Beschouwingen en raadgevingen van de kunstenaar tijdens zijn lessen opgetekend dooreen leerlinge. Rue de la Grande-Chaumière, no. 10, het atelier van Ossip Zadkine, op een Donderdag. Zelfs al voordat men binnenkomt, hoort men de machtige stem vaneen meester, die zeker van zichzelf is: „Kunst is geen nabootsing. Men moet zich het probleem voor ogen stellen." Het model is Cacao „reliek” van de Académie. Opgevoed door Rodin en zijn leerlingen, is hij thans een grijsaard, die onder zijn uiterlijke onverstoorbaarheid een wonderlijke verhevenheid verbergt. „Ziet de ronding van deze schouder, die is als een grote Romeinse boog. Denkt aan de stormen, die over deze vervallen vormen heengegaan zijn. Geeft uitdrukking aan het wrak van de schipbreuk van dit leven. Laat niets herinneren aan het voorjaar. De bloeitijd is lang voorbij en sindsdien heeft de meedogenloze beeldhouwer, het leven, niet opgehouden de vormen te ontbinden. „Men moet het essentiële van de natuur bemachtigen, de intrinsieke waarheid van het voorwerp accentueren, enkele vormen weten te onderstrepen, om het voorkomen van de uiterlijke wereld uitte drukken. „leder gebaar heeft een geestelijke inhoud, de waarheid is vol kleine waarheden en essentiële dingen. „Men moet altijd een trede hoger gaan staan dan hetgeen onze waarneming ons biedt; het is van belang te gissen naar, binnen te dringen inde geest van het model en daar zijn expressie te vatten. Op deze wijze slaagt men erin een van leven trillend iets te scheppen. Zadkine als leermeester. organiseren. Beeldhouwkunst die ordent, leidt de mens steeds naar discipline en naar een begrip van georganiseerd leven, dat een werkelijke filosofie betekent. „De mens moet de geest scheppen; hij moet geen ongeorganiseerde en geologische materie in zijn werk brengen.” De meester blijft staan voor het werk vaneen nieuwe leerling, die uit China komt. Hij probeert dapper het model te copiëren. „Legt U mij eens uit,” zegt hij, „wat U zoekt, wat U wilt uitdrukken.” „De menselijke waardigheid,” antwoordt de nieuweling zonder aarzeling. „De menselijke waardigheid! Dat is een orakelachtige zin. U wilt die bereiken door uw realistisch zoeken? Maar men moet eerst, als object, een even oneindige liefde voor de natuur hebben als Phidias, die vanuit die liefde het vlees wist te verheffen en de uitzonderlijke vibratie van het menselijk wezen wist uitte drukken, of als Despiau, die tot zijn veertigste jaar absoluut onbekend was, omdat hij met Rodin samenwerkte. Hij is daar bovenuit gekomen, dank zij zijn oneindige liefde voor de natuur. Hij bootste vertwijfeld de natuur na, die hij zozeer beminde. Ook Degas is daarom zo bewonderenswaardig. Hij is de enige schilder, die de beeldhouwkunst goed begrepen heeft. „Dat is de meest nobele houding van de beeldhouwer; zijn persoonlijkheid moet ondergaan in die wanhopige liefde voor het voorwerp. Men moet ertoe kunnen besluiten binnen te treden door het kleine deurtje. Alles is schoon en eeuwig, wanneer men weet door te dringen tot de kern van het probleem. „Het gaat er niet om het schilderachtige te zoeken, maar het essentiële, het specifieke leven van het voorwerp.” „De beeldhouwer is een ordenaar. Hij ordent de vormen met behoud van de fascinerende geur van het woud. Maar men moet eerst beginnen met het ordenen van de onbekende en ongrijpbare wereld, die in iedere kunstenaar leeft. „Bij de nieuwe generatie hebben de abstracten de draad der ontroering verloren, die leeft inde abstractheid van Brancusi, Moore, enz. Het ontbreekt hun aan de middelen, hun vorm mist ontroering,. Het is de fijne draad van Ariadne, die in hun werk ontbreekt; vandaar hun starheid. „Indien er in kunst iets gecopieerd moet worden, don is het de geest en nooit de letter. Men moet zich niet lenen tot een spel van het intellect; nodig is, dat wij onze intuïtie ertoe brengen zich te uiten. Wij zijn geen jongleurs. Wij moeten ons emotionele bestaan voelen, uitdrukken en diep en waardig beleven. „Een voorwerp is slecht gesmeed, als het geen enkele ontroering uitdrukt. Beeldhouwen is een ernstige zaak, en het is niet de bedoeling op fatsoenlijke wijze „Ook de middelen brengen de geest voort. De Egyptenaren maakten starre figuren, omdat zij een uitzonderlijk hard materiaal gebruikten. Het is dat materiaal, dat de starheid teweeg brengt. Een rhythme van uitermate gecompliceerd verlopende gebogen lijnen past bij de rationalistische geest van onze tijd. Toch gaat het steeds om dezelfde waarden. Men moet niet spreken over moderne beeldhouwkunst, omdat zij niet bestaat. Inde kunst zijn er alleen goede en slechte dingen: kiezelstenen en diamanten. „Het voorwerp moet nooit het emotionele contact verliezen met hetgeen groeit. Juist die uitstraling van de ontroering interesseert ons. „Vergeet niet, dat de beeldhouwkunst het eerste plastische uitdrukkingsmiddel was in de geschiedenis der mensheid. Dat houdt verantwoordelijkheid in voor jullie, die deze taal gekozen hebt. De beeldhouwkunst heeft haar eigen wetten. Het zoeken naar een nieuwe weg inde beeldhouwkunst betekent steeds een zekere jongheid van geest. De mens heeft zijn onverschilligheid verloren en dat is geweldig. 2. meisjeskop 29. de tekenles —>- 18. maenaden •<— 69. geboorie van de vormen 75. Elfen 80. dromer Zadkine is een boeiend beeldhouwer. Zijn persoonlijkheid is veelkantig; zijn kunst, rijk aan invloeden en even rijk aan in-vallen. Zijn landgenoot Chagall gebruikt als schilder de mogelijkheden van zijn tijd om zijn verhaal, zijn menselijk verhaal, te schilderen. Zadkine doet dat ook. Zeer open voor de cubistische vondsten, vaardig in het gebruiken van pure ruimtebeeldende middelen, is de grondslag van zijn scheppende emotie, van zijn visie, toch de mens en niet de statische mens, maar de mens in zijn drama. Zadkine is een bevlogene, een geïnspireerde. Hij durft het onmogelijke aan. Hij kiest maar van kiezen is nauwelijks sprake hij wordt getrokken naar buiten-beeldhouwkunstige motieven. Want de plastische waarden van „terreur", „labyrinth”, liggen niet voor de hand. En wie zal als beeldhouwer het ontstaan van vormen boetseren? Een ontstaan, dat een proces, een groei-strijd, een bewegen is, een vloeiend, ademend, brandend gebeuren. Een stromen, uitbreken, dat nauwelijks een stollen toelaat. Hij droeg een beeld op aan Rodin en ik begrijp dat, hoe ver Rodin's werk ook verwijderd ligt van deze vormentaal. Want Rodin, de boetseerder, de dramatische, de menselijk bewogene, die Balzac deed oprijzen als een visioen, moet in Zadkine een diep verstaander vinden. Zadkine is barock van wezen en ook dit komt overeen met Zijn ontwikkeling kent aarzelingen, perioden van duidelijke overgang, waarin iets tweeslachtigs is. De wijze, waarop hij van het bolle overgaat naar het holle, is niet overal vrij van moeilijkheden. Maar zodra hij zijn schriftuur geheel beheerst, dan is het ontzaglijk, hoe hij het opene weet op te roepen met een drift van korte en lange, dunne en dikke, platte en bolle figuren, die geen vormen op zichzelf zijn, maar die tezamen de elementen zijn, die zijn visie verwezenlijken. Hij maakt soms linten, hij schrijft met platte vlakken, met banden, met kantige en golvende lijnen. Hij grijpt soms van twee kanten tegelijk elementen, die met elkaar contrasteren. Het komt van rechts en het komt van links en hij bundelt dan met een geniale greep tezamen, positief en negatief, met een vaart en een drift, die het moment hoog opvoeren en deze wonderlijke ruimteschriftuur alle spanning van het tijdelijke geven. Het kan zó in elkaar vallen, het is een acrobatiek, die iets vervoerends en angstigs heeft. Zo heeft Zadkine het monument voor een verwoeste stad ontworpen (1947). Er zijn enkele eenvoudige, abstracte vormen gebruikt, het is alles mager en hol, maar het is voor iedereen duidelijk, dat dit een bewegingskunst is. Het is geen treurende stille figuur van inkeer. Het is niet de gevallen krijger, niet de klassieke held, niet de victorie, niet de onvrede of de vrede. Het is de Ontreddering zelve, het is de menselijke schreeuw ten hemel, het ten hemel schreiende. Geen heroïek, geen weeklagen. Het is de schande en het is het breken, aangrijpend. En zo deed Zadkine het. Hij heeft gedaan, waar velen moeizaam naar zochten, waar congressen over gehouden zijn, waar redenaars inde achtergronden van het denken de bronnen van trachten op te sporen. Dit werd een oorlogsmonument. Met de middelen van de eigen het dramatisch-bewogene. Hij kent geen gefixeerde wereld. De ruimte betekent voor meh niet een oneindig groot stilstaand heelal, waarin hij het teken opricht vaneen stille, langzame, architectonische beeldhouwkunst. Menig werk van hem lijkt eer een onvoltooide doortocht, een oponthoud, een tijdelijk zichtbaar worden vaneen grote onzichtbare tocht naar de oneindigheid. Hij beeldhouwt niet inde oude zin van het woord, door af te nemen, aldoor weg te nemen, totdat de vorm geworden is. Zadkine heeft een schriftuur inde ruimte. De ruimte heerst, beheerst die schriftuur, niet als een plastische volte, maar als een onzichtbare macht van het ledige. Gij kunt niet beter doen, na van beeld tot beeld Zadkine in u opgenomen te hebben, dan even naar boven in het museum te lopen, waar beelden van Maillol, Bourdelle, Radecker, Despiau e.a. bijeen staan. Dan wordt het in ééns duidelijk, hoe anders Zadkine werkt. De beelden der 19e eeuw zijn zware, rijpe, gesloten vormen, die als vruchten uiteen denkbeeldige ruimte zijn gevallen. Bij Zadkine, dat wil zeggen bij een deel van zijn werk, is het geslotene opgeheven. Het is doorboord. Het holle betekent daar veel; het opene is er de destructieve kracht voor het geslotene en bolle. tijd, heel eenvoudig, maar korten fel en inééns. Met zulke vondsten is alle twijfel over de betekenis van de abstracte wegen van de kunst en haar gemis aan verstaanbaarheid opgeheven. Het menselijke is hierin niet opgeheven. Integendeel. Gelijk ook inde harlekijn te zien is, die een barock wild spel is, een kreet, een verschrikkelijke kreet, maar mooi in die bewogen felle uitingswijze. Zadkine durft het onmogelijke aan. Wie zal de dichters Jarry Lautréamont, Appolinaire, Rimbaud hun monument geven? Ik had ze graag bij elkaar gezien, wegens hun verband en verscheidenheid. Maar dit is wel zeker, dat juist de irrationele spelonken van deze figuren in deze barocke zangen vaneen beeldhouwer hun vertaling vonden. Ik kan niet zeggen, dat ze eenvoudig te lezen zijn, maar het zijn kleine ontwerpen in pleister en het is nu al te zien, dat deze verbeeldingen van de grond af rhythmisch opgerezen zijn, als uiteen baaierd, die ineen rhythmus overgaat, tot het gezang ontstaat. Csaky, Brancussi, hielden vast aan het gesloten silhouet, ook van de abstracte vorm. Zij werdén dooreen geometrie beheerst, die ijl kon worden en stil. Zadkine, minder puur, minder zuiver mag men wel zeggen, minder streng van middelen, heeft het lege zien woelen, het chaotische zien bewegen inde orde, het onderbewuste zien wroeten aan de fundamenten. En hij heeft daarbij de menselijke melodie vastgehouden. Er zijn twee stromingen in hem. De ene is niet inde andere opgegaan. De jaartallen van zijn werken zijn daardoor soms verrassend. Zadkine immers houdt van de materie, van de steen, het hout, het marmer. Zijn vroege werk is gedaan op de wijze, zoals wij dat eens van Jozef Cantré hebben gezien, zoals Hildo Krop het vroeger deed en vaak Jules Vermeyre. Het uitgangspunt is dan de gevonden boomstam. Chabot heeft het ook gedaan, jaren geleden. De bewondering voor het brok steen of stronk of stam is dan groot en de beeldhouwer is de man, die het aarzelend bewerkt. Hij voegt er iets aan toe. Weinig. Genoeg om er een menselijke gedaante in te zien. Zo maakte hij een brok steen tot een liggende torso, die de dromer heet. Hij tatoueerde de huid met architectonische lijnfiguratie. Vrij en los er overheen, schijnbaar zonder verband met de vorm. Het zijn gedichten, deze runen op het lichaam geschreven. Het zijn dromen, die zich inschreven, een enkel ogenblik, om dan weer een onzichtbare reis te beginnen. En het is deze Zadkine, die een verfijnd vrouweportret in het holle en bolle maakt, als een renaissancistische overrijpe vrucht van het verleden, op onnaspeurbare wijze overgewaaid in het heden. En daarbij hoort ook de kleine zittende bronzen vrouw, een zeldzaam stil en ingetogen beeldje. Deze kant in Zadkine heeft hij niet versmolten, niet overwonnen in zijn cubistische barock. Hij blijft er telkens op terugkomen. En afwisselend daarmede gaat de boetséérder zijn gang, de vrije man, die zich aan geen grenzen van steen of hout behoeft te storen, maar wel aan de grenzen van evenwicht. Want het is de boetseerder, die de vrije cubistisch-expressieve werken maakt, die de vogel phoenix en de gevangenen en het ontstaan van vormen boetseerde. De boetseerder, niet de snijder in hout, niet de steenkapper. De tekeningen en gouaches zijn nog verder gaande voorbeelden van die vrijheid. De worstelingen met het beest en het spel met de vormen wisselen elkander af. De worstelingen met het beest zijn het moderne thema van zijn eigen tijd. Picasso kent het ook. Het is eigenlijk het moderne St. Joris-thema, de obsessie der onvruchtbaarheid. Bij Zadkine komen er Jeroen Bosch-achtige vervormingen in voor, barocke woekeringen. Er is overal samenhang in deze vormenspraak, inde thema’s en in het afwisselen van de twee stromingen in deze tekenaar-beeldhouwer. Het geheel van zijn tentoonstelling laat een indruk na van geniale kracht vaneen geïnspireerde. Een schriftuur, nerveus, driftig, dichterlijk, ruimtelijk aan de grenzen van de ruimte-ontkenning, doch voortgedreven en behouden door de menselijke melodie. A. M. Kammacher Directeur Kröllor Muller Museum Hoge Veluwe Deze tentoonstelling kwam tot stand dank zij de medewerking van de kunstenaar, het Musée des Beaux-Arts de la Ville de Paris, het Musée National d'Art Moderne te Parijs, het Rijksmuseum Kröller-Müller, de coll. Mare du Plantier te Parijs, Dr. H. J. M. Wiegersma te Deurne en enkele particuliere Nederlandse verzamelingen. 1 Kop vaneen man 1918 steen 40 x 27 x 21 cm 2 Meisjeskop 1919 brons 27 x 13 x 13 cm 3 Vrouwelijke vormen 1920 lava 80 x 40 x 25 cm 4 De accordeonspeler 1922 brons 45 x 15 x 15 cm 5 Torso 1925 steen 85 x 40 x 35 cm 6 De schone dienstmaagd 1926 steen 130 x 35 x 30 cm 7 Vormen 1926 verguld gips 60 x 44 x 21 cm 8 De Drie Gratiën met de koraal 1927 brons 50 x 35 x 25 cm 9 Danseres 1927 brons 50 x 17 x 15 cm 10 Vrouw met waaier 1928 brons 30 x 14 x 10 cm 11 Moederschap 1928 brons llOx 35 x 30 cm 12 Orpheus 1932 iepenhout 290 x 30 x 20 cm 13 Kop 1932 zandsteen 40 x 23 x 20 cm 14 Pomona 1932 koper 105 x 40 x 35 cm 15 Bayadera (Indische danseres) 1933 brons 15 x 33 x 12 cm 16 De dichter 1933 steen en geschilderd glas 60 x 40 x 35 cm 17 Zonnewijzer 1934 steen 55 x 40 x 35 cm 18 Maenaden 1935 brons 75 x 35 x 52 cm 19 Homo Sapiens 1935 terra cotta 35 x 20x 20 cm 20 De heilige Sebastiaan 1935 hout 300 x 45 x 40 cm 21 Orpheus 1935 brons 60 x 35 x 15 cm 22 Vrouw met amphora 1936 gepolychromeerd gips 280 x 56 x 50 cm 23 De componist 1936 brons 42 x 20 x 17 cm 24 Diana 1936 brons 60 x 20 x 16 cm 25 Hermaphrodiet 1936 gelakt hout llOx 40 x 35 cm 26 De odalisk 1936 gepolychromeerd hout 70xl80x 50 cm 27 Hulde aan J. S. Bach 1936 hout 100 x 120 x 70 cm 28 Laokoon 1936 brons 70 x 40 x 30 cm 29 De tekenles 1937 brons 65 x 35 x 28 cm 30 De boodschapper 1937 brons 60 x 20 x 17 cm 31 De componist 1937 brons 43 x 22 x 22 cm 32 Figuurtje met draperie 1937 brons 64 x 18 x 17 cm catalogus 33 Zittende vrouw 1937 brons 35,5 x 23 x 18 cm 34 Ontwerp voor een monument voor Rimbaud 1938 gips 70 x 37 x 30 cm 35 Ontwerp voor een monument voor Jarry 1938 gips 70 x 37 x 30 cm 35 De dichter 1938 gips 30 x 25 x 18 cm 37 Ontwerp voor een monument voor Lautreamont 1938 _ gips 70 x 37 x 30 cm 38 „l'lnspiré" 1938 brons 16x 20x 14 cm 39 De boodschapper 1938 brons 50 x 20 x 17 cm 40 De cellist 1939 brons 40 x 24 x 20 cm 41 Vrouwekop 1939 terra cotta 35 x 30 x 18 cm 42 De andere 1939 brons 55 x 30 x 25 cm 43 Hulde aan J. S. Bach 1941 terra cotta 35 x 30 x 20 cm 44 Torso, Clementius 1941 marmer 87 x 30 x 25 cm 45 Stilleven, bas-reliëf 1942 kalksteen 55 x 75 x 24 cm 46 Tuinbeeld 1942 kalksteen 120 x 37 x 30 cm 47 Eerste maquette voor de gevangene 1943 terra cotta 30 x 12 x 12 cm 48 De gevangene 1943 gips 220 x 80 x 90 cm 49 De haan 1943 brons 60 x 55 x 20 cm 50 Portret van Mauriac 1943 gips 70 x 50 x 35 cm 51 Portret van André Gide 1943 gips 70 x 50 x 35 cm 52 Harlekijn 1944 brons 90 x 35 x 30 cm 53 Krijgsman 1944 bas-reliëf IlOx 70 cm 54 Krijgsman 1944 gips, bas-reliëf IlOx 70 cm 55 Jongleurs 1944 gips 85 x 30 x 30 cm 56 De phoenix 1944 gips 200x120x140 cm 57 De dromer 1944 zandsteen 70 x 32 x 18 cm 58 Moederschap 1945 brons 20 x 17 x 13 cm 59 Moederschap 1945 terra cotta 30 x 20 x 15 cm 60 De pijproker 1945 gips, bas-reliëf 70 x 60 cm 61 Harlekijn 1945 terra cotta 12 x 30 x 10 cm 62 Hulde aan Rodin 1945 gips 45x110x 30 cm 63 De musicienne 1945 terra cotta 25x 12x 12 cm 64 Intimiteit 1945 terra cotta 40 x 23 x 20 cm 65 Daphne 1946 hout 130 x 30 x 30 cm 66 Labyrinth 1947 , terra cotta 37 x 25 x 20 cm 67 Terreur 1947 terra cotta 30 x 13 x 14 cm 68 Ontwerp voor een verwoeste stad 1947 brons 120 x 75 x 60 cm 69 Geboorte van de vormen 1947 gips 70 x 50 x 40 cm 70 Ontwerp voor een monument voor Apollinaire 1947 gips IlOx 47 x 30 cm 71 De guitaarspeler 1947 terra cotta 32 x 20 x 17 cm 72 Intimiteit 1948 ebbenhout 51 x 22 x 15 cm 73 De zwarte Pomona 1948 ebbenhout IlOx 33 x 27 cm 74 Tors vaneen danseres 1948 ebbenhout 35 x 20 x 15 cm 75 Elfen 1948 terra cotta 64 x 29 x 22 cm 76 Menselijk woud 1948 terra cotta 65 x 35 x 25 cm 77 Orpheus 1948 brons 200 x 75 x 60 cm 78 Ontkieming 1948 gips • 95 x 55 x 45 cm 79 Zittende vrouw 1948 brons 25 x 12 x 15 cm 80 De dromer 1948 zandsteen 40xll0x 25 cm 81 De gebroken kruik 1949 gips 40 x 27 x 23 cm Pentekeningen uit de reeks „De Werken van Hercules” 1944. Gouaches en tekeningen uit de laatste tijd. 1351 B 88 KONINKLIJKE BIBLIOTHEEK 0298 5643 „Het is ook zeer belangrijk door te kunnen dringen inde zin vaneen beweging. Een vrouw, die met een paraplu loopt, heeft in haar manier van lopen een andere uitdrukkingswijze, dan wanneer zij een bouquet bloemen of een baby draagt. „Beeldhouwen is een moeizame stijging,- het is niet van belang, of het schoeisel onze voeten verwondt en of het vol spijkers zit; men moet, om de top te bereiken, door het lijden heengaan, zich ongevoelig maken, ook ai bloedt men." Deze woorden trillen nog na inde atmosfeer van het oude atelier, hoewel de meester reeds vertrokken is. Het werk wordt met meer vuur en meer inzicht voortgezet dan ooit. Zo is het iedere Donderdag. Om tien uur gaat de deur open.- „Goede morgen, dames en heren”. Wij hebben weer het beweeglijke en sympathieke gezicht voor ons met ogen, waarin gouden lichtpuntjes schitteren, steeds gereed tot scherts en plagerij: „Ik zou schoolmeesterachfig kunnen verbeteren," legt hij ons uit, „maar om het prettiger te maken steek ik af en toe gaarne een paar voetzoekers aan... „Ik zou kunnen onderwijzen op de manier van vroeger, via anatomie en navolging. Dat zou erop neerkomen, dat ik U latijn zou leren. Wat zoudt U daarna met latijn doen inde beeldhouwkunst? „Men moet voorwerpen scheppen, onafhankelijk van het model. De mens is een stuk anatomie, hij is op zichzelf geen beeldhouwwerk. Het gaat om de geest van het voorwerp: men moet de nadruk leggen op zijn spiritualiteit. „De spiritualiteit van het menselijk lichaam is gebaseerd op een imponderabilium, zeer rijk aan en vol van verscheidenheid, die het geometrische omvergooit. Men moet het menselijk lichaam bezielen, totdat het zijn eigen persoonlijke liedje begint te zingen. Dat is de betovering van het beeldhouwen! De vormen distribueren, om een klimaat, een atmosfeer te scheppen. Laat in jullie werk die starheid varen, bevrijdt de „machine”. Waar het steeds om gaat is de verhouding tussen vorm en ontroering. Men moet bovendien doen als de Amerikaanse gangster, die niet aarzelt de stevigste deur in te trappen, om zich meester te maken van wat daarachter verborgen is.” „De ware beeldhouwkunst zoekt eerder de waarheid van de vorm dan het uiterlijk van de mens. „Het is nodig te analyseren, te herzien en te kiezen. De natuur legt alles aan onze voeten neer. De rol van de mens – en vooral van de kunstenaar – moet zijn „Men moet zich nooit laten leiden dooreen goedkoop gebaar. Met een verfijnde manier van waarnemen slaagt men er steeds in te bemachtigen wat goed is, de waarheid, die vervat is ineen houding. „Men moet zich niet voornemen een beeld te maken, maar het voorwerp te scheppen, dat het model voor zal stellen. „Gij, André, hebt dit probleem weten op te lossen. Gij hebt een uitstekende oplossing gevonden. Ik houd van de aandachtige wijze, waarop gij het lichaam met de stoel verbonden hebt. Het verkrijgt op die manier zijn waarde en onafzetbaarheid. Vergeet niet, dat de stoel een gehele ontwikkeling doorgemaakt heeft om gerieflijk te worden. Wat bij U te prijzen valt is, dat gij bezig zijt Uw eigen taal te vinden, te ontsnappen aan slaafsheid en nabootsing. Bij anderen begint dat amper te komen. Ik ben een drijfveer om U uit die slaafsheid los te maken. Er zijn huizen met gesloten vensters; om daar binnen te komen heb ik de werkwijze vaneen dief aangenomen, teneinde te bereiken, dat zon en licht er binnendringen en alles overstralen. „Er staat steeds een agent achter de mensen om hun vrijheid te beknotten. Waarom? Wat voor kwaad steekt erin, indien men een boom ineen boezem plaatst, of een bos ineen vrouwegestalte? „De vrijheid alleen brengt wonderbare vruchten voort. In haar alleen ligt het geheim, dat noodt tot grote beeldhouwkunst en grote avonturen.” „Waarom moet men kunst maken op Byzantijnse, Egyptische of gothische wijze? Elke periode heeft haar eigen uitdrukkingswijze. Bij de Egyptenaren geven de loodrechte lijnen de indruk van de kalmte, hardheid en eeuwigheid, die zij zochten. „De Gothische kunst is het nauwkeurigste uitdrukkingsmiddel van dat hermetisch afgesloten tijdperk. Wij hebben allen de strengheid van die schone figuren met hun koppen met dichtgeknepen mond waargenomen. Daarentegen tonen de Grieken slechts geopende monden, die de mens in geheel zijn schoonheid verheerlijken. een middelmatig fototje te maken. En wat is het moeilijk één te worden met de natuur, er een stuk trillend leven vanaf te rukken, of dit te maken! Zij, die gehecht zijn aan de natuur, moeten een tot wanhoop brengende en vertwijfelende liefde voor haar koesteren. Rodin is zo onstuimig in die liefde, dat hij die op alle wijzen bezongen heeft." „Laat het kunstmatige varen. De natuur is een verzamelbekken van licht; dank zij het licht en de schaduw verkrijgt het voorwerp leven. Ziedaar de eenvoud in het gehele probleem der beeldhouwkunst.” Thans rust het model zittende uit. „Een ondoorschijnend voorwerp, dat men moet plaatsen op een ander doorzichtig voorwerp. Het probleem bestaat hierin, dat men de verwantschap moet ontdekken, die bestaat tussen de stoel en de figuur. Nadruk leggen op de doorzichtigheid van het voorwerp. De doorzichtigheid van het voorwerp accentueren. Dat is*als het ware een aankondiging van beeldhouwkunst in ijzerdraad. 39. de boodschapper 71. guiiaarspeler 48. de gevangene 68. voor een verwoeste stad -<— 44. clemeniius 54. krijgsman 49. haan 32. Figuurtje met draperie 77. orpheus zadkine in zijn aielier