Ê 5Ö2 DIRK AIJEAAD • TEKST HERHAM DE MAM UITGAVE I.V. „COC ~ UTRECHT P5 6r D S-77 GEBOEIDE OERKRACHT 1 5 JAN, 1940 TEEKENINGEN DIRK • TEKST HERMAN DE MAN UITGAVE A.V. „€O4” – UTRECHT – 1039 «HBOEIDE OERKRACHT MIJN vader handelde wel eens naar vreemde invallen. Hij verwachtte blijkbaar vreugde uit ondoelmatigheden. Gelukkig is mij iets van die eigenschap meegegeven. Daarom ook zocht en vond hij doorgaans heul bij mij, als hij weer iets heel onnuttigs had bestoken. Eens kocht vader op een vendutie een kist vol gereedschap en zeer vreemde materialen. Mijn vader had kist noch inhoud noodig; toch bleef hij koppig opbieden, tot hij meester was van die mystieke kist. Ik geloof dat hij dit alleen maar deed, omdat hij den inhoud niet begreep. De andere aspiranten naar dit koopje zullen het doel dezer dingen dus ook wel niet begrijpen moet vader gedacht hebben. Dus durven ze niet bieden blijven tot de werkelijke waarde bereikt is. En ik koop dus stellig te goedkoop. Hij sjouwde zijn kist naar den bootsteiger en voer ermee naar het provinciestadje, waar wij toen woonden. „Dwaze rommel,” meende moeder, „en we hebben op zolder al zooveel reut.” Als gevolg van deze misprijzende uitspraak, dorst vader niet zeggen, hoeveel hij wel had moeten betalen voor die kist. Hij at gezwind, om maar direct zijn nieuw bezit nauwgezet te kunnen inspecteeren, waarbij hij werd geflankeerd door zijn nazaten. Toen alles bekeken was, merkte vader pas, dat ik alleen was over gebleven bij de aanschouwing van die onverklaarbare spullen. „Wat doen we ermee?” vroeg hij mij droefgeestig. Want achteraf zag hij er zelf óók geen gat meer in. „Bellen aanleggen,” zei ik vurig. En ik wilde zelfs direct aan den slag gaan. lets van dien aard had vader óók gemeend, maar in zijn schooljaren had hij nog niets geleerd over de toepassing der electriciteit. Bij de Leidsche flesch bleef het toendertijd. Het leek hem dan ook een hopeloos beginnen. Vader sloot de kist en zette zich er op neer. Het was een mooie ouderwetsche kist van gepolitoerd iepenhout met verzonken hengsels en een degelijk sluitwerk. De randen waren met koperen dopnagels beslagen; uit dezelfde nagels waren op het gebogen deksel twee cursieve letters samengesteld: J.B. Vader en ik, we dachten toen tezamen aan den oceaan, verre avontuurlijke reizen, woedende stormen. Op die kist gezeten, vertaalde vader mij de schoone historie van Jean Bart, den dapperen kaper. Toen ik heilig overtuigd geworden was, dat vader op de kist van Jean Bart zat, stelde hij mij angstig de vraag: „Kan jij zoo’n bel aanleggen? Ja! Dan moet je het maar doen.” En ik deed het. Het is natuurlijk al begrepen, dat ik in mijn eerste poging niet geheel slaagde. Want er ontbrak in Jean Bart’s kist een essencieel ding, om mijn bel te laten bellen .... de krachtbron. Naast onze voordeur had ik dra een bronzen drukcontact gemonteerd, door het huis wiebelden draden, inde keuken hing een bel met glanzende schaal, maar die bel belde niet. Dat feest beleefden we pas, toen ik een paar droogelementen had gekocht van overgespaard zakgeld, doch dit aangevuld door wat vader nog moest bijpassen, wilde hij eenige satisfactie van zijn aankoop beleven. Zelfs moeder was zeer getroffen door het „Een goed schip is een schoon schip’’'’ Magister Doodkorte resultaat. Temeer, omdat wij nu in dat stadje de eersten waren, met een electrische schel. Maar niet lang duurde bij moeder dat enthousiasme. Want ze vroeg mij, of ik er wel zeker van was, dat boer en buitenman begrijpen zou, dat ze nu ook op dat onaanzienlijke knopje hadden te drukken. De practijk wees uit, dat ik de intelligentie dezer lieden inderdaad had overschat. Want wie in onze woning wezen moest, bleef de deur open smijten en riep daarop trouwhartig: volluk! Maar op zolder stond Jean Bart zijn kist, de kist inhoudende bijkans diabolische mogelijkheden. Ik liet mij niet verslaan, zocht en vond een hefcontactje dat ik aan den bovenstijl van de deur schroefde en ziedaar, het werkte prompt. Akelig prompt zelf. Want het maakte geen onderscheid. En het venijnig schelletje trinkelde bij de entree van huisgenoot zoowel als vreemde. Fluks werd mij duidelijk gemaakt, dat ik ons huis op deze wijze onbewoonbaar maakte en dat ik de rust moest herstellen. Wèl werd geapprecieerd, dat het waakhondje boven de deur zijn dienst deed als die dienst gevorderd werd, doch niet continu. En ziehier de origine van mijn aandacht voor electrische schakelaars. Jean Bart moest uitkomst brengen: hij bracht natuurlijk uitkomst. Dat deze prachtige piraat geleefd heeft twee eeuwen voor de electrische schelletjes werden toegepast, gaf mij toen nog geen hoofdbrekens. Ik vond in zijn kist een werkelijk zeer degelijke schakelaar. Het was een hefboom voor sterkstroom, met kloeke hertshoornen handgreep. Een bakbeest vaneen ding, dat hoogstwaarschijnlijk op ’t een of andere zeebootje als hoofdschakelaar van het schakelbord had gediend. Er waren breede bronzen messen in gemonteerd en bij het overhalen gaf het een prettige sensatie, hoe precies en smeuïg die messen tusschen de contactlamellen gleden. Het stroomcircuit voor ons zwakstroom-schelletje werd sedertdien naar believen onderbroken en weder hersteld dooreen mammoeth-van-een-schakelaar. Ik was oprecht trotsch op mijn werk, vader was het op zijn vernuftigen zoon. Ik weet deze dingen nog heel precies. Het wildmakende geluk, toen voor de eerste maal het schelletje gehoorzaam geluid gaf en later, toen het mijn wil opnieuw ging gehoorzamen en zweeg telkens als ik den monstrueuzen schakelaar had uitgetrokken, is mij immer bijgebleven. Hoe zijn zulke dingen in hemelsnaam mogelijk? In deze uitspraak werd de meening van de gezinsleden en buurtgenooten vertolkt. En ik, die toendertijd terdege begreep hoe deze dingen mogelijk waren heden begrijp ik er heel wat minder van liet de bewondering mij vrijelijk overstralen. En in dat hoovaardig gevoelen vond ik compensatie voor het toch alreeds in mij opgekomen besef, dat die schakelaar wel rijkelijk groot was voor de gevorderde functie. Want inden winkel inde groote stad waar ik die elementen had gekocht, had ik ook handige vernikkelde schuifschakelaartjes voor zwakstroom gezien, gemonteerd op een gevernist plankje. Maar iets prutserigs van dien aard was inde kist vaneen Jean Bart natuurlijk niet aanwezig, het bakbeest wèl. Dus rijpte in mij de vraag: waarom wordt electrische stroom onderbroken ofwel overeen andere baan geleid door schakelaars van divers fatsoen? Het antwoord gaf ik mijzelf. Stroom van hooge spanning en hooge energie zou ons een hevige opdoffer geven, als we hem poogden te onderbreken met behulp van een onmondig zwakstroom-schakelaartje zonder deugdelijk geïsoleerd handvat. Maar vager stond mij iets anders voor den geest. Ook zou de electriciteit, ondanks de onderbreking in zoo’n nietigen schakelaar, haar cirkelgang kunnen hervatten, door over te slaan van ’t eene onderbrekingspunt naar het andere. Ik had dus alreeds het besef, zij ’t dan nog primitief, vaneen vonkenbrug. En ook begreep ik wel, dat het stroomgeleidende materiaal zwaarder moest zijn bij het toenemen van de gebezigde stroomsterkte, dus tevens de geleidende deelen van de schakelaars. Hoe dat precies zat, ik wist het niet en weet het nog niet. Het interesseerde me maar matig. Slechts het algemeene beeld, dat ik mij van deze problemen vormde tijdens mijn jeugdmanie „in electriciteit”, is mij tot op heden bij gebleven. Ik dan wist, dat de electrische geladenheid afvloeien wil naar de aarde om er in ten onder te gaan. Ik wist verder, dat het de taak is van den geleider, den stroom zonder stoornissen te geleiden; de taak van den isolator te voorkomen, dat die zelfmoord naar de aarde inderdaad geschiedt, althans ontijdig. En ik begon na te denken over het begrip isolator. Als ik in die jaren ineen formule had moeten vastleggen, wat electrische isolatie is, zou ik gezegd hebben: naarmate een materie minder electrisch geleidend is, is zij isoleerend. Deons omringende lucht is een machtige isolator. Dit begreep ik zonder handboek. Ik zag toch overal de onbeschermde geleidingsdraden van telefoon en telegraaf. En de lucht die zoowel deze draden beroerde als de aarde, bracht geen geleiding naar de aarde tot stand. Dat aan de lucht evenwel geen constant doch een varieerend isoleerend vermogen eigen is, wist ik toen natuurlijk nog niet, dat vernam ik pas heel veel later, bij Coq. Omdat het mij werd uitgelegd op de finale wijze die nuttig is als men tot een volslagen leek spreekt, werd het mij direct in hoofdlijnen duidelijk. De samenstelling van lucht is niet steeds dezelfde, dus kan het isoleerend vermogen van lucht niet altoos eender zijn. De ingenieur in zijn laboratorium heeft voor al deze verschijnselen zijn tabellen, de aandachtige leek doet heel anders. Die leeft niet inde regionen van de preciese maatstaven en vraagt niet: hoeveel waterdamp is er inde lucht .... dus hoeveel meer mogelijkheid tot het ontsnappen van electrische energie door uitstraling, maarde leek zegt: lucht is isolator, water is geleider. Als dus de waterdamp inde lucht toeneemt moet het isoleerend vermogen van de lucht afnemen. Waarom ik aandacht heb voor deze verschijnselen? Ik denk, omdat het mysterie mij trekt. Het trok mij, toen ik de kist van Jean Bart de eerste maal zag openen, het mysterie beving mij (tevens werd ik vervuld van diepe vreugd) toen het belletje in ons oude huis zoowaar ging klepelen wijl een onzichtbare drijfkracht door dunne koperdraden werd gejaagd, ditzelfde mysterie heeft mij kortelings doen huiveren, koud en stil gemaakt. Hiervan ben ik zoodanig vervuld, ik moet er over schrijven. Ik loop de kans en neem die, dat zij die mij kennen als verteller over het leven ten lande en van de schipperij, mij stomverwonderd zullen vragen: op welk zijpad ben je nu verdoold? Ook de kans, dat de knappe electrotechnische ingenieurs en andere mannetjesputters der electriciteit meewarig zullen glimlachen en zeggen: de Man, je bent een rare snaak, want de dingen die jou zoo met zooveel ontzag en ontroering vervulden, kunnen wij allemaal precies wetenschappelijk voor je verklaren. Er is hier geen mysterie, slechts technische beheersching. TOEN ik de sterkstroomschakelaar van Jean Bart bezigde als onderbreker voor zwakstroom, heeft het probleem van electrische schakelingen mij slechts even bezig gehouden. Mijn levensbelangstelling week immers naar andere richtingen, werd overgeschakeld op een andere phase. Dat dit probleem anderen wel zou blijven boeien, is zeer begrijpbaar. Bij het groeien van de netspanningen komen de electrotechnici immers voor zoovele nieuwe moeilijkheden te staan, dat zij altoos een onontgonnen werkterrein blijven vinden. Al vroeg hebben zij ingezien, dat schakelaars behooren te worden afgesloten. Daarvoor zijn vele, voor de hand liggende redenen. De veiligheid van het bedienend personeel vordert het alreeds. Maar het inkapselen van de schakelinrichtingen geschiedt ook om nog andere redenen, die minder voor de hand liggen, maar die ik na den uitleg goed heb onthouden, want ik vind ze plausibel. Is lucht een variabele isolator, olie is dat niet. Door de schakelinrichting met een oliemantel te omhullen is niet alleen de veiligheid gediend, maar is ook de isolatie constanter geworden. Gesloten schakelinrichtingen kunnen bovendien niet onklaar gemaakt worden door invloeden van buiten af, een rat die zich tusschen de geleidingen wringt, of bijvoorbeeld indringend vuil. In vele landen werd aan dit vraagstuk aandacht gewijd, ook in ons land. En we kwamen heel niet achteraan. Want naar ik vernomen heb, genieten de ingebouwde schakelinrichtingen die Coq ontwierp en uitvoerde roep van betrouwbaarheid rijen van Nederlandsch fabrikaat sedert decennia opgesteld en doen daar feilloos haar stil en zoo diep verantwoordelijk werk. Coq maakte gebruik vaneen zeer merkwaardig materiaal voor de doorvoerbuizen van de stroomaders in ’t inwendige der hoogspanningsschakelaars. Het is een materiaal, dat samengesteld wordt uit papier dat met kunsthars is bestreken. Dit papier wordt onder grooten druk en warmte tot rollen gewikkeld, daarna worden die gebakken. Het resultaat heet Coqolite. Het is een wonderbaarlijke stof. Hoewel het bijkans metaalhard is, laat het zich toch gemakkelijk bewerken. Er kan schroefdraad in gesneden worden, het kan enormen druk opnemen en het heeft een ongekend hoog isoleerend vermogen. Ik heb dit bewezen gezien in het hoogspanningslaboratorium, waar iedere coqolite koker, voor deze ineen der apparaten verwerkt wordt, onder veelmalige overbelasting op doorslag beproefd wordt, zoowel in dwarsprofiel als inde lengte. En ik werd van groote bewondering vervuld voor de preciesheid, waarmede ieder foutje hoe gering ook, werd opgespoord. Maar op zekeren dag heeft men bij Coq als volgt geredeneerd: wij bouwen gesloten schakelinrichtingen voor hoogspanning, ongeveer tot 10.000 Volt, waarom eigenlijk niet voor ultra-hoogspanning? Ultra-hoogspanning, welk een leelijk woord eigenlijk, dat aan de adjectieven der filmreclame doet denken. Ermede wordt bedoeld de spanningen van 50.000 Volt en hooger, gelijk deze uitgestuwd worden door de electrische centrales van heden. Om deze gigantische spanningen (bijkans bliksemspanningen) te schakelen, werd tot op heden gebruik gemaakt van openluchtschakelstations, gelijk men ze waarnemen kan bij de centrales en ook aan het einde van de ultra-hoogspanningsgeleidingen, dus waar de transformatorenstations zijn opgesteld. Het zijn als regel zeer groote emplacementen. Schakelaars zoowel als transformatoren zijn in de open lucht opgesteld. En omdat de afmetingen niet voor de poes zijn, is er een heele lap grond mee gemoeid en ontstaat een indrukwekkend geheel, dat er zeer giftig en angstaanjagend uitziet. Waarom wilde men nu bij Coq die schakelaars voor zoodanige enorme spanningen eveneens gaan kapselen? Maar dit ligt toch voor de hand. De sterkstroomschakelaar uit mijn vaders kist was nog volkomen en doordachtheid. In zeer vele centrales, schakelstations en fabrieken in ons land staan deze gesloten schakelbatte- onbeschermd uitgevoerd, maar dit type is sedert tientallen jaren verdreven door den omhulden schakelaar, die bescherming verleent aan den bedienaar en tevens constanter isolatie waarborgt. Ook de hoogspanningsschakelaars werden later om eendere reden ingesloten uitgevoerd, dezelfde motieven gelden (ja zelfs in verhoogde mate) voor de ontzaglijke spanning gelijk de centrale deze origineel aflevert. Maar men begrijpt, als het eenvoudig ware, schakelinrichtingen voor dergelijke bliksem-spanning geheel van de lucht af te sluiten, zoo was dit reeds lang eerder gedaan. Coq kwam dan ook voor steile moeilijkheden te staan. Als isolatiemateriaal voor de openlucht-schakelinrichtingen werden tot nu toe monstrueuze porceleinen potten gebezigd. Zie ik het goed, dan is dit eigenlijk een zeer primitieve oplossing geweest. Porceleinen isolatiepotjes voor zwakstroom werden weldra in grooter uitvoering voor sterkstroom gebezigd, wèèr grooter voor hoogspanning. En tenslotte, voor ultra-hoogspanning, werden het ketels die den omvang bezaten van veldkeukens voor een regiment. Binnen in die monsterachtige porceleinen potten geschiedde het schakelen. En al zag zoo’n openlucht-station er indrukwekkend uit ik wil wel bekennen dat ik door den omvang alreeds steeds zeer geimponeerd werd de gedachte, die aan dezen bouw en opstelling ten grondslag lag, is niet grootsch geweest. Het vordert immers geen eigen scheppend denken, bestaande voorwerpen in steeds grootere uitvoering te bouwen opdat zij geschikt worden voor evenredig grootere functie. Dit is technisch epigonisme. Toch schijnt men bij Coq allereerst ook ditzelfde afgetreden pad gevolgd te hebben. We bouwen, zoo redeneerde men aldaar, afgesloten schakelinrichtingen voor 10.000 Volt. In die schakelinrichting zit de bewegende apparatuur die op deze spanning berekend is. Als we dus al de inwendige deelen evenredig vergrooten, komen we vanzelf tot een schakelinrichting dienstig voor 100.000 Volt; klaar is Kees. Maar Kees was heelemaal niet klaar. Zoo bleek alras, dat er op deze wijze schakelkasten zouden ontstaan van dolzinnige afmeting. Maar tevens bleek nog iets anders. De schakelinrichtingen voor spanningen tot 10.000 Volt die tot nog toe vervaardigd waren, hadden zeer goed voldaan. Maar het gebezigde systeem bleek volkomen ondoelmatig te zijn, om er circuits voor ultra-hoogspanning mee te onderbreken. De ingenieurs kwamen namelijk voor onvoorziene moeilijkheden te staan welker porté ze mij maar niet uitgelegd hebben doch waar ze geen oplossing voor vinden konden, zoo lang ze vast hielden aan de bouwwijze van de inrichtingen voor 10.000 Volt. Ik ben er blij om, dat het zoo geloopen is. Want toen het platgetreden weggetje verlaten worden moest, ontstond de noodzaak van het vinden eener eigen creatie, een nieuwe vormgeving. De ingenieurs moesten dus retireeren en opnieuw aanvangen op een blanco blad papier. De onuitzegbaar machtige krachten die zij moesten intoomen, vorderden, dat zij een geheel nieuw uitgangspunt kozen. En dat nieuwe uitgangspunt blijken zij te hebben gevonden. Er werd nu maanden aan maanden gezwoegd in het laboratorium, proeven werden genomen met allerhande onderdeden van het algeheel naar nieuwe inventies op te bouwen schakelapparaat, langzaam doch gestadig groeide de definitieve vorm, een vorm die op deze wijze geheel voortkwam uit de extreme eischen door de stroomsterkte en spanning gesteld. En eindelijk was in proef althans het eerste schakelaggregaat voor bliksemspanning gereed. Het leek in niets meer op de klas – sieke gestalte der schakelinrichtingen voor 10.000 Volt. Een dergelijke inrichting heeft als hoofdvorm een rechthoekige bak gecombineerd met een stalen ketel. En die ketel is te vergelijken met de porceleinen ketel vaneen openluchtschakelinrichting. Het komt mij daarom voor dat bij de vormgeving van die 10.000 Volt-installatie de herinnering aan het porcelein dat verlaten werd al te zeer invloed heeft gehad. Maar direct nam ik waar dat het schakel-aggregaat voor bliksemspanning véél logischer van gestalte is. En dit resultaat moet noodwendig het gevolg zijn van de enorme bezwaren, die men te bekampen kreeg en overwon. Mij is haarfijn uitgelegd, wat er allemaal binnenin dit apparaat geschiedt. Geduldig heb ik het aangehoord, driekwart heb ik misschien begrepen, of ongeveer begrepen. Maar zie eens, het was niet noodig, dat ik al die geleerde rimram begreep. Want het verrassende van dezen opbouw is, dat men ook zonder nadere verklaring en electro- technische scholing aan den logischen vorm alreeds begrijpt, wat er binnenin geschiedt. Hieruit trek ik vrijmoedig een dubbele conclusie: allereerst, dat de vormgeving goed en schoon is, want ze spreekt ons even zoo duidelijk aan als de vorm vaneen schip dat doet. Wie een schip ziet, hoeft geenszins te vragen, wat dit lankwerpig holle vat voor doel heeft. Men kan er mee varen, het blijkt finalistisch uit den vorm. Wie het nieuwe schakelsysteem voor bliksemspanning van Coq ziet, hoeft ook niets te vragen: met dit voorwerp wordt de stroomketen van extreme spanning uit- en ingeschakeld. Maar verder was mijn conclusie: deze opbouw moét ook technisch juist zijn. Want als de logische opbouw vaneen technisch werkstuk zoo evident naar buiten blijkt, is dit nimmer toeval. Een technisch schoon werkstuk is altoos een goed werkstuk. Ik zie de doorgewinterde technici al grimlachen. Omdat ik geboeid ben geworden door de schoone lieden denken immers, dat schoonheid en nutmatigheid in ’t geheel geen verwante begrippen zijn. Maar dat komt, omdat zij kortzichtig zijn en met hun bril te dicht op de dingen van allendag zitten te koekeloeren. Het is toch van algemeene bekendheid, dat inde dagen van het ambacht, toen de stijlverbastering nog niet overal verwoestend doorgevreten had, ieder utilitair voorwerp tevens schoon van traditioneele vormgeving was. Deze traditie is ruw onderbroken, het heeft weinig zin er hier de oorzaken van bloot te leggen. Maar er is alreeds kentering zichtbaar na deze periode van stijlbarbarisme. Yermoedelijk omdat eerst dit geslacht de ongewennigheid tegenover de machine en haar producten aflegt. Eigenaardig is het, begrijpbaar tevens, dat de nieuwe schoone vormen het allermeest blijken uit de voorwerpen, die dienstig zijn voor nieuwe vindingen, dus los staan van iedere traditie. Een silo kan zeer schoon zijn, een vliegmachine tevens. Ik meen, dat dit te verklaren is, omdat deze nieuwe voorwerpen hun eigen utilitairen vorm kregen, los van de laatste traditie-vormen. Want helaas, de traditie der laatste decennia gaf geen waarborg voor schoone vormgeving, doch sleepte de zinlooze stijlbastaardij met zich mede. Waarom vinden we een ranke mechanische vogel schoon? Omdat we aan den vorm van deze welgebouwde vliegmachine zien, dat zij goed kan vliegen. En zij kan zoo goed bestuurd worden inde lucht, omdat de vorm ervan geheel beantwoordt aan de gestelde eischen. Die vorm is daarom tevens schoon. Dit moge een speculatieve redeneerwijze lijk e n , zij is niettemin houdbaar; duizend voorbeelden en meer zijn aanwezig ter staving. vormgeving van deze nieuwe schakelinrichting, zou ze tevens technisch volmaakt zijn? Vele al te nuchtere Zeer schoon bevond ik het nieuwe schakelaggregaat, gelijk het daar in het laboratorium bij Coq stond opgesteld. Boeiend waren de tallooze proeven, die ermede genomen werden, alles onder een veel zwaardere belasting, dan de normale, die het eenmaal inde practijk te verwerken zou krijgen. En toen deze proeven uitwezen, dat het schakelapparaat aan de gestelde eischen ruimschoots voldeed, brak de spanning van maanden en maakte plaats voor groote voldoening. leder, die wel eens geruimen tijd gearbeid heeft aan een zeer verantwoordelijke taak die moeilijk uitvoerbaar was, zal, zoo hij uiteindelijk slaagde, deze sfeer van dankbaarheid en trotsch over het bereikte kunnen verstaan. Maar Hollanders zijn niet uitbundig. In zulk een diepbewogen oogenblik steken ze de handen inde zakken, kijken elkaar even inde oogen .... hoogstens zeggen ze dan terloops, dat de zaak nu vierkant in orde is. Een dichter zou na zoodanige ervaring een dithyrambus op het geluk uitjubelen in weidschen maatgang, de technicus doet zooiets niet. Toch is zijn geluksgevoelen niet minder diep. Hij aanschouwt zijn werkstuk, weet diepverheugd dat het goed is. Hoogstens zal men kunnen constateeren, dat hij het heel wat vaker dan eigenlijk noodzakelijk is, weer gaat bekijken, gelijk een kind een nieuwverworven stuk speelgoed. drie deelen bestaat deze monstrueuze schakelaar. In ’t midden een overbelastingsautomaat.Een verticaal opgesteld lichaam, waarin de contactstaven zijn opgesteld, die bij overbelasting automatisch uit de tulpvormige plugs worden getrokken en daarmede den stroom onderbreken. Zonder veel uitleg begrijpt men, waarom deze automaat zoo hoog is. Want alle reacties geschieden tegelijkertijd in drie étage’s. Waarom? Wel, dat is duidelijk. Men ziet, terzijde van het aggregaat toch, dat de stroom binnengevoerd wordt in drie boven elkaar liggende aders, die elk door hun eigen sokkel heen naar de schakelinrichting worden gevoerd. Heel de automaat is met staalplaat ommanteld. Waarom? Maar dat is toch eveneens duidelijk; wijl de automaat een olielaag als isolatiemateriaal heeft. Aan beide zijden van den overbelastings-automaat zijn onderbrekingsschakelaars aangebracht. Deze onderbrekers dienen, om bij een eventueel defect van den overbelastings-automaat, dit middenstuk spanningloos te kunnen maken, wat natuurlijk noodig is om er aan te kunnen werken. Omdat in deze onderbrekingsschakelaars geen automaat tevens is ingebouwd, was er minder ruimte noodig. Dus zijn zij, hoewel hoofdzakelijk van denzelfden vorm, geringer van omvang dan de automatische middenschakelaar. De vormgeving volgde dus prompt de behoefte en daarom zien we aan het aggregaat, ondanks de vereischte ommanteling zoo heel precies, waartoe al de samenstellende deelen dienen. Ook de beide onderbrekers werken in drie étage’s, en dat is vanzelfsprekend, OOK ik bekijk het edele werkstuk. Uit want er waren immers drie phasen die naar het schakelsamenstel voerden, drie ook die het weer verlaten. En zoo stond het daar voor ons, norsch en machtig. Een vreemd voorwerp, geheel nieuw voor ons oog. Nieuw en aantrekkelijk. In niets geleek het op een schakelinrichting voor electrischen stroom, waaraan ons oog gewoon is geraakt. Welken indruk het dan maakte? Dat is moeilijk te definieeren. Geen enkele vergelijking ware steekhoudend. Dit schakel-aggregaat is dus wel volkomen eigen van vormgeving. Men heeft gezegd, het lijkt op een monsterachtige destilleerkolf, ook op gigantische verwarmingsbuizen. Laat ons ophouden vergelijkingen te zoeken, het is trouwens niet noodig. Want dit voorwerp toont volkomen aan hetgeen het is: een geheel ingesloten schakelmechanisme voor bliksemspanning. Waren we gewapend met een röntgen-oog, we zouden al de mechanische functies kunnen volgen, doch bijkans zoo duidelijk kunnen we deze functies uit den vorm alreeds ons voorstellen. Het heeft dus wel te verstaan direct zijn finalen vorm bekomen. Zelden komt dit tegenwoordig nog voor, doch telkens als het voorkomt, blijkt er uit, dat de ontwerpers zich op geniale wijze hadden losgemaakt van schoolsche inzichten, slaafsche overleveringen. Dit verschijnsel kan men constateeren inde techniek en inde kunst tevens. En ieder technisch voorwerp of kunstwerk dat aldus ontstond, wordt dan aanvangspunt vaneen nieuwen stijl. Ik ben er vast van overtuigd, dat het schakelapparaat dat Coq in dezen vorm bouwde, aanvangspunt wordt vaneen nieuwe richting. Deze overtuiging gewerd mij alreeds in het laboratorium. Daar heb ik immers overbelastingsproeven zien nemen met fantastische spanningen, spanningen die inde practijk nog niet voorkomen .... en het mechanisme werd niet verstoord. Doch die overtuiging werd nog versterkt, toen ik het apparaat in complete uitvoering mocht aanschouwen. Dit is in het kort verteld. Het Groningsche Provinciale Electriciteitsbedrijf, dat ook stroom levert aan Drenthe, ging een transformator- en verdeelstation bouwen te Gasselte, aan het einde van zijn 100.000 Volts bovengrondsche stroomgeleiding. Was de vinding van Coq niet tot stand gekomen, zoo was daar eender gebruikelijke openlucht-stations gebouwd, een machtig emplacement met een grondoppervlakte vaneen fiksche fabriek. Maar Groningen had vertrouwen inde nieuwe vinding en verleende als eerste niet alleen in ons land doch inde geheele wereld aan Coq de opdracht tot het bouwen vaneen volkomen gesloten schakelstation voor een spanning van 100.000 Volt. En dit station verrees. Toen ik dit gebouw inde verte zag liggen, viel mij reeds op, hoe gering de afmetingen waren, in verhouding tot de enorme emplacementen die ik elders had gezien. Zoo ben ik eens inde Fransche Alpen, tijdens een prachtigen zwerftocht, bij de Usine hydroélectrique van de Sept Laux aangeland. We waren des morgens vroeg uit Allevard vertrokken en volgden de stroomgeul van de woeste bergbeek de Bréda opwaarts naar la Ferrière. Maar daar hield de weg op en ons restte alleen nog maar een muilezelpad. Koppig en wel wilde ik geen ezel huren en te voet klom ik nog eenige kilometers. Maar bij Cartillard werd het me te machtig en charterde ik een muilruin, die er zoowaar pleizier in scheen te hebben, want ineen soort bokkengalop zigzagden wede steile bergpaden op, dwarsend de plateaux van de Belladonne naar ’t dreigend massief des Sept Laux. Alle zeven meren heb ik niet gezien, want op de Col aangekomen, alwaar op 2200 M. hoogte een wonderbaarlijk schoon zilverblauw meer ligt, het Lac de la Motte waarin zich de parelmoeren gletscher van de Rocher Blanc spiegelt, leek het me welletjes toe. En aan de oevers van dat bergmeer, in de gigantische woestheid van ’t Fransche alpenlandschap, heb ik een aardig mensch ontmoet, een bewegelijk tevens melancholiek Franschmannetje, dat mij welkom heette in zijn domein. Inderdaad zijn domein. Want het bleek namelijk de directeur van ’t electrische krachtstation te zijn. En dit heertje was zóó verheugd, dat hij eindelijk eens een vreemdeling in deze barre eenzaamheid ontmoette, dat hij mij noodigde zijn inrichtingen te komen bezichtigen, ja zelfs tot zijn maaltijd. De Usine hydro-électrique des Sept Laux bleek een knaap vaneen electrische centrale te zijn. ’t Was er wel een beetje rommelig en ongegeneerd, er hingen hier en daar wel wat draden gevaarlijk te bungelen, maar komaan, de boel draaide en draaide constant. Met veel nadrukkelijkheid toonde hij mij zijn schakelemplacement, dat hij het grootste van heel Frankrijk noemde. Misschien nog wel van de geheele wereld, zei mijn gastheer. En inderdaad, het was een indrukwekkend samenstel van schakelaars, isolatoren en draadleidingen, daar aan de achterzijde der centrale. Nu hoeft men inde Fransche Alpen niet zoo precies op een metertje grond te zien, daar is ruimte voor Voorloopig werden er een zestal aggregaten in opgesteld, doch er is bij den bouw van het station gerekend op mogelijke uitbreiding tot tien. adelaars, dus zeker voor een dergelijk maakwerk van menschen. Maar mij is toch altoos bijgebleven deze enthousiaste uitspraak: mijn verdeelemplacement is het grootste van Frankrijk, en misschien zelfs wel van de heele wereld. En daar in Gasselte zag ik daarentegen het kleinste schakelstation voor ultra-hoogspanning ter wereld. Ik trad binnen. Welk een soberschoon geheel, welk een overtuigende uitdrukking van kracht en beheersching van kracht. Van welk een overrompelende schoonheid een volmaakt technisch werkstuk kan zijn, werd mij daar op onwederspreekbare wijze bijgebracht. Daar stonden de zes blauwgrauw geschilderde monster-schakelvelden in ’t gelid. Binnen in die zes knapen geschiedde de aftakking en de beveiliging tevens van de 100.000 voltspanning. Even mysterieus stil was het er alsof zij stroomloos stonden. Slechts het monotone zoemen van de transformatoren, die ineen ander deel van het bouwwerk stonden opgesteld, toonde aan dat het ernst was, dat we ons bevonden inde onmiddellijke nabijheid van de angstwekkend-hooge spanning. Mijn geleider zag de bewondering in mijn oogen, wilde mij nu maar direct toonen, hoè afdoende de isolatie wel was en hij zette zich op de kap vaneen der oliedruk-uitslagautomaten, die, evenals de anderen, onder stroom stond. Daar zat hij rustig en rookte zijn cigaretje, volkomen ervan overtuigd dat er geen gevaar aanwezig was. Ik wil wel bekennen, dat ik tot inde nerven ontroerd was, toen ik zelf ook naderbij trad. Hier zag ik het technische meesterstuk dus uiteindelijk in bedrijf, de tijd der proefnemingen was voorbij, een heele provincie ontving haar stroom via het intermediair van deze geheel bekeken. Maarde grootheid aldaar was alleenlijk bemeten naar de oppervlakte. Ik weet niet hoe hoog de spanning was, die daar in dat schakelemplacement gedistribueerd werd, maar wel weet ik, dat als die buiteninstallatie uit de Chaine de Belladonne eens vervangen werd dooreen stel ingebouwde schakelaggregaten van Coq, dezelfde verrichting geschieden kon in nog geen tiende van de aldaar gebezigde ruimte. De krachttoeren vaneen zeer groot en zeer sterk man mogen indrukwekkend zijn; als diezelfde toeren worden nagedaan dooreen welgebouwd klein kereltje stijgt ons respect. Goliath moet wel een imponeerende reus zijn geweest, maar David heeft hem geveld en ’t is deswege, dat we David meerder bewonderen. Er is inde hoogtepunten van de techniek een inslag van genialiteit, waar de afstand tusschen kunde en kunst ophoudt te bestaan, tevens kunde en schoonheid ineenvloeien. Dat Madame Curie immer omringd was door kunstenaars van formaat, het is geen toevalligheid. De superioriteit van haar geestkracht deed haar verwant zijn aan den kunstenaar. En de kunstenaar bewonderde de genialiteit die uit haar weidsche wetenschappelijke gedachten ten totale bleek zonder reserve. Zoo bezien is het niet verwonderlijk, dat ik oogenblikken van beklemmende ontroering heb ingesloten schakelinrichting. Met veel bewondering had ik indertijd daar aan de Sept Laux, het grootste schakelemplacement van heel Frankrijk die een eigenlijk nietige omhulling was vaneen vernielend oergeweld, welgemeten 100.000 Volt. Ja ik vertoefde zonder vrees daar, op dertig centimeters afstand van deze monsterachtige kracht. Zoo ze losbrak uit haar ommanteling, die kracht zou mij vernietigen, tot pulver opbranden in minder dan een secunde. Door mijn bloedbaan naar het hart toe zou die vernietigende kracht daveren. Mijn ziel zou de eeuwigheid ingeslingerd worden, wijl ik roekeloos geweest was met een natuurgeweld door den mensch zelven in banen geleid. En desondanks zat ik daar, oogenschijnlijk rustig naast mijn geleider. Wij willen, nu de romantiek vieux jeu is, toch zoo gaarne onze aandoeningen verbergen. En ik rookte ook een cigarette, gezeten op den staalmantel van dien oliedruk-automaat, waarbinnen bliksemspanning stroelde. doorleefd, toen ik daar in Gasselte gezeten was op een metalen mantel, MANNEN van de techniek, ik bewonder U om de suprème vindingen, die gij somtijds voortbrengt. Ik bewonder U openlijk. Ik heb gelezen, dat de mensch die den euvelen moed had de Arke Gods met zijn profane hand te beroeren, dit bekoopen moest met zijn leven. En ik weet dat de krachten, die gij aan de natuur hebt ontworsteld mij ook tot asch kunnen verbranden. Ik weet nu tevens, dat gij er in geslaagd zijt, die onuitzegbaar machtige krachten op geheel nieuwe wijze te breidelen, te ommantelen, gevaarloos te maken. Voor een oogenblik ben ik terzijde van mijn dagelijksche gewoonten getreden, heden heb ik niet geschreven over de onderwerpen die mij gewoonlijk beroeren, want hetgeen gij hierin bereikt hebt, dat is resultaat van origineel denken, dus mijn saluut waard. Tevens hebt gij een schoon werkstuk doen ontstaan (zelf zijt ge daar misschien amper van bewust) een werkstuk dat ik zonder reserve bewonder. En als het waar is wat ik vermoed, dat namelijk de weg die gij gegaan zijt, een volkomen vernieuwing inluidt in het onderbreken en distribueeren van deze zoo machtige spanningen, dan is uw vinding het alleszins waard, dat zij in deze bewonderende beschouwing vaneen leek gekenschetst is geworden. Over twintig jaren wellicht, zal ieder er zich aan gewend hebben, dat zulke machtige spanningen en alsdan nog sterkere natuurlijk door ommantelde schakelinrichtingen worden geleid en gescheiden, dan alreeds zal men er om glimlachen, dat in 1939 een literator bij den aanblik ervan zoo diep ontroerd is geworden. Maar zij, die in 1959 hooghartig om mij lachen, toonen alsdan hun kortzichtigen blik. Vandaag immers bewonder ik Blériot nog steeds boven Lindbergh. De pionier die de houdbaarheid eener nieuwe inventie aantoonde met inzet van zijn leven, was belangrijker dan zijn epigoon, al vloog die heelemaal overeen oceaan. EN ik acht het een voorrecht, dat ik zoo kort na zijn ontstaan het eerste ommantelde schakel station voor bliksemspanning in bedrijf heb mogen zien. Want voor pioniers heb ik respect. En ik weet, de pioniers van kunst, wetenschap en techniek, ze hebben één uitingswijs met elkander gemeen: hun denken was onconventioneel gericht. Slechts zoodanig denken stuwt het menschelijke kunnen en kennen wezenlijk voorwaarts. Typografische verzorging van G. J. Nieuwenhuizen Segaar, Den Haag Druk van J. J. Groen & Zoon, N.Y. Leiden