken kap met pannen en vernieuwd dakvenster. — 58. Geblokte dammen op hoeken en aan het middenrisaliet; verschillend versierde sluitsteenen, een kop in dien van den gegroefden bovendorpel van het middenvenster op de eerste verdieping. Attiek met rozet in een medaillon. Gebroken kap met vernieuwde dekking van pannen; dakvenster. — 72. Hooge en breede gevel van 2 maal zeven vensters; de middenpartij zonder voorsprong heeft 2 maal drie vensters en een halfrond fronton met fl VOORSTAD WIJK, GEMEENTE MAASTRICHT. mergelvulling; hierin een venster in omlijsting van Naamsche steen, de sluitsteen versierd met een naar links gewenden kop —- de mergelvelden hiernaast met draperieën. Het fronton wordt gedragen door telkens twee consoles met acanthus-motief en maskeron op de geblokte hoekpilasters van de middenpartij . De pui is geblokt, heeft zware gebeeldhouwde sluitsteenen en (thans) twee niet in de architectuur sprekende ingangen. Gebroken kap met leien in Rijndekking; 2 maal twee dakvensters en een boven het fronton. Afb. Ó98.Voor de vroegere inrijpoort aan de Grachtstraat zie nr. 51 • Voorts behooren nog tot de XVIIIe eeuw de navolgende gevels, welke ten deele uit verbouwing van oudere panden zijn ontstaan: 50 GRACHTSTRAAT 34. Gelijkstraats oorspronkelijk twee kruisvensters, een deur en een dergelijk venster. Op de verdieping een venster met middenstijl en een uit breede rechte stukken en een, dat half zoo groot is. De deuromlijsting bestaat uit breede rechte stukken en heeft een rechthoekig bovenlicht. In den tusschendorpel: 17 INT BLAUW HVYS 67. 51 — 38. Inrijpoort met omlijsting in Naamsche steen; gedrukte boog met 1773 in den sluitsteen. Waarschijnlijk oorspronkelijk toegang gevend tot den achterhof van Hoogebrugstraat 72 (vgl. nr. 49), waartoe een klein huis met gebroken kap mede behoord zal hebben. — 40 en 40a. Gesauste baksteen; jaarsteenen 17-52- 52 HOOGEBRUGSTRAAT 8. Gesauste baksteen met twee vensters met lateibogen; op de tweede verdieping omlijsting in cement. Pui gewijzigd. — 10. Pui van Naamsche steen; gesauste baksteen; lateibogen. — 12. Een verdieping met drie vensters met segmentbogen. Pui gewijzigd. — 14.Geschilderde baksteen, lateibogen; twee ovale zoldervensters in omlijsting van Naamsche steen. Afb. 690. 53 — 16; — 16a. Baksteen geschilderd; 2 maal vier vensters; vroeger met leien, thans met pannen gedekt; 2 maal twee dakkapellen. Pui van 16 geheel gemoderniseerd. Afb. 689. 54 —18. Als baksteen geschilderd, segmentbogen met sluitsteenen, ovale zolderramen, zooals bij 14. Pui: deur in geprofileerde omlijsting en met bovenlicht tusschen twee ramen, alle gedekt met lateibogen. Gevelsteen: IN DEN WITTEN ENGEL 1765. Achtergevel met hoofdgestel op consoles. Afb. 689. Vgl. nr. 6. 55 — 20; — 22; — 24. Lateibogen zonder sluitsteen; — 26. Zijgevel aan de Heydenstraat met jaarankers A 1.92. Afb. 689. — 28; — 3o zie blz. 723, nr. 32. — 32. Gesauste baksteen; 2 maal drie vensters met lateibogen; pui gemoderniseerd. Afb. 688. — 38; — 42; — 46. 56 — 56. Gelijkstraats: plint van groote blokken, deur, twee vensters met lateibogen. Op de verdieping hoekblokken en twee vensters in omlijsting van het type XVIIA; VOORSTAD WIJK. 57 60 58 — 78; — 82; — 84. Als baksteen geschilderd, 2 maal twee vensters, waarvan de omlijstingen ongeveer 1 cm. voorsprong hebben; de puien vernieuwd. — 84. Met gevelsteen IN HET GVLDEN HOEFT. — 94. Geschilderd, 2 vensters met lateibogen en oorspronkelijk met kruisen; jaarsteenen 17-58. Pui van Naamsche steen. 59 —ib. Twee ovale zoldervensters.—25. Oorspronkelijk met drie kruiskozijnen. Pui gewijzigd. — 27. Als baksteen geschilderd. — 41. Gesauste baksteen; — 65, met geprofileerde deuromlijsting. — 61—59; — 69; — 81. Oorspronkelijk kruiskozijnen; lateien met sluitsteen. PASTOORSTRAAT 2; — 4. Gesauste baksteen; vensters met segmentbogen. 61 RECHTSTRAAT 13; — 14. Pui van Naamsche steen + 1800. — 16. Als baksteen geschilderd; gevelsteen: boom. — 18. Lateibogen. — 20. Gekoppeld venster op de verdieping, 2 maal een dakkapel. — 23. Vier oorspronkelijke tweelichtvensters. — 31. Als baksteen geschilderd, gebroken kap. — 33. Met gebroken kap. — 36. 62 — 37, hoek Kattenstraat. Gesauste baksteen; vier vensters, hoekblokken; gevelsteen: kat. De geprofileerde deuromlijsting met ovaal bovenlicht heeft plaats gemaakt (1925) voor een moderne winkelpui. — 38. 63 — 41; — 42. Gesauste baksteen, 2 maal vier vensters met driedeelige lateibogen. — 44; — 46. lateibogen zonder sluitsteen; — 51* Gesauste baksteen, 3 maal twee vensters met lateibogen. De oorspronkelijke roede-indeeling in October 1942 door eene met glas in lood vervangen. — 53. Als voren, 3 maal drie vensters. — 57. Pui vernieuwd. — 57a. 64 — 63. Als baksteen geschilderde gevel met 2 maal drie vensters in omlijsting van rechte stukken en gedekt met lateibogen met sluitsteen. De geblokte pui van Naamsche steen heeft een geprofileerde en gebeeldhouwde deuromlijsting met bovenlicht tusschen twee vensters, welke verbreed zijn. De middendorpel van de deuromlijsting heeft in het midden een moorenkop met veeren en terweerszijde een cartouche, waarop links MDCC rechts XLII staat (1742). 65 — 64. Gesauste baksteen, 3 maal twee vensters met lateibogen en roedeindeling op de derde verdieping; pui vernieuwd. — 65; — 67. Pui. — 93. de tweede verdieping toegevoegd; gevelsteen met gouden schaar op groen: IN DE GOUDE SCHMOUCK SCEER. Vgl. nr. 9. — 58- Vensters met roede-indeeling. Zijgevel aan de Smedenstraat met slotbeslag (Hh 1700) en deurkruk (+ 1800). — 66. Als baksteen geschilderd; 2 maal twee vensters; pui nieuw. Gevelsteen. Afb. 699. — 68; — 68a; — 70. Gesaust, 2 maal drie vensters met lateibogen; puien geheel nieuw. — 74, de gevelsteen: IN DE GROOTE STADELER (i777) thans in het museum. GEMEENTE MAASTRICHT. — 96. Geschilderd, lateien,gevelsteen: (afgeknapt): 17 INT LOTTERINGE KRVIS 91. — 98. Vgl. nr. 36. — 104. 66 ruiterstraat 7. Baksteengevel met vensteromlijstingen van Naamsche steen. Gevelsteen: 17 — IN — DE — STADT — RUMUND — 70. Afb. 700. Geheel 67 RECHTSTRAAT 83. Moderne pui, 2 maal drie lateien. — 85. Geblokte middendam; van Naam- 2 maal twee segmentbogen, twee geprofileerde lijsten, sche steen: Afb. 700. Ruiterstraat 7; AMBY. Het KASTEEL GUESSELT bestaat uit een door dubbele grachten omgeven baksteenen huis met vierkanten toren in front en twee aan de frontzijde later toegevoegde vleugels. Habets, De Leenen van Valkenburg, Public., 1884, blz. 377. L. baron de Crassier, Dictionnaire historique du Limbourg, Public., 1930, e.v. subvoce Amby. De Maasgauw, 1943, blz. 44 e.v. De geschiedenis van dit kasteel is niet geheel opgehelderd. Volgens het Leenboek (Register 1381 Dobbelsteyn) van Valkenburg was het een groot leen van Valkenburg, waarmede in 1381 beleend wordt Jan van den Herte: „accepit in feodum terram de Goessel usque ad aquam”. 1386 is Herman van Beusdael man „van den borch te Goesselt mit den Blochhuyse”. XVlb wordt het goed verheven door leden der geslachten van Blitterswijck gen. Passart en van Palant. XVId behoorde het kasteel en % van het leen aan Edmond Passart van Blitterswijck; het andere Vs „comprenant la tour et la nouvelle habitation” (de Crassier) aan Andries van Pallant, die in 1596 sterft. In zijn huwelijkscontract is sprake van „le chateau ou maison forte de Guesselt environné de trois fossés d’eau vive” (de Crassier). 1623. In dit jaar verkoopt Karei van Palant zijn aandeel aan de Augustijnen te Maastricht, die 1662 het vóór 1662 overgedaan hebben aan Willem Schellart, Kanunnik van St. Servaas. 1678 of daaromtrent komt Karei van Brienen, ridder, iri ’t bezit van Guesselt; zijn vrouw Margareta de Valzolio heet erfvrouw tot Guesselt (Habets). Sedert dien is het goed aan de van Brienen’s gebleven tot 1816, toen Jkvr. Albertina van Brienen Guesselt ten huwelijk bracht aan Cornelis Cramer, heer van Volenbeek (Putten op de Veluwe), wiens zoon Karei in 1888 overleed; tien jaar later kwam het goed door koop aan Mr. Peperkamp, wiens weduwe er nog eigenaresse van is. Het kasteel bestaat uit een hoofdgebouw in gesauste baksteen, opgetrokken op een nagenoeg rechthoekig grondplan met een uitgebouwden vierkanten toren in front. Hiernaast zijn twee vleugels uitgebouwd, die een binnenplein vormen vóór den toren en aan de brug door een hekwerk van eenvoudige pijlers van Naamsche steen worden verbonden. De middenstijl van het eenvoudige hek eindigt in een lettervlechting van O en B. Het hoofdgebouw heeft aan de achterzijde tweemaal zes regelmatig over den gevel verdeelde vensters; deze behooren in het gelijkvloers tot een hal in het midden en een vertrek ter weerszijde. De vensters zijn waarschijnlijk in de vorige eeuw aangebracht; Naamsche steen vindt alleen toepassing aan de onderdorpels, die een profiel (XVIII ?) hebben, terwijl de bovendorpel getoogd is. De zijgevels hebben twee maal twee dergelijke vensters. De keldervensters zijn klein en hebben een omlijsting van blokken Naamsche steen. De gevels worden afgesloten door een geprofileerde kroonlijst met consoles (van het type XVII A; vgl. hiervoren blz. 629 e.v.) en verhoogde schijfjes er tusschen. Het leiendak is vervangen door een van grijze pannen. De toren, eveneens in baksteen, heeft hoekblokken, een kroonlijst met consoles, een uurwerk en ter hoogte van de eerste verdieping een ovaal venster in een Literatuur. Geschiedenis. Beschrij¬ ving. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 701. Kasteel Guesselt. gebeeldhouwde omlijsting met vruchtenornament en halve naaktfiguurtjes op de hoeken; aan de bovenzijde heeft een vlakgehouden steen waarschijnlijk dienst gedaan als zonnewijzer; aan de onderzijde een cartouche met RECTE ET FORTITER, waaronder het jaartal ANNO — 1657. De ingang is gevat in een omlijsting van Naamsche steen, kennelijk een wijziging, welke een eeuw nadien werd aangebracht. De achtkantige spits is met leien bekleed en eindigt in een ui en peer met windvaantje. De gesmede en waarschijnlijk vernieuwde spil eindigt in een schijf, waarbinnen een kraanvogel en het jaartal i8(?)87. De baksteenen brug heeft één boog; een ijzeren plaat boven eeti anker in het midden van den boog aan de zuidzijde geeft het jaartal 183(1). Naast den boog is aan deze zijde een wapenste'en (XVIId/XVIIIa) ingemetseld, die misschien de vererving van Guesselt kan verklaren. De steen is 0.61 hoog en o. 59 M. breed; hij is van mergel en vertoont een met een leeuw beladen ruitschild, dat gedekt wordt door een kroon met parels. Terzijde zijn kwartierwapens aan een strik opgehangen. Aan de eene zijde een leeuw (Schellart of Vazolio) — de naam op het lint is onleesbaar —; daaronder een schild met drie (2 en 1) rechtshellende klophamers; het lint vermeldt den naam (m)ally. Op de andere zijde een schild, beladen met een merlet; de naam luidt (le)maire ; hieronder een schild met een verkort leliekruis en den naam DANNOY. Aan den ingang tot den voorburcht is een gesmeed ijzeren hek geplaatst, dat in den top met een vaantje met leeuw prijkt, afkomstig van het landgoed Volenbeek bij Putten (Veluwe), waarvan het huis volgens v. d. Aa, Aardrijks¬ kundig Woordenboek, in 1874 is gesloopt. Afb. 701. Caberg, zie onder Oud-Vroenhoven, blz. 753. HEUGEM. Sedert i Januari 1920 maakt Heugem deel uit van de gemeente Maastricht. Voordien behoorde het tot de gemeente Gronsveld en in vroeger eeuwen tot de heerlijkheid Gronsveld. 1155 1“ het jaar 1155 wordt een leenhof te Heugem „la cour della Warde” als Luiksch vermeld; 1214 in 1214 geeft Hugo van Pierrepont, bisschop van Luik, Simpelveld, Eysden en Heughem in leen aan Walram, zoon van den Hertog van Limburg (de Crassier, Dictionnaire historique du Limbourg, s. v. Gronsveld enz.). 1157 De kerk van Heugem wordt reeds vermeld in een stuk, waarin Paus Adrianus IV de bezittingen van het kapittel van O. L. Vrouw bevestigt: „Ecclesiam de Hogehem cum 1266 decima ipsius uille” (franquinf.t, Invent, blz. 10) en in 1266 wordt de kapel van Cadier afgescheiden van de kerk van Heugem (Hoghem). Ten slotte zij nog vermeld, dat in de XlVe eeuw een geslacht van Heugem (de Hoghen) bloeide, dat er een kasteel bezat. De R.K. KERK van den H. MICHAEL is een eenvoudig modern baksteenen gebouw met een vierkanten toren (XVIII); de toren heeft omlijstingen in Naamsche steen en op die van den ingang een tijdvers op den bo'vendorpel: o aeDes rUrsUs eXUrgens/te tUUs patronUs MIChaeL arChangeLUs serVet. (1851). De kerk bezit: Een geschilderde eikenhouten Communiebank met de borstbeelden van Christus, ter weerszijde van Wien telkens vijf borstbeelden van Apostelen; elk borstbeeld in een gedrukte spitsboognis. Voorts twee afzonderlijke paneelen van dezelfde herkomst, toegepast aan een moderne balustrade. Elk paneel is hoog 0,43 M. en elke nis breed 0.43 M. Vermoedelijk afkomstig van een Apostelbalk. + 1500. Afb. 702—707. Eenvoudige koperen doopvont (XIX A). Geschiedenis. Meubilair. Afb. 702 en 7°3* St. Michaelskerk. Paneelen met voorstellingen van apostelen. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 704—707. St. Michaelskerk. Details van de Communiebank. HEUGEM. Twee eiken banken, met gedraaide pooten, waarschijnlijk XVIIIa. Houten Christus, corpus van een triomfkruis; het kruis is vernieuwd. De Christus is meer dan levensgroot, heeft het met doornen gekroonde hoofd voorover gebogen e n de voeten gekruist, XVIA. Houten statiekruis, met passiewerktuigen, (ten deele vernieuwd), de uiteinden der armen versierd met een schelpmotief, XVIIId. Een gastmaal van Herodes, op doek, binnen de lijst 1.14 hoog, 1.90 M. breed, XVIIIa. Een bekeering van Saulus, alsvoren hoog 1.20, breed 1.67 M. (naar Rubens) XVIIIa. Een H. Hieronymus, ten voeten uit, schrijvend in een bergachtiglandschap(+ 1700). In slechten staat; in den toren. De H. Andreas en de H. Catharina van Alexandrië, op doek, hoog 1.38, breed 0.97 M. + 1700. Christus aan het kruis tusschen Maria, Joannes den aartsengel Michaël, die een dier-mensch met een kruislans doorsteekt en den linkervoet op den kop zet, en de H. Barbara, met kroon en palm; achter haar een toren. Op paneel, naar onderen vergroot; Hollandsche school, richting Pynas. Portret van een geestelijke in lang rochet zonder kant en met zwarten kapmantel, waarop een rood patriarchaal kruis, op doek, hoog 1.62, breed 0.1285 M. XVIIIA? Gedreven en gegraveerde stralen-monstrans, gedeeltelijk verguld. De voet, steel, nodus met acht gedreven engelkopjes en draagvlak zijn laat-gotisch en oorspronkelijk bestemd voor een cylindermonstrans. Op het draagvlak twee zilveren beeldjes, rechts O. L. Vrouw, links St. Lambertus, met het voetstuk hoog 0.058 M. Het bovenstuk later, vermoedelijk XVIId. Zonnemonstrans met ornament van korenaren, druivenranken en acanthusbladeren; gedekt door een kroon met haarband van acanthusbladeren. Hoog 0.575 M. Lodewijk XIV. Gedreven verguld zilveren kelk met jaartal onder den voet, 168(7); drie cartouches op den voet, waarvan een met een gedreven voorstelling van den verrezen Christus met kruis; de nodus met drie cherubijnenkopjes; de cuppa met gedreven korenschoven en wingerdranken. Hoog 0.272 M.; geen merken. Lodewijk XIV. Gedreven zilveren reliekhouder (H. Barbara). Op het voetje, dat jonger is, staat: SOUVENIR DE Cet I.F. Merken: Maastricht en Lodewijk XV. Vier paar gegoten koperen kandelaars op drievoet met engelenkop en klauwpooten; hoog 0.37 M. XVIIB. Een paar dergelijke, hoog 0.38 M. Twee gegoten altaarluchters, XVIII. Vier paar geslagen altaarkandelaars, XIX A. Schil¬ derijen. Zilverwerk. Koperwerk. GEMEENTE MAASTRICHT. Klok. In den toren hangt een klok van 0.64 M. middellijn en met een randschrift van uit de hand gevormde unciaal letters: O REX GLORIE VENi: CUM PACE: AM: O: De zesarmige kroon is geribd; de klok is beschadigd en de klepel verhangen. ± 1300. Verwante opschriften op een klok te Echt en te Wessem; vgl. J. Mialaret, Klokopschriften in de Provincie Limburg. — Public. 1924. Afb. 708. De Hoogenweert naar een teekenmg uit 1782. Orgel, tribune, preekstoel, XIX A. Op het kerkhof worden eenige grafkruisen van Naamsche steen bewaard, waarvan de beste zijn van: IAN POTMANS VISSCHER VAN HEUGEN 1640 DEN 14 7 BRIS EN CATHARINA NOTTER SYN HUYSVROWE. HENRICK BVNNE 1644 DEN 29 APRIL. IAN PLONTERT, JONCKMAN SONE VAN LAMBERT. PLONTER 16(5)3 DEN 11 APRIL. FRANS BECKERS 6 JANUARI 1691. IEN KVYTEN, DOCHTER VAN SYMON KVYTEN f 19 FEBRUARI 1705. ANDREAS ROBORCH PASTOOR VAN HEUGEM SEDERT 15 MAART 1806, OVERLEDEN 14 NOVEMBER 1840, IN DEN OUDERDOM VAN 73 IAREN. HEUGEM. Grafzerk, lang 1.68, breed 0.92 M., van Petrus Theodorus LAMAYE, wethouder der gemeente Gronsveld, geboren te Hermalle onder Argenteau, den 29 Maart 1788, overleden te Heugem den (2) Juny 1855. Boven de deur van de eenvoudige Pastorie bevindt zich een wapensteen met het jaartal 1661 en een door lauriertakken omgeven wapenschild. Het schild is gedeeld: A een molenijzer vergezeld van drie jachthoorns (2 en 1), B drie kepers en in den schildvoet een klaverblad. Afb. 709. Dorpsstraat. PARTICULIERE GEBOUWEN. De Houwert, de Hoogenweert, landhuis op den rechter Maasoever. Van de Houwert is bekend, dat de familie Vaes er in de XVIIIe eeuw eigenaar van was. In de XlXe ging het goed over in de families Coenegracht, Straetmans, Tielens en in het begin dezer eeuw aan den Heer Pierre Regout (L. baron de Crassier, Dictionnaire historique du Limbourg). Het landhuis de Hoogenweert is opgetrokken op een rechthoekig grondplan; het heeft een vierkant torentje en een topgevel. De gevels zijn gepleisterd en het XVIIe eeuwsch karakter spreekt uit den topgevel, het torentje en de kroonlijst op consoles. Verder is het in de vorige eeuw sterk gewijzigd. Afb. 708. Geschiedenis. GEMEENTE MAASTRICHT. De woonhuizen van Heugem hebben gesauste baksteengevels, waarbij hier en daar speklagen zichtbaar zijn, eenvoudige topgevels, hier en daar vensteromlijstingen in Naamsche steen met getoogde lateien. De dakbedekking bestaat uit pannen. De meeste huizen ondergingen in de vorige eeuw-—misschien tengevolge van waterschade, zooals in 1926 — herstellingen, welke aan deze woningen iets gelijkvormigs gaven, zoodat er geen een bijzondere vermelding behoeven. Afb. 709. Afb. 710. De Hoogenweert van den Lichtenberg af. LIMMEL. De geschiedenis van Limmel viel tot aan het tijdstip der inlijving bij Maastricht (i Januari 1920) samen met die van Meerssen. De R. K. KERK van den H. JOHANNES DEN DOOPER is gebouwd in 1863 en vergroot in 1913. Zij bezit: Een doopvont van Naamsche steen; de gebeeldhouwde kuip heeft vier koppen (bijgewerkt) en vrij vlakke reliefs, voorstellende een liggende draak, twee verbonden palmetten, een uil en aan de muurzijde vermoedelijk weer een draak. De kuip wordt gedragen door een dikke, korte zuil en vier hoekzuiltjes, (geheel of) ten deele vernieuwd. XI A. Afb. 711. Op het moderne koperen deksel komen vier medaillons voor, elk het symbool van een der Evangelisten weergevend; deze heeten van het oorspronkelijk deksel afkomstig te zijn, maar zijn er waarschijnlijk namaaksels van. Een credenstafel, XVIIId. Een eenvoudige eiken preekstoel; de zeskante kuip heeft aan de onderzijde een uitgestoken opschrift: P : B : M^E i/a° 1657. Twee gebeeldhouwde grafzerk e n; de eene in het portaal, vertoont een gevierendeeld wapen: I, drie leeuwen (2 en 1); II, drie vijfbladige bloemen (2 en 1); III, drie hamers (2 en 1); IV, een eikentak met drie eikels en drie bladeren. De helm is gedekt met een uitkomende leeuw. In een cartouche staat: Hier rvst inde Here Den Eersaemen/ Willem Dolmans die starf/ Den 31 augustiA0 1661 f.nde/ Anna Savveur syne hvys- VROV/STERFT DEN A° Lager staat TROEST DE ZIELE. Hoog 2.27, breed 1.23 M. Afb. 711. Doopvont. Geschie¬ denis. GEMEENTE MAASTRICHT. De andere zerk (XVII A) is bedekt door een biechtstoel; de lengte bedraagt 1.98 M. In de pastorie worden bewaard: Twaalf gegoten koperen altaar-kan del aars, met getorste schacht, acanthusbladornament en driehoekigen voet met cherubkopje en klauwpootjes; zes zijn hoog 0.28, twee 0.405, twee 0.495 en twee 0.55 M. XVII B. Twee paar gegoten koperen kandelaars met balusterschacht; het eene hoog 0.145 M., het andere 0.46 M. XVIII. Twee geel koperen kandelaars, waarvan de schacht onderbroken wordt door een achtkant met laurierbladeren; de ronde voet staat op een vierkant basement; hoog 0.565 M. XIX A. Het KASTEEL VAN LIMMEL, tegenwoordig genoemd BETHLEHEM, bevat gedeelten van een XVIe eeuwsch kasteel. Geschiedenis. XIII A ln de tweede helft der dertiende eeuw wordt reeds gewag gemaakt van dit slot. Jan van Heelu vertelt immers in zijn „Slag van Woeringen”, dat hertog Jan van Brabant de vijandelijkheden, die aan den slag voorafgingen, inzette met het beleg en de verovering van het kasteel van Limmel. vs. 1641. „Die ierste viande, die hi vant, / over Mase, dat was int lant / van Valkenborch, want daer stont. binnen / Enen torre, dien dede hi winnen;/.... ende .... af breken. / Dit casteel wert, met crachte, / door broec ende door diepe grachte, / aen stormet.... Dese casteel hiet Limale.” 1318 Aanvankelijk was het goed een leen van Valkenburg, maar in 1318 wordt Eustachius de Limmale wegens zijn „huis of toren” te Limmel bij Maastricht door hertog Jan III van Brabant beleend. Afb. 712. Kasteel Bethlehem uit het N. LIMMEL. I331 KVI A 1651 1797 806/7 Reeds in 1331 heeft de Duitsche Orde bezittingen onder Limmel; deze bezittingen breiden zich uit en in de eerste jaren der XVIe eeuw dragen leden van het geslacht ’t Zieveel hun bezittingen, waaronder het kasteel, aan de orde op. Het moet in goeden staat verkeerd hebben, want de Commandeur van den Biesen bewoonde het toen af en toe. Kort hierop zakte het goed af tot den rang van boeren-hof. In 1651 komt het leen onder de benaming van Bethlehem voor, welke naam het sedert behouden heeft. De bezitting werd door de Franschen in 1797 als domeingoed verkocht en kwam achtereenvolgens aan verschillende eigenaars, waarvan Louis Beguin of Beghin het woonhuis bouwde (r8o6—1807). Twee jaar later werd het goed weer verkocht en kwam in 1816 aan den Heer Bettonville uit Verviers, wiens nakomelingen het in 1878 verkochten aan den Heer Gustave Stevens; zijn dochter, Mevrouw Gustave Regout-Stevens bezit het tegenwoordig. Gewasschen penteekening 0.142 X o-183 M. van Josua de Grave,de bouwvallen van het kasteel in 1671 voorstellend, in de Topografische Atlas van het oudheidkundig genootschap (T. 96) te Maastricht; een tweede van Josua de Grave in het Museum Boymans te Rotterdam. Afb. 715- Het Kasteel Bethlehem bestaat uit een groot woonhuis op den zuid-oostelijken hoek van een grooten recht¬ hoek; een Zuidvleugel wordt gevormd door stalgebouwen. Noordelijk van het woonhuis bevindt zich een gedeelte van den Oostvleugel van het oude kasteel; het woonhuis is in het verlengde van dezen vleugel opgetrokken. Op den Noordhoek van den vleugel is een zware ronde toren uitgebouwd. Deze toren is met den Westvleugel verbonden door den Noordvleugel. De Westvleugel is voor de noordelijke helft oud en heeft een over een baksteenen brug van twee bogen toegankelijke inrijpoort. Afb. 712 en 713. Het woonhuis (1806—1807) van gesauste baksteen bestaat uit een gebouw op rechthoekig grondplan met twee verdiepingen, waarin telkens vier vensters, een risaliet en twee vensters in front en drie vensters in □en smaüen gevel, tiet huis is Afb. 713. Kasteel Bethlehem. Binnenplaats. Afbeel¬ dingen. Beschrij¬ ving. GEMEENTE MAASTRICHT. gedekt door een gebroken kap met leien, waarin dakkapellen. Een hooge, achtkante traptoren is aan de achterzijde uitgebouwd en gedekt door een leien spits met dakkapellen. Van het oud kasteel (XVI—XVII) heeft de voorgevel van den sterk gewijzigden Oostvleugel op de verdiepingen twee maal vier rondboogvensters in omlijsting van blokken Naamsche steen; op een enkel venster na zijn ze blind; naast deze de overblijfselen van twee maal drie smallere vensters met tusschendorpel en accoladeboog; onder de geprofileerde lijst wordt het muurvlak van het gelijkvloers doorbroken door ovale lichtopeningen in omlijsting van blokken en door twee poorten (garage). Aan de hofzijde heeft de gevel vier smalle vensters met tusschendorpel en bijna vierkante vensteropeningen van jonger datum. Deze vleugel is gesaust. De uitgebouwde ronde toren van mergel heeft (vernieuwde) kruisvensters, vensters met tusschendorpel en kleinere vensters. De romp wordt afgesloten door een geprofileerde lijst, bestaande uit een vlak, een bolstaaf, een keel (kwart-cirkel), een vlak en wederom een keel. De smalle vensters met tusschendorpel hebben een accoladeboog en geprofileerde waterlijst aan den bovendorpel, terwijl bij de kruisvensters de bovendorpel driehoekig is (met even oploopende schuine zijden) onder een gedrukten boog. Het betrekkelijk lage, met leien bekleed dak, heeft een dakkapel en een eenvoudig windvaantje. De toren, welks muren een dikte hebben van 2.20 M., heeft een koepelgewelf en in het gelijkvloers den aanzet van een gewelf op ongeveer 0.40 M. boven den grond. Op de verdieping een van elders afkomstige schouw (+ 1600) met, als herinnering aan het bezit van de Balie-Biesen, het wapen van Wassenaer met een tijdvers: hIC • Me • DeCoraVIt (1707). Afb. 714. Afb. 714. Schouw in het kasteel Betlehem. LIMMEL. De Noordvleugel in mergel, heeft aan de buitenzijde een breede gracht; hij is besloten door den ronden toren aan de eene zijde, door een topgevel met twee kleine vensters, en twee krulankers aan de andere zijde. In den langen gevel is een smal venster met tusschendorpel en accoladeboog over; verder drie kleine rechthoekige en twee tusschendorpel-vensters (+ 1700). Onder het dak bevindt zich een zware geprofileerde lijst bestaande uit een blok, waaruit een bolstaaf is uitgespaard. Aan de hofzijde bevinden zich twee vensters met tusschendorpel in het gelijkvloers, drie gedeeltelijk gedichte op de verdieping. In den hoek, naast den ronden toren een eenvoudig, uitgebouwd, trappenhuis (XVI A) en een rondboogpoortje. De Westvleugel is het meest gewijzigd; rechts van de poort bevinden zich hoekblokken in mergel; ze reiken tot de geboorte van den boog; voorts een, gedicht venster met tusschendorpel, en een later aangebracht rond venster. In den hoek tusschen den topgevel aan dezen vleugel en dien van den Noordvleugel stond vroeger blijkens afb. 715 een toren. Het KASTEEL JERUZALEM. Het huidig kasteeltje heeft een ander, de dries(ch)hof vervangen; dit was een leen van Geschie1515 de proostdij van Meerssen. In 1515 bouwde Pieter van den Driesch, gend. Proenen, het denis. huidig kasteeltje en zijn zoon Andries, Kanunnik en Rijproost van het kapittel van O. L. Vrouw herdoopte de vaderlijke bezitting ter herinnering aan een reis naar ’t Heilig Land. De Afb. 715. Het Kasteel Bethlehem naar een teekening van Josua de Grave. 1670. GEMEENTE MAASTRICHT. 1588 kanunnik vermaakt Jeruzalem aan zijn nicht Agnes de Vaulx; van haar komt in 1588 de 1596 bezitting onverdeeld aan haar erfgenamen en de Paters Jezuïeten te Maastricht, die in 1596 1640 alleen-eigenaars worden en het goed in 1640 aan Willem Dolmans verkoopen. Zijn af1770 stammelingen verkoopen het in 1770 aan den postmeester van der Vrecken, die het drie jaar later weder verkoopt aan André Kerens, lid van het hof van Mechelen. Zijn dochter 1803 Maria Ida bracht door haar huwelijk in 1803 de bezitting aan Johannes Fredericus baron de Crassier, aan wiens nazaat het (sedert het opstellen dezer beschrijving verlaten) kasteel behoort. Beschrij- Het kasteel bestond uit drie vleugels om een rechthoekige binnenplaats van ving. omtrent 6.5 bij 9 M.; hieraan lag een achtkantige traptoren met leien spits. Bij een móderniseering in XlXa is de op het Zuid-Oosten gelegen achtergevel tot voorgevel gemaakt; deze heeft thans een deur1) met stoep en drie ramen te weerszijde ervan; op de verdieping zijn twee ramen blind. De gevel is gesaust, maar de oude speklagen zijn hier nog waarneembaar. In het midden van den gevel is op de gootlijst een segmentvormig gebogen fronton met rond zolderlicht aangebracht. Het dak heeft een met leien bedekte gebroken kap met twee dakkapellen. De vroegere binnenplaats is tot gang en neven-kamers gemaakt; dit middengedeelte zonder verdieping aan den tegenwoordigen achtergevel is gedekt door een gebroken kap met leien; hierin zijn twee dakkapellen. De topgevels der voormalige vleugels zijn behouden en bevatten smalle vensters met tusschendorpel, mergelbanden en hoekblokken; de noordelijke topgevel heeft twee kleine rechthoekige vensters, waarvan het eene een geprofileerde omlijsting heeft met een Jeruzalem-kruis er boven. Voorts heeft de noordelijke vleugel — in het gelijkvloers op het Noordwesten en Noord-Oosten — getoogde lateien met eenvoudige sluitsteenen. De gevel, die op het Zuid-Westen uitziet, heeft drie vensters met tusschendorpel en met accoladeboog; twee ervan hebben een onderdorpel met geprofileerde waterlijst; ze zijn weliswaar gedicht, maar door beschildering is de oude toestand weergegeven. De achtkante toren van baksteen met toepassing van mergel aan hoekblokken en venstero'mlijstingen, heeft een geprofileerde daklijst, een met leien bekleed spitsje met dakkapel op de noordzijde en een windvaantje met het Jeruzalem-kruis. De toren heeft een houten spiltrap. Afb. 716. In het sedert 1936 verlaten kasteel Jeruzalem werden bewaard: Een borstbeeld in terra cotta van Guillaume Pascal des H. R. Rijksvrijheer de Crassier (1662—1751), raad in de Rekenkamer van den Prinsbisschop van Luik, naar links kijkend; van binnen gemerkt met een S. XVIlIa. Van de schilderijen zijn te noemen o. a. de volgende portretten: Kniestuk van Josephus de Bergaigne (1588 — + .1648), zevende bisschop van ’s Hertogenbosch, sedert 1647 aartsbisschop van Kamerrijk, gevolmachtigde ter vredesonderhandeling te Münster. Hij is als minderbroeder voorgesteld, na zijn benoeming te Kamerrijk, daar het wapenschild een schildhoofd heeft met het wapen van Kamerrijk. Op doek, midden XVII. ’) De oorspronkelijke gothische deur vermeldde het jaartal 1515. LIMMEL. Portret van Kolonel d’Hayos, in dienst der H. M. Staten; borstbeeld in wapenrusting. Het portret zijner vrouw, geboren van Brienen; eveneens borstbeeld, beiden XVlId. Het portret van haar vader, kolonel van Brienen, borstbeeld in wapenrusting; midden-XVH. Portret van een jonge vrouw uit het geslacht Groteclaes; op paneel; XVIlb ? Meisjesportret van een lid van het geslacht van den Biessen, als herderin; rechts onder A° 1684 JE T. 12 ANr In plaats van 1684 stond er aanvankelijk 1683; de repentir is goed te zien. Portret van een lid van het geslacht de Rosen; kniestuk; rechts boven JEtsi 38; dat zijner A° 1686 vrouw (geb. Fosseroul) met AÏTATIS SU JE 46; beide op doek. ANNO 1686 Portretten (XVIId—XVIIIA) van leden van het geslacht de Bounam, o. a. van den Deken van St. Servaas, kniestuk met de St. Servaaskerk met een loggia uit het Zuid-Oosten op den achtergrond; op doek. Portret van Helena (Maria Clara) de Fosseroul, Priores der Witte Vrouwen te Maastricht, borstbeeld, op doek (1739'. Portretten van leden van het geslacht Kerens. o. a. van Henricus Joannes Kerens, bisschop van Roermond (1770—1775) en van J^lr> Pterre André Servais Kerens, staatsraad i. b. d. plaatsvervangend gouverneur in Limburg (1831—1840). Voorts een gesneden eikenhouten bed; aan het hoofdeinde het wapen de Crassier in een medaillon dat door vijf putti wordt gehouden. Bloemornament (papavers) en langs de lange zijde een fries met engelkopjes. Lang 1.84, breed 1.105 M., XVIIIa. De matrijs van het in afbeelding 5 weergegeven stadszegel, XIVc. Ten slotte een uitgebreide verzameling prenten en boekerij op het gebied van Limburgsche topografie en geschiedenis. Afb. 716. Kasteel Jeruzalem. OUD-VROENHOVEN. Wapen. Aan de voormalige gemeente Oud-Vroenhoven, werd bij K. B. in 1866 het volgend wapen verleend: Doorsneden, boven: in rood een halve naar links gewende leeuw van zilver. Waarschijnlijk heeft men (vlgs. Eversen & Mulleners) den leeuw van het voormalig graafschap Vroenhoven half genomen om aan te duiden, dat de gemeente maar een gedeelte van het gelijknamig graafschap bevat. Tot de voormalige gemeente behoorden het dorp Wilre, of Wolder, Caberg, de buurtschappen Biesland, Nekum en het kasteel van Neder-Canne, een gedeelte van Smeermaas. Geschiedenis. In de oudste tijden moet dit gebied al bewoond zijn geweest. Onder Caberg werden immers overblijfselen uit prehistorischen tijd gevonden; Wilre lag aan den Romeinschen verkeersweg van Bavay over Tongeren naar Maastricht, en Habets vond in den zomer van 1879 de grondslagen van een kleine villa op ongeveer 200 M. westwaarts van de Apostelhoeve (blz. 750; zie Public. 1895). Franquinet maakt in zijn aanteekening over het kasteel Agimont en Neder-Canne melding- van een overlevering, volgens welke de Romeinen er de mergelgroeven reeds ontgonnen en ter plaatse van het kasteel een versterking zouden hebben opgericht ter bescherming dier ontginning. Volgens een andere door hem meegedeelde overlevering zou datzelfde goed tot de bezittingen van den H. Lambertus behoord hebben. In 965 schenkt bisschop Everard de ,,villam Cannes (Op of Neer-Cannes ?) cum ecclesia” aan de door hem gestichte collegiale kerk van St. Maarten te Luik. In de XlIIe eeuw behoort het graafschap Vroenhoven, waarvan een groot gedeelte binnen de muren van Maastricht is gekomen, aan de Hertogen van Brabant, later aan de H. M. Staten. Voor- en vroeghistorische oudheden. Onder de vondsten uit voorhistorische tijden is te rekenen de Mosasaurus, welke in den zomer van 1884 in den berg van Canne werd gevonden en door het Museum te Brussel werd aangekocht (Maasg. 1884, blz. 990). Het KASTEEL AGIMONT, ook genoemd KASTEEL VAN (Neder)CANNE. Literatuur. halma, Tooneel der Vereenigde Nederl., met gravures (1725) G. d. franquinet, Recherches historiques sur les seigneuries d’Agimont et de Nedercanne, Liège 1852. l. baron de crassier, Dictionnaire historique du Limbourg hollandais (Public. 1933 e. v.). e. poswick, Notice historique sur la seigneurie Nedercanne (Public. 1877, blz. 243) Geschie- 1465 werd het kasteel verbrand. denis. 1632 werd het kasteel bezet door 100 man van het regiment van Hendrik Casimir van Nassau; een Spaansche aanval in den nacht van 21/22 Juni werd afgeslagen. 1469 Tegen den bisschop Ferdinand van Beieren opstandige Luikenaren lichtten er Philippe de OUD-VROENHOVEN. Wansoulle, heer van Agimont, en burgemeester van Luik van zijn bed en wierpen hem in de gevangenis te Luik, na in het kasteel te hebben geroofd. 1697 den i4en Mei heeft Guillaume Philip de Wansoulle, „son chasteau, Bascourt et jardins, nommé Aigimont, avec la haulte, Basse et mixte jurisdiction au profit de Messire Daniël Wolff de Dopff” .... verkocht. (Notaris Roumans, Rijksarchief, Maastricht). Deze was o. a. generaal der cavalerie in Statendienst, gouverneur van Maastricht in 1713; het waarschijnlijk vervallen kasteel heeft hij doen vervangen door het huidig gebouw (1698). 1717 Den 28en Juli werd Czaar Peter door den generaal de Dopff op zijn kasteel ontvangen. 1761 Johann Hieronymus van Dopff verkoopt het goed aan. Marie Agnès barones douairière de Cler, geboren de Coenen, waarna het door vererving kwam aan de geslachten de Thier de Nedercanne, de Clerx de Waroux en Poswick. Het kasteel (pl. XXX—XXXI en afb. 717/8/9) ligt op een door muren van mergel gevormd terras, tegen de westelijke helling van het Jekerdal. Het is toegankelijk van het Zuiden uit langs een op Belgisch gebied gelegen hoeve over een langs den bergwand aangelegden weg, welke leidt tot de met een poort afgesloten „Bascourt”. Van het Noorden uit voert een laan langs de mergelgroeven rechtstreeks naar de voorpoort in den hoogen ringmuur van mergel. Deze eenvoudige houten poort met klopper heeft een omlijsting met gebeeldhouwden sluitsteen, waarop het wapen de Dopff: een dwarsbalk, en de linkerhelft van een achtpuntigen ster over alles heen; helmteeken, de halve ster tusschen een vlucht. Onder het wapen het jaartal 1698. Van deze poort voert een doorrit naar de zuidwaarts gelegen Bascourt; beide zijn gescheiden door een eenvoudig ijzeren hek met pijlers in baksteen. Het kasteel, dat is opgetrokken van mergel, behalve de schoorsteenen, die van baksteen zijn, ligt aan de Oostzijde van den doorrit; het heeft aan deze zijde een gelijkstraats en een verdieping, maar aan de Oostzijde een verhoogd gelijkvloers; de voorgevel ligt op het Oosten en bestaat uit een 20 M. breed front met twee vleugels van + 7.7o M. breedte, en met bijna 3 M. voorsprong. Het front wordt onderbroken door een risaliet met nauwelijks opvallenden voorsprong; dit risaliet wordt bekroond door een 3-hoekig fronton, dat versierd is met een ornament van ranken om een rond middenvenster. In de as van het risaliet bevindt zich een breede, met Naamsche steen omlijste deuropening, die over een bordes met flauw hellende trappen in verbinding staat met den tuin. Op de verdieping wordt de omlijsting van Naamsche steen voortgezet om een smallere deuropening, die toegang geeft tot een balcon, dat gedragen wordt door vier gesmeed-ijzeren gekrulde staven. De omlijstingen in Naamsche steen bestaan uit regelmatige blokken met terugliggende voegen; in de bovendorpels loopen deze voegen schuin. Het balcon heeft een gesmeed-ijzeren hek, het bordes heeft er een aan de voorzijde. In de vleugels bevinden zich in de as telkens twee vensters boven elkaar, in een omlijsting, welke beide omvat; deze omlijsting beantwoordt aan de gegeven typeering bij de beschrijving van het risaliet. De Noordgevel heeft twee maal drie vensters; de Zuidgevel een enkel gekoppeld venster en een reeks ronde (gedichte) openingen onder de dakgoot. Beschrij¬ ving. Afb. 717. Kasteel van Nedercanne uit het Z. O, O w g w M 2 H W > > C/5 H o H OUD-VROENHOVEN. In den voorspringenden wand hebben de vleugels telkens twee smalle vensters in een omlijsting van regelmatige langwerpige blokken, welke in het midden der lange zijden onderbroken worden door een breeder blok. Eenzelfde omlijsting omgeeft de vensterparen in het gedeelte tusschen risaliet en vleugel. Een geprofileerde kroonlijst met goot sluit het muurwerk af, waarboven het leiendak zich verheft. In het onderste gedeelte maakt dit een knik en dat der vleugels wordt aan de Oostzijde onderbroken door telkens een dakkapel met uitstekend dak op half cirkelvormig grondplan. De schoorsteenen zijn van baksteen en loopen aan den bovenkant iets breeder uit. De Westgevel is heel eenvoudig gehouden; de vleugels hebben er geen voorsprong, maar zijn te herkennen, doordat het tusschengelegen muurwerk wat lager is gehouden. Dit gedeelte bevat in het midden een eenvoudigen ingang, gedekt met een gebogen fronton met het wapen de Dopff en palmtakken. Verder zijn er kleinere vensters, die uitkomen op de gang, die langs de westzijde van het huis loopt. In het trappenhuis is een breede trap met eenvoudige vierkante balusters en een gestuct plafond met krijgssymbolen; verder zijn er eenige gips versieringen (4; 1800) aan schoorsteenmantels. Het terras wordt aan de Oostzijde van het huis afgesloten door een steenen borstwering (van mergel), waarop eenige gebeeldhouwde vazen staan. Deze borstwering wordt in de as van het huis onderbroken door een gesmeed-ijzeren hek, en aan de uiteinden van den tuin door een achtkanten toren, waarvan de noordelijke tot tuinhuis dient. Tusschen deze achtkante torens en het hek in het midden voor het huis bevindt zich telkens een halfrond uitgebouwd torentje, dat op het terras met een platform eindigt. Ten Zuiden van het kasteel ligt de „Bassecour”, welke aan de Westzijde afgesloten wordt door den steilen bergwand, aan de Oostzijde door den voortgezetten muur met borstwering van het tuinterras en langs de Zuidzijde door dienstgebouwen. De toegang uit het Zuiden wordt beheerscht door een poortgebouw en een uitspringenden vierkanten hoektoren op den zuidoostelijken hoek. Deze hoektoren rijst steil op uit het oploopend terrein, op een voet van mergel; de bovenbouw is gedeeltelijk van baksteen; een sierlijke, ingesnoerde en met leien bekleede spits dekt den toren, XVIIA. Aan dezen ‘toren grenst de neerhuizing, waarvan de lange lage gevel aan den binnenhof onderbroken wordt door een klein rechthoekig venster, door een met een gedrukten boog gedekten doorgang, een tweelichtvenster, • twee rechthoekige vensters, een deur, een tweelichtvenster en een deur. De omlijsting van. vensters en deuren bestaat uit beurtelings kleine en groote blokken Naamsche steen. Jaarankers vermelden A. O 1611. Het overstekend leiendak, wordt door twee hooge zolderkapellen onderbroken. Afb. 718. In dezen vleugel bevindt zich een (thans onderverdeelde en gewijzigde), ruimte van + 4 M. breedte, welke door twee vrije zuiltjes (afstand 2.05 M.) van mergel (doorsnede 0.79 M.) in zes kruisgewelven op zware vierkante ribben werd verdeeld. Inwendig Tuin. Neerhof. Inwendig GEMEENTE MAASTRICHT. Poort- toren. Literatuur. Geschiedenis De ribben komen niet op consoles langs de wanden neer, maar door uitsparing is voldoende ruimte verkregen voor het samenkomen van den gordelboog en de diagonaalribben. De benedenhelft van den toren is opgetrokken in mergel; de verdieping boven den poortingang in baksteen met toepassing van mergel aan hoekblokken, de omlijsting van een tweelichtvenster, een kleine ronde opening ter weerszijde van dit venster en een hoofdgestel met consoles. Een laag, even ingesnoerd, leiendak met geschonden windvaan dekt den toren; een dakkapel bevindt zich aan de hofzijde. Het smal gedeelte der neerhuizing, westelijk van den poorttoren, sluit bij dezen aan onder een hoek; een klein recht- Afb. 718. Kasteel van Nedercanne. Neerhof. hoekig venster, een halfronde deuropening met ovaal venster er boven en een zolderkapel onderbreken het muurvlak. Het leiendak is vervangen door moderne bedekking met grauwe, geribde pannen. Vóór den rotswand sluit een westelijke vleugel van hetzelfde type tegen het juist beschreven gedeelte aan. Onder het overhellend sparrendak is een geprofileerde lijst van mergel zichtbaar. In den tuin beneden bevinden zich twee tuinhekken tusschen pijlers van baksteen; deze zijn bekroond met lage vazen met vlamornament. Voor den hoogen muur van het tuinterras bevindt zich beneden een terras, dat over een dubbele steenen trap met bordes bereikbaar is; langs deze trap staan siervazen van mergel. In de wei aan de Oostzijde van den straatweg ligt een (thans droge en ten deele begroeide) vijver met overblijfselen van gemetselde kanten. NEKUM De hoeve Louwberg, ook Apostel(en)hoeve. FLAMENT, de XII Apostelen. Uit de geschiedenis is het volgende bekend: XVd. In ’t bezit der Van Elderen’s, voordien waarschijnlijk aan de Van Eynenberch’s, Heeren van Elderen. PLAAT XXX. Kasteel van Nedercanne. Situatie naar een opmeting van H. van BEVEREN. 1947. W P O re P 3 a> cl o -t o p 3 3 a> Cp c p o’ 3 P P CD 3 O 3 O) 5' OTQ <1 P 3 *! > 2; M W 73 W 25 O -P PH > > X X X PLAAT XXX. PLAAT XXXI. Kasteel van Nedercanne. Doorsnede over de terrassen en plattegrond van een der hoektorens naar opmetingen van H. VAN beveren. 1946. P cn O O) < p 3 O) CL o o p p ö o ü o o •-t O) p rD CL O) O < O) >-s cl a> o *-« P C/5 w a> P a> P 'H- p o oq o p p a> rt) P CL n> P- o o ?r o rr> P C/5 P P P <-t O O p' aq o P < P P 33 < > W < w 5*3 H VO 4- 0\ *-0 > > t—H X X X PLAAT XXXI. OUD-VROENHOVEN. 20/vi verkoopt Rickalt van Elderen de hoeve, gelegen op „Louwenburch” boven St. Servaasbron, aan Johan Struyckens en Marie van Sueiendael, zijn 2e huisvrouw, (flament, o.c.; blz. 85). 1604 erft zij het goed van haar man en geeft in 16n, bij testament, gevolg aan zijn beschikkingen door de bezitting te vermaken aan de Stichting der XII Apostelen (zie blz. 578), welke de hoeve heden nog bezit. De Apostelhoeve is in mergel opgetrokken op een trapeziumvormig grondplan. Het woonhuis beslaat het noordelijk gedeelte van den Westvleugel; het heeft één verdieping en een zadeldak tusschen twee topgevels. Een beschadigde geprofileerde (laat gothische) waterlijst loopt om het huis en een tweede ter hoogte van den zolder over den topgevel. De smalle Zuidgevel heeft een gedicht venster met accoladeboog en tusschendorpel; de noordelijke topgevel een kleiner met geprofileerde dagkanten. In den voorgevel — aan den binnenhof — is een klein venster oorspronkelijk; het is zonder eenige versiering; de andere zijn alle gewijzigd, waarbij de geprofileerde lijst werd doorbroken. Een moderne, gemetselde stoep geeft toegang tot de ten deele gedichte deuropening, welke een halfronde omlijsting van Naamsche steen heeft. De andere bijgebouwen in mergel (en baksteen) sluiten den hof langs Noord-Oost- en Zuidzijde af. Tegen de gebouwen langs de Oostzijde bevindt zich een put. De langs de Zuidzijde opgetrokken schuur heeft aan elke lange zijde een paar Inwendig, rijk-gesmeede ankers. De beide kelderruimten zijn gedekt met tongewelven in mergel; de trap is van baksteen en later toegevoegd. De oude stookplaats (open vuur) is bekleed en gemoderniseerd. Twee muurkasten met eenvoudige eiken omlijsting, XVII. De hoeve Nekum aan den rechter Jeker oever, schijnt in de XVe eeuw reeds vermeld te worden. Op de kaart van Cletscher, te Amsterdam uitgegeven door Cl. Janszn. Visscher in 1633 en hiervoor blz. 23 reeds vermeld, komt ter plaatse voor het ,,Huys te Neckum”, De huidige hoeve bestaat uit vier vleugels om een grooten, langwerpigen binnenhof. De gebouwen zijn alle in baksteen opgetrokken met toepassing van Naamsche steen aan venster- en deuromlijstingen. Vele vensters hebben een getoogden bovendorpel met eenvoudigen sluitsteen. De ingang bevindt zich onder een groote rondbogige poortopening in den op het Noorden gelegen vleugel. Een gebroken kap met leien dekte vroeger het gebouw; de bovenhelft is echter door pannen vervangen; in de benedenhelft zijn kleine dakkapellen aanwezig en een grootere boven de poortopening. Misschien dagteekent dit gedeelte van den Noordvleugel nog uit de XVIIIe eeuw; de overige met pannen gedekte gebouwen zijn XIXa. De grachten om het huis geven een weerbaar karakter, maar. haar reden van bestaan kan gelegen zijn in de aanwezigheid van bronnen in het Jekerdal. GEMEENTE MAASTRICHT. De watermolen nr. 456 van Nekum heeft in 1869 een oudere vervangen en is thans buiten gebruik. Aan de overzijde van den Jeker, op den rechteroever, geeft een groote, met twee rijen pannen gedekte poort toegang tot den molen. De met een gedrukten boog gevormde poortopening is 3.265 M. breed en de omlijsting bestaat uit blokken Naamsche steen met breede voegen. De sluitsteen met ijzeren arm (voor een lantaarn) is waarschijnlijk vernieuwd. De kroonlijst is gedeeltelijk vernieuwd, p. m. nr. 458—460. WOLDER. De moderne R. K. KERK van de H.H. PETRUS EN PAULUS bezit: Missiekruis (J31800). Vier gedreven geel koperen kandelaars op drievoet; de schacht gedeeltelijk getorst en van een acanthus-blad voorzien; de voet met een cherubkopje en met klauwpootjes. Hoog 0.45 M. XVII B. Twee geel koperen kandelaars, waarvan de schacht bestaat uit twee bollen met een vaasvormig gedeelte er tusschen. Hoog 0.75 M. XIXa. Twee dergelijke, hoog 0.70 M. Woonhuizen. De talrijke schilderachtige, gesauste huizen in mergel hebben topgevels, soms bekroond met schuine kanten met eenvoudig geprofileerden kraagsteenen; de woonhuizen zijn ten deele reeds vervangen door gebouwen in baksteen. Veelal is een steen met initialen of (en) een jaartal aangebracht, zooals aan een schuur in de Peltzerstraat 10. 1 TONGERSCHEWEG 335. Langgerekte woning in mergel met pannendak. Schuur in vakwerk met topgevel in baksteen met speklagen. Bakhuis met diepe put. 2 — 337- Bockenhoef. Groote hoeve met een vernieuwd (XIXa) woonhuis (XVIIIa) aan de achterzijde met speklagen (gesaust) rechthoekige vensteromlijstingen van Naamsche steen en ankerjaartal 1723. Inwendig: oude schouw met muurzuiltjes, en gebeeldhouwde kraagsteenen, links met 1657, rechts met ANNO. Moer en kinderbalken. Westwaarts naast het woonhuis stalgebouwen met gebroken kap en bedekking van leien, aansluitend aan een groote poort, die toegang geeft tot het boerderijerf. In den sluitsteen p. L. / bocken / 1820. De Westvleugel wordt ingenomen door een voor de helft afgebroken schuurvan baksteen met gebroken kap, gedekt metpannen. DeOostvleugel (XVIIIa) in mergel met vier deuren in omlijsting van Naamsche steen. 3 peltzerstraat 3. Koetspoort van Naamsche steen met pilasters, kroonlijst, sluitsteen met rozet, XVIII. MM — 10. Schuur met gevelsteen in den langen wand: 1791. — 14. Topgevel met waterlijst, ankers en jaartal (1714); overbouwde poort. — 26. Topgevel met bekroning (bol) en jaartal (1720). — 27. Hoeve met speklagen, XVIIIA. OÜD-VROENHOVEN. 4 — 38. Vernieuwd woonhuis met schuur (1771); de poort is een vrijstaand gebouw met zolderverdieping (duivenslag); een zadeldak van pannen tusschen twee topgevels. De poortomlijsting van Naamsche steen heeft vijf (sluit) steenen en een geprofileerde lijst; een kroonlijst, eveneens geprofileerd, sluit den gevel af onder het overstekend dak. In den tuin een vrijstaand bakhuis van mergel met een verdieping; beneden een deur tusschen twee vensters met eenvoudige houten kozijnen. Op de verdieping een venstertje en in den top een jaarsteen (1777). 5 HEUKELOMMERWEG 25. Topgevel met twee ronde zolderlichten en jaartal in een Lod. XV schelp: 1766. Speklagen (gesaust). 6 ROMEINSCHE baan 14 16. Panhuis-hoef. Gewijzigde XVIIIe eeuwsche gevel; de vensteromlijstingen in Naamsche steen met gebogen bovendorpel met sluitsteen; het dak (met knik) rust aan de voorzijde op een reeks balkjes. Gevelsteen met onleesbaren naam. 7 Het Witte Huis. Langgerekte woning (XVIII) met put in den langen gevel. 8 Hoeve Hazendans. In de vorige eeuw gewijzigde XVIIIe eeuwsche hoeve; de zijgevels met speklagen. De groote inrijpoort heeft een omlijsting in Naamsche H steen met vijf uitspringende sluitsteenen; de middelste met: HAAESEN en twee 1819 gekruiste palmtakken er onder. Op de binnenplaats langs de Westzijde een diepe put. Naast de inrijpoort twee baksteenen tuinpalen met vaas; deze bekroning bestaat uit mergel en baksteenen; de tuinpalen dagteekenen uit den tijd van de groote poort. 9 BILSERBAAN 131. Van elders afkomstige deuromlijsting (XVIIB) in Naamsche steen. Stijlen en rondboog zijn geprofileerd; sluitsteen met acanthus-ornament; naast den boog hoekvullingen met bladornament (vgl. nr. 1 Caberg). 10 143- Van elders afkomstige omlijsting (XVIII) in Naamsche steen van een groote poort. Sluitsteen met wapen: een ruitschild beladen met een kruis en gedekt door een kroon met parels. De slagstijl (XVIII) der poort met eenvoudig profiel. CABERG. De moderne R. K. KERK bezit: Een houten Nood Gods. Maria ondersteunt met haar rechterhand Christus’ rug en schouder, terwijl de linker op den lendendoek rust. Hoog 0.90 M., XVd. Paramenten. XVIII. 3EMEENTE MAASTRICHT. Woonhuizen. [ VAN AKENWEG, hoek POSTBAAN. Baksteenen woning (XVIId), op rechthoekig grond¬ plan ; topgevels aan de smalle zijde. De lange gevel op het Oosten aan den Postbaan heeft een deur in een forsch geprofileerde omlijsting (XVIIIa) van Naamsche steen; ter weerszijde twee vensters met houten kozijnen met gebogen bovendorpel; ter afsluiting dient een breed blind. Op de verdieping vijf dergelijke vensters. Een zware geprofileerde lijst met voorsprong draagt het sparrendak; onder deze lijst een reeks van blokjes. Aan de Westzijde bevinden zich op gelijkmatige afstanden vier verweerde balken op ongeveer i Meter onder de muurplaat. Misschien hebben deze gediend om het sparrendak door te trekken in den geest, zooals bij de Panhuis-hoef (zie blz. 753). Voorts heeft deze gevel vensteromlijstingen van afwisselend groote en kleinere blokken; een tusschen twee muurverzwaringen half ingebouwde put en een gebeeldhouwde deuromlijsting van Naamsche steen; deze omlijsting is in den geest van die van het huis Bilserbaan 131 (zie nr. 9 °P 753)- de halfronde deuropening een vervallen deur met boven en beneden helft. Boven deze omlijsting een dergelijke, maar iets kleiner. Daar deze gebeeldhouwde omlijstingen (XVIIB) zich bevinden voor het schuurgedeelte van het'huis, de onderste als toegang en dé bovenste als venster dienend, en omdat het inwendige den indruk maakt nooit een andere bestemming gehad te hebben dan die van schuur, ligt de veronderstelling voor de hand, dat deze omlijstingen evenals die van het huis aan de Bilserbaan, van elders afkomstig zijn. In den gewitten topgevel op het Noorden bevindt zich een gedenksteen, maar van een opschrift is niets te lezen. 2 — 84. Gewijzigde hoeve uit XVIII A; ten deele met toepassing van speklagen, tweelichtvensters, half ingebouwde put met overstekend dak, aan den westvleuge groote inrijpoort tusschen geblokte dammen, geprofileerde kroonlijst en pannen; gedrukte boog van baksteen met een sluitsteen (1749). Voorts zijn de volgende — meer of minder gewijzigde hoeven XVIIIe eeuwsch: 3 VAN AKENWEG 101 en 103 met twee inrijpoorten, waarvan de grootste met geprofileerde lijst (XVIII), de andere (XIX); naast de grootste een tweelichtvenster in omlijsting van Naamsche steen. — 105, gewijzigd;—107. 4 VAN AKENSTRAAT 83. Landhuis (XlXa), vroeger een leen van Pietersheim (vgl. baron de Crassier, Dictionnaire historique, sub voce Maastricht/Caberg). Gelijkstraats met hoogere middenpartij; hierin de ontlastingsboogvan een vroegere inrijpoort. Op het dak een klokje. 82. Twee vierkante posten van Naamsche steen met vaasbekroning (i 1800). OUD-VROENHOVEN. 5 KANTOORWEG 2. Eenvoudig huis (1801) met een deur en twee vensters in omlijsting van Naamsche steen; lateibogen; op de verdieping vijf dergelijke maar veel smaller. 6 — 3—5- Breede geheel gecemente baksteen-gevel met een verdieping; sier- ankers 1780. Inwendig twee eenvoudige tegel-schoorsteenen; andere vroeger reeds verwijderd. 7 OUDE SMEERMAZERWEG 20—22. POSTBAAN 39. Hoeve (+1800) in mergel en baksteen; eenvoudige deuromlijsting van Naamsche steen. Afb. 719. Kasteel van Nedercanne uit het N.0. (vgl. blz. 746 e.v.) SINT PIETER. Sedert i Januari 1920 maakt de voormalige gemeente Sint Pieter deel uit van de gemeente Maastricht. In de Middeleeuwen vormde zij de Vrijheit St. Pieter; een zegelstempel van 1426 spreekt^ van de Baronatvs Sli Petri. De geschiedenis der Vrijheid is op te voeren tot den tijd van den H. Lambertus, die er een villa met immuniteit bezat. De H. Hubertus verplaatste, na de vermoording van zijn voorganger, den bisschoppelijken zetel naar Luik. Met Lambertus’ bezittingen kwam St. Pieter aan het bisdom en zoo bleven de bisschoppen van Luik tot de Fransche revolutie heeren van St. Pieter. Het grondgebied van de Vrijheid strekte zich noordwaarts uit tot in de stad Maastricht. Hiervoren (blz. 82) hebben wij reeds gezien, dat de Nieuwstad een gedeelte van St. Pieter was, dat binnen de stadsmuren werd getrokken; hierbinnen behielden de bisschoppen echter rechten; de installatie van schepenen van St. Pieter had binnen de Nieuwstad plaats. Voorts kwam het gebied van St. Pieter ter sprake bij de behandeling van het St. Andries klooster (blz. 147-149), dat vóór de verplaatsing naar het noordelijk gedeelte der stad, ten Zuiden van de stad gelegen was, terwijl het eerste klooster met den naam Nieuwenhof (blz. 278-286) een ander meer oostelijk en mede in de Vrijheid van St. Pieter gelegen, verving. Verder moeten hier nóg gelegen hebben het dinghuis, het bisschoppelijk munthuis en een vleeschhal. Van vroegere versterkingen is weinig meer over.1) Door de talrijke belegeringen heeft St. Pieter veel te lijden gehad. Zoo werd op 11 en 12 Mei 1672 ’t halve dorp afgebroken, omdat de huizen het schootsveld belemmerden (van der Leur, Het beleg van Maastricht'in 1673, Public. XLV (1909) blz. 178). De kerk en pastorie — ongeveer ter plaatse van de St. Lambertus kapel — werden in brand gestoken; de toren, die nieuw, en sterk was, liet men met kruit springen. „La Motterie”, het lusthuis van den laatsten Spaanschen gouverneur van Maastricht, werd mede vernield (als voren blz. 179). Dit kasteel en het „Spreeuwarts torentje” komen herhaaldelijk voor op afbeeldingen van 1670—1672; het laatste zal een zelfde lot hebben ondergaan. Een halve eeuw eerder was de toenmalige kerk door Staatsche troepen verwoest. Deze verwoestingen hebben zich niet uitgestrekt tot de in den grond bewaarde frankische lijkkisten, tot welker ontdekking een vondst in 1575 aanleiding gaf. In dit jaar werd een graf in de kerk gedolven voor Herman zwz Eijnatten, heer van den Lichtenberg; men vond toen een looden plaat met opschrift: h.c iacet sepultus sanctus dei martyr lambertus. Na de verwoesting van 1624 zette Pastoor Happart de onderzoekingen voort en vond toen op een diepte van negen voet twee sarcophagen; de eene, half onder het St. Lambert-Altaar, was zeven voet lang, twee en een halve voet breed en twee voet diep. De andere was gebroken en verpulverd van ouderdom. De kerk werd gerestaureerd, maar in 1748, bij de nadering der Franschen, geslecht; het volgend jaar werd een kapel ter eere van St. Lambertus opgericht en deze kapel een eeuw later door de huidige vervangen (zie St. Lambertus kapel, blz. 766). Nadere bijzonderheden over de zerken bij J. L. Mulleners, La vie de St. Lambert, Public. XLV, 1909, blz. 491 en 492; en hierna blz. 766. *) In 1434 blijkt St. Pieter versterkt te zijn, zie ernst, Histoire du Limbourg, III, Appendices p. 31. SINT PIETER. De talrijke belegeringen van Maastricht hebben ten gevolge gehad, dat er van vroegere verdedigingswerken weinig is overgebleven en dat er slechts enkele huizen van ouden datum over zijn, die bovendien laag gehouden werden. Van de versterkingen dienen genoemd te worden: de overblijfselen eener sterkte op den westelijken rand van den St. Pietersberg, bekend onder den naam van .Ade Tombe” (zie hieronder). Alleen aan de terreingesteldheid is zij te onderscheiden. De bouwvallen van het kasteel de Lichtenberg (zie hierna blz. 759) op den Oostrand en het in 1701 door de Staten opgerichte Fort St. Pieter (zie hieronder) op den Noordrand van den St. Pietersberg. In het museum in de Poort van, Hal te Brussel wordt een zegelstempel van St. Pieter bewaard, volgens Eversen en Mulleners (Public. XXXV, 1899, blz. n en 409) het oudst bekende zegelstempel eener gemeente in Nederland. Raymond Serrure (Bulletin mensues de Numismatique et d’Archéologie, T. I. 1881—1882 p. 6) zegt er van: ,.parmi les matricel remarquables, citons le sceau en silex-blanc de la jurisdiction de Saint Pierre.... datant peut-être encore de la fin du Xle siècle”. De stempel heeft een ovalen vorm; men ziet er de beeltenis van een heilige op, ,.staande ten vollen lijve van voren, houdende in de rechterhand een staf of speer en in de opgeheven linkerhand een boek; links van den heilige staat naar hem toegewend een mannetje, dat hem een palmtak aanbiedt. De heilige is, naar het ons toeschijnt, in reisgewaad gekleed, de punten van den toga zijn ter weerszijde opgetrokken. Het omschrift luidt: Sigilum MAGi(stratus) S(ancti) Petri”. (Eversen en Mulleners blz. 409.) Eversen merkt op, dat de afgebeelde eerder St. Lambertus voorstelt dan den H. Petrus, zooals R. Chalon in een afzonderlijke studie in de „Revue de la Numismatique beige” T. III 4e serie, veronderstelt. Voor de beschrijving en de beteekenis van den St. Pietersberg uit geschiedkundig en geologisch oogpunt, alsmede uit dat van flora en fauna, wordt verwezen naar Ir. D. C. van Schaik’s „de St. Pietersberg” (1938). „De (OUDE) TOMBE”, de „Spaansche heuvel”, de „Brom mei en trom” Aan den Westrand van den St. Pietersberg, ter hoogte van Nekum, ligt een kunstmatig opgeworpen heuvel. Volgens Eversen en Mulleners (1899) heeft het gemeentebestuur van Sint Pieter de binnenruimte voor ongeveer vijftien jaren met boomen beplant. Van de geschiedenis dezer vroeg middeleeuwsche sterkte is niets bekend. In 1361 — 15 Juli — is er in een stuk sprake van land „prope vetus castrum”; in de XlIIe eeuw was het slot waarschijnlijk al een bouwval. In later eeuwen komt het nog voor als de „Ouborch” en perceelen aan den voet der helling worden in de XVIIe eeuw nog aangeduid als liggende „onder den ouden borg>’. De Tombe behoort aan de Congregatie der Broeders van de Onbevlekte Ontvangenis te Maastricht. In 1920 is een opgraving verricht vanwege de gemeentelijke Commissie tot bewaring van geschiedkundige gedenkstukken te Maastricht. (Maasg. 1920, blz. 79—80). Het FORT SINT PIETER. Dit Fort werd door den generaal Coehorn (van Broeckhuijsen’s Beschrijving van Maastricht in Public. 1906 blz. 11) vanwege de Staten in 1701 „zonder vorm van proces” op Luiksch Zegel. Geschiedenis. GEMEENTE MAASTRICHT. grondgebied aangelegd (Maasg. 1884, blz. 993). Aan de protesten van de zijde van den prins-bisschop van Luik werd in 1717 door een verdrag een einde gemaakt; de Staten werden in het bezit der sterkte gehandhaafd. In 1937 is het tot uitspanning ingericht. Het Fort bestaat uit een op den St. Pietersberg opgerichte sterkte van vijfhoekig grondplan, omgeven door een droge gracht met bedekten weg. Er is slechts een ingang, in de keel; de bekleedings- of escarpmuur is evenals de contrescarpmuur van baksteen met toepassing van hoekblokken van mergel. De bekleedingsmuren Afb. 720. Fort Sint Pieter. zijn voorzien van dubbele rijen van schietgaten, die zoodanig zijn gemetseld, dat zij den staanden schutter in staat stellen in drie richtingen vuur te brengen op den bedekten weg en den geknielden schutter evenzoo in de droge gracht door de onderste rij. Afb. 720. Vóór den ingang had het fort een ravelijn en een vooruitgeschoven bedekten weg. Inwendig. Flauw hellende, overwelfde gangen verbinden de kanonkelders en casematten, welke op verschillende hoogt'en liggen. Bovendien verbindt een breede trap, welke om een waterput (als spil) gelegd is, de bovenste casematten met de gangen (mergelgroeven) in het hart van den berg. SINT PIETER. De LICHTENBERG. Op den Oostrand van den St. Pietersberg liggen de bouwvallen van het voormalige slot Lichtenberg. Tengevolge van de afgravingen der aan zijn voet gebouwde cementfabriek, de E. N. C. I., rijzen de ruïnes thans op uit een steil en rechthoekig bergblok; oorspronkelijk strekte de hel■ ling — voor de afgraving door het kanaal van Maas¬ tricht naar Luik — zich uit tot aan de Maas. Uit de genealogische studie van L. baron de Crassier (Succession généalogique des seigneurs de Lichtenberg, Public. XXXII (1895) weten wij, dat een Syba van Tricht gehuwd was met N.-^van Lichtenberg, heer van t :_Li 1 .Li. 1 l. jL,iüiiLciiucrg \ zij suciil net - Sint Barthelomeus altaar in de O. L. Vrouwekerk en verdeelt, als weduwe, den 2oen April 1267 goederen onder haar drie kinderen. Afb. 721. Lichtenberg. Toren. Volgens een oude overlevering zouden de Romeinen van dit hoog gelegen punt gebruik gemaakt hebben voor het geven van lichtsignalen (zulks wordt ook beweerd van het kasteel Mheer). Het lichtbaken op den St. Pietersberg zou den naam Mons lucis, l ichtenberg in het leven geroepen hebben. Geschiedenis Dit inheemsch geslacht van Lichtenberg bezit het kasteel tot op het eind der XlVe eeuw; het geslacht is dan vermoedelijk uitgestorven en wordt op den Lichtenberg opgevolgd (door koop ?) door Jan Happart, uit een geslacht, dat te Wijk gegoed was. Door de oorlogen verarmd, verkoopt hij den Lichtenberg aan Rogier Bock, die in 1410 als heer van Lichtenberg vermeld wordt. Zijn kleindochter huwt in 1439 Jan van £ijnalten, heer van Neuborg (bij Gulpen). Hij stichtte in 1455 nabij het kasteel een hermitage, sedert 1489 tot klooster ver- GEMEENTE MAASTRICHT. Afbeel¬ dingen. Beschrij¬ ving. heven. Ten gevolge van het huwelijk van Maria Florentina van Eijnatten den ijenjanuari 1659 met Wolfgang baron van Schaesberg kwam het goed aan dit geslacht, dat er heer van bleef tot in het laatst der XVIIle eeuw. Doorverkoop kwam de Lichtenberg aan verschillende eigenaars (o.a. de families Coenegracht en Straetmans) om tenslotte in 1921 over te gaan aan de „Société Anonyme Fabrique Portland et Briquetterie de Raevels” (Maasg. 1921, blz. 95). Tenslotte zij vermeld, dat de Hertog van Alva in 1568 zijn hoofdkwartier op den Lichtenberg koos, terwijl de kolonel Pinsen van der Aa zulks deed in Juni 1632 tijdens het beleg van Maastricht door Prins Frederik Hendrik. In 1740 was de Lichtenberg nog in welstand; zeven jaren later in ruïne (de Crassier, blz. 241). Talrijke afbeeldingen uit het midden-XV Hen later komen voor in den Topografisch en Atlas van het Oudheidkundig Genootschap; gravures o.a. in de 1000 gezichten. De bouwvallen van den Lichtenberg bestaan uit de vier wanden van een toren van + 8.80 bij 10.70 M. Westwaarts er van is een lagere bouwval in mergel. De vierkante toren vertoont in het onderste gedeelte eenige evenwijdige lagen van vuursteen en keien, hoogerop kolenzandsteen en mergel. Zoowel buiten als binnen zijn brandsporen waarneembaar. In het midden van den Oostgevel biedt een afbrokkeling van bijna 2 M. breedte inzicht in de samenstelling van den wand; in de beneden helft heeft men buitenwanden van kolenzandsteen, waartusschen een vulling van kleine blokken in specie. Aan den Noordwand is de onderbouw van kolenzandsteen +1.5 M. lager; men treft er een met een segmentboog gedekte, gedichte opening aan en een met een latei gedekte waarboven een ontlastingsboog van twee tegen elkaar geplaatste blokken ; misschien is er een traptorentje uitgebouwd geweest. Inwendig is de aanzet van een tongewelf in het gelijkvloers en de plaats der balklagen te herkennen ; voorts een schouw, eenige kraagsteenen, een geprofileerde nis. Eenige vensters zijn gedicht, andere zijn tot groote scheuren geworden en laten van hun vroegere aanwezigheid alleen sporen achter in brokstukken van geprofileerde dagkanten. De hoekblokken langs het Zuidfront lijken ten deele vernieuwd. Afb. 721. De hoeve van den Lichtenberg, om een grooten rechthoekigen hof opgetrokken, Afb. 722. Lichtenberg. Hoeve. SINT PIETER. is toegankelijk door een XlXa vernieuwden ingangstoren met leien bekroning en met het jaartal 1816 op den sluitsteen van den ingang. Noordwaarts van den ingang ligt het woonhuis, ten deele nog XVII. Afb. 722. en afb. 731 op blz 769. Oost- en Zuidvleugel zijn vernieuwd in 1870. De moderne aan den H. PETRUS gewijde KERK, gebouwd door Ir S. Peutz ter vervanging van een gebouw uit 1874, bezit eenig oud meubilair: Een marmeren hoofdaltaar met tabernakel van hetzelfde materiaal, XVIII. Het is in 1875 gekocht uit de St. Servaaskerk. Afb. 723. Houten, geschilderd zijaltaar. Afb. 723. Hoofdaltaar in de St. Petruskerk. Het werd na den dood (1681) van Isabella Godefrida van Hoensbroek op Slavante ter eere van den H. Antonius gesticht door haar broer Ulricus Antonius. Het St. Antoniusbeeld is verdwenen; omstreeks 1820 werd het vervangen door dat van den H. Petrus (zie blz. 764), bij welke gelegenheid twee sleutels in de cartouche boven de middennis werden aangebracht. Afb. 724. Rood marmeren doopvont, midden XVII; de vaasvormige kuip rust op een vierkant pijlertje, dat aan voor- en achterzijde versierd is met een rozet, op de zijkanten met een opschrift; aan de eene zijde: rd. / HENRICUS DE / GRATI INS’G /NIS ECCLIAE / B.M.V. CANCUS / & S.S.C.C. RECEP / TOR DONV HOC / A CONFRA- Afb. 724. Zijaltaar in de St. Petruskerk. TRIB / PRO COITATE OBTINVIT 24 / GEMEENTE MAASTRICHT. MAY 1660. Op de andere zijde: EX / LIBERALITATE / NO EX obliga/tione R.R.D.ü. / insignis Ecclesiae / B.M.V. oppidi trajectsis. Het eenvoudig koperen deksel dagteekent van 1826. Deze doopvont is van de O. L. Vrouwekerk afkomstig; Henricus de Graty werd in 1642 kanunnik van O. L. Vrouw. Afb. 725 en 726. Kerk van de H. Petrus. Beeld van de H. Cecilla. Eikenhouten biechtstoel (1807); de lage, gebogen deur, heeft een voorstelling van den rouwmoedigen Petrus,-welke volgens de Maasg. 1919, blz. 69, afkomstig is van den in 1800 door Fransche muiters geheel verwoesten preekstoel. Twee eenvoudige houten lezenaars, XVIII. Een eiken toogkast met snijwerk, XVIIB. SINT PIETER Afb. 727. Kerk van de H. Petrus. Triomphkruis. GEMEENTE MAASTRICHT. Schilderijen. Een houten beeld van de H. Cecilia (?); de Heilige staat met naar voren gestelden linkervoet; zij houdt in de (vernieuwde) rechterhand een palmtak en met de linker het bovenkleed op, dat door een smallen, in het midden geknoopten gordel om het middel wordt opgehouden. Een krans van bloemen is om haar hoofd gelegd, waarvan de golvende lokken afhangen tot in de lendenen. Hoog 0.85 M. Afb. 725 en 726. Op het voetstuk staat A. 1501; het woord fenux; „wellicht de naam van den maker” (A. Welters Het Gildeboek 1923, blz. 25), is bij de verwijdering van de polychromie verdwenen. Een H. Petrus met losgeplooiden mantel en los om de schouders geslagen doek, hout; polychromie modern + 1500. Hoog 1.02 M. Vgl. afb. 724. Een St. Lambertus XVIII. Hoog 1.34 M. Een triomfkruis, in 1827 gekocht van de kerk van St. Matthias, maar oorspronkelijk van het klooster Slavante (Maasg. 1918, blz. 16). Het corpus XVc. d. Hoog 1.55 M. Afb. 727. Twee engelen, van hout, maar van een dikke polychromie voorzien. Hoog 0.72 M. XV. Afb. 728. Voormalig altaarstuk met voorstelling van het rozenwonder van de H. Elisabeth. Op doek. XVIII. Volgens Maasg. 1919, blz. 69 werd het hoofdaltaar in 1810 aangekocht uit den boedel van het Grauwzuster klooster (zie hiervoren blz. 211 e. v.). De Berg Thabor; op den voorgrond de Apostelen, in den linker benedenhoek een priester in rochet, midden XVIII. De vier Evange listen, gezeten om een vierkante tafel waarop schrijfgereedschap, XVIIA. Zes gegoten koperen altaarkan del aars op drievoet, XVII B. Veertien koperen armluchters, XVIIIB en een koperen Godslamp, XVIIId. Afb. 728. Kerk van de H. Petrus. Engelen SINT PIETER. Vergulde pyxis met tijdvers: paroChIa SAnCtI PETRl LIberalI DoNO DeDIt. Werk van den zilversmid van Sleypen. Eenvoudige, gedreven, kelk, XVlIIa. Vier zilveren broedermeestersplaten, XVII A. Kanon borden met eenvoudig zilveren beslag; XlXa of XVlIId. Tinnen kruisbeeld op voet, hoog 1.03, breed 0.415 M. Lodewijk XV. Vier tinnen kaarsenl u c h t e r s, XVIII B. In de pastorie naast de oude tijdelijk buiten gebruik gestelde kerk een als dorpel dienende steen met twee engelenkopjes en tijdspreuk: L/ETE ConseCraMVs Deo (1755). Volgens de Maasg. 1918, blz. 8, bevond zich deze steen vroeger boven den ingang dezer kerk. Van het voormalig KLOOSTER SLAVANTE, = ter Observanten, is maar weinig meer over. Door Jan van Eijnatten, die in 1439 Alijde Bock van Lichtenberg huwde, werd in 1455 een heremitage even noordwaarts van den Lichtenberg gesticht, welke met machtiging van Jan van Horne, bisschop van Luik, in het jaar 1489 tot een klooster der Observanten is uitgegroeid. In 1578 werden de kloosterlingen er uit verdreven en het klooster verviel, totdat het in 1639 bewoonbaar werd gemaakt en betrokken door de Recollecten uit Maastricht (zie hiervoren, blz. 190), toen zij in verband met het „verraad” uit de stad waren Afb. 729. Kapelletje bij het voorm. klooster Slavante. verbannen. Tot aan de Fransche revolutie heeft het klooster gebloeid. Tenslotte werden de overblijfselen van Slavante in 1851 door de Maastrichtsche Groote Sociëteit aangekocht, die er een Casino bouwde, op een vermoedélijk daartoe opgehoogd gedeelte. Verschillende teekeningen in den Topographischen Atlas van het oudheidkundig genootschap; gravures in de iooo gezichten. Van het oude klooster is slechts het zuidelijk gedeelte van den Oostvleugel over; het is een eenvoudig, tot woonhuis ingericht gebouw van baksteen, waarin een oude schouw gedeeltelijk is behouden, op het linker wangstuk is het jaartal 1666 te onderscheiden. Hieraan grenst een brokstuk eener open galerij met drie elliptische bogen. Zuidelijk van dezen vleugel ligt op een hooger niveau een veelhoekig gesloten Geschiedenis. Afbeel¬ dingen. Beschrij¬ ving. Geschiedenis. Beschrij¬ ving. Inwendig. GEMEENTE MAASTRICHT. kapelletje in mergel; de voorgevel heeft een rondbogige opening tusschen dubbele pilasters, een zware kroonlijst hierboven, klauwstukken en een driehoekig fronton; een gevelsteen met het jaartal 1681 en een wapen er onder: I en IV een breedarmig kruis; II en III gevierendeeld: I en IV vermoedelijk drie leeuwenkoppen (2 en 1); II en III een golvende dwarsbalk; — drie helmen. Vermoedelijk is de stichter een lid van het geslacht van Bochholtz en lid der Duitsche orde geweest; zijn moeder was een van Groesbeek. Afb. 729. De zijwanden worden elk door twee vensters met flauw gebogen bovendorpel onderbroken. Thans is de ruimte overdekt door een gebogen stucplafond, vroeger echter door een stucplafond met wapens (vgl. Maasg. 1884, blz. 994). Kanaalweg 12. De ST. LAMBERTUSKAPEL. Bij den aanleg van het kanaal Maastricht—Luik werd het XVIIIe eeuwsche kapelletje (zie blz. 756) van St. Pieter gesloopt. Men vond toen veertien sarcophagen van hetzelfde type als die, welke in 1624 (zie blz. 756) gevonden waren. Op een dier sarcophagen meende men het woord LANBERTE te kunnen onderscheiden. Van deze lijkkisten werd er een geschonken aan het Rijksmuseum te Leiden, drie werden er verkocht, eenige wist de pastoor te behouden t— zij werden in den kelder der nieuwe kapel geplaatst — en eenige andere worden in het oudheidkundig museum bewaard (Mulleners, La vie de St. Lambert, Public. XLV (1909) blz. 492). De huidige kapel werd in 1847 op 13 M. westwaarts van de afgebroken kerk opgetrokken. De kapel is opgetrokken in baksteen op een achthoekig grondplan; de frontzijde is ruim 2.71 M. breed. Op den bovendorpel van de deur staat het volgende tijdvers: strUCtUra CanaLIs eVanUI ; pIetate DenVo SUrreXi / honorI beatI LaMbertI (1847). De kapel is met leien gedekt. De kapel bezit een ten deele vernieuwde retabel, XVIII. Vóór den ingang der kerk het fragment (2.12 x 1.24 M.j van een grooten grafsteen, waarvan de opschriften moeilijk meer te lezen zijn. In het oorspronkelijk midden van den steen is het uitgeloopen wapen van Eijnatten te zien en in de bovenhoeken andermaal en een wapenschild, beladen meteen dwarsbalk en drie merletten in het schildhoofd (Bock). Ter weerszijden van het wapen in het midden werd het omschrift onderbroken door de wapenschilden van Hoensbroeck en Buren, thans niet meer te zien. Aangevuld uit de Crassier, (Succéssion des Seigneurs de Lichtenberg, Public. XXXII (1895), blz. 252), luidde het randschrift in gothische minuskels: hyr lygt BEGRAVEN / JONCKER HERMA VA EYNATTE HEER TOT / / ENDE VIJ DES XDE DACH AUGUSTY. In de bovenhelft werd in het vlak binnen het randschrift in XVIIe eeuwsche letters toegevoegd: HIER LIGGE BEGRAVË DEN / WOL EDELE GEBOEREN HEER / FREDERICK VAN EYNATEN / BARON VAN NIEUWSTADT / HEER TOT GERDINGEN STARF / A° 1640— Imo OCTOBRE / SINT PIETER. ENDE DIE EDELE GEBOEREN VROUWE MEVROUWE BEATRIX / BARONESSE DE MERODE SIJNE / HUISVROUWE STARF A° 1647/ I JAN. BIDT / GODT VOOR / DE ZIELE. Links van den ingang ligt een kleine steen, hoog 0.65, breed 0.51 M., met het volgende opschrift: Anno 696 / hoc in loco in / sepvlchro paterno / corpvs sancti / Lamberti EPISCOPI / LEODIENSIS MVLTIS / IN DIES CORVSCANS / MIRACVLIS SEPVLTVM / IACVIT VSQVE AD / ANNVM 709. Rechts van den ingang een steen van 0.535 bij 0.545 M., met het volgend opschrift: HIC IACET / REDUS DOMINUS D / OGERUS POIS LEVACHE / PASTOR HUIUS ECCLESIAE / OBYT DECIMA MAY 1727 / CUIUS ANIMA / REQUIESCAT IN PACE. PARTICULIERE GEBOUWEN. 1 De Torentjes, geheel in mergel opgetrokken en voor een groot gedeelte vernieuwd huis op rechthoekig grondplan met topgevels (trappen) en een uitgebouwden vierkanten toren met peer. In den muur haaks op den voorgevel bevindt zich een gevelsteen met een wapen : een schild met een vrij" kwartier, beladen met twee gekruiste leliestaven. Hierboven staat in minuskels BEAUVORS; terzijde van het wapen: ME PONIT AMICIS ARTIS APOLINEE / CULTOR NICOLAUS BEIJSSEL A°. XVC xxvi. Afb. 730 Van elders afkomstige Inwendig, stukken zooals een gedeelte van de lage gesneden lambriseering (XVIII) uit de O. L. Vrouwekerk. Het Landhuis Maesenb u r g, op een rechthoekig grondplan opgetrokken in baksteen (gesaust) met toepassing van Naamsche steen. Geprofileerde deuromlijsting; op de verdieping hierboven een deur met balconhek. Wolfdak met pannen (modern) en eertijds windwijzers met het jaartal 1772. Afb. 730. „De Torentjes” Trap met gesneden balusters, Inwendig. GEMEENTE MAASTUTfWT twee balkzoldenngen met stucpaneeleu, een schoorsteen met stucwerk en deuren uit den tijd Vóór het hms twee met vazen bekroonde pijlers van Naamsche steen. Het bijbehoorend gesmeedijzeren hek aan de straat met het opschrift M AES ♦ EN ♦ BURG. Tn 2 KANAALWEG 78. Sluitsteen met het jaartal 1817, en een schouw met gebeeldhouwde wangen, XVIIA. 3 — 87. Baksteenen huis van een verdieping en met hoekblokken, zware gootlijst, gebeeldhouwden sluitsteen. Gebroken kap met pannen ; ankers met 1828. Gesmeed ijzeren tuinhek met 18 wyngaard 29. 4 — 90. Verbouwd huis met deuromlijsting in Naamsche steen; deze heeft een driehoekige latei met verweerde lijst — misschien XVIa. De sleutelplaat, welke een ridder voorstelde, is onlangs vervangen. De topgevel, met latere vlechtingen in baksteen, heeft een lijst en een gebeeldhouwd kopje (draagsteen voor een beeld). Verder een onlangs gedicht kruisvenster; eenvoudige ankers met enkelen krul. 5 94. Geheel gecement huis van mergel, XVIIIA. 99. Geprofileerde deuromlijsting, sluitsteen met 1820; achterhuis van mergel met houten kozijnen, XVIII. — 106. Sluitsteen met 1817 (uitgebrand) en jaarsteen met ManU DeI ConstrUcta — 109. Huis van een verdieping in mergel met bijbouw in baksteen; oP den bovendorpel van de deur: in den engel 1766. — 116. Op een bovendorpel het jaartal 1801, en in (herbruikte) ankers 1717. 119. Sluitsteen met jjgjg Opde verdieping gesauste baksteen. 122. Huis van mergel met lateibogen en eenvoudigen sluitsteen. De deuromlijsting met sluitsteen, waarop lg27 Gebroken kap met twee dakkapellen; moderne bedekking met pannen. ® 124 I25 (Douanebureau). Eenvoudige baksteengevel met driehoekig, fronton, raamhekjes en balcon, XIXb. 9 KALFSTRAAT 12. Verbouwde gevel, ten deele in vakwerk, XVIII A. BLEEKERIJ 14. Gewijzigde gevel met overblijfselen van kruisvensters, met gekrulde ankers en boven den bovendorpel van den ingang: LepUs LUstro DepULsUs aLterUM / eX.CaepIt (XVII — 1836) 3 — 32- Eveneens gewijzigde gevel (XVIIIA) van een verdieping met ronde zoldervensters met vier sluitsteenen elk. — 38. (1791)- Voorts verschillende, lage huizen, met gebroken kappen dagteekenend van XVIIIB —XlXa: anaalweg 47 (1847);- 58;- 66;- 67;- 70;- 73;- 80;- 89;- 92;- 98-; 120. tPENWEG 66 en 68. SINT PIETER. Hoeven. De hoeve van den Lichtenberg, zie blz. 761. Afb. 722 en 73I< BURGEMEESTER CEULENSTRAAT 24. Eenvoudige hoeve om reclithoekigen hof; ten deele XVIII B en XIX A. Molen. DRABBELSTRAAT 11, 12, 13 en 14, thans woningen; overblijfselen van een watermolen, XVII A. Afb. 731. Lichtenberg. Hoeve. (vgl. blz. 761). SUPPLEMENT. AANVULLING OP DE BESCHRIJVING VAN DE WOONHUIZEN. Tot de op blz. 628 e. v. beschreven XVIIde eeuwsche woonhuizen behooren nog: 1 papenstraat 13. Voormalige Réfugié van St. Jacob. Zie blz. 214» 290- Interieur Gedateerde blz. 780 nr. 155. 2 VAN HASSELTKADE (Langs de Maas) 23. Gevel met twee zeslichtsvensters en jaartalankers: 1641. Achtergevels en topgevels aan de zijkanten vernieuwd. Afb. 561 vóór restauratie. 3 markt 65. Gevel uit 1663. Gevelsteen, zie blz. 784 nr. 182. 4 BATTERIJSTRAAT 34. Gesauste baksteen. Gevelsteen met de voorstelling van een ruiter en 1665, afb. 732> ACHTER HET VLEESCHHUIS 6. On- Fragment. gedateerde — 21. Gepleisterde trapgevel aan de Minckelersstraat; pui XIX. ST. AMORSPLEIN 1. Fragment. BCXLERDEN STRAAT 20. Ingangsomlijsting van Naamschè steen met diamantkopmotief en bovenlicht. — 59- BOSCHSTRAAT 94. Fragment. BREEDE STRAAT 14. Fragment met muurankers. BRUGSTRAAT 18—20. Achtergevels in vakwerk, afb. 733. Voorgevels XVIII; puien modern. Afb. 733. Maastricht, Brugstraat 18—20, achtergevel. Afb. 732. Maastricht, Batterij straat 34. GEMEENTE MAASTRICHT. 11 BRUSSELSCHE STRAAT 57. Fragment. — 92; — 121. 12 EIKELSTRAAT 3. Baksteengevel met bergsteenen kruiskozijnen en een overstekend dak. Dakkapel. Afb. 592 vóór restauratie. 13 GROOTE GRACHT 20. Gevelsteen: I H S boven een brandend hart. Moderne pui. — 34; — 47. Gevel gepleisterd. — 88. Hoofdgestel met eindkrullen. Pui modern. — 91. Hoofdgestel met eindkrullen. 14 GROOTE LOOIERSTRAAT 8. Gesaust. Geblokte vensterkozijnen, waarvan de kruisen zijn uitgebroken. Ingangsomlijsting in Lodewijk XVI-stijl, zie blz. 777 nr. 109. Voor interieur, zie blz. 779 nr- r33- 15 GUBBELSTRAAT 38. — 40. Lateibogen. 16 VAN HASSELTKADE (Langs de Maas) 22. Trapgevel (brandmuur). Gebeeldhouwde rondbogige ingangsomlijsting met tweedeelig bovenlicht. Afb. 565 van vóór de restauratie. 17 JODENSTRAAT 4. Gevel gepleisterd. 18 KAPOENSTRAAT 24. — 30. Op de verdieping ontlastingsbogen. Gevelsteen zie blz. 783 nr. 178. 19 KESSELSKADE 57. Boven de vensters adcoladebogen. Gepleisterd. Pui modern. 20 KLEINE LOOIERSTRAAT 8. Mergelbanden en hoekblokken. Rondbogige diepgepro- fileerde ingang in Lodewijk XVI-stijl, zie blz. 777 nr- II2> afh. 595- 21 LENCULENSTRAAT 30. Fragment met mergelbanden en muurankers. Pui XVIII. 22 MARIASTRAAT 9. Pui modern. 23 MARKT 1, 2, 3. Driemaal twee traveeën met banden van mergel. Puien grootendeels modern. 24 MUNTSTRAAT 29—31. Achtergevel in vakwerk. Voorgevel, XVIII, zie blz. 776 nr. 93. 25 ST. PIETERSTRAAT i. Zijgevel met vakwerk. 26 PLANKSTRAAT 5. Pui van Naamsche steen. Geblokt horizontaal drielichtsvenster. 27 SMEDENSTRAAT 7. Achtergevel in vakwerk. Voorgevel, XVIII, zie blz. 776 nr. 98. 28 STOKSTRAAT 12. Overgekraagde zijgevel in vakwerk; de voorgevel in vakwerk is een restauratieproduct. — 40. Gekoppelde ontlastingsbogen boven een later drielichtsvenster met houten kozijnen. Hardsteenen pui. — 47. Hoekblokken en mergelbanden. Cartouche en het opschrift: in het wit cruis. Pui XVIII, met segmentboogvensters. Hardsteenen ingangsomlijsting met rocaille, zie blz. y/8 nr. 120. 29 TAFELSTRAAT 12. Opmerkelijk achterhuis met kruisgewelven. Zie ook blz. 776 nr. 101. 30 TONGERSCHE STRAAT 5. Vensterkruisen uitgebroken. — 58. Pui nieuw. 31 VRIJTHOF 2. Smalle gevel met mergelbanden. — 48. 32 WOLFSTRAAT IO. SUPPLEMENT. Bij de XVIIIde eeuwsche uitlopers van het XVI—XVIIde eeuwsche type, beschreven op blz. 655, e.v., moeten nog de volgende genoemd worden: 33 STOKSTRAAT 4. Gevel uit 1706; pui modern. Gedateerd. 34 ACHTER HET VLEESCHHUIS 35. Onge- 35 GUBBELSTRAAT 3. dateerd. — 18. Bovendeur met klopper. 36 KAPOENSTRAAT 32. Aan de achterzijde een tuinhuis met in den baksteenen gevel drie natuursteenen kruiskozijnen. Zie ook blz. 775 nr. 85. Voor interieur, zie blz. 779 nr. 138. 37 LENCULENSTRAAT 2. Topgevel aan den zijkant. 38 MAAGDENDRIES 31—32. 39 ST. ANTONIUSSTRAAT 5. 40 SPILSTRAAT I. 41 STOKSTRAAT io. Hoekblokken en geprofileerde lijsten. 42 TONGERSCHE STRAAT 13. —- 32. Segmentboogvensters. Pui modern. 43 GROOTE STAAT 59—61. Met horizontale lijsten. Gebosseerde kruisvensters, waar- Geheel van • •• • • j Naamsche van de kruisen zijn uitgebroken. Pui modern. 44 TONGERSCHE STRAAT 33. Pui vernieuwd. steen. Bij de op blz. 658 e. v. beschreven XVIIIde eeuwsche gevels met een verdeeling, die herinnert aan den vakwerkbouw, vermelden wij nog: 45 LENCULENSTRAAT 20. Gevelsteen: ton met druiven 1737- Pui vernieuwd. Geda- 46 BRUSSELSCHE STRAAT 20. Gevelsteen met de afbeelding van een vos en: teerde. 17 IN DEN VOS 56. 47 ABTSTRAAT io. Baksteengevel van vijf traveeën op een plint van Naamsche steen; Onge- boven de vensters lateibogen; de ingangsomlijsting met een Rococosluitsteen, dateerde. Het bordes is voorzien van een smeedijzeren hek in Régencestijl, zie blz. 776 nr. 105, afb. 735- Aanbouw met natuursteenen kruiskozijn. Voor interieur, zie blz. 778 nr. 122. 48 ACHTER HET VLEESCHHUIS 4. Geheel in hardsteen; vensterkruisen uitgebroken. Pui modern. — 40. Segmentboogvensters. 49 BOGAERDENSTRAAT 56. Koetspoort met rechten bovendorpel. — 57- 50 BRUSSELSCHE STRAAT 7. Met segmentboogvensters — 68. 51 GROOTE GRACHT 14. GEMEENTE MAASTRICHT. 52 GROOTE STAAT 14. 53 hoenderstraat 28. Met segmentboogvensters. Pui modern. 54 lencülenSTRAAT 16—16a. Gesauste baksteengevel van zes traveeën, op een plint van Naamsche steen; segmentboogvensters. De deurkalven versierd in Lodewijk XVstijl. Zie blz. 777 nr. 113. Voor interieur, zie blz. 780 nr. 146. 55 MARKT 30. Bekroonde lateibogen; wolfdak; windvaantje. 56 muntstraat 11. Segmentboogvensters. 57 spilstraat 13; — 15. Segmentboogvensters; pui modern. 58 stokstraat 49. Pui modern. Geheel 59 brusselschestraat 3i. Met segmentboogvensters. Pui modern. van 60 KESSELSKADE 48. Vensteromlijstingen gebosseerd. Raamhekje in Lodewijk Xyi-stijl. Naam- Zie blz. 777 nr. m. Voor interieur, zie blz. 779 nr. 141. sche 61 MARKT 23. steen. 62 TONGERSCHE straat 18. Winkelpui modern. 63 VRIJTHOF 13. Met middenrisaliet. Fronton boven het middenvenster van de ver¬ dieping. Ijzeren balconhekje en raamhekje XIXa. Twee dakkapellen met frontons. Gebroken kap. Zie blz. 778 nr. 121. — 51. Gekoppelde vensters met lateibogen. Ingangsomlijsting met Rococosluitsteen. Zie blz. 778 nr. 121. 64 WOLFSTRAAT 9. Onder de vensters van de tweede verdieping gebeeldhouwde rozetten, vruchten en gekruiste palmtakken. Met op de verdieping naar onderen uitgebogen staanders (blz. 661 e. v.). Ongeda- 65 BRUSSELSCHESTRAAT 15. Boven de vensters lateibogen. Pui van Naamsche steen, teerd. Met onderbroken rechtstanden (blz. 662 e. v.). Geda- 66 kleine GRACHT 28. Jaartalsteenen met 17—18. Pui modern. Zie ook blz. 784 nr. 180. teerde. 67 muntstraat 10. Segmentboogvensters. Gevelsteen met in een Rococo-omlijsting een paard en: 17 IN HET WIT peerdt 54. Pui modern. Zie blz. 777 nr. 114. Ongeda-68 BRUGSTRAAT 26. Gevelsteen met een gekroonde berg temidden van golven en: teerde. A LA MONTAGNE COURONNÉE IN DEN GECROONDEN BERGH. Pui modern. 69 O. L. VROUWEPLEIN 29. Vijf traveeën breede baksteengevel. De ingangsomlijsting en de consoles onder de kroonlijst in Lodewijk XVI-stijl. Raamhekjes. Twee dakkapellen met gebogen frontons. Zie blz. 777 nr. 116. Gevels met een algemeen XVIIIde eeuwsch karakter (blz. 664 e. v.) Geda- 70 GROOTE GRACHT 12. Voorgevel XVIII B. In de zijgevel jaarankers A 1715. teerde. KOESTRAAT 4. Gepolychromeerde gevelsteen met dé afbeelding van een koe en: IN DE KOYE 1718. SUPPLEMENT. 71 SMEDENSTRAAT 25. Raamhekjes in Lodewijk XVI-stijl. Gevelsteen met: AN NO 17 19 INT GULDECRUYS Pui modern. Zie ook blz. 778 nr. 118. 72 SPORENSTRAAT 18. Gesauste gevel van mergel, 1752. BRUSSELSCHE STRAAT 124. Gevel van Naamsche steen boven een moderne pui; vensteromlijstingen met lateibogen. Gevelsteen met 1755- 73 raamstraat 8. Gevelsteen met de voorstelling van een lans en: ANNO INT LEMKE 1765 74 BRUSSELSCHE STRAAT 17. Hardsteenen vensterko- 75 76 77 78 BRUSSELSCHE STRAAT 17. Hardsteenen vensterkozijnen, waarvan de kruisen zijn uitgebroken. Gevelsteen met een voorstelling van den H. Urbanus en: 17 ST vrbane 66. Afb. 734. GROOTE GRACHT 42. Gevelsteen: 1786. De 4 Heemskinderen. ACHTER HET VLEESCHHUIS 17. Gevel van Naamsche Ongesteen met segmentboogvensters. Pui modern, dateerde. — 25. Gekoppelde vensters Lodewijk-XV raamhekjes. Pui modern. — 29. BOGAERDENSTRAAT 5. Met segmentboogvensters. — 16—18. Koetspoort met gedrukten boog. — 35; — 36. Voor interieur, zie blz. 77^ nr. 125. BOSCHSTRAAT 72—74. Vensterkruisen uitgebroken. Dakkapellen in Lodewijk XVIstijl. Zie blz. 777 nr. 106. — 78—80. Vensterkruisen uitgebroken. Dakkapel in Lodewijk XVI-stijl. Zie Afb. 734. Maastricht, Brusselsche Straat 1 blz. 777 nr. 106. Gevelsteen blz. 783 nr. 174. 79 BREULINGSTRAAT 22. Gepleisterd. Deurkalf in Rococostijl met lateiboog. Zie blz. 777 nr. 107. 80 GRACHTSTRAAT 23. Vensterkruis uitgebroken. 81 GROOTE GRACHT 37. Geheel van Naamsche steen. Boven de vensters lateibogen. Gevelsteen blz. 783 nr. 176. 82 GROOTE STAAT 35. Rechthoekige geprofileerde vensteromlijstingen. Boven de balkon¬ deur een fronton. Gebroken kap. Pui modern. — 55. Geheel van Naamsche steen. Pui modern. 83 VAN HASSELTKADE 19. Ingangsomlijsting met segmentboog-bovenlicht. 84 HOENDERSTRAAT 4; — 8. Gebroken kappen. 85 KAPOENSTRAAT 13. Gesauste baksteen. Gekoppelde vensters. De ingangsomlijsting met een sluitsteen in Lodewijk XV-stijl. Zie blz. 777 nr- 1IO- — 26—28. Gesauste baksteen. De vensters gedekt door segmentbogen. — 32. Zie ook blz. 773 nr. 36 en blz. 779 nr. 138. GEMEENTE MAASTRICHT. 86 KEIZER KARELPLEIN 3; — 4; — 5. Segmentboogvensters. 87 KERSENMARKT 5. 88 KESSELSKADE 54. Vensterkruisen uitgebroken. 89 KLEINE GRACHT 20—22. Baksteengevel van tien traveeën. Boven de iets uit¬ springende tweede en derde travee van links en boven de zevende en achtste een fronton, versierd met acanthustakken. 90 KLEINE LOOIERSTRAAT 6. Boven de vensters segmentbogen; ingangsomlijsting in Lodewijk XVI-stijl. Nieuwe winkelpui. Zie blz. 777 nr. 112. 91 KLEINE STAAT 17. Geheel hardsteen. Pui modern. 92 MARKT 68. Lateibogen. Pui vernieuwd. Gevelsteen, zie blz. 784 nr. 182. 93 MUNTSTRAAT 18. Van Naamsche steen. Pui modern. — 29—31. Voorgevel. Voor de achtergevel, zie blz. 772 nr- 24- 94 NIEUWSTRAAT 9. Raamhekjes in Lodewijk XVI-stijl, zie blz. 777 nr. 115. Pui modern. — 10. Gepleisterd. Raamhekjes in Lodewijk XVI-stijl, zie blz. 777 nr. 115- — 12. Gebroken kap. Pui modern. — 22. Van Naamsche steen. Pui modern. 95 o. L. VROUWEPLEIN 22. Vensterkruisen uitgebroken. Interieur zie blz. 780 nr. 153. — 23. Vensterkruisen uitgebroken. Gebeeldhouwde ingangsomlijsting. Interieur zie blz. 780 nr. 154. 96 o. L. VROUWEWAL 5. Voor interieur, zie blz. 780 nr. 154. — 9. Ijzeren balconhek, XIXa. Gebroken kappen. 97 RAAMSTRAAT 14. Ingangsomlijsting in Lodewijk XV-stijl. Zie blz. 777 nr. 117. 98 SMEDENSTRAAT 7. Zie blz. 772 nr. 27. — 14. Onderpui van Naamsche steen. Raamhekjes Lodewijk XV—XVI; zie blz. 778 nr. 118. Koetspoort. 99 SPILSTRAAT 3. Raamhekjes in Lodewijk XVI-stijl; zie blz. 778 nr. 119. 100 STOKSTRAAT 33. Lateibogen. 101 TAFELSTRAAT 12. Zie blz. 605, afb 567, vgl. blz. 772 nr. 29. 102 TONGERSCHE STRAAT 37. Vensterkruisen uitgebroken. Beschadigde gevelsteen met gekroond kruis en 1748- — 56. Gekoppelde vensters met lateibogen. VRIJTHOF 6. Gevel van Naamsche steen. — 12. Idem met segmentbogen ; pui modern. — 50. Van Naamsche steen. WOLFSTRAAT 12; — 14. Gevels met kenmerken der Lodewijkstijlen (blz. 670 e.v.) 105 ABTSTRAAT io, zie blz. 773 nr. 47 en afb. 735; voor interieur blz. 778 nr. 122. SUPPLEMENT. 106 107 108 109 110 111 112 113 114 115 116 117 BOSCHSTRAAT 28a. Koetspoort van Naamsche steen, versierd in Lodewijk XV-stijl; geplaatst in 1917. Voor interieur, zie blz. 778 nr. 127. — 72—74, zie blz. 775 nr- 78- — 78—80, zie blz. 775 nr. 78. breulingstraat 22, zie blz. 777 nr. 79. GROOTE GRACHT 74. Voor interieur, zie blz. 779 nr. 132. GROOTE LOOIERSTRAAT 8, zie blz. 772 nr. 14. KAPOENSTRAAT 13, zie blz. 775 nr. 8$. KESSELSKADE 48, zie blz. 774 nr. 60 en blz.i 779 nr. 141. KLEINE LOOIERSTRAAT 6. Ingangsomlijsting in Lodewijk XVI-stijl. Zie blz. 776 nr. 90. — 8, zie blz. 772 nr. 20. LENCULENSTRAAT 16—16a, zie blz. 774 nr. 54 en blz. 780 nr. 146. MUNTSTRAAT io, zie blz. 774 nr. 67. NIEUWSTRAAT 9, zie blz. 776 nr. 94. — 10, idem. O. L. VROUWEPLEIN 29, zie blz. 774 nr. 69. RAAMSTRAAT 14, zie blz. 776 nr. 97. Afb. 736. Maastricht, Onderpui van de afgebroken gevel Groote Staat 9 (vgl. afb. 558). 3EMEENTE MAASTRICHT. 118 SMEDENSTRAAT 14, zie blz. 776 nr. 98; — 25, zie blz. 775 nr. 71. 119 SPILSTRAAT 3, zie blz. 776 nr. 99. 120 stokstraat 47, zie blz. 772 nr. 28. 121 VRIJTHOF 5. Van Naamsche steen. — 13, zie blz. 774 nr. 63. — 51, zie blz. 774 nr. 63. Interieurs te Maastricht. 122 ABTSTRAAT io. Balustertrap, schoorsteenmantel en plafond in Lodewijk XV-stijl. Lodewijk XVI-schoorsteenmantel. 123 ACHTER DE COMEDIE 16. Twee schoorsteenmantels in Lodewijk XVI-stijl. Wen¬ teltrap. In de z.g. O. L. Vrouwekamer een vrijstaande Lodewijk XVI-schoorsteenmantel; in een nis een madonnabeeld, 1714. 124 ACHTER DE MOLENS 12. Patriciërshuis, vroeger genaamd De Drie Leeuwen. Trappenhuis met smeedijzeren leuning en stucplafond in Lodewijk XV-stijl. Verder o. a. drie kamers in Lodewijk XV- en Lodewijk XVI-stijl. 125 BOGAERDENSTRAAT 36. Twee Lodewijk XVI-schoorsteenmantels; boezem in Lodewijk XV-stijl. 126 BONNEFANTENSTRAAT 5. Twee schouwen, waarvan één in den trant van Hans Vredeman de Vries; beide fragmentarisch en niet in situ. Spiltrap. 127 BOSCHSTRAAT 28a. Schouw, 1628, niet in situ; trap in Lodewijk XV-stijl. — 69. Plafonds en drie schoorsteenmantels, Lodewijk XVI-neoclassicistisch. — 76. Hal, trap en kamers, Lodewijk XVI-neoclassicistisch. — 88. Trap en kamerinterieurs in Lodewijk XVI-stijl. — 98. Gang, trap en winkelinrichting XlXa; tegelschouw. — 108—110. Trap en kamers in Lodewijk XVI-stijl. 128 BOUILLONSTRAAT 2. Trap en schoorsteenmantel in Lodewijk XV-stijl. — 4. Lodewijk XV-hal; trap in denzelfden stijl. 129 BREEDE STRAAT 7. Lodewijk XV-trap. — 12. Plafond in Lodewijk XlV-stijl; schoorsteenmantel en fragmenten van schoorsteenmantels in Lodewijk XVI-stijl. — 13. Lodewijk XV-trap; kamers Lodewijk XVI. Tegelschouw. — 15. Trap* deuren, schoorsteenmantel, XIXa. — 24. Trap en schoorsteenmantels in Lodewijk XVI-stijl. — 26—28. Lodewijk XV-trap. Twee schoorsteenmantels Empire; fragmentarisch. — 27. Lodewijk XV-trap; schoorsteenmantels in Lodewijk XVI-stijl. — 43. Trap en schoorsteenmantel in Lodewijk XVI-stijl. 130 BRUSSELSCHE STRAAT 30. Lodewijk XV-schoorsteenmantels; fragmentarisch. — 36. Trap en schoorsteenboezem in Lodewijk XVI-stijl. SUPPLEMENT. 131 132 133 134 135 136 137 138 139 140 141 142 BRUSSELSCHE STRAAT 59- Neoclassicistische schoorsteenmantel; fragmentarisch. — 74- Trap en plafonds in Lodewijk XV-stijl. — 76a. Lodewijk XVI-plafonds en dito schoorsteenmantel. — 84. Interieur Lodewijk XV-neoclassicistisch-neogothisch. — 109. Lodewijk XV-trap. GRAANMARKT i. Barokke trap. Tegelschouw. GROOTE GRACHT 24. Trap en schoorsteenmantels in Lodewijk XVI-stijl. — 56. Lodewijk XVI-trap. Schoorsteenmantels in Lodewijk XV-, Lodewijk XVI-, en Empirestijl. — 60a. Schoorsteenmantels in Lodewijk XIV-, XV- en XVI-stijl; Lodewijk XIV- plafonds. — 74. Schoorsteenmantels en stucplafonds in Lodewijk XVI-stijl. GROOTE LOOIERSTRAAT 6. Lodewijk XV-schoorsteenboezem. Schoorsteenmantel en fragmenten van schoorsteenmantels Empire-neoclassicistisch. — 8. Lodewijk XVI-trap en -betimmering. Twee Empireschoorsteen mantels. — 17- Lodewijk XV-trap. — 26. Lodewijk XlV-plafond, Lodewijk XVI-schoorsteenmantel. — 27. Eenvoudige tegelschouwtjes. — 30. Trap, schoorsteenmantels en plafonds in Lodewijk XV-stijl. GROOTE STAAT 32. Lodewijk XV-trap. GUBBELSTRAAT 38; Lodewijk XlV-schoorsteenmantel; alcoofomlijsting; spiltrap. VAN HASSELTKADE 8. Lodewijk XV-trap en -plafonds. Schoorsteenmantels Lodewijk XVI, Empire en neoclassicistisch. — II. Tegelschouwtje in Lodewijk XV-stijl. — 13- Lodewijk XV-trap, Lodewijk XVI-plafonds; imitatie-gobelins van jute, XVIII B; deuren en dessus-de-porte in Lodewijk XV-stijl. — 15. Schoorsteenmantels in Lodewijk XV- en Lodewijk XVI-stijl. Lodewijk XV- plafonds. JODENSTRAAT 12. Lodewijk XVI-schoorsteenmantel. Lodewijk XV-vleugeldeuren. KAPOENSTRAAT 32. Balustertrap; verder o. a. een Lodewijk XV-schoorsteenmantel. CAPUCIJNENSTRAAT 45. Lodewijk XVI-schoorsteenmantels. In tuinhuis tegelschouw. — 51. Lodewijk XV-trap. — 57. Schoorsteenmantels Lodewijk XV en neoclassicistisch. — 73. Trap, schoorsteenmantels en plafonds Lodewijk XVI-neoclassicistisch. — 98. Trap, schoorsteenmantel en plafonds Lodewijk XV. KEIZER KARELPLEIN 5. Lodewijk XV-schoorsteenmantel en dito schoorsteenboezem. — 9. Neoclassicistisch kamerinterieur. KESSELSKADE 41. Schoorsteenmantel, Lodewijk XVI-neoclassicistisch, niet in situ. — 48. Lodewijk XVI-schoorsteenmantel. — 62. Lodewijk XVI-balustertrap. KLEINE GRACHT 18. Trap en schoorsteenmantel Empire. — 30. Lodewijk XV-trap; schoorsteenmantel. — 31. Lodewijk XlV-schoorsteenboezem. Spiltrap. GEMEENTE MAASTRICHT. 143 KLEINE LOOIERSTRAAT io. Balustertrap; schoorsteenmantel Lodewijk XV-neoclassicistisch. L44 KLEINE STAAT 13. Lodewijk XV-plafond. 145 CORTENSTRAAT 7. Interieur in Lodewijk XVI-stijl. In tuinhuis Régenceschoorsteen- mantel. 146 LËNCULENSTRAAT 14. Schoorsteenmantels en plafonds in Lodewijk XV- en Lodewijk XVI-stijl. — 15. Trap en schoorsteenmantel in Lodewijk XVI-stijl. Schoorsteenmantel in Lodewijk XV-stijl; bewerkte moerbalkzoldering. — 16—16a. Trap en kamerinterieurs in Lodewijk XV-stijl. 147 LOOIERSGRACHT 4. Lodewijk XVI-schoorsteenmantel. 148 MARKT 16. Balustertrap. Lodewijk XVI-schoorsteenmantel. — 18. Trap en kamerinterieur Lodewijk XVI. 19. Trap en kamerinterieurs Lodewijk XVI, voorts een neoclassicistisch kamerinterieur. — 32. Tegelschouwtje. — 55. Lodewijk XVI-trap. — 70. Lodewijk XVI-schoorsteenmantels en dito plafond. 149 MINDERBROEDERSBERG 8. Balustertrap. Lodewijk XVI-schoorsteenmantel e. d. 150 MINCKELERSSTRAAT 1. Lodewijk XVI-trap; tegelschouwen. 151 MUNTSTRAAT 25. Lodewijk XVI-schoorsteenmantel; neoclassicistisch apotheek- interieur. — 26. Balustertrap. 152 O. L. VROUWEKADE 4. Lodewijk XVI-kamer. 153 o. L. VROUWEPLEIN 18. Balustertrap. Lodewijk XV-schoorsteenboezems. — 22. Trap XIXa. — 23. Balustertrap. 154 o. L. vrouwewal 5. Eenvoudige Lodewijk XVI-trap. 155 PAPENSTRAAT 2. Lodewijk XVI-trap. — 9. Lodewijk XV-trap. — 11. Lodewijk XVI-trap; schoorsteenmantel Lodewijk XVI-Empire. — 13. Voormalige Réfugié van St. Jacob (vgl. blz. 290). Lodewijk XV-trap. 156 PASTOORSTRAAT 14. Lodewijk XVI-schoorsteenmantel. Barok altaar met Madonna; kruiswegstaties. 157 ST. BERNARDUSSTRAAT 8. Barokke balustertrap. — 14. Lodewijk XV-schoorsteenmantel en dito plafond. 158 ST. JACOBSTRAAT 6. Lodewijk XV-trap. Schoorsteenmantels Lodewijk XV en Lodewijk XVI. — 15. Lodewijk XV-trap. Régence-schoorsteenboezem. Bewerkte zoldering. 159 ST. PIETERSTRAAT 3. Twee. Lodewijk XV-schoorsteenboezems. 160 ST. SERVAASKLOOSTER 6. Lodewijk XVI-trap. Neoclassicistische kamerinterieurs. — 24. Schoorsteenmantels Lodewijk XVI en neoclassicistisch. — 26. Lodewijk XV-trap; dito plafonds en schoorsteenmantels. SUPPLEMENT. ST. SERVAASKLOOSTER 28. Trap, plafonds en schoorsteenmantels Lodewijk XV. — 33. Lodewijk XV-trap en dito schoorsteenmantel; neoclassicistische interieurs. — 36. Lodewijk XV-trap en neoclassicistische schoorsteenmantels. 161 STATENSTRAAT 9a. Balustertrap XVII. 162 steenenbrug 6. Trap en schoorsteenmantels Lodewijk XV. 163 STOKSTRAAT 32. Lodewijk XV-schoorsteenboezem. 53- Lodewijk XV-plafonds. Twee neoclassicistische schoorsteenmantels. 164 TAFELSTRAAT io. Schoorsteenmantel Lodewijk XV-neoclassicistisch. 165 TONGERSCHE STRAAT 20. Lodewijk XVI-trap. — 41. Neoclassicistisch interieur. — 49. Lodewijk XV-trap; neoclassicistische schoorsteenmantels. 166 HENRIC VAN veldekenplein (St. Servaasklooster) 20. Lodewijk XVI-hal met trap in denzelfden stijl. 22. Lodewijk XV-trap, dito schoorsteenboezem. Gebeeldhouwde schoorsteenmantel, XVII. Neoclassicistische muur- en plafondbeschildering. Schoorsteenmantels in denzelfden trant. 23. Lodewijk XV-plafond en dito schoorsteenmantel. — 31. Balustertrap; Lodewijk XV-plafond. 167 vrijthof 21; — 22, met Lodewijk XV-trap. 23. Spiltrap; Lodewijk XV-plafond en dito schoorsteenboezem. 47 49- (thans 46—47). Empire trappenhuis. Empire zaalinterieurs met schoorsteenmantels en plafonds. 168 WITMAKERSTRAAT 5- Neoclassicistisch kamerinterieur. — 10. Lodewijk XV-plafonds; dito trap. — 25. Plafond en schoorsteenmantels Empire. Enkele gothische fragmenten niet in situ. 169 WOLFSTRAAT 8. Lodewijk XV-trap; schoorsteenmantels en plafond in Lodewijk XVI-stijl. [70 ZWINGELPUT 2. Eenvoudige tegelschouw. Interieurs te Wjjk. [71 BRUGSTRAAT 61. Lodewijk XVI-schoorsteenmantel; fragment Lodewijk XV-trap. .72 HOOGEBRUGSTRAAT 6. Schoorsteenmantels Lodewijk XVI. — 11. Lodewijk XV-trappenhuis; Lodewijk XVI-tegelschouwen. — 13. Trap en plafond in Lodewijk XVI-stijl. 28. Lodewijk XV-schoorsteenmantel; Empire schoorsteenmantel. — 36. Plafond en schoorsteenmantels in Lodewijk XVI-stijl. — 50. Régence-tegelschouw. — 54- Lodewijk XVI-schoorsteenmantel. — 58. Trap, schoorsteenmantels en alcoofomlijsting in Lodewijk XVI-stijl. — 72 72a. Trap, plafond en schoorsteenmantel in Lodewijk XVI-stijl. GEMEENTE MAASTRICHT. Afb. 737. Maastricht, De Kleine Looiersgracht in 1897. 173 RECHTSTRAAT 7. Balustertrap; plafonds in Lodewijk XlV-stijl. Empire-schoorsteenmantels. :— 23. Tegelschouwen; fragment balustertrap. — 25. Trap en schoorsteenmantel Lodewijk XVI. — 47. Tegelschouw met wapen Lodewijk XV-Lodewijk XVI. — 51. Tegelschouw in Lodewijk XV-stijl. — 55. Schoorsteenmantel in Lodewijk XV-stijl; twee Lodewijk XVI-schoorsteenboezems. — 59. Twee Lodewijk XVI-schoorsteenmantels. — 70. Tegelschouwtje. — 82. Twee Lodewijk XV-schoorsteenboezems, deuren e. d. — 89. Balustertrap. In Maastricht zijn de interieurs van MUNTSTRAAT 45, STEENENBRUG 12, ST. jacob- SUPPLEMENT. straat 8 en TONGERSCHE STRAAT 35, beschreven op blz. 677, 664, 642 (602) en 660, grootendeels verdwenen. Herplaatste gevelsteenen te Maastrichtx). 174 BOSCHSTRAAT 17. Steen met voorstelling van een „Schmoucksceer”. Afk. van Brugstraat 10. — 55. „IN DEN RAEVE 1700”. Afk. van Muntstraat 28. — 63. „IN DEN WITTEN vos”. Afk. van Achter het Vleeschhuis 39. — 89. Twee stéenen met de voorstelling van St. Crispinus en St. Crispinianus. Afk. van Achter het Vleeschhuis 39, waar zij één geheel uitmaakten met den vorigen steen. — 91. „IN DEN LUYPAERD”. Afk. van Vrijthof 9. — 95. Steen met de voorstelling van Bacchus. Afk. van Brusselsche Straat 101. — 97. „IN DE FORTUYN”. Afk. van Rechtstraat 106, Wijk. ■— 101. „IN: S: ARNOLDUS”. Afk. van een huis in de Hoogebrugstraat te Wijk. — 36. „IN DEN WALVIS 1783”. Afk. van St. Amorsplein 14. — 80. Steen met voorstelling van een gekroonde leeuw. Afk. van een afgebroken pand op de Bleekerij. Zie ook blz. 775 nr. 78 en blz. 777 nr. 106. — 90. „IN DE STADT ANTWERPEN 1763”. Afk. uit den kelder van de St. Bernardusstraat 1. Hoogbejaarden meenen, dat deze steen daarvoor in de buurt van de Kattenstraat, een zijstraat van de Rechtstraat, heeft gestaan. — 104. „IN DEN EYCK”. Afk. vermoedelijk van een huis aan de Kersenmarkt, hoewel het pand, waar de steen, nu geplaatst is, van oudsher heet: Hótel du Chêne. 175 BRUSSELSCHE STRAAT 31. Steen, voorstellende een ossenkop. Afk. van Groote Staat 3, waar hij diende als sluitsteen in de poort van de voormalige vleeschhal. Zie ook blz. 774 nr. 59. 176 GROOTE GRACHT 37. „IN DEN VALK 1738”. Ontdekt in 1952. Zie ook blz. 775 nr. 81. 177 GROOTE LOOIERSTRAAT 19. Steen boven een poort met tijdvers: haeC priMo DIe jVnII InCepta. Ontdekt in 1952. 178 KAPOENSTRAAT 20. Steen Voorstellende een vos. Afk. van Rechtstraat 52, Wijk. — 22. Steen, voorstellende een halve maan. Vermoedelijk afk. van Kleine Staat 24. — 30. „IN DE DRY LEEUWERKEN 1763”. Afk. van Wijker Brugstraat 44. Zie ook blz. 772 nr. 18. 179 kesselskade 58. Steen, voorstellende drie gekroonde haringen, gevonden in de tuin van een pand in de St. Antoniusstraat. Kan ook afkomstig zijn van Wijker Brugstraat 68, waar het vroeger „in de drie gekroonde haringen” heette. 1) Voor het grootste gedeelte uit het depót van het Provinciaal Museum; herplaatst in 1951 en 1952. GEMEENTE MAASTRICHT. 180 KLEINE GRACHT 28. Steen met de voorstelling van een posthoorn. In de achter- bouw van pand Kleine Gracht 30 in 1952 ontdekt. Zie ook blz. 774 nr. 66. 181 LENCULENSTRAAT i. Twee steenen, voorstellende een rechter- en een linkerhand, beide met opschrift „D. GüLDE HANDT 1737”. Afk. van Muntstraat 50. — 18. In 1952 ontdekt in de bovendorpel van de straatdeur: paCe faVente eXstrVCta DoMVs. 182 MARKT 60. „IN DEN LAURIERBOOM 1766”. Afk. van Markt 5. — 65. „IN DE GOUDE leeuw”. Afk. van Spilstraat 5. Zie ook blz. 771 nr. 3. — 66. „IN DE STERRE 1777”. Afk. van Groote Staat 13. — 68. „IN DEN BOCK 1738”. Afk. van Rechtstraat 89. Wijk. Zie ook blz. 776 nr. 92. 183 PASTOORSTRAAT 10. Groote steen met wapenschild en de stadsster van Maastricht en het opschrift: D.O.M. ET ORDINI S.S.P.Q. MOSAETRAJECT. FUNDUM MONASTERII DOMIBUS PUB: PECUN: COEMPTIS ET DIRUTIS D.D. IÓII Zeer waarschijnlijk afkomstig van het Capucijnenklooster, waarvan de bouw in 1611 met steun van de overheid begonnen werd. 184 PLANKSTRAAT 23. Aan de tuinzijde gedenksteen met tijdvers: . S.nICoLaVs Vera VIpVLsVs CeDIt s.MarIae VIrgInI. Dit doelt op de aibraak van de voormalige St. Nicolaaskerk. De steen is afkomstig van de vroegere pastorie van deze kerk, welke hier eens stond. 185 SPILSTRAAT 4. Steen met de voorstelling van de zon; herplaatst in den oorspron- kelijken gevel. 186 TONGERSCHE STRAAT 38. In 1952 ontdekt steentje met de voorstelling van een vogel (pelikaan?) Herplaatste gevelsteenen te Wjjk. 187 HOOGEBRUGSTRAAT 17. Uithangteeken in den vorm van een scheerbekken, aan¬ gebracht in 1952. — 74. „IN DEN groenen STAEDELEER”, in 1952 weer op de oorspronkelijke plaats aangebracht. Vgl. blz. 729 nr- 60 met onjuist onderschrift. 188 RECHTSTRAAT 102. „IN HET POSTHOORN 1766”. Afk. uit den kelder van dit perceel en in een zijgevel daarvan, in de Kalminkstraat, herplaatst. — 94. In den gevel ontdekt een steen met drie geschilderde gouden leeuwen op rood veld en Anno 1751» links en rechts geflankeerd door twee jaartalsteenen 17 — 58- 46, Steen met de voorstelling van een wortel. Afk. van Rechtstraat 27. Wijk. SUPPLEMENT. Afb. 738. Het Oostelijk deel van Maastricht met de voorstad Wijk, maquette door Larcher d’Aubancourt, 1748-1752 1), in het Hotel des Invalides te Parijs (Vgl. afb. 568). VERDERE AANVULLINGEN. blz. 593i regel 13 van beneden: Groote Staat 9. De spil van de trap en enkele andere onderdeden bevinden zich thans in het Museum. blz. 594: Gevelsteen „in DEN LANSCROON”, met gekruiste lansen (!) en een kroon, blz. 602, onderaan: St. Jacobstraat 8, verkeert in de uiterste staat van verval, blz. 617, nr. 17: Brusselsche Straat 77. De schamppalen van de koetspoort zijn verdwenen. blz. 619, nr. 25: Jodenstraat 1. Poort verdwenen. blz. 621, nr. 32: Kleine Gracht 39—41. Middenpartij en linkergedeelte van den gevel vervangen door nieuwbouw. blz. 621, nr. 35: O. L. Vrouweplein 18. Reeds eerder bedorven door het wegbreken van een der ramen, is dit huis in 1951 (!) door het platkappen van de profielen en de guirlande van de bekroning redeloos en reddeloos vernield! blz. 621, nr. 36: O. L. Vrouweplein 17* Achtergelegen woning gesloopt. blz. 622, nr. 38: Raamstraat 45. De vleugels zijn gesloopt. blz. 625, nr. 48: St. Servaasklooster 40, gesloopt. l) Larcher d’Aubancourt vervaardigde ook een maquette van Namen. Vgl. Josy Muller, Le plan en relief de Namur in: 1’Armée, la Nation, Belg. Milit. Tijdschr. van Dec. 1949. GEMEENTE MAASTRICHT. blz. 629, nr. 58: Eikelstraat 1 is onlangs fantasievol „gerestaureerd”, blz. 631, nr. 65: Bogaerdenstraat 26, gesloopt, blz. 631, nr. 72: Breulingstraat 39, gesloopt. blz. 633, nr. 89 en afb. 596: Hoenderstraat 24. Met verf besmeerd en gedeeltelijk verknoeid. blz. 639, nr. 111: Markt 33. Achtergelegen woning gesloopt, blz. 639, nr. 116: Zie opm. bij blz. 621, nr. 36. blz. 641, nr. 142: Bogaerdenstraat 52, hoofdgestel verdwenen, blz. 642, nr. 165: Heggestraat 14, gesloopt. blz. 645, afb. 608: Gevelsteen van het huis De Ridder herplaatst aan de voorzijde, blz. 645, nr. 176, afb. 610: Bonnefantenstraat 5, onlangs gerestaureerd, blz. 646, nr. 178: Boschstraat 70. In- en uitgezwenkte dekstukken verdwenen, blz. 646, nr. 181: Ezelsmarkt 2—4, onlangs gesloopt en In den ouden vorm herbouwd. blz. 648—649, nr. 190: Lenculenstraat 33 is sinds 1951 hoofdgebouw van de Jan van Eyck-academie. De voorgevel is geheel vernieuwd en de ingangspartij vermoedelijk modern. De laatste twee traveeën van het gebouw zijn waarschijnlijk weer iets jonger dan de rest. Afb. 615 is van vóór de restauratie, blz. 651, nr. 199: St. Pieterstraat 48, pui modern, blz. 651, nr. 203: Groote Staat 56, gesloopt, blz. 657, nr. 225: zie opm. bij blz, 646, nr. 181. blz. 657, nr. 231: Koestraat 16, tezamen met 14 tot één geheel gerestaureerd. blz. 657, nr. 233: zie opm. bij blz. 622, nr. 38. blz. 661, nr. 276: Vrijthof 31, paneelvullingen verdwenen. blz. 661, nr. 280: zie opm. bij blz. 651, nr. 203. blz. 662, nr. 299: Kersenmarkt 8, onlangs gerestaureerd. blz. 662, nr. 304: Kesselskade 64, met verdieping verhoogd; pui modern. blz. 662, nr. 305: Capucijnenstraat 15, gesloopt. blz. 668, nr. 366 en blz. 669, nr. 375: Achter het Vleeschhuis, hoek Kersenmarkt, onlangs tot één geheel gerestaureerd met Kersenmarkt 10; de vensters teruggebracht in den oorspronkelijken staat, blz. 670, nr. 382: Stokstraat I, gesloopt. blz. 670, nr. 389: Markt 17. Pui onlangs in den geest van de eerste verdieping — vensters met frontons; dus onjuist — vernieuwd. blz. 673, nr. 404: Groote Gracht 29. Een der koperen deurkrukken is vernield. blz. 673. nr. 405: zie opm bij blz. 622, nr. 38. blz. 675, nr. 411: Klpine Gracht 30. Nieuwe winkelpui. blz. 677, nr. 421: O. L. Vrouwekade 4. Stucpaneelen met takken in krans beschadigd. blz. 679, nr. 433: Groote Gracht 56. Nieuwe winkelpui. Afb. 651 van vóór de wijziging. blz. 679, nr. 435: Groote Staat 29. Onderpui thans geheel nieuw, blz. 680, nr. 440: Markt 14. Nieuwe pui. SUPPLEMENT. blz. 682: Vrijthof 44, afb. 658 van vóór de verbouwing. blz. 684, nr. 453: Spilstraat 5. Pui nieuw; gevelsteen herplaatst Markt 65. blz. 687, nr. 459: Leeuwenmolen buiten gebruik. blz. 687, nr. 460: Molen aan den Heksenhoek zeer vervallen. blz. 688, Museum, thans genaamd Limb. Museum voor Kunst en Oudheden en gevestigd in het voormalige Bonnefante'nklooster, Ezelsmarkt. blz. 689, de nabootsing van den, uit grint gevormden, grafheuvel van Savelsbosch (Gronsveld) is opgeruimd. Onder V Glaswerk: een met gekleurde glasdraden versierd vaasje door den z.g. „Meister der Schlangenfaden”, Keuls werk gevonden te Stein. blz. 691. Een derde doopvont, fragmentarisch bewaard, n.1. een gedeelte van een achthoekige kuip met een der hoekmaskers, Gothisch, XIV?, afkomstig uit Halen, blz. 714: De moderne O. L. Vr. v. Lourdeskerk in het Wittevrouweveld, bezit: Eiken preekstoel, XIXA, afkomstig uit Nieuwerkerk a/d IJsel; de kuip versierd met reliefvoorstellingen van de Evangelisten. Orgel, XIXA, afkomstig uit Westkapelle (Z). blz. 719, nr. 5: Ruiterstraat 15, gesloopt. blz. 721, nr. 18: Brugstraat 58. De steen met 1673 is verdwenen. blz. 721, nr. 21: Rechtstraat 12. Slotplaat verdwenen. blz. 722, nr. 22: Ruiterstraat 11, gesloopt. blz. 729, nr. 64: Rechtstraat 63, thans ontpleisterd. GEMEENTE MAASTRICHT. CORRIGENDA blz. 57, r. 6 en 7 en blz. 94, r. 9: De aanval af geslagen door H. v. G. en A. v. D. blz. 214, r. 3,4 en 5 v.o.: Invullen resp. 290, 289 en 288. blz. 552, afb. 521: Zie opm. op blz. 706, nr. 4. blz. 287, r. 5: 52 wordt 55. blz. 600, r. 5 v.o.: 28 wordt 13. blz. 614, nr. 9 en afb. 575: 6—8 wordt 18—20. blz. 615, r. 18: De andere vleugel wordt: Het andere pand. blz. 619, nr. 26: 3 wordt 3, 5, 7. blz. 625, nr. 54 en blz. 626, afb. 590: 47 wordt 46—47. blz. 628, r. 4 v.o.: aan het einde invoegen: vgl. afb. 664 en 665. blz. 631, nr. 62: 6—8 wordt 18—20. blz. 631, nr. 66: Bonnefantengracht wordt: Bonnefantenstraat. blz. 633, nr. 85: 8 en 10 wordt 8 en 8a. blz. 639, nr. 119: 17 wordt 16—17. blz. 646, afb. 610: Bonnefantengracht wordt: Bonnefantenstraat. blz. 652, nr. 207: 17 wordt 16—17. blz. 652, nr. 208: Ionische wordt Toscaansche. blz. 656, nr. 216: XlXa wordt XXa. blz. 658, nr. 246: 3 wordt 3, 5, 7. blz. 659, nr. 253: 12 wordt 10—12. blz. 660, nr. 265: nr. 393 wordt nr. 394. blz. 661, nr. 282: 53 wordt 52—53. blz. 661, nr. 294: Smedenstraat/Kersenmarkt wordt Smedenstraat 28. blz. 663, nr. 311: nr. 391 wordt nr. 392. blz. 664, nr. 327: 60 wordt 66; Brusselsche straat 38 vervalt. blz. 668, nr. 372: 4X drie vensters wordt: 3 X vier vensters. blz. 669, nr. 380: 10 wordt 10—12. blz. 670, nr. 384: 234 wordt 235. blz. 670, nr. 385: de dakkapel behoort bij Vrijthof 31. blz. 675, nr. 413: de verwijzing naar afb. 559 wordt 655. blz. 685, nr. 455: 47 wordt 46—47. blz. 690, r. 5: wagen wordt drievoet. blz. 691, afb. 664 en 665: een huis wordt: het voorm. „Huis der Edelen”. blz. 692, r. 1: ibid.: achter afb. 664 en 665 invoegen: vgl. afb. 591. blz. 692, 2de alinea, r. 2: om 1526 wordt: XVd. blz. 694, r. 16: achter diptiek invoegen: van ivoor. blz. 694, r. 17: o,35M wordt o,o35M. blz. 718, afb. 686: Hoogebrugstraat wordt Rechtstraat. blz. 719, nr. 3: nr. 32 wordt nr. 31. blz. 719, nr. 7: afb. 688 wordt afb. 689. blz. 723, nr. 30: 1786 wordt 1765. blz. 723, nr. 35: 1700 wordt 1710. blz. 728, nr. 55: Hoogebrugstraat 26 wordt Rechtstraat 26: A 1.92 wordt A 16.2. blz. 729, nrs 57, 58, 59, 60 en aib. 699: Hoogebrugstraat 58, 66, 68, 68a, 70, 78, 81, 82, 84,94, alle in de Rechtstraat. 84 met gevelsteen wordt: 82 met gevelsteen. Zie ook blz. 784, nr. 187. AANVULLENDE LITERATUURLIJST.1) ALGEMEEN. Geschiedenis en Stadsontwikkeling. n. boerma, Geschiedenis en beplanting van het stadspark, Maastricht, 1937 (gestencild). — e. franquinet, Hoe het Maastrichtsche stadspark er vroeger uitzag, Nedermaas, 1933/34, blz. 110. — Dezelfde, Het Maastrichtsche Vrijthof, Nedermaas, 1926, blz. 8. — f. l. ganshof, Over stadsontwikkeling tusschen Loire en Rijn gedurende de Middeleeuwen, Verhandelingen Kon. Vlaamsche Acad. v. Wetensch., Afd. Lett. en Schoone Kunsten, Antwerpen, 1941. —Gedenkboek der Ned. Herv. Gemeente te Maastricht 1632-1932, Maastricht, 1932. — h. c. w. hoegen, Maastricht, Maastricht, 1947, hoofdst. II en III. — a. fessen, Over de historisch-topografische ontwikkeling van Maastricht’s plattegrond, Publications de la Soc. hist. et arch. dans le Limbourg, 1942/46, blz. 197. — Dezelfde, De Historische schoonheid van Maastricht, 3de druk, Amsterdam 1947. — j. th. i.enarts, Gegevens over Maastrichtsche kloosters, medegedeeld en toegelicht door E. C. M. Batta, Maasgouw, 1940, blz. 11. — e. van nispen tot sevenaer, Maastrichtsche graf. steenen, Publications de la Soc. hist. et arch. dans le Limbourg, 1931, blz. 385; 1932,blz. 123; I935» blz- 231; i936i blz. 297; 1938, blz. 193; 1939, blz. 201; 1940, blz. 123; 1941, blz. 271.— g. panhuysen, Studiën over Maastricht in de dertiende eeuw, Maastricht, 1933. —j. schaepkens van riempst, Het oude Tricht, Eenige bijzonderheden omtrent straten, pleinen en bewoners, Publicaticns de la Soc. hist. et arch. dans le Limbourg, 1931, blz. 187; 1932, blz. 71 en 1933, blz. 63. — d. c. van schaik, Maastricht in het midden der 18e eeuw [maquette te Parijs; af b. 568 en 738] Maasgouw, 1937, blz. 25.—M.sCHOENGEN,MonasticonBatavum, Amsterdam, 1941/42.—j.tesser, De naam „Vrijthof”, Maasgouw, 1944/45, blz. 6. Architectuur, Beeldende Kunsten, Kunstnijverheid. j. de borchgrave d’altena, Les caractères de 1’art mosan au moyen dge, Buil. de 1’Instit. arch. de Liège, 1949/50, blz. 61. — m. devigne, La sculpture mosane du Xlle au XVle siècle, Parijs— Brussel, 1932. — h. eichler, Goldschmiedekunst an Rhein und Maas bis zur Stauferzeit, Trierer Zeitschr., 1935, blz. 168. — o. voNFALKEen e. meyer, RomanischeLeuchterundGefasse, Berlijn x935 s* J* fockema andreae, e. h. ter kuile en m. d. ozjnga, Duizend Jaar Bouwen in Nederland, dl. I, Amsterdam, 1948. — s. gevaert, L’orfèvrerie mosane au moyen age, Brussel, 1943.— s. collon-gevaert, Histoire de l’art du métal en Belgique, Brussel, 1951 — e. h. ter kuile, De torens van Nederland, Amsterdam, 1946 — a. puters, Parallèle des architectures mosanes de Liège et de Maestricht, Maasgouw, 1950, blz. 98. — j.j. m.timmers, Houten beelden, Amsterdam, I949 — Dezelfde, Ontwikkelingsproblemen der Maaslandse kunst, Academiedagen, 1952 —. ) Deze lijst wil geen aanspraak maken op volledigheid; zij geeft een keuze uit de voornaamste publicaties, verschenen sinds de uitgave der eerste vier afleveringen en voorts eenige oudere publicaties, welke nog niet vermeld werden. GEMEENTE MAASTRICHT. A. VOOR- EN VROEGHISTORISCHE EN ROMEINSCHE OUDHEDEN, (blz. 26 e.v.) a. w. byvan'Ck, Nederland in den Romeinschen tijd, Leiden 1943, blz. 474, 713. — Dezelfde, Opgravingen en onderzoekingen in de jaren 1935-1939, Buil. Ned. Oudheidk. B., i938,blz.8i.— w. goossens, in Oudheidk. Meded. Rijksmus. Leiden, 1927, blz. 55 — e. nijst, in Maasgouw, 1930, blz. 42; 1932, blz. 18. — a. schillings, Kessel of Maastricht, Nedermaas, 1937/38, blz. 205. — j. sprenger, in Maasgouw, 1934, blz. 35; 1951, blz. 22. — Dezelfde, Beknopt overzicht der voor- en vroeghistorische oudheden en hun vindplaatsen in de gemeente Maastricht, Oudheidk. Meded. Rijksmus. Leiden, 1948,blz. 15. — w. sprenger,in Maasgouw, 1930,blz. 8,59,70; •1932, blz. 46; 1933, blz. 72 — w. Vermeulen, Oud-Maastrichtsche vondsten in de laatste jaren, Maasgouw, 1935, blz. 61. — Dezelfde,in Maasgouw, 1938, blz. 33; 1939, blz. 34. Grafkelder (blz. 33); vroeg Christelijk ? Vgl. Maasgouw, 1930, blz. 51. — Gildeboek, 1931, blz. 29. B. VERDEDIGINGSWERKEN, (blz. 54e.v.) p. f. h. maschek, Gesch. v. h. Korps Nederl. Mineurs en Sappeurs, Zaltbommel, 1853. —a. minis, Maestricht, ses fortifications, Chronique du Vieux Liège, 1950, blz. 252 — j. j. morreau, in de Gazet van Limburg, 7 Jan., n Febr.,3 Maart, 14 Maart, 13 April, 19 Mei en 8 Oct. 1950 en 17 Maart 1951. — Dezelfde, Militaire sorties der voorm. vesting Maastricht, Maasgouw, 1952, blz. 36. — Dezelfde, Kleine militaire bouwwerken in de oude vestingwal achter het klooster der Jezuïeten, Maasgouw, 1952, blz. 78. — w. h. schukking, De oude vestingwerken van Nederland, Amsterdam, 1941. — w. h. schukking en f. Vermeulen, Over de oude vestingbouw in Nederlandinde XVlde,XVlIdeenXVIIIde eeuw, Oudh. Jaarb., 1937, blz. 1, 59. — w. sprenger. Oude walmuur nabij de papierfabriek te Maastricht, Maasgouw, 1926, blz. 20. Tweebergenpoort (blz. 67), gesloopt in 1926. j. schaepkens, in Publications de la Soc. hist. et arch. dans le Limbourg, 1933, blz. 67. — w. sprenger, in Maasgouw, 1926, blz. 46. C. BRUGGEN, GEDENKTEEKENEN. (blz. 91 e.v.) Maasbrug (blz. 91, e.v.), gerestaureerd in 1932/33 en na oorlogsschade, in 1948. a. j. a. flament. Eene schilderij van de Maasbrug door de Nederl. schilder Joris van der Haagen, Bouwwereld, 1923, blz. 93. — w. de haan, Oude Maasbrug Maastricht, merkwaardige ontdekking, Heemschut, 1934, blz. 107. — a. kessen, Jan van Eyck, De Madonna van Kanselier Rolin en Maastricht, Maasgouw, 1943, blz. 2. — a. h. cornette, Jan van Eyck en O. L. Vrouw van den kanselier Rolin, Elsevier’s Maandschrift, 1938, blz. 1 — Dezelfde, in. SUPPLEMENT. Jaarb. 1939/41 v. h. Kon. Mus. v. Sch. K. Antwerpen, blz. 85. — e. van nispen tot sevenaer, Heeft Jan van Eyck te Maastricht gewoond, Oudheidk. Jaarb., 1932, blz. 91. — e. a. serrarens, Iets over de geschiedenis der Maastrichtsche Maasbrug, Nedermaas 1925/26, blz. 124. — j. j. m. tjmmers, De achtergrond van de madonna van Rolin door Jan van Eyck, Oud-Holland, 1946, blz. 5. Voorm. fontein op het Vrythof. j. blonden, in Maasgouw, 1934, blz. 3, 13, 31, 37. D. WERELDLIJKE OPENBARE GEBOUWEN, (blz. 96 e.v.) Voorm. Brabantsch (Spaansch) Gouvernement, (blz. 96 e.v.) j. de borchgrave d’altena, A propos des colonnades du palais des princes-évêques a Liège, Chronique archéologique du Pays de Liège, 1927, blz. 3, 42. Gouvernement (blz. 103 e.v.), in 1934 vervangen door het huidige, door Ir G. C. Bremer ontworpen gebouw. Vgl. o. a.; g. c. bremer, in Ingenieur, 1935, B 203 en c. e. w. van panhuys, in Ingenieur, t935j a 236. Stadhuis, (blz. 1x8 e.v.) g. a. c. BLOK, Pieter Post, Siegen, 1937. — p. doppler, De klokken van het klokkenspel van het raadhuis te Maastricht, Maasgouw, 1929, blz. 32 — a. hullebroeck, Histoire de la tapisserie k Audenarde du XVe au XVIIIe siècle, Oudenaarde, 1938, blz. 137. — a. kessen, Het Maastrichtsche stadhuis. De eerste in druk verschenen afbeeldingen, Maasgouw, 1942, blz. 14. — Dezelfde, De wandtapijten in het stadhuis van Maastricht, Maasgouw, 1942, blz. 65- — H- königs, Das Gut „Der grosse Bau” mit den Wandstuckbildern Gaginis, Zeitschr. des Aachener Geschichtsvereins, 1939, blz. 200. — j. van oppen, Schilderij uit 1499 op het raadhuis te Maastricht, Maasgouw, 1934, blz. 53 —• a. puters, Le stucateur Gagini, Chronique arch. du Pays de Liège, 1949, blz. 77. — f. Timmermans, Luidklokken en beiaarden in Nederland, Amsterdam, 1944, blz. 67, 102. —j. j. m. timmers, De Maastrichtsch-Luiksche schildersfamilie Coclers, Publications de la Soc. hist. et arch. dans le Limbourg, 1940, blz. I39- — G' T- VAN ysselsteyn, Geschiedenis der tapijtweverijen in de Noordelijke Nederlanden, Leiden, 193^1 dl. L blz. 165, 1965 dl. II nrs. 871, 884, 885. — Dezelfde, Bij het afnemen en reinigen der tapisserieën van het raadhuis te Maastricht, Maasgouw, 1942, blz. 73. E. KERKELIJKE GEBOUWEN, (blz. 147 e.v.) Voorm. Kloosterkerk van de Beyaard. (blz. 154 e.v.) j. kleyntjens, in Maasgouw, 1933, blz. 31 en Navorscher, 1933, blz. 234, 241. GEMEENTE MAASTRICHT. Voorm. Bonnefantenklooster. (blz. 156 e.v.) n. de jong, Korte geschiedenis van het Bonnefantenklooster, Maastricht (1951). Voorm. Dominicanenkerk. (blz. 164 e.v.) Publications de la Soc. hist. et arch. dans le Limbourg, 1870, blz. 143. [In 1506 stortte tijdens een onweer de dakruiter neer]. Schilderingen, (blz. 176, noot 1.) p. clemen, Gotische Monumentalmalereien, dl. I, blz. 36, noot 130; blz. 37, noot 31. [Keulsche invloed; overeenkomst met muurschilderingen van 1327 in St. Croix-en-Forez; te vgl. met XVde eeuwsche schilderingen in de Dom van Regensburg]. Voorm. Franciscanenkerk. (blz. 190 e.v.) Bouwgeschiedenis, (blz. 201 — 202) a. schaepkens, in Annales de 1’Académie d’Arch. de Belgique, 1853, blz. 262. [Vermelding van het jaartal 1298 op een der pijlers. Op een teekening in het Rijksarch. te, Maastricht draagt de eerste pijler aan de Noordzijde evenwel het jaartal 1291!] Fransche of Waalsche Kerk. (blz. 208 e.v.) w. c. quarles van ufford, in Buil. de la Comm. de 1’histoire des églises Wallones, 1932, blz. 5. St. Janskerk. (blz. 215 e.v.) Publications de la Soc. hist. et arch. dans le Limbourg, 1870, blz. 14. [Kerkbrand en toreninstorting in 1390]. — a. verhoeven, De St. Janskerk te Maastricht, Maastricht (1948). Voorm. Jezuïetenkerk en 'klooster, (blz. 234 e.v.) j. notermans, in Nedermaas, 1937/38, blz. 72, 153,176, 228; 1938/39, blz. 37. — j. tesser, De Jezuïeten te Maastricht, Maastricht, 1952. — b. h. m. vlekke, in Maasgouw, 1939, blz. 27, 40. Voorm. Kruisheerenkerk en -klooster, (blz. 241 e.v.) s. peters, in Nedermaas, 1929, blz. 75, 94. — jac. breuer en yv. dupont, Guillaume de Jonckeu, un sculpteur liégeois du XVIe siècle, z. p., 1929. [Over het Sacramentshuis, dat thans in het Museum bewaard wordt]. SUPPLEMENT. Luthersche Kerk. (blz. 258—259.) j. schaepkens van riempst, in Publications de la Soc. hist. et arch. dans le Limbourg, 1932, blz. 107. [In 1682 verkregen de Lutherschen toestemming een schuur in de Raamstraat als kerk te gebruiken. In 1689 werden hun „tot bouwinghe derKercke” 100 pattacons gegeven]. St. Matthiaskerk. (blz. 259 e.v.) p. dejong, Het orgel in de H. Matthiaskerk te Maastricht, Maasgouw, 1950, blz. 2, 20; 1951 j blz. 1 — p. doppler, Klokken van de St. Matthiaskerk te Maastricht, Maasgouw, *93L bl. 57- Gesticht De Nieuwenhof. (blz. 278 e.v.) j. blonden, De bouw van het schip der kerk van den Nieuwenhof te Maastricht 1493—1494, Maasgouw, 1927, blz. 14. — g. panhuysen, De kerk en het klooster van den Nieuwenhof te Maastricht, Maasgouw, 1929, blz. 55. St. Servaas (blz. 291 e.v.) en O. L. Vrouwekerk. (blz. 467 e.v.) Architectuur. a. fuchs, Entstehung und Zweckbestimmung der Westwerke, Westfal. Zeitschr. f. vaterlandische Geschichte und Altertumskunde, 1950, blz. 227. — o. gruber, Das Westwerk, Zeitschrd. Ver. f. Kunstwissenschaft, 1936, blz. 149. — Dezelfde, Westwerke als Symbole des kampfenden deutschen Christentums, Kunst und Kirche, 1940, Heft 4, blz. 53. — h. e. kubach, Spatromanische Westbauten des Maaslandes, Kunstchronik, 1949, blz. 211. — h. e. kubach en a. verbeek, Die Vorromanische und Romanische Baukunst in Mitteleuropa, Literaturbericht 1938-1950, Zeitschrift für Kunstgesch., 1951, blz. 124. — e. lehmann, Der frühe deutsche Kirchenbau, Berlijn, 1938, blz. 124. — e. o. m. van nispen tot sevenaer, in Leven en Werken, April 1941, blz. 15 [De O. L. Vrouwekerk, blz. 523, noot 1, vergeleken met Wissel (Rheinl.) en Rolduc]. — m. d. ozinga, De Romaanse kerkelijke bouwkunst, Amsterdam, 1949 — w. rave, Sint Servaas zu Maastricht und die Westwerkfrage, Westfalen, 1937, blz. 49. — a. verbeek, Romanische Westchorhallen an Maas und Rhein, WallrafRicharts Jahrb., 1936, blz. 59. — r. wallrath, St. Servatius in Maastricht, Zwischen Rhein und Maas = Rheinische Kulturgeschichte, dl. 3, Keulen, 1942, blz. 97. St. Servaas, Geschiedenis, (blz. 291 e.v.) j. brassine, Monuments d’art mosan disparus, Reliquaire d’Eginhart [voorheen in St. Servaas], Buil. de la Soc. dArt et d’Histoire du Diocèse de Liège, 1938, blz. 155. —- p. doppler, Verzameling van charters en bescheiden betrekkelijk het vrije rijkskapittel; Lijsten van proosten, dekenen en kanunniken, Publications de la Soc. hist. et arch. dans le Limbourg, 1930, blz. 201» blz- 247i x932i blz- 25x; x933> blz. 95; 1934,blz. 227; 1935, blz. 19; 1936, blz. I4I5 I937i blz. 191; 1938, blz. 33; 1939, blz. 93. — Dezelfde, in Maasgouw, 1937, blz. 48 en 1938, blz. 21. —■ j. yernaux, Les Von Trier, fondeurs de cloches et d’artillerie a Liège [Hans von Trier leverde in 1555 een klok voor St. Servaas], Chronique arch. du Pays de Liège, 1037, blz. 6. GEMEENTE MAASTRICHT. Sf. Servaas, Noodkist, (blz. 395 e.v.) e. polain, Les grands artistes mosans, Godefroid de Claire, Buil. du Vieux Liège, 1940, blz. 1, 26, 63. Sl. Servaas, Paramenten, (blz. 439 e.v.) b. jansen, Laat Gotisch borduurwerk in Nederland, ’s-Gravenhage, 1947, nrs 79, 80, 81, 82. St. Servaas, Klokkenspel, (blz. 450). p. doppler, in Maasgouw, 1936, blz. 23; 1938, blz. 47 — F. Timmermans, Luidklokken en beiaarden, Amsterdam, 1944, blz. 70, 84, 102. O. L. Vrouwekerk, Vroegere Romaansche Kloostergang. j. j. m. timmers, Een merkwaardige reeks kapitelen in het Museum te Maastricht, Maasgouw, 1953- O. L. Vrouwekerk, Reliekhouder, (blz. 554, nr. 18.) björn hougen, An Anglo-nordic drinking hora from Holland, Supplement to Viking, 1939. — a. a. roes, A drinking hora of the Viking period, Verhandelingen d. Kon. Ned. Akad. van Wet., Afd. Lett., Amsterdam, 1940. O. L. Vrouwekerk, „Patriarchaalkruis” tblz. 558 e.v., nr. 38) en „Kruis van Constantijn”. (blz. 562, e.v., nr. 39). m. thewissen, Twee byzanthijnsche H. Kruisrelieken uit de schat der voorm. kapittelkerk van O. L. Vrouw te Maastricht, Maastricht, 1939. [N. B. de juiste hoogte en breedte van het „Patriarchaalkruis” zijn 38,3 cm en 24,5 cm]. REGISTERS OPMERKINGEN BETREFFENDE DE INRICHTING VAN DE REGISTERS Bij alfabetische rangschikking van de namen van personen en plaatsen golden de ij voor i gevolgd door j, en de c die ook als k wordt uitgesproken voor een k. De namen van God, de Christus, heiligen, bijbelsche en mythologische personen vindt men in het zaakregister. Een cursief gedrukt overzicht van alle beschreven woonhuizen van Maastricht en Wijk is straatsgewijs verwerkt in het topografische register onder deze beide plaatsnamen. Een afzonderlijk register van afbeeldingen en platen is niet in dit werk opgenomen daar de tekst steeds naar de gezochte afbeeldingen en platen verwijst. ALGEMEEN PERSONENREGISTER Bladz. Aa, wapen — van der 228 Aartsen, Pieter, schilder XVI 393 Ablaing van Giessenburg, wapen — d* . . . 14 Absil, Anna Joquent, XVUI. ....... 574 Absil, Frangois Dieudonné, XVIII 574 Absil, Gerardus Josephus, steenhouwer, xvm 573, 574 Achrlen, Guilhelmus van, kannunik, XVII . 370 Achrlen, Guilhemus van, wapen 370 Adelbertus, merovingisch muntmeester ... 18 Adolf van Altena, aartsbisschop, XII .... 508 Adrianus IV, paus, XII 73. Aecken, Peter Wijenhooft van, XVI .... 539 Aecken, Syger Clement van, XVI 539 Aggere, Petrus ab, geestelijke, XVI .... 528 Agrippa 3 Aken, gebroeders van, XIV 608 Aken, Renerus van, XE 528, 329 Aken, Theodericus van, XIII 528, 529 Alards, wapen 232 Alardtz, Hedwig (geboren — von Vucht) xvn 257 Alardtz, Joris, XVI 257 Alardtz, Maria, XVI 257 Albert van Leuven, bischop, XII 509 Albuinus, graaf, IX, X j Alexander, restaurateur, XX 151 Alexander Famese, hertog van Parma, XVI . 8, 190, 260, 272, 403 Aleydis, begijn, XIII J7> x6j Aleydis, echtgen. van Wiricus, XIV . . . .’ 165 A1Paï m Poccobelle, Ottavio, XVI, XVII 372 Poccobelle, wapen 372 Pois Levache, Ogerus, pastoor, XVIII . . . 767 Ponts, wapen 232 Poort, J. van der, bouwmeester, XVII ... 92 Poorten, Tossainct Philip van der, schrijnwerker, XVni ’ . . . 120 Post, Pieter, bouwmeester, XVII 118, 119, 126 Poswick, geslacht, XIX 747 Potgieters (van Venlo), Tilman, kopergieter, XVII 100 Bladz. Prick, wapen 231 Proenen, (Pruene), Aert, XVI 571 Proenen, Arnt., betaalmeester, XVI 232 Proenen, geslacht 118 Proenen, Reinier, priester, XVII 531 Pyraer, Petrus, XIV 287 Pyraer, Theod., XIV 287 Pronk, Comelis, teekenaar, XVIH 697 Puytlinck, Christoffel, schilder, XVII . . . 697 Pynas, schilder 735 Quade, wapen — de 232 Quellinus, Erasmus, schilder, XVII 540 Quellinus, L., schilder, XVII 150 Quercu, Johannes de, priester, XVI 574 Quinkhard, J. M., schilder, XVIII 697 Rademaker, A., teekenaar, XVII . . . 467, 697 Randwyck, wapen 231 Rappart, J. A. A. C. van, XIX 89 Rechteren, wapen 229 Ree, Maria van, priores, XVI 696 Regout, P 207 Regout—Stevens, mevrouw 741 Regteren Altena, J. Q. van 291 Reinst, Herm., schepen, XVIII 231 Reclaire, teekenaar 176 Reinier I van Gelder, stadhouder, XVI, XVII 369 Reinoud II, hertog van Gelder, XIV .... 57 Reni, Guido, schilder, XVII 392 Requesens, don Louis de, XVI 8 Restout, schilder, XVIII 395 Ridder, kolenman, XIV 645 Richardotus, Carolus, XVI, XVII 372 Richardotus, wapen 372 Riemst, Jan van, pastoor, XIV 260 Rietraet, wapen 232 Rinoaldus, merovingiscn muntmeester ... 18 Rive, de la, bouwkundige, XVIII 86 Robn, rector, XIII 283 Roborch, Andreas, pastoor, XIX 736 Roda, Herbertus Antony de, kanunnik, XVI, xvn 332 Rohan, prinses de, XVIII 580 Rohart, Nic., XV <..... 368 Rolin, kanselier, XV 91, 485 Rolingen, Lambertus van, XIV ....*.. 608 Romaens, pater Nicolaus, XVII 235 Rorhanos, Lecapenos, X 360, 562 Romanus, Franciscus, bouwmeester, XVII, XVIII 92, 130, 131, 166, 584 Rosen, geslacht — de, XVII 743 Rossow, Servatius von, officier, XVII. ... 231 Routshouck, Reynier, XVIII 120 Rovere, wapen — de 228 Rubens, Petrus Paulus, XVH 391, 540, 541, 697 Rudolf, keizer, XIH 93 Ruyschen, Aegidius, XVI, XVII . . . 207, 371 Ruyschen, wapen 371 Ruysdael, J. I. van, schilder, XVII 697 Ryckel, Amoldus Balthazar baron van, XVIII 703 Rymborch, heeren — van, XIV 609 Ryne, wapen — van den 228 Saingenois, wapen 227 Saint-Amour, Willem van, XIII 179 ALGEMEEN PERSONENREGISTER. Bladz. Saive, Jcan de, kanunnik, XVIII 622 Salden, Max. Hendrik, kanunnik, XVIII . . 580 Sak9a de Hita, Franciscus, XVI 203 Salms, Geurt, betaalmeester, XVII . . 231, 232 Sanders, L. architect, XX 226 Sandhövel, architect, XX 151 Sandiland (Sandsland), Guillaume, XVII . . 370 Sandiland, wapen 370 Sandtwylich, wapen 231 Sauveur, Anna, XVII 739 Schaepkens, Alexander, schilder, XIX. 144, 158, 234, 341, 467 Schaepkens, Theodoor, schilder, XIX. 129, 393, 343, 600, 697 Schaesberg, Wolfgang baron van, XVII. . . 760 Schell, Johan, commissaris, XVI, XVH . . . 230 Schella(rt), Gulielmus, kanunnik, XVII 432, 731 Schella(rt), Joannes, kanunnik, XVII .... 432 Schella(rt), wapen 732 Scholiers, Emerensia, XVI 232 Scholiers, Jan, XVI 252 Schols, L 17 Schonegge, geslacht van, XVI 663 Schrack, Johan, wijnkoopman, XVII .... 130 Schrieck, wapen 232 Schuer, Theodoor van der, schilder, XVII, XVIII .... 120, 128, 129, 134, 136, 141 Schut, schilder, XVII 386 Schuyl van Walhom, wapen, XVIII .... 697 Schwartzenberg, Melchior van, XVI .... 9 Sdrogen, Johan, burgemeester, XVI, XVII . 252 Selbach, wapen 229 Selen, Anna, XVII 253 Selen, Jan, XVII 233 Selen, Marcellus, XVII 253 Sellaar, Vincent, schilder, XVI, XVII. . . . 383 Severyns, Aleidis, XVIII 711 Sichen, wapen 374 Sigibert, III, IV 469 Simoneta, Marcus Antoiiius, officier, XIV . . 271 Simoneta, wapen 272 Sitert, Eimo de, XIV 229 Sittard, Margaretha van, XV, XVI 242 Sixtus V, paus, XVI 289 Scalcoven, Billa van, XIV 287 Scott, John, XVn 23 Scroux, Anna, XVII 257 Slenaken, Maria, XVlI 711 Sleypen, edelsmid 763 Sloet, wapen 229 Slyck, wapen 232 Slype, van, burgemeester, XVIII . . . 122, 123 Slype, Isaac van, stadhouder, XVII 232 Slype, wapen 232 Smits, Jan Baptist, schrijnwerker, XVIII 120, 141 Snellinck, Joon, schilder, XVII 207 Soiron 208, 234, 236, 239, 638 Soiron, André, kanunnik, XVIII 619 Soiron, Frangois, bouwmeester, XVIII 103, 112, 118 Soiron, Guillaume, kanunnik, XVHI .... 619 Soiron, Matthias, bouwmeester, XVIH 109, 238, 619, 670 Bladz. Solms, graaf van, XVÜ 23 Soudenbalch, Everard van, proost, XVI. . . 695 Spiek van Kilhoeick, wapen, XVII 228 Spilman, graveur 119 Spinola, Ambrosius, XVI, XVII 234 Sprenger, W., architect, XIX 27, 33, 35, 39, 43, 72> >*4. 226. 474, 5°3, 57°, 57i Sprewarts, Petrus, kanunnik, XVI 225 Staquet, Gcrmanus, XVIII 531 Stacquet, Joannes Franciscus, kanunnik, XVII, XVIII 531 Stacquet, Joannes Paulus, kanunnik, XVIII . 531 Stappers, Guillaume de, XVIII 370 Stas, Hieronymus, XVII 211 Stavelot, Hubertus van, prior, XVI 243 Steen, Jan, schilder, XVII 697 Steen, Marcellus van den, schrijnwerker, xvm 205 Stein Callcnfels, commandant, XVII .... 616 Steffenswert, Jan van, beeldsnijder, XVI. . . 337 Stephanus, bisschop, X 21, 469 Steyvort, Heinricus van, kanunnik, XV ... 568 Stevens, Gustave, XIX 741 Stochem, Mechtel van, XVII 134 Stockhem, Andries van, burgemeester, XVII. 254 Stockhem, Catherine van, XVII 253 Straeten, Nicolaus van der, kanunnik, XVI . 694 Straetmans, geslacht 760 Strielz, wapen 571 Strouven, Elisabeth, XVII129, 504, 505, 181, 582 Struyckens, Johan, XVI 751 Struyckers, wapen 374 Stryen, Alemonde, van 228 Stuers, A. L. E. de, XIX 450 Stuers, Jhr Victor de, XIX, XX 8, 29, 40, 59, 97, 144, 176, 3*6, 357. 3Sl Sturler, luit. kol., XVm 122 Styns, Maria, XVIII 711 Suestris, Amoldus de, XII 293 Suetendael, Maria van, XVI 751 Suetendael, wapen 374 Sul, Eustachius, deken, XIV 73 Suylen, wapen 228 Svysters, Elisabeth, XVII 711 Swave, Jan 607 Swynen, Henricus, kanunnik, XVI 574 Syben, pastoor, XIX 259 Tapyn, Sebastiaan, bouwmeester, XVI . . 9, 129 Taurel, XIX 176 Tengnegel, wapen 232 Teniers de jonge, David, schilder, XVI . . . 697 Tertinius 690 Testelt, Michael van, rector, XV . . . . . . 242 Tettauw, luit.gen 637 Theelcn, Laurens, XVII 134 Theelen, Nicolaas, XVÜ 134 Thieffe, Maria de, XVÜ 531 Thier de Nedercanne, geslacht — de, XVIII . 747 Thiessen, Johannes, XVIII 573 Thiessea, Wilhelmus, XVIII 573 Thimister, Sim. Mich., pastoor, XVIII . . . 542 Thisius, Anna, XVÜ 373 Thisius, geslacht, XVII 609 GEMEENTE MAASTRICHT. Bladz. Thisius, Godfridus, kanunnik, XVII .... 373 Thisius, Johannes, consul, XVII 373 Thisius, Catherina, XVII 373 Thisius, Leonardus, XVI 373 Thisius, Margarita, XVII 373 Thyssen, wapen 373 Thyssen, Wilhelmus, XVIII 618 Tielens, D. D., XIX 273 Til van Tiltenhaag, Wilhelm van, drost, XVII 231 Till, wapen 231 Tilly, Claudius des H. R. Rijksgraaf van ’t Ser- claes en van, XVIII . . . 449 612, 711, 713 Tilly, wapen 449 Tischbein, J. H., schilder, XVIII 697 Tombe, generaal baron des .... 55, 86, 95 Toom, Petrus, bouwmeester, XV 251 Tossano, Walther, XVII 207 Tours, Ferdinandus, schrijnwerker, XVIII. . 205 Trajanus 42 Trasimundus, merovingisch muntmeester, VI18, 20 Trecht, Art van, geelgieter, XV 526 Tricht, Syba van, echtgen. van N. van Lichtenberg, XIII 759 Trier, Hans von, klokgieter, XVI 793 Trips (zie Berghe) Ubaghs, Susanna, XVIII 532 Ulrich, Thomas, constabel, XVII 257 Ulricus, edelsmid, XV 419 Urbanus III, paus, XII 473 Utenhove, wapen 227 Vaes, Margaretha, XVII 284 Vaes, wapen 572 Valkenburg, Dirk van, XIII 55 Valzolio, Margaretha de, erfvrouwe van Gucs- selt, XVII 731 Valzolio, wapen — de 732 Vasalli, Thomas, stucwerker, XVIII . 121, 130, 134-137 Vasoens, Joannes, schilder, XVII . . 166, 174 Vauban, vestingbouwkundige, XVII, XVIII 10, 85 Vaulx, Agnes de, XVI 744 Veen, Otto van, schilder, XVI, XVII.... 386 Veldeke, Henrik van, XIII 6 Verkouteren, kolonel, XIX 87 Vermunt, Michael, schrijnwerker, XVIII . . 205 Verren, F. G. van, tapijtmaker, XVIII ... 122 Vespasianus 42 Veugen, Joannes, XVn 711 Vidar, schilder, XIX 130, 132 Vilain, geslacht — de 596, 605 Vilain, graaf — de, XIV 241 Villers Masbourg Schaloen, F. graaf de, XIX.. 707 Vink, pater, XVII 190 Visé, Anton van, klokgieter, XV 242 Visscher, joffr., tapijtleverancierster, XVIII121,132 Visscher, Cl. Jansz., XVII 23, 731 Visscher, Jan Potmans, XVÏÏ 736 Vliecx, Antonius • . . . 703 Vlierden, van, schrijnwerker, XVII .... 363 Volquyn, Dierick, bouwmeester, XV . 293, 353, 37°» ij Bladz. Vos, Maarten de, schilder, XVn 587 Vos van Steenwijck, wapen 227 Vranx, Gerardus, schrijnwerker, XVIII ... 203 Vrecken, van der, XVn, XVin . . . 150, 744 Vucht, Mary van, XVI 232 Walburg, Judo van, XVII 376 Waldeck, wapen 239 Walle, wapen — van der 232 Walram, ridder, XII 164 Walram II hertog van Limburg, XIII . ... 733 Waltoume, Sauvier, cipier, XVïï 111 Wambeke, Joannes van, kanunnik, XIV. 96, 97 Wansoulle, Guillaume Philip de, XVII . . . 747 Wansoulle, Philippe de, XV 747 Weert, Jan de, muntmeester, XIV 21 Weertz, Verona, XVI, XVII 232 Weldaminc, wapen — van 373 Wellen, Petrus, prior, XV 166 Wencislaus, XIV 21 Wery, F., edelsmid, XVHI . . . 407, 588, 679 Wery, Joannes, schilder, XVHI . . . . . . 390 Werm, Ida van, XVn 232 Werm, Joanne van, XVII 154 Weyden, Herman van der, XVHI 703 Weyden, Michael van der, kanunnik, XIV . . 568 Weyden, Rogier van der, schilder, XV ... 382 Wijenhooft van Aken, Peter, XVI ..... 539 Wilhelmus, XHI. . 358 Wilhelmus, kanunnik, XIV 465 Willem I prins van Oranje, XVI 9 Willem IÖ prins van Oranje, XVII 9 Willem I, koning, XIX 7, 138 Willem, virgifer, XIV 71 Willems, uitgever, XIX 58, 94 Wilre, Katharina van, XV 252 Wilre, Maria van, XV 252 Wilre, Tilman van, XIII 203 Wiricus, gen. Bomeken, XIV 163 Witte, edelsmid, XX 403, 404 Witter, Jan, XIV 71 Wolandus, Leonardus, XV 453 Wolff van Dopff, Daniël, XVH 747 Wolff van Dopff, Johann Hieronimus, XVIII 747 Wolff van Dopff, wapen 747, 749 Wolfs, Leonardus, XVIH 711 Wolfs, Nicolaas, XVIII 711 Wouters, H., XVIH 708 Wttenhort tot Horst, Maria Catherina Adriana Alexandrina, XVH 696 Wijk, Mathias Mynckom van, prior, XVI . . 242 Wynand gezegd Ryobier, XIV 75 Wynandus, ridder, XHI 394, 593 Wynans, P., XVÏÏ . 166, 183 Wynants, Willem, XVHI 587 Wyngarders, Nicolaus, XIV 71 Ysenbrand, schilder, XVI 697 Zarazien, Herman in den, bouwmeester, XIV. 82 Zievel, geslacht — ’t, XVI ........ 741 Zijmeenes de Lion, wapen — van 228 Zosimus 4 Zutphen, Joost van, klokkemaker, XVn . . 146 Zwentibold, IX 5 REGISTER VAN KUNSTENAARS EN AMBACHTSLIEDEN. Bladz. Bladz. ARCHITECTEN (ook opzichters) Deplaye, Pierre Franjois, XVIII 109 Doyen, Gilles, XVIII 92, 156, 226, 495, 525, 582 Faën, XVm joi Ghyer, Hendr. Jac., XVIII . . . 106, 112, 122 Haeren, Johannes van, XV 251 Hermans, M., XIX 30, 31, 32, 92 Huyssens, Petrus, XVI 234 Janimé, XIX 4-74 Kayser, XIX 452 Clabers, Heynen, XV 279 Knuttel, XX 254 Collard, J., XVn, XVin 92 Comhaire, Nicolas, XVIII 208 Cuypers, P. J. H., XIX 184, 202, 208, 226, 301, 45 2> 474. 485. 491. 7°4 Lokhorst, Jan van, XIX 61 Louesberghs, Nicolaas, XVIII 103 Marres, Eugène, XX 36, 38, 47, 151 Paul, XVII IO Pesser, XVII Peutz, F., XX 761 Poort, J. van der, XVII 92 Post, Pieter, XVII 118, 119, 126 Rive, de la, XVIII . 86 Romanus, Franciscus, XVH, XVIII . . 92, 130, 131, 166, 584 Sanders, L., XX 226 Sandhövel, XX xj! Soiron, Frangois 103, 112, 118 Soiron, Mathias . . . 109, 238, 270, 619, 670 Soiron, ??? 208, 234, 236, 239, 658 Sprenger, W., XX 27, 33, 35, 39, 43, 72, 184, 226, _ „ , 474, 5°3, 57°, 57i Tapyn, Sebastiaan, XVI 9, 129 Toom, Petrus, XV ’ 251 Volquyn, Dierick, XV . . . 293, 353, 370, 371 Zarazien, Herman in den, XVI 82 BEELDHOUWERS, BEELDSNIJDERS Bayar van Namen, D. G., XVIII 378 Bayer, Georges, XVIII 294 Bemini, XVII jgg Bouge, Frans de, XVIII 294 Chaudet, Antoine Denis, XIX 694 Fenux (?), XVI 764 Heimo, XII Joincu (Jonckeu), Guilhelme de, XVI .258, 692 Laar, Frans van, XX 212 Steffenswert, Jan van, XVI 53-7 Vos, Charles, XX 205 EDELSMEDEN Borgognoni, Filippo, XIX «60 Ermingen, I. H. van, XIX 546 Emoud, Nicolaes, XVII 273 Eymael, L., XVHI 54g Carlo, D. van, XVIII jq-j Claire, Godefroy de, XII 402 Panhuys, Hubertus Emil van, XVIII . . . . 210 Piloton, Leonard, Fs., XVIII 210 Sleypen . . 765 Ulricus, XV 410 Wery, F., XVIII 407, 588 Witte, XX 403, 404 GEELGIETERS Brom, Jan, XX 364 Devenle, Johannes, XV 704 Potgieters (van Venlo), Tilman, XVII. . . . 700 Trecht, Art van, XV 526 KLOKGIETERS Gheyn, A. van den, XVIII 145, 450 Gaulard, F. A., XIX 549 Haze, Melchior de, XVII 277 Hemony, P., XVII 145 Moer, Gaspard, XVI 294 Moer, Willem, XVI 294 Petit, Henricus, XVIII 277 Trier, Hans von, XVI 793 Visé, Anton van XV 242 MAQUETTEMAKER Aubancourt, Larcher d’, XVIII 783 MEDAILLEURS, MUNTMEESTERS 786 Adelbertus, ten tijde der Merovingen .... 18 Biessen, Gysbert van den, XIV 21 Domaricus, ten tijde der Merovingen . . 18, 20 Eycke, Hendrik van, XIV 21 Madelinus, ten tijde der Merovingen .... 18 Madelinus II, ten tijde der Merovingen ... 20 Mees, Hendrik, XIV 21 Michiels, Jan, XV 21 Nuyssen, Jacob van, XIV 21 Odelien, Hendrik, XIV 21 Rimoaldus, ten tijde der Merovingen .... 18 Trasimundus, ten tijde der Merovingen . . . 18, 20 Weert, Jan de, XIV 21 ORGELBOUWERS Ancion, Remigius, XVII 528 SCHILDERS, TEEKENAARS, GRAVEURS Aartsen, Pieter, XVI 393 Barocci, Federigo, XVII 392 Bekkers, J. J 697 Bellomonte, Simon de, XVII ... 23, 150,. 268 Beyer, Jan de, XVIII 91, 93, 118, 268, 467, 697 ïloemaert, Abraham, XVII 386 Bol, Ferdinand, XVII 697 Bouma', C., XIX 73 Breughel, de jonge, Pieter, XVI, XVII . . . 697 Champagne, J. B. de, XVIII 131 Dijck, Anton van, XVII 390, 541 GEMEENTE MAASTRICHT. Blad2. Bladz. Dupont, C., XVIII 542 Eyck, Jan van, XV 91» 495 Flemalle, meester van, XV 383 Flinck, Govert, XVII 697 Floris, Frans, XVI 385 Franquinet, Guil., XIX 276 Galle, H., XVH 697 Gerardus, XV 291 Glauber, J., XIX 106 Goyen, Jan van, XVII 697 Grave, J. de, XVII 291, 697, 699, 741 Haagen, Joris van den, XVII ... 91, 92, 697 Haen, A. de 697 Hardimé, P., XIX *°6 Harrewijn, XVIII 164, 292 Hermans, F 203, 627 Hermans, L 203, 627 Herreyns, G., XVIII 542 Honthorst, G. van, XVII 637 Hoogenberg, XVI 91» 92 Jordaens, J., XVII 697 Key, Adriaen Thomas, XVI 697 Clerq, Charles le, XVIII 697 Cletscher, XVH 751 Clitzart, Daniël, XVII 23 Klotz, Valentijn, XVII . . 96, 97, 98, 268, 697 Coenen, J., XVIII 696 Coclers, J. B., XVIII 122, 140 Coclers, Philippe, XVII 696 Craever, Gasper de, XVII 386, 387 Laboreux, J., XVII 23 Lenarts, Michiel, XVIII 292 Lombard, Lambert, XVI 697 Luyken, Jan, XVIII 91» 92 Madou, XIX 4^6 Maes, Godefridus, XVIII 589 Maes, Nicolaas, XVII 697 Mansi, Magdalena, meester van de XVI . . . 697 Meitens, Martinus, XVHI 106 Merian, M, XVH 23 Monogrammist, J. B., XVIII 147 Orley, Barend van, XVI 697 Pacheco, XVIII 386 Pannemaekers, Jan, XVIII 205 Peeters, B 697 Plumier, Theodoor, XVIII 120, 130, 133, 134 Pronk, Comelis, XVIII 697 Puytlinc, ChristofFel, XVII 697 Pynas 735 Quellinus, Erasmus, XVII 54° Quellinus, L., XVII I5° Quinkhard, J. M., XVIII 697 Rademaker, A.. . 4^7» 697 Reclaire 176 Reni, Guido, XVII 392 Restout, XVIII 395 Rubens, Petrus Paul .... 391, 540, 541, 697 Ruysdael, J. I. van, XVII 697 Schaepkens, Alexander, XIX 144, 158, 234, 341, 467 Schaepkens, Theodoor, XIX 129, 395, 543, 600, 697 Schuyr, Theodoor van der, XVII, XVIII . . 120, 128, 129, 136, 141 Schut, XVU 386 Sellaar, Vincent, XVI, XVII 385 Snellinck, Joan, XVII 207 Spilman, XVIII 119 Steen, Jan, XVII 697 Teniers de jonge, David, XVII 697 Tischbein, J. H., XVIII 697 Vasoens, J., XVII 166, 174 Veen, Otto van, XVI, XVII 386 Vidar, XIX 130, 132 Visscher, Cl. Jansz., XVII 23, 751 Vos, Maarten de, XVH 587 Wery, Joannes, XVH 39° Weyden, Rogier van der, XV 382 Ysenbrand, XII 697 SCHRIJNWERKERS Hollander, Petrus, XVIH 205 Pirotte, Gille, XVIII 120 Poorten, Toussainct Philip van der, XVIII. . 120 Smits, Jan Baptist, XVIII 120, 141 Steen, Marcellus van den, XVIII 205 Tours, Ferdinandus, XVIII 205 Vermunt, Michael, XVIII 205 Vlierden, van, XVII 3^3 Vranx, Gerardus, XVIII 203 STEENHOUWERS Absil, Gerardus Josephus, XVIII. . . 373, 374 Bossier, Jan de, XVII 121, 135 Philip, XVn «9 STUCWERKERS Gagini, Petrus Nicolaus, XVIII . 131, 132, 133 Vasalli, Thomas, XVIII. . 121, 130, 134, 135, 136, 137 TAPIJTMAKERS Borght, Frans van der, XVIII 137, 138, 139, 140 Guérin, Jan, XVIII 122 Verren, F. G. van, XVIII 122 Visscher, joffr., XVIII ....... 121, 132 UURWERKMAKERS Gallet, Nicolaus, XVIII • 141 Zutphen, Joost van, XVII 146 VESTINGBOUWKUNDIGEN Coehoom, Menno baron van, XVII, XVIII 83, 86, 757 Vauban, XVH, XVIII i°> 85 TOPOGRAFISCH REGISTER. Bladz. Agimont, kasteel — of kasteel van Ne(d)er- canne 746 e.v. Aken. . . . 242 Aken, vrede van 10 Aken, Dom, 366, 523 Alensberg, kasteel 697 Alexandrië 442 Amby 703 Amby, kasteel Guesselt . . . . 697, 731, 732 Amsterdam 23, 205 Amsterdam, Kon. Ac. v. Wet 28 Amsterdam, Rijksmuseum 106, 453 Amsterdam, Rijksprentenkabinet.... 91, 93 Antwerpen 277, 544, 545 Antwerpen, Museum 390, 540 Argenteau 737 Augsburg 272 Augst 4, 28 Barcelona 165 Bavay 746 Beek 35 Berg 711 Berlijn i6, 440 Betlehem, kasteel te Limmel 740 Biesen, balie 741, 742 Biesland . . 746 Bissone 151 Bockenhoef, boerderij te Wolder 752 Borgharen 698 Brandenburg 231 Breda 144, 272 Brugge 696 Brussel 406, 697 Brussel, Museum 390, 746 Brussel, Museum Poort van Hal 757 Brusthem 170 Bunde, kerk 4! 8 Daelhem 231, 698 Deutz 4s 28 Dieteren 700 Dinant 2o Doorwerth, kasteel 84, 87 Dordrecht 21 Duurstede 18 20 Echt ’ 756 Eysden 53, 733 Florence 21 Frankfort 23 Gallië 3, 4, 29, 43 Gent 6, 8 Gerdingen 766 Germanië 4> 42 Gibraltar 48 Glons 469, 470, 471 Gorp ’s-Gravenhage oIj I2I ’s-Gravenhage, Depart. van Oorlog. . . 84, 92 ’s-Gravenhage, Krijgsgeschiedk. archief n, 84, 89 ’s-Gravenhage, Mauritshuis 637 ’s-Gravenhage, Rijksarchief ... 15, 84, 86 Bladz. Groningen 56, 57 Gronsveld 53, 689, 692, 698, 733, 737, 787 Gronsveld, kerk 205 Guesselt, kasteel te Amby . . . . 697, 731, 732 Gulpen, kasteel Neubourg 759 Gussenhoven 370 Haarlem, St. Bavo 543 Halen 787 Hasselt 59, 211, 288 Hazendans, boerderij te Wolder 753 Heel 698 Heer 711 ’s-Heerenberg 376 Hees 234 Herkenberg (zie onder Meerssen). Herckenrode, klooster 287 Hermalle 736 ’s-Hertogenbosch 121, 146, 554, 612, 694, 744 Hespen 370 Heugem 703, 733 Heugem, St. Michaelskerk 733 e.v. Heugem, de Houwert (Hoogenweert) .... 737 Heugem, woonhuizen 737, 738 Hilvarenbeek 203 Hoei . . . . 241, 444, 528, 699 Hocht, klooster 287, 289 Hom 153 Horst 154 Houtem 207, 287 Houwert (Hoogenweert), de, landhuis te Heu- 8em 7J7 Huy, Zie Hoei. Hulsberg 153 Itteren 698 Jeker 643, 645, 667, 685, 687, 747, 751, 752 Jeruzalem 230, 233 Jeruzalem, kasteel te Limmel .... 17, 743 e.v. Caberg 89, 588, 703, 746, 753 Caberg, R.K. kerk 753 Caberg, woonhuizen en boerderijen. . 754, 755 Cadier 733 Kamerijk 744 Canne. Zie Nedercanne Kessel 469, 698 Keulen 3, 6,21, 23, 27,147,179, 234, 510, 528, 545 Keulen, St. Gereon. 424 Kleef 376 Klimmen 692 Klostemeuburg 523 Crapoel, kasteel 697 Kuilenburg 542, 637 Lafeld ...... IO Leeuwarden 57 Leeuwenstein 376 Leiden, Rijksmuseum van Oudh. 4, 26, 46, 689, 7 66 Leiden,'Universiteitsbibliotheek .... 23, 84 Lemiers 690 Lichtenberg, kasteel te St. Pieter 698, 756, 759 e.v. Lilbosch (Echt) 693 GEMEENTE MAASTRICHT. Blad2. Bladz. Limbricht, kerk 154 Limburg aan de Lahn 560 Limmel 4°9» 698, 703, 739 Limmel, kasteel Betlehem 740 e.v. Limmel, kasteel Jeruzalem 17, 743 e.v. Lombardije 554 Lotharingen 5 Lottum 689 Louwberg, boerderij te Nekum ... 750, 751 Luik 4, 5, 6, 21, 51, 55, 70, 93, 119, 147, 150, 190, 208, 290, 508, 510, 557, 591, 612, 694, 744, 747, 756, 757. 758, 759. 766 Luik, St. Jaques 363 Luik, St. Laurensabdij 47° Luik, St. Martin 746 Luxemburg 231 Lyon 442 Maasbracht 700 Maaseyck 587 Maastricht: Abtstraat 242, 581 Abtstraat 10 773,776, 778 Abtstraat 22 657 Achter de Comedie 2 603 Achter de Comedie 4 600 Achter de Comedie 16 778 Achter de Molens 6)8 (thans 18)20) . .614, 631 Achter de Molens 12 778 Achter het Vleeschhuis 4° Achter het Vleeschhuis 4 773 Achter het Vleeschhuis 6 771 Achter het Vleeschhuis 9 641 Achter het Vleeschhuis 11 658, 668 Achter het Vleeschhuis 12 661 Achter het Vleeschhuis 19 658 Achter het Vleeschhuis 14 631 Achter het Vleeschhuis 19 659 Achter het Vleeschhuis 17 775 Achter het Vleeschhuis 20 656 Achter het Vleeschhuis 21 771 Achter het Vleeschhuis 22 663 Achter het Vleeschhuis 24)240 668 Achter het Vleeschhuis 29 775 Achter het Vleeschhuis 26 668 Achter het Vleeschhuis 29 775 Achter het Vleeschhuis 91)99 642 Achter het Vleeschhuis 92 657 Achter het Vleeschhuis 94 662 Achter het Vleeschhuis 9j 773 Achter het Vleeschhuis 99 783 Achter het Vleeschhuis 40 773 Aldenhof 147, 278» 281 Aldenhofspark 54» 8 L 95 Alexianen klooster (zie Cellebroeders). Ambachtschool 53 Ancker, voorm. papiermolen de 667 Anckerpoort 60 Anthoniuseiland 69 Armenhuis I . . . 580 Augustijnenkerken—klooster. . 145, 150 e.v., 246, 270, 282, 707 Batterijstraat 578 Batterij straat 28, 92 657 Maastricht: Batterijstraat 94 771 Batterijstraat 42 634 Beijaard, Kloosterkerk de 154, 155, 156, 241, 791 Bek, de 53 Bijnsconvent (zie St. Annendaelklooster). Bisschopsmolen 685, 686 Bleekerij 783 Bogaerdenstraat 158 Bogaerdenstraat 9 775 Bogaerdenstraat 16)18 775 Bogaerdenstraat 20 771 Bogaerdenstraat 26 631, 786 Bogaerdenstraat 91 668 Bogaerdenstraat 99 775 Bogaerdenstraat 96 775» 778 Bogaerdenstraat jo 668 Bogaerdenstraat 92 641, 786 Bogaerdenstraat 96,97 773 Bogaerdenstraat 99 771 Bokstraat 15° Bonnefantenkerk en — klooster 156, 157, 158, 29°» 792 Bonnefantenstraat 9 . .631, 645, 646, 778» 78^ Boschpoort . . 55, 7°» I44 Boschstraat . 24, 52, 53, 168, 259, 260, 268 Boschstraat 17 783 Boschstraat 28)280 777, 778 Boschstraat 96 783 Boschstraat 98 642 Boschstraat 99 783 Boschstraat 60 663, 670, 671 Boschstraat 69 783 Boschstraat 64 631, 646 Boschstraat 69 778 Boschstraat 70 646, 668, 786 Boschstraat 72)74 775» 777 Boschstraat 76 778 Boschstraat 78)80 775, 777, 783 Boschstraat 79 661 Boschstraat 80 783 Boschstraat 86 671 Boschstraat 88 660, 671, 678, 778 Boschstraat 89 642, 783 Boschstraat 90 783 Boschstraat 91 634, 783 Boschstraat 94 771 Boschstraat 99,97 78 3 Boschstraat 98 778 Boschstraat 101,104 783 Boschstraat 108,110 • . 778 Bossche Fronten 86 Bosscherveld 26 Bouillonstraat 103, 105 Bouillonstraat 2, 4, 6. . . 614, 615, 668, 778 Bouillonstraat 8) 10 . . . 600, 602, 615, 635 e.v. Bouillonstraat 12 600 Brabantsch (Spaansch) Gouvernement 96 e.v. 596 Breedestraat. ... 97, 167, 190, 234, 608 Breedestraat 9 659, 671, 678 Breedestraat 9 .... 659, 660, 671, 678, 679 Breedestraat 7 683, 778 Breedestraat 8 615, 657 TOPOGRAFISCH REGISTER. Bladz. Maastricht: Breedestraat 9, 9a 631 Breedestraat 10 656, 657 Breedestraat 12 . . 658, 778 Breedestraat i) 668, 671, 778 Breedestraat 14 771 Breedestraat 17 659, 668, 671, 778 Breedestraat 17.596, 597, 609,615, 616,617, 618, _ , 671 Breedestraat 18 668 Breedestraat 19/21 616, 631, 638 Breedestraat 24 641, 778 Breedestraat 27 609, 668 Breedestraat 27 597, 609, 668, 778 Breedestraat 28 778 Breedestraat 4) 6ji, 778 Breulingstraat 269 Breulingstraat 6 638, 646 Breulingstraat 22 775, 777 Breulingstraat 79 631, 786 Brugstraat . . . . . . . 39, 40, 41, 690, 691 Brugstraat 6 671, 678 Brugstraat 10 657, 660, 668, 783 Brugstraat 12 651, 659 Brugstraat 16 651, 668 Brugstraat 18/20 . 668, 771 Brugstraat 26 ,774 Brugstraat 28 668 Brugstraat 70 664, 668 Brusselsche Poort . .9,55,70,71,85,144, 291 Brusselsche Straat . . 24, 54, 67, 154, 155, 159, 242, 287, 288 Brusselsche Straat 7 77 j Brusselsche Straat 17 774 Brusselsche Straat 17 775 Brusselsche Straat 20 773 Brusselsche Straat 21 661 Brusselsche Straat 70 . 641, 778 Brusselsche Straat 71 774, 783 Brusselsche Straat 72 642 Brusselsche Straat 77 668 Brusselsche Straat 76 641, 645, 778 Brusselsche Straat 78 664 Brusselsche Straat 45/47 616, 642 Brusselsche Straat 71 671 Brusselsche Straat 77 772 Brusselsche Straat 79 641, 778 Brusselsche Straat 66 (= 60) 664 Brusselsche Straat 67 661 Brusselsche Straat 68 773 Brusselsche Straat 74 770 Brusselsche Straat 76/760 616, 671, 672,686, 779 Brusselsche Straat 77 617, 672, 785 Brusselsche Straat 84. . . . 617, 618, 672, 779 Brusselsche Straat 87 668, 672 Brusselsche Straat 88, 90 668 Brusselsche Straat 92 772 Brusselsche Straat 97 685 Brusselsche Straat 94 641 Brusselsche Straat 101 783 Brusselsche Straat 107 661 Brusselsche Straat 109 668, 779 Brusselsche Straat 121 772 Bladz. Maastricht: Brusselsche Straat 124 775 Brusselsche Straat 140 633 Cellebroedersgang 159, 161, 164 Cellebroederskapel en — klooster. . .159 e.v. Dinghuis. . . . 40,110 e.v., 145, 198, 291, 591 Dominicanenketk en — klooster 24, 68, 144, 154,164e.v., 205, 275, 287, 376, 386, 387, 590. 39>» 394.419» 584, 792 Drie Duiven, bastion 25, 81 Du Moulin, couvre — face . 85, 86, 88, 89 Eggerspoort) 57 Eggerijsgat 68 EJkelstraat 1 629, 630, 786 Eikelstraat 7 630, 772 Eksterstraatje 4 Ezelmarkt 54, 65, 66, 157 Ezelmarkt 2/4 . . 646, 657, 786 Erfprins, bastion 85 Feilzusterklooster .... 75, 188, 189, 241 Fort Koning Willem 1 89 ie Franciscanenkerk en — klooster . . 24, 60, 190 e.v., 207, 208, 278, 291, 792 2e Franciscanenkerk en — klooster . 190, 204, 205, 206, 278 Fransche of Waalsche kerk. . . 208, 210, 792 Gaverenpoort (huis) 597, 608 Gelderland, reduit 88 Gemeentebibliotheek 30 Gevangenpoort 165 Gildehuis of Huis der Edelen . 598, 627, 728, 633, 690, 691 Goesmarstoren 24 Goeswijnstoren 24 Gouvernement 103 e.v., 144, 791 Gouvernement, Brabantsch (Spaansch) 96 e.v., „ 596» 79i Graanmarkt 594, 607 Graanmarkt 1 779 Graanmarkt3 652 Graanmarkt boek Stokstraat 641 Grachtstraat 8 668 Gracbtstraat 23 775 Grauwzusterklooster .... 188, 211 e.v., 364 Gronsveld, kapel van 609 Gronsveld (Rimborch), poort (hof) van (zie Heggenstraat 13). Groote Gracht. ... 24, 54, 67, 68, 69, 577 Groote Gracht 3/3, 7 668 Groote Gracht 12 774 Groote Gracht 14 775 Groote Gracht 18 618, 672 Groote Gracht 20 772 Groote Gracht 24 779 Groote Gracht 28 661 Groote Gracht 29 672, 786 Groote Gracht 92 668 Groote Gracht 94 772 Groote Gracht 37 llï, 783 Groote Gracht 40 638 Groote Gracht 42 77 * Groote Gracht 4j 638 Groote Gracht 47 772 GEMEENTE MAASTRICHT. Dladz. LVlaastncnt: Groote Gracht j6 673, 679, 779, 786 Groote Gracht 6o\60a 618, 779 Groote Gracht 62 638, 646 Groote Gracht 64164a 641, 646, 647 Groote Gracht 74 777» 779 Groote Gracht 82 . 597, 604, 609, 618, 619, 673 Groote Gracht 88, 91 772 Groote Gracht 7o, 72 612 e.v., 673 Groote Grachtstraat 261 Groote Looierstraat 580, 582, 591 Groote Looierstraat 6 641, 779 Groote Looierstraat 8 772, 777, 779 Groote Looierstraat 10 657, 668 Groote Looierstraat 14 660 Groote Looierstraat 19 . . . .601,641,646, 647 Groote Looierstraat 16 • 660 Groote Looierstraat 17 . . 779 Groote Looierstraat 18 660, 663, 668 Groote Looierstraat 17 . . 597,619, 641,642, 656, 783 Groote Looierstraat 21, 23/29 668 Groote Looierstraat 24 647, 668 Groote Looierstraat 26/28. . 597, 619, 668, 779 Groote Looierstraat 27 779 Groote Looierstraat 30 668, 779 Grootepoort 68, 69 Groote Staat 24, 39, 114, -f64, 167 Groote Staat 683 Groote Staat 2 663, 664 Groote Staat 3 783 Groote Staat 4 668 Groote Staat j 592> 593» 600, 607 Groote Staat 6 668 Groote Staat 3 . . . . 593, 594, 599, 600, 785 Groote Staat 14 774 Groote Staat 16 661, 668 Groote Staat 17 668 Groote Staat 18 668 Groote Staat 21 664 Groote Staat 22 661 Groote Staat 24 673, 679 Groote Staat 27 668 Groote Staat 23. . . . 660, 673, 679, 680, 786 Groote Staat 30 668 Groote Staat 31 660 Groote Staat 32/320 668, 673, 779 Groote Staat 33 663 Groote Staat 33 775 Groote Staat 37, 33, 41,42 668 Groote Staat 43 651, 668 Groote Staat 43 663 Groote Staat, hoekhuis 591 Groote Staat 31 668 Groote Staat 33 660 Groote Staat 33 775 Groote Staat 36. . 631, 651, 661, 673, 680, 786 Groote Staat 37a • 641, 673 Groote Staat 39/61 773 Groote Stokstraat 474 Grousbeeck, huis van (zie St. Annendael) Gubbelstraat 69 Gubbelstraat 3,18 773 Bladz. Maastricht: Gubbelstraat 32 657 Gubbelstraat 34 641, 662 Gubbelstraat 38, 40 772> 779 Haet en Nijd, bastion . . . . 25, 55, 82, 83 Haren, poort (huis) van . . . 165, 166, 607 Van Hasselt kade 6 658 Van Hasseltkade 7 666 Van Hasseltkade 8 668, 779 Van Hasseltkade 9. 610, 611, 612, 627, 668, 669 Van Hasseltkade 10 668, 669 Van Hasseltkade 11 668, 669, 779 Van Hasseltkade 12 641, 668, 669 Van Hasseltkade 13 604, 779 Van Hasseltkade 14/13 .... 673, 683, 779 Van Hasseltkade 16/17 642 Van Hasseltkade 19 775 Van Hasseltkade (zie verder Langs de Maas). Havenstraat 4° Heggenstraat 3, 3a 642 Heggenstraat 9,11 669 Heggenstraat 12 642 Heggenstraat 13 597» 608, 609, 610 Heggenstraat 14 642, 786 Heidenstraat 9 664 Heijenstraat 4° Heksenhoek, molen aan de ... . 687, 787 Helmstraat 68, 167, 577 Helpoort 54, 56, 58, 59 e.v., 69, 72, 82, 84, 667 Helstraat (zie ook St. Bemardusstraat). . . 39 Herckenrode, Réfugié van. 214, 288, 289, 600 Hexenstraat 211 Hexentrapjes T44 Hocht, Réfugié van 216, 288, 289 Hochterpoort (zie Boschpoort en Gevangenpoort). Hoenderstraat 24, 69, 144, 621 Hoender straat 4, 8 775 Hoenderstraat 24 633, 786 Hoenderstraat 28 774 Hof van Tilly (zie Groote Gracht 90, 92). Hof van Gronsveld of van Rimborch (zie Heggenstraat 13). Holland, reduit 88, 89 Holset of Oost (Oist), poort (huis) van (zie Kapoenstraat 3/9). Holstein, bastion 8 5 e-v- Hondertmares (zie Conventje). Hondstraat 600 Hondstraat 19 631 Hoofdwacht 106 e.v. Hoogbruggenpoort (zie Helpoort). Hooge Front . 86 Houtmaas 630 Houtmarkt . 54, 68, 208, 215, 252, 259, 260 Huis der Edelen (zie Gildehuis). Huis de Landscrone 592 e*v* Huis de Stuers (zie Réfugié van St. Gerlach). Huis der Twaalf Apostelen .... 578» 580 Huis de Vilain 5 96» 60 5 Jezuïetenkerken — klooster (voorm.) 52, 145, 208, 234 e.v., 291, 292, 526, 584, 792 Jezuïetenkerk en — klooster (tegenw.) 241, 396 TOPOGRAFISCH REGISTER. Bladz. Maastricht: Jodenstraat 24, m, 112, 114, 115 Jodenstraat 1 619, 785 Jodenstraat 9, 7/7 619, 658 Jodenstraat 4 772 Jodenstraat 7 641, 642 Jodenstraat 12 619, 620, 673, 779 Jodenstraat 26 664 Josaphatsdal (zie De Beijaard). Julianaplein 295 Julianaplein 6\S 620, 630 Kakkeberg 156, 642 Calvariënberg . . 5 5, 149, 504, 305, 581, 582 Calvariestraat 24, 242 Calvariestraat 20 . 685 Kapel van Gronsveld 609 Kapoenstraat 7/7 . . . 597, 607, 608, 621, 664 Kapoenstraat 4 658 Kapoenstraat 6 663, 675 Kapoenstraat 7 669 Kapoenstraat 8, 1 o, 12 669, 675 Kapoenstraat i) 775, 777 Kapoenstraat 14 621 Kapoenstraat 19 663 Kapoenstraat 20 657, 783 Kapoenstraat 22 783 Kapoenstraat 27 608 Kapoenstraat 24 772 Kapoenstraat 26)28 . 775 Kapoenstraat 7 o 772, 783 Kapoenstraat 72 773» 775» 779 Capucijnengang 158 Capucijnenkapel 158, 241 Capucijnenklooster 158, 139, 784 Capucijnenstraat . 24, 68, 131, 149, 158, 583 Capucijnenstraat ij 662, 786 Capucijnenstraat 4/ 770 Capucijnenstraat //, /7,77 . . . . . 672, 779 Capucijnenstraat 82 666 Capucijnenstraat 98 770 Capucijnenstraat 117. . . . 131, 132, 133, 604 Keizer Karelplein .... 295, 453, 456, 437 Keiler Karelplein 7, 4 ... 776 Keiler Karelplein j 776, 779 Keiler Karelplein 9 770 Kersenmarkt *24, 783 Kersenmarkt j 776 Kersenmarkt 4, 6 ... 661, 663 Kersenmarkt 7 641: Kersenmarkt 8 662, 663, 786 Kersenmarkt ioi hoek Achter het Vleeschhuis . 668, 669, 785 Kesselskade 130 Kesselskade 41 770 Kesselskade 44 642 Kesselskade 48 774» 777» 779 Kesselskade 92/77 66! Kesselskade 94 776 Kesselskade jy 772 Kesselskade j8 783 Kesselskade 60 669 Kesselskade 62 661, 779 Kesselskade 69 683 Bladz. Maastricht: Kesselskade 64 662, 786 Kleine Gracht 24, 54, 69 Kleine Gracht 16 663 Kleine Gracht iy 684 Kleine Gracht 18 663, 779 Kleine Gracht 20)22 776 Kleine Gracht 28 774, 784 Kleine Gracht 7o 675, 779, 784, 786 Kleine Gracht77 602,621,638,647,652,633, 779 Kleine Gracht 92 675, 676 Kleine Gracht 99)41 621, 783 Kleine Grachtje 64, 65 Kleine Grachtstraat 58, 69 Kleine Looierstraat 6 776, 777 Kleine Looierstraat 8 632, 772, 777 Kleine Looierstraat 10 600, 632, 780 Kleine Looierstraat 14 669 Kleine Looierstraat 18 300, 600 Kleine Looierstraat 20 669 Kleine Looierstraat 21 666, 669 Kleine Looierstraat 29 669 Kleine Staat 39, 110, 143 Kleine Staat 9 657 Kleine Staat 4 . 669 Kleine Staat j 631 Kleine Staat 6 638, 664 Kleine Staat 7, 8, 9 669 Kleine Staat 10 658 Kleine Staat 11 * 669 Kleine Staat 12 663 Klenie Staat 19 598, 675, 680, 780 Kleine Staat 14 662 Kleine Staat 16 669 Kleine Staat iy 776 Kleine Staat i8> 20, 22 669 Kleine Staat 24 783 Koestraat 38 Koestraat 4 774 Koestraat 9 675 Koestraat y 675, 680, 681 Koestraat 6)8 642 Koestraat 9 670 Koestraat 14/16 657, 786 Koestraat 18 669 Koestraat 20 659 Commandement no Kommel, de 204, 241, 242, 243 Conventje 7j, j37, 582 Cortenstraat .0 Cortenstraat) 604 Cortenstraat 7 7g0 ICruisheerengang 242, 244, 254 Kmisheerenkerk en — klooster 241 e.v., 291 694, -792 Kwadevliegenstraat 17 (zie Hoenderstraat 24). Lakenhal) 120, 145 Langegang . 294, 295. 347. 45°. 451. 453, 455, 457. 458, 459. 460, 461, 464 Langgrachtje .... 54, 58, 64, 65, 66, 69 Langs de Maas 20. . . . . . . . . 67j, 674 Langs de Maas 21 669 Langs de Maas 22 772 GEMEENTE MAASTRICHT. Bladz. Maastricht: Langs de Maas 23 599, 600, 601, 771 Lanterenstraatken (voorm.) 609 Leeuwenmolen 687, 787 Leliestraat (zie Plattel straat 14). Lenculenbuitenpoort . 54, 57, 70, 71, 81, 110, 144, 204 Lenculenstraat 145» 234> 258» 585 Lenculenstraat 1 642, 784 Lenculenstraat 2 773 Lenculenstraat 7)9 658 Lenculenstraat 14 664, 780 Lenculenstraat ij 658, 780 Lenculenstraat i6\i6a 774» lilt 78° Lenculenstraat 17 669 Lenculenstraat i8Ji8a 621, 664, 784 Lenuclebstraat 17 638, 647, 669 Lenculenstraat 20 773 Lenculenstraat 27, 29 669 Lenculenstraat 70 772 Lenculenstraat 72 642, 658, 661 Lenculenstraat 33 648, 785 Lenculenstraat 74 . .600,601,638,647, 648, 786 Leugenpoort 57» 69 Leuth, poort (huis) van (zie Julianaplein 6\8) Lichtenborch, poort (huis) van. . . 597, 608 Lindercruispoort 55, 69, 70, 71 Looiersgracht 54 Looiersgracht 2 069 Looiersgracht 4 669, 780 Looiersgracht 22 . . 639 Looierspoort (Lurepoort), voorm. . . 605, 630 Looierstraat 65, 144 Lurepoort (zie Looierspoort). Lutherse kerk 211, 258, 259, 792 Maagdendries 71, 72> I47» I49> 280 Maagdendries jij33 773 Maasbrug 9ie.v., 591, 704, 790 Mariastraat / 665 Mariastraat 3 772 Mariastraat 6(56 Mariastraat 17 661 Mariastraat 23a, b, c 663 Mariastraat 23d 634 Markt 24, 54, 68, 95, 118, 165 Markt /, 2,3 772 Markt j 784 Markt 6 658, 659, 678 Markt 8 666, 670, 678, 680 Markt 9 662, 666 Markt 661, 664 Markt 12 661 Markt 14 675, 680, 681, 682, 786 Markt ij 651 Markt 16 675, 780 Markt ij a> b, c 670, 786 Markt 18 675, 676, 780 Markt 19 684, 780 Markt 20 . . 676, 677 Markt 23 774 Markt 24 657 Markt 29 664 Markt 30 774 Bladz. Maastricht: Markt 31\32 653, 676, 780 Markt 33 639, 676, 680, 681, 786 Markt 34 665 Markt 3j\3ja 657, 661 Markt 38 633, 634 Markt 41 653 Markt jj 621, 670, 780 Markt J9 661 Markt 60 642, 784 Markt 63 641 Markt 64 661 Markt 6j 771, 784 Markt 66 784 Markt 68 776, 784 Markt 69 681 Markt70 591, 592, 676, 681, 780 Markt71 5, 91, 592, 676, 681 Markt 76 . 639, 661 Meer, poort (huis) van 5 97, 609 Meeuwen, hotel van 154 Militair hosiptaal (zie Armenhuis). Minderbroedersberg 54, 67, 204 Minderbroedersberg 8 780 Minderbroederskerk en —klooster (zie 2e , Franciscanenklooster. Minderbroedersmuur 72, 74 Minderbroederspoort 57» 64 Minderbroederstraat 643 MinekeIersstraat 1. 780 Moesmarkt (St. Amorsplein) 4° Molenpoort 69 Munthuis 75 6 Muntstraat 24 Muntstraat 1 639, 651 Muntstraat 3 651, 652 Muntstraat 4 661 Muntstraat 6 639 Muntstraat 7/9 661 Muntstraat 10 774» 777 Muntstraat 774 Muntstraat 14 676 Muntstraat 16 661 Muntstarat 17 669 Muntstraat 18 77^ Muntstraat 19 663 Muntstraat 20, 22 669 Muntstraat 23 639 Muntstraat 24 658 Muntstraat 2ƒ, 26 658, 780 Muntstraat 27 . . 663 Muntstraat 28 663, 783 Muntstraat 29I31 772> 77^ Muntstraat 30, 32 669 Muntstraat 33 660 Muntstraat 36 661, 669 Muntstraat 37 658, 659, 660 Muntstraat 38 661 Muntstraat 39 659 Muntstraat 41 . . 663 Muntstraat 43)47 639, 676, 677, 782 Muntstraat 48 659 Muntstraat jo 784 TOPOGRAFISCH REGISTER. Bladz. Maastricht: Museum, Limb. (Prov. Oudhk.) 43, 46, 47, 50, 52, 53, 188, 258, 458, 648 e.v., 766,728,783,785, 787 Museum, Bissch . 700, 701 Nieuwenhof, gesticht de . 77, 152, 154, 188, 278 e.v., 426, 580, 793 Nieuw straat i/j 666 Nieuswtraat /, 7 669 Nieuwstraat 9,10 776, 777 Nieuwstraat //, 19 677, 681 Nieuwstraat 12 776 Nieuwstraat 13 681, 669 Nieuwstraat 14 669 Nieuwstraat ij 639 Nieuwstraat 16 669 Nieuwstraat 17 639 Nieuwstraat 18 663, 664 Nieuwstraat 19, 21 669 Nieuwstraat 22 . 776 Nieuwstraat 26 659 O.L. Vrouwekade 4 ... . 669, 677, 780, 786 O.L. Vrouwekade 7 669 O.L. Vrouwekade 12 641 O.L. Vrouwekade 18 632 O.L. Vrouwekerk . 3, 24, 27, 33, 35, 38, 39 43» 46, 49» 5°» 51» 7°» IIQ» *44» 153, 154 277, 287, 289, 291, 418, 467 e.v., 608, 690 7°7» 733» 759» 762, 767» 793» 794 O.L. Vrouweklooster 27 O.L. Vrouweplein . . 39, 146, 474, 477, 310 O.L. Vrouweplein 17 621, 639, 685 O.L. Vrouweplein 18 .. . 621, 677, 680, 685 O.L. Vrouweplein 22, 23 776, 780 O.L. Vrouweplein 24 669 O.L. Vrouweplein 2j 639 O.L. Vrouweplein 29 774, 777 O.L. Vrouwepoort 4, 28, 29, 10a O.L. Vrouweschool 33, 51 O.L. Vrouwestraat 110, 474 O.L. Vrouwewal 54, 38 O.L. Vrouwewal j 776, 780 O.L. Vrouwewal 6,7 669 O.L. Vrouwewal 9 776 Oost (Oist) of Holset, poort (huis) van (zie Kapoenstraat jjj). Oude Hochterpoort (zie Grootepoort). Oude Minnebroeders 582 Oud Stadhuis (zie Dinghuis). Oude Vismarkt, hoekhuis 649 Paats van den Lombaert 585 Paleis van Justitie (zie ook Minderbroederklooster) 54, 67, 106, 190, 205 Papenstraat 2, 9, // 780 Papenstraat 13 (zie ook voorm. Réfugié van St. Jacob) 214, 290, 771, 780 Pastoors traat 144, 260 Pastoors/raat 10 784 Pastoor straat 14 780 Pater Vincktoren 64, 66, 72, 75, 188, 189, 242 Penitentenklooster (voorm.) 52 Pesthuis (voorm.) 667 Plankstraat 4, 38, 47, 474 Bladz. Maastricht: Plankstraat 1 634 Plankstraat 3 639, 649 Plankstraat 4 651 Plankstraat j 772 Plankstraat 10 669 Plankstraat 12 639 Plankstraat 14 658 Plankstraat 16 '. 658, 669 Plankstraat 20 669 Plankstraat 23 784 Platielstraat 2 666 Platielstraat 6 669 Platielstraat 8 661 Platielstraat 9 600, 603, 622, 634 Platielstraat 10 661 Platielstraat 14 632, 639 Platielstraat 18 666 Platielstraat 22 669, 755 Poort (huis) van Gaveren (zie Gaverenpoort). Poort (hof) van Gronsveld of van Rimborch (zie Heggenstraat 13). Poort (huis) van Haren 165,166, 607 Poort (huis) van Holset of Oost (Oist) (zie Kapoenstraat 3/3). Poort (huis) van Leuth (zie Julianaplein 6/8). Poort (huis) van Lichtenborch . . . 597, 608 Poort (huis) van Meer 597, 609 Poort (huis) van Reckheim (zie Breedestraat *7b Poort (hof) van Rimborch of van Gronsveld (zie Heggenstraat 13). Predikheerenkerk. Zie Dominicanenkerk. Prins Bisschopsingel 584, 585 Prins Frederik, bastion 86 e.v. Raamstraat 72 Raamstraat 8 773 Raamstraat 10 666 Raamstraat 14 776, 777 Raamstraat 43 622, 657, 783 Raamstraat 30 669 Reckheim, poort (huis) van (zie Breedestraat *7). de Reek 211 de Reek, waterpoort 78, 79, 80 Réfugié van Herckenrode . 214, 288, 289, 600 Réfugié van Hocht 214, 288, 289 Réfugié van St. Gerlach 211, 287, 288, 594, 595, 617 Réfugié van St. Jacob 214, 290 Recollec ten kerk en — klooster. Zie ie Franciscanenklooster. Ridderstraat 382 Ridderstraat 2, 598, 600, 601, 630, 643-645, 786 Rijksarchief 23, 86, 119, 147, 236, 238, 241, 697 Rijkskweekschool. Zie Hof van Tilly. Roerstraat 24, 68 Schuttershof 190, 204 Sepulchrijnenklooster. Zie Bonnefanten. Schouwburg. Zie voorm. Jezuïetenklooster. St. Amorsplein 40 St. Amorsplein 1 771 St. Amorsplein 3 641, 642 GEMEENTE MAASTRICHT. Bladz. Maastricht: St, Amorsplein 4 632 St, Amorsplein 6 639 St.Amorsplein 14 783 St. Amorsplein 16/17 639, 652 St. Andrieskerk en — klooster . . 147, 148» 149, 756 St. Annendaelklooster (Bijnsconvent) 149 e.v., 531» 5Sl» 585» 597» 642 St. Antoniuskerk en — klooster 144 St. Antoniusstraat 783 St. Antoniusstraat 3 666 St. Antoniusstraat / 773 St. Antoniusstraat 68/70 639 St. Antoniusstraat 88/70 684 St. Bernar dus straat (vroeger Meistraat) 1 . . 619 622, 783 St. bernar dus straat 3, j, jb> 7 670 St. Bernar dus straat 8 658, 670, 780 St. Bernardusstraat 10 658 St. her nar dus straat 11 658, 670 St. bernar dus straat 12, ƒƒ, ij 670 St. Bernar dus straat 14 780 St. Bernar dus straat 17 622 St. Bernar dus straat 13 670 St. Bernar dus straat 24 634, 645 St. Bernar dus straat 26, 28 667, 668 St. Elisabethsdal. Zie Grauwzusterklooster. St. Everardskapel 150 St. Evergisluskapel 510 St. Gerlach, Réfugié van . 211, 287, 288, 294, 295, 617 St. Hilariuskapel 208 St. Jacob, Réfugié van 214, 260 St. Jacobskerk of -kapel. . 167, 190, 215, 436 St. Jacobstraat 97, 99 .57. Jacobstraat 6 639, 780 St. Jacobstraat 8 602, 642, 783, 785 St. Jacobstraat ij 780 St. Janskerk 24, 52, 107, 141, 144, 167, 215 e.v., 291, 294, 326, 363, 466, 597, 792 St. Joriskapel 165, 166 St. Joriskerkhof 165 St. Jozefskerk. Zie Augustijnenkerk. St. Lambertuskerk 87 St. Catharinakapel 280 St. Catharinakerk 208 St. Catharinedal. Zie Feilzusterklooster. St. Maartenshuizen 582, 583 St. Marie ten Oevere 14, 150, 151 St. Matthiaskerk 119, 147, 259 e.v., 280, 546, 764, 793 St. Nicolaaskerk 144, 146, 467, 474, 495, 505, 525, 532, 544, 566, 567, 581, 784 St. Petrusheim 188 St. Pieterspoort . . 54, 55,57, 75 e.v., 144, 188 St. Pieterstraat 24,40,64, 75, 188, 190, 204, 208, 687 St. Pieterstraat 1 . . . 772 St. Pieterstraat 3 78° St. Pieterstraat 2 j 632 St. Pieterstraat 28 670 St. Pieterstraat 40 666, 667 Bladz. Maastricht: St. Pieterstraat 42 600, 670 St. Pieterstraat 44 661 St. Pieterstraat 46 633 St. Pieterstraat 48 651, 786 St. Pieterstraat jo 661 St. Pieterstraat 32 670 St. Pieterstraat 62 657 St. Pieterstraat 63 670 St. Servaashospitaal 5, 56, 597 St. Servaaskapittelhuis 670 St. Servaaskerk 21, 24, 48, 49, 71, 96, 107, 141, 144, 167, 215, 217, 226, 291 e.v., 468, 469, 510, 511, 519, 582, 608, 745, 761, 793» 794 St. Servaasklooster 6 623, 669, 780 St. Servaasklooster 8 596, 597, 623 St. Servaasklooster 24/26 780 St. Servaasklooster 28 670, 781 St. Servaasklooster 33 781 St. Servaasklooster 32/34 625, 670 St. Servaasklooster 36 670, 781 St. Servaasklooster 33 670 St. Servaasklooster 40 625, 785 St. Servaasklooster. Zie verder Henric van Veldekenplein. St. Vincentiuskapel 234 St. Vincentius a Paulo-Gesticht 75 Smedenstraat 4° Smedenstraat 1 639 Smedenstraat 4 655 Smedenstraat 7 772> 776 Smedenstraat 11 667 Smedenstraat 14 776, 778 Smedenstraat 2j 775, 778 Smedenstraat 28 661 Spilstraat 68, 165, 167 Spilstraat 1 773 Spilstraat 2 666 Spilstraat 3 776, 778 Spilstraat 4 • 784 Spilstraat j 684, 787 Spilstraat 8/10 633 Spilstraat 3 684 Spilstraat 13, ij 774 Spilstraat 18/20 685 Spilstraat 2jy 27 661 Sporenstraat 14 662 Sporenstraat 18 775 Spreeuwartsporte 597» 609 Spreeuwartstorentje 75^ Stadhouder, bastion 85 Stadhuis . . . . 95, 118 e.v., 593, 697, 791 Stadsarchief 9» 112 Stadsboekerij 58i> 584 Statensingel 86 Statenstraat 68, 576, 577 Statenstraat 3 a 781 Statenstraat 11/13 629 Steenpoort. Zie Grootepoort. Steenenbrug 685 Steenenbrug 591 Steenenbrug j 685, 686 TOPOGRAFISCH REGISTER. Maastricht: Steenenbrug 6 670, 781 Steenenbrug 12 664, 665, 782 Stokstraat 30, 32, 33, 36, 38, 50, 109, 110, 287 Stokstraat 1 670, 786 Stokstraat 4 77* Stokstraat 9 gg2 Stokstraat 6\ 8 g,p Stokstraat 10 77, Stokstraat 11 ^7g Stokstraat 12 772 Stokstraat 14 . . . ■, gjg Stokstraat 21 6jp( g4Q Stokstraat 22 gg4 Stokstraat 2) 670 Stokstraat 24 597» 625, 654, 657 Stokstraat 28/28 . 600, 602, 640, 650, 651, 654 Stokstraat 29 ggj Stokstraat 3 o .... 600. 64a, 649. 654, 670 Stokstraat }i 640, 661 Stokstraat 32 .... 640, 642, 649 654, 781 Stokstraat33 776 Stokstraat33 625, 660, 667 Stokstraat 37 660, 667 Stokstraat 38 640, 650 Stokstraat 40 772 Stokstraat 39/41, 42 670 Stokstraat 44 g Stokstraat 43 609, 610 Stokstraat 47 TJt., 778 Stokstraat 49 114 Stokstraat 31 . . . 670 Stokstraat 33 659, 66o, 781 Stokstraat 33 287, 594, 595 Stokstraat 37 g,. Stokstraat 39 633 Swesteren, klooster der. Zie Feilzusterklooster. Tafelstraat 8/10 640, 7gi Taf elstraat 12 605» 77 2, 776 Tafelstraat 13 g00, 605, 630 Thisiusporte. Zie Groote Gracht 82. Tilly, hof van. Zie Groote Gracht 90, 92. Tongersche Poort. Zie Lenculenbuitenpoort. Tongersche Steenweg I4x Tongersche straat 24, 52, 110, 207, 235, 241 Tongersche straat 2, 4 g7o Tongersche straat 9 Tongersche straat 8/8 603, 625, 640 Tongersche straat 7 g.z Tongersche straat 10 gjj Tongersche straat 11 gg, Tongersche straat 12 gj0> ggi Tongersche straat 13 772 Tongersche straat 17 ggo Tongersche straat 18 774 Tongersche straat 20 (rjo, 781 Tongersche straat 22 . g4x Tongersche straat 29 ggx Tongersche straat 29/31 gg. Tongersche straat 32 772 Tongersche straat 33 772 Tongersche straat 39 . . 633, 642, 6jo, 660, 783 Bladz. Bladz. Maastricht: Tongersche straat 37 77g Tongersche straat 38 7g4 Tongersche straat 41 g2jj 78i Tongersche straat 43 (>lo, 685 Tongersche straat 49 ggg Tongersche straat 47 g,2 Tongersche straat 49 g70> 7g 1 Tongersche straat 33 jpg( gDj Tongersche straat 34 faa Tongersche straat 38 -jnf, Tongersche straat 38 772 Tongersche straat 80 gj0, 677 Tongersche straat 86 gj7> gg9> (,-j0 Turennestraat j, Tweebergenbinnenpoort 54, 57, 58, 67, 204, 790 Tweebergenbuitenpoort. Zie Brusselsche Poort. Veerlinxpoort 34> gp Henric van Veldekenplein 20 . . 623, 670, 781 Henric van Veldekenplein 22 . . 623, 670, 781 Henric van Veldekenplein 23 7gx Henric van Veldekenplein 24/26. Zie St. Servaasklooster 24/26. Henric van Veldekenplein 29 623-625 Henric van Veldekenplein 31 ....... 781 Ververshoek -65, 585 Vierthoren 71 Vijfharingenstraat 2a ggg Vijf haringenstraat 2/4 g42 Vijf haringenstraat 8,10 670 Vijf haringenstraat 19 640 Vyfharingenstraat 19 658, 670 Vijfkoppen, bastion 55> gx Vilain, huis de 5pg> g0j Vleeschhuis jp 40, 145, 75g, 7g^ Vrijmetselaarsloge J77 Vrijthof 5, 24, 96, 97, 98,106,107,112,190, 292, 294. 295. 360, 466, 577, 584, 620, 791 Vrythoft 670 Vrythof 2 Vrythof 4 ggj Vrythof 9 77g Vrythof 6 77g Vrythof 7 g5J Vrythof 9 ggx> 7g5 Vrythof 10, 11 ggt Vrythof 12 7?g Vrythof 13 774> 77g Vrythof 14 ggI> gyo Vrythof 13 595, 665 Vrythof 21 gy8> 78i Vrythof 22/23 625, 640, 781 Vrythof 26 g70 Vrythof 27 gg4 Vrythof 29 gJ3 Vrythof 30 g?0 Vrythof 31 661, 786 Vrythof 33 6j0 Vrythof 44 ggi, gg2j gg?> 7g7 Vrythof 47/49 (thans 46/47) 625, 626, 627, 685 „ 78I Vrythof 48 GEMEENTE MAASTRICHT. Bladz. Maastricht: Vrijthof jo 776 Vrijthof // 774, 77» Vroenhof • 71 Waalsche kerk. Zie Fransche kerk. Wacht over het Gouvernement . . 108, 109 Wachthuis aan de O.L. Vrouwepoort 109, 110 Wachthuis aan de Tongersche Poort ... 110 Waerachtig-poort 55» 81, 83 Waldeck, bastion 86 Weeshuis, Gereformeerd 584, 585 Weeshuis, R.K 585 e-v- Wijkerpoort I44 Witmaker straat /, 7 . . . 597, 627, 670, 781 Witmakerstraat 9 670 Witmaker straat 10 781 Witmakerstraat 663 Witmakerstraat 21 659 Witmakerstraat 2) 655 Witmakerstraat 2/ 659, 781 Witmakerstraat 27 670 Wittevrouweklooster 24, 576, 577, 627, 705, 745 Wolf straat j 670 Wolf straat óf 8 664, 781 Wolf straat 9 774 Wolf straat 10 772 Wolf straat 12,14 77^ Wolf 'straat ij\ 17 678 Wolf straat 18 678, 683 Wolfstraat 20, 22, 24, 26, 27, 28, 90, 92 . . 670 Wolf straat 99 664 Wolwaag 234 Zeeland, reduit 88, 89 Zwanengracht 88 Zwingelput 2 781 Maesenburg, voorm. landhuis te St. Pieter . . 767, 768 Mainz 4» 2I» 2®, 42 Malone 471 Mechelen 744 Meerssen 53» 2^7» 698» 739 Meerssen, ketk 474 Meerssen, villa Heikenberg 689 Meesel 37° Mesch 689 Mheer 759 Middelaar (Mook) 698 Montfort 55» 7QI Muiden 637 Munsterbilsen 444» 612 Namen 20 Napels *78 Ne(d)ercanne, kasteel Agimont 746 e.v. Nekum 74^, 75° e-v-, 757 Nekum, hoeve Louwberg 75°» 751 Nekum, hoeve Nekum en watermolen ... 751 Neubourg, kasteel te Gulpen 759 Nicopolis * • • • 545 Nieuwstad 691, 701, 766 Nijmegen 10, 52, 190, 215, 235 Nijmegen, Dominicanenkerk 183 Nuenen 593 Oudenaarde 122 Oud-Vroenhoven (zie ook Nekum, Wolder, Caberg en Nedércanne) . . .657, 703, 746 e.v. Oud-Vroenhoven, kasteel Agimont of van (Neder)canne 746 e*v* Panhuis-hoef, boerderij te Wolder . . 753, 754 Parijs 92 Parijs, Louvre 91 Parijs, Hotel des Invalides 606, 609, 785 Parijs, Kuntnijverheidsmuseum 442 Peer 15 5 Pietersheim 754 Pompei 44 Praag 541 Putten (Gld), landgoed Volenbeek 732 Ravensbosch 690 Remagen 4» 2 8 Riempst 7° 5 Rijckholt 688 Rochefort 37^ Roermond 53, 2($6, 269, 468 Rocca Secca *79 Rolduc • 523 Rome, St. Pieter 557» 5 62 Rome, Piazza Navona 588 Romsey 3°3 Rotterdam 185 Rotterdam, Museum Boymans . . . . 119, 741 Savelsbosch (Gronsveld) 689, 787 Senlis, kerk 341 Sichem, steengroeve 234 Simpelveld 689, 733 St. Georges de Boscherville 3°3 St. Odilienberg 7°° St. Pieter 698, 703, 756 e.v. Verdedigingswerken (Oude Tombe, Fort) . 10, 52, 86, 144, 757, 758 Lichtenberg .... 698, 756, 757, 759 e.v. St. Petruskerk 761 e.v. St. Lambertuskapel 51, 756, 766, 767 Slavante .... 144, 698, 761, 764, 765, 766 woonhuizen en boerderijen . . 767, 768, 769 St. Pietersberg 9, 26, 38, 51, 86, 106, 190, 757, 759 St. Trond (St. Truiden) 37° Solumbria *65 Stein 689, 787 Swolgen 698 Thun (Lotharingen) 23x Tongeren . . 3, 39, 52» 4^8, 470, 510, 746 Tongeren, O.L. Vrouwekerk .... 468, 469 Torentjes, de, landhuis te St. Pieter ..... 767 Tom 26o Tours I 29 Trier 21 Tuddern 537 Utrecht 19» 2°, 364, 696 Utrecht, St. Marie 523 Vaals 698 Valkenburg . . . 56, 231, 232, 698, 731, 740 Veldweselt 4^9 Venlo 57, 242, 698 Verviers 741 Vlengendaal 689, 690 Bladz. .... 122 TOPOGRAFISCH REGISTER. Bladz. vujongen io Voerendaal 689 Volenbeek, landgoed te Putten (Gld) .... 732 Vroenhof, heerlijkheid 21 Vroenhoven. Zie ook Oud- Vroenhoven 711, 746 Wagenborgen 20 Warschau 637 Weenen 637 Weenen, Albertina 467 Werdei^ . 473 Wessem 689, 736 Wijk. - 4, 6, 28, 29, 40, ji, jj, 459,469,759, 786 Bilserbaan iji 753 Bi Is er baan 14) 753 Brugstraat 44 783 Brugstraat 94)96 723 Brugstraat 98 721, 787 Brugstraat 60 724 Brugstraat 61 781 Brugstraat 62 723 Brugstraat 68 783 Grachtstraat 711, 714 Gracht straat 34 728 Grachtstraat 98 728 Grachtstraat 99 721 Grachtstraat 40)400 721 Heydenstraat 728 Hoogebrugstraat 604, 617, 783 Hoogehrugstraat ih . . 729 Hoogebrugstraat 2 720, 721 Hoogehrugstraat 9 724 Hoogehrugstraat 6 720, 723, 781 Hoogehrugstraat 8y 10 720, 728 Hoogebrugstraat 11 .... 719, 720, 723, 781 Hoogehrugstraat 12 720, 728 Hoogehrugstraat 19 719, 721, 781 Hoogehrugstraat 14 720, 723, 728 Hoogehrugstraat ij 719 Hoogehrugstraat i6y 16a 720, 728 Hoogehrugstraat 19 784 Hoogehrugstraat 18 719, 720, 728 Hoogehrugstraat 19 722 Hoogehrugstraat 20y 22y 24 720, 728 Hoogehrugstraat 2 j 729 Hoogehrugstraat 26 719, 720 Hoogehrugstraat 27 . 727, 729 Hoogehrugstraat 28/90. 719, 720, 723, 728, 781 Hoogehrugstraat 92 720, 728 Hoogebrugstraat 94 720, 723 Hoogebrugstraat j6y 96a .... 724, 726, 781 Hoogebrugstraat 9/- 716 Hoogehrugstraat 98 728 Hoogehrugstraat 41 729 Hoogehrugstraat 42 728 Hoogehrugstraat 49 714 e.v., 716, 721 Hoogebrugstraat 44 726 Hoogehrugstraat 46 728 Hoogehrugstraat 48 719 Hoogehrugstraat jo 721, 781 Hoogehrugstraat 92 723 Hoogehrugstraat 94 723, 781 Hoogehrugstraat 96 719, 728, 729 Hoogehrugstraat j8 726, 781 JtSladz. Wijk: Hoogehrugstraat 99)61 729 Hoogehrugstraat 64 719, 723 Hoogebrugstraat 6j 729 Hoogebrugstraat 68 719 Hoogehrugstraat 69 729 Hoogehurgstraat 92)920. .... 726 —728, 781 Hoogehrugstraat 94 729, 784 Hospitaal St. Gilles. Zie Hoogehrugstraat 99. Kalminkstraat, zijgevel Rechtstraat 102 . . . 784 Kalminkstraat 1 721 Kattenstraat 729, 783 Cörverplein 591 Cörverplein 12 723 Kruittoren 73, 74, 145 Maaspunttoren 39, 703 Meerssen, Réfugié van. Zie Hoogehrugstraat 43- O. L. Vr. v. Lourdeskerk 787 Pastoors traat 591» 716 Pastoorstraat 2y 4 729 Pastoorstraat 8 721 Rechtstraat 40, 717, 783 Rechtstraat 4 591, 393, 716 Rechtstraat 9 722, 723, 782 Recbsttraat ja 725 Rechtstraat 12 721, 787 Rechtstraat ijy 14, 16 729 Rechtstraat 19 . 720 Rechtstraat i8y 20 729 Rechtstraat 21 716 Rechtstraat 29 729, 782 Rechtstraat 29 724, 782 Rechtstraat 26 728 Rechtstraat 29 784 Rechtstraat 90 721 Rechtstraat 91 729 Rechtstraat 92 723 Rechtstraat 9Jt 96 729 Rechtstraat 99y 98 729 Rechtstraat 40 721 Rechtstraat 41, 42, 44 729 Rechtstraat 46 729, 784 Rechtstraat 49 719, 782 Rechtstraat 49 724 Rechtstraat ji 729, 782 Rechtstraat 92 783 Rechtstraat 99 729 Rechtstraat 94)96 724 Rechtstraat 99 782 Rechtstraat jjy jja 729 Rechtstraat 98 729 Rechtstraat 99 724, 782 Rechtstraat 62 721, 722 Rechtstraat 69 729, 787 Rechtstraat 64y 69. 729 Rechtstraat 66 729 Rechtstraat 69 729 Rechtstraat 68y 68ayjo 729 Rechtstraat 69 599, 717, 718, 719 Rechtstraat 90 729, 782 Rechtstraat 99 721 Rechtstraat 94 724 GEMEENTE MAASTRICHT. BI ad 2. Wijk: Rechtstraat 77 721 Rechtstraat 78 721, 729 Rechtstraat 80 719 Rechtstraat 81 729 Rechtstraat 82 721, 729, 782 Rechtstraat 89 730 Rechtstraat 84 . 721, 729 Rechtstraat 8j 730 Rechtstraat 86 724 Rechtstraat 88b 719 Rechtstraat 89 722, 723, 782, 784 Rechtstraat 87a 724 Rechtstraat 71 724 Rechtstraat 72 725 Rechtstraat 7) 729 Rechtstraat 74 729, 784 Rechtstraat 96 730 Rechtstraat 98 724, 730 Rechtstraat 102 784 Rechtstraat 104 730 Réfugié van Meerssen. Zie Hoogebrugstraat 49. Ruiterstraat 7 730 Ruiter straat 11 721, 787 Bladz. Wijk: Ruiterstraat ij 719, 787 St. Gerarduskerk 714 St. Gilleshospitaal. Zie Hospitaal St. Gilles. St. Maartenspoort 8 St. Martinuskerk 145,704 e.v. Smedenstraat 4, /, 6, 8 , . . 721 Smedenstraat 11 719 Steenenwal 145, 719 Steenenwal 21 722 Steenenwal 29 721 Steenenwal 24 724 Waterpoortje 29, 40, 41, 703 Wilhelminasingel 704 Wittevrouweveld, Kerk in het. Zie O. L. Vf. v. Lourdeskerk. Wilre. Zie Wolder. Wittem 96 Westkapelle (Z) 787 Woetingen, Slag bij 740 Wolder (Wilre) . 10, 657, 703, 746, 752 e.v. Wolder, St. Petrus en Pauluskerk 752 Wolder, boerderijen en woonhuizen 657, 752, 753 Worms 508 ZAAKREGISTER. Bladz. Bladz Aanwijzer, hout XV 434, 435 Aardewerk, Romeinsch. Zie Oudheden. Abdij. Zie Kloosters. Abel. Zie Kaïn en Abel. Abraham 342, 345, 515, 566 Adam en Eva 434, 519, 557, 698 Afsluiting, eiken, XVII 462 Allegorieën 128-143, 207, 250, 270, 376, 527, 544 Altaren en onderdeden van altaren 205, 333, 351, 35*. 367, 498, 5°4 Romeinsch 46, 698 Romaansch 526 XI 559, 471 xn 225, 305, 378, 411 XIII 293 XIV . . . 166, 176, 225, 463, 464, 472, 473 XV 225, 242, 294 XVI 225, 294, 472, 474, 694 XVII . . 167, 201, 235,493, 693, 697, 761, 780 ± 1700 206, 247 XVHI 153, 526, 761, 766 XIX 260 Ampullen en ampullenbladen, zilver. XW 545 XVHI 273, 590, 708 XIX, verguld 273 Ankers. Zie Muurankers. Antependium (zijde ?) *. . . 548 Apocalypse 142 Apollotempel 50 Apostelen. Zie ook onder heiligen 154, 224, 345, 398. 436, 437, 456, 695, 700, 733 50, 751 Aquamaline, koper, XII 434 Atlas 347 Avondmaalsgerei: Metaal en glas, XVI 409 Tin, ± 1700 en XVHI 211 Zilver, XVII 210, 259, 273 XVHI 211, 233, 259 XIX 233 Badinrichting. Zie onder woonhuizen. Banken. Zie Kerkbanken. Barmhartigheid, werken van 385 Basementen, XH 328, 329, 690 Bastions, XVI-XVHI 25, 54-90 Bed, XVHI 744 Beelden en reliefs van metaal (zie ook Kruisen en Reliekhouders): Xn koper 417-418 XIV, brons 433 XV, zilver 432 XVI, koper 402-404 XVI, zilver 275 XVH, koper 439, 650, 687, 732 XVHI, zilver 699 XIX, koper 439 ??„ brons 694 Beeldhouwwerk, figuraal (zie ook onder Altaren, Basementen, Grafsteenen, Kapiteelen, Consoles, Kraagsteenen). Romeinsch 39, 41-51, 326, 689 xn . . 297, 305, 333, 335, 347, 349, 363, 378, 379, 380, 455, 484, 506-508 ± 1200 508-510 ZAAKREGISTER. Bladz. Beeldhouwwerk, figuraal. XII- XV 294, 295, 347, 381 xni 182, 479 ± 1300 380 XIV 261, 353 ± I4°° 532—534 XIV-XV295,296,330,331,333,339-347,351, 370 XV 14, 381, 557, 580 ± 1500 155 XVI IOO, 102, 103, 113, 203, 220, 245, 249, 598, 627, 628, 691, 692, 693, 695 XVII152,189, 201, 227, 228, 237, 528-532, 577, 749 XVIil 105,106,124,130,149,157, 537,613, 615, 626, 670, 744, 765 XIX 112, 145, 613, 626, 683, 694 XIX of XX 326 Beeldhouwwerk. Zie ook Houtsnijwerk en Ivoorsnij werk. Begijnhof ... 77, 152, 154, 188, 278 e.v. 426, 580 Behangsels, goudleer, XVII .... 120-123, 133 Behangsels, geschilderd op doek, XVIII 604, 779 Bestiariën ju Betimmeringen: XVn 154, 602, 636, 637 XVIII 120 122, 130, 132, 133, 135, 140, 239, 474, 604, 617, 767 Beurzen (2ie ook Reliek beurzen), XV . ... 431 Bibliotheek, XVI 166 Biechtstoelen: XVÜ 166, 167, 363, 364, 376 rt 1700 154 XVIII 526 XIX . . . . 260, 762 Binnenpui, XVIII 660 Bisschopsstaf, XHI . 410-411 Boekbeslag, zilver, XVII-XVIII275, 546, 547, 706 koper, XVllI 449 Boerderijen . . 685, 750 e.v. 754, 755, 760, 761 _ 769 Bruggen 4, 95. 279, 704, 732 XIII— XIV, Maasbrug. . 91—95, 591, 704, 790 Charters: Alde Caerte, 1284 6, 14, 17, 94 Nieuwe Caerte, 1372 15 Vilvoordsche charter 56 Chineesche voorstellingen 430, 431 Cibories, zilver: XVII 544, 589, 706 XVIII 406, 407 Coelus 45 Dakkapellen, geornamenteerde. . 657, 669, 675 Dakruiters: XIV of XV 196, 202 XV 242 xvra 166, 209 Dalmatieken 445, 446, 448 ± 1500 548 XVI 446 XVII en ± 1700. . 709 ]?avid • 342, 345, 539, 54°, 693 Deugden en Ondeugden . . . . 511, 694, 695 Bladz. Dinghuis, XV-XVH 40, 100, 110-118, 144, 198, 291, 756 Dioscurenstof, ± 600 441-442 Doodenmaaltijd 42 Doopvonten en fragmenten van doopvonten: Steen, XI 691, 739 Steen, vroeg-Gothisch . 269 Steen, XIV? 787 Steen, XIX 269, 691 Koper, XV 364, 365, 526, 704, 705 Koper, XIX 733 Marmer, XVII . . . . 761 Marmer, XIX 227, 260 Drievuldigheid 696 Epitafen. Zie Grafsteenen. Evangelisten, meest de symbolen 154, 196, 249, 296,282, 348, 349, 366, 367, 368,432, 518, 5*6, 544, 692, 695, 739, 764 Expositievaantje, ± 1700 276 Eva. Zie Adam en Eva. Ezau 513—515 Fama 128 Feniks 544 Forten .... 10, 32, 86, 89, 144, 737, 758 Fortuna 44 Gabriël 432, 330, 360 Gaia ^27 Gedenksteenen (zie ook onder Grafsteenen) . 567, 577 XVI . . . 101, 249, 284, 374, 713 xvn 574, 575 XVIII 189, 505, 713, 714 „XIX • • 733 Gespen van een koorkap, XVII 274 Gevelsteenen: XVH 151, 289, 290, 633, 639, 641, 643, 648, 65°, 651,652,714,716,719,721,771, 772 XVIII 66, 146, 157, 163, 584, 585, 621, 622, 651, 655, 657, e.v., 676, 678, 680, 681, 692, 719, 721, 723 e.v. 728 e.v. 732, 752, 773 e.v., 783, 784, 785 XIX 619, 684 Gewelfschilderingen: XI, XIII 349 XV ,96 XV, XVI 250, 251 XVI 200, 246 xvn 127, 166,174, 235, 258 Gildebord, XVIII 537 Gladiatorensteen 47 Glas, gebrandschilderd: XVI 150, 243 xvn 294 xix 269 Glasmozaïk, XVÜ 182 Glaswerk 689, 787 God de Vader 339, 373, 383, 386, 446, 527, 542, 548, 692, 695, 706 Godslamp, XV111 Goudleer. Zie onder Behangsel en onder Kazuifels. Graven, Romeinsch, Merovingisch en Frankisch . . . . 51—53, 448, 689, 690, 756, 766 GEMEENTE MAASTRICHT. Bladz. Grafdoek des Heeren 427 Grafmonumenten, -steenen en -kruisen: Romeinsch 37, 41, 689, 787 Gallisch 314 V, VI 364, 365, 468 XIII 202, 203, 283, 528, 568 ± 1300 366, 367 XIV 203, 229, 464, 465, 528 XV 182, 203, 229, 230, 249, 252, 367, 368, 370, 371. 529. 532, 568 ± 150°- 359, 568, 569 XVI 187, 203, 229, 233, 252, 257, 271, 283, 284, 368, 369, 370, 371, 529, 530, 532, 569, 57°, 7io, 7i3> 766 ± IÓOO 369 XVII 154, 167, 210, 228, 229, 230, 231, 232, 253, 254, 257, 278, 284, 369, 370, 374, 376, 383, 448, 465, 466, 53°, 531, 57i, 572, 573, 7". 712, 713, 736, 739, 740 xvn, xviiï 504, 505, 531, 532 xvm 189,206,208,370,378,403,573,574, 711, 712,736,767 XIX 55, 86, 95, 736, 737 Guillotine 700 Haardsteenen, XVI, XVII. . 117, 118, 141, 651 Heiligen: Adrianus . 242 Aegidius 428, 706 Agatha 555 Agnes 420, 540 Albertus Magnus 179 Aldegonda 417 Alexis 426 Aloysius van Gonzaga 425 A mandus 247, 248 Amantia 427 Ambrosius 200, 700 Amor 428 Andreas 147, 224, 337, 398, 448, 548, 735, 756 Anna 225, 242, 381, 474, 477, 557, 588, 608, 642 Anna te Drieën 461, 536, 541 Antonius 207, 241, 274, 426, 428, 540, 557, 761 Apollonia 149, 414, 448, 550 Amoldus 543 Augustinus 154, 200, 589, 700 Aurelius 417 Barbara 117, 273, 275, 333, 338, 339, 381, 435, 436, 448, 469, 482, 543, 552, 557, 735 Batholomeus . 337, 383, 399, 448, 547, 759 Benedictus 428 Bemardus 392, 423, 473, 509, 553 Bemulphus 413 Bertuinus 422 Blasius 504, 597 Bonaventura 205, 693 Bonifacius 446 Brandanus 414, 428 Cecilia 242, 271, *540, 764 Clemens 700 Coelestinus 425 Damianus 548 Demetrius 560 Bladz. Heiligen: Dionysius 333 Dominicus 386, 387 Donatus 276, 277, 426 Elias 406 Elisabeth . . . 225, 275, 384, 391, 430, 589 Elisabeth van Thuringen . . . 430, 438, 764 Ephese, martelaren van — 423 E rasmus 369 Euphemia 427 Evergislus 510 Felicissima 427 Felix 423 Franciscus 149, 200, 205, 207, 273, 448, 541, 544, 693 Franciscus Borgia 425, 428 Franciscus Romana 426 Franciscus de Sales '. . 393, 425 Franciscus Xaverius 267, 278, 337 Geertruida 9, 280, 281 Genovefa 464, 557 Georgius (Joris) 651 Gereon 424, 431 Gerlachus 425, 426 Germanus 417 Gértrudis van Nijvel 247, 248 Gondulphus. . 338, 339, 366, 431, 448, 716 Gorgonius 293, 417 Gregorius van Tours ... 4, 293, 359, 468 Helena 242, 448, 560 Henricus 273 Hermas 369 Hieronymus 735 Hyacinthus 174, 388 Hilarius 554 Hon^stus 423 Hubertus 151, 275, 278, 390, 448, 482, 493, 547, 549, 756 Huysjes 237 Ignatius 237 Isoburga 425, 431 Jacobus 215, 399, 400, 548 Jacobus Alpheus 333 Jacobus Major 406, 448, 544 Jacobus Minor 448 Japan, martelaren van 426 Joachim 588 Johanna 273 Johannes Bergmans _ 425 Johannes de Dooper 215, 242, 342, 345, 385, 394,421,434,435,540,542,544, 695, 741 Johannes de Evangelist 142, 179, 342, 345, 386, 389> 399, 406, 412, 420, 432, 433, 446, 448, 472, 540, 54i, 543, 578, 7°°, 735 Johannes Nepomuk 189, 394, 541 Johannes Sahaguntinus 270 Joseph 156, 270, 275, 338, 345, 385, 386, 430, 539, 54i, 542, 547, 549, 552, 553, 5*8, 706 Joseph van Arimathea . . 157, 384, 389, 541 Judas 333 ZAAKREGISTER. Heiligen: Juliana 425 Justina 425 Carolus 333 Carolus Borromaeus 393, 426 Catharina 117, 165, 188, 189, 275, 277, 278, 280, z8l> 385, 39i, 393. 406, 448. 532. 53«. 539. 543. 551. 693, 7°7> 735 Catharina van Siena 391, 395 Catharina van Zweden 428 Kilianus 425 Columba 43! Constantia 427 Comelius 464 Cosmas 548 Christoffel 535, 539, 719 Lambertus 5,15, 16, 238, 385, 406, 448,456, 472, 474, 525, 53*. 543» 547. 693, 695, 735, 746» 756, 757, 764, 766, 767 Landrada 428, 444 Laurentius 417, 470, 543 Leonardus 333^ 425 Liborius 43 x Livinus 421 Longinus 432 Loyen 129 Lucas 695 Lucia 551 Ludgerus 425 Maagden, de 11000— .... 129, 225, 333 Maarten . 117, 333, 582, 583, 664, 704” 706 Maarten, bisschop van Tongeren .... 409 Magnus 43 0 Mangoldus 444 Margaretha 425, 554 Maria 14, 39, 152, 153, 175, 176, 177, 182, 200, 2°8, 225, 237, 242, 273, 274, 275, 276, 284, 294, 333, 339, 345, 371, 373, 379, 380, 381, 382 384, 385, 386, 388, 389, 392, 393, 394. 4°5, 4°6> 420, 432, 433, 435, 446, 461, 495, 527, 532, 534, 535, 541, 544, 547» 548, 549, 55°, 551, 552, 560, 578, 580, 582, 588, 692, 693, 694, 696, 697, 699, 700, 735, 753 Maria Cleophas 446 Maria Magdalena 154, 207, 225, 389, 390, 393, 43°, 446, 541, 576, 583, 692, 693 Marculphus jgj Marcus j j Martelaren, de 10000 — 166, 176 Martha Maternus 380, 486 Mathijs 147, 185, 259, 272, 273, 274, 277, 337, ,, . . 398, 448 AlSUfltlUS 299 Medardus 333, 426 Monuphlus 52, 338, 339, 361, 366, 445, 448’ 716 Nabor 423 Nicodemus 54^ Nicolaas 472, 473, 525, 532, 538, 547, 549’ 650 Nicolaas Tolantinas 270 Odalricus 429 Bladz. Bladz. Heiligen: Odilia 426 Onnoozele kinderen 420 Pancratius 428 Pantaleon 417, 427 Paulus (Saulus) 9, 165, 225, 333, 387, 398, 406, 448, 543. 548, 55G 557, 735» 752 Paulus van het kruis 425 Peregrinus 426 Petronella 425 Petrus 9, 154, 225, 338, 351, 380, 381, 387, 390, 398, 406, 448, 543, 551, 557, 752, 756, 757, 761, 764 Petrus Martelaar 414 Philippus 400, 448 Pius 43, Prisca 431 Quirinus 4x7 Retnaclus 429 Remigius 429, 692 Rochus 392» 537, 547, 552 RumoJd 532 Sebastianus 383, 384, 425, 540, 693 Servatius 4, 6, 16, 21, 23, 52, 71, 293, 333, 338, 35G 353» 358, 359, 36», 380, 386, 390, 395-404, 406, 407, 410, 411, 412, 413, 42°» 432, 439, 441» 444, 449, 456, 460, 461, 468, 469, 540, 548, 695, 751 Severinus 424, 425 Scholastica 428, 555 £im®n 333, 435, 448 Stephanus 448, 543 Suitbertus 425 Thaddeus 338 Thebaansch legioen, martelaren van het . . 430 Theodardus 406 Thomas Apostel 174, 175, 338, 398, 421, 422, , 44», 543 Thomas van Aquino 166, 176, 178, 180, 394, 474 Thomas van Canterbury 430 Tranquillus 552 Urbanus 422, 775 Ursula 429, 555 Valentina 427 Veronica .... 393, 493, 541, 5JI, 696 Victor 576 Vitalis 425 Walburgis 425, 428 Walericus 429 Willibrordus 446 Wijnand 569 Zacharias 384, 385 Hekken (zie ook Raam- en Balconbakken) 464, 614, Ó23, 73», 732» 747, 749, 75°, 768’ Hercules 13, 48, 101, 128 Herodias, dochter van— 385, 735 Hertenjacht jjj Hospitalen: Ü 5, 56 xvn . 190, 204, 719 Houtbouw (zie ook onder vakwerkhniiwl GEMEENTE MAASTRICHT. Bladz. Bladz. Houtsnijwerk, figuraal (zie ook Biechtstoelen, Preekstoelen e.d.): XIV 380, 692, 705 XV 208, 224, 265, 270, 335, 381, 382, 434, 435, 436, 438, 439, 455-457. 461, 489. 534. 535. 578, 692, 700, 753, 764 ±1500 536, 537. 557, 733. 761, 74 XVI 271, 382, 436, 460, 557, 578, 692, 693, 694, 700, 735 ± 1600 281 XVII 208, 276, 537, 582, 692, 693 ± 1700 154. *76 XVIII 154, 208, 274, 275, 276, 294, 382, 537, 538, 547, 582, 693, 700, 764 XIX 762 Huizen. Zie Woonhuizen. Isaak. Zie Jacob en Abraham. Ivoorsnij werk: X 412-413 XVII . 241, 434, 694, 706 Jaargetijden 511 Jachthoorns, XIV—XIX. 429—43° Jacob, zoon van Isaak 513~ 515 Jesse, boom van 326 Jezus. Zie Christus. Juno 127, 140 Jupiter 43, I27, x4° Jupiterzuil 43, 5° Justitia 205 Kachelplaat, XVI 117 KainenAbel 512 Kamerscherm, XVII 699 Kam met scheede, Frankisch 448 Kandelaars, Kaarsenarmen: Ijzer, XVI 546 Koper, XVII 407, 546, 708, 735, 740, 752, 764 d: 1700 546, 7°8 XVIII 271,735,740, 764 XIX 735, 740, 752 Zilver, XVIII 275, 449, 545, 546 XIX 449 Kapellen. Zie onder Kerken en kapellen. Kapiteelen : Romaansch 306, 309, 314—324, 328, 337, 452, 484, 486, 489, 492, 493, 495, 500, 503, 510-522, 526, 690, 794 XIII 336, 362, 501 XIH-XIV 173, !75 XIV-XV 196, 201, 221 XV 266, 337, 338, 461 XVI 567 Capricomus 42 Carillon. Zie Klokkenspel. Cartouches: XVI 566, 567, 628, 691 XVTI 644, 645, 693, 732 XVIII 580, 612, 618, 641, 666, 670, 687, 721, 722, 729 Kasteelen . . 4, 24, 27, 55, 84, 469, 474, 690 Lichtenberg .... 698, 756, 757, 759 e.v. XVI-XIX, Betlehem 74° e v- XVI-XIX, Jeruzalem 17, 743 e.v. Kasteelen: XVII, Guesselt 731, 732 XVII, Neder-Canne 746 e.v. Kasten 133, 134, 141, 142, 167, 233, 449, 579, 586, 698, 699, 751, 762 Castor en Pollux. Zie Dioscurenstof. Kazuifels: xn, xm 15 XIV 16 xv 446 ±1500 548 XVI 446, 447 XVI-XIX 275 xvn 548 XVII, goudleer 701 ± 1700 709 xvni 708, 275 Kelken, zilver 407, 413 XV 706 XVI- XIX 707 ± 1600 544 XVII . . 185, 273, 432, 544, 589, 707, 735 ± 1700 544, 7°7 xvm 273, 544, 707, 765 Kerkbanken 167, 210, 258, 735 Kerken en kapellen 14, 36-37, 51, 87, 90, 102, 189, 207 Voor-Romaansch - XV. St. Servaas 21, 24, 48, 49, 52, 71, 96, <107, 141, 144, 167, 215, 217, 226, 291-466, 510, 511, 519, 582 X-XVI, O. L. Vrouwèkerk 3, 24, 27, 33, 35, 38, 39, 43, 46, 49, 5°, SI, 7°, IIO> I44> 153, 154, 277, 287, 289, 291, 418, 467-576 XIII-XVI, St. Matthias 119, 147, 259-278, 280, 546 XIII— XVII. Dominicanenkerk 24, 144, 154, 164- 188, 205, 275, 287, 376, 286, 387, 390, 391, 394, 419 XIV- XV. Eerste Franciscanenkerk 24, 190-204, 207, 278, 291 XIV- XV. St. Jan 24,107,141,144, 167,215-233, 291, 294, 326, 363, 466 XV. St. Andries 147-149, 280 XV- XVI. Kruisheerenkerk . 241-258, 291 XV—XVII. De Nieuwenhof 77, 152, 154, 188, 278—285, 426, 580 i 1500. De Beijaard .... 154—156, 241 XVI. Cellebroederskapel 159-164 XVH. Augustijnenkerk (thans. St. Joseph) 145, 150-154, 270, 282 XVH. Luthersche kerk .... 211, 258-259 XVH. Kapel in de bastions .... 85, 88, 89 XVII. Slavante 766 XVn. Calvariënberg 581—582 XVn. Kapel van het voorm. klooster der Capucijnen 5 8-ï 5 9 XVII- XVIII. Bonnefantenkerk 156—158, 290 XVII-XVIII. Jezuïetenkerk 145, 208, 234-241, 291, 292, 526 ± 1700. Tweede Franciscanenkerk 190, 204-206, 278 ± 1700. Kapel van het gesticht Misericorde 583 ZAAKREGISTER. Bladz. Kerken enz. XVIII. Fransche of Waalsche kerk . . 208-211 xvm-xix. Heugem St. Michael . . . 73 3 e.v. XIX. St. Pieter. St. Lambertuskapel 766, 767 Kerkleeraars (zie ook onder Heiligen) .... 695 Kerktorens (zie ook Westwerken) 166, 235, 242 XII. St. Servaas, koortorens. . 327, 328, 329, 354, 355 XII— XIX. St. Servaas, Westtorens . 301, 305, 314 XIII. St. Matthias 160, 161 XIV—XV. St. Jan .... 215-220, 225, 226 XVI. Klooster St. Servaas 454 XVIH. Waalsche kerk 208, 209 XV111. Heugem, St. Michael 733 Kerkvaders (zie ook onder Heiligen) .... 432 Kisten (zie ook onder Reliekhouders), XV— XVIII 436, 437, 548, 586, 699 Klokken: ± 1300. . 736 XVH 119, 144, 233, 277, xvm I24, 145, 276 XIX 260, 549, 754 Klokkenspel 124, 145, 450, 794 Kloppers 632, 666, 747, 773 Kloosters en Refugiehuizen . 27, 207, 260, 470 XIII. Witte Vrouwen 24,576-577,627,705, 745 XIII- XVI. Réfugié van Hocht. 214, 287, 289 XIII- XVII. Dominicanen 24, 68, 164-188, 287 XIV- XVII. Réfugié van St. Gerlach 211, 287-288 294, 295, 617 XV? St. Annendael . 149-150, 531, 581, 585 XV- XVI. XX. Kruisheeren 241—258, 291 XV-X VIII. Eerste Franciscanenklooster 24, 60, 190-204, 208 278, 291 XV-XVm. Gesticht van de Nieuwenhof 278, 285—287 XVI. Réfugié van Herckenrode 214, 287-289, 600 XVII? Augustijnen . 145, 150-151, 154, 731 XVII. Feilzusters .... 75, 188-189, 241 XVII. Eerste Jezuïetenklooster 52, 145, 234-241, 291, 584 XVH. Capucijnen 158-159 XVII. Réfugié van St. Jacob ... 214, 290 XVH. Réfugié van Meerssen 714 e.v., 716, 721 XVII-XIX. Grauwzusters . ... 188, 211-214 ± 1700. Tweede Franciscanenklooster 205-206 ± 1700. Cellebroeders 159-164 XIX. Jezuïeten 241 Colleetebakjes, hout, XVIII .’ j4. Communiebanken: XVIH 526, 588, 714 ± 1800 Consoles, gebeeldhouwd: ± 1500 XVI 3,5 XVH 631, 630 g.0 651 xvm . : 728 XIX 68 3 Koorafsluiting, XVII 258 Koorgestoelte, XVHI 166, 205 Bladz. Koorkappen en -mantels: ± I5°° 548 xvi-xvhi 548-549 XVI-XIX 275 XVH 548, 709 xvm 275, 276 Kraagsteenen, gebeeldhouwd: ± 1200 498, 500, 501, 505, 506 xm 263 XV 220, 221, 224, 362, 452, 452 XVI 768 XVH 630 xvm 221 Christus 142, 152, 154, 156, 177, 178, 182, 200, 225, 233> 27°, 297, 347, 349, 353, 371, 373, 380, 383, 386, 390, 392, 394, 397, 406, 412, 415, 425> 43z, 436, 448, 461, 506, 5IO> 544, 548, 560, 572, 696, 700, 733 Als kind (met Maria) 174,179, 207, 274,276, 284, z85, 345, 37i, 379, 380, 381, 382, 384, 286, 388, 392, 393, 435, 436, 534, 535, 537, 54°, 54E 543, 552, 588, 589 Aanbidding der Herders 539, 696 Aanbidding der Wijzen . . . 539, 548, 661 Vlucht naar Egypte 39, 393 Terugkeer uit Egypte . 54I D°°P 342 Cijnspenning 54o Christus en de overspelige vrouw 587 Met Martha en Maria 393 Genezing van de lamme 49 Transfiguratie 150, 764 Laatste Avondmaal 694, 695 Geesling en bespotting .... 438, 439, 692 Ecce Homo .... 391, 392, 693, 694, 710 Kruisdraging .... 384, 393, 438, 439, 537 Gekruisigd (zie ook Kruisen) 207, 208, 241, 261, 275> 28l, 376, 382, 386, 390, 392, 412, 433, 438, 439, 446, 54°, 54®, 578, 583, 584, 662, 692, 693, 700, 701, 708, 713, . - 763, 765 Kruisafneming 384, 697 Beweening 389, 390, 391, 586 Pietü 270, 271, 380, 381, 390, 532, 534, 541, 577, Graflegging 384, 540, 692 Heilig graf 156, 414, 461 Verrijzenis 157, 266, 271, 438, 439, 526, 735 Noli me tangere 392 In Emmaus j 442 Levietenkleed, zijde, VIII 547, 548 Lezenaars: Koper, XVII 227 Hout, XVIH 527, 528, 762 Hout en marmer, XVIH 449 Marmer, XVIII 294 Lichtkronen: Koper, XVI-XVII 7°i XVII-XVin 543. 7°8 XIX 271 Tin, XVIH 765 Lijst, gebeeldhouwd, XVII 154 Manipel, XIV 16 Maquette 606, 609, 785 Mars 47, 48, 124, 412 Medusa 188 Melchisedek 395. 694, 695 Mercurius 129, 140, 626 Metselverbanden: Keperverband 197, 201, 246, 577 Kruisverband 151, 157, 158, 162, 186, 189, 204, 205, 206, 208, 211, 212, 213 Michaël 242, 272, 333, 432, 474, 525, 560, 733, 735 Missaal, XIX 275 Missaalbeslag, zie Boekbeslag. Molens 57, 65, 71, 144, 667, 685, 752, 769, 787 Monstransen: Zilver, XVI 404-406 XVII 406, 706, 735 ± 1700 544 xvni 706, 735 Koper, ± 1500 699 Mozaïkvloer, Romeinsch 689 Mozes 137-140, 342, 345, 406 Munten: Romeinsch 32, 33. 39. 52, 690 Merovingisch I7~I9 Karolingisch 20-21 X-XV 21, 699 XHI 302, 699 Later 699 Muurankers, XVI 768 XVII 158, 187, 238, 285, 581, 585, 600, 620, 623, 630, 632, 633, 634, 635, 639, 641, 642, 645, 646, 647, 649, 687, 719; 720, 721, 749, 75i, 77i XVIII 616, 623, 660, 666, 667, 728, 752, 768 Muurschilderingen (zie ook Gewelfschilde¬ ringen).: Bladz. Romeinsch 689 XIV 166, 176-180, 464, 792 XIV,XV 183 XV 200, 532, 538, 539 XVI 200, 233, 247, 267, 539 Nederdaling van de H.Geest .... 438, 439 Neptunus 127, 613, 626, 683 Offerblok, XVIII 271 Orbiculus, VI 439-44° Orgels 167, 205, 2io, 364 XVII 258, 259, 528 XIX 260, 735 Oudheden: Voor- en vroeghistorisch 26, 688, 689, 746, 79° Romeinsch 3, 4, 27—53, 326, 689, 69°, 746» 787’ 790 Germaansch 27, 690 Oxalen 167, 205, 260 XIV 294, 355, 357, 382, 437-439 Paleizen 5, 56 Paramenten (zie ook Dalmatieken, Dioscurenstof, Kazuifels, Koorkappen, Levietenkleed, Manipel, Orbiculus) . . . 275, 431, 439-448, 548, 58°, 753. 794 Pastorieën 260, 566, 737 Paxtafel 43I_432 Pelgrimsstaf, XVHI 4°9, 410 Pilastergevels 152,157, 237, 581, 602, 617, 618, 647, 652, 677, 684, 722, 723 Plafonds, beschilderd (zie ook Zolderbeschildering) XVII 698 Stuc, XVH 602, 642, 677, 766 XVM . 121, 122, 130-135, 235, 238, 604 614, 617, 631, 636, 640, 778 e.v. XIX 617, 681, 749, 778 e.v. Pijpaarden beeldje, XVI 693 Plaquettes, XVm-XIX 274, 276 Pomp, XIX 95 Poorten (zie ook onder Verdedigingswerken) 4, 8, 28, 29, 40, 41, 54-95, 109, 110, 144, 185, 188, 204, 211, 212, 291, 580, 790 „Poorten” (d.w.z. aanzienlijke woningen met koetspoort) 596, 597, 606 e.v., 638, 664, 716 Preekstoelen 205 XVII 154, 2°9> 227> 282, 739 XVIII 270, 528 XIX 735 Processiekruizen, XlI-XVin 433-434 Processievaantje, X VHI. . . 549 Pyxiden. Zie Reliekhouders. Raam- en balconhekken: XVH 747 XVIII 615, 619, 639, 652, 658, 661, 662, 668, 669, 671, 673, 675, 676, 679, 781, 683, 767, 776 XIX .... 626, 663, 678, 679, 684, 768 Reliekbeurzen, XIV-XVI 555, 556 Reliekhouders en -schrijnen (met goud, zilver, koper, email, glas, ivoor, hoorn): V.VI 557-565, 794 IX 55°-55t IX.X 554, 794 ZAAKREGISTER. Bladz. Bladz. Reliekhouders enz. XII. „Noodkist” 395-402, 441, 794 db 1200 413, 414 XIII . 423, 424, 426, 551, 552 xin.xiv 415 XIV 416, 417, 419-423, 425, 426, 428, J53 ± 1400 414» 415, 429 XV 416, 417, 419-426, 427, 542, 551, 553, 554 XVI ..... 414, 422, 428, 552, 554, 699 XVII149, 272, 273, 276, 426, 427, 430, 431, 553 XVIII .... 272, 422, 552, 553, 583, 735 ± 1800 431 Van struisvogeleieren 431 Rondeelen. Zie Verdedigingswerken. Rouwborden, XVH—XVIII . . . 99, 575, 576 Sacramentshuis,'X VI 258, 694, 695 Sacristieën 293, 295, 313, 326, 354, 355, 363, 454, 474» 483, 484, 485. 488 XIV 171, 191, 194, 200 XV 217, 220, 224, 242, 250 XV— XVIII 161, 261, 265, 267, 268 Salomon 130, 587, 693 Sarcophaag, Vroeg-Christelijk 49 Saul 540 Schalen en schotels + 1500, brons 434 XVII. Zilver 544 XIX. Zilver 545 Schatkamers 295, 315, 355, 363, 382, 407-450, 460, 461 Schilderijen 203 XV 382, 383, 696 ± 1500 142, 556 XVI 383, 385, 556, 557, 586, 695, 696, 710 ± 1600 385, 386, 587 XVII 207, 384, 386-388, 390-394, 539-541, 5 86-5 89,636,637,696,697,710,73 5, 744, 745 XVIII 205, 382, 393-395, 542, 543, 587, 588, 697» 710. 735, 745» 764, 766 XIX 276, 395, 543, 544, 745 School 166 Schoorsteenmantels of Schouwen: XV 197, 760 XV, XVI. 117, 645, 677 XVI 117, 198 XVI— XVIII 103 XVII 116,118,131,132,135,142,602,630, 692, 698, 752, 765, 768, 778, 781 xvm 106,107, n8,120,121,130,131,133, 135, 136, 140, 141, 164, 577, 584, 585, 604, 617, 636, 640, 650, 652, 665, 666, 670, 673, 742, 755» 778 e.v. XIX 617, 749, 778 e.v. Sleutels, IV? 407 Slotplaten 721, 722, 729 Sluitsteenen, gebeeldhouwd: xin,xiv 175, 182 XIV 196-197 XIV, XV 192,196—197, 610 ± '5°° 337-339, 351, 460 XVI 174, 577 Sluitsteenen enz. xvn 685,747, 753 xvm 580,618,620 e.v., 631,656,662,666, 667, 669,671,673,675, 678,683, 723,726, 753 XIX 768 Snijwerk. Zie Houtsnijwerk en Ivoorsnijwerk. Stadskannen, tin 700 Standvinken, XHI 187,-188 691 Stoelen, XVII 699 XVIII 233, 699 Stucversiering (zie ook onder Plafonds en Schoorsteenmantels) 121,122,151,153, 598, 600, 670, 680, 686 Suzanna 131 Tafels, XVH 258, 699 XVm 739 Tasch, Xm 4j 1 Tegeltableau, XVIII 584 Tin (zie ook onder Avondmaalsgerei, Kruisen, Stadskannen) 579, 700 Tochtportalen, XVII 154, 270 Torens (zie ook Kerktorens, Verdedigingswerken, Woontorens) 24, 119, 120 Trappen: XV 593» 594 XVII . . 105, 112, 186, 239, 577, 677, 714 xvm 103,105,108,112, n6,124,163,580, 604, 617, 625, 636, 640, 651, 670, 673, 681, 749, 767, 778 e.v. XIX 778 e.v. Turris. Zie Woontorens. Uitstalkasten, XIX 628, 651, 666, 723 Urnen, Romeinsch en Germaansch 52 Uurwerk 580 Vagevuur 275 Vakwerkbouw, Hout 591, 642, 658, 681, 685, 714, _ . 768, 771, 772 Imitatie in natuursteen 603, 650, 655, 658 e.v. 723,773 e.v. Venus 4j Verdedigingswerken (zie ook Bastions, Poorten, Rondeelen, Torens) 54—95, 667, 703, 704, 757, 758, 79° Viergodensteen (zie ook Jupiterzuil), II 45, 46 Vulcanus 586 Waag 146, 234 Wachthuizen 106-110 Wandtapijten, XVIII . . 120-122,132,137, 141 Wapenen, XV-XVIII 700 Weefsels (zie ook Paramenten 439-448 West:werken: Voor-Romaansch-XII. O.L. Vrouwekerk 477 e.v. XU. St. Servaas 296, 297 e.v. Wijnoogst 319, 519 Wijwaterbakken . 149 XVH 2g2 zb 170°. 270 xvm 364, 526 Wijwateremmertje, XVffl 588 Woonhuizen: XV 610 XVI . 593, 597, 598, 611, 627, 628, 691, 692 GEMEENTE MAASTRICHT. Bladz. Woonhuizen: XVII 591 e.v., 598—602, 614, 620, 622, 629—650, 651, 771, 772 XVin 603, 612, 613 e.v., 651, 654-683, 686, 773 e.v. XIX 683, 684, 685 Woontorens 591 e.v., 600 Zegelstempels: IV 411, 412 Bladz. XI 757 Xn. XIII 14-17 XIV-XV 15-17 Zilverwerk. Zie Ampullen, Avondmaalsgerei, Beelden van metaal, Boekbeslag, Cibories, Kelken, Monstransen, Munten, Reliekhou¬ ders. Zolderbeschildering, XVIII 140 Zonnewijzer, XVII 241, 732 De meeste foto’s werden vervaardigd door J. P.A. Antonietti en wijlen G. de Hoog H%n. Herkomst der overige foto's: Jhr Dr E. O. M. van Nispen tot Sevenaer: afb. 62, 68, 112, 116, 550, 554, 567, 569, 575, 576, 579, 583, 586, 592, 602, 605, 606, 611, 613, 616, 617, 628, 632, 637, 640, 662, 691, 709, 710, 716, 718, 73.0 en 731. G. T. Delemarre: afb. 641, 663, 667, 671, 694, 698, 702—707, 711, 714, 717 en 723—728. J.J. F. W. van Agt: afb. 682, 683, 686, 689, 697, 701, 712 en 713. E. A. Canneman: afb. 733. J. G. N. Renaud: afb. 564. Jhr Mr G. Ruys de Beerenbrouck: afb. 719/ Ir D. C. van Scheuk: afb. 568 en 738. Monumentencommissie van Maastricht: afb. 596. Fotopersbureau „Het Zuiden”: afb. 679. Dit voorbericht vervalt bij de verschijning der laatste aflevering, waarbij een definitief voorbericht voor het geheele werk zal worden gevoegd. VOORLOOPIG VOORBERICHT. De in de tweede aflevering aangevangen behandeling van de Kerken en Kloosters vindt in deze vierde aflevering haar voltooiing. De beschrijving van de Basiliek van O. L. Vrouw met haar schatkamer en wat er over is van de voormalige kapittelgebouwen, vormt het hoofdbestanddeel. Mede behandeld is het hoofdstuk over de Gebouwen van Liefdadigheid, Wetenschap en Kunst. Deze aflevering is bewerkt door den Hoofdcommies bij het Rijksbureau voor de Monumentenzorg, Jhr. Dr. E. O. M. VAN Nispen TOT Sevenaer, die hierbij de beschikking had over vroeger door Dr. J. Kalf gemaakte aanteekeningen. De letter K onder de historische inleiding geeft Dr. Kalf’S auteurschap weer, terwijl de door de letter G geteekende alinea een aanvulling is van de hand van wijlen Dr. GOOSSENS, in verband met een sedert het opstellen van de historische inleiding door hem ingesteld onderzoek. De beschrijving der schilderijen, van de hand van wijlen Dr. C. HOFSTEDE DE Groot, is bijgewerkt en herzien door Dr. H. Schneider. De gereproduceerde opmetingen zijn geteekend door den voormaligen Rijksarchitect voor de Monumenten, wijlen Ad. Mulder, en den vroegeren Onderdirecteur van het Rijksbureau voor de Monumentenzorg G. DE Hoog Hzn. De overige afbeeldingen zijn gemaakt naar foto’s, voor het meerendeel van den heer De Hoog en den bouwkundig-ambtenaar J. P. A. ANTONIETTI. Wij betuigen gaarne onze erkentelijkheid aan de Zeer-Eerwaarde Heeren J. F. H. Jacobs en M. F. J. Brune voor de onbekrompen wijze, waarop den bewerkers gelegenheid werd gegeven de noodige onderzoekingen in te stellen, alsmede aan de kosters J. Perry en L. VERMEULEN, die hierbij steeds hun zeer gewaardeerde hulp boden. Verder zij hier in dankbare herinnering gebracht, dat de bewerker van wijlen Ir. L. A. J. Keuller veel heeft mogen vernemen, wat het resultaat is geweest van jarenlange bestudeering van het gebouw, terwijl de architect W. Sprenger steeds bereid is gevonden mededeeling te doen uit zijn rijke ervaring, opgedaan tijdens de restauratiewerkzaamheden. De Rijkscommissie voor de Monumentenzorg: J. A. G. van der Steur, Voorzitter. Kalf, Secretaris.