Per nummer 40 cent Per serie (10 nrs.) f3- VAN RECHTS EN LINKS ANTI REVOLUTIONAIRE PARTIJ CHRISTELIJK HISTORISCHE UNIE ROOMSCH-KATHOLIEKE STAATSPARTIJ VRIJ LIBERALE PARTIJ LIBERALE UNIE VRIJZINNIG DEMOCRATISCHE BOND SOCIAAL DEMOCRATISCHE ARBEIDERSPARTIJ SOCIAALDEMOCRATISCHE PARTIJ SERIE I. No. 9. DOOR H. HEINEKEN—DAUM BAARN HOLLANDIA-DRUKKERIJ 1913 Het Vrouwenkiesrecht in 19)3 BERICHT Het abonnementsgeld over de loopende series onzer uitgaven is verschuldigd na verschijning vj.[L—1_i_ VAN RECHTS EN LINKS POLITIEKE WENSCHEN EN BESCHOUWINGEN Per serie van 10 nrs. (bij inteekening) f3. . Afz. nrs. f0.40 Uit het Prospectus: In deze brochuren-reeks zal aan alle politieke Partijen gelijk recht van spreken gegeven worden; vertegenwoordigers „van Rechts èn Links” zullen er hun stem doen hooren”. Reeds verschenen: No. 1. Mr. H. Verkouteren, Grondwetsherziening. No. 2. J. C. CETON, De Vakbeweging en de Politieke Strijd. No! 3! C. E. van Koetsveld, Moet de Rechtsche Coalitie in 1913 voortduren? No. 4. A. Roodhuyzen, Het Kiesrechtvraagstuk. No. 5. w. DE Jong, De Tariefwet. , No. 6. Een Anti-Revolutionair, Het Beginsel der Economie. No. 7. H. VAN Apeldoorn, Géén Samengaan met Rome! No. 8. W. P. G. HELSDINGEN, De Rechtspositie en Arbeidsvoorwaarden van Ambtenaren en Werklieden ins Rijks dienst. Bij dezelfde uitgevers is verschenen: Önze Politieke Partijen BESCHREVEN DOOR HARE EIGEN VERTEGENWOORDIGERS Per complete serie (9 nrs.) f 3.—; gebonden f 3»5°- Afzonderlijke stukken f 0.40. 1 C. E. van Koetsveld, De ChristelQk-Historische Unie. 2. Mr. P. J. Troelstra, De Sociaal-Democratische Arbeiderspartij. 3. A. Brummelkamp, De Anti-Revolutionaire Partij. 4. A. Roodhuyzen, De Liberale Unie. . ... e. Dr. A. C. A. Hoffman, De Roomsch-Katholieke Staatspartij. 6. Dr. W. C. A. Baron van Vredenburch, De Nationaal-Histonsche Partij; 7'. Mr. H. P. Marchant, De Vrljzinnig-Democratisctm Bond. 8 A. P. Staalman, De Christen-Democratische Partij. 9. Mr. Dr. J. H. W. Q ter Spill, De Vrjj-Liberale Partij. 9* IVII. Ul* ) • lA. n. Wieuwe „Holtandia^-Geschriften Dr. C. G. BOLTEN, ERFELIJKHEID EN ALCOHOLISME, f0.40 ONWETENDHEID OMTRENT DEN DUIVEL GRONDOORZAAK VAN ALLE KWAAD. Dooreen Jezuïet bewezen. f 0.40 Inde zoo beruchte moraal der Jezuïeten wordt men hier door Jezuietische bronnen zelve ingeleid. GODSDIENSTIGE OPVOEDING. Pro: Prof. L. LINDEBOOM; Contra: F. Domela Nieuwenhuis. f °-4° In deze brochure staan wel twee uiterste richtingen tegenover elkaar. Aan de eene zijde een Hoogleeraar van de Gereformeerde Theologische School te Kampen; aan de andere zijde de gewezen predikant en tegenwoordige atheïst en anarchist F. Domela Nieuwenhuis. Als openbaring van de „anti-these” is dit geschrift vooral in deze dagen voor ieder van belang. M. JOUSTRA, DE BETEEKENIS DER ZENDING, toegelicht voor Vrijzinnigen. °‘4° EEN ROOMSCH-KATHOLIEKE UNIVERSITEIT IN NEDERLAND. Pro: Dr. A. C. A. Hoffman; Contra: Prof. B. D. Eerdmans. f0.40 HET VROUWENKIESRECHT IN 1913 DOOR H. HEINEKEN—DAUM BIBLIOTHEEK UNIVERSITEIT UTRECHT 2974 576 1 Wijzen niet de artikelen in bladen en tijdschriften, waarin het vrouwenvraagstuk wordt behandeld, de meestal onpartijdige verslagen van vergaderingen en congressen, waar dit onderwerp wordt besproken, op een algeheele kentering inde appreciatie daarvan ? Hebben zelfs niet de drie verbonden politieke partijen, de Liberale Unie, de Vrijzinnig Democratische bond en de Bond van Vrije Liberalen als punt op haar programma vastgesteld: “dat de gelegenheid worde geopend om aan de vrouw het kiesrecht te verleenen?” Dit alles is waar en bewijst zeker, dat de ijverige propaganda en de voortdurende strijd der voorstanders van vrouwenkiesrecht niet vergeefsch zijn geweest; maar het beteekent niet, dat we ons doel hebben bereikt, noch dat we dit spoedig zullen bereiken. Vrouwenkiesrecht is als een rijpende vrucht, waarnaar we grijpen, maar die door ontelbare sterke mannenhanden, toebehoorende aan een machtig leger van kiezers, in onbereikbare hoogte wordt gehouden. En waar de Vrijzinnige Democraten zelve verklaren, dat zij met vrouwenkiesrecht niet bij de kiezers aan moeten komen, kunnen wij vooruit berekenen hoe onze kansen zouden staan, wanneer het algemeen mannenkiesrecht, het eerste punt van het concentratie-program, zou worden aangenomen zonder het vrouwenkiesrecht. Bij zulk een belangrijke toename van het kiezerscorps zou de vrouw zeker nog veel langduriger en harder strijd moeten Is het werkelijk nog noodig de wenschelijkheid van het vrouwenkiesrecht aan te toonen? Hebben onze negentienjarige strijd en de vooruitgang op elk gebied niet veel tegenstanders bekeerd? Is daardoor elk debat over de rechtvaardigheid van onzen eisch niet overbodig geworden? voeren om haar doel te bereiken en zou ze er veel verder van verwijderd zijn, omdat we niet kunnen aannemen dat dan in een eenigzins afzienbaren tijd, alleen ter wille van vrouwenkiesrecht, grondwetsherziening zou worden aangevraagd. We doen dus verstandig met de hand, die ons door de geconcentreerde partijen wordt toegestoken, hartelijk te drukken, maar niet ons heil van hen alleen te verwachten. We moeten zelve blijven opkomen voor onzen eisch en de rechtvaardigheid daarvan aantoonen met al de argumenten, die ons ten dienste staan; al wordt het voor de ouderen inde beweging op den duur wel wat eentonig en vernederend tevens om altijd te moeten herhalen : 1 dat de vrouwen de helft der menschheid uitmaken, dat zij dus evenveel rechten moeten hebben als de andere helft, die ze zich zelve toebedeelde en daarbij de vrouwen vergat of liever negeerde; 2°. om uit en ter na te moeten wijzen op deze onaantastbare waarheid: dat de natie, waarop de Staat berust, bestaat uit de gemeenschap van mannen en vrouwen beiden en dat dus de wetgeving de uitdrukking moet zijn van den wil van allen; dat ze dit niet is, wanneer de eene helft uitgesloten wordt van haar rechten; 3°. om het reeds zoo menigmaal geüite argument alweder te moeten aanvoeren: dat de vrouw evenals de man bijdraagt tot het vermogen van den Staat en dus hetzelfde recht moet bezitten daarvan rekenschap te mogen eischen; 4°. om den democraat te overtuigen van zijn inconsequentie, wanneer hij een staatsregeling wil handhaven, aan welker tot standkoming de meerderheid der natie niet heeft meegewerkt, van zijn zelfbedrog wanneer hij spreekt van algemeen kiesrecht en de helft der menschheid daarvan uitsluit; s°. om het superioriteitsargument, dat den man tot meerdere van de vrouw op intellectueel en moreel gebied verklaart, waarom men hem als haar aangewezen pohtieken vertegenwoordiger beschouwt, te weerleggen met deze democratische theorie: allen worden geregeerd door allen, niet door de besten, de meest ontwikkelden alleen. Het is trouwens twijfelachtig of de mannen collectief een hoogere mate van intelligentie en moraliteit vertegenwoordigen, maar het is een feit, dat de vrouwen belangen hebben, welke geving, nu zij meer en meer met het maatschappelijk leven in aanraking komen en zich stooten aan bepalingen, die geen gelijken tred hebben gehouden met de geheel veranderde economische en maatschappelijke verhoudingen. Is het niet onbegrijpelijk en bijna een anachronisme te noemen, dat in onze eeuw, waarin een algemeen streven naar sociale rechtvaardigheid de geheele maatschappij bezielt, de vrouw inde wetten, die toch in het belang van allen moeten werken, wordt achtergezet bij den man, haar bijna geen rechten en hem alle zijn toegekend ? Is het niet ongelooflijk: ) I°. dat een vrouw in deze eeuw niet getuige mag zijn bij de aangifte van geboorte en overlijden, noch bij voltrekking vaneen huwelijk, noch bij het maken vaneen testament, van notariëele akten, dus ook niet vaneen huwelijks-contract? 2 . dat de gehuwde vrouw geen volkomen rechtsgeldige overeenkomsten mag treffen behalve als werkgeefster en als arbeidster? (volgens de wet op het arbeidscontract naFebr. 1909, waarbij verondersteld wordt dat de man bewilliging heeft gegeven). 3°. Dat de gehuwde vrouw geen executrice mag zijn van testamentaire beschikkingen, behalve wanneer het ’t testament van haar man betreft? 4°. Dat zij geen erfenissen of legaten mag aanvaarden ? 5 . Dat zij, zelfs wannneer zij met huwelijksvoorwaarden is gehuwd en het vrije genot harer inkomsten heeft bedongen, deze wel mag beheeren, maar er toch niet de vrije beschikking over heeft, daar die aan haar man is voorbehouden ? 6°. Dat zij zonder toestemming van haar man geen benoeming tot voogdes of toeziende voogdes mag aanvaarden? 7 . Dat zij geen eigen nationaliteit bezit, maar behoort tot die van haar man ? Laat deze zich naturaliseeren, dan wordt ook !) Uit „Wetsartikelen en Kon. Besluiten, waarin de vrouw bij den man wordt achtergesteld”, van Mevrouw Rutgers—Hoitsema. verschillen van die der mannen: het is dus noodig dat de vrouw haar belangen zelve vertegenwoordigt. Bewijzen dat dit door den man niet naar recht en billijkheid wordt gedaan, levert ons het Wetboek te over en, waren de zeden niet veel beter dan de wetten, zoo zou het lot der vrouw ondragelijk zijn. Toch lijden een groot aantal vrouwen onder de slechte wet- zij beschouwd de nieuwe nationaliteit van haar man te hebben aangenomen. B°. Dat de weduwe met één kind of twee kinderen belasting moet betalen voor één dienstbode, de weduwnaar, al heeft hij geen kinderen, dit niet hoeft te doen? Dit zelfde geldt bij langdurige afwezigheid door ziekte en behandeling ineen inrichting. 9°. Dat de vrouw haar geheele vrijheid en onafhankelijkheid bij huwelijk verliest door Art. 161 van het 8.W., waarin haar gehoorzaamheid aan haar man wordt voorgeschreven ? (Een gevaarlijk wapen inde handen vaneen kwaadwilligen echtgenoot en een onzedelijk tevens, want „gehoorzaamheid tusschen twee vrije menschen die zich in liefde hebben vereenigd is een onzedelijkheid” 1). 10°. Dat aan de Moeder veel minder rechten zijn toegekend dan aan den Vader en dat zelfs de Kinderwetten hierin geen verbetering hebben gebracht ? 11 °. Dat alle vrouwen zonder onderscheid, de belastingplichtigen, zij, die een academischen graad verworven hebben en in ontwikkeling ver boven veel mannen staan, die wel het kiesrecht hebben, noch kiezen, noch verkozen mogen worden voor de Eerste en Tweede Kamer, voor de Provinciale Staten en voor den Gemeenteraad, voor de Kamers van Koophandel en voor Raden van Beroep ? (Deze beide laatste uitsluitingen zijn te onrechtmatiger bij de sterke toename van vrouwenarbeid op het gebied van Handel en Nijverheid). Wij zouden op nog veel meer en ook nieuwe onbillijkheden tegenover de vrouw in onze wetten kunnen wijzen, welke allen slechts deze éénige oorzaak hebben: het gemis aan stemrecht. Al onze krachten, al ons intellekt moeten dus op dit éene doel geconcentreerd worden n.1.: de kiezers ten volle te overtuigen van de wenschelijkheid, om zoo spoedig mogelijk een einde te maken aan een onrecht, dat een smet werpt op onze eeuw van moreelen en maatschappelijken vooruitgang. Wij vrouwen vragen het kiesrecht, omdat wij niet gelijk willen gesteld worden met minderjarigen, krankzinnigen, misdadigers en ontoerekenbaren, zooals in onze kieswet geschiedt. Wij, huishoudsters en moeders, opvoedsters in school en :) C. de Jong van Beek en Donk. huisgezin, intellectueel-ontwikkelden, arbeidsters op elk gebied, gehuwden en ongehuwden, wenschen medezeggingschap overal waar over ons huisgezin, onze kinderen, ons huwelijk, onzen arbeid, dus over al onze belangen wordt beschikt door Gemes;il/te en Staat, die zich steeds meer daarmee gaan bezighouden. Wij vrouwen vragen het kiesrecht, omdat onze zooveel geprezen en in het huisgezin zoo gewaardeerde deugden, als spaarzaamheid, netheid en voortvarendheid, door eeuwenlange uitsluitend en alleen veroorloofde beoefening tot specialiteiten ontwikkeld, ook aan de huishouding van Staat en Gemeente ten goede behooren te komen. Indien wij medezeggingschap hadden, zouden wij zeker medewerken om te verhinderen, dat door Regeering en Gemeentebesturen zoo menigmaal aan kleinigheden ongelooflijk hooge sommen worden besteed :). Dergelijke uitgaven komen geregeld voor, en vormen op den duur een kapitaal, waaraan ook de vrouw bijdraagt en waarvan zij dus met het volste recht rekenschap mag vragen. Zij zou, nu men haar dit niet toestaat, met evenveel recht kunnen weigeren haar belasting te betalen, zooals trouwens reeds m Engeland en Schotland als protest door vrouwen werd gedaan. Wie . Gemeente- noch Staatsrechten bezit, heeft ook geen verplichtingen tegenover beiden. Het in praktijk brengen van deze theorie moge revolutionair heeten, het is toch een logische gevolgtrekking van het gemis aan burgerschapsrechten. Met het niet toekennen daarvan aan de vrouw bewijzen Staat en Gemeente haar ook niet te erkennen als medeburgeres en is het dus een groote onbillijkheid van haar te eischen, dat zij voldoet aan dezelfde plichten, die den kiezers worden opgelegd. Wij vrouwen vragen het kiesrecht inde eerste plaats aan de democratische partijen, omdat hun eisch is: algemeen kiesrecht; maar wij verlangen van hen, dat zij uitbreiding van het mannenkiesrecht niet zullen aanvaarden, alvorens het kiesrecht in welken vorm dan ook "), aan de vrouw is verleend. Alle politieke partijen zijn reeds in Gemeente en Parlement vertegenwoordigd, terwijl onze geheele sexe werd uitgesloten, ank zij de inlassching van het bijvoegelijk naamwoord „mannelijk” ) B.v. als voor het wasschen van gordijnen in gemeente-gebouwen. ,' rechtvaardigste en meest demokratische, ook het eenvoudigste als oplossing achten zij het Algemeen Kiesrecht voor mannen en vrouwen beiden. in Art. 80 van de Grondwet. Wie het dus eerlijk en oprecht meent met het vrouwenkiesrecht, volge het rechtvaardige voorbeeld van de „Labourpartij” in Engeland en late het opheffen van den sexe-slagboom inde Grondwet gaan voor alles. Wij vrouwen vragen het kiesrecht, omdat wi] in aard en wezen te zeer van den man verschillen om met de vertegenwoordiging van onze belangen, door hem alleen, genoegen te kunnen nemen. Wij beschouwen ons zelve niet als de meerderen doch evenmin als de minderen van den man; wij zijn niet gelijksoortig, maar gelijkwaardig aan hem, en mogen gerust beweren, dat zelfs zeer vele vrouwen intellectueel en moreel ver boven vele kiezers staan. Want immers niet alle mannen, die het kiesrecht bezitten, zijn superieur in ontwikkeling en bezitten zedelijk evenwicht, evenmin als alle vrouwen. Deze behoeven daarom ook niet allen te voldoen aan onredelijk ideale eischen, om in het bezit te komen van het stembiljet. Waarom is de man dan zoo spoedig tevreden gesteld, wanneer het kiezerskwaliteiten betreft van zijn eigen sexe, en waarom is hij voor de vrouw zoo buitengewoon veeleischend, zoodra haar hoedanigheden en intellect voor de kiezersfunctie door hem op een weegschaal worden gelegd ? Dat deze nooit het evenwichtsstandpunt kan bereiken, wanneer zich op de andere schaal de mannelijke superioriteit bevindt, wordt veroorzaakt door het feit, dat de man daar een groote dosis vooroordeel en eigendunk aan toevoegt. Op deze wijze worden wij vrouwen gewogen en te licht bevonden, wat echter een lichtzijde heeft inde twee beteekenissen van het woord, daar het kunstmatig aangebrachte zwaarder gewicht de schaal der vrouw deed stijgen, d. w. z. dat de onderdrukking van het zwakke geslacht haar sluimerende krachten deed ontwaken ineen richting, die naar hoogere idealen streeft, dan de eenzijdige suprematie van den man in haar kon opwekken; want niets werkt op den duur demoraliseerender dan overheersching, die zelfzucht kweekt en voornamelijk eigen materieele belangen doet behartigen ten koste der uitgeslotenen of onderdrukten. Dit hebben ook de arbeiders ondervonden, toen zij nog geen kiesrecht bezaten. Ook zij werden onderdrukt en ook zij ontwaakten en eischten betere levensomstandigheden, meer lucht, meer licht en meer rechten, waarop alle menschen inde maatschappij recht hebben. Eerst na een georganiseerd streven konden meerdere mannen kan toelaten, maarde vrouw beslist uitsluit, en volgens de laatste grondwetsherziening blijft uitsluiten. Deze arbitraire handhaving vaneen verouderd standpunt gaf aan de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht aanleiding tot het beleggen vaneen protestmeeting op 4 Mei jl. te ’s Gravenhage, waar vier politieke partijen door sprekers waren vertegenwoordigd; drie der Concentratie en de Sociaal-Democratische partij. Ongeveer drie duizend personen, waarvan een groote meerderheid vrouwen, woonde deze uitstekend geslaagde bijeenkomst bij, om, zooals de Presidente zeide: „aan de Regeering te laten zien, dat de vrouwen het kiesrecht begeeren en verdienen en dat zij dit wapen ter zelfverdediging voor zich opeischen”. Daar, in die reusachtige zaal vol vrouwen, bleek het hoe zij allen, vol geestdrift bezield voor haar zaak, volkomen bewust waren van de macht, die het stembiljet haar zal kunnen verleenen om mede te werken aan de opheffing van zooveel misstanden inde maatschappij. Daar werd bewezen, dat de vrouwen niet, zooals Minister Heemskerk zeide: „nog stil zijn en geen vrouwenkiesrecht begeeren, en men dus voorzichtig moet zijn, om als de uiting van de vrouwen aan te nemende uitmg van de enkele vrouwen, die zich voor de zaak interesseeren . (N.B. Ruim twintigduizend vrouwen zijn leden van Vereeniging en Bond voor Vrouwenkiesrecht en nemen dagelijks in aantal toe). Henriette Goudsmit noemde op de protestvergadering deze verklaring van den minister terecht: „een provocatie, die in een ander land als het onze allicht ernstige gevolgen zou hebben . Alleen wie uit verstokt conservatisme of uit kwaadwilligheid zich blind en doof houdt voor den strijd van duizende vrouwen in ons land, kan in deze tijden durven volhouden, dat slechts enkele vrouwen het kiesrecht wenschen. Degene, die onbevooroordeeld de geheele vrouwenbeweging, speciaal ook op het gebied van vrouwenarbeid, bestudeert, zal tot de tegenover- zi] vereemgd bereiken, wat zij inde allereerste plaats wenschten, nl.: vertegenwoordiging in Staat en Gemeente, en bewezen zij daarmee, dat ook zij begrepen, hoe het stembiljet een eerste conditie is ter verkrijging van betere levensvoorwaarden. Wij vrouwen werken, op dezelfde wijze vereenigd, voor een véél moeilijker te bereiken doel, daar Art. 80 van de Grondwet bij elke voorkomende uitbreiding van het kiezerscorps wel gestelde conclusie komen en zelfs moeten toegeven, dat thans veel meer vrouwen rijp zijn voor het kiesrecht dan de mannen het waren, toen het aan hen werd verleend. Waar wij onze argumenten vóór ons standpunt aanvoerden, willen wij daartegenover die van onze tegenstanders eveneens vermelden en ze op de reeds bekende gronden bestrijden, omdat wij bij ondervinding weten dat een waarheid nooit dikwijls genoeg kan worden herhaald, wil men met éénig succes tegen het vooroordeel te velde trekken. Wij maken ons geen illusie omtrent de mogelijkheid nieuwe gezichtspunten te kunnen openen op het gebied van vrouwenkiesrecht, maar wij willen trachten het vóór en tegen zoo kort en duidelijk mogelijk saam te vatten inde hoop dat wij mogen slagen vele tegenstanders en weifelenden te overtuigen van de rechtvaardigheid van onzen eisch, in elk geval hun belangstelling daarvoor op te wekken. Onder de argumenten, die tegen het vrouwenkiesrecht worden aangevoerd is eender meest gehoorden: De vrouw verschilt in karakter en aanleg, in aard zoozeer van den man, dat ze daardoor reeds ongeschikt is om het kiesrecht uitte oefenen. Als dit verschil in werkelijkheid bestaat, wat wij gaarne toegeven, zou het juist een argument zijn vóór de wenschelijkheid om bij de regeling van wetten en bepalingen in het belang van beide zoozeer van elkaar verschillende sexen, ook aan den vrouwelijken aard gelegenheid tot uiting te geven ]). Daarenboven wordt voor de -vertegenwoordiging van mannen en vrouwen beide door één sexe alleen een bovenmenschelijke objectiviteit vereischt, wil men eenige zekerheid hebben dat beider belangen, die zóózeer van elkaar verschillen, even goed worden behartigd. En deze objectiviteit, die de tegenstander aan de vrouw ontzegt en waarom hij haar ook al niet geschikt acht voor het kiesrecht, zoekt men immers te vergeefs inde wetten en in alle verdere bepalingen, waarbij de belangen en rechten der vrouw in het spel zijn, en die door mannen alleen zijn gemaakt 2). Een ander zeer populair argument tegen vrouwenkiesrecht is: dat de vrouw op wetenschappelijk en artistiek gebied zelden iets belangrijks heeft voortgebracht. Alsof zooiets vereischt wordt voor het uitoefenen van het x) Zie blz. 8 al. 5.2) Zie blz. sen 6. kiesrecht! Men zou eer kunnen veronderstellen dat Beethoven, Rembrandt, Nietzsche en Dante veel beter componist, schilder, wijsgeer en dichter waren dan kiezer zouden zijn geweest. Gewoon gezond verstand en belangstelling in openbare zaken en gemeenschappelijke belangen zijnde voornaamste vereischten voor de uitoefening van het kiesrecht en mag men bij een groot aantal vrouwen van deze eeuw zeker wel aanwezig achten, al kunnen wij ook de meerderheid niet algemeen intellectueel ontwikkeld noemen. Maar, is dat dan bij den man wel het geval? Zijnde meeste kiezers zoo superieur, zóó wetenschappelijk, zóó begaafd? *). Wij meenen dat overal en altijd het intellect, de begaafdheid te vinden zijn bij de minderheid, hoewel wij ons inde toekomst een veel beter algemeen ontwikkelde maatschappij kunnen denken, wanneer ook de vrouw in volle vrijheid, d. w. z. met gelijk recht als de man, daaraan zal kunnen meewerken. Wij mogen zonder te groot zelfvertrouwen deze verwachting neerschrijven, daar nu reeds in ons land en overal elders de kiesrechtstrijdsters zooveel het in haar macht staat, alles in het werk stellen om de belangstelling voor openbare belangen bij de vrouwen op te wekken en haar gezichtskring te verruimen. Dat het verleden bij lange na niet op zooveel uitmuntende vrouwen als mannen kan wijzen, wordt hierdoor verklaard dat de eeuwenlange vrijheidsbeperking, die op haar werd toegepast bij de ontwikkeling van haar persoonlijkheid, van haar intellectueele en artistieke gaven, ook het gevolg moest hebben dat haar intellect en haar talenten zeldzamer naar voren traden dan bij den man. Een scheppingsdrang, die stuit op wetten en traditie, moet al zeer groot en sterk zijn, ja, aan het geniale grenzen, wil die tot buitengewone uitingen komen. Dat grootere vrijheid en meerdere gelegenheid tot ontwikkeling voor de vrouwen ook haar gaven tot een hoog standpunt kunnen brengen, bewijzen een Dr. v. Tussenbroek, een Cornelie van Oosterzee, een Therese v. Duyl—Schwartze, een Henriette Roland Holst, een Mevrouw Simon—Mees en nog zooveel anderen, op velerlei gebied uitmuntend, in ons land alleen; terwijl het buitenland even zulke voorbeelden kan aantoonen. Eemge vreesaanjagende argumenten speelt de tegenstander 'J Zie blz. 8 al. 12. tegen het vrouwenkiesrecht uit, door te beweren dat het den sexestrijd zou doen ontstaan en den vrede in het gezin zou verstoren. Wat het eerste betreft: de rechteloosheid der vrouw had tot natuurlijk gevolg hare economische afhankelijkheid, eender voornaamste oorzaken van den sexestrijd. Het misbruik, dat voortdurend en op elk gebied van de afhankelijke positie der vrouw wordt gemaakt, het mindere loon voor arbeid gelijk aan dien van den man, het niet mogen beschikken der gehuwde vrouw over haar eigen vermogen met al de daaruit voortspruitende onbillijkheden, aan dit alles kan alleen een eind worden gemaakt, wanneer de vrouw het actieve en passieve parlementair en gemeentelijk kiesrecht kan uitoefenen. Zoolang dit recht haar niet wordt toegekend, zal de sexestrijd blijven bestaan en toenemen in intensiteit, dank zij wetsontwerpen als in zake ontslag bij huwelijk van vrouwelijke Rijksambtenaren en onderwijzeressen bij het Openbaar lager onderwijs of zoogenaamde beschermende wetten op vrouwenarbeid alleen, waarbij de vrouw in naam van de menschlievendheid uit haar werk wordt gestooten en prijsgegeven aan armoede en prostitutie, somtijds haar éénige toevlucht om niet van honger om te komen. Wij Feministen zien verder dan degenen, die de schoonste verwachtingen koesteren van die zoo hoog geprezen bescherming der vrouw inden arbeid en zullen ons met kracht blijven verzetten, zoolang die beschermende wetten alleen vrouwenarbeid betreffen, maar ze van harte toejuichen indien ze ook tot de mannen worden uitgestrekt op elk gebied en in elke industrie, waar beide sexen werkzaam zijn, wat alleen een eerl ij k e concurrentie kan doen ontstaan. Het tweede vreesaanjagende argument: dat de vrede bij politiek meeningverschil tusschen echtgenooten eventueel zou worden verstoord door het vrouwenkiesrecht is een bewering, waarbij we het verband tusschen het eerste en het laatste niet kunnen vinden. Ook thans zou er tusschen man en vrouw verschil van meening kunnen ontstaan overeen wetsontwerp, een verkiezingskandidaat of ander politiek punt. We kennen genoeg vrouwen, die in dergelijke onderwerpen belang stellen en er een vaste overtuiging op na houden. Als deze nu volgens onze tegenstanders zoo vast en zeker daarover moeten twisten met haar echtgenooten, waarom zouden ze dan geduldig daarmee wachten tot het vrouwenkiesrecht er is ? Wanneer er verwijdering zou kunnen ontstaan tusschen echtgenooten alléén door politieke meeningverschillen, is dat een bewijs dat de sympathie in denkwijze en karakter reeds vóór hun huwelijk ontbrak en zeer zeker ook aanleiding zal geven tot meerdere onaangename gedachtenwisseling, ook over andere onderwerpen. Tusschen man en vrouw moet in hoofdzaak overeenstemming heerschen in beginselen en opvattingen. Evenzeer als bij een huwelijk van weerskanten acht wordt geslagen op eenheid in Godsdienstovertuiging, zoo zal ook zeer zeker door echtgenooten zooveel mogelijk gestreefd worden naar politieke overeenstemming. En mocht er zich een enkele maal een ernstig meeningverschil voordoen, op welk gebied dan ook, zoo is ineen vereemging van twee menschen, aangegaan op een gezonde basis, eerbiediging van eikaars individualiteit een eerste vereischte. De opoffering vaneen overtuiging dooreen van beiden, alleen ter wille van den vrede, is een zwakheid, die tot karakterloosheid leidt. lets anders is, wanneer de ééne partij de andere met haar argumenten tot haar zienswijze overhaalt, wat evengoed voorkomt onder mannen onderling of bij een man en een vrouw, die in geen relatie tot elkaar staan. Tot voor korten tijd gelukte dit gewoonlijk meer aan den man dan aan de vrouw, daar hij, door zijn meerdere ontwikkeling en deelname aan het sociale leven, zijn beter inzicht en zijn meerdere ondervinding op haar vóór had; maar, waar nu vele vrouwen zelve inde maatschappij een plaats innemen, die haar zelfstandigheid ontwikkelde, durven deze evenzeer als de mannen voor haar overtuiging opkomen en slagen ze er menigmaal in die door haar omgeving te doen deelen. Dat bewijzen: het ontstaan van den Mannenbond voor Vrouwenkiesrecht en het programma der Concentratie, waarbij men toch zeker den invloed van de vrouwelijke kiesrechtstrijdsters niet zal ontkennen. De bewering, die vooral in Christelijke kringen wordt gehoord: dat de man aangewezen zou zijn in het huwelijk de vrouw buiten het gezin te vertegenwoordigen, niet omdat hij haar meerdere is, maar omdat, waar beiden elkaar aanvullen en samen een eenheid vormen, de man door zijn geaardheid het best er voor geschikt is, kunnen we met eene kleine wijziging, door het is in waste veranderen, bij de verouderde argumenten opbergen. De vertegenwoordiging van de vrouw door den man naar buiten was alleen rationeel, zoolang de vrouw haar werkkring zocht en vond binnen de wanden van haar huis; nu zij door economische en andere oorzaken gedwongen werd naar buiten te treden, zijnde verhoudingen geheel veranderd en moet ook zij haar belangen naar buiten zelve vertegenwoordigen. Man en vrouw zijn niet één maar twee individuen, immers geheel verschillend in aard, zooals de tegenstander zelf verklaart; zij kunnen dus onmogelijk in alle opzichten dezelfde eischen en behoeften hebben, en we herhalen: het is bewezen dat de eene sexe niet voldoende objectiviteit en belangeloosheid bezit om de andere geheel naar recht en billijkheid te kunnen vertegenwoordigen. Een ander schoonschijnend argument, dat aller harten verteedert en vrouwen zoowel als mannen onweerlegbaar toeschijnt, is het volgende: de plaats der vrouw is in haar gezin; haar plichten als huisvrouw en moeder gaan vóór alles. De meerderheid der echtgenooten en moeders zal dit gaarne toegeven, maar dat de eisch van het vrouwenkiesrecht niet met dit principe in conflikt komt, bewijst het groote en steeds toenemende aantal gehuwde vrouwen en moeders onder de leden van de Vereeniging en Bond voor vrouwenkiesrecht. Zij begrijpen dat, hoe meerde moeders op de hoogte komen van het groote belang, dat juist zij en haar kinderen hebben bij eene betere wetgeving, hoe meer zij leeren belangstellen inde groote maatschappelijke vraagstukken, waarbij thans elk individu is betrokken, zooveel te beter zij voor haar taak van opvoedster berekend zullen zijn. Het bewuste moederschap is thans bij vele vrouwen inde plaats gekomen voor de moederlijke intuïtie van weleer. De gehuwde vrouw en moeder, die zich op juiste wijze rekenschap geeft van haar ernstige en omvangrijke moreele taak in het gezin, is verplicht ook belang te stellen in wat daar buiten gebeurt. Haar dochters blijven tegenwoordig evenmin als haar zoons werkeloos thuiszitten; ze zoeken en vinden beiden inde maatschappij een nuttigen werkkring. De huiselijke bezigheden, we weten het immers allen, zijn tot een minimum gereduceerd, dank zij de fabriek, die zich langzamerhand daarvan meester maakte en alles kant en klaar thuis bezorgt tegen een prijs, waarmee die van het „thuis ge- De vrouwen zijn ontwaakt; zij hebben leeren begrijpen dat zij haar capaciteiten kunnen ontwikkelen en mogen wijden aan gezin en maatschappij beiden, dat ze juist, door haar ruimer arbeidsveld, zooveel nuttiger en als een gevolg daarvan ook gelukkiger kunnen zijn. De vrouw van heden heeft vertrouwen en achting voor eigen werkkracht gekregen, wat tevens hare eigenwaarde heeft verhoogd. Het vroegere ideaal, dat zijn ontstaan te danken had aan conventie en traditie, wordt steeds zeldzamer, omdat het heeft uitgediend. In elke eeuw ziet men immers langzamerhand den mensch, zoowel man als vrouw, tot een nieuw type zich ontwikkelen, zich aanpassend aan veranderde levensomstandigheden en aldus de lijnen van den onverbiddelijken voortgang der evolutie volgend. Evenmin als men in deze eeuw het gebruik van stoom en electriciteit zou willen of kunnen verbieden, of de slavernij weer invoeren, pijnbanken en brandstapels in eer herstellen, evenmin kan men aan de vrouwen de verouderde idealen opdringen. Geen tegenstand inden vorm van conservatieve wetten, of andere arbitraire maatregelen, noch Bonden tegen Vrouwenkiesrecht, kan den maatschappelijken vooruitgang beletten, misschien slechts remmen; ofschoon dit volgens menschelijke berekening nooit uitte maken is. Elke hervorming komt op haar tijd, dikwijls zelfs onverwacht. Waarom we dan niet rustig afwachten wat de toekomst ons brengen zal? Omdat we niet kunnen en niet mogen berusten ineen onrecht, dat bij de denkende vrouw van heden een diepgaand gevoel van vernedering opwekt. Wij, Nederlandsche vrouwen van 1913, protesteeren nog krachtiger dan te voren tegen een staat van minderwaardige afhankelijkheid ineen land, waar het geheele volk thans hare nationale onafhankelijkheid met trots en vreugde *) Zie de rede uitgesproken door Dr. Catharine van Tussenbroek op de Nat. Tentoonstelling van Vrouwen Arbeid in 1898 te ’s Gravenhage. maakte” niet kan concureeren. De dochters nu nog willen terugdwingen tot de functie van „hulp inde huishouding”, zou zijn: ze noodzaken tot een leven van niets doen en den treurigen toestand bij veel meisjes weer in ’t leven roepen van weleer, toen „een te kort aan levensenergie bij onze jonge vrouwen en meisjes” *) een chronisch voorkomend verschijnsel was. Wij zijn nu gelukkig die crisis te boven. herdenkt. Wat geeft ons die zoo geprezen vrijheid als natie, wanneer we nog moeten opkomen voor onze eigen vrijheid als vrouw, als moeder en als burgeres? Zoolang het vrouwenkiesrecht nog niet is ingevoerd zullen de voorstandsters daarvan blijven strijden, betoogen, pal staan voor haar zaak. Zonder strijd komt geen vooruitgang; deze is onafscheidelijk het gevolg van het andere, want strijd is de stuwkracht van den vooruitgang. Een andere reden, waarom men ons het kiesrecht niet zou willen toekennen, is het feit dat de meerderheid der vrouwen dit niet verlangt, dat het geen uitgesproken volkswensch is. Dit mag nooit een reden zijn om een hervorming niet in te voeren daar deze meestal tot stand komt dank zij den strijd en het initiatief vaneen minderheid, van de krachtigste en denkende elementen. Ware trouwens bovengenoemd argument juist, dan had de Regeering nooit de leerplichtwet ingevoerd, daar men deze evenmin een uitgesproken volkswensch kon noemen, vooral niet ten tijde der invoering. Het zoo menigmaal aangehaalde gebrek aan belangstelling bij de vrouwen, waar ’t het vrouwenkiesrecht betreft, begint trouwens langzamerhand plaatste maken voor meer inzicht in het groote belang dat haar positie in huis en daarbuiten, in het gezin en op maatschappelijk terrein, bij haar politieke ontvoogding heeft. Dit bewijst de enorme toename, vooral inde laatste jaren, der voorstandsters inde Nationale zoowel als inde Internationale beweging. Waar we in onze beschouwing over het „Vrouwenkiesrecht in 1913” ook een overzicht willen geven van de Internationale beweging, mogen wij zeer zeker de militante actie der Suffragettes in Engeland niet onvermeld laten, vooral ook om den schijn te vermijden uit struisvogelpolitiek de taktiek van buitenlandsche strijdsters, voor hetzelfde doel, te negeeren. Wij willen juist tegenover de algemeene beoordeeling betreffende het optreden der „Women’s Social and Political Union” trachten een ander en naar ons inzien billijker standpunt in te nemen, door namelijk ons definitief oordeel uitte stellen tot later, wanneer het opzwiepen der vijandige pers zal hebben opgehouden en daarmee het beïnvloeden der publieke opinie; wanneer ook de lokale uiting vaneen groep rebellisch geworden vrouwen zal hebben bewezen wel of niet een groote factor te zijn geweest ter bereiking van het vrouwenkiesrecht in Engeland. Waar onlangs inde Eerste Kamer van Nederland dooreen voorstander van rechtsche zijde werd gezegd: „Vrouwenkiesrecht ligt inden geest des tijds, en hoewel de excessen in Engeland hinderen, zij men hier verstandig en verzette tijd i g de bakens ’, mogen deze woorden blijk geven van wantrouwen inde consequente doorvoering van onze eigen parlementaire taktiek, zij wijst er toch op, dat de actie in Engeland wel eens een gunstige reactie kan ten gevolge hebben bij de argumentatie ten gunste eener spoediger invoering van het vrouwenkiesrecht in ons land. Wij keuren ten zeerste alle gewelddadigheid af en zijn overtuigd, dat de Nederlandsche vrouw voldoende middelen tot haar beschikking heeft, om op waardige wijze den strijd voor haar rechten voort te zetten; maar wij mogen niet steenen werpen naar onze medestrijdsters, die op hare, zij het ook te laken, wijze opkomen voor een heilig recht. Miss Christabel Pankhurst, die wij te Parijs in Januari j.l. interviewden, ten einde tegenover de partijdige persberichten ook de opvatting der Suffragettes te kunnen stellen, zeide ons : „dat deze zelve ten zeerste betreuren tot dergelijke gewelddadige taktiek haar toevlucht te moeten nemen, maar dat zij reeds alle vredelievende middelen te vergeefs hadden beproefd en de geschiedenis haar heeft geleerd dat een Engelsch gouvernement alleen voor geweld zwicht, dat zij steeds zullen trachten, zonder haar eigen leven te sparen, niet dat van anderen op te offeren en alleen materieele schade aan te brengen '); dat het resultaat van haar optreden was: een groote toename van voorstanders van vrouwenkiesrecht, die echter de actie van de Suffragettes afkeuren. Miss Pankhurst is steeds bereid over de middelen, die zij gebruiken, te discussieeten maar acht het beneden zich thans nog een recht, dat aan de vrouw toek o m t, te moeten verdedigen. Zij hoopte van harte dat haar eisch spoedig zal worden ingewilligd, vooral ook om dan met de gewelddadige middelen onmiddellijk te kunnen ophouden”. l) Het is wel eigenaardig dat tot nu toe alle bommen, die gevaar voor menschenlevens hadden kunnen opleveren, steeds tijdig werden gevonden door dein het oogloopende opschriften of niet konden springen dooreen mechanisch gebrek! Men denke hierover na! De Engelsche Regeering is volkomen bekend met deze opvatting der militanten, alle voorstanders in het Lagerhuis eveneens en nu mag en kan men niet aannemen, dat deze hun stem zouden hebben onthouden aan het voorstel Dickenson op 7 Mei j.l. alleen, zooals de pers wil doen gelooven, om het standpunt vol te houden, dat zij geen dwang op zich willen laten uitoefenen. Het debat bij de behandeling van het ontwerp bewees, dat geheel andere politieke redenen de stemmen hebben beinvlced. De Liberalen, die het meest reden hadden zich over de houding der Suffragettes tegenover hen te beklagen, stemden thans met honderd zes en veertig vóór en vier en zeventig tegen, waar zij in 1912 honderd vijf en dertig stemmen vóór en een en tachtig tegen het voorstel ter invoering van Vrouwenkiesrecht uitbrachten; dus kan men in die partij een vooruitgang ten gunste van vrouwenkiesrecht constateeren. De Conservatieven stemden in veel grooter aantal tegen dan in 1912, omdat het ontwerp Dickenson, dat aan ruim zes millioen vrouwen het kiesrecht wilde toekennen, hun te verstrekkend was; vijftig van hun partij waren afwezig bij de stemming. De lersche Nationalisten willen geen beslissing over eenig ander voorstel vóór home-rule afgehandeld is geworden en stemden daarom tegen, even als zij om dezelfde reden in 1912 meewerkten aan de nederlaag van het toenmalige voorstel ter invoering van vrouwenkiesrecht. Ook toen werd algemeen beweerd dat de Suffragettes alleen daaraan schuld hadden, maar thans heeft men ingezien, dat daarmee een onjuiste en opzettelijk tendentieuse bewering werd geuit ten einde voorstanders tegen de militante beweging te doen protesteeren en stemming te wekken tegen vrouwenkiesrecht. Wij zijn echter overtuigd, dat de ware voorstanders, namelijk degenen, op wie men rekenen kan, nooit hun stem zullen onthouden ter verkrijging van het vrouwenkiesrecht, omdat een groep medestrijdsters, rebellisch geworden door de wijze waarop herhaaldelijk door Regeering en Parlement met haar ernstig doel werd gespeeld, thans meenen tot gewelddadige middelen haar toevlucht te moeten nemen. Indien het een concessie of een gunst betrof, zouden wij De conservatieve Lord Bentinck verklaarde bij de behandeling van het ontwerp-Dickenson: „De vrouwelijke werkers van het land zullen nimmer rechtvaardigheid van het Parlement erlangen, eer zij het stemrecht hebben”, en naar aanleiding der verontwaardiging over de gewelddadigheden der Suffragettes: „De logica vaneen slechte regeering ligt ten halve in dit eene sophistische dilemma: „Als het volk woelig is, dan wordt het onbekwaam geacht voor vrijheid; is het rustig dan heet het daarin geen belang te stellen. Hervormers willen een haastige wetgeving omdat bekrompen wetgevers daarmee dralen. Hervormers zijn genoopt in tijden van opgewondenheid wetten te maken, wijl bekrompenen dat in rustige dagen niet verkiezen te doen”. Dat niet een ieder het smalen op de Suffragettes goedkeurt blijkt ook uit het artikel van den Londenschen Correspondent in „de Telegraaf” van 5 Mei jl. onder het opschrift: „Een woord voor de onderdrukten”, een ridderlijke en onpartijdige beschouwing gevend over de zooveel besproken actie der militanten. Haar gewelddadig optreden ten strengste afkeurend, vraagt hij echter: „Maar geeft het dan wel pas die vrouwen bovendien nog te beschimpen ? Daartegen komt ieder rechtschapen gemoed in opstand. En zouden degenen, die zoo bitter op haar smalen, wel in staat zijn tot zware opofferingen voor eenig ideaal, gelijk ontegenzeggelijk bij de Suffragettes het geval is?” En verder: „Kan men haar heldhaftigheid ontzeggen? Toegegeven dat haar moed en zelfopoffering zich waardiger konden uiten en in zeker opzicht misplaatst zijn, zoo toonen zij toch die deugden, die ineen samenleving voortdurend zeldzamer worden. Velen dezer Engelsche vrouwen beschikken over begaafdheden en talenten, het standpunt van niet aan dwang te willen toegeven volkomen kunnen begrijpen, maar het geldt hier een principe van recht, dat zeker op een sterker en vaster basis moet staan en zich dus niet kan noch mag laten beïnvloeden door de verontwaardiging over het optreden vaneen enkele groep, hoeveel schade deze ook moge berokkenen. Men heeft immers het recht de schuldigen te straffen, maar daarom mag men een hervorming, waar met haar nog veel grooter vereenigingen in Engeland op vreedzame wijze naar streven en die men zelve noodzakelijk acht, nipt tegenhouden. die haar voor zich zelve een goede positie inde maatschappij konden verzekeren; maar zij verzaken haar persoonlijk belang om zich in dienst te stellen van de algemeene lotsverbetering harer sexe”. Hier meent schrijver vooral lotsverbetering op economisch gebied, doelende op de achteruitstelling van minder loon bij arbeid gelijk aan dien van den man. De exceptie hierop teekent hij scherp inde volgende woorden: „Alleen als de vrouwen op het tooneel prikkelende liedjes zingen of in korte rokjes dansen, kunnen zij een gelijk loon bedingen; maar in ernstige kunst zoowel als in nederig werk wordt haar arbeid niet in evenredigheid met dien van den man betaald. Dit grievende besef is au fond het voornaamste motief der Suffragettes, die door het kiesrecht verandering inde positie van haar sekse hopen te kunnen brengen”. Over de afkeuring van het militantisme op grond van onvrouwelijkheid schrijft de Telegraaf-Correspondent: „Dit lijkt mij niet erg logisch, want dan moet men ook ophouden met de vereering van heldinnen der geschiedenis van verschillende landen, die in heilige aandrift tot veel grooter geweld overgingen! Zooals Jeanne D’Arc '), de Maagd met het zwaard omgord, Charlotte Corday, de Russische Nihilisten Vera Figner en Sophie Perowsky, Kenau Hasselaar en haar schare drie honderd Haarlemsche heldinnen en nog vele anderen, die voor een groote zaak niet tegen het vergieten van bloed opzagen. Wie weet hoe later Mrs. Pankhurst geëerd zal worden, als na haar doodde zegepraal harer zaak bevochten is”. Wij hebben met opzet de woorden vaneen man geciteerd, daar deze allicht eer zullen meewerken tot een billijker beoordeeling van de Suffragettes, dan de meening vaneen sexsegenoote zou kunnen doen. Wij hopen van harte dat 1914 het vrouwenkiesrecht aan onze Engelsche zusters moge brengen en er spoedig een eind zal komen aan alle gewelddadigheden door vrouwen gepleegd. Want ook wij zouden niets liever wenschen, dan dat elke hervorming langs de harmonische lijn vaneen vredige evolutie haar oplossing vinde, maar wij weten helaas, dat, zoolang in l) De „Graphic” van 10 Mei geeft twee photo’s onder het veelzeggende opschrift: „Een contrast in ridderlijkheid”. Een daarvan toont ons een oproerige menigte te Londen, de Suffragettes aanvallende en uitjouwende, op de andere photo ziet men het standbeeld van Jeanne d’Arc te Parijs, geheel bekranst en omringd dooreen huldebetoogend publiek bij gelegenheid van het feest ter herdenking van de Maagd van Orleans. onze maatschappij het onrecht nog hoogtij viert, men altijd een uitbarsting kan verwachten van de uiterste partijen eener beweging, die feller de onbillijkheid vaneen uitsluiting of achterstelling voelen en daardoor ook heviger daarop reageeren. En het zijn juist die uitersten, welke de stuwkracht vaneen actie vormen, terwijl zij meestentijds zelve slachtoffers van hun strijd worden. Wachten we dus met ons oordeel tot na het einde van de campagne in Engeland! Gelukkig kunnen wij elders op verblijdender resultaten van den strijd wijzen, namelijk d&dr, waar de vrouwen reeds kiesgerechtigd zijn; en aangezien zij, die het kiesrecht hebben, over de geheele wereld het respectabele getal van vier millioen hebben bereikt, is het makkelijk na te gaan, welke de gevolgen in die landen zijn van het vrouwenkiesrecht voor Gemeente en Parlement, zoowel actief als passief. In Europa zijn Finland en Noorwegen voorgegaan, maar ze leveren nog geen overvloedig bewijsmateriaal om de wenschelijkheid van het vrouwenkiesrecht te kunnen motiveeren omdat in Finland het passieve eerst in 1906 werd ingevoerd, en in Noorwegen in 1907 ; een te korte periode voor een vruchtbare actie; vooral waar in Finland de voortdurende Russische inmenging een geregelden voortgang van zaken belet. Sinds de invoering van de Finsche grondwet ontbond de Czaar vijf malen het Parlement en beheerschte de dreigende annexatie alles inden Finschen landdag. De mannen en vrouwen van Finland hebben geen volkomen politieke vrijheid, daar de Czaar, in zijn kwaliteit van Groot-Hertog van Finland, de door de Finsche regeering voorgestelde wetten moet goedkeuren en teekenen en dit bij uitzondering doet. Toch hebben de Finsche vrouwen tot het tot stand komen der sociale wetten reeds bijgedragen. Door haar initiatief werd een wet aangenomen, welke het erfrecht der onechte kinderen verbetert; voorts een, die de kinderen tegen mishandeling beschermt, en met de hulp der vrouw werden ook wetten aangenomen tot verbetering van de rechtspositie der gehuwde vrouw, een wet tot verbod van den nachtarbeid in bakkerijen en een tegen dronkenschap, waarbij de invoer, fabricatie en het verschaffen van sterke dranken wordt verboden. Al deze wetten hebben een moreele en humanitaire strekking. Het is eigenaardig dat de Finsche vrouwen wel het passieve kiesrecht voor het Parlement maar niet voor den Gemeenteraad bezitten. Toch maken zij van het actief gemeentelijk kiesrecht een goed gebruik bij de verkiezingen en slaagden er in 1912 in, hare twee kandidaten te doen verkiezen, die zich beide vóór beperking van den drankverkoop hadden verklaard. Deze overwinning hadden de vrouwen te danken aan de goede organisatie van den Zweedschen Bond van publieke spreeksters in Finland, die de verkiezingscampagne op uitnemende wijze leidde. Dus ook dóór bleek het alweder hoe nuttig en noodig een goed georganiseerde vrouwenvereeniging kan werken voor de belangen die zij voorstaat. J) In Noorwegen, waar de vrouwen sinds 1901 kiesrecht en verkiesbaarheid voor de gemeenteraden bezitten, verkregen ze in 1907 beide voor het Parlement. En als Raadslid en als Parlementslid hebben de Noorsche vrouwen niet alleen met de mannen aan vele verbeteringen meegewerkt, maar ze zijn ook steeds opgekomen voor de belangen van vrouwen, kinderen, armen en misdeelden. Over haar arbeid inden Gemeenteraad zeide de Burgemeester van Christiania, bij gelegenheid vaneen bezoek van Engelsche gemeenteraadsleden, tot deze officieele deputatie: ~De Noorsche Regeering heeft twee en een half jaar geleden aan de vrouwen kiesrecht en verkiesbaarheid verleend voor de Gemeenteraden. Zij was daarmee de eerste in Europa. Ik kan U verzekeren, en dit is het éénstemmig oordeel van al mijne ambtgenooten, dat wij niets als lof kunnen uitspreken voor de belangstelling die de vrouwen voor de gemeentebelangen aan den dag leggen en de verstandige wijze, waarop zij aan ons werk deelnemen. Voor de Gemeente hebben de vrouwen in Noorwegen het algemeen kiesrecht, terwijl in 1911 het voorstel om aan alle volwassen vrouwen stemrecht te verleenen voor het Parlement viel met 47 stemmen vóór en 73 tegen. De Noorsche Vereeniging voor vrouwenkiesrecht strijdt thans, gesteund door de Socialisten, die ook meewerkten om aan de vrouw het beperkte kiesrecht te verleenen, met alle kracht voor het algemeen vrouwenkiesrecht. Toch hebben zij van haar beperkt kiesrecht voor het Parlement l) Uit Dr. Aletta Jacobs’ brochure: Vr. K. R. inde Scandinavische landen. In Denemarken namen de vrouwen voor het eerst in 909 actief deel aan de gemeenteraadsverkiezingen en werden er in 1911 honderd zeven en twintig vrouwen in gemeenteraden verkozen. Zij zijn tevens lid van Raadskommissies voor ziekenverpleging, kinderverzorging, armenzorg, onderwijs, enz. waarin zij ook dikwijls tot voorzitster worden benoemd. In Kopenhagen begroette de Burgemeester in 1909 op de eerste Raadszitting, waaraan zeven vrouwen deelnamen, haar met de volgende woorden: „Het is een historische gebeurtenis, het is een revolutie, op de "meest vredelievende wijze tot stand gebracht, dat vrouwen zitting nemen in deze Raadzaal en daartoe gekozen werden door mannen en vrouwen van eigen richting. De ijverige deelneming der vrouwen aan de verkiezingen en het feit, dat zij zich onmiddellijk volgens haar politieke overtuiging bij de partijen indeelden, is een bewijs, dat zij rijp zijn voor het haar geschonken recht, in elk geval rijper dan de mannen in Denemarken ten allen tijde waren op het oogenblik, dat zij voor het eerst aan de verkiezingen deelnamen en verkiesbaar werden gesteld. Ik ben nooit bang geweest dat deelneming der vrouwen aan de regeering van stad en land den vooruitgang een halve eeuw zou tegenhouden, zooals er in ’s lands vergaderzaal tegen aangevoerd werd. Het zal integendeel blijken, dat een steeds toenemende vooruitgang in naastenliefde, in waar liberalisme en die soort menschenliefde, welke haar wortel vindt in het moederlijk gevoel, er het gevolg van zullen zijn . Hoe goed wist deze Deen de vrouwelijke geaardheid te waardeeren als onmisbaar element bij de bevordering van het algemeen belang, waarbij het gemoed zoowel als het verstand moet kunnen mede spreken. De vooruitstrevende menschheid dorst immers evenzeer naar moreelen als naar wetenschappehj en vooruitgang en nu is het merkbaar dat, waar de man grootendeels veroveringen maakte op het gebied der wetenschap, de gebruik kunnen maken om de door haar gewenschte hervormingen tot stand te brengen. In het begin van dit jaar nam het „Odelsting” een wetsontwerp aan, waarbij aan vrouwen onder de zelfde bepalingen als voor mannen geldend zijn, bevoegdheid wordt verleend tot het bekleeden van alle staatsambten, met uitzondering van ministerieele posten en geestelijke, diplomatieke, consulaire en militaire ambten. vrouw een sterken drang toont naar veroveringen op sociaal en moreel gebied. Het is dan ook te voorzien dat het vrouwenkiesrecht een grooten hervormenden invloed zal uitoefenen op maatschappelijke toestanden en verhoudingen, waardoor er evenwicht zal worden gebracht tusschen den intellectueelen en den moreelen vooruitgang. Het vrouwelijk element, dat reeds sinds eeuwen in zijn normale, natuurlijke ontwikkeling is belemmerd geworden, heeft nooit stem gehad bij de wetten der moraal; is het dan wonder dat bij het maken daarvan de brute kracht meer werd gehuldigd dan het recht? Van overal, waar thans de vrouw medezeggingschap heeft bij Gemeente en Parlement, komen berichten tot ons van haar invloed op de invoering van wetten en bepalingen, die ten goede kwamen aan vrouwen en kinderen. In Australië, waar in verschillende Staten reeds sinds twintig jaar de vrouwen het kiesrecht hebben en het inden geheelen Staten-Bond sinds dertien jaren bezitten, zond de eerste Minister in 1 909 aan het Engelsche Parlement, met het oog op de agitatie voor het vrouwenkiesrecht in Engeland, de volgende motie, die met algemeene stemmen door het Australische Parlement was aangenomen: „I °. Dat het Parlement der Vereenigde Staten van Australië met feiten kan staven, dat na zestienjarige uitoefening van vrouwenkiesrecht in verschillende deelen van Australië en na negenjarige uitoefening in het Vereenigde Rijk, deze de hervorming gebracht heeft welke de voorstanders er van verwacht hebben en dat de vrees der tegenstanders gebleken is ongegrond te zijn. 2°. Dat, zooals de voorstanders voorspeld hadden, het resultaat der invoering is geweest: a. dat de vrouwen langzamerhand hebben geleerd belang te stellen in en zich mede-verantwoordelijk te gevoelen voor het algemeen welzijn, b. dat aan sociale wetten en wetten voor het gezinsleven uitbreiding werd gegeven. 3°. Dat de ondervinding in Australië met vrouwenkiesrecht opgedaan, ons overtuigd heeft, dat men met de invoering van vrouwenkiesrecht eenvoudig inde politieke sfeer het beginsel brengt, dat ook inde huishoudelijke sfeer de beste resultaten oplevert, n.1.: onderlinge samenwerking van mannen en vrouwen voor het individueele en het algemeene welzijn”. Daarvan getuigde Rt. Hon. Richard Seddon, Eerste Minister van Nieuw-Zeeland, toen hij, bij gelegenheid van de Kroningsplechtigheid in Londen zijnde, een deputatie uit het Hoofdbestuur der Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht ontving, het volgende: „Waarschijnlijk is het u bekend dat ik tot de tegenstanders behoorde. Ik was bang dat het vrouwenkiesrecht de partijhouding in Nieuw-Zeeland geheel zou veranderen en laat mij het maar bekennen dat, als men regeert met een meerderheid der mannen achter zich, men dan niet gaarne die meerderheid door invoering vaneen ander kiesrecht wil verliezen. Doch de gevolgen waren geheel anders. De partijsterkte was overal toegenomen ; de meerderheid was alleen krachtiger geworden en de laatste jaren is die partij van vooruitgang en hervorming zóó sterk, dat ze niet spoedig overwonnen zal worden. Kort nadat het wetsontwerp tot wet verheven werd, moesten de vrouwen reeds het kiesrecht uitoefenen. Algemeen werd gedacht dat zij er nog niet gereed voor waren, dat zij zich zouden laten leiden, misleiden ; de uitslag leerde het omgekeerde. Sedert de vrouwen bij ons het kiesrecht uitoefenen, zijn onze wetten veranderd, verbeterd. Reeds den eersten keer traden de vrouwen op met ernstige verkiezingsleuzen, die niet alleen leuzen bleken, maar waarvoor zij met een volharding, die mannen niet bezitten, zorgden dat zij tot daden werden omgezet”. En verder: „Evenals in Nieuw-Zeeland heeft men ook in Australië en in sommige staten van Amerika de ondervinding opgedaan dat vrouwenkiesrecht gunstig op land en volk werkt . Men heeft het trouwens nog onlangs in ons land kunnen hooren en, wie van de verslagen inde bladen kennis nam, kunnen lezen wat Prof. Dr. R. Broda, een in Parijs wonende Scandinaviër, over de „Ervaringen van het vrouwenkiesrecht in het buitenland” meedeelde op een openbare vergadering, uitgeschreven door den Bond voor Vrouwenkiesrecht, afdeelmg Amsterdam. Deze spreker getuigde eveneens van den gunstigen invloed van het vrouwenkiesrecht inde landen waar het werd ingevoerd, en resumeerde zijn rede met deze conclusie : „dat het Vrouwenkiesrecht inde landen, waar het in werking is, een belangrijke factor is gebleken bij het tot stand komen van In Nieuw-Zeeland kregen de vrouwen in 18b7 het actief en passief gemeentelijk kiesrecht, in 1902 het zelfde voor het Parlement. sociale hervormingen en bij het op den voorgrond geraken van de groote humanitaire vraagstukken naast die van den partijpolitieken aard”. Dat de gunstige uitwerking van het vrouwenkiesrecht ook wordt ingezien in Amerika, blijkt uit het feit dat het in November jl. weer in drie nieuwe staten aldaar werd ingevoerd, nl. in Arizona, Kansas en Oregon op denzelfden voet als het aldaar aan mannen is toegekend. De drie nieuwe overwinningen na die in 1911 (Washington en Californië) hebben het aantal kiezeressen inde Vereenigde Staten van Amerika verdubbeld, zoodat nu ruim twee millioen zes honderd zeven en zestig duizend vrouwen aldaar kiesgerechtigd zijn. Wanneer men hoort hoeveel harder in Ohio en Wisconsin is gewerkt, in vergelijking met bovengenoemde Staten, om het vrouwenkiesrecht er door te krijgen en het resultaat daarvan was dat de campagne der vrouwen verloren werd in Ohio en Wisconsin, alleen door den machtigen tegenstand der groote trusts en van den drankhandel, terwijl elders de Landarbeidersbond en het Verbond van Vakvereenigingen krachtig meehielpen den vrouwen het kiesrecht te verleenen, geeft dit te denken wat betreft de oorzaak van de bestrijding der Amerikaansche tegenstanders ; want ook in andere Staten aldaar heeft het vrouwenkiesrecht te kampen met dezelfde vijandige strooming, uit gelijke troebele bronnen voortvloeiend. Hoewel gelukkig in ons land de toestanden niet wijzen op zulk een verderf in zeden en gebruiken als waarvan veel grooter Rijken en Staten zoo herhaaldelijk blijk geven, komt ook in ons klein Nederland de bestrijding van het vrouwenkiesrecht niet altijd uit zuiver principieel meeningverschil voort. Soms onbewust, dus ter goeder trouw, meer naar voren tredend als symptoom van het door de eeuwen heen abnormaal ontwikkeld mannelijk egoïsme, zien we bewijzen van onrechtmatige tirannie, van machtsmisbruik, zoodra de man in actie komt om de vrouw voor te schrijven wat ze moet doen en laten, hoe ze moet zijn volgens het voorschrift van den Heerder Schepping. Veel ergerlijker is het bewust handelen vaneen Regeering, die onder den dekmantel van het gezinsbelang te beoogen, het gezinsleven belet en de vrouw dwingt tot „vrije liefde”. En we zijn zeker .nog niet aan het eind van al dat onrecht, gepleegd in naam van het schoonklinkend motto: De vrouw behoort in haar gezin, wat in werkelijkheid beteekent: ze worde van het arbeidsterrein verjaagd! Hoe kortzichtig zijn toch dergelijke tegenstanders! Ze willen niet inzien dat een goed hervormer mee moet gaan met zijn tijd. Niet terug, dwingend naar een verouderd standpunt, maar vooruit, strevend naar betere aanpassing aan de nieuwe behoeften op maatschappelijk en economisch gebied. De onrechtvaardige uitsluiting der gehuwde vrouwelijke ambtenaren bevordert met het gezinsleven en de beschermende wetten voor de fabrieksarbeidster beschermen haar zelve niet, maar een onpartijdige beoordeeling van haar werk als ambtenares zonder arbitraire inmenging in haar gezinsleven en de bepaling van gelijk loon voor gelijken arbeid, zoowel mannelijken als vrouwelijken, dat is de éémge aangewezen weg om een gezonden en billijken toestand te scheppen ten opzichte der appreciatie van den arbeid. Want met zulk een maatstaf zullen alleen de goedwerkende vrouwen worden gehandhaafd. Aan een prestatie, die voldoet aan eischen, welke men mag stellen voor het uitvoeren vaneen intellectueele functie of van handenarbeid, moet ook voldoende vakkennis voorafgaan; zoo zal op elk arbeidsterrein een handhaving der vrouw, dank zij haar goeden arbeid, gebaseerd zijn op haar betere vakkennis, die zij op degelijke vakscholen zal moeten verwerven. Goede vakscholen voor vrouwen in het leven roepen staat op het programma der kiesrechtstrijdsters en zelfs de tegenstander zal wel willen toegeven dat zij daarmee een nuttig en noodig werk verrichten. Wij willen al wat belemmerend, en dus onrechtvaardig, voor de vrouw is ingesteid, doen verdwijnen in wetten en als een gevolg daarvan in zeden. Er bestaat immers een wisselwerking tusschen beiden; de zeden doen de wetten ontstaan en de wetten beïnvloeden alweder de zeden, die de traditie scheppen. Inde plaats van de verouderde idealen, willen wij onze nieuwe, hoogere eischen als rechten erkendzi en, willen wijden vrouwen geven inde eerste plaats: rechten als gehuwde vrouw, rechten als moeder, rechten als arbeidster, ineen woord rechten als mensch, opdat zij mogen en kunnen meewerken aan de oprichting vaneen nieuw gebouw der menschheid waarin voor beide sexen evenveel ruimte, evenveel licht zal zijn. Weg met het wankel monument van wetten en traditie, dat slechts gehandhaafd blijft op een basis van leugens! Leugen inde zeden, leugen inde dubbele moraal, leugen in huichelachtig godsdienstvertoon, leugen in bescherming der vrouw, leugen inde moeder-vereering; leugens die moeten dienen om schijnbaar orde en recht te doen heerschen ineen wereld van wanorde en onrecht. De eerste, hoogste natuurwetten: liefde en arbeid, dienend om man en vrouw tot elkaar te brengen voor een liefdevolle samenwerking, hebben, dank zij een dwaling, door schoonschijnende leerstellingen inleven gehouden, verdeeldheid, verdorvenheid en onrecht gebracht en den sexestrijd doen ontstaan. Alleen het vrouwenkiesrecht kan hierin eenmaal verbetering brengen; want door politiek evenwicht te brengen tusschen beide geslachten, zal er ook evenwicht komen tusschen wetten en zeden, zal de vrouw van haar recht en haar invloed gebruik maken om in samenwerking met den man te streven naar de verwezenlijking van sociale en moreele idealen en naar rechtvaardiger behartiging van eikaars verschillende en gemeenschappelijke belangen. Dit is het standpunt der voorstanders van het vrouwenkiesrecht, en alle vrouwen die zich vereenigen om daarvoor te samen strijd te voeren, huldigen het motto : „Opstand tegen hetgeen niet veranderd kan worden, is zwakheid, opstand tegen hetgeen veranderd kan worden, is plicht!” We resumeeren ons pleidooi voor het vrouwenkiesrecht in de volgende resolutie, die door den Wereldbond voor Vrouwenkiesrecht op het tweede Internationale Congres te Berlijn werd vastgesteld: I°. Man en vrouw worden als vrije, zelfstandige leden der maatschappij geboren, de eene zoowel als de andere met verstand en vermogens bedeeld en met vrije beschikking over persoonlijke vrijheid en rechten. 2°. De natuurlijke verhoudingen tusschen de geslachten bestaan uit wederzijdsche afhankelijkheid en gemeenschappelijken arbeid; elke vrijheidsbeperking van het eene geslacht moet onvermijdelijk en evenzeer het andere benadeelen en als een gevolg daarvan dus de geheele menschheid. 3°. Alle wetten, zeden en gebruiken die, in welk land dan ook, ten doel hebben de vrouw ineen afhankelijke positie te brengen, haar opvoeding te beperken, de ontwikkeling van haar natuurlijke gaven tegen te houden, dus haar individualiteit te onderdrukken, hebben, omdat ze op een valschen grondslag berusten, in onze moderne maatschappij een kunstmatige en verkeerde verhouding tusschen de geslachten doen ontstaan. 4°. Medezeggingschap in eigen huis en inden Staat is het onverbiddelijk recht van elk normaal volwassen mensch en de uitsluiting der vrouw van dit recht heeft op sociaal, rechtelijk en huishoudelijk gebied tot voor haar onrechtvaardige en verkeerde toestanden geleid en tevens bijgedragen tot verergering der treurige economische toestanden over de heele wereld. s°. Elke regeering, die haar burgeressen belasting oplegt en wetten voorschrijft zonder haar hetzelfde kiesrecht te geven als aan den man is toegekend, oefent machtsmisbruik uit, wat geen rechtvaardige regeering doen mag. 6°. Het stemrecht is het éénige middel tot bescherming van ieders persoonlijk recht op leven en vrijheid. Daarom moeten in alle landen met een constitutioneelen regeeringsvorm aan de vrouwen alle politieke rechten worden verleend.” HET VROUWENKIESRECHT IN WERKING IN EUROPA v.d. Gemeenteraad v.h. Parlement Actief Passief Actief Passief Engeland 1870 1907 Schotland 1881 lerland . . . . , 1898 Denemarken 1895 1903 Noorwegen 1901 1901 1907 1907 Zweden 1862 1883 Finland 1865 1906 1906 Bohemen 1863 Rusland 1870 Saxen 1873 Ijsland 1902 1902 Eiland Man 1881 Bosnië 1910 Vorarlberg 1909 Laibach 1910 Wiener Neustadt 1912 IN AMERIKA Colorado 1 893 1 893 Utah – – 1896 1896 Arizona – – 1912 1912 Oregon – – 1912 1912 Idaho – – 1896 1896 Wyoming 1870 1870 Washington 1911 1911 Kansas 1887 1887 1912 1912 Californië 1911 1911 Quebec 1889 Ontario 1884 Brunswijk 1850 Nieuw-Schotland 1887 Manitoba 1887 Britsch Columbia 1888 New West Ferr 1910 Van Couver 1910 Prins Eduard Eiland vóór 1900 Beliza (Britsch Honduras) 1911 Virginië 1909 IN OCEANIA Nieuw Zuid-Wales \ 1867 1867 1902 1902 Victoria J 1870 1870 1907 1907 West-Australië. ...... / 1871 1871 1900 1900 Zuid-Australië ( s 1880 1880 1895 1895 Tasmanië 3 1884 1884 1903 1903 Queensland I 1905 1905 Statenbond } – – 1902 1902 N ieu w-Zeeland 1886 1886 1893 1893 IN ENGELSCH-INDIË Bombay j na 1901 Madras I .... Baroda (Himalaya) na 1910 Mej. SPARNAAY De Bijbel aan Kinderen verteld I. HET OUDE TESTAMENT 11. HET NIEUWE TESTAMENT Prijs van de beide deelen samen f 3.25 ing.; f 4.15 gebonden. Deel I afzonderlijk f 2.25 ing.; f 2.75 gebonden. Deel II afzonderlijk f 1.50 ing.; f 1.90 geb. Ds. H. Bakels, de bekende populaire auteur van »Het Nieuwe Testament voor leeken leesbaar gemaakt*, »Een Bouquetje Dogmatiek* etc. schreef aan de schrijfster: lederen avond lezen wij uit uw Kinderbijbel... Ik lees hem mijn kinderen voor en vind hem voor kinderen verreweg den besten dien ik ken. De kinderen vinden het boeiend en concreet verteld... STEMMEN UIT DE VRIJZINNIG-GODSDIENSTIGE PERS Ds. VAN Loghem Slaterus in „De Blijde BoodschapWij aarzelen niet dit deel gelukkig geslaagd te noemen, èn om den verhaaltrant voor kinderen, èn om de meestal zeer frissche opmerkingen tusschen de verhalen door; opmerkingen, die zonder zedepreekerige terechtwijzingen te bevatten, door ’t kind zelf als waar moeten worden gevoeld. Dit deel leent zich uitnemend om te worden voorgelezen ook aan jonge kinderen, maar ook om te worden gelezen door kinderen zeil. Ik heb er de proef medé’genomen; het oordeelwas: „fiin”. Aangezien dit voor kinderen de tegenwoordige term schijnt te zijn, die hooge lof uitdrukt, meen ik, dat deze arbeid wel geslaagd is. Mededeelingen v.d. Afd. Nijmegen v.d. Nea. Protestantenbond : Mej. S. vertelt op voor kinderen gemakkelijk te volgen wijs; de verteltoon is hier heelemaal gevolgd met de eigenaardige tusschenvraagjes er bij. lemand, die geen slag van vertellen heeft, kan dezen kinderbijbel voorlezen ; als de kinderen de oogen dicht doen zullen ze meenen dat er verteld wordt... Moge eene ruime afneming en verspreiding de moeite van schrijfster rijkelijk loonen. IjüJ beste der bestaande Vrijzinnige Kinderbijbels wordt door velen geacht het NIEUWE werk van UIT „PRO EN CONTRA”: Vrouwenkiesrecht (Pro: W. Wynaendts Francken-Dyserinck; Contra: Mr. Araold Levy). f °-40 Algemeen Kiesrecht (Pro: W. P. G. Helsdingen; Contra: Dr. Baron van Vredenburch). f °-4° Het Vrije Huwelijk (Pro: W. Hamburger; Contra: Mr. H. Verkouteren). f 0-4° Verruiming van Echtscheidingsgronden (Pro: Mr. J. A. Levy; Contra: Mr. H. Verkouteren). f 0.40 Tweeërlei Moraal (voor Man en Vrouw) (Pro: E. Kempe; Contra: Felix Ortt). f °-4° Geslachtelijke Voorlichting (Pro: Mevr. M. Wibaut; Contra: Arts L. Nathans). f °-4° N e o-M althusianisme (Pro: J. M. van t Hoff; Contra : Dr. H. Pinkhof). °-4° Geheelonthouding (Pro: Ds. A. W. van Wijck; Contra: Arts G. Oosterbaan). f °'4° Militarisme (Pro: Jhr. F. A. G. Beelaerts van Blokland, Contra: Dr. L. A. Bahler). f 0.40 Gabriële Reuter, Het Huwelijksvraagstuk. Met inleiding van W. Wynaendts Francken-Dyserinck. f 0.40 O. Henne am Rhijn, Prostitutie en Meisjeshandel. Nieuwe onthullingen uit ’t slavenleven van blanke vrouwen en meisjes. Naar ’t 6e duizendtal door W. A. Vroegop. Met aanbeveling van Jhr. Mr. O. Q. van Swinderen. f 0.40 A. J. Schreuder, Bezwaren tegen gemengde Scholen, f0.40 Jan Ligthart, Vr ij heid en Discipline inde Opvoeding. _ J °-4° Ida Heyermans, Meisjesopvoeding. f °-4° R. Casimir, Godsdienstige Opvoeding. f 0.40 Egb. C. de Wijs—v. d. Mandele, Ouderliefde. f0.40 Dr. J. Rutgers, Ontwikkelingsgeschiedenis van den Godsdienst. . f °-4° Dr. J. Rutgers, Ontwikkelingsgeschiedenis van de Samenleving (in ’t bizonder van Matriarchaat en Huwelijk). Dr. J. Rutgers, Ontwikkelingsgeschiedenis van de Zedelijkheid. „ En tot slot noemen wij het geestige boek van Max O Rell, thans in volksuitgave: Hare Koninklijke Hoogheid de Vrouw. 5e druk, door den schrijver opgedragen aan »het liefste vrouwtje*. ing- f °-7Sï geb- f I-I5 De 40-cents-brochures worden bij keuze van minstens 10 ver• schillende nrs. slechts h f 0.30 berekend. Nog vóór de a.s. Verkiezingen verschijnen: De Antithese op Politiek terrein?? Pro: Dr. P. J. Kromsigt; Contra: Dr. F. H. Fischer. Prijs f0.40 HET ROOMSCHE GEVAAR door Prof. Dr. B. D. EERDMANS Prijs f 0.40 (Uitgave der Commissie voor de Geschriften van den Ned. Protestantenbond) |y Reeds nu te bestellen. Worden bij verschijning onmiddellijk geleverd. Hollandia-Drukkerij, Baarn Wat door iedere moderne vrouw dient gelezen te worden De Wereld der Droomen Met toestemming van den Schrijver in het Nederlandsch vertaald onder toezicht van en met een inleiding voorzien DOOR Dr. A. W. VAN RENTERGHEM f 1.90 ingenaaid f 2.40 gebonden Het droomvraagstuk heeft door alle eeuwen heen den mensch belangstelling ingeboezemd. Waar de een inden droom iets verhevens ziet: een zich tijdelijk losmaken van de ziel van het lichamelijk omhulsel, lijkt het den ander in het gedroomde slechts de zinlooze klanken te hooren, aan het klavier ontlokt door de vingers vaneen in het pianospel niet bedreven mensch.... Een nieuw licht werd voor enkele jaren op het droomleven geworpen door Freud, hoogleeraar inde ziekteleer van het Zenuwstelsel, te Weenen, waardoor menig raadsel tot de oplossing wordt gebracht. Langs den weg der door hem gevonden psycho-analyse is het hem gelukt de dróomen te duiden en aldus tot beter begrip te komen van stoornissen in het zenuw- en zieleleven, zoowel bij den zoogenaamd normalen mensch als bij meer ernstige afwijkingen inde psyche van lijders aan zenuw- en zielsziekten .... Intusschen is Freud’s boek, hoe voortreffelijk ook geschreven, geen lectuur zonder meer geschikt voor den ontwikkelden leek. Zij vereischt een voorbereiding, en deze taak nu is mijns inziens weggelegd voor Havelock Ellis. Genoemde geleerde heeft zich een grooten naam gemaakt door zijne vorschingen op het gebied der Ethnologie en Anthropologie, en door het schrijven eener Encyclopaedie der Psychologie van het geslachtsleven. In 1911 gaf hij uit „The World of Dreams”, waarin hij een samenhangend volledig overzicht geeft van het gansche gebied van het droomleven. Het scepticisme van den oprechten geleerde doet hem zich wachten voor het blijk geven van vooringenomenheid tegen deze of gene opvatting. Geneeskundigen, godsdienstleeraars, onderwijzers, allen wien psychologie en paedagogie ter harte gaat, zij de lezing van dit boek aanbevolen. INHOUD: Inleiding. De elementen van het Droomleven. De logica van den Droom. De Zintuigen inden Droom. De Gemoedsbewegingen inden Droom. De Vliegdroom. De Symboliek van den Droom. Droomen over de dooden. Het Geheugen inden Droom. Overzicht en Slot (Het eigenlijke wezen van den droom; Krankzinnigheid en droomen; De psychische toestand van het kind en inden droom; De primitieve wereldbeschouwing en de droomen; De droom als wegwijzer naar het oneindige). Appendix. Naamregister. Zaakregister. NIEUW MEI 1913 Prof. Dr. B. H. C. K. VAN DER WIJCK UREN met SCHOPENHAUER Een Keur uit zijne werken. Met een Inleiding en verklarende aanteekeningen. f ï.50 ingenaaid (Bandontwerp van R. W. P. de Vries Je.) f 1.90 gebonden IDit boek is deel Ivan een serie bloemlezingen onder den titel: „Boeken van Wijsheid en Schoonheid”. Aan de uitvoering dezer serie zal veel zorg besteed worden. ledere pagina is in twee kleuren gedrukt. INHOUDSOPGAVE: Inleiding. Werk en persoonlijkheid bij Schopenhauer niet te scheiden. Tweeërlei geestesrichting. Vergelijking tusschen Hegel en Schopenhauer. Schopenhauer’s pessimisme en sympathie voor Buddhisme. Zijn betrekkelijk Kantianisme. Zijn moraal vertoont een Indisch karakter. Geen onderscheid tusschen u en mij. Verwantschap tusschen Schopenhauer en hedendaagsche geestesstroomingen. Schopenhauer’s inborst en levensgeschiedenis. Goethe en Schopenhauer, Schopenhauer wordt op zijn ouden dag beroemd. Zijn testament en dood. Fragmenten (met verklaringen) uit: „Ueber die vierfache Wurzel des Satzes vom zureichenden Grunde”; „Welt als Wille und Vorstellung”; „Ueber den Willen in der Natur”; „Die beiden Grundprobleme der Ethik”. Slotwoord. Uitgaven der Hollandia-Drukkerij te Baarn NIEUW MEI 1913 HAVELOCK ELLIS