TOEN DE KONINGIN PRINSESJE WAS. TOEN DE KONINGIN PRINSESJE WAS. DOOR Miss E. SAXTON WINTER. Met toestemaung der Schrijfster uit het Engelsch VERTAALD DOOR H. S. S. KUYPER. MET EEN VOORWOORD VAN J. LIGTHART. GEÏLLUSTREERD. JS. BOOTSMA – ’S GRAVENHAOE. Wat weten wij, gewone menschen, van Koninginnen en Prinsessen! We zien ze door de oogen van het kindersprookje. Buiten de alledaagsche wereld leven ze in prachtige paleizen, rijden in koetsen met zes paarden, verkeeren met toovergodinnen. Zouden ze wel eten en drinken? En zouden ze wel eens hoofdpijn hebben? Neen, dat is onmogelijk. Ze leven als vlinders van bloemengeur en weten slechts van zonnige zaligheid. Of we zien ze door de oogen van het kwaad gerucht. Dan worden ze omringd door vleiers, opgevoed in huichelarij, vervreemd van haar volk. En de arme bedelares, buiten in regen en wind, wordt weggejaagd van het paleis, waar in weelderige zalen de harteloosheid danst onder schitterend licht en bedwelmende muziek. Daar komen nu een Koningin en een Prinses naar ons toe, onze eigen Koningin en Prinses, en we zien ze als gewone menschen. Gewone menschen, ondanks haar buitengewone positie. En zij, die ze tot ons voert, het is een gouvernante. Een dame, die jarenlang met de prinses heeft geleefd, die haar mede heeft opgevoed, en, zoo niet alles, dan toch heel veel van haar vorstelijke pupil mag vertellen. We kijken onze oogen uit, luisteren met belangstelling. De prinses —is een meisje, een kind, zooals onze eigen kinderen. Ze speelt met poppen en is blij, als een fiksche regenbui haar lokken tot spichtige touwtjes maakt. Ze wil wel eens graag zien, hoe een Koningin ontvangen wordt, en begeeft zich in Londen onder de toeschouwers, om mee Koningin Victoria te begroeten. Ze metselt een huisje, echt metselen, voor haar zieke koeien uit de speelgoedboerderij. Een kind als wij geweest zijn als er honderden om ons leven. Een prinses, maar in de eerste plaats een kind. En de Koningin is een moeder. Dit eenvoudige boekje heeft me getroffen door zijn toon van natuurlijkheid en oprechtheid. Het vereert de Schrijfster en Haar, die verlof tot de openbaarmaking gaven. En daarom voldoe ik graag aan het verzoek van den Uitgever, om het met een woordje in te leiden. Den Haag. JAN LIGTHART. INHOUD. blz. Inleiding 1 Hoe Prinses Wilhelmina met haar poppen speelde . 4 Prinses Wilhelmina speelt met andere kinderen . 6 Prinses Wilhelmina gaat op reis .... 7 Koningin Emma leert de Prinses handwerken . . 8 Prinses Wilhelmina is een groote liefhebster van dieren 10 De Koning laat voor de Prinses een „eigen huis” bouwen 10 Pic-nics met geroosterde aardappelen . . . 12 Vier kleine ponies worden aan de familie toegevoegd . 14 De eerste lessen beginnen 15 Eerste reis incognito 17 Koningin Emma wordt Koningin-Regentes . . 19 De jeugdige Koningin wordt plechtig in Amsterdam ontvangen 20 Hoe Koningin Wilhelmina aardrijkskunde leerde . 23 De kleine Koningin blijft haar poppen trouw . . 24 Een speciale koffer voor de poppen. ... 26 Koningin Wilhelmina aan het Duitsche Hof . . 27 De jonge Koningin bezoekt Friesland ... 34 Koningin Wilhelmina krijgt onderwijs van hoogleeraren 37 De poppen der Koningin krijgen ook een gouvernante 38 Koningin Wilhelmina leert dansen en schaatsen rijden 40 Koningin Wilhelmina houdt haar gouvernante voor den gek 42 De Koningin gaat uit op geologische onderzoekingen 46 Haar groote liefde voor haar eigen land ... 47 De Koningin leert koken 48 De Koningin bouwt zelf een huisje .... 50 De Koningin onthult een standbeeld van de Ruyter in Vlissingen 53 Koningin Wilhelmina maakt een reis naar Engeland 54 Koningin Wilhelmina bezoekt Koningin Victoria op Windsor Castle 58 Koningin Wilhelmina begroet Koningin Victoria in Hydepark ,61 Koningin Wilhelmina moet afscheid nemen van de poppen 64 De Koningin krijgt een drukpers ten geschenke en geeft zelve haar eerste boek uit . . . . 67 Hoe lief het volk zijn jonge Koningin had . . 68 Het onderwijs der Koningin wordt steeds moeilijker 70 De groote vaderlandsliefde der Koningin ... 74 Koningin Wilhelmina heeft geen aanleg voor muziek, maar wel voor teekenen 77 Koningin Wilhelmina bezoekt ieder deel van haar land 78 Koningin Wilhelmina wordt voorbereid voor het doen harer Belijdenis 79 Mijn taak bij de Koningin is geëindigd ... 81 ■ ET was in het vroege najaar van 1885, dat ik door een gemeenschappelijke vriendin werd voorgesteld aan de dame, aan wie door Hare Majesteit, Koningin Emma der Nederlanden, was opgedragen, een Engelsche gouvernante te zoeken voor de jeugdige Kroonprinses, Wilhelmina, toentertijd een kind van even vijf jaar oud. Ik had in mijn jonge jaren met al het idealisme der jeugd, steeds gehoopt, dat God mij een groot en ernstig werk zou toevertrouwen, een werk, dat, waar en hoe dan ook, mij zou doen behooren tot de mannen en vrouwen, die door hun arbeid een plaats van beteekenis in de wereld innemen. Maar nooit, zelfs in mijn stoutste droomen, had ik durven hopen, een Koningskind te zullen opvoeden. Na ernstig beraad en veel twijfel of ik de gewichtige taak wel op mij zou durven nemen, aanvaardde ik ten slotte de opdracht. En den len Januari van het jaar 1886 werd ik officieel door Zijne Majesteit Koning Willem lil benoemd tot Engelsche gouvernante van Zijn eenig kind. De hof-etiquette eischte, dat de Nederlandsche Kroonprinses in de eerste plaats onder het toezicht zou staan van een Nederlandsche vrouw. Vandaar dat Prinses Wilhelmina, toen ik mijn taak bij Haar aanvaardde, reeds tot gouvernante J) had een dame van oud-Hollandschen adel. 0 Jonkvrouwe C. M. baronesse van Heemstra. (Vert.) De bedoeling was, dat deze Nederlandsche gouvernante en ik samen de verantwoordelijkheid van de opvoeding der Kroonprinses op ons zouden nemen. Deze schikking duurde twee jaren, waarna mijn ambtgenoote in het huwelijk trad en het hof verliet. Weinige dagen na mijn aanstelling kwam ik in het paleis te ’s-Gravenhage aan. Door een ruime vestibule, waar lakeien in symmetrische lijnen stonden opgesteld, werd ik geleid naar de kamers, die voor mij bestemd waren. Tevens werd mij medegedeeld, dat ik over drie uur bij de Koningin zou worden geroepen. Met de groote stiptheid, aan Europeesche hoven eigen, kwam de oproeping juist op het afgesproken tijdstip. Van het eerste oogenblik af was ik onder de bekoring van de groote lieftalligheid en echt vrouwelijke beminnelijkheid van Hare Majesteit Koningin Emma. Ik gevoelde als bij instinct, dat iedereen, wien het vergund zou worden met Hare Majesteit samen te werken in de opvoeding van Haar kind, dit als een zeer hooge eer zou beschouwen en tevens, dat de zware verantwoordelijkheid van zulk een taak, in .dienst van zulk een Koningin, tot een lieflijken last zou worden. Na een korte samenspreking met Hare Majesteit werd de deur geopend en daar verscheen de kleine Prinses, het Koninklijk kind, met wier jeugdig leven het mijne in de eerstvolgende jaren zoo nauw verbonden zou zijn. De Prinses was gekleed in een van die allerliefste witte jurkjes met ruime strooken, gekleurde ceintuur, schouderlintjes en lage schoentjes de bekende kleeding, waarin iedereen zich harer herinneren zal, daar zij op deze wijze meermalen gephotographeerd is. Het kleine, recht-opstaande hoofd, met het kortgeknipte blonde haar, was niet precies mooi, maar had iets buitengemeen aantrekkelijks. En de traditioneele waardigheid en het geestelijk overwicht van het Koninklijk Huis van Oranje schenen reeds hun onuitwischbaren stempel op deze kleine afstammelinge gezet te hebben. Aangezien de Prinses geen andere vreemde taal dan Fransch sprak, en ik geen Hollandsch verstond, waren wij bij onze allereerste kennismaking wel verplicht Fransch te spreken. Maar met de gewone gemakkelijkheid om talen te leeren, den Nederlanders eigen, kende zij al heel spoedig genoeg Engelsche woorden, om zich verstaanbaar te maken, en na een paar maanden sprak zij de Engelsche taal met gemak. De Koning en de Koningin hadden hun kind altijd bij zich aan tafel gedurende de lunch, en het was een vaste gewoonte, dat de Prinses haar vader uit zijn kamer ging halen en hem naar de eetzaal bracht. Zoo geschiedde ook op den dag van mijne aankomst, maar thans bracht de Prinses den Koning eerst naar de kamer der Koningin, opdat ik aan Zijne Majesteit zou worden voorgesteld. Ik gewende mij spoedig aan de vaste orde en de regelmaat van het hofleven, en besteedde een groot deel van mijn tijd aan degelijke studie van de Hollandsche taal. Hoe Prinses Wilhelmina met haar poppen speelde» Geen kind zelfs geen Koningskind —, dat gezegend is met een verstandige moeder, behoeft op vijfjarigen leeftijd reeds lessen te leeren. Toen ik bij haar kwam, leidde de kleine Prinses dan ook net zulk een gelukkig, eenvoudig leven als de meeste kinderen in die jaren, wanneer hun grootste verantwoordelijkheid bestaat in de zorg voor hun poppen, en hun grootste droefheid veroorzaakt wordt door een gebarsten hoofd of gebroken arm of been van een hunner lievelingen. De Koningin hechtte groote waarde aan de wijze, waarop haar kind met haar poppen speelde. Hare Majesteit was terecht van oordeel, dat de karaktertrek van beschermende teederheid die zulk een hoofdtrek moet vormen in het karakter der volwassen vrouw in kleine meisjes reeds geleidelijk ontwikkeld kan worden door ze aan te moedigen, haar poppen te behandelen en te verzorgen als waren zij geen poppen, maar menschelijke wezentjes. Voor dit doel had een jong Fransch meisje een tijd in het Koninklijk gezin doorgebracht. Behalve dat zij de Prinses Fransch leerde spreken, had zij een manier van spelen met de poppen ingevoerd, die alleraardigst was, en zich geheel aansloot bij het gewone leven. De dusgenoemde „kinderen” werden altijd genoemd bij hun eigen namen. Zij hadden een kamer voor zich, waar niets ontbrak, en die zóó ingericht was, dat ook de volwassenen, die op ze passen moesten, zich zonder moeite konden bewegen en van de aardige meubeltjes konden gebruik maken. De poppen-familie bestond uit jongens en meisjes van allerlei leeftijd en grootte, en een kleintje nog in de lange kleeren. Hun verzorging nam een goed deel van den dag in beslag. Want zij werden uitgekleed en naar bed gebracht, gewekt en weer aangekleed, gingen mee uit rijden, speelden spelletjes, luisterden naar verhalen, net als echte kindertjes. Ze hadden zelfs hun vaste maaltijden, waarvoor met net zooveel zorg werd gedekt, alsof de poppe-kinders heusch verorberden, wat hun werd voorgezet! Het gewone verloop van het dagelijksche leven bood niet veel afwisseling, maar als regel werd het begin van den morgen besteed voor dit spel met de verschillende poppen. Daarna nam een wandeling of rijtoer den tijd in beslag tot de lunch. Dikwijls verlieten de Prinses en ik het paleis te voet en wandelden dan naar het mooie Haagsche Bosch. Met zijn prachtig uitgegroeide, hoog-opgaande beuken en zijn mossigen grond, in ’t voorjaar bezaaid met blinkend-witte anenomen, is het Haagsche Bosch een aanlokkelijk wandelterrein voor groote menschen en een heerlijk speelterrein voor kinderen. In den namiddag wordt het net zoo druk bezocht door de aanzienlijke inwoners der Residentie als Rotten Row in Londen, of het Bots de Boulogne in Parijs. Maar des morgens komt er bijna niemand, en daarom was het voor de Prinses mogelijk er dan ongehinderd naar hartelust rond te loopen en te spelen. Na de lunch reden wij dikwijls naar een koninklijke buitenplaats, of naar de duinen, die zich mijlen ver langs het strand der Noordzee uitstrekken —■ en genoten dan, soms uren lang, van de heerlijke, frissche buitenlucht. Prinses Wilhelmina speelt met andere kinderen. Daar de Prinses een eenig kind was, en ook met het oog op het publieke leven, waaraan zij later zoo dikwijls zou moeten deelnemen, vond de Koningin-Moeder het zeer wenschelijk voor de Prinses, dat zij, van haar vroege jeugd aan, zich gewennen zou aan het gezelschap van kinderen van haar eigen leeftijd. Om deze reden werden iedere week een of meer middagen gewijd aan het ontvangen van kinderen van leden der hofhouding, der diplomatie en der Nederlandsche aristocratie. Op deze middagen ging het vroolijk toe en waren ongedwongen scherts en lustig gestoei aan de orde van den dag. Er werd geen onderscheid des persoons in acht genomen, en al de kleine gasten hadden volle vrijheid om te spelen met ieder stuk speelgoed, waar zij maar zin in hadden. En zoo werden deze middagen tot een uitstekende en volkomen natuurlijke oefenschool, om in de kleine Prinses te ontwikkelen de neiging, om anderen genoegen te doen, een neiging, die Koningin Emma zoo gaarne in haar kind zag. In een paar ineenloopende kamers met weinig meubels, waren spelletjes als blinde-mannetje, verstoppertje, ballen enz. heerlijk uitvoerbaar, en het plezier van het heele troepje, de ongedwongen omgang en de uitroepen van vroolijkheid, die overal weerklonken, maakten op ieder, die toekeek, den indruk, dat Koningskinderen net zooveel pleizier kunnen hebben als gewone kinderen. De vele dwaze verhalen door onwetende menschen in omloop gebracht, alsof Prinses Wilhelmina een eenzame jeugd zou hebben gehad, alsof zij was opgevoed in plechtige en eigenlijk deerniswekkende van afzondering ’t gewone leven, hebben meer dan eens een glimlach te voorschijn geroepen op het gezicht van hen, die „achter de schermen” leefden. Prinses Wilhelmina gaat op reis. De lage ligging van Nederland en de vochtigheid van zijn klimaat maakte het van tijd tot tijd wenschelijk voor de Koninklijke familie, om naar een hooger gelegen oord te gaan, waar zij bovendien alle hof-etiquette tijdelijk ter zijde kon stellen. Een voorjaar b.v. gingen wij naar het heerlijk gelegen Wildungen, in Duitschland, en daar dit stadje en de omringende plaatsen slechts weinig bevolkt zijn, was het de Koninklijke familie mogelijk, zich hier geheel vrij te bewegen. Koningin Emma maakte menig plan voor lange tochten in de bosschen, om wilde bloemen te zoeken, en de jeugdige Prinses en ik gingen altijd mede. Een zeer geliefd ezeltje, Grisette geheeten, vergezelde ons steeds op deze tochten, en deed dikwijls voor de kleine Prinses als rijdier dienst, als haar kleine voeten teekenen gaven van vermoeidheid. Op deze tochten door de bosschen werden meermalen de poppen meegenomen, en dan zochten wij een beschaduwd plekje op en zetten ons neder met de poppenkinders bij ons, en lazen dan samen geschiedenissen, soms uren lang, tot de hitte van den dag voorbij was. Bij een dezer gelegenheden was ik onvoorzichtig genoeg, om te laten merken, dat ik een vreeselijken afkeer had van een akelig, zwart torretje, dat zwermde in de bosschen, waar wij ons bevonden. Mijn mededeeling bleek weldra een ongelukkige bekentenis geweest te zijn, want de jeugdige Prinses hield buitengemeen veel van plagen en was altijd vol grapjes. Onmiddellijk vatte zij het plan op, om stilletjes mijn zakken te vullen met deze slapende insecten, en wachtte dan met kwalijk verholen genot het oogenblik af van hun ontwaken! Het zou moeilijk te zeggen zijn, wie meer in de knel zat, ik, die in doodsangst verkeerde, of de arme insecten, die in zulk een rare gevangenis ontwaakten! Maar mijn zakken vol van brommende bewegelijkheid waren altijd een bron van de grootste pret voor de kleine bedenkster van het grapje! Koningin Emma leert de Prinses handwerken. Hoewel er nog geen eigenlijke lessen aan de Prinses gegeven werden, poogde ik haar nu en dan bezig te houden met Fröbel-spelletjes, terwijl Koningin Emma zelve haar dochter leerde naald en vingerhoed te gebruiken. Koningin Emma stelde er zeer veel prijs op, dat reeds vroeg in haar kind de smaak voor fraaie handwerken zou ontwikkeld worden. En weldra bleek de kleine leerlinge bijzonder vaardig in het uitdenken van allerlei aardige, bruikbare zaakjes, gemaakt van geperforeerd leder, die zij (onder haar moeders leiding) bewerkte met gekleurde zij. Zoo leerde de Prinses ook plaatjes uitknippen en opplakken in plakboeken, met bestemming voor de kleine patiëntjes in het kinder- ziekenhuis. En weldra werd ook dit een geliefkoosde bezigheid. Het grootste gedeelte van den dag werd echter, wanneer dit maar mogelijk was, in de open lucht doorgebracht. Waren wij buiten, op het Loo of op Soestdijk, dan vergezelde de Prinses den Koning gewoonlijk op zijn morgenwandeling door het Park. Ook ik wandelde dan mede. Soms hielden wij stil bij een grooten hoop zand op een beschaduwd plekje, en het verschafte den Koning het grootste genot zijn dochter in dit zand met houten vormen te zien spelen en ontelbare taartjes en koekjes en andere heerlijkheden te zien maken, die den grootsten lekkerbek zouden doen watertanden! Ook buiten, evenals overal elders, werd alles gedaan om in het jonge kinderleven zooveel natuurlijk geluk en genot te brengen, als maar mogelijk was. Want zij, die verantwoordelijk waren voor haar opvoeding, hielden gedurig voor oogen, dat er naar alle waarschijnlijkheid nog maar luttele jaren verloopen zouden, voor de kleine Prinses zou geroepen worden tot de ernstige en gewichtige taak van Koningin der Nederlanden, en dat op een leeftijd, waarop de meeste jonge meisjes eerst recht onbezorgd van haar leven gaan genieten. Met deze gedachte voor oogen, en met zulke teeder liefhebbende ouders, sprak het wel bijna vanzelf, dat de Prinses slechts een wensch (altijd als die voor uitvoering vatbaar was!) te uiten had of hij werd vervuld. Prinses Wilhelmina is een groote liefhebster van dieren. Op een zomer uitte zij den wensch, dat zij zoo gaarne een geitje zou willen hebben, vooral om mee uit wandelen te nemen. En niet lang daarna werd haar wensch vervuld. Twee kleine geitjes werden aangeschaft, en, versierd met rood-leeren halsbanden en roode leidsels, aan hun Koninklijke meesteres voorgesteld. De beide wandel-kameraadjes bleken niet alleen een onuitputtelijke bron van vermaak te zijn, maar ook een uitstekend middel, om de Prinses de zoo noodige beweging in de buitenlucht te verschaffen. Af en toe was het vroolijke tweetal wat ondeugend, en als (om ze een genoegen te doen) de leidsels losgemaakt werden, beloonden zij hun jeugdige meesteres door een vertooning te geven van een stoot-vechtpartij, die wel eens wat gewaagd was en ons altijd een beetje bang maakte. Liefde voor dieren en vogels was reeds op dezen jeugdigen leeftijd een kenmerkende karaktertrek van de Prinses. En zij kon haar hartje ophalen! O.a. had zij een groot kippenhok, waarvan de bewoners als haar speciaal eigendom werden beschouwd, en die iederen dag wachtten, om door hun kleine meesteres zelve gevoed te worden. * De Koning laat voor de Prinses een „eigen huis” houwen. Wanneer wij op het Loo verblijf hielden, hadden wij steeds een heerlijken tijd. Want hier, vlak bij het oude kasteel, had de Koning voor Zijn kind een allerliefst Zwitsersch chalet laten zetten. Dit chalet vormde het middelpunt van een klein grondgebied, waarover de kleine Prinses zoo goed als geheel onafhankelijk den schepter mocht zwaaien. Het was een alleraardigst miniatuur-koninkrijkje, dat een onuitputtelijke bron van vreugde was voor de kleine bezitster, en op de allergelukkigste wijze verbond de gelegenheid tot ontwikkeling op allerlei gebied met de mogelijkheid tot tallooze kinderlijke spelen. Het chalet zelf bevatte verscheidene kamertjes en had een klein balkon. Aan de voorzijde was een goed onderhouden tuin, waarin niet alleen allerlei bloemen groeiden, maar ook allerlei soort vruchtboomen en groenten. Er was een broeikas in gebouwd voor druiven en perziken, en later werd er een tweede broeikas bijgezet voor het kweeken van bloemen en varens. Rondom, langs het hek van den tuin stonden de hokken voor de kippen, duiven, biggetjes en konijnen. Zelfs was er een bijenkorf. Rechts van het chalet stonden een heerlijke schommel, een wip, een springplank en een paar stelten. Ik geloof, dat het kind nog geboren moet worden dat onverschillig is voor de bekoring van het spelen met water en zand! Ook in den tuin der Prinses was hiertoe overvloedig gelegenheid. Een pomp, die ruimschoots water verschafte, was gestadig in gebruik, evenals een zeer geliefde handspuit met slang. Met de bespatte kleertjes en de natte schoentjes werd natuurlijk geen rekening gehouden! Ik bemerkte al heel gauw, dat ik mijn lessen in de plantkunde moest overleeren! Al naar gelang van het jaargetijde, werd ik ingewijd in de geheimen van het aardappelpoten, graven, zaad zaaien, wortelbedden uitsteken, veldslaplukken en tallooze andere kundigheden in verband met den tuinbouw. Wij pakten flink aan en werkten met lust en ijver, en waren zoo trotsch op hetgeen wij volbrachten, alsof wij betaalde arbeiders waren. Op Zondagmorgen hadden wij altijd een extra pleizier. Dan gingen wij naar het wortelbed en trokken een groote hoeveelheid van de dikste wortelen uit, die er te vinden waren. Wij waschten ze dan aan de pomp en brachten ze op een kruiwagen naar de stallen. En dan was het een onbeschrijfelijk genot voor de Prinses die altijd bijzonder veel van paarden hield om de stallen binnen te gaan en haar lievelingsdieren te eten te geven. Pic-nics met geroosterde aardappelen. In het groote park van het Loo waren verscheidene beelderige plekjes, waar de poppen-kinders dikwijlsheen gebracht werden. In het midden van den grootsten vijver was een eiland, dicht begroeid met struiken en boomen. Dit eiland had voor de kleine Prinses een wonderlijke en geheimzinnige aantrekkingskracht. Het was een heerlijk doel voor ontdekkingstochten, Indianenschermutselingen, Zigeunerkampen en gewone pic-nics! Een platboomd pontje, dat voortschoof langs een stevigen metalen ketting, die van den eenen oever naar den anderen liep, werd gebruikt als overzetvaartuig. Door een handbreed verder dan het pontje aan den ketting te trekken, deed hij dienst als voorttrekker, en een paar minuten waren voldoende voor den overtocht. Deze manier van reizen was, behalve zeer eenvoudig, ook volkomen veilig, en door het pontje vast te haken aan een der ijzers, die stevig in den grond waren geslagen, was het landen de gemakkelijkste zaak ter wereld. Een hoogst primitieve oven, gemaakt van eenige steenen, stelde ons in staat een vuurtje te stoken en op het eiland aardappelen te braden. En hoewel de aardappelen, niettegenstaande de flink gekorven schil, een onbedwingbare neiging hadden, om van binnen hard te blijven, was het een quaestie van eer, om ze verrukkelijk te noemen en geen woord te reppen over de vreeselijke rooksmaak! Wat mij persoonlijk betreft, ik heb het nooit zoover kunnen brengen, om er een groote hoeveelheid van te verorberen. Qewoonlijk was ik onzelfzuchtig genoeg, om mijn portie weg te geven aan een der poppen-kinderen, die dikwijls knorren kregen van hun kleine moeder, als zij weigerden de aardappels op te eten. Mijn ervaring met de kleine Prinses overtuigde mij, dat het spelen met poppen tot een ware kunst kan worden opgevoerd, indien het kind, aan wien zij toebehooren, haar poppen als echte kinderen beschouwt. Ik zag, als de spelletjes het werkelijke leven moesten voorstellen, welk een uitstekende oefening dit soort spelen voor verbeelding en vindingrijkheid was; en het was bewonderenswaardig om te zien, hoe spoedig in de kleine Prinses de gave van verdichting zich ontwikkelde en met het grootste succes in praktijk werd gebracht. De poppenfamilie speelde een gewichtige rol in het leven der kleine Prinses, en zonder eenigen twijfel riepen zij in haar te voorschijn een overvloed van teedere, beschermende liefde en zorg, aan welker ontwikkeling van haar prille jeugd af zulk een bijzondere zorg gewijd was. Vier kleine ponies worden aan de familie toegevoegd. De voorwerpen van onze zorgen en van onze ontspanning werden in deze dagen vermeerderd door een zeer welkom geschenk aan de Prinses van haarvader, n.l. vier allerliefste, ruigharige, Shetlandsche ponies, benevens twee mooie rijtuigjes. Ik kan u niet beschrijven, hoe blij de kleine Prinses met dit geschenk was, en deels ter eer van hun Engelschen oorsprong, deels uit sympathie voor een Engelsch boek, dat de Prinses eenige malen gelezen had, ontvingen de ponies de namen van Baby, Blackie, Brownie en Puck. Baby werd haar grootste lieveling en daar zij de kleinste van de vier was, werd het een gewoonte, dat zij ons vergezellen mocht op onze dagelijksche wandelingen. Wij spraken altijd tot haar en behandelden haar alsof zij een menschelijk wezen was, en zij gedroeg zich altijd zoo flink en verstandig, dat zij de eervolle onderscheiding waarmee wij haar bejegenden, geheel scheen te rechtvaardigen. Een lersche setter van fijn ras, Swell geheeten, was ook aan de familie der lievelingsdieren toegevoegd, en onze wandelingen werden buitengemeen vroolijk, als Swell nu en dan met alle gezag spotte en zijn natuurlijken aanleg volgde, door op den reuk het spoor van hazen of reeën te volgen. De eerste lessen beginnen. De Koning besefte altijd, dat de opvoeding van een meisje beter begrepen en geleid kon worden door een vrouw dan door een man, en dus liet hij zich in alles, wat de opvoeding van zijn dochter betrof, geheel leiden door de wenschen der Koningin. Hare Majesteit had, met het oog op de verstandelijke ontwikkeling van haar kind, een zorgvuldige studie gemaakt van de verschillende methoden die, ten opzichte van het eerste onderwijs aan kinderen, in de Nederlandsche scholen gevolgd werden. En het besluit werd genomen dat de Prinses (ten minste voor een tijd) precies hetzelfde onderricht zou genieten als door de Nederlandsche regeering voor de gewone lagere openbare scholen was voorgeschreven. De Koning benoemde daarom, in het begin van 1887, als eersten onderwijzer der Prinses, het hoofd van een dezer scholen te ’s-Qravenhage. Het schoolbestuur maakte het mogelijk voor dezen onderwijzer om zijn nieuwe taak op zich te nemen, terwijl hij toch zijn ambt aan de school zou kunnen blijven waarnemen. En zoo was hij in staat zijn onderwijs aan de Prinses voort te zetten, totdat het eerste gedeelte van haar onderricht voltooid was. Toen de Prinses zes en een half jaar oud was, werden deze allereerste lessen begonnen. In ’t begin duurden deze lessen slechts een half uur tot drie kwartier, maar toch werd er een schoolkamer voor in gereedheid gebracht met een schoolbank en een bord. De kleine Prinses stelde er het levendigste belang in en vond het blijkbaar verrukkelijk. Zij was een door en door gezond kind, even actief naar het lichaam als naar den geest. Bovendien had zij een goed verstand en brandde van verlangen om allerlei te weten omtrent ieder onderwerp, dat maar binnen het bereik harer waarneming viel. In die dagen was in de Nederlandsche scholen de phonetische methode in zwang, en deze methode werd ook gevolgd, om de Prinses te leeren lezen. Deze methode bleek op de aangenaamste wijze de belangstelling der kleine Prinses gaande te maken, en zij maakte dan ook snelle vorderingen in lezen en schrijven. Het was aardig te zien, welke verandering deze lessen teweegbrachten in de wijze, waarop de Prinses met haar poppen speelde. Te gelijker tijd met haar eigen onderwijs, begon het onderwijs harer poppen, lederen dag moesten, na afloop van de lessen der Prinses, de oudere poppen precies hetzelfde leeren als „moeder” geleerd had. En het grappigste van alles was, dat de poppen met veel grooter gestrengheid behandeld werden dan hun „moeder” door haar onderwijzer! Alles wat maar zweemde naar onoplettendheid, vergeetachtigheid of onnadenkendheid werd ten strengste gestraft! De eerste twee jaren van de opvoeding der Prinses werden bijna uitsluitend gewijd aan het leeren lezen en schrijven en eenige taalkunde. Ook werd een begin met rekenen gemaakt. Haar onderwijzer placht haar ook geschiedenissen te vertellen, die de Prinses dan twee dagen later aan hem moest terugvertellen. Dit bleek een uitstekende methode te zijn, om het geheugen te ontwikkelen en te versterken, en eene, die met veel vrucht gevolgd werd, totdat een ander en moeilijker werk ter hand genomen moest worden. Men moet nooit vergeten, dat in het geheele proces der opvoeding der jonge Prinses, de Koningin-moeder één belangrijk feit nooit uit het oog verloor, n.l. dat haar dochter een kleiner aantal jaren aan studie zou kunnen wijden dan de groote meerderheid der jonge meisjes, en dat dus binnen een beperkt aantal jaren een véél grooter aantal leervakken behandeld moest worden. Het is de gewoonte in de meeste vorstelijke families, om de dochters op zeventien- of achttienjarigen leeftijd als geheel volwassen te beschouwen, en aangezien Prinses Wilhelmina stellig op dit punt geen uitzondering zou maken, was het duidelijk, dat een zware taak voor haar onderwijzers en onderwijzeressen was weggelegd. Eerste reis incognito. Het werd meer en meer duidelijk voor allen, die hem omringden, dat de Koning dagelijks in krachten afnam. Koningin Emma was altijd bij hem, om hem te verzorgen. Vandaar, dat in den vroegen zomer van 1888 Koningin Emma den raad kreeg, wat rust te nemen. En zoo geschiedde het, dat Hare Majesteit, vergezeld door de Prinses, een kort bezoek ging brengen bij hare tante, de Prinses-Weduwe von Wied, te Neuwied, aan den rechter Rijn-oever. De eenvoud en vrijheid van het leven in de bergen, de heerlijke wijd en zijd zich uitstrekkende bosschen, die tot uren dwalens in alle richtingen schenen uit te noodigen dit alles was rust en gezondheid voor Koningin Emma, en een bron van genot voor de kleine Prinses, die nu, onbekend en onopgemerkt, vrij kon rondloopen. 2 Koningin Emma had haar dochter beloofd, dat zij een tochtje op den Rijn mocht maken, en er werd besloten, dat wij naar Coblenz zouden gaan aan de overzijde, om daar eenige boodschappen te doen; dan den trein zouden nemen naar Rüdesheim, en daarna met de boot zouden terugkeeren. Aangezien Prinses Wilhelmina in deze streken niet bekend was, konden wij dit uitstapje ondernemen op de eenvoudigste wijze als gewone reizigers. Het vooruitzicht nu eens op deze manier te mogen reizen; de mogelijkheid, met andere passagiers in denzelfden coupé van den trein te zitten; winkels in en uit te loopen zonder nagestaard en nageloopen te worden; dat waren ongekende heerlijkheden, en die een bijzonderen glans aan de onderneming verleenden! Wij kwamen te Neuwied aan een paar minuten voor de trein het station binnen zou komen, en, zooals dikwijls gebeurt met deze treinen langs den Rijn, was ook onze trein véél te laat. Ik zal nooit vergeten het geërgerde gezichtje en de bedroefde stem, waarmee de kleine Prinses, na twintig minuten wachtens, uitriep; „Als dit incognito reizen is, dan vind ik het heelemaal niet aardig, om zoo lang te moeten zitten wachten in die vervelende wachtkamer!” De opmerking was voor haar geheel natuurlijk. Wie in de bevoorrechte positie verkeert, extra treinen te kunnen bestellen, kan zich niet voorstellen het geduld dat soms vereischt wordt van die minder bevoorrechte stervelingen, die geheel aan de genade der spoorwegmaatschappijen zijn overgeleverd. Koningin Emma wordt Koningin-Regentes Thans brak een tijd aan van groote bezorgdheid door de aanhoudende ziekte des Konings, totdat Zijne Majesteit op 23 November 1890 tegen het aanbreken van den dag, zacht en kalm ontsliep. Koningin Emma werd thans tot Koningin-Regentes uitgeroepen, totdat haar Dochter den leeftijd van achttien jaar zou bereikt hebben en meerderjarig zou zijn. Natuurlijk legden de nieuwe plichten beslag op een groot deel van den tijd, de energie en de gedachten der Koninklijke moeder, maar te midden van al de veelvuldige plichten, die Koningin Emma van den morgen tot den avond bezighielden, stonden de zorg voor de opvoeding harer Dochter en de degelijke voorbereiding voor haar toekomstige regeeringstaak altijd op den voorgrond. Geen oogenblik werd dit hoofddoel haars levens uit het oog verloren. De Koningin-Regentes wist altijd tijd te vinden, om zich met dit belangrijke werk bezig te houden. En met het oog op het zeer korte tijdperk, waarin zooveel moest worden aangeleerd, werd het meer dan ooit noodzakelijk, een zeer uitgewerkt en goed in elkaar zittend program op te stellen. En niet alleen aan de studie van talen, kunst en wetenschap had de Koningin-Regentes bij het opstellen van dit program gedacht. Hare Majesteit realiseerde misschien beter dan ieder ander, hoe noodzakelijkheid het voor de jonge Koningin was, om vroegtijdig haar land en haar volk goed te leeren kennen. Tot het bereiken van dit doel werd tijd beschikbaar gehouden om beurtelings alle provinciën te bezoeken (een of twee provinciën per jaar), zoodat de geheele bevolking van Nederland, rijken zoowel als armen, de inwoners der steden zoowel als de bewoners van het platteland, de gelegenheid zouden hebben, de jeugdige Koningin te zien, aan wie zij trouw en gehoorzaamheid gezworen hadden. De jeugdige Koningin wordt plechtig in Amsterdam ontvangen. De Koningin-Regentes besloot, dat de jonge Koningin voor ’t eerst na den dood haars Vaders, zich officieel in ’t publiek zou vertoonen in Amsterdam, de hoofdstad des Rijks. Tot dien einde begaf zich het Hof in het laatst van Mei voor eenige dagen naar Amsterdam. Het was daar, op 27 Mei 1891, toen zij bijna 11 jaar oud was, dat de jeugdige Koningin Wilhelmina zich voor ’t eerst als Koningin aan haar volk vertoonde. De indrukwekkende plechtigheid in de Nieuwe Kerk, georganiseerd door de voornaamste inwoners van Amsterdam, moet een onuitwisbaren indruk gemaakt hebben op allen die tegenwoordig waren. De fraaie Nieuwe Kerk, die zijn oorsprong heeft in de vijftiende eeuw, en zich uitstekend leent voor dergelijke plechtigheden, was met veel zorg en smaak versierd. Het binnenkomen der beide Koninginnen was een zeer aangrijpend schouwspel, en menig toeschouwer voelde zich de tranen in de oogen komen bij het zien der jeugdige moeder en haar kind, beide in zwaren rouw gedompeld. Er waren bijna tweehonderd weesmeisjes uit verschillende Amsterdamsche weeshuizen tegenwoordig, en verscheidenen harer strooiden bloemen voor Hare Majesteiten. Zoodra de Koninginnen hare plaatsen onder den troonhemel hadden ingenomen, boden de jongste weeskinderen bloemruikers aan, en, geheel handelend uit eigen ingeving, eenvoudig gehoorzamend aan een opwelling van haar kinderlijk hart, gaf Koningin Wilhelmina den kleinen weesmeisjes de hand en zeide: „Hoe vriendelijk van u! Dank u hartelijk! Ik ben erg blij met die mooie bloemen.” Door deze eenvoudige woorden, evenzoo kinderlijk als natuurlijk, de eerste publieke redevoering der jonge Koningin, stal zij ieders hart in die groote, volle kerk. Deze woorden riepen een geestdriftig „Lang leve de Koningin” te voorschijn. Er werd een prachtig muzikaal program ten uitvoer gebracht, en aan het einde der plechtigheid was ieder overtuigd, dat geen waardiger wijze had kunnen bedacht worden, om de jonge Koningin in de hoofdstad des rijks welkom te heeten. De volgende dag was bestemd voor de eerste offideele daad der jonge Koningin: de steenlegging voor een nieuw ziekenhuis. Het zou een groot gebouw worden, geheel beantwoordende aan de strenge eischen der moderne hygiëne. Het zou als het voltooid was, zonder twijfel tot de beste ziekenhuizen van den nieuweren tijd behooren. Het was daarom zeer goed te begrijpen, dat het bestuur het een groot voorrecht achtte, de geschiedenis van het ziekenhuis voor altijd te verbinden met het Koninklijke Huis. De Koningin-Regentes had aan hare Dochter hare toestemming gegeven, om den eersten steen te leggen, en aan het nieuwe ziekenhuis haar naam te geven. Duizenden menschen stroomden naar de stad; alle groote winkels waren gesloten en de dag der steenlegging werd min of meer beschouwd als een algemeene vacantiedag. Toen de beide Koninginnen met haar gevolg op het terrein verschenen, waren meer dan twintigduizend menschen verzameld op de groote open vlakte, waar de Koninklijke tribune op was gebouwd. Onder de menigte waren honderden schoolkinderen, militaire muziekkorpsen en zangvereenigingen, die de feestelijke stemming nog verhoogden. Er waren werkelijk prachtige versieringen aangebracht, en het was een groote teteurstelling, dat zoo veel van dit moois bedorven werd door een stortregen, die den gebeden morgen meedoogenloos neerstroomde. Nu en dan onweerde het. Gelukkig klaarde het weder even op, gedurende de steenlegging, waarbij Koningin Wilhelmina met luider stem de woorden uitsprak: „Ik hoop, dat dit gebouw tot een blijvenden zegen voor Amsterdam zal zijn.” Maar alles dampte van de vochtigheid, en de beelderige witte jurk der Koningin, opzettelijk voor dit doel uit Parijs besteld, werd geheel bedorven door groote plekken rood, afkomstig uit de druipende vlaggen. Maar zulke voorvallen als bedorven kleeding bij gelegenheid van een publieke plechtigheid, waren altijd een bron van vermaak voor de jonge Koningin, die, echt kinderlijk nog, in ’t minst niet onverschillig was voor het genot om eens doornat te worden, en het alleraardigst vond er geheel verregend uit te zien. Bovendien kon zij daardoor aan haar volk toonen, dat, als zij bereid waren, in regen en modder te staan om haar te begroeten, zij van haar kant even bereid was de elementen te trotseeren om hunnentwille. Ik heb er mij dikwijls over verwonderd, zoo volkomen op haar gemak en kalm, als de jeugdige Koningin zich reeds bij haar eerste optreden in ’t publiek gedroeg. Ik herinner mij hoe den volgenden zomer de Keizer en de Keizerin van Duitschland een bezoek aan de beide Koninginnen brachten. Bij deie gelegenheid werd den hoogen bezoekers een groot galadiner aangeboden, waaraan door een uitgelezen gezelschap van meer dan honderd twintig gasten werd deelgenomen. De Keizer zat tusschen de Koningin-Regentes en de jeugdige Koningin, die uitmuntte door een aangeboren vriendelijkheid en bevalligheid, die zij door geen opvoeding of onderwijs, hoe voortreffelijk ook, ooit zou hebben aangeleerd. Hoe Koningin Wilhelmina aardrijkskunde leerde Het program van studie der Koningin was omstreeks dezen tijd zeer uitgebreid, en telkens werden meerdere vakken toegevoegd. Het was van zeer veel belang, dat Nederland’s Koningin een uitgebreide kennis zou hebben van de geschiedenis en de aardrijkskunde van haar eigen land. Gelukkig stelde zij het levendigste belang in beide, en haar onderwijzer had een bijzonderen slag, om zoo de geschiedenis als de aardrijkskunde aantrekkelijk en begrijpelijk te maken. Het onderwijs in de aardrijkskunde was begonnen met het uitleggen en doen begrijpen van de afmetingen en verhoudingen in haar eigen kamer, en de betrekkelijke plaats van ieder meubel. Hierop volgde een vergelijking van deze kamer met het geheele paleis. Daarna werd het paleis en het park in studie genomen en vergeleken met Apeldoorn, het dichtstbij gelegen dorp. Toen werd Apeldoorn op zijn plaats gezet als een onderdeel van de provincie Gelderland, en later de provincie als een onderdeel van Nederland. En zoo voortgaande, kwam men tot Europa en tot de geheele aarde. Nu ik spreek van het onderwijs in de aardrijkskunde dat de jonge Koningin ontving, komt mij te binnen die dikwijls herhaalde geschiedenis over de wijze, waarop de Koningin eens een kaart van Europa zou geteekend hebben. Het verhaal deed de rondte in tallooze nieuwsbladen, en lokte verscheidene loftuitingen uit zoo op het verstand der jonge Koningin als op mijn eigen gestrengheid. Het verhaal luidde, dat de jonge Koningin ongehoorzaam was geweest. Ik wilde haar daarvoor straffen en gelaste haar een kaart van Europa te teekenen. De kaart werd geteekend, maar Nederland zoo groot, dat het meer dan de helft van het Noordelijk Europa besloeg en Engeland zoo klein, dat het tot bijna microscopische proporties terug was gebracht! Het is overbodig te zeggen, dat het geheele verhaal een puur verzinsel was, maar de Koningin en ik hebben er dikwijls om gelachen, en dan placht de Koningin te zeggen: „Hoe jammer, dat ik niet knap genoeg ben, om werkelijk zooiets bedacht te hebben!” De kleine Koningin blijft haar poppen trouw De belangstelling van de jonge Koningin in haar poppen-kinders verminderde niets gedurende al deze jaren, maar naarmate haar studie toenam, begon zij de opvoeding harer „kinderen” een zeer zware taak te vinden, en gevoelde meer dan eens behoefte om raad en hulp te vragen in gewichtige aangelegenheden. Het spijt mij te moeten zeggen, dat de „kinderen” niet het minste ontzag voor mij hadden, en als ik het waagde, ze te berispen om hun tekortkomingen, werd ik er gewoonlijk aan herinnerd, dat ik „niets met ze te maken had”, of dat ik „mij er niet mee bemoeien mocht”. Nadat wij ernstig den heelen toestand overwogen en besproken hadden, werd ik tot „peettante” van een der kleine meisjes, „Suzanna”, gemaakt, die daardoor natuurlijk in bijzondere mate een voorwerp van belangstelling voor mij werd, en sinds mijn nieuwe hoedanigheid van „peettante” mij een zeker gezag en intimiteit verleende, nam de heele familie deze verhouding met blijkbare gelatenheid op, en gewende er zich aan, mij met meer eerbied te beschouwen als de persoon, die meermalen in belangrijke aangelegenheden geraadpleegd werd. Het werd een gewoonte, dat Suzanna ieder jaar, als ik vacantie had, met mij mee naar Engeland ging, en het inpakken van haar kleertjes en de voorbereidselen voor wat haar broertjes en zusjes „een zeer gevaarlijke reis” noemden, gaven de jonge Koningin dagen te voren werk en genoegen. Alles, wat Suzanna meenam, werd door de jonge Koningin zelve stuk voor stuk uitgekozen, en ik ontving altijd tot in de kleinste bijzonderheden aanwijzingen, welke jurkjes, manteltjes en hoedjes moesten gedragen worden in warm, koud of vochtig weer, welke kleertjes bestemd waren voor ’s morgens, ’s middags of ’s Zondags, en ik moest plechtig beloven, dat haar gezondheid en haar opvoeding in geen enkel opzicht verwaarloosd zouden worden gedurende haar korte afwezigheid van huis. Suzanna’s reisbenoodigdheden waren alle even keurig in orde, maar haar kleine handtaschje, waarin zich bevonden een miniatuur haarborsteltje, kammetje, reukfleschje, zakdoekje, beursje, boekje en een potloodje, was het aardigste van alles. Suzanna was zich van haar voorrechten zeer wel bewust, en vond, dat deze uitstapjes naar Engeland haar een niet gering overwicht gaven over hare broeders en zusters iets, wat mij natuurlijk aanspoorde haar klein te houden maar in ’t algemeen gedroeg zij zich heel goed, en kon daarom gerusstellende berichten over zich zelve aan hare moeder zenden, aan wie zij iederen dag schreef. Ik liet ook haar portret maken en naar haar moeder zenden, om te doen zien, hoe goed het Engelsch klimaat haar deed. Maar de photograaf, bij wien ik haar bracht, keek mij, toen ik den wensch uitte, dat zij in verschillende houdingen zou gephotographeerd worden, met zulk een medelijdenden blik aan, dat ik sterk vermoedde, dat hij mij aanzag voor iemand die niet goed wijs was en alleen mijn verzoek inwilligde als de veiligste manier, om een ongevaarlijke krankzinnige kalm te houden! Een speciale koffer voor de poppen. Ais wij officieele reizen maakten, die nu meer en meer talrijk werden, kon de Koningin nooit besluiten op reis te gaan, als was ’t maar vier en twintig uur, zonder ten minste één harer lievelingen bij zich te hebben. En de Koningin-Regentes heeft haar wenschen op dit punt altijd ingewilligd. Was het uitstapje van dien aard, dat maar één kind mee mocht, dan koos de Koningin gewoonlijk de jongste, die, naar het oordeel der kleine wijze moeder, het minst de zorg en de liefde der moeder ontberen kon. Er was een afzonderlijke koffer, waarin alles wat van „de kinders” was, werd ingepakt door de jonge Koningin zelve, die persoonlijk besliste, welke kleertjes zouden meegenomen worden en welke niet. Ik vond, dat „de kinders” dikwijls veeleischend en lastig waren, want zij wilden nooit in vreemde bedden slapen, en hadden allerlei aanmerkingen op de hoogte, de breedte en de algeheele constructie van de bedden, die in de gewone hotelkamers stonden. Daarom, als zij op reis gingen, stonden zij er op, dat zij hun eigen bed en hun eigen beddegoed zouden meenemen. Dit poppenbed was speciaal voor de reis gemaakt, en kon geheel toegeklapt worden. Zoo vonden de poppenkinders het ook noodig om hun eigen stoeltjes, prentenboekjes, speelgoedje en andere tallooze dingetjes, die zij niet missen konden, mede op reis te nemen. De poppenkoffer werd altijd toevertrouwd aan de zorgen van den eigen lakei der Koningin, en hij zorgde er voor, alsof die koffer de grootste schatten van het Koninkrijk bevatte! Koningin Wiihelmina aan het Duitsche Hof. De Koningin-Regentes had beloofd aan den Keizer van Duitschland, dat Hare Majesteit, vergezeld door de jonge Koningin, in den zomer van 1892 eenigen tijd op Potsdam bij Zijne Majesteit zou komen doorbrengen. Als vorstelijke personen incognito reizen, gebeuren er dikwijls zeer vermakelijke dingen. Op weg naar Potsdam hielden wij stil te Straatsburg, om de groote kathedraal te gaan zien. Natuurlijk werd de wereldberoemde klok, die in den zuidelijken kruisvleugel, achter groote, ijzeren deuren staat, nauwkeurig in oogenschouw genomen, en de gids (in ’t minste niet wetend dat hij met vorstelijke personen te doen had) dreunde al de wetenswaardigheden betreffende de constructie en het slagwerk der klok op als van een leien dakje. Wij konden alles van de geregelde verschijning van de twaalf apostelen, die Christus begroeten, van den Engel des doods, die de uren sloeg, enz.! Hij eindigde zijn mededeelingen met de opmerking, dat, hoewel dit alles waarschijnlijk veel te moeilijk was om te begrijpen voor het kleine meisje (de Koningin), zij het misschien toch wel aardig zou vinden, om de figuren te zien verschijnen, als de klok twaalf uren sloeg. Als dat het geval was, besloot hij, moest zij maar even blijven wachten. Het „kleine meisje” bleef wachten en vond het zeer aardig. Er is een prachtig uitzicht van den toren van de kathedraal van Straatsburg,' en de jonge Koningin maakte uit, met den ondernemingsgeest de jeugd eigen, dat het heerlijk zou zijn, om naar boven te klimmen. En zoo begaven wij ons naar het loketje onder in den toren, en vroegen om toegangskaarten. leder bezoeker, die den toren wil beklimmen, moet een klein entrée-geld betalen, en kinderen onder de twaalf jaar betalen half geld. Het is overbodig te zeggen, dat van zulke voordeeltjes nooit ten behoeve der jonge Koningin werd gebruik gemaakt, maar de oude man die de kaartjes verkocht, was eerlijk en vroeg in ’tFransch: „Hoe oud is het meisje?” Toen geen antwoord volgde, wendde hij zich tot Koningin Wilhelmina zelve en zeide : „Mademoiselle, hoe oud is u?” De Koningin, half geërgerd over zijn indringerigheid en bovendien de reden van zijn vraag niet begrijpend, poogde het hek te openen en door te loopen, maar de man hield het hek dicht en herhaalde zijn vraag. Nu waren wij allen een weinig ontstemd en de adjudant der Koningin poogde den man aan zijn verstand te brengen, dat Mademoiselles leeftijd er niets toe deed. Blijkbaar werd deze mededeeling niet begrepen, want terwijl de man het hek voor ons opendeed, wierp hij een medelijdenden blik op Koningin Wilhelmina en mompelde: „’t Arme kind verstaat geen Fransch.” Wij reisden naar Potsdam op een dier heete, windstille dagen, waardoor de vroege zomer zoowel ’s menschen ijdelheid als zijn humeur op de proef schijnt te willen stellen. Lang voor wij de plaats onzer bestemming hadden bereikt, leden wij allen onder het gedwongen nietsdoen en stilzitten in een benauwde atmosfeer en verstikkende stof. Omdat de trein zoo laat aankwam, waren wij genoodzaakt in den trein onze reispakken te verruilen voor betere kleedij. Het was lastig en vermoeiend werk ons voor een officieele gelegenheid te kleeden in de nauwe ruimte van een spoorweg- coupé, in een trein, die ettelijke tunnels doorging en telkens bochten maakte. Maar zulke dingen vond de jonge Koningin juist verrukkelijk! De beide Koninginnen werden door den Keizer en de Keizerin omringd door een uitgelezen gezelschap van vorstelijke en andere aanzienlijke personen met groote plechtigheid ontvangen. Toen de gebruikelijke begroetingen en voorstellingen hadden plaats gehad, inspecteerde de Koningin-Regentes, begeleid door den Keizer, en Koningin Wilhelmina, begeleid door de Keizerin, de eerewacht te paard, die bij het station stond opgesteld, en daarna reed het hooge gezelschap naar het paleis. Daar het reeds laat was, gingen wij, al heel spoedig na onze aankomst ten paleize, aan tafel, en, ten einde zoo vrij mogelijk te zijn, dineerden de Keizer en de Keizerin met hun Koninklijke gasten en familie. Al de leden der Keizerlijke hofhouding beijverden zich, zoo hulpvaardig en vriendelijk mogelijk te zijn voor de leden der hofhouding der beide Koninginnen, en de groote voorkomendheid van den heer, die mij aan tafel geleidde, berokkende mij een lastige vijf minuten in den aanvang. Ik droeg namelijk, uit voorzichtigheid en gemakshalve, eenige van de kostbaarste juweelen der Koningin in een zeer klein, onaanzienlijk taschje. Ik wilde deze schatten liever bij mij houden, dan ze aan de kameniers over te laten. Ik had dit plan opgevat op reis naar Potsdam, en mijn taschje bevatte een prachtig paarlen halssnoer en andere juweelen, die niet minder kostbaar waren. Daar wij onmiddellijk na aankomst naar de eetzaal gingen, had ik geen andere keus dan de juweelen met mij mede te nemen, maar dat taschje was blijkbaar een doorn in ’t oog van mijn correcten en keurig gekleeden tafelbuur. Inderdaad, zijn aanbiedingen, om mij van het taschje te ontslaan, waren zoo dringend, dat ik, als ik niet beter wist, zou hebben kunnen veronderstellen, dat hij den kostbaren inhoud kende en een onweerstaanbaren drang had, zich de schatten toe te eigenen ! Natuurlijk waren er aan het bezoek der beide Koninginnen vele officieele feesten en plechtigheden verbonden, maar van meet af was bepaald, dat Koningin Wilhelmina er niet aan zou deelnemen. Zij zelve wilde ook veel liever uitgaan en spelen met de kinderen van den Keizer. En het was voor hen een nieuwe gewaarwording, om in aanraking te komen met een kind van hun eigen leeftijd, dat reeds Koningin was. Blijkbaar beschouwden zij haar eerst als een vreemd natuurverschijnsel, dat met een zekeren eerbied behandeld moest worden. De verlegenheid ging echter spoedig over en na niet langen tijd waren de Duitsche prinsen en het Nederlandsche Koninginnetje de beste vrienden ter wereld. De Kroonprins en de prinsen Eitel Fritz en Adelbert, hoewel jonger dan de Koningin, waren oud genoeg, om haar gezelschap te houden, en gewoonlijk brachten zij een deel van den morgen en van den middag samen door. De prinsen mochten, zonder hun onderwijzers, de jonge Koningin en mij vergezellen op onze wandelingen door het park, en de twee oudste prinsen vonden het heerlijk, ons in hun eigen wagentje mee uit rijden te nemen en ons al hun lievelingsplekjes te wijzen. Op een middag, toen de „groote menschen” naar een of andere officieele plechtigheid in Berlijn waren gegaan, bleef het jonge volkje achter en hadden wij een heerlijken middag. Na een verrukkelijken rit door het park keerden wij terug naar het paleis en verzamelden ons in de „speelkamer” der jonge Prinses. Deze kamer was eenvoudig het ideaal van een speelkamer: groot van afmeting, zeer hoog en zoo uitstekend voorzien van alle mogelijke gymnastiekwerktuigen, alsof het de zaal van een gymnastiekvereniging was. Het voorbeeld volgend van hun vader, besloten de Duitsche prinsen, dat de middag beginnen zou met een „inspectie van de troepen”. Koningin Wilhelmina moest de begroeting in ontvangst nemen en daarom op de eereplaats midden in de kamer gaan staan, omringd door een grooten staf van uitgelezen hoogwaar – digheidsbekleeders mannen, die blijkbaar zoozeer onder den indruk waren van de hooge eer, die zij genoten, dat zij te verlegen waren om zich aan de oogen van gewone stervelingen te vertoonen. Toen de Koningin daar stond met haar onzichtbaren staf, moesten de troepen voorbij marcheeren. Hoeveel er wel waren weet ik niet meer, maar een onmogelijk groot aantal, want de jeugdige leiders van het feest vonden, dat een zóó gewichtige plechtigheid als de inspectie der troepen door een echte Koningin later zou genoemd worden onder de groote gebeurtenissen van de geschiedenis van onzen tijd. De Kroonprins, zijn twee broeders en ik moesten ieder een massa menschen ter zelfder tijd voorstellen en moesten om de beurt het bevel over onze onderscheiden troepen voeren, ze leiden langs de plaats, waar zij de Koningin hun eerbiedigen groet moesten brengen, daarna ons bij den staf voegen, die de Koningin gedurende de inspectie omringde, en eindelijk weer onze troepen in de achterhoede volgen. Er scheen geen eind te komen aan het aantal defileerende compagnieën en regimenten, en, terwijl zij elkander in snel tempo opvolgden, begon het heele spel zéér vermoeiend voor mij te worden, hoewel de kinderen het natuurlijk heerlijk vonden. De jeugdige geestdrift nam bij iedere begroeting toe, en de pas werd steeds sneller en veerkrachtiger. Tevergeefs vroeg ik, of ik van mijn commando ontslagen mocht worden, maar mijn keizerlijke bevelhebbers weigerden aan mijn neiging tot desertie toe te geven, en vonden zich zelven al zeer edelmoedig door voor te stellen, dat ik „bij de cavalerie zou worden overgeplaatst en op die manier zou uitrusten”! De hoofdzaak bij „die manier van uitrusten” was een aanhoudend steigeren, slaan, brieschen, heen en weer springen in allerlei denkbare houdingen, wat natuurlijk ten gevolge had, dat ik steeds meer warm en moe werd. Ondertusschen begon de kleine Koningin, ter wier eer het heele spel op touw was gezet, zich duchtig te vervelen in de stijve houding, die de plechtigheid ter harer eere haar voorschreef. Zij begon te begrijpen, dat het veel aardiger zou zijn, met de troepen mee te marcheeren dan ze op de eereplaats te zien voorbijtrekken. Plotseling, zonder een woord van waarschuwing, liet zij haar staf in den steek, greep een helm en een zwaard, en marcheerde met ons mede. De keizerlijke bevelhebbers vonden dit buitengemeen aardig, 3 en geen soldaten deden ooit meer hun best dan wij dien middag. En hoewel ik geen onderscheiding verwierf, was ik er diep van doordrongen, dat ik, voor een veteraan, die zich reeds lang uit den actueelen dienst had teruggetrokken, op deze parade werkelijk een goed figuur had gemaakt. Er bestaat een oude spreuk, dat „verandering van werk zoo goed is als een spel”, en de kinderen meenden blijkbaar, dat een andere lichamelijke inspanning net zoo goed was als rusten want zij beweerden, dat de beste manier, om wat af te koelen en uit te rusten was, om óf verstoppertje óf blindemannetje te spelen. De jonge prinsen stonden er op, dat het einde van den feestelijken middag zoo prettig mogelijk zou zijn, en daarom werden hun jonge oom, prins Gunther van Sleeswijk-Holstein, hun onderwijzers en eenige hofdames uitgenoodigd mee te komen spelen. De spelletjes waren heerlijk en werden voortgezet totdat iemand kwam zeggen, dat de thee gereed was. Gedurende ons geheele bezoek in Potsdam was het weder prachtig, de kinderen bedachten telkens nieuwe spelletjes, waaraan zij allen konden deelnemen. Zoo vlogen de dagen om en veel te spoedig naar den zin der vorstelijke kinderen kwam het einde. De jonge Koningin bezoekt Friesland. Nauwelijks waren wij weer thuis of er werd besloten, dat de beide Koninginnen de twee noordelijke provinciën van Nederland: Friesland en Groningen, zouden bezoeken. Het sprak vanzelf, dat er in zulke dagen van het gewone leerprogram eenigszins werd afgeweken. De hitte was buitengewoon voor het vroege jaargetijde, maar door de moederlijke zorgen der Koningin-Regentes werden allerlei middelen beraamd, om de leerkamer der Koningin heerlijk koel te houden, en zoo werd bij iedere voorkomende gelegenheid het onderwijs voortgezet zonder eenige bijzondere inspanning of vermoeienis. In het begin van Mei vertrokken de beide Koninginnen, vergezeld door een groot gevolg, naar Friesland. De vrouwen van die provincie, van alle standen, hadden gelden bijeengebracht, ten einde aan de jeugdige Koningin een compleet Friesch costuum aan te bieden. De Koningin is later in dit costuum gephotographeerd. Het costuum bestond uit een satijnen jurk van zachtgrijze kleur, een echt kanten schort en omslagdoek, een fraai gouden chatelaine, een zwart fluweelen beugelfasch met gouden beugel, schoenen met groote zilveren gespen, een bloedkoralen halsketting en een Friesche kap met toebehooren. Deze laatste bestaat uit verscheidene onderdeden, en het is een ware kunst alles goed „voor elkaar te krijgen”, zooals men in Friesland zegt. Om te beginnen wordt het haar glad en strak over het hoofd getrokken, en in dien toestand gehouden door een fijn kamerdoeksch mutsje, strak toegetrokken ten einde alle haar langs voorhoofd en nek volkomen te bedekken. Hierover gaat een zwart zijden kap, en deze wordt op zijn beurt bedekt door het „oorijzer”, een helm van louter goud, die precies over het hoofd sluiten moet. Aan dit oorijzer is bevestigd een zeer fraai halve-maan-vormig versiersel, de z.g. „naald”, dik bezet met diamanten. De „naald” is bij de slapen aan het ijzer bevestigd en strekt zich uit over het voorhoofd. Ten slotte wordt over het ijzer een doorzichtige echt-kanten kap getrokken met een lange, afhangende strook, die aan de slapen een weinig wordt teruggehouden door twee juweelen spelden, „knoppen” geheeten. Niettegenstaande deze merkwaardige hoofdtooi warm en zwaar is, zijn de Friesche vrouwen er zeer trotsch op, en het is een eigenaardig gezicht, de voorname boerinnen uit de provincie dezen kap te zien dragen bij een nieuwerwetsche japon of nieuwerwetschen mantel. De jonge Koningin was zeer blijde met dit mooie geschenk, en daar Hare Majesteiten twee dagen later de Friesche harddraverijen zouden bijwonen, werd besloten, dat Koningin Wilhelmina bij die gelegenheid in het Friesche costuum zou verschijnen. De harddraverijen werden gehouden op eenigen afstand van het huis van den Commissaris, waar de beide Koninginnen logeerden, en daar het weder prachtig was, waren menigten van menschen toegestroomd aan weerszijden van den weg, waar de Koninginnen langs zouden komen. Het aardige costuum deed de Koningin er nóg jonger uitzien dan eif jaren, hoewel het lange, rechte schort haar langer deed lijken. Het volk, gewend zijn geliefde Koningin steeds te zien verschijnen in witte jurk en grooten hoed met veeren, begreep er eerst niets van. Maar weldra verspreidde zich als een loopend vuurtje het nieuws, dat de Koningin naar de harddraverijen kwam in het nieuwe Friesche costuum. De geestdrift van het volk was onbeschrijflijk bijna overweldigend en de meest ongevoelige toeschouwer moest wel onder den indruk komen van die algemeene betuiging van hartelijkheid en trouw, die zoo blijkbaar Koningin en volk verbonden met banden van wederzijdsche sympathie. Men moet een tijdlang in Nederland wonen, en met de menschen omgaan, om die wondere liefde, die zij voor het Huis van Oranje koesteren, te kunnen begrijpen en waardeeren. Ik kan die liefde alleen vergelijken met een oer-ouden godsdienst, dien de inwoners des lands ontheiligd zouden achten door de minste wankeling in aanhankelijkheid voor de voorwerpen hunner vereering. In sommige gevallen krijgt die liefde bijna iets fanatieks. De jonge Koningin genoot onuitsprekelijk, en vond het een heerlijke gewaarwording, zich aan haar volk te vertoonen, net zoo gekleed als zij gekleed waren, en zij verdroeg de warmte en het ongemak van den voor haar vreemden hoofdtooi den geheelen middag met een dankbaar hart en een blijmoedig gezicht. Koningin Wilhelmina krijgt onderwijs van hoogleeraren Een groote verandering greep nu plaats in het onderwijs der jonge Koningin door de benoeming van twee hoogleeraren van de universiteiten van Leiden en Utrecht, die Hare Majesteit onderricht zouden geven, de een in vaderlandsche geschiedenis, de ander in algemeene geschiedenis. De Koningin, altijd begeerig, om nieuwe kennis op te doen, begon deze nieuwe studie met geestdrift. Hare Majesteit had nimmer gelegenheid haar werk te verwaarloozen of een tijdlang niet op te letten, zooals kinderen, die in groote klassen saam werken en daardoor dikwijls op kleinigheden geen acht geven. Bij de Koningin was het steeds: één leerling en één onderwijzer voor ieder vak. Het onderricht der hoogleeraren werd op dezelfde wijze aan de Koningin gegeven als aan de studenten. Het onderwerp, dat aan de orde was, werd duidelijk en bondig behandeld op eene wijze, die Hare Majesteit in staat stelde, niet alleen haar kennis te vermeerderen, maar ook haar eigen denkvermogen te ontwikkelen. De poppen der Koningin krijgen ook een gouvernante. Men zou licht kunnen meenen, dat, met deze uitbreiding van haar studie en van haar kennis, de belangstelling van de jonge Koningin in haar poppenkinders verminderde. Maar dit was in ’t minst niet het geval. Niet alleen behield de Koningin haar vriendelijke, echt moederlijke belangstelling in al haar lievelingen, maar die belangstelling kreeg een ernstiger, dieper karakter. Hoe moeilijker en meer-omvattend haar onderwijs werd, hoe meer de Koningin de verantwoordelijkheid voelde van de opvoeding van haar eigen familie, en zij was diep doordrongen van de noodzakelijkheid, om voor de „kinderen” een gouvernante te nemen, wier ervaring en optreden den „kleintjes” gezag zou inboezemen. Zoodra deze wensch der jonge Koningin aan de Koningin-Regentes bekend werd, bedacht Hare Majesteit, met haar gewone vindingrijkheid, dat er een groote pop moest gemaakt worden, die zooveel mogelijk in verhouding tot de kleinere afmetingen der andere poppen een volwassen dame zou voorstellen, en de rol van gouvernante bij de „kinderen” zou vervullen. De opdracht werd verstrekt aan een bekende firma te Parijs, die onmiddellijk aan den arbeid toog. De aankomst der Parijsche gouvernante verwekte groote beweging en verwondering in de geheele familie en, te oordeelen naar de groote, open oogen, waarmede de „kinders” haar aanstaarden, beloofde de onderneming een groot succes te worden. Het zou nog moeten blijken of de eerbied, dien zij bij eerste kennismaking blijkbaar inboezemde, niet in familiariteit zou overslaan. „Mademoiselle” was in iedere beteekenis des woords een echte Parisienne. Zij was blijkbaar uitstekend op de hoogte van alle punten der hofetiquette, geheel in staat om de opvoeding der koningskinderen te leiden, en scheen in ’t algemeen uitstekend toegerust voor haar toekomstige levenstaak. Zij had prachtig haar, hoewel wat omslachtig opgemaakt, en haar geheele uitzet droeg de sporen van den smaak en de zorg, waarmede ieder kleedingstuk was uitgekozen. De eerste weken dat de Koningin deze-prachtige, nieuwe pop bezat, wilde de Koningin voortdurend het haar kappen, of de kleeding van deze deftige dame veranderen, maar de taak was veelomvattend en de tijd en het geduld, die vereischt werden, onbeschrijflijk groot. Over de beelderige Parijsche corsetjes zaten de japonnetjes onberispelijk, maar ontelbaar waren de kleine haakjes en oogjes, waarmede Mademoiselle’s ingewikkelde kleedingstukken dicht gemaakt moesten worden. Het onvermijdelijke volgde. Aangezien „Mademoiselle” zoo nuffig op haar kleeding was en zoo veel tijd aan haar toilet besteedde, werd zij verder aan mijn zorgen toevertrouwd. Na een maand of twee evenwel, was zonneklaar bewezen dat Mademoiselle ongeschikt was voor haar taak, en zij kreeg haar ontslag. Weldra deed een opvolgster haar intrede in het koninklijk gezin maar ook zij werd weldra hopeloos onbekwaam bevonden, om onder de oproerige kinders orde te houden. En zoo geschiedde het, dat allerlei „Mesdemoiselles” en „Frauleins” met verschillende eigenaardigheden, bij de kinderen werden gebracht, om weldra wegens ongeschiktheid ontslagen te worden. En opdat het spelletje nog meer echt zou lijken, werd het een vereischte, dat bij de komst van iedere nieuwe buitenlandsche gouvernante het haar anders moest worden opgemaakt, en de kleeding gewijzigd! Koningin Wilhelmina leert dansen en schaatsen rijden. Om die verlegen-makende zelfbewustheid te voorkomen, die zoo dikwijls waargenomen kan worden bij meisjes, die uit haar kracht groeien, had de Koningin-Regentes een ervaren onderwijzeres in dienst genomen, die gedurende de wintermaanden eens in de week uit Brussel kwam, om de Koningin dans- en gymnastie-lessen te geven. Ten einde de lessen aantrekkelijker te maken, noodigde de Koningin-Regentes een of twee meisjes, wier ouders aan het Hof verbonden waren, uit, om de lessen bij te wonen. Koningin Wilhelmina vond het heerlijk, dat andere jonge meisjes van haar eigen leeftijd aan haar lessen deelnamen. De onderwijzeres was uitstekend op de hoogte van haar vak. Zij had veel slag, om zoo de belangstelling als den ijver harer leerlingen op te wekken door een oordeelkundige saamvoeging van dansen als menuet en gavotte met meer nieuwerwetsche walsen, terwijl het dansen zelf altijd, teneinde lenigheid van lichaam en bevalligheid van beweging te bevorderen, werd afgewisseld door Spaansche gymnastie-oefeningen. De jeugdige leerlingen hadden blijkbaar veel pleizier in deze lessen, en de vriendschap, in deze uren gevormd, is blijven bestaan, toen de jonge-meisjesjaren reeds lang achter den rug waren. Gedurende de wintermaanden moedigde de Koningin-Regentes hare dochter altijd aan om schaatsen te rijden, en hoewel de jonge Koningin lang geen kunstenares in het vak was, was zij altijd blij, als het ’s winters vroor, om door gestadige oefening beter en makkelijker te leeren rijden. De vijver in den tuin van het paleis in den Haag is maar zeer klein, en daarom werd een flinke baan op de gracht bij het Huis ten Bosch voor het gebruik der Koningin afgezonderd. Hier werden de heeren en dames der hofhouding met hunne kinderen door de Koningin-Regentes uitgenoodigd en door de jonge Koningin verwelkomd. En of zij pleizier hadden! De Koningin was altijd de eerste, om het sein tot den aftocht te geven; en het was een waar genot, de vroolijkheid gade te slaan, waarmede zij aan al de grapjes deelnam. Koningin VVilhelmina houdt hare gouvernante voor den gek. In Nederland is de St.-Nicolaas-avond, de vijfde December, een even vroolijk als gewichtig feest. Aangezien bij deze gelegenheid geen eerbied wordt getoond voor den leeftijd, de gebreken of eigenaardigheden van de ontvangers der anonieme geschenken de pakketten en pakken komen immers altijd regelrecht van St.-Nicolaas! heerscht er groote vroolijkheid bij het uitpakken en bestaat er een onbegrensd aantal mogelijkheden voor de vindingrijkheid van hen, die de welwillende aandacht van vrienden en magen willen vestigen op vervelende gewoonten, lastige eigenaardigheden of nog niet uit den weg geruimde geschillen. Ik geloof, dat geen Hollandsch kind meer van dit nationale feest kan genieten dan de jeugdige Koningin. Zij nam mij nooit in haar vertrouwen bij deze gelegenheid, maar sommige harer voorbereidselen en ingewikkelde krijgslisten, om hen, die zij foppen wilde, op een dwaalspoor te helpen, begonnen reeds weken van te voren en zij werd in alles met raad en daad bijgestaan door haar moeder. Het is algemeen aangenomen, dat, hoe hardhandig ook uw gevoeligheden worden aangepakt, of hoe scherp uw kleine zwakheden worden bespot, alles wat maar zweemt naar kwalijknemerij of boos humeur, ten eenenmale als onvergeeflijk zou beschouwd worden. De Koningin vond het even aardig plagerijen te ontvangen als ze te verzenden en zou zich zeer teleurgesteld voelen, als zij er geen ontvangen had. De Koningin-Regentes vond het zeer raadzaam om haar kind vroeg te leeren „te geven en te nemen”, en het werd een gewoonte voor de dames, die aan het hof verbonden waren, om haar verbeelding en vindingrijkheid aan ’t werk te zetten, ten einde de jonge Koningin met St.-Nicolaas-avond allerlei plagerijen te zenden. Het zou mij te veel ophouden, te vertellen van de vele geestige plagerijen, die ten mijnen behoeve werden bedacht, maar ik kan de verleiding niet weerstaan er u een uit vele mede te deelen, die mij vreeselijk in ongelegenheid bracht en daardoor een bron van genot werd voor de Koningin, die deze St.-Nicolaasgrap nog dikwijls later vertelde, als een der best geslaagde, die zij ooit bedacht had. Na een paar keer op Hollandsche wijze den St.-Nicolaas-avond te hebben meegevierd, beschouwde ik mij zelve als volleerd, en ging zelfs zoo ver mij te beroemen op het wantrouwen en den achterdocht, waarmede ik alle er eenigszins vreemd uitziende brieven en pakjes ontving. De Koningin wist dit en besloot tot andere middelen de toevlucht te nemen, om mij er in te laten loopen. Het middagwerk was geëindigd, de laatste onderwijzer vertrokken en ik haastte mij naar mijn kamer te gaan, ten einde mij snel voor het middagmaal te verkleeden. Aan de deur van mijn zitkamer kwam ik een lakei tegen, die mij vertelde, dat er uit Amsterdam per spoor een groote houten kist was gekomen, aan mijn adres; dat de kist in mijn kamer stond; en dat de mannen, die ze van ’t station hadden gebracht, beneden bij den portier stonden te wachten op het geld : twaalf gulden voor de vracht en het bezorgen. „Dat moet een vergissing zijn. Ik wacht niets uit Amsterdam en ik zal zeker geen twaalf gulden betalen voor iets, dat mij op zicht gezonden wordt”, zeide ik. Ik opende de deur van mijn kamer en was niet weinig geërgerd, toen ik er een reusachtige, houten, blijkbaar zeer zware kist vond staan, op zulk een onhandige wijze neergezet, dat ik bijna de kamer niet kon binnenkomen. Mijn verontwaardiging gaf zich lucht in het beknorren van den lakei, dat hij zoo dom was geweest, een kist van die afmeting in mijn zitkamer te doen zetten en dan nog op zulk een onhandige manier, dat ik mijn kamer haast niet binnen kon gaan! Nu is het niet ongewoon voor sommige winkels, om modellen op zicht te zenden aan de leden der hofhouding, in de hoop dat deze de modellen aan hooger adres zullen aanbevelen. Maar zulke zendingen worden natuurlijk aan de afzenders altijd teruggezonden zonder eenige bestelling. Toen ik de kist van naderbij bekeek, bemerkte ik, dat zij was afgezonden door een groote firma in Amsterdam, en meenende, dat dit een nieuwe wijze van reclame was, gaf ik last de kist aan den besteller van ’t station terug te geven, met de boodschap er bij, dat ik weigerde de kist in ontvangst te nemen. De heele geschiedenis had mij mooi opgehouden en het werd dringend noodzakelijk mij te reppen gedurende den korten tijd, die nog over was voor het middagmaal. Vijf minuten later hoorde ik een luid kloppen op mijn slaapkamerdeur, gevolgd door de boodschap, dat de mannen beneden absoluut weigerden, zoowel het paleis te verlaten zonder betaling, als de kist weer terug naar het station te brengen. Zij voegden er de mededeeling aan toe, dat het hooge bedrag veroor- zaakt werd door het feit, dat de inhoud van de houten kist groote waarde had en tot een hoog bedrag verzekerd was. Er was niets aan te doen. De ellendige kist moest opengemaakt worden, in de hoop dat ik langs dezen weg wijzer zou worden. Toen eenige van de planken weggenomen waren vond ik een brief (blijkbaar geschreven door een lid der firma), waarin mij gemeld werd, dat aan een beroemd kunstenaar door voornoemde firma was opgedragen een mooi geëtst portret van Hare Majesteit de Koningin te maken, dat verkocht zou worden tegen den geringen prijs van f 125; en dat de firma overtuigd was, dat ik ten gevolge van de intieme verhouding, waarin ik tot de Koningin stond, zeker een der eerste koopsters van dit fraaie portret zou willen zijn. Bovendien was, om mij moeite te besparen, het portret vast in een lijst gezet van f 25, maar als de stijl dezer lijst niet naar mijn zin was, kon er zeer gemakkelijk een nog mooiere en duurdere lijst om gezet worden. Onmiddellijke betaling der gemaakte onkosten, zoo eindigde de brief, zou ten hoogste op prijs gesteld worden. Mijn verontwaardiging klom met iedere zinsnede, en de tijd verliep. Ik was natuurlijk laat voor het middagmaal, maar niet het minste besef omtrent de eigenlijke beteekenis van de kist en haar inhoud doemde in mij op. Mijn leven gedurende de eerstvolgende dagen werd vergald door die ellendige geschiedenis! Want ik bleef beslist weigeren, het portret in ontvangst te nemen, en de firma in Amsterdam weigerde even beslist, het portret terug te nemen! De toestand werd zoo ondraaglijk, dat ik de hulp inriep van den parti- culieren secretaris der Koningin-Regentes, om zijn raad en hulp te vragen in een ongelegenheid, waarin ik geen uitweg zag. Deze stap mijnerzijds werd beschouwd als het grootste succes der geheele plagerij! Want zoodra de Koningin er kennis van kreeg, kwam zij dadelijk naar mij toe en zeide lachend ; „Ik vind het even dierbaar als dwaas van u, dat u er heelemaal niet aan gedacht heeft, dat Sint-Nicolaas de kist gestuurd had!” De Koningin gaat uit op geologische onderzoekingen. In den laatsten tijd was de Koningin in toenemende mate belang gaan stellen in geologie, en nadat zij, op haar eigen wensch, eenig aanvankelijk onderwijs in dit vak gehad had, was zij er steeds op uit, om gedurende onze wandelingen onderzoekingen te doen. Deze onderzoekingen werden met grooten ijver ondernomen, en wij begaven ons op ’t pad, toegerust met groote linnen tasschen en deugdelijke werktuigen, die aan de nieuwe onderneming een schijn van groot gewicht bijzetten. De Koningin geloofde vast en zeker, dat deze onderzoekingen zouden leiden tot een of andere belangrijke ontdekking van fossielen of aardlagen, tot nu toe onbekend in de wetenschappelijke wereld; maar ik vrees dat de uitpuilende tasschen en bemodderde zakken, die wij, altijd weer zwaar beladen met tropeeën, mee naar thuis brachten, door mannen van ’tvak, met minachting zouden behandeld zijn geworden! Natuurlijk werden al deze „vondsten” van lieverlede weggedaan, naar mate de Koningin meer kennis van het onderwerp kreeg; maar toch werd op deze wijze een bepaalde liefde voor geologie en mineralogie bij de jonge Koningin ontwikkeld. Ten gevolge van groote volharding, bijdragen van haar eigen zakgeld, en door geschenken, werd de Koningin binnen enkele jaren de gelukkige bezitster van een zeer aardige geologische verzameling, die menig zeldzaam stukje bevatte. Een andere liefhebberij van de Koningin was, om als zij in vreemde landen reisde, van al de wilde bloemen en varens, die karakteristiek waren voor de plaats, waar zij vertoefde, mooie exemplaren te plukken en te drogen, en ze dan later te gebruiken bij haar Spritz-werk dat zij zéér mooi deed —op hout, fluweel of leder. Haar groote liefde voor haar eigen land. Een der voornaamste karaktertrekken der jonge Koningin was haar groote vaderlandsliefde en haar onwankelbare overtuiging in de superioriteit van haar eigen land boven alle andere landen der wereld. Wanneer of waar Hare Majesteiten reisden, hoe prachtig het landschap, of hoe heerlijk de lucht geen plaats, geen omgeving kon in de schatting der jonge Koningin ooit ook maar in ’t minst den toets der vergelijking doorstaan met het kleine landje, waarover zij eenmaal den schepter zou zwaaien. De terugkeer naar haar vaderland na een reis in een of ander vreemd land was voor Koningin Wilhelmina een gebeurtenis van véél grootér beteekenis dan de meerderheid der volwassenen om haar heen konden vermoeden. Haar opwinding, reeds merkbaar gedurende de dagen van het inpakken, nam toe naarmate de tijd verliep, en steeg bijna tot koortshitte, als de trein de Nederlandsche grenzen naderde! De onverholen blijdschap op het eerste gezicht der rood-wit-en-blauwe strepen op slagboomen en schildwachthuisjes de eerste teekenen, dat de Koningin weer op haar geboortegrond was teruggekeerd de uitingen van opgetogen bewondering voor de vlakke weilanden en den verren gezichtseinder, de van geluk stralende blik, waarmee zij haar eigen volk aanzag dit alles was een genot om aan te zien. En hoewel niemand zich meer in deze vaderlandslievende gevoelens verheugde dan ik, was toch de verleiding om Hare Majesteit er af en toe mede te plagen, soms geheel onwederstandelijk. De Koningin leert koken lederen keer als wij thuis kwamen van een reis, en zoodra de Koningin het paleis het Loo binnentrad, was altijd haar eerste gedachte om onmiddellijk naar haar eigen heiligdom te gaan, om haar „poppenkinders” weer te zien, en naarstig naar hun gedrag en welvaren te informeeren. Daarna werd een haastig bezoek gebracht aan de chalet, een algemeene inspectie gehouden van kuikens, konijnen en duiven, en de lievelingen gevoederd. De chalet was er in dien tijd aanmerkelijk op vooruitgegaan, want er waren aan den achterkant meer kamertjes bij gebouwd, waaronder een keuken en een provisiekamer. De keuken was een verrukkelijk oord, en bleek in de koelere jaargetijden meer dan eens een heerlijk toevluchtsoord op regenachtige vrije middagen. Deze keuken was keurig ingericht met alle mogelijke benoodigdheden, die aan den knapsten kok niets te wenschen zouden overgelaten hebben. Het aardige fornuis van witte tegeltjes met koper gemonteerd, waarboven planken prijkend met een voorraad glimmende potten en pannen karakteristiek voor een Hollandsche keuken was voldoende om zelfs de zielen der oningewijden te verlokken, om de edele kookkunst eens te gaan beproeven. Maar de keuken was niet alleen mooi, maar ook uitstekend voorzien van allerlei practische dingen. De leidende gedachte bij het in orde maken van de keuken en van de chalet was geweest, dat de jonge Koningin nu ook in haar eigen huis gastvrijheid zou kunnen uitoefenen, en voor dit doel waren een voltallig eet- en theeservies, kristallen glazen, karaffen en kannen van allerlei afmeting, zilveren borden en messen, damasten tafelkleeden en allerliefste tafelversieringen aangeschaft. Om een bekwame kookster te worden,moest natuurlijk, als in alle vakken, eerst een zekere leerschool doorloopen worden, eenige heerlijke kooksels mislukken, en handen en gezicht geschroeid en gebrand worden. Dit alles moet achter den rug zijn, voordat ze leerlingen rechtmatig kunnen verwachten dat hun pogingen om een biefstuk te bakken of een ommelet klaar te maken, naar 4 behooren zullen worden gewaardeerd. Ten minste zoo verging het de Koningin en mij. Hoewel wij ons met grooten ijver op de nieuwe kunst toelegden, en, door onze verschillende gewrochten gedurende hun onderscheiden stadiën van verandering gedurig te proeven, ons telkens vergewisten van hun voortreffelijkheid en ons succes, deden later de gasten weinig anders dan afkeuren en uitlachen. Maar niettegenstaande dat alles wisten wij met behulp van eenige kookboeken, nuttige wenken van den kok, en de onuitputtelijke vindingrijkheid der Koningin, ons ten slotte een uitstekenden naam te verwerven ten opzichte van de lekkernijen, die in de chalet vervaardigd werden. En het was een groot genoegen voor de Koningin de verschillende leden der hofhouding uit te noodigen, om te komen proeven van allerlei lekkernijen, die haar eigen handen en opgedischt hadden en die zij zelve ook ronddiende. De Koningin bouwt zelf een huisje Koningin Wilhelmina was ten allen tijde bereid, iets nieuws te ondernemen, en zoo lang het iets goeds was, en iets dat tot haar geluk bij kon dragen, deed de Koningin-Regentes steeds al wat zij kon, om de wenschen van haar kind in te willigen. Onder het talrijke speelgoed der Koningin behoorde ook een kleine boerderij, omringd door allerlei gebouwtjes, die modellen in hun soort waren. Koeien, die er uitzagen alsof niets haar ooit zou kunnen deren, stonden in de koeienstallen, prachtexemplaren van paarden stonden in de paardenstallen, eene geheele kudde schapen in de schaapskooien. Wagens, ploegen, melkkarren en kruiwagens stonden keurig op hun plaats, en boeren en boerinnen, onberispelijk van kleeding en houding, hielden zich bezig met het noodige werk. De heele zaak was ondergebracht in de chalet en de jongere „poppenkinders” werden er van tijd tot tijd heengebracht, om er een poosje verblijf te houden als zij er slecht uitzagen. De bezorgde moeder schreef dan deelname aan het leven op de boerderij voor als bijzonder bevorderlijk voor de gezondheid. Op een goeden dag trof het de Koningin, dat verscheidene koeien heur haar verloren. Zij leidde hieruit af, dat de arme dieren aan een of andere onbekende ziekte lijdende waren, en besloot, dat het noodig zou zijn een apart gebouw neer te zetten, waar de zieke koeien konden ondergebracht worden, ten einde ze in behandeling te nemen. Het moest een echt gebouw zijn, gemaakt van echte baksteenen en heusche kalk, en Hare Majesteit en ik moesten het samen maken! Wij moesten dus metselaars worden! Te goeder tijd werd de toestemming der Koningin-Regentes verkregen, een stuk grond voor het nieuwe gebouw uitgekozen en de metselaarsbaas van het Loo er van in kennis gesteld, dat hij twee nieuwe leerlingen zou krijgen. Om de eene of andere reden, die ik nooit heb kunnen doorgronden, stond de Koningin er op de roode baksteenen (die zeer klein van formaat waren) van haar eigen zakgeld te betalen; de kalk werd genomen uit de bouwschuur en mijn bijdrage aan de nieuwe onderneming was eenvoudig: hard werken. De Koningin wilde zelve architecte zijn, en teekende eigenhandig een symmetrisch grondplan, dat vrij was van alle détail-bewerking. Het gebouwtje moest ruim een vierkanten meter groot zijn, in drie der muren moest een raam gezet worden en in den vierden muur een deur, terwijl een schuin oploopend dak van roode leien het geheel bedekken zou. Het uitgraven der fundamenten was een verbazend zwaar werk. De uitgekozen plek gronds lag op eenigen afstand van de chalet, onder oude, eerbiedwaardige boomen, en hoewel het niet noodig werd geacht de fundamenten zeer diep te leggen, maakten toch de taaie vezels van het wortelhout iederen spit tot een ware vermoeienis voor onze ongeoefende armen en handen. Zoodra de fundamenten gelegd waren, ontvingen wij van den metselaarsbaas onze eerste lessen in het behoorlijk hanteeren van een truffel, het leggen der steenen, het strijken der kalk en het gebruik van een waterpas. Ik bewonderde steeds de kalme waardigheid van den man, die ons in deze geheimen inwijdde, want ik geloof dat hij, evenals ieder ander, de heele onderneming als niet meer beschouwde dan als een voorbijgaande gril, die eindigen zou, zooals een kinderspel eindigt zoodra ’t kind er genoeg van heeft. Maar de kleine architecte, die het plan bedacht had, was vast besloten het dóór te zetten, en, niettegenstaande gebrande vingers en pijnlijke ledematen, werd het werk in de vrije uren met groote volharding doorgezet. Toen de muren een voldoende hoogte hadden bereikt, werd mij de taak aangewezen aan de binnenzijde te werken. Een verre van gemakkelijke opdracht vooreen eenigszins omvangrijk persoon in een zoo kleine ruimte! Binnen zeer korten tijd was dit merkwaardige gebouwtje voltooid en, behalve het dak, geheel ons eigen werk. Treurig was echter, dat, toen het dak er opgezet was, noch de Koningin noch ik ooit onze hoofden door de deur of door de vensters krijgen konden, zoodat wij de koeien, die binnen in het gebouw moesten verblijf houden, er in moesten werpen, voorover op den grond liggend en met uitgestrekte armen! De Koningin onthult een standbeeld van de Ruyter in Vlissingen. In Augustus 1894 gingen wij allen naar Vlissingen een belangrijke zeehaven in het zuiden van Nederland waar de Koningin een standbeeld zou onthullen van den grooten Nederlandschen zeeheld admiraal de Ruyter. Gedurende de geheele plechtigheid, die wat lang duurde, huilde en loeide de wind, bruiste de zee met groot geluid, en stroomde de regen meedoogenloos neder, alsof zij nimmer zou op houden. De arme burgemeester, die bij het standbeeld een lange redenvoering hield, was doornat, maar de opgewektheid, die hij gedurende deze beproeving behield, wekte aller bewondering. De plechtigheid eindigde daarmede, dat de beide Koninginnen een reusachtig grooten lauwerkrans, met oranjelint versierd, aan den voet van het standbeeld nederlegden, waarna Hare Majesteiten in open rijtuigen door de stad reden, om een officieele receptie bij te wonen. De hoed der jonge Koningin was doorweekt van den regen, de veeren hingen slap en verregend langs den rand, terwijl Harer Majesteits haar als natte touwtjes op haar rug hing. Maar de Koningin vond het heerlijk, en genoot blijkbaar van de bezorgde, meewarige blikken waarmee de keurig gekleede dames,■ die ter receptie verzameld waren, haar aanzagen, en lachende zeide zij: „Ik weet, dat ik zoo nat ben als een kat, maar ik heb het alleraardigst gevondenj!” Het was duidelijk, dat, als het publiek met vreugde den stortregen getrotseerd had, om de Koninginnen te zien, Hare Majesteiten met niet minder vreugde Hare mooie toiletten hadden opgeofferd, ten einde alles te vermijden, wat ook maar eenigszins een teleurstelling voor het volk zou kunnen zijn. De blijdschap der Koningin bereikte haar toppunt, toen handdoeken werden gebracht, om heur haar te drogen, en zij plaagde mij geducht, toen zij, nadat ik de druipende veeren van den hoed had afgenomen, mijn gebrekkige pogingen zag, om den verregenden hoed weer op te knappen met eenige spelden en wat wit lint, dat ik uit een der vele aangeboden bloemruikers gehaald had. Koningin Wilhelmina maakt een reis naar Engeland. Ik had het voorrecht gehad Koningin Wilhelmina te vergezellen op verscheidene binnenlandsche en buitenlandsche reizen. En het was niet meer dan natuurlijk, dat ik steeds hoopte, dat de Koningin-Regentes nog eens het plan zou vormen, een reis naar Engeland te maken, het land (de couranten praatten het elkander voortdurend na), waarmede de jonge Koningin mij gedurig zoo onbarmhartig plaagde. Men kan zich daarom voorstellen, hoe gelukkig ik was, toen ik in April 1905 vernam, dat wij naar Engeland zouden gaan. De Koningin-Regentes had den wensch uitgesproken, dat zij en hare dochter, gedurende haar verblijf in Engeland, incognito zouden mogen reizen, en daarom viel den beiden Koninginnen geen officieele ontvangst ten deel. Toen de hooge bezoeksters aan Victoria Station aankwamen, werden zij ontvangen door verschillende leden der Koninklijke familie, o. a. door Koning Eduard (den toenmaligen Prins van Wales), den nu overleden Hertog van Saxen-Coburg-Gotha met zijn zoon, en de Hertogin van Albany. Wij bereikten ons hotel zonder veel aandacht te trekken. Denkelijk ten gevolge van een zekere overeenkomst tusschen het kinderleven van Koningin Victoria en het datgene, wat het groote publiek wist of meende te weten omtrent het leven van de kleine Koningin Wilhelmina, heeft het Engelsche volk altijd het levendigste belang in haar gesteld. Nauw had zij haar voet op Engelschen bodem gezet, of hare portretten verschenen in de verschillende geïllustreerde bladen, en de verslaggevers wedijverden met elkander in het mededeelen van eindelooze anecdoten betreffende de wonderbare knapheid der Koningin, om allerlei dingen te doen en te zeggen, die wel het laatst door haar zelve bedacht zouden zijn! Dat de jeugdige Koningin van Nederland in hooge mate de belangstelling van het publiek opwekte, was duidelijk blijkbaar uit de moeite, die de menschen zich gaven, om maar iets van haar te zien te krijgen, terwijl plotseling een ware manie ontstond, om nieuwe modellen van hoeden, mantels, dassen en kragen, nieuwe kleuren van bloemen en nieuwe soorten schoothondjes, poesjes of kanarievogeltjes aan den man te brengen onder naam van „Wilhelmina”! Het was de wensch der Koningin-Regentes, dat Hare dochter van dit bezoek in Londen profiteeren zou om de prachtige musea, schilderijen- en kunstverzamelingen te zien, die zulk een waar feest zijn voor ieder, die op verstandelijke en aesthetische ontwikkeling gesteld is. De Utrechtsche hoogleeraar, die de Koningin onderwijs had gegeven in oude en algemeene geschiedenis, was eenigen tijd voor de aankomst van Hare Majesteiten naar Londen gegaan, ten einde zich nauwkeurig op de hoogte te stellen van die afdeelingen van het Kensington Museum, die een practische toelichting konden geven bij de verschillende tijdperken, die hij met de Koningin behandeld had. Zoodra het bekend was, dat de Koningin-Regentes en Koningin Wilhelmina gedurende de morgenuren het Britsch Museum bezochten, en daar den directeur en den Nederlandschen hoogleeraar vonden, begonnen de Engelsche journalisten te jammeren en te spotten, en deden een beroep op de Engelsche jeugd om „toch medelijden te hebben met die arme, jonge Nederlandsche Koningin, die nooit eens een vrijen dag mocht hebben, maar leeren en werken moest, zelfs als zij een buitenlandsch reisje maakte!” Het vermakelijke van het geval was, dat Koningin Wilhelmina van deze dagelijksche bezoeken aan het Britsch Museum uiterst genoot, en er dikwijls het grootste pleizier had. Maar zelfs de directeur maakte dikwijls openlijk aanmerkingen tegen mij over deze bezoeken der jonge Koningin, en daar hij het „wel wat hard” vond dat zij steeds een geleerden professor bij zich had, deed hij zijn best, om de verschillende wetenschappelijke mededeelingen van haar leidsman te onderbreken door allerlei geestige anecdotes. Hij gaf zich ook de grootste moeite, om Hare Majesteit menig kostbaren schat in handen te geven, die, in gewone gevallen, natuurlijk door niemand mocht aangeraakt worden. De meeste van deze berichten in de bladen waren natuurlijk afkomstig van personen, die zeker niet in staat waren, om zoo vlot te schrijven over een onderwerp, waaromtrent zij van niemand vertrouwbare inlichtingen konden ontvangen. Het volgende is een toonbeeld van de vele verhalen, die hen, die van nabij met het leven der Koningin bekend waren, grootelijks vermaakten: Koningin Wilhelmina is een linguiste van buitengewone bekwaamheid, die (behalve haar eigen taal) vloeiend Fransch, Engelsch, Duitsch, Italiaansch en Spaansch schrijft en leest. Zij is ook zeer knap in Europeesche geschiedenis, en Koningin Emma die een model-moeder is heeft haar zoolang les in vrije en orde-oefeningen doen geven, tot zij een volleerde gymnaste geworden is. De Koningin rijdt paard, roeit, rijdt schaatsen, zwemt en ment werkelijk, het is niet te veel beweerd, dat zij voor haar jaren de meest ontwikkelde jonge dame is in Europa of Amerika.” Men moest waarlijk een wondermensch zijn, om aan zulke verwachtingen te beantwoorden! De uren gewijd aan boodschappen doen in Londen waren een bron van genot voor de jonge Koningin. In ’t eerst was zij een beetje onthutst door den dichten stroom van menschen, die het verkeer in de Londensche straten zoo bemoeilijkt, maar toen zij er van lieverlede aan wende, vond zij het zich bewegen tusschen de menschenmassa’s een nieuwe en heerlijke gewaarwording. De jonge Koningin was zeer ingenomen met de wijze, waarop de Londensche politie-agenten het straatverkeer op drukke punten regelden en leidden, en aangezien de Koninginnen altijd reden in een gewoon rijtuig, dat aan het hotel toebehoorde, werden ook zij, als behoorende tot het gewone publiek, meermalen, op het gezicht van de opgeheven hand, geroepen om wet en orde te eerbiedigen, en genoodzaakt geduldig te wachten tot het teeken werd gegeven, dat de rijtuigen weer verder konden gaan. Koningin Wilhelmina bezoekt Koningin Victoria op Windsor Castle. Koningin Victoria hield verblijf op Windsor Castle, en, verlangend de Koningin-Regentes en hare dochter op het oude buitenverblijf te ontvangen, bood zij haar rijtuigen aan van Buckingham Palace en een specialen trein van Paddington om de hooge bezoeksters naar Windsor te brengen. De Koninginnen werden bij aankomst ontvangen door Prinses Henry van Battenberg en den Hertog van Saxen-Coburg, die, begeleid door de Second Life Guards door de Long Walk met hen mede reden naar den koninklijken ingang van het kasteel. Een eerewacht van de Schotsche lijfwacht met vlaggen en muziek was opgesteld op de vierkante oprijplaats, en Koningin Victoria ontving haar gasten aan den voet der trap. De Koninklijke personen gebruikten de lunch te zamen in de Eikenhouten Kamer, en na afloop van het maal ontvingen de leden van het gevolg, zoo der Engelsche als der Nederlandsche Koninginnen, het bevel, zich te verzamelen in de Queen’s Corridor, opdat iedere Vorstin beurtelings de dames en heeren harer hofhouding zou kunnen voorstellen. Hoewel Koningin Victoria lijdende was aan een hevigen aanval van rheumatiek, bleef zij staande tot alle voorstellingen afgeloopen waren. Zij leunde met haar linkerhand op den arm van een Indischen bediende, en met haar rechterhand op een stok. Maar werd iemand voorgesteld, dan reikte zij hem vriendelijk de hand. Dat de oude Koningin van Engeland er zeer van genoot, de jeugdige Koningin van Nederland als gast te hebben, was duidelijk merkbaar in haar pogingen, om iederen wensch van Koningin Wilhelmina, die maar voor vervulling vatbaar was, in te willigen. Het wekte veel vroolijkheid, toen de jonge Koningin te kennen gaf, dat zij ’t liefst van alles de Schotsche pijpers wilde hooren spelen, en menige veronderstelling werd gemaakt, of het spel wel aan Harer Majesteits hooggespannen verwachting zou beantwoorden. De Koningin had mij bij meer dan één gelegenheid gevraagd, om haar te beschrijven, hoe die typische muziekinstrumenten er uitzagen, de wijze, waarop zij bespeeld werden, en het soort geluid, dat er door voortgebracht werd. Zoo werden dan de pijpers van de Schotsche lijfwacht door Koninklijk bevel opgeroepen, om zich op te stellen op de vierkante oprijplaats, en hun meest vaderlandslievende wijsjes en marschen te spelen. De jonge Koningin was blijkbaar zéér onder den indruk van het hoogst-eigenaardige van de geheele uitvoering, en hoewel zij zeide, dat zij ’t prachtig vond, ben ik nooit te weten kunnen komen, wat haar ’t meest bekoorde: de eigenaardige vorm der instrumenten of het wonderlijke geluid, dat zij voortbrachten. Prinses Henry van Battenberg en andere leden der Koninklijke familie wijdden zich in ’t begin van den middag aan de jonge Koningin, en deden wat zij konden om haar genoegen te doen, en later op den middag maakte Koningin Victoria zelve een rijtoer met Koningin Wilhelmina, en om zeven uur, begeleid door een escorte van de Second Life Guards, verlieten de Nederlandsche Koninginnen het kasteel Windsor. Aan het station Windsor vonden zij weer een extra-trein, die H. Majesteiten naar Londen terugbracht. Het was inderdaad een gedenkwaardige dag geweest, onvergetelijk voor hen, die het voorrecht genoten de ontmoeting bij te wonen van de oudste en de jongste Koningin in Europa. leder der daaropvolgende dagen was druk bezet met plannen en plechtigheden, die Hare Majesteiten van den morgen tot den avond bezighielden. Het Engelsche hof ging zeer spoedig na het korte bezoek der Nederlandsche Koninginnen naar Londen, aangezien Koningin Victoria in het begin van Mei een receptie in Buckingham-palace moest houden. Koningin Wilhelmina begroet Koningin Victoria in Hydepark. Het was aardig te zien, dat, hoewel de positie der jonge Koningin meebracht, dat zij sedert hare kindsheid had moeten deelnemen aan onderscheidene publieke plechtigheden waarbij zij dikwijls zelve het middelpunt van aller belangstelling was zij toch zoo vatbaar bleef, om van harte te kunnen genieten van de meest eenvoudige en onbeduidende vermaken, en dat dikwijls met een geestdrift, die bepaald verkwikkend was om aan te zien. In Londen zijnde, had de jonge Koningin den wensch geuit, om als een gewoon toeschouwer Koningin Victoria door Hyde Park te zien rijden, als zij naar Buckingham palace ging, en Koningin Emma droeg zorg zich met hare dochter in Hyde Park Corner te bevinden, kort voor het oogenblik, dat Koningin Victoria verwacht werd. Hoewel eenige tijd verliep, voordat de eerste voorrijder zichtbaar werd het teeken, dat de Koninklijke familie naderde was ieder oogenblik van het wachten blijkbaar even merkwaardig voor de Koningin. Men kan zich licht voorstellen de kinderlijke opgewondenheid en nieuwsgierigheid, waarmede zij den terugkeer van Engelands Koningin in de hoofdstad haars rijks gadesloeg; hoe zij er van genoot om de geestdrift en de drukte van het volk gade te slaan als een gewoon toeschouwer, en al wat er gebeurde vergeleek met wat zij zelve ondervond, als zij zich aan het Nederlandsche volk vertoonde. Het spreekt vanzelf, dat, kort nadat de Koninginnen onder de toeschouwers hadden post gevat, zij door de menigte, die voor ’t zelfde doel was samengestroomd, werd herkend. En op ’t oogenblik, dat Koningin Victoria voorbij reed, zou het moeilijk zijn geweest te zeggen, of het volk meer onder den indruk was van het terugzien van zijn eigen Koningin, of van het kaarsrechte figuurtje van de stralende, jeugdige Koningin van Nederland, naast hare Moeder in het rijtuig gezeten, en geestdriftig haar handje wuivende, om de oude Koningin te begroeten terwijl zij zelve geheel onbewust was van de belangstelling en bewondering, die zij door haar spontane geestdrift opwekte. Koningin Victoria had op de een of andere wijze vernomen, dat de jonge Koningin gaarne op de hoogte zou willen zijn van de vormen, in acht te nemen door allen, die de receptie in Buckingham Palace bijwoonden. En aangezien de hofetiquette het onmogelijk maakte zoowel voor Koningin Emma als voor Koningin Wilhelmina, om de receptie bij te wonen, had Koningin Victoria een gelukkigen inval, waardoor de jonge Koningin, zonder in de Troonzaal tegenwoordig te zijn, alles zien kon wat er gebeurde. Toen Koningin Victoria voor de receptie gekleed was en versierd met de ridderorden en de Keizerlijke kroon, die gewoonlijk bij dergelijke plechtigheden gedragen worden ontving Koningin Victoria de jonge Koningin in haar eigen kamer, vanwaar Koningin Wilhelmina, in gezelschap van eenigen der jonge Prinsessen, gebracht werd naar een kamer, die onmiddellijk grensde aan de Troonzaal. Aan de deur van deze kamer was een groote spiegel bevestigd. Door de deur onder een bepaalden hoek open te laten, kon de jonge Koningin, zelve ongezien, Koningin Victoria en de andere leden der Koninklijke familie zien binnenkomen en plaats nemen, Koningin Victoria op den troon en de anderen rondom den troon en daarna de voorstelling en den handkus van de leden der gezantschappen en hunne echtgenooten. Onnoodig te zeggen, dat het jonge meisje, ter wier eere dit geheele plan was uitgedacht, er ten zeerste van genoot. Toen het vertrek van Hare Majesteiten uit Londen was vastgesteld, was tevens, in antwoord op een verzoek van Koningin Victoria, besloten, dat het incognito, dat gedurende het geheele verblijf in Londen was bewaard, afgelegd zou worden. Zoo verlieten de Koningin Regentes en Koningin Wilhelmina haar hotel en reden in staatsie-koetsen naar het station. Een groote menigte was saamgestroomd, en gaf Haren Majesteiten een geestdriftige ovatie, zoodra zij het hotel verlieten. Op den geheelen weg tusschen het hotel en het station waren massa’s menschen op de been, die, te oordeelen naar het wuiven met hoeden en handen, en geroep van „Vaartwel komt spoedig weer terug!” de bedoeling hadden, den beiden Nederlandschen Koninginnen een hartelijk uitgeleide te doen. Een eerewacht stond opgesteld aan ’t station, waar ook de meeste leden der Koninklijke familie, die toen in de stad waren, zich verzameld hadden, om van Hare Majesteiten afscheid te nemen en haar een goede terugreis toe te wenschen. Koningin Wilhelmina moet afscheid nemen van de poppen. De poppen hadden zulk een belangrijke rol gespeeld in het leven der Koningin, dat iedere aanmaning, om ze ter zijde te zetten, steeds door de liefhebbende eigenares met kracht weersproken werd. Evenwel alle dingen hebben hun eigen tijd en gelegenheid. En zoo was er ook een eigen tijd en gelegenheid voor al Harer Majesteits ontspanning. En zoo werd besloten dat de treurige tijd was aangebroken— het is onnoodig te zeggen, zeer tegen de wenschen der Koningin om de poppen in de gedachten en overleggingen van Hare Majesteit een ondergeschikte plaats te geven en de „kinders” te vervangen door andere vormen van ontspanning. Ik kan niet verzwijgen, dat het vonnis niet voltrokken werd zonder veel verdriet aan de eene zijde en veel toegevens aan de andere zijde. De Koningin-Regentes moest hare dochter beloven, dat de poppen in de eigen kamer der Koningin behoorlijk onder dak zouden worden gebracht, en wel op zulk een wijze, dat, of zij speelde met haar lievelingen of niet, deze steeds zichtbaar zouden zijn en bij haar blijven. Dit probleem weid gemakkelijk opgelost door de Koningin-Regentes, die in een groote meubelfabriek een prachtig meubel bestelde in den vorm van een groote kast verdeeld in drie afdeelingen, geheel gevoerd met purper peluche, en gesloten door drie glazen deuren. Een met peluche overtrokken plank lag midden in iedere afdeeling en vormde zoo als ’tware twee verdiepingen, twee kamertjes boven elkander, bestemd om het duurzaam verblijf te worden van de onttroonde lievelingen. Als algemeene stelregel werd gevolgd, dat geen bijzondere voorkeur zou worden gegeven aan de eene of aan andere poppenfamilie, maar dat jongens en meisjes verdeeld zouden worden op een wijze, die een getrouwe voorstelling zou geven van hun gewone levenswijze! Het kostte allen, die er bij betrokken waren, heel wat tijd en hoofdbrekens, voordat een schikking was getroffen, die geheel aan de verwachting beantwoordde. Op de bovenste verdieping van de kast eigenlijk een soort poppenhuis bevonden zich de leerkamer, de speelkamer en de zitkamers der kinderen; op de onderste verdieping waren hunne slaap- en kleedkamers, terwijl zich hieronder verscheidene laden bevonden, bestemd voor het bewaren van al hun kledingstukken. Het geheel zag er werkelijk allerbekoorlijkst uit en was een sieraad voor de groote kamer, waarin de kast stond. Het jongste kindje van de familie was heel gemakkelijk neergelegd in zijn wiegje, waarbij onbeweeglijk zat een Zwitschersch kindermeisje, dat in opdracht had, op ’t kleintje te passen. De jongens zaten in de leerkamer, waar zij, te oordeelen naar de wijze, waarop hun leien, penhouders, potlooden en schriften in alle richtingen dooreengegooid lagen, blijkbaar meer deden aan wilde spelletjes dan aan ernstige studie. De speelkamer was vol kleine meisjes, die zich blijkbaar op minder onstuimige wijze vermaakten dan haar broertjes, terwijl op de onderste verdieping een der oudere zusters voor een beelderige toilettafel zat, 5 bezig haar hoed op te zetten op een wijze, die haar ’t beste staan zou. leder stukje speelgoed, dat voor de poppen dienst deed, was door den Koning en de Koningin zelven voor hun kind uitgekozen en in vele gevallen waren het éénige exemplaren in hun soort. Het zilveren inktpotje, de zilveren penhoudertjes en potloodjes in de leerkamer der jongens waren antieke voorwerpjes van groote waarde, het zilveren lampetkannetje en waschkommetje, evenals de vele kleine fleschjes en doosjes op de toilettafel, hadden oorspronkelijk deel uitgemaakt van het speelgoed van Koningin Anna. Vandaar, dat het mooie poppenhuis niet alleen een herinnering was aan de jaren der kindsheid, maar tevens verscheidene voorwerpen bevatte van waarde, ook van historische waarde. Hoewel het Koningin Wilhelmina bepaald verdriet deed, hare poppen ter zijde te moeten zetten, schikte zij zich spoedig in de veranderde omstandigheden, en na eenige weken was zij geheel verdiept in problemen van metaalwerk en van letterzetterij en boekdrukken. Het was met haar moeders hulp, dat de jonge Koningin de werktuigen leerde hanteeren, waarmede metaal wordt gesmeed en gebogen tot fraaie versierselen, die, met allerlei koperen sierspijkers, in de handen van een bekwaam werker zulke bewonderenswaardige navolgingen oplevert van het beroemde werk der Neurenbergsche metaalbewerkers. De Koningin krijgt een drukpers ten geschenke en geeft zelve haar eerste boek uit. Een nieuwerwetsche en compleet ingerichte drukpers, die Koningin Emma aan hare dochter ten geschenke gaf, deed bij de Koningin den wensch ontstaan dien zoovele menschen vroeger of later in hun leven koesteren om schrijfster te worden. Bovendien wenschte zij haar eigen letterkundige voortbrengselen gedrukt, ingebonden en uitgegeven te zien van uit haar eigen werkplaats en door middel van haar persoonlijken arbeid! Mij werd opgedragen al de technische bijzonderheden en het geheele samenstel van de drukpers te bestudeeren, terwijl Hare Majesteit zich verdiepte in het maken van een verhaal, het in elkander zetten en de ontknooping van verschillende verwikkelingen, en het nederschrijven van het dus gewrochte in behoorlijke taal en in goeden stijl. Het was een gewichtige tijd, die thans aanbrak. Wij leefden weken lang in een toestand van spanning en verheugden ons reeds in de verbazing en het genot van hen, die het voorrecht zouden hebben, een exemplaar van de allereerste uitgave van de eigen drukpers der Koningin te ontvangen! Ik kan mij nog levendig voorstellen de jeugdige opwinding en geestdrift, waarmede de Koningin de verschillende tooneelen en tijdperken ontwikkelde, die haar verhaal moesten doen trillen in de harten harer lezers. Zoodra wij alleen waren, spraken wij over niets anders dan over het boek in wording, en wanneer een nieuwe verwikkeling was bedacht, die beloofde bijzonderen indruk te zullen maken, placht de Koningin van haar stoel te springen en de kamer op en neer te loopen, daar het haar onmogelijk was stil te zitten terwijl de overstelpende vreugde der nieuwe vinding over haar was. Na veel overlezen en ernstige discussies, werd eindelijk het verhaal door de jeugdige uitgeefster geschikt geoordeeld voor de pers, en toen begon de eigenlijke arbeid! Mijn onhandig geknoei, mijn langzaamheid in het uitkiezen en zetten der letters, vertraagde in hooge mate den zoo gewenschten vluggen gang van het drukken. Maar toch, na zekeren tijd smaakten wij de groote voldoening keurige blaadjes gedrukt papier voort te brengen zonder fouten, met voldoende witte ruimte rondom het gedrukte en waarvan wijde rechtmatige verwachting koesterden, dat het „het werk van deskundigen” zou genoemd worden. Het verhaaltje werkelijk allerliefst bedacht en eenvoudig behandeld bevatte de geschiedenis van een Arabischen slaaf, maar aangezien het boekje niet in den handel mocht komen, en de Koningin aan niemand wie dan ook het auteursrecht wilde afstaan, moet ik alle verdere bijzonderheden aan de verbeelding mijner lezers en lezeressen overlaten. Hoe Hef het volk zijn jonge Koningin had. De liefde en aanhankelijkheid, die het Nederlandsche volk op zoo overvloedige wijze zijn jonge Koningin betoonde, klommen altijd tot een hoogtepunt op, als de Koninginnen zich* aan haar volk vertoonden en vonden dan uiting in publieke betoogingen, in welke streek of stad zij zich bevinden mochten. Een treffend voorbeeld hiervan werd een avond te Nijmegen gegeven, toen Hare Majesteiten, na een vermoeienden dag in ’s-Hertogenbosch te hebben doorgebracht, naar het hotel terugkeerden. Voor het hotel was een ontzaglijke menschenmassa vergaderd, die bij de nadering der Koninginnen, de hooge bezoeksters met hartelijk hoera-geroep begroetten. Toen Hare Majesteiten op het balkon verschenen, om haar dank te betuigen, werd het hoerageroep hoe langer hoe geestdriftiger, en weldra weerklonk het eene vaderlandsche lied na het andere. Het scheen wel, alsof de geestdrift der zangers geen einde zou nemen. De menschenmenigte groeide steeds aan, en niettegenstaande de beide Koninginnen nogmaals op het balkon verschenen, was er geen spoor of teeken, dat de huldebetooging zou gaan luwen. Het late uur en het vooruitzicht van nieuwe vermoeienis voor den volgenden dag maakten het dringend noodzakelijk voor de jonge Koningin, om een rustigen nacht door te brengen, en de Koningin-Regentes, die er natuurlijk bijzondere zorg voor droeg, dal haar kind onnoodige opwinding gespaard werd, had den gelukkigen inval, een rechtstreeksch beroep op het volk te doen, door er als ’t ware Haar bondgenoot van te maken. Na een korte beraadslaging met Harer Majesteits particulieren secretaris, ging deze naar beneden en sprak met grooten tact en vriendelijkheid het volk toe van de stoep van ’t hotel. In weinige welgekozen woorden be- dankte hij uit naam der beide Koninginnen' iedereen voor de spontane huldebetooging, die het hart van de Koningin-Regentes en van hare dochter ten diepste getroffen had, en voegde er bij, dat hij overtuigd was, dat zij allen zouden wenschen, dat Koningin Wilhelmina een goede nachtrust zou genieten, zoodat zij in staat zou zijn de vermoeienissen van den dag van morgen goed te doorstaan, en eindigde met hen in alle vriendelijkheid te vragen, thans op te houden met zingen en stilletjes naar huis te gaan. De uitwerking van dit verzoek was treffend. ledereen scheen zijn buurman te willen overtreffen in het geven van het gevraagde bewijs van liefde en toewijding, en mannen, vrouwen en kinderen, die zooeven nog zich bijna schor schreeuwden, zwegen allen, hoofd voor hoofd. In de plotselinge stilte van het late uur hoorde men een fluisteren door de menigte gaan: „Stil! Het kind is moe en moet gaan slapen laten wij naar huis toe gaan.” En terwijl deze teedere gedachte voor hun jonge Koningin alle andere wenschen voor eigen pleizier het zwijgen oplegde, ging de groote menigte schier geluidloos uiteen. Het onderwijs der Koningin wordt steeds moeilijker. De methode, door de verschillende hoogleeraren vastgesteld, om Koningin Wilhelmina les te geven in bijzondere vakken waardoor een maximum van werk afgedaan werd binnen een gegeven tijdperk was steeds 'trouw gevolgd en had zeer bevredigende resultaten opgeleverd. leder der hoogleeraren was een erkende autoriteit in zijn eigen vak, en zij hadden een bijzonderen slag om hun onderwijs niet alleen belangrijk te maken, maar ook in hooge mate aantrekkelijk. En de leerlinge, hoewel niet begaafd met de buitengemeene talenten, die menschen tot genieën stempelen, had toch een uitstekend geheugen, een helder verstand, en werkelijk pleizier in moeilijk, consciëntieus werk. Deze gelukkige saamwerking van onderwijzers en leerling moest wel een zeer bijzonder program van onderricht en studie te voorschijn roepen. Toen de Koningin dan ook haar vijftienden verjaardag naderde, was het leerprogram, dat in de Nederlandsche Koninklijke leerkamer gevolgd werd, naar alle waarschijnlijkheid hooger staand en meer omvattend dan dat van de meeste jonge meisjes van haar leeftijd. Het was een gelukkig feit, dat het jonge meisje, dat eens zelve geroepen zou zijn tot de makers der geschiedenis te behooren, voor de studie der geschiedenis eene bijzondere voorliefde had. Ten einde een onderwerp uit de geschiedenis geheel te begrijpen en meester te worden moet het worden behandeld als een onderdeel van het wereld-gebeuren, en de leerling moet er toe geleid worden te begrijpen, dat de geschiedenis van geen enkel land of volk als iets afzonderlijks kan worden behandeld. De leerling moet leeren zien, dat iedere gebeurtenis haar bijzondere plaats en beteekenis heeft als een schakel in de groote ketting, die de eeuwen verbindt. De Koningin werd nu ingeleid in de oudheden van Egypte en Perzië, en op de hoogte gebracht van de eigenaardigheden van ieder land, en wel op zulk een wijze, dat zij wel onder den indruk moest komen van de groote beteekenis er van. Prachtige photographieën en prenten, zeldzame muntstukken werden steeds aangevoerd uit de verschillende musea, waardoor meerdere bekendheid met allerlei bijzonderheden, duidelijker voorstelling van het geleerde, werd verkregen, en als gevolg hiervan meerdere belangstelling werd opgewekt. De mooie mythologie van de riviergoden en godinnen; de bekoorlijke vermenging van geschiedenis en legende, die Egypte tot zulk een vruchtbaar terrein maken voor romantische verhalen ; de volharding en het onuitputtelijk geduld zijner bewoners, waarmede zij hun reusachtige graftomben bouwden in dit alles werd Hare Majesteit ingeleid door een hoogleeraar, die in staat was de hiëroglyphen te ontcijferen, en tevens de kunst 'verstond de aandacht van zijn gehoor te boeien tot het laatste oogenblik. Grieksche kunst en beschaving; Romeinsche macht en wet; overlevering en bijgeloof; der natiën „opgaan, blinken en verzinken” ieder onderwerp voor zich gaf eindelooze gelegenheid, om er zedelijke lessen en philosophische beschouwingen uit af te leiden. En zoo geschiedde het dat, op de gewoonste en natuurlijkste wijze ter wereld langs den weg der geschiedenis de Koningin op de hoogte werd gebracht, zoo van de ernstige verantwoordelijkheid en de hooge voorrechten van het Koningschap, als van de groote kracht en beteekenis der volksvrijheden. Een groot deel van het welslagen van het plan der Koningin-Regentes voor hare dochter was zonder twijfel te danken aan het feit, dat de hoogleeraren altijd in harmonie samenwerkten, en het gewoonlijk zóó wisten te schikken, dat hun lessen betrekking hadden op dezelfde tijdperken, zoodat de eene les aan zou passen aan de andere, en bezield zou worden door dezelfde hooge bedoeling, om tot edele gedachten op te wekken. Maar hoe veel belang de Koningin ook stellen mocht in de geschiedenis der wereld, het sprak vanzelf dat de geschiedenis van haar eigen land en volk en de lotgevallen van haar eigen stamboom haar boven alles belang inboezemden, haar grootste liefde hadden en haar hoop voor de toekomst waren. Zij had reeds gedurende eenige jaren de geschiedenis van Nederland bestudeerd, maar in den herfst van 1894 veranderde het onderwijs in de geschiedenis geheel, en werd de jeugdige Koningin ingeleid tot een rijpere en meer in bijzonderheden afdalende behandeling van het onderwerp. Behalve aan nationale zeden en gebruiken, veldslagen en vredesverdragen, jaartallen en feiten, moest thans nog meerdere aandacht worden geschonken aan sociale en politieke aangelegenheden, aan de ontwikkeling der standen, der diplomatie en der vaderlandsliefde. Om gewenschte vrucht te dragen, moet het onderwijs vóór alles aantrekkelijk zijn. Het was boven allen twijfel verheven, dat het onderwijs aantrekkelijk was voor de Koningin. En zij, die het voorrecht hadden hare lessen bij te wonen, de schittering van haar oog te zien, en te luisteren naar de antwoorden, die zij gaf op de vragen harer hoogleeraren, waren hiervan dan ook ten volle overtuigd. De groote vaderlandsliefde der Koningin. Langzamerhand, maar diep en vast, wortelde zich in het hart der jonge Koningin een diepe, alles overheerschende liefde voor haar eigen vaderland, met de gedachte, dat geen persoonlijk offer voor het welzijn van dat vaderland ooit te groot zou kunnen zijn, en met den vurigen wensch, eenmaal een waardige afstammelinge van het Huis van Oranje met zijn schoone tradities te worden. Verreweg de meeste kinderen hebben de gewoonte om zich op hun eigen manier onverschillig te toonen ten opzichte van sommige genoegens, die uitgekozen worden door hun liefhebbende ouders, die toch niet ten onrechte hopen op eenig teeken van dankbaa&heid van de zijde van het kind, ten wiens behoeve het genoegen bedacht was. De Koningin maakte in haar kinderjaren geen uitzondering op dezen regel, en het was typisch om gade te slaan hoe zij gedurende de eerste jaren van haar reizen in het buitenland schijnbaar volstrekt onverschillig was voor alle natuurschoon, dat haar omringde. Wanneer zij, op zulk een reis, iemand de grootschheid van het berglandschap, de wondere kleureffecten der hooggelegen meren, de geheimzinnige schaduwen der dichte wouden, of de bekoorlijkheid van een groote rivier, als een lint zich slingerend tusschen bloeiende landstreken, hoorde roemen, wendde zij altijd weer het bewonderde landschap den rug toe, en zette zulk een onverschillig gezicht, alsof noch het landschap noch de loftuitingen ook maar den allerminsten indruk op haar gemaakt hadden. Koningin Wilhelmina heeft heel wat plagerijen moeten verduren voor deze blijkbaar opzettelijk voor deze gelegenheden aangenomen houding en gelaatsuitdrukking. Zij deed dit, naar ik stellig geloof, uit de kinderlijke overtuiging, dat iedere uiting van geestdrift of bewondering voor de schoonheid van een landschap gelegen buiten de grenzen van haar eigen land, een bewijs van ontrouw zou zijn jegens haar eigen Vaderland, dat zij zoo hartstochtelijk liefhad. Dit alles veranderde echter, toen de Koningin de jaren bereikte waarin zij, onder leiding van een harer hoogleeraren, werd ingeleid in het volle begrip van de wondere schoonheid en macht der natuur. Qraphische voorstellingen en mooie platen van bergen en heuvels, ingezonken dalen, kustvormen, gletschers, rotsen en afgronden, een nieuw veld van studie. En haar verbeelding werd te hulp geroepen door levendige beschrijvingen van de ontzagwekkende stilte der bevroren Poolstreken en de geweldige werkingen van vulkanen. En daar Koningin Wilhelmina woonde in een land van de zee, dat meer dan één offer had moeten brengen aan de meedoogenlooze golven, werd het noodzakelijk geacht, dat Hare Majesteit goed op de hoogte zou komen van de verwoestende en opbouwende machten van eb en vloed; het beschermen en het aanwinnen van land door den aanleg en het onderhoud van sterke zeedijken, en het aanplanten van helm in de duinen, waardoor de zandverstuivingen worden tegengegaan. En aangezien al deze nieuwe vakken van onderwijs werden gerugsteund door verschillende statistieken van allerlei landen, en onderlinge vergelijkingen van hun welvaart op sociaal en handelsgebied, werden voor de gedachte der Koningin geheel nieuwe gezichtseinders ontsloten en een geheel nieuw genot in hare reizen. Nog interessanter werden Harer Majesteits studiën, toen in het begin van den zomer van 1895 een aanvang werd gemaakt met een allerbelangrijksten cursus in natuurkunde, waarvoor de Koningin-Regentes een speciale kamer liet inrichten, waarin op geheel veilige wijze, allerlei wetenschappelijke proeven konden genomen worden. Dat de kamer bestemd was voor ernstig werk, bleek uit den eenvoudigen planken vloer, de witte muren en bijzonder practische blinden en luiken. Een lange, grenenhouten tafel, waarop verscheidene pijpen, branders en andere benoodigdheden stonden, zooals die in wetenschappelijke laboratoria gebruikt worden; schermen van spiegelglas, waarachter de proeven moesten genomen; planken en kasten gevuld met allerlei soort flesschen, kommen en glazen al deze zaken maakten, dat de kamer er zeer ernstig en wetenschappelijk uitzag. Een electrische batterij werd in orde gebracht en een telegraphische verbinding gemaakt met een poststation op eenigen afstand, zoodat het theoretisch onderricht kon worden aangevuld door practische proeven. Ik vond het altijd zoo jammer, dat Koningin Wil helmina en ik de eenige personen waren, die het genoegen hadden naar deze heerlijke lessen te luisteren, en al de proeven bij te wonen, die met warmte, lucht en electriciteit genomen werden. Koningin Wilhelmina heeft geen aanleg voor muziek, maar wel voor teekenen. Men moet geen oogenblik meenen, dat de beoefening der zoogenaamde schoone kunsten of de studie der vreemde talen, bij het overige onderwijs ten achter stond. De Nederlanders hebben een bijzondere gave voor het aanleeren en spreken van vreemde talen en de jonge Koningin deelde in dit opzicht de gave harer landgenooten; maar in zonderlinge tegenstelling hiermede kon Hare Majesteit, hoewel zij zeer gemakkelijk verschillende stembuigingen en taal-accenten kon nadoen, in haar jeugd onmogelijk wijs houden en miste zij alle gevoel voor muziek. Zoo erg was dit, dat zij, op haar dringend verzoek, na haar veertienden verjaardag had opgehouden muzieklessen te nemen. Alleen behield zij een groote voorliefde voor militaire muziek, en verklaarde dikwijls lachend, dat de eenige wijs, die zij ooit herkende, was het Nederlandsche Volkslied, het Wilhelmus van Nassouwe natuurlijk een sterk overdreven bewering! Maar hiertegenover stond, dat de Koningin een bijzonder talent had voor teekenen. De ontwikkeling van dit talent was een onuitputtelijke bron van genot en ontspanning. Ik herinner mij nog levendig, hoe Hare Majesteit, toen zij nog maar een klein meisje was, uit de ramen van het paleis te Amsterdam placht te kijken naar de wacht te paard en poogde ruwe schetsen te maken van den huzaar of van het paard, in zonderling moeilijke en zeer verkorte houdingen. Hoewel Hare Majesteit naar de natuur teekende, ’t zij stilleven of dieren, gaf zij de voorkeur aan het teekenen van dieren, en wijdde een groot deel van haar vrijen tijd, om studies te maken van haar eigen paarden, ponies en honden. Gedurende haar verblijf in Londen trof haar ten zeerste het eigenaardige van het paard der hansoms en van zijn tuig, en het was bepaald bewonderenswaardig, zoo goed als zij de verschillende bewegingen weergaf. Een andere uiting van dezen artistieken aanleg was haar groote handigheid door haar kennis van de vormen der natuur om origineele teekeningen voor al haar eigen borduurwerk te maken. Koningin Wilhelmina bezoekt ieder deel van haar land. De studies der jonge Koningin werden nu alleen onderbroken door haar bezoeken aan die provincies, die nog niet de eer hadden genoten Hare Majesteit te ontvangen. En het was de uitdrukkelijke wensch der Koningin-Regentes, dat de toekomstige Koningin niet alleen iedere provincie zou leeren kennen, maar ook de verschillende industrieën en de onderscheiden historische overblijfselen zelve in oogenschouw zou nemen. In de eene provincie bezocht de jonge Koningin de voornaamste fabrieken en in eene andere provincie organiseerde men historische optochten ter harereere, die de historische tradities der provincie aanschouwelijk voorstelden. Koningin Wüheltnina wordt voorbereid voor het doen harer Belijdenis. De Koningin-Regentes had bepaald, dat Hare Dochter openbare belijdenis des geloofs zou afleggen in het najaar van 1896, en aangezien in Nederland aan deze gebeurtenis een degelijke en langdurige studie pleegt vooraf te gaan, werd ook tijdig met het godsdienstig onderricht der jonge Koningin begonnen. De Hofkapelaan *) kwam eenmaal in de week op het Loo, ten einde de Koningin onderwijs te geven in kerkhistorie en Bijbelsche geschiedenis, en, als een echte Moeder, die het godsdienstonderwijs van haar kind bij wilde wonen, droeg de Koningin-Regentes zorg, altijd tegenwoordig te zijn bij deze lessen en nam geheel de verantwoordelijkheid voor dit deel van de opvoeding der Koningin op zich. Ook dit onderwijs als voorbereiding voor zoo gewichtige gebeurtenis versterkte wederom den hechten band, die reeds bestond tusschen de jonge Koningin en haar volk. Het was, alsof de Koningin het persoonlijk eigendom der natie was. En deze zelfde gevoelens van aanhankelijkheid en trouw, die het volk de Koningin in haar jonge jaren „het Kind van Staat” hadden doen noemen, werden nu eveneens openbaar in de algemeene belangstelling, waarmee door alle rangen en standen werd medegeleefd de voorbereiding van de Koningin voor hare openbare belijdenis. Dit tijdperk kenmerkte zich door onthouding van deelname aan publieke plechtigheden behoudens 9 Ds. J. J. van der Flier. (Vert.) enkele zeer zeldzame uitzonderingen terwijl de Koningin haar tijd hoofdzakelijk bleef besteden voor haar studie, en voorts veel beweging bleef nemen in de buitenlucht. Het Hof begaf zich naar den Haag eenige dagen voordat de Koningin haar belijdenis aflegde, voor welke plechtige gebeurtenis de vier en twintigste October bestemd was. Deze plechtigheid greep echter niet plaats in de kerk, zooals bij gewone lidmaten geschiedt, maar op het paleis in de tegenwoordigheid derKoningin-Regentes en een klein gezelschap. Al de leden der hofhouding, de Ministers en de bijzondere vrienden en vriendinnen van Hare Majesteiten waren uitgenoodigd tot deze plechtigheid, die plaats greep in het Koninklijk paleis op het Woordeinde, in een van de groote ontvangzalen, die voor deze plechtigheid als kapel was ingericht. De dienst, geleid door ds. van der Flier, werd gekenmerkt door groote plechtigheid en grooten eenvoud. De predikant, die tot tekst gekozen had het tiende vers van het tweede hoofdstuk der Openbaringen; „Wees getrouw tot den dood, en ik zal u geven de kroon des levens”, hield een zeer indrukwekkende rede, waarin hij sprak over de groote voorrechten van het lidmaatschap der kerk en de hooge verantwoordelijkheid, die rust op hen, die geroepen zijn hun land te regeeren. In een zeer eenvoudig, wit zijden kleed zag de Koningin er uit als de verpersoonlijking van jonkvrouwelijke waardigheid. Mijn taak bij de Koningin is geëindigd. Thans was wederom een tijdperk van het gewone leven in de leerkamer der Koningin afgesloten, en hoewel een program was opgemaakt voor verder onderricht in de organisatie van land- en zeemacht en het bestuur van Nederlandsch Oost-lndië, zoo was toch de tijd, die nog verloopen moest tot de Koningin meerderjarig was, meer bestemd om Hare Majesteit te oefenen in het bevelen geven dan bevelen op te volgen en voorts in haar te ontwikkelen dat zelfvertrouwen, dat haar helpen zou bij het nemen van besluiten en het vellen van een oordeel, zoodra het oogenblik zou aanbreken, dat zij geheel en al zelfstandig zou zijn. Onder zulke omstandigheden, en ten einde dit laatste gedeelte van het program van haar opvoeding met gewenscht gevolg ten uitvoer te brengen, werd het wenschelijk, zelfs noodzakelijk geacht, dat al degenen, die de Koningin in haar kinderjaren leiding hadden gegeven, verwijderd moesten worden. Hoewel reeds alleen de gedachte aan de scheiding van de jonge Koningin, wier opvoeding en vorming hoe langer hoe meer het alles beheerschende doel van mijn leven was geweest, mij ’t harte brak begreep ik toch maar al te goed, dat er geen andere oplossing denkbaar of mogelijk was. Mijn taak ten opzichte van Koningin Wilhelmina was afgeloopen. Mijn dankbaarheid, dat mij zulk een eervolle post als de opvoeding van Hare Majesteit was toevertrouwd, zal ik nooit onder woorden kunnen brengen evenmin als mijn groote bewondering en diepe vereering voor de Koning-Moeder.