door FRIEDA SCHWEITZER (Geautoriseerde Nederlandsche vertaling van Margaretha Meijboom) 9* en 10= DUIZENDTAL Uitgave van den Nederlandschen Coöperatieven Bond 1916 De Verbruiksvereeniging als vriendin en hulp der Huismoeder Tot den Nederlandschen Coöperatieven Bond kunnen als gewone leden toetreden alle vereenigingen en vennootschappen, die zich op het gebied der coöperatie bewegen en die rechtspersoonlijkheid hebben verkregen. Als buitengewone leden de personen, die inde óntwikkeling der coöperatie belang stellen en die dan toegang tot al zijne Vergaderingen, doch daarin geen stem hebben. Overigens ontvangen zij het Orgaan, dat tweemalen per maand verschijnt; het Jaarboekje en alle propagandageschriften, die van den Bond uitgaan, gratis bij zich aan huis. Het minimum der jaarlijksche contributie bedraagt ƒ 1.50, Wat natuurlijk de inschrijving voor een hooger bedrag allerminst uitsluit. Naarmate de Bond zich krachtiger gevoelt, zal hij de vleugels wijder kunnen uitslaan; naarmate meerderen toonen zich om hem te scharen als het erkend coöperatief centrum, zal zijn woord meer invloed verkrijgen. Een honderd veertig vereenigingen van verschillenden aard zijn thans bij den Bond aangesloten, maar het is gewenscht, dat zij Worden gesteund dooreen in verhouding gelijk aantal buitengewone leden. Deze zullen toonen, dat ook de persoonlijke belangstelling van de groote schare coöperatoren elk voor zich in ons land niet ontbreekt, en zij zelven kunnen door hunne aansluiting ’t voordeel verkrijgen van al datgene Wat de Bond aan steeds vermeerderde coöperatieve kennis uitstraalt. Hun, die gevoelen voor de ontwikkeling der coöperatieve idee in ons land, en die begrijpen dat elke coöperatieve Winst, waar en hoe klein ook, aan geheel de coöperatieve beweging ten goede moet komen, Wordt met den meesten aandrang verzocht onderstaand inschrijvingsbiljet ingevuld aan het adres Van den secretaris terug te zenden en zich bij hem als buitengewoon lid van den Bond te laten inschrijven. De ondergeteekende wonende te verklaart tot den Nederl. Coöp. Bond te willen toetreden als Buitengewoon Lid ingevolge de bepalingen van de artikelen 6 en 10 der Statuten, en tegen een jaarlijksche contributie van f *). , den 1916. (Handteekening:) *) Minimum-contributie per jaar / 1.50. Buitengewoon (persoonlijk) lidmaatschap van den Nederlandschen Coöperatieven Bond. Wat me in deze brochure vooral bekoort is, dat de schrijfster een open oog voor ALLE zijden van onze beweging heeft, en die helder in ’t licht stelt, recht doende naar alle zijden. Een verdediging van ons mooi werk, zóó evenwichtig, zóó juist, zóó warm■ en diepgaande als deze heb ik nog nergens onder de propagandalectuur voor vrouwen gevonden. Ik zou wel willen, dat alle Nederlandsche vrouwen dit kleine boekje éénmaal heel aandachtig lazen. Het onvermijdelijk gevolg zou zijn, dat bij verreweg de meesten het waandenkbeeld verdween, dat Coöperatie iets vervelends en prozaïsch was, alleen voor enkele handelaren van belang. Wie de brochure van deze Zwitsersche vrouw leest, voelt diep, dat we hier te doen hebben met de Broederschap in praktijk inden meest modernen, eenvoudigsten en voor allen bereikbaren vorm. Margaketha Meijboom, Secretares van den Ned. Coöp. 17rouwenbond. Rijswijk, Juli 1915. Een woord vooraf. 1. De vrouwen tot het levendig besef brengen, dat Coöperatie een krachtig middel is ter verbetering van de misstanden inde maatschappij. 2. De vrouwen aansporen om door aansluiting aan een coöperatieve vereeniging deze machtige cultuurbeweging te steunen, en haar duidelijk maken, dat dooreen verbruiksvereeniging heel wat meer kan bereikt worden dan alleen dividend. 3. De vrouwen tot de oprichting van coöp. Vereenigingen of tot uitbreiding van bestaande Coöp. Vereenigingen aansporen. (De Bond begint nooit zelf een Coöp. Vereeniging). 4. De algemeene ontwikkeling van zijn leden bevorderen. De Ned. Coöperatieve Vrouwenbond tracht dit doel te bereiken door: a. het houden van voordrachten en cursussen ; b. het uitgeven en verspreiden van ge' schriften; c. het samenwerken met andere vereenigingen, die een overeenkomstig doel langs wettigen weg trachten te bereiken. Minimum contributie f 0.90. Wie minstens f 2.— betaalt, ontvangt alle uitgaven van den Bond. Alle leden ontvangen gratis het blad „De Coöperator”. Nader inlichtingen geeft gaarne het secretariaat: Westerbro, Rijswijk Z.-H. Wat wil de Nederlandsche Coöperatieve Vrouwenbond? Het is mij met den coöperatieven winkel gegaan als met mijn man: eerst een vluchtige, toevallige ontmoeting, dan een langzaam aan ontdekken van goede eigenschappen en een daaruit ontstane waardeering, die bijna zonder dat ik het merkte tot een hartelijke liefde werd, en die zooals ik hoop en vertrouw tot aan mijn dood niet zal wankelen. Een advertentie inde courant maakte mij opmerkzaam op het bestaan vaneen verbruiksvereeniging in het stadje, waar mijn man een werkkring had gevonden. Die advertentie luidde: „Wie zijn koopkracht wil verhoogen en het | | welzijn van zijn gezin bevorderen, worde lid f | van de verbruiksvereeniging te X.” } ♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦♦»♦♦♦♦♦*♦♦♦♦♦♦♦ Verhooging van koopkracht! Die uitdrukking verwonderde me. Over mijn koopkracht en haar economische beteekenis had ik nog nooit nagedacht. Wel echter had me vaak genoeg de zorg geplaagd, hoe ik met het inkomen van mijn man alle uitgaven van onze huishouding zou kunnen bestrijden. Nu begon ik te overpeinzen welk verband er tusschen verhooging van koopkracht en het bevorderen van het welzijn des volks zijn kon. En nadat ik uitgevorscht had waar het bestuur van de verbruiksvereeniging te INLEIDING. vinden was, vroeg ik de statuten ter inzage, die ik met mijn man samen bestudeerde. Wij zagen al gauw, dat hier vaneen goede zaak sprake kon zijn, en die indruk werd nog versterkt, toen kort daarop een spreker in het stadje de beteekenis en het doel der verbruiksvereenigingen en de organisatie der coöperatie helder en overtuigend uiteenzette. Eenige proef-inkoopen inden toen nog zeer bescheiden, maar zindelijken coöperatieven winkel vielen naar wensch uit. En zoo werden wij lid van de vereeniging en ontvingen dus ook geregeld het blaadje van de verbruikscoöperatie, dat we steeds met groote belangstelling inden familiekring lazen, en dat ons een trouwe vriend is geworden. Nu zegen ik den dag, dat mijn oog op die advertentie viel. Met volle overtuiging mag ik nu de organisatie der verbruikers prijzen als eender zegenrijkste inrichtingen, die de menschen kunnen tot stand brengen. En dit gevoel van dankbaarheid is het dan ook, dat mij bewoog deze brochure te schrijven. Moge ze menig huismoeder tot een trouwe coöperatrice maken, en haar tot een ernstige studie van het blad van de Coöperatie brengen, dat mij naast enkele boeken uit de bibliotheek van den Coöperatieven Bond en mijn eigen bijna tienjarige ervaring als lid vaneen verbruiksvereeniging voornamelijk als bron voor dit werkje diende. De ontoereikendheid van den particulieren handel. 1. DE HUISMOEDER EN DE VOLKSGEZONDHEID. Die twee namen met elkaar in verband te brengen kan misschien menig bescheiden huismoedertje wat zonderling voorkomen. Ons werk inde huishouding wordt toch maar al te dikwijls beschouwd als niet veel waard te zijn naast den arbeid van den man, en dat, niettegenstaande wij het eerst en het laatst aan onze dagtaak bezig zijn, en vaak genoeg ook des nachts niet tot rust kunnen komen, als wij het geluk hebben moeder te zijn. Om meer dan één reden beschouw ik echter het werk der vrouw inde huishouding -als tenminste even gewichtig als dat van den man in zijn beroep. Ten eerste is het geld gebruiken van evenveel belang als het geld verdienen. En ten tweede hangt de gezondheid van den man en de kinderen voor het grootste gedeelte daarvan af, of de huismoeder voor goed voedsel kan zorgen, of ze de kleeren en de woning kan onderhouden en het huiselijk geluk bevorderen. En daar de staat niet anders is dan een vereeniging van de huisgezinnen ineen land, hangt bijgevolg het welzijn en de bloei van den staat af van het welzijn en den bloei der gezinnen, en dus van het inzicht en den goeden wil HOOFDSTUK I. der huismoeders, op wie voornamelijk de verzorging van het gezin rust. 2. DE INKOOP DER LEVENSMIDDELEN is daarbij een zéér gewichtige zaak. Honderden en millioenen guldens gaan jaarlijks door de handen der eenvoudige huismoeders. Yan de wijze, waarop wij die reusachtige sommen besteden, hangt het welzijn van ons volk af. Goede, de gezondheid bevorderende levensmiddelen, zijn vóór alles noodig. Zij moeten echter ook in voldoende hoeveelheid worden verschaft. Daarbij moet zorgvuldig worden overwogen, hoe ver het beschikbare geld reikt. En dan komt eerst nog een zeer gewichtige, maar vaak vergeten plicht: wij moeten het gekochte met een goed geweten kunnen gebruiken en genieten; dat wil zeggen: we moeten de overtuiging hebben, dat zij, die de door ons gekochte waren vervaardigden, ook weer behoorlijk kunnen leven. De arbeid, die daarvoor noodig was, moet dus onder menschwaardige arbeidsvoorwaarden worden gedaan. Stelt nu de tegenwoordige vorm van handel ons in staat deze plichten na te komen? leder huismoeder zal bij eenig nadenken moeten toegeven, dat dit niet het geval is. De tegenwoordige handel is niet in staat de huismoeders voor vervalschingen te bewaren; hij is ondoelmatig, duur en onmaatschappelijk ingericht. Dat is niet moeilijk te bewijzen. 3. OVER HET VERVALSCHEN DER WAREN EN DE OORZAAK DAARVAN. Het verschaffen van onvervalschte voedingsmiddelen en verbruiksvoorwerpen hoort tot het belangrijkste Ik zou hier toch van te voren willen-zeggen, dat ik volstrekt niet den kleinhandel, het geheele leger van winkeliers in stad en land, van vervalschingen beschuldigen wil. Die zullen wel dichter bij de bron voorkomen, en de kleine handelaar is meestal evenals de verbruiker het offer der vervalschingen.. De reden, waarom er, niettegenstaande alle verordeningen en alle controle toch altijd weer vervalscht wcfrdt, is zoo klaar als de dag: zoolang daarmee iets-, verdiend kan worden zal er vervalscht worden. En daar met vervalschen natuurlijk meer te verdienen valt, naarmate de prijzen der waren hooger zijn,. nernen de vervalschingen met het hooger worden der prijzen toe. En de verbruiker wordt dus dubbel bedrogen. We zullen dus het vervalschen alleen kunnen voorkomen, door den reden ervan: hetbereiken vair voordeel weg te nemen. Dat kan niet gebeuren bij de tegenwoordige organisatie van den handel. Want wie nu handel drijft of goederen voortbrengt, doet dat om geld te verdienen, en niet om het volk een dienst te bewijzen. ledere handelaar heeft er belang bij, de door hem inden handel gebrachte waren zoo goedkoop mogelijk in te koopen, en ze zoo duur mogelijk weer te werk van de huismoeder. Maar juist hier doen zich groote moeielijkheden voor. Want het vervalschen is een wetenschappelijk werk geworden, en wordt zóó geraffineerd gedaan, dat een gewoon mensch zooiets alleen in het allerergste geval ontdekt, en vaak eerst als de gezondheid er al onder geleden heeft. Wel bestaan er wetten en verordeningen, die het vervalschen verbieden, zooals we ook wetten hebben, die het stelen strafbaar stellen. Maar dat verhindert toch niet, dat er op allerlei manieren vervalscht en gestolen wordt. werkoopen. De geheele handelskunst ligt in het bereiken van het grootst mogelijke voordeel. Maarde kooper heeft een geheel ander belang: hij wil zijn geld zoo voordeelig mogelijk besteden, hoe grooter het voordeel van den handelaar is, hoe slechter het den kooper gaat. Het belang van den handelaar staat tegenover dat van den kooper. Dat moet iedere huismoeder vooral goed onthouden. 4. ONVOLDOENDE VOEDING. Nu is het echter voor het onderhoud van onze gezondheid niet voldoende, dat onze levensmiddelen en verbruiksvoorwerpen van goede kwaliteit zijn. We moeten er ook genoeg van hebben om ons lichaam krachtig en tot werken in staat te houden. Helaas! het is ook nu nog voor velen van de bevolking onmogelijk aan dezen eisch te voldoen. Niettegenstaande de voortdurende verbetering inde wijze van voortbrengen en de middelen van verkeer zijn er nog een grooter aantal menschen, dan velen onder ons vermoeden, die des avonds hongerig naar bed gaan en ’s morgens onvoldoende gevoed weer aan hun arbeid beginnen. Het is uitgemaakt, dat in Zwitserland, het land „van melk en honing” jaarlijks 4000 a 5000 kinderen in ’t eerste jaar sterven aan acute maagcatarrh, een ziekte, die bijna uitsluitend aan gebrekkige voeding, ’t zij van de zoogende moeder of van de kunstmatig gevoede zuigeling, is toe te schrijven. Niet minder treurig zijnde gevolgen van onvoldoende voeding voor hen, die op den leeftijd zijn, dat ze voor hun brood werken. En door de steeds grooter wordende duurte zal dit alles nog verergeren. 8000 a 9000 personen sterven jaarlijks aan tuberculose en voortdurend lijden 80.000 a 90.000 personen aan deze ziekte, waarvoor als voornaamste oorzaak gebrekkige voeding en slechte woningtoestanden worden aangegeven. Onvoldoende voeding inde arbeidsjaren heeft minder arbeid, minder weerstandsvermogen tegen allerlei ziekten tengevolge: dus meer zieken en voor velen een vroegen dood, verder een zwakker nageslacht: verliezen dus, waar de geheele natie onder lijdt. Het is ook algemeen bekend, dat de nood ook een vermeerdering van misdaden tengevolge heeft. De gevangenissen en tuchthuizen worden meer in beslag genomen, naarmate de verhouding tusschen inkomsten en uitgaven slechter wordt, en de kosten voor meerdere armen- en ziekenzorg moeten door de gemeenschap worden gedragen. Zooals we zagen moet dus de huismoeder goed en voldoende inkoopen. Maar haar middelen zijn beperkt. Het inkomen van verreweg de meeste menschen stijgt minder snel dan de behoeften van het aangroeiend gezin. Daar komt nog bij, dat de voornaamste levensmiddelen op onrustbarende wijze in prijs stijgen. Het is daarom van het hoogste belang, dat men bij het besteden van het beschikbare geld met de grootste omzichtigheid te werk gaat. Maar ook in dit opzicht levert de tegenwoordige organisatie van den handel weer een menigte nadeelen. We hebben reeds gezien dat zij geen voldoende waarborg levert tegen vervalsching der levensmiddelen. Maar bovendien is die organisatie onzinnig en duur. Bezield door het verlangen zoo genakkelijk mogelijk veel geld te verdienen, wijden zich aan het verdoelen der goederen véél meer menschen, dan er ’noodigzijn om de bevolking van alles te voorzien, waar zij behoefte aan heeft. Hoe meer menschen moeten leven door de koopkracht der verbruikers, hoe kleiner liet aandeel van iederen winkel wordt in het verdeelen der waren, en hoe duurder dit werk door de verbruikers moet worden betaald. Wanneer b.v. ineen stad of dorp in plaats van twee verkooplokalen tien komen, is de bevolking natuurlijk niet inde gelegenheid vijfmaal meer in te koopen dan vroeger, om alle winkels dezelfde verdienste te bezorgen, maar zij zal dezelfde som, die vroeger aan twee winkels ten goede kwam, nu over tien verdeelen. Maar die tien zullen, niettegenstaande de kleiner verdienste toch evenveel ■onkosten hebben. Nu moeten dus van tien zaken de kosten van huur, van de rente van den goederenvoorraad, van het winkelpersoneel, vuur en licht worden betaald, in plaats van voor twee. Natuurlijk stijgen ook de uitgaven voor reclame, want hoe meer zaken de koopkracht van het publiek tot zich willen trekken, hoe grooter moeite allen moeten doen om de menschen te winnen. Hoe kleiner de omzet vaneen zaak is, hoe ongunstiger de voorwaarden van inkoop bij den groothandelaar worden, en ’t gevaar, dat de waar door onvoldoende afzet oud wordt en aan waarde verliest, neemt toe. Hebt gij er nooit over nagedacht, hoeveel beter het zou zijn, als in plaats van de vele kleine winkels ineen gemeente enkele, goed ingerichte kwamen, met snellen omzet en dus altijd versche waren? Hebt gij wel eens bedacht hoe buitengewoon moeilijk het hygiënisch toezicht is bij zulk een groot aantal winkels, elk met een kleinen voorraad? Wie onderhoudt het geweldige leger van kleine winkeliers en reizigers, die leven van de verdeeling der waren, en elkander de klanten trachten af te wangen ? Niemand anders dan de verbruikers, de huismoeders, toch als koopsters veel meer menschen onderhouden dan noodig zijn, die dus wat ze aan den eenen kant uitsparen, aan den anderen kant blindelings verspillen. Wie bezorgen de geweldige winsten aan de groote warenhuizen en de winkels, die hun schatten op onaangename en opdringende manier ten toon spreiden ? Dat doen al die mannen en vrouwen, meest uit de arbeidersklasse, die zich bi; zwermen als de muggen inden zomer door de verblindende booglampen laten aantrekken door de schitterende uitstallingen, de ellenlange bluffende advertenties, en die, inde meening dat ze hier goedkooper dan ergens anders terecht kunnen, hun zuur verdiende geld uitgeven, vaak voor dingen, die ze niet eens noodig hebben, en die in ’t gebruik zich dikwijls niet eens goed houden. Hoeveel millioenen konden de huismoeders niet uitsparen, als het aantal winkels en magazijnen tot het strikt noodige werd beperkt, als we inden dienst der goederenverdeeling werkten naar hetzelfde grondbeginsel, dat overal inde zakenwereld geldt: met de minst mogelijke inspanning de grootst mogelijke uitwerking te verkrijgen. En hoeveel millioenen konden bovendien nog aan het arbeidende volk worden bespaard, wanneer alle bedrog en oplichterij, die nu op de menschheid wordt losgelaten inden vorm van geneesmiddelen, surrogaten, van literatuur- en kunstproducten werd uitgeschakeld, omdat het publiek de nu nog te ontwikkelen gave bezat het goede van het slechte kimnen onderscheiden. Veredeling van den smaak is eender voor- die in haar huishouding de grootste moeite doen, om zonder vreemde hulp al hun velerlei werk te verrichten, om zooveel mogelijk uitte sparen, en die naamste voorwaarden voor het scheppen vaneen verstandige huishouding in het gezin, zoowel als inde gemeente en den staat; maar juist het stelsel van onderlinge concurrentie doet al het mogelijke om de goede smaak en het gezond verstand van de bevolking te bederven, en van dit bederf voordeel te trekken, 5. SLECHTE KQOPERSMORAAL. Ik heb gesproken van de plicht der huismoeder om goede, onver valschte waren in te koopen, daar b ij niet meer uitte geven, dan strikt noodig is, en ook er voor te zorgen, dat de gekochte waren onder menschwaardige arbeidsvoorwaarden worden vervaardigd. Helaas, aan dit derde punt wordt door de huismoeder en door de koopers in het algemeen veel te weinig aandacht geschonken. Wat weet een gewoon mensch van de levensvoorwaarden van den kunstenaar, van wie hij de scheppingen inde uitstalling van den kunsthandelaar bewondert? Hoeveel huismoeders bekommeren er zich onder het broodsnijden om, hoe de arbeidstoestand is van den smid, die haar més maakte, van den molenaarsjongen, die 't meel maalde, van den bakkersknecht, die het brood bakte, kortom van die onafzienbare rij vlijtige menschen, die noodig zijn om onze tafel te voorzien? Menig huisvrouw zal zich nog de tentoonstelling: van huisindustrie herinneren, en velen zullen nog de droevige omstandigheden voor oogen hebben, waarin zooveel voorwerpen, die we dagelijks gebruiken, worden gemaakt. Dat zulke toestanden nog niet uitgeroeid zijn, kan de courant ons dagelijks leeren. En nu vraag ik me af: Hoe kan een vrouw zich verheugen overeen hoed, overeen nieuwe japon, over nieuw linnengoed, als zij weet, dat harde nood Men moet vooral niet denken, dat alleen de arbeidersklasse er belang bij heeft, dat zulke arbeidstoestanden verdwijnen, dat de koopkracht vaneen volk versterkt en zijn koopersgeweten gewekt wordt. Er bestaat een nauw verband tusschen alle kringen en alle burgers vaneen volk. De ziekten, die ontstaan inde slechte, overbevolkte woningen der armen en inde holen, waar het kwaad zich inde stad verbergt, grijpen om zich heen en tasten ook hen aan; die in paleizen of villas wonen; en de misdaden, door den nood te voorschijn geroepen, verontrusten ook den bemiddelde. En de gevangenissen, de ziekenhuizen, de armen- en werkhuizen worden immers ook door de openbare middelen onderhouden. De levensvoorwaarden te verbeteren is dus, zooals we reeds zeiden, een taak, die voor liet geheele volk van belang is, want gewichtiger dan geweren en kanonnen zijn voor de instand~ houding van de economische en politieke vrijheid, zijn de gezondheid en de welvaart van het volk. De beste wapens baten niet, als het de hand, die ze gebruiken wil, aan kracht ontbreekt. Nu zijn er natuurlijk nog menschen genoeg, die meenen, dat er altijd armen moeten zijn, omdat zij er altijd geweest zijn. Ik geloof daarentegen, dat het heel goed mogelijk zou zijn alle menschen te verzadigen en voor koude te bewaren. Het ontbreekt alleen nog maar aan de juiste verdeeling van dein overvloed vervaardigde goederen, aan de juiste organisatie van het verbruik en de voortbrenging. en nijpende zorgen er in geweven, dat bittere tranen er op gevallen zijn'? Heeft niet deze strafbare zorgeloosheid er grootendeels schuld aan, dat zooveel jonge meisjes tot ellende en schande vervallen ? TWEEDE HOOFDSTUK. Hoe de verbruiksvereeniging de huismoeder helpt. INLEIDING. Ik heb getracht de moeilijkheden te beschrijven, die de huismoeder inden weg staan bij het vervullen van haar plicht: onvervalschte, niet te duur betaalde onder menschwaardige arbeidsvoorwaarden bereide waren in voldoende hoeveelheid te verschaffen. Nu üioeten we nog den weg zien te vinden, waarop zij deze moeilijkheden voorkomen kan. Die weg heet: Inkoop ineen verbruiksvereeniging. 1. GEEN WINST EN GEEN VERVALSCHINGEN Ik heb als oorzaak van de vervalschingen het winstbejag genoemd, en als eenig afdoend middel daartegen de afschaffing van de winst aangewezen. In nu een verbruiksvereeniging in staat zonder winst te werken? Het antwoord luidt zonder voorbehoud: Ja! De verbruiksvereeniging is niet anders dan het geheel der gezamentlijke, aan den gemeenschappelijken inkoop deelnemende leden. Wat zij of hun mannen van vertrouwen inkoopen. verbruiken zij zelf; de waren worden niet voor anderen ingekocht om er geld mêe te verdienen. Zullen nu die menschen zich zelf bedriegen door slechte voedingsmiddelen of gebruiksvoorwerpen in te koopen? bij vervalschte waren in te koopen. Wat er overblijft bekoort niet aan hen, maar aan de verbruikers. Zij zelf ontvangen voor hun arbeid een vaste betaling, die door de leden der vereeniging of hun mannen van vertrouwen wordt bepaald. Alle winstbejag is dus inde verbruiksvereeniging uitgesloten, en daarmee alle prikkel tot vervalsching. Maarde waren der georganiseerde verbruikers kunnen ook voor matigen prijs geleverd worden. En dan valt ons dadelijk een buitengewoon groot verschil tusschen den particulieren handel en het leveren van waren door verbruiksvereenigingen op: de verbruiksvereenigingen en haar winkels ontstaan al leen daar, waarde bevolking het verlangt. Terwijl geen enkel handelaar er zich op beroepen kan, zijn werk op verlangen der koopers te zijn begonnen, is dit voor verbruiksvereenigingen bij haar leden altijd het geval. Ook het magazijn, het personeel, de inrichting der zaak wordt naar de behoeften der leden geregeld, en uitbreiding wordt alleen dan gewaagd, als de toenemende omzet het gewenscht maakt. Daar bij de verbruiksvereenigingen een vaste staf van koopers bestaat, en de vereeniging niet anders is dan het geheel der georganiniseerde verbruikers, behoeft er ook niet zooveel voor reclame te worden uitgegeven, en kan er door den grooten omzet voordeeliger worden ingekocht. Daarbij moet men ook in aanmerking nemen, dat de organisaties van verbruikers zich ook weer hebben vereenigd in' nationale grootinkoopvereenigingen (Handelskamers), om zich het inkoopen der Ook van de menschen, die door de georganiseerde verbruikers voor de leiding der gemeenschappelijke inrichtingen zijn aangesteld, heeft er geen enkel belang waren gemakkelijker te maken, een voldoende controle te kunnen uitoefenen en de gemeenschappelijke belangen met temeer nadruk te kunnen behartigen. Waar dus de kracht vaneen vereeniging niet voldoende is, helpen de vereenigde krachten van dein den algemeenen Bond aaneengesloten vereenigingen, waartoe reeds nu honderdduizende gezinnen behooren. In dit verband moet ook worden vermeld, dat b.v. de Zwitsersche Coöperatieve Bond te Bazel een eigen, goed ingericht en door gediplomeerde scheikundigen, bestuurd Laboratorium bezit, waar de kwaliteit der door den bond voor de vereenigingen ingekochte waren nauwkeurig onderzocht, en het minderwaardige onmiddellijk verwijderd wordt. Daar inde verbruiksvereenigingen, inde lokale zoowel als inde internationale, alles aan allen toebehoort, bestaat er ook geen handelswinst. Evenals de onroerende goederen, de voorraad, de gereedschappen enz. behoort ook wat er meer inkomt dan uitgegeven wordt niet aan een enkelen, of eenigen, zooals inden particulieren handel en bij ondernemingen op aandeelen, maar aan alle georganiseerde verbruikers tezamen. Terwijl dus inden particulieren handel alle overwinst aan den eigenaar van den winkel behoort, wordt inde verbruiksvereeniging de overwinst aan de leden terugbetaald inden vorm van dividend, en dit wordt niet verdeeld in verhouding tot het aangebrachte kapitaal, maar in verhouding tot wat ieder uit den gemeenschappelijken winkel heeft gekocht. Wie een groot gezin heeft en de verbruiksvereeniging trouw gebleven is, krijgt dus een m veihoudmg tot zijn inkoopen staand grooter aandeel inde overwinst, dan wie een kleiner verbruik heeft. Hierin ligt het groote verschil tusschen kapitalistischen en coöperatieven handel. Bij de eerste behoort de overwinst aan hen, die het bedrijfskapitaal hebben geleverd, terwijl het toch de koop er s zijn, die de overwinst doen ontstaan. De winst komt dus aan menschen, die in véél gevallen niets tot de vorming er van hebben bijgedragen, dat wil in dit geval zeggen: die inde zaak geen waren hebben ingekocht. Geheel anders is het inde verbruiksvereeniging, waar zij, die de winst door hun inkoopen deden ontstaan, haar ook in ontvangst nemen. En de besparingen, die de verbruikers door hun gemeenschappelijke inkoopen maken, zijn verre van onbeduidend. Zoo zijn er vereenigingen, die blijkbaar met den besten uitslag er naar streefden de prijzen der waren te regelen d.w.z. onder de prijzen der grootste particuliere handelszaken te blijven, en toch jaar op jaar in staat zijn geweest haar leden 7 % op hun inkoopen terug te betalen, wat voor ons gezin gewoonlijk een sommetje van 60 a 70 francs (30 a 35 gulden) bedraagt. Ik heb van de Zwitsersche verbruiksvereenigingen gelezen, dat zij jaarlijks meer dan /M5.750.000 als besparing aan haar leden terug kunnen betalen. Daar komen dan nog bij de sommen, die als reserve op zij worden gelegd en de afschrijvingen op den voorraad, de onroerende en roerende goederen, die aan alle verbruikers toebehooren; en het is immers in hun belang, zooveel mogelijk als reserve weg te leggen en af te schrijven. Hoe meer dat gebeurt, hoe voordeeliger de vereeniging gedreven zal kunnen worden, zooals ook een gezin welvarender wordt, wanneer niet altijd iedere beschikbare stuiver wordt uitgegeven. We hebben nu gezien, dat de huismoeder dus werkelijk door de verbruiksvereeniging in staat wordt gesteld waren van goede qualiteit op voordeel ig er wijze in te koopen, dan inden particulieren handel mogelijk is. Maar dat is nog niet alles. Ik zal nu nog eenige punten ter sprake brengen, die voor de vermeerdering van de volkswelvaart niet minder belangrijk zijn. 3. DE VERSTERKING VAN HET PLICHTGEVOEL VAN DEN KOOPER. Ik heb er reeds ineen vroeger hoofdstuk op gewezen hoe betreurenswaard het is, dat de groote massa der koopers zich bij hun inkoopen er niet over bekommert, onder welke arbeidsvoorwaarden de gekochte voorwerpen vervaardigd zijn. Nu is voor den enkelen verbruiker afzonderlijk zulk een controle waarlijk niet gemakkelijk, want de weg van den maker naar den verbruiker is meestal zóó lang, dat de kooper dien niet kan overzien. Veel gemakkelijker is de zaak inde ver brui ks vereen iging en inde Handelskamer. Vooral de laatste is in staat veel artikelen direkt aan de bron in te koopen, en zij kan inde meeste gevallen onderzoeken hoe het met de arbeidsvoorwaarden staat. Maar als eerste voorwaarde om dit te gebruiken is natuurlijk de coöperatieve trouw noodig, want alleen als de Handelskamer zéér groote partijen kan inkoopen, kan zij met goed gevolg invloed op de verbetering van de arbeidsvoorwaarden trachten uit te oefenen. Dit wordt het best bereikt, als door de koopers met alle kracht de verkoop wordt bevor- De Coöperatieve vereenigingen en de Handelskamer mogen er zich over het algemeen op beroemen, dat ze in hun bedrijf goede arbeidsvoorwaarden hebben. Maar ze kunnen dat alleen zonder schade doen, als zij, die daar werken, hun plicht ook werkelijk vervullen, anders zal de vereeniging niet in staat zijn haar invloed op de prijzen der waren uitte oofenen. Ik heb al duidelijk kunnen zien, dat juist die werkers, die in vergaderingen met nadruk verbeteringen van arbeidsvoorwaarden voor hunberoepsgenooten eischteu, de eersten waren, die hun benoodigdheden in parti- culiere winkels kochten, als een of ander winkelier op den inval kwam bij wijze van reclame een of ander artikel beneden den prijs te verkoopen. De toekomst van de coöperatieve beweging hangt daarom voor een groot gedeelte af van de vraag of het gelukken zal bij het personeel inde verbruiksvereenigingen zóóveel plichtgevoel te ontwikkelen, dat zij zonder de dwangmiddelen, die de eigenaars van particuliere zaken kunnen aanwenden, hun volle arbeidskracht gebruiken. Wij moeten absoluut een élite personeel hebben: de arbeidsvoorwaarden van de coöperatie, vooral de zekerheid voor een goed bestaan, die zij geeft, maakt, dat zij hooge eischen mag stellen. Tot de zedelijke verplichtingen van den kooper behoort ook: op den juisten tijd in te koopen. Ook hier hebben veel vrouwen nog Jieel wat te leeren. We zien niet graag, dat onze echtgenooten te laat aan tafel komen; maar hoe dikwijls is het onze schuld, dat het personeel van onzen Coöperatieven winkel een gedeelte van zijn welverdienden vrijen derd van de waren, die de Handelskamer zelf laat voortbrengen. tijd missen moet! Hoe dikwijls wordt door ons nog gauw even vóór het sluiten van den winkel iets gehaald, wat heel goed inden loop van den morgen of den middag gekocht had kunnen worden. Hier geldt het ook: Wat gij niet wilt, dat u geschiedt, Doe dat ook aan een ander niet. Dus: op tijd koopen, liefst ’s morgens of vroeg op den namiddag. Dus niet in die uren, waarin de vrouwen, die ineen betrekking zijn, haar inkoopen moeten doen. Zij hebben natuurlijk maar over weinig tijd te beschikken, en zij zullen heel dankbaar zijn voor deze tegemoetkoming van de vrouwen, die zoo gelukkig zijn zonder beroepsarbeid rond te kunnen komen. Ook een tegemoetkomende houding inden winkel behoort tot de zedelijke verplichtingen der koopers. De vrouw, die lid vaneen coöperatie is, staat inden winkel in haar eigen huis, en zooals zij wenscht, dat dit geëerbiedigd zal worden, moet zij ook het gemeenschappelijk tehuis respecteeren. Veel vrouwen en kinderen meenen, dat zij alleen haast hebben, en zoo willen bij het helpen de laatst gekomenen vaak de eersten zijn. Dat is onrecht. Vaak heb ik gewenscht, dat inde coöperatieve winkels hekken zouden worden aangebracht, zooals bij de stations voor de loketten, waar plaats genomen moet worden, zoodat de een eenvoudig achter den ander zou moeten staan en niemand vooruitdringen kon. Vaak zou het bedienen der koopers veel gemakkelijker gaan, als overal het nog maar in enkele ver«enigingen gebruikelijke bonsysteem (Markengeld) meer gebruikt werd. Dan worden bij voorkeur ronde sommen in het boekje ingeschreven en dan is ’t niet noodig dit telkens bij iederen inkoop mede te brengen. Ik gebruik b.v. voor mijn inkoopen, die jaarlijks 500 a 550 gulden bedragen hoogstens 60 inkoopen, daar ik bij iederen betaaldag zooveel bons vooruit laat opschrijven, als ik gewoonlijk voor mijn inkoopen noodig heb. Dat is een groote verlichting voor het winkelpersoneel, voor de menschen, die aan het eind van het jaar v'de boekjes optellen, en voor de vereeniging, die goedkooper werkt, doordat dit aan de beambten tijd uitspaart, en doordat ze op deze manier heel wat geld als rentevrij voorschot krijgt, wat ook weer aan de leden ten goede komt. Als, bijvoorbeeld, een vereeniging duizend leden heeft, en ieder neemt gemiddeld maar vijf gulden aan bons in voorschot, maakt dit toch een rentevrij bedrijfskapitaal van 5000 gulden uit, wat toch niet te verachten is. Waar geen bons zijn ingevoerd, kan men het bedienen inden winkel gemakkelijker maken door zooveel mogelijk tegel ij k te koopen, waarbij dan alles op één briefje geschreven wordt, dan aan de verkoopster of verkooper ter hand gesteld moet worden. Dit is vooral aan te raden, wanneer kinderen de boodschappen doen. Dat men liet verkoopend personeel behoorlijk behandelen moet, behoeft niet eens gezegd te worden. Klachten moet liefst direct aan het bestuur gericht worden. In geen geval behooren die aan vriendinnen en bekenden te worden verteld. Zij kunnen toch daarin niet helpen; maar wel schaden, wanneer zij kleinigheden vergrooten of verkeerd oververtellen. Zoo kan er met wat goeden wil veel worden gedaan, wat de vereeniging en daardoor ook den leden ten goede komt. Men moet nooit vergeten, dat inde coöperatie alle leden gelijke rechten, maar ook gelijke plichten hebben. 3. ARBEID VOOR DEN VREDE. Wat ik bizonder hoog waardeer inde coöperatieve beweging, is haar invloed op den vrede in het gezin, op het eendrachtig samenwerken der verschillende volksklassen, op het tot stand brengen van een goede verstandhouding tusschen de volken. Een vaste steunpilaar van den vrede in het gezin vormt de ordelijke huishouding, waartoe vóór alles het contante betalen behoort. Ineen gezin, dat gewoon is contant te betalen, wordt bij het inkoopen veel zorgvuldiger te werk gegaan, dan waar op crediet wordt gekocht. Het credietsysteem brengt altijd onaangename verrassingen mee: wanneer de afrekening plaats heeft, is de rekening altijd hooger dan men verwachtte, terwijl maar al te vaak de inkomsten, waar men op hoopte, door onvoorziene uitgaven worden verkleind. Zijn er dan eenmaal schulden ontstaan, d.w.z. dat het inkomen van den man niet voldoende is om de aangegane verplichtingen te dekken, dan wil niemand erkennen daartoe aanleiding te hebben gegeven. Wantrouwen en twist komen op; onverschilligheid voor de huishouding is er het gevolg van, en dit is het begin van het treurig einde. Men kan zich. wel inde plaats van den huisvader stellen, die op den betaaldag het geld, dat hij met ingespannen arbeid heeft verdiend, ziet verdwijnen voor dingen, die al lang opgebruikt zijn, en die dan met leege handen, ja zelfs nog met schulden ten zijnen laste, den volgenden betaaldag .tegemoet ziet, met de drukkende zekerheid, dat dan hetzelfde -spelletje zich zal herhalen, misschien op nog erger manier. Hoeveel grooter zou voor den mande vreugde over zijn werk en over zijn thuis wezen, als hij zouder schulden was cn ieder vrijmoedig in het gezicht kon zien! Het is bekend, dat wie contant betaalt, ook voordeeliger inkoopt, dan wie op crediet bestelt, en dat hij sneller en beter wordt bediend. ledere handelaar, iedere handwerker en ook de coöperatie moet bij verkoop op crediet, op verlies en onaangenaamheden rekenen. Om zich daartegen te beveiligen verhoogt de op crediet verkoopende handelaar de prijs der waren met een bepaald procent. Inde coöperatie moeten verliezen, die bij het credietstelsel onvermijdelijk zijn, uit de winst gedekt en dus door alle leden der gemeenschap gedragen worden. Dat heeft dus ten slotte ook een ongunstigen invloed op de contante betaling, en geeft hun ook dikwijls aanleiding van de gewoonte contant te betalen af te wijken. Schulden zijn als een moeras: wie er eerst met één voet in geraakt, zinkt er al gauw heelemaal in neer. Geweldig zijnde verliezen, die het volk door het onzalige borgsysteem lijdt, en nog geweldiger is de schade, die de moraliteit vaneen volk er door lijdt. Hoeveel vrouwen heb ik al gekend, die in het begin het contant betaal-systeem sterk critiseerden, en nu vol vreugde bekennen, dat het haar zegen bracht. Wordt zoo door de coöperatie de vrede in het gezin bevorderd, haar invloed op een vreedzaam elkaar naderen der verschillende klassen is niet minder duidelijk waar te nemen. Er is zooveel wat ons volk verdeeld, er zijn zoo ■veel omstandigheden, die scheidsmuren bouwen tus:schen de verschillende partijen, beroepen, belijdenissen enz. dat het bestaan vaneen vereeniging, bij wier bloei vrijwel alle volksklassen belang hebben, als een ware zegen moet worden beschouwd. In onze vereeniging zijn boeren, handwerkers,, arbeiders en ambtenaren vertegenwoordigd d. w. z. alle kringen, waaruit de bevolking van onze woonplaats bestaat’ In het bestuur hebben boeren, arbeiders en handwerkers zitting, en werken eendrachtig" zamen, en inde commissie van toezicht, waarin mijn man zitting heeft, werken een ambtenaar, een handwerkschef en een meesterknecht meê. Hoewel ze tot verschillende partijen behooren, werken deze menschen in vrede met elkaar: zij kunnen, als zij voor het behartigen van coöperatieve zaken bijeen zijn, alle andere belangen ter zijde stellen. Het zou ook bij ons eenvoudig onmogelijk zijnde verbruiksvereeniging op het tot nu toe bereikte peil te houden, zonder de samenwerking van alle kringen. Dat weten de arbeiders, en ze hebben genoeg inzicht inde zaken, en zijn rechtvaardig genoeg om zich te verheugen inde medewerking van anderen, en hun verdienste te erkennen. De menschen bejegenen elkaar met die achting, die eerlijke werkers toekomt, en in den politieken verkiezingsstrijd, die ook bij ons voorkomt, draagt men zorg elkaar behoorlijk te behandelen. We willen hopen, dat het zoo blijven zal. Meer en meer dringt in alle kringen van ons volk de overtuiging door, dat geen partij zich alleen het monopolie van den vooruitgang kan toeëigenen, en dat hervormingen niet anders dan stap voor stap kunnen worden ingevoerd, in verband met de toestanden en de verlichting onder het volk. Het is niet voldoende, dat enkele weinigen met de onstuimigheid der geestdrift vooruit dringen. Eerst moet de groote massa, door geduldigen en hardnek- Zooals het koren op het veld, de vrucht aan den boom tijd noodig heeft om te rijpen, al verlangt de boer nog zoo zeer naar den tijd van den oogst, zoo eischt iedere hervorming haar tijd van voorbereiding en rijp worden; en hoe ook de ongeduldigen dringen en schuiven, het gaat alleen vooruit in verhouding tot den opvoedingsarbeid inde verschillende klassen van het volk. De coöperatie draagt verder in groote mate bij tot instandhouding van vreedzame betrekkingen tusschen de volken. Wat vervreemdt de naties onderling, wat leidt tot de onzinnige bewapeningen, die den welstand der volken ondermijnen en ze onmachtig maakt om maat.schappelijke hervormingen door te zetten? Zijn niet alle moderne oorlogen ontstaan uit den strijd om afzetgebied, uit de concurrentie tusschen de kapitalistische voortbrengers der verschillende landen'? Zooals in steden en dorpen de kosten van den concurrentie-strijd tusschen kleine en groote handelaars door de verbruikers worden gedragen, worden ook bij de concurrentie der grootkapitalistische wereldfirma’s de kosten aan de massa der afnemers in rekening gebracht. En als die groote concurrenten nu en dan vrede -sluiten, en het eens worden over prijzen en afzetgebied kigen ontwikkelingsarbeid uit haar indolentie worden wakker geschud: haar hoop moet herleven, haar geloof aan de mogelijkheid vaneen betere toekomst .gewekt worden, en dan ten slotte moet zij worden opgevoed tot een eenigszins eendrachtig optreden. Aan den anderen kant moet bij de meer bevoorrechten het begrip van de noodzakelijkheid van verbetering van toestanden worden gewekt. dan eerst gaat het de verbruikers buitengewoon slecht; hoe ze zich wenden of keeren ze moeten betalen! Indien wijde verdeeling der goederen coöperatief organiseeren, ruimen we die nadeelen uit den weg. Precies zooals in steden en dorpen door de coöperatie de onkosten der goederenverdeeling dalen, en de koopkracht der bevolking stijgt, zoo gebeurt dit op veel grooter schaal door den coöperatieven ruilhandel tusschen de volken. Ook hier wordt dan de winst, de oorzaak van wrijving weggenomen, en de ruiling van goederen geschiedt uitsluitend met het doel, de welvaart der verbruikers te bevorderen. Nooit nog hebben wij gezien, dat oorlog aan de groote massa van het volk ten goede kwam: altijd trekken maar weinigen voordeel daarvan ; terwijl de groote massa, vooral de vrouwen, al den jammer, de grenzenlooze ellende verdragen moet, die iedere oorlog onvermijdelijk ten gevolge heeft. Het is den enkelen burger door de wet verboden zichzelf recht te verschaffen en zijn toevlucht tot slaan te nemen, en dat is niet meer dan billijk, want het recht is niet altijd aan de zij van den sterkste! Waarom zouden oneenigheden tusschen volken niet even goed door scheidsrechters beslist kunnen worden, als die tusschen enkele menschen, tusschen gemeenten en. provinciën ? Dat zal geheel van zelf komen door de ontwikkeling der coöperatieve beweging op lokalen, nationalen en internationalen grondslag, en de milliarden, die nu ieder jaar door de regeeringen aan oorlogsuitrustingen worden besteed, kunnen dan voor het welzijn der volken worden gebruikt voor verzekering, ontwikkeling, grondverbetering, verbetering van ’t vervoer, enz. Het is niet uitte denken hoeveel heerlijks en. nuttigs er gedaan kon worden met het geld, dat nu wordt uitgegeven voor uniformen, wapens en vestingen, nog niet eens in aanmerking nemend wat er verloren gaat, doordat heele legers menschen, die tot arbeiden geschikt zijn, uit de productie worden gerukt om tot moorden en vernielen te worden afgericht. Bij iederen inkoop, die de huismoeder in haar coöperatieven winkel noet, mag zij vol vreugde er aan denken, dat ze hierdoor haar bijdrage voor de bevordering van den vrede geeft. Haar werkzaamheid op dit gebied strekt veel verder dan die der vredescongressen. 4. HET SPAREN. Men hoort dikwijls beweren, dat het voor een arbeidersvrouw ónmogelijk is iets te sparen. Dat is niet zoo. ledere inkoop als lid vaneen coöperatieven winkel is een besparing, en als een vrouw ergens anders iets koopt, wat zij in haar eigen winkel krijgen kan, dan toont ze daarmee, dat ze niet noodig heeft te sparen; maar dan moet zij ook niet over de slechte tijden klagen. ledere huismoeder heeft het in haar hand, dooreen juist gebruik van haar koopkracht, het inkomen van haar man met Ba 10 % te verhoogen. Die besparing kan weer voor andere inkoopen worden gebruikt, of bewaard voor den tijd van nood. Gebeurt dat laatste wat absoluut met een gedeelte van het uitgespaarde geld zou moeten gebeuren, al kan men het nog zoo goed gebruiken, dan past het haar het geld inde spaarbank van de verbruiks vereeniging te brengen, want aan die vereeniging heeft zij immers haar besparing te danken. Elders aangebracht kan het geld voor onze beweging direkt schadelijk werken; het kan onze tegenstanders versterken, waardoor onze geestverwanten worden verzwakt. Inde verbruiksvereeniging hebben we immers ook de gelegenheid zelf de beste waarborgen te verschaffen voor de zekerheid van ons geld, namentlijk door onze inkoopen. Een verbruiksvereeniging, waar de leden de zaak trouw steunen, is de veiligste bankinstelling. die er kan bestaan. Grootsch en machtig zou onze beweging zijn, als alle verbruikers haar hun spaargelden brachten. In Engeland bedraagt het kapitaal der deelgenooten, volgens officieele opgaven meer dan 400 millioen gulden, waarbij men in aanmerking moet nemen, dat voor ongeveer zeventig jaar de eerste vereeniging met een kapitaal van f 350,—■ begon. Hoe werden nu die 400 millioen gulden bijeengebracht, de 500 millioen, die door de vaste goederen der vereenigingen, èn de honderde millioenen, die door den goederenvoorraad worden vertegenwoordigd'? IJit een klein gedeelte van wat de leden door den gemeenschappelijken inkoep uitspaarden. 125 millioen gulden kunnen jaar op jaar de Engelsche verbruiks- eenigingen op haar inkoopen worden teruggegeven; dat is dus een aardig sommetje, dat van geweldigen invloed kan zijn op de verheffing van de algemeene welvaart. Ik heb vaak menschen gesproken (maar dat waren geen huismoeders), die er van spraken, dat het dividend moest worden afgeschaft. Tk ben vóór het dividend, natuurlijk onder voorwaarne, dat het niet gevormd wordt door hoogere prijzen dan bij den behoorlijken handel gevraagd worden. Wanneer wede prijzen zooveel lager stelden als het bedrag van het dividend toeliet wat trouwens huismoeders zijn nu niet reeds het slachtoffer van zulke kunstmatige prijsverlagingen, doordat ze alleen op de prijs en niet op de cpialiteit der waren letten? En behalve dat, ik voel een prijsvermindering van enkele stuivers per dag niet zoo sterk, als die over eiken inkoop per dag afzonderlijk verdeeld wordt, als wanneer die stuivers voor mij tot aan het eind van het boekjaar worden opgespaard, en mij dan op eensuitbetaald. Ik zou die kleine dagelijksche besparing waarschijnlijk niet naar de spaarbank brengen, en vrees, dat ik aan 't eind van ’t jaar van de besparing, mij door de vereeniging moge lijk gemaakt, niets meer in handen had. En dan ook ik heb door mijn dividend toch ook menig spaarzame huismoeder tot eoöperator gemaakt. Zonder dit hulpmiddel zou de propaganda veel minder gemakkelijk zijn. Ik ken ook families, die door het dividend zh>h van schulden hebben bevrijd. Anderen hebben er i'ets moois of nuttigs voor gekocht, dat zij anders hadden moeten ontberen. Neen, laat ons het dividend behouden; het maakt ons het sparen gemakkelijker, en toont ons zoo recht in het oog vallend wat de coöperatieve organisatie voor de koopkracht uitspaart. En sparen moet het arbeidende volk, wanneer het zich werkelijk uit zijn moeilijken, onwaardigen toestand wil bevrijden. Als wij fabrieken bouwen, als we in onze eigen bedrijven en onder onze eigen controle de waren willen laten vervaardigen, die we noodig hebben, als we voor onze mannen geregelde, vaste arbeidstoestanden willen hebben, en voor ons huis onmogelijk • zou zijn, daar dit nooit van te voren te berekenen is dan moet natuurlijk de particuliere handel hetzelfde doen. Maar wie staat er ons dan voor, dat deze de prijsvermindering niet door vermindering van qualiteit goed maakt? Hoeveel meer vrijen tijd, meer zonneschijn en geluk, dan moeten we ons de daarvoor noodige gelden zelf verschaffen door onze inkoopen. Want niemand zal ze ons geven, en stelen willen wij ze niet. Dat is ook volstrekt niet noodig. Ik heb bij een voordracht met lichtbeelden zóóveel mooie fabrieken gezien, door verbruikers opgericht, die inde enkele tientallen van jaren van het bestaan van onze beweging geschapen en levensvatbaar zijn gemaakt, dat ik niet kan begrijpen, hoe ’t mogelijk is, dat nog zooveel vrouwen, en zelfs arbeidersvrouwen! de coöperatieve winkels, kunnen voorbij loopen en naar de particuliere winkels gaan. Hoe sterk zouden we toch zijn, als we allen vereenigd waren! 5. RABAT EN DIVIDEND. Menig huisvrouw zal wel denken, dat de mogelijkheid bij haar inkoopen te sparen niet alleen inde verbruiksvereeniging bestaat, maar ook inde winkels, die rabat geven op den omzet. Daarover zou ik niet lang willen praten : dat is het rabat niet waard. Dat klinkt ongeveer, alsof iemand beweert, dat men zich even goed in vuil, als in schoon water wasschen kan, want ’t is allebei nat. Niet het nat worden, maar het schoon worden is het doel van ’t wasschen. En zoo zijn niet de procenten, die men over den inkoop als dividend terugkrijgt de hoofdzaak, maarde werkelijke prijs der waren. Doordat nu de coöperatieve vereeniging al wat er overschiet in het belang harer leden besteedt, hebben de koopers in ieder geval alleen de werkelijke vervaardigingskosten der waren te betalen. En hierover legt de vereeniging tegenover haar leden .zeer nauwkeurig verantwoording af, terwijl dat in den winkel, die rabat geeft, in ’t geheel niet gebeurt. Nooit worden daar de boeken voer de koopers opengelegd voor een onderzoek, en men zegt hun niet hoeveel omzet de zaak heeft, hoeveel winst er wordt gemaakt en hoeveel de bedrijfsleider voor zijn werk eischt enz... . alleszaken, waarvan inde coöperatie volledig verslag wordt gedaan. Rabat-zaken geven rabat om hun klanten te behouden, d. w. z. om aan ze te kunnen verdienen, terwijl de koopers zich organiseeren om minder te hoeven uit ge ven. Neen, tusschen rabat en dividend is een verschil, dat de huismoeder, die nadenkt, gauw genoeg inziet. 6. ZELFBESTUUR. We zijn er hier in Zwitserland niet weinig trotsch op. dat het volk zelf het recht heeft de personen te kiezen, die in zijn naam staat en gemeente besturen moeten, en er wordt geweldig gestreden om de juiste personen op het kussen te krijgen, waarbij het nog een open vraag blijft of de uitslag de moeite wel altijd loont. Het volk verlangt ook nauwkeurige verantwoording van het "gebruik der bet aalde belastinggelden, hoewel deze maar een klein gedeelte van de inkomsten der natie vormen. Verreweg het grootste gedeelte wordt door het volk zelf uitgegeven om zich te verschaffen wat er dagelijks noodig is. Maar wie kiest de personen, die dit zoo buitengewoon gewichtige werk te doen hebben? Wie controleert hen? Aan wie leggen zij rekenschap af van inkomsten en uitgaven, van de wijze waarop zij hun ambt vervullen ? Is het wonder, dat, met het oog op hun democratische gewoonten, nu eindelijk de verbruikers opstaan en op economiscli gebied trachten in te voerenr wat zij reeds lang op politiek gebied door strijd gewonnen hebben. Mij komt het voor, dat dit niet alleen het goed recht van het volk is, maar ook zijn plicht, een zaak van eer; en voor ieder, die zich bewust is van zijn burgerrecht, en van de plichten, die daaruit voortvloeien, moet het daarom een plicht en een zaak van eer zijn deze pogingen van de verbruikers te steunen en, te bevorderen. Voor mij is ’t altijd iets eigenaardigs en verheffends, inde algemeene vergadering van onze coöperatieve vereeniging te zijn, en mee te kunnen beraadslagen over de aangelegenheden van onze organisatie. En ik begrijp daarom ook niet, dat de vrouwen dit recht zoo gering achten en er zoo weinig gebruik van maken. Juist de vrouwen zou ik graag in iedere vergadering sterk vertegenwoordigd zien. Als dooreen bliksemstraal verlicht, zou haar dan het verschil tusschen particuliere en coöperatieve goederenverdeeling helder voor oogen staan. Daar: willekeur, wild winstbejag, geheimzinnigheid; hier: absolute openhartigheid, onderwerping aan algemeene, zelf gegeven wetten, in alles het streven om de gemeenschap diensten te bew ij ze n. Als ik aan de duizenden eenvoudige mannen uit het volk denk, die tegenwoordig als bestuursleden van verbruikersvereenigingen inzicht krijgen in marktzaken, bronnen van inkoop, voorwaarden van afzet, prijzen, enz., die hun blik verruimen, en in het bestuur van openbare aangelegenheden nuttige kennis verwerven, dan voel ik een groote vreugde, en de heerlijke zekerheid, dat het zonder twijfel gelukken zal ons volk langzamerhand tot een hooger trap van economische kennis en economische rechtvaardigheid op te voeren. Zooals de mensehen niet allen op denzelfden trap van volkomenheid staan, zoo zijn er ook verschillende verbruiksvereenigingen. Dat is natuurlijk, want de vereenigingen zijn niet anders dan groepen van leden, en dus zullen de deugden en fouten der leden op de vereeniging overgaan. Daarom is het ook zoo beslissend voor het slagen vaneen vereeniging, dat haar leden tot coöperatief denken worden opgevoed. Nu hoop ik, dat mijn lezeressen het mij niet kwalijk zullen nemen en het niet voor aanmatiging zullen houden, als ik op de volgende bladzijden nog op enkele punten wijs, die mij bizonder gewichtig voorkomen. Het komt niet in mij op mijzelf voor volmaakt te houden; het heeft mij heel wat strijd, menige overwinning op mij zelf, en menig bittere ervaring gekost, eer ik zoover kwam als ik nu ben; en ik weet zelf het best hoeveel mij nog ontbreekt. Maar het gevoel van geluk, dat ik veroverd heb, zou ik ook graag anderen verschaffen, en omdat er vaak maar een kleine stoot, een opwekking noodig is om sluimerende goede eigenschappen en besluiten tot daden te doen worden, zullen misschien de woorden, die mij uit het hart komen, hier en daar zoo begrepen worden, als ik ’t graag zou willen, en een dankbare echo oproepen. DERDE HOOFDSTUK. Wegen, die tot het doei leiden. Trouw is de grondslag van ’t geluk in ’t gezin, en trouw is de steunpilaar der Coöperatieve vereeniging. Stel U eens een huishouding voor, waar niemand op een van de anderen vertrouwen kan, waar ieder zijn eigen weg gaat, en ge hebt het beeld vaneen coöperatieve vereeniging voor U, waar de huisvrouwen zonder plan haar inkoopen inden eersten den besten particulieren winkel doen, en zich niet bekommeren om den gemeenschappelijk ingekochten voorraad, die inden gemeenschappelijken winkel ligt. Als we iets willen bereiken, moeten we vóór alles trouw beoefenen : trouw aan de leden van ons eigen gezin, maar ook trouw aan de leden der groote coöperatieve familie. Wat beteekent de enkele mensch in bet tegenwoordig economisch leven? Wat kan een enkele arbeider, een enkele beambte doen om zijn toestand te verbeteren? Juist de machtigen gaande zwakken voor op den weg der organisatie, van het zich aan elkaar aansluiten. De enkele geeft een gedeelte van zijn zelfstandigheid en zijn vrijheid van handelen op als arbeider of als handwerker ineen vakvereeniging, als boer ineen landbouworganisatie, als producent ineen syndicaat, om daardoor ineen vereeniging zijn bestaan te verzekeren. Zoo moet ook de verbruiker enkele lieve gewoonten en vrijheiden ten offer kunnen brengen, als hij in het economisch leven met gezamentlijke macht wil optreden en den invloed veroveren, die hem toekomt. Even weinig als een gezin, een vakvereeniging, •een leger, een handwerkersvereeniging, een boerenvereeniging of een syndikaat iets bereiken kan, als ieder lid doet wat bij wil, even weinig zal de coöperatieve beweging baar doel bereiken, zoolang ieder 1. TROUW. lid, en iedere vereeniging bij hun inkoopen hun eigen weg gaan, in plaats van zich steeds bewust zijn, dat ook de kleinste ontrouw tegenover de vereeniging de meest vérstrekkende gevolgen heeft, omdat men die met het getal der verbruikers moet vermenigvuldigen. Het is inde pers uitgerekend, wat een cent per Liter melk voor het Zwitsersche. volk beduidt: een grooter uitgave van meer dan 10 millioen gulden. Tien cent inde week buiten de verbruiksvereeniging besteed, is voor 250.000 bij de coöperatieve vereenigingen aangesloten gezinnen een som van 130.000 gulden in ’t jaar. En als we met 10 cent per dag rekenen, die voor de beweging verloren gaan en welke huisvrouw durft beweren, dat ze dit bedrag niet buiten haar vereeniging uitgeeft maakt per jaar voor die 250.000 gezinnen over de 9 millioen gulden uit. Zoo is het ook met de productie. Alle leden van coöperatieve vereenigingen zullen weten, dat de Handelskamer een koffiebr ander ij bezit, en ik kan naar waarheid getuigen, dat de door haar geleverde koffie zeer goed is. Drinken nu alle verbruiksters Handelskamerkoffie ? Ik weet dat dit helaas niet het geval is. En toch zou dat in het welbegrepen belang der huisvrouwen zijn, want juist aan de koffie verdient de particuliere handel een massa geld, dat onze beweging zeer ten goede zou komen. Wat beteekent nu een pond koffie per maand voor de bij coöperatieve vereenigingen aangesloten gezinnen? Jaarlijks ongeveer 1.500.000 kilo, dus zoowat 150 waggonladingen. En een paar schoenen per familie en per jaar zou voor een coöperatieve schoenfabriek een dagelijksclie leverantie van over de 800 paar beteekenen, een vrij behoorlijke opdracht, die natuurlijk nog heel wat vergroot zou kunnen worden als alle coöperatoren en coöperatrices door hun vereenigingen de schoenen, die noodig waren voor henzelf en hun min of meer wilde spruiten uit den gemeenschappelijken voorraad zouden inkoopen. Dat zou hun volstrekt niet schaden; zij zouden daarbij een aardig duitje uitsparen. Voelt ge niet, mijn lieve lezeressen, uit deze voorbeelden, die tot in ’t oneindige vermeerderd kunnen worden, welk een geweldige macht wij in het economische leven vormen.... konden? Een macht grooter en beslissender, dan we ooit door het stemrecht kunnen uitoefenen! Ik heb eens een verslaggever vaneen Coöperatieven Bond hooren zeggen, dat de vrouwen het in de hand hebben, hun mannen rechtvaardige arbeidsvoorwaarden te bezorgen, dat z ij het grootste aandeel in het werk der maatschappelijke hervorming te doen hebben, en dat zij dit zonder eenig bloedvergieten doen kunnen met haar verbruiksboekje inde hand. Dat is volkomen waar. Als wij het maar eens waren en alles deden om voor de verbruiksvereenigingen altijd door nieuwe leden te winnen, en daarnaast bij voorkeur die artikelen kochten, die ineen van de coöperatieve bedrijven vervaardigd werden. Daardoor bereikten wij, dat zooveel mogelijk menschen in coöperatieve bedrijven werden aangesteld en daar de goede arbeidsvoorwaarden genoten, die er gebruikelijk zijn. Coöperatief kan alleen in zoover worden vooi’tgebracht, als de afzet verzekerd is. De coöperatieve bedrijven moesten eigenlijk in ’t geheel geen reclame noodig hebben ; ieder lid vaneen verbruiksvereeniging moest vinden, dat het vanzelf sprak, dat wat in zijm markt koopen, als zij er zelf inde kelder heeft; welke melkhandelaar haalt melk bij zijn concurrent, als hij zelf genoeg heeft, en welke kruideniersvrouw koopt bij een ander suiker, koffie enz., als haar eigen winkel propvol is van zulke waar? Maar hoeveel huisvrouwen zijn leden vaneen verbruiksvereeniging en mede■eigenaressen vaneen of misschien meer ruime magazijnen, waarin waren van de beste qualiteit, die aan cle leden behooren, zijn opgestapeld, en gaan koopen bij een particulieren koopman, of bij een vennootschap, verminderen daardoor den omzet van haar eigen winkels, ondergraven ’t crediet van die zaken, en verliezen heel wat stuivers, die allen samen voor de gezamentlijke huisvrouwen tot millioenen guldens oploopen. Wij verwachten van de coöperatieve organisatie niet alleen, dat ze voor het volk de millioenen, die door ons tegenwoordig systeem van handeldrijven verloren gaan, uitspaart, maar ook dat de productie in het belang der verbruikers, en door deze zelf geregeld wordt, opdat er rust en vastheid inde bestaansvoorwaarden van den werker kome, en het spook der werkeloosheid, dat bij onze tegenwoordige, alleen op winst berekende wijze van voortbrengen steeds dreigender optreedt, uit de woningen der arbeidende klassen zal verbannen kunnen worden. Ik heb het ondervonden: wat het zeggen wil, als de huisvader zonder werk is; zonder werk, niettegenstaande al zijn liefde voor 't werk, niettegenstaande al zijn kennis en bekwaamheid; zonder werk, omdat hij zich tegen klaarblijkelijk onrecht verzette. Dat het bestaan van bedrijf, in zijn belang werd vervaardigd, boven alle andere producten moest worden verkozen, om ’t even of het brood, melk, vleesch, braadvet of wat anders was. Welke boerin zal aardappelen op de zoo menig gezin van den willekeur van den een of anderen ingebeelden, onverschilligen patroon afhankelijk is, zonder dat ergens rechtvaardigheid te vinden is, dat is eender onvolkomenheden in het levender werkers, die als de bitterste gevoeld wordt. En behalve dat is het monsterachtig, dat er werkeloosheid kan bestaan, terwijl er nog zooveel behoeften onbevredigd zijn. Wanneer wij, huisvrouwen, trouw beoefenen, kunnen we zulke onrechtvaardigheden grondig herstellen. 2. ZELFKENNIS Ik heb mij al dikwijls afgevraagd, hoe het toch komen zou, dat er nog zooveel ruwe, liefdelooze menschen zijn, terwijl toch bijna twee eeuwen lang dooreen reusachtige schare goed onderwezen lieden de godsdienst der liefde is gepredikt. Ik kan mij dit alleen daardoor verklaren, dat de menschen zich te weinig moeite geven om zich zelf te controle eren, om hun eigen gedachten te onderzoeken, hun eigen daden na te gaan. En ik geloof, dat als vooral wij, vrouwen, ons zelf even kritisch wilden beschouwen, als we het onze medemenschen doen, ons zelf aan een even scherpe beoordeeling wilden onderwerpen als onze geslachtsgenooten, de wereld er veel vriendelijker uit zou zien .’t Is inderdaad verbazend en vaak heel vermakelijk hoe weinig wij ons zelf kennen. Een voorbeeld: Onlangs was ik bij een bevriende familie. We spraken overeen en ander, en ’t gesprek kwam onder anderen op zekere ongemanierdheden aan tafel. Mijn vriendin sprak met scherpe woorden over de gewoonte van te smakken onder het eten, vooral 'bij het gebruiken van soep, waarbij velen een geruisch laten hooren.. . „als een kalfje, dat drinken leert”.... zooals zij zich drastisch, maar zeer juist uitdrukte. Wie beschrijft mijn verbazing, toen ik aan het middagmaal ditzelfde weinig melodieuse geruisch, aanhoudend en zéér geaccentueerd van de frissche lippen mijner vriendin hoorde! Ze had zelfs geen vermoeden van deze fout, die haar bij anderen zoo ergerde. En zoo is het over het algemeen. Ik heb mij zelf sinds dien dag scherper bestudeerd, en ook ik heb gelegenheid gehad, bij mij zelf fouten te vinden, die ik bij anderen als zeer onaangenaam had gevoeld, en die mij bij mijzelf ontgaan waren. Wij menschen moesten een spiegel hebben, die ons onze gedachten en fouten even duidelijk toonde als ons gezicht. O, hoe veel harde oordeelvellingen, hoeveel liefdelooze woorden zouden dan achterwege blijven, en hoeveel geduld, liefde en toegevendheid zou dan mogelijk worden! Zelfkennis is ook een zaak van kinderopvoeding. Hoeveel moeders zien bij haar eigen kinderen fouten over ’t hoofd, die zij bij anderen afschuwelijk vinden. Als u ooit bij anderer kinderen een gebrek opvalt, onderzoek dan eerst zorgvuldig of die fout ook niet bij uw eigen kinderen te vinden is. En als dat zoo is, zie dan verder toe, of gij niet zelf dat gebrek hebt. Want vaak genoeg zijnde gebreken van de kinderen die van de ouders. En nu ik toch over de kinderen spreek, zou ik u nog dit dringend verzoek willen doen: Voedt ze op tot liefde en geduld, en onderdruk met alle strengheid iedere neiging tot ruwheid. Dat gebeurt tegenwoordig veel te weinig, anders zou men niet zoo dikwijls smartelijk getroffen worden door gebrek aan rechtvaardigheidsgevoel, gebrek aan ridderlijkheid bij kinderen. Bescherming voor de zwakken, verweer tegen de ruwen moest iedere moeder haar kinderen inprenten. Hoe dikwijls ziet men niet, dat zwakke, of ook alleen maar vredelievende kinderen alle mogelijke ruwheden van hun medescholieren moeten verdragen, en hoe zelden ziet men, dat dan uit de kinderschaar één als beschermer optreedt. En toch dweepen de kinderen, vooral de jongens, zoo met ridderlijkheid. Ik ben er vast van overtuigd, dat als ouders en het onderwijzend personeel dit gevoel aan wakkerden, als ze de kinderen het edele en mooie van ’t inde bres springen voor de zwakken, en hen het afschuwelijke van plagen helder lieten inzien, dan zou het er beter uitzien met onze tegenwoordige jeugd, en we zouden riddergroepen in plaats van rooverbenden zien ontstaan. En het goede, dat op deze wijze inde harten van onze lieve kleinen werd gezaaid, zou duizendvoudige zegen voor de menschheid brengen, als die kleinen volwassen zullen zijn, en onze plaatsen innemen. We moeten toch nooit denken, dat het ooit gelukken zal een idealen maatschappelijken toestand te scheppen zonder ideaal gezinde menschen. Men hoort zoo vaak beweren, dat de bestaande toestanden er schuld aan hebben, dat de menschen zoo onvolkomen zijn. Nu, ik heb menschen gekend, die in zeer goede omstandigheden zijn opgegroeid, die altijd ineen zoogenaamd r,goede” omgeving leefden, en die toch volslagen ellendelingen waren, wat hun karakter betreft. Omgekeerd ken ik arbeiders, boeren, handwerkers met karakters van zuiver goud, hoewel ze in hun leven heel dikwijls in twijfelachtig gezelschap moesten zijn, en den nood des levens ten volle ervaren hebben. We woonden eens ineen mooi huis, waarvan de moderne inrichting iedere vrouw in verrukking zou hebben gebracht, maar daarin was de duivel losgelaten inde persoon vaneen intrigante vrouw, en ik ben nu veel gelukkiger ineen eenvoudig huisje, waar vrede woont. „Beter worden!” riep eens de patriot Mazzini uit. „Dit moet het doel van ons leven zijn. Op den duur minder ongelukkig te zijn zoover komt ge alleen, als ge beter wordt. Bij duizenden zullen de tirannen onder U opstaan, zoolang ge alleen voor stoffelijke -belangen of een veiliger organisatie strijdt. Het baat niet veel, of ge de organisatie verandert, als ge in U zelf en anderen de hartstochten en het egoïsme van heden laat voortbestaan. Organisaties zijn als zekere planten, die al naar de toebereiding, gif of genezing brengen. Gloede menschen maken slechte organisaties goed, en slechte menschen maken goede organisaties slecht. Wanneer ge dus van de mannen, die noodzakelijkheid vaneen sociale verandering prediken, hoort, dat ze die willen brengen, doordat ze alleen op uw rechten wijzen, wees hun dan dankbaar voor hun goede bedoeling, maar vertrouw den uitslag niet”. Ik kan me geen beter slot voorstellen voor mijn uiteenzetting. En zoo geef ik dan deze bladen in handen van mijn zusters, inde hoop, dat ze daaruit de overtuiging zullen putten, dat het inde coöperatieve beweging om iets goeds en edels te doen is, om iets, dat niet alleen onze nuchtere waardeering, maar onze liefdewaard is, en dat, zorgvuldig beschermd en gekweekt verdient te worden. Zoo kan de meest ideale maatschappelijke toestand onverdragelijk worden, als de menschen hun oude fouten behouden. Want de menschen scheppen zich zelf een hemel of een hel. Dus moeten we bij ons zelf beginnen met de hervorming; al het andere komt dan vanzelf. De Coöp. Verbruiksvereeniging, door G. J. D. C. Goedhart, handleiding voor bestuurderen van coöp. vereenigingen. Prijs 60 cent; bij 10 ex. 50 cent. Coöperatie, door Prof. Mr. M. W. F. Treub. Prijs 5 cent; per 100 ex. 4 cent. Landbouwcrediet door middel van coöperatie, door Jhr. Mr. A. E. Eli as, bewerkt naar het werk van Ch. Rayneri te Mentone. Prijs 5 cent. Het Britsche Coöperatief Congres te Paisley, door G. J. D. C. Goedhart. Prijs 5 cent. De bezwaren der Coöperatie, door Mej. A. Hingst. Prijs 5 ct. lets over Coöperatie en den Nederlandschen Coöperatieven Vrouwenbond, door Mevr. A. Tr e u b-Co r n az. Prijs 5 cent. Onze Geschiedenis (De coöperatieve beweging), door I. Nicholson. Tweede druk. Uit het Engelsch vertaald door Mej. A. H. Prijs 10 cent. Óver Verbruikscoöperatie en den Nederlandschen Coöperatieven Bond, door A. B. M. van Calmthout. Tweede druk. Prijs 5 cent; per 100 ex. 4 cent. De voorwaarden voor groei en bloei van het coöperatieve bedrijf, door denzelfde. Prijs 5 cent. De Coöperatieve Studiereis naar Engeland in 1910, door J. J. Muylwij k. 23e duizendtal. Prijs 5 cent. De macht van den georganiseerden verbruiker, bewerkt (naar eene rede van dr. H. Müller) door J. J. Muylwijk. Prijs 5 ct. De Verbruiksvereeniging als hulp en vriendin der huismoeder, naar het Duitsch van F ried a Schweitzer, door Mej. Marg. Meijboom. Prijs 10 cent. De Coöperatie en de Crisis, prijs voor tenminste 100 ex. 4 cent, 500 ex. 3 cent, 1000 ex. 2V2 cent. De Coöperatie gedurende de crisis in Frankrijk en Zwitserland, bewerkt naar artikelen van A. Daudé-Bancel en H. Pr on i er. Prijs 10 cents. De Coöperatieve Groot-lnkoop in Engeland en Schotland, bewerkt naar artikelen van D. Mc. Innes en W. Maxwell. Prijs 10 ets. Het Ontdekkers-Noodlot, door j. F. Schill. Prijs 15 cents. Uit de geschiedenis van den Neder!. Coöp. Bond; volledig overzicht van 1882—1915. Prijs 10 cent. Rechterlijke uitspraken op artikelen der Wet van 1876; volledige jurisprudentie. Prijs 50 cent; voor leden van deelgenooten 25 cent. Statistische gegevens der Coöperatie in Nederland; prijs voor leden der deelgenooten 60 cent; per 10 ex. 50 cent. Coöperatieve cijfers en gegevens van binnen- en buitenland. Prijs 10 cents. Jaarboekje 1916, met tal van gegevens aangaande de coöp. beweging in binnen- en buitenland, statistieken, literatuur, propaganda-artikelen. Prijs 25 cent. Alles op aanvrage rechtstreeks te verkrijgen van het secretariaat, Jan van Nassaustraat 93, s Gravenhage. Uitgaven van den Nederlandschen Coöperatieven Bond. De Coöperatieve Groothandels Yereeniging „De Handelskamer” te Rotterdam is eene Yereeniging van vereenigingen gevestigd in Nederland of Koloniën, die de verbruikscoöperatie in practijk brengen. Zij stelt zich ten doel den inkoop in het groot en de voortbrenging van levensmiddelen ten behoeve van hare vereenigingen en verder alles wat in haar stoffelijk belang inde ruimste beteekenis kan worden gedaan. De omzet der Handelskamer bedroeg in het jaar 1914 + f 5.000.000.—. Export aan Coöperatieve Vereenigingen in N.O. Indië EIGEN Zeepfabriek te Moerdijk EIGEN Opslagplaatsen ie Rotterdam. Directe inkoop op de voornaamste binnenlandsche markten. Verpakking onder EIGEN Etiket. Speciale inrichting voor het zuiveren en meleeren van granen. KOFFIEBRANDERIJ. THEEAFDEELING. Beiangelooze scheikundige voorlichting voor aangesloten vereenigingen. Advies en Contróleafdeeling voor administratis en bedrijfsorganisatie. Uitgave van de Maandelijksche Mededeelingen en Prijscourant. Directe import uit de productielanden. De Coöp. Groothandels Vereeniging „DE HANDELSKAMER”.