ljkw3i A4 ~y.M.ygpISITEITSBIBLIOTHEEK LEIDEN _ ••., •111 11111 mi. ir Flllllllllllllll 01667984 • , . S. VESTDI– SCHULDPROB LEEM BIJ DOSTOJEWSKI BAYARD PERS «gt Burgersdiji Niermar Leiden GESCHENK VAN uit de nalatenschap van P. Limburg. Het schuldprobleem bij DOSTOJEWSKI DOOR S. VESTDIJK BAYARD PERS F. G. KROONDER UITGEVER TE BUSSUM 1945 HET SCHULDPROBLEEM BIJ DOSTOJEWSKI DOSTOJEWSKI behoorde tot die romanschrijvers, in wier werk een autobiografisch element is aan te toonen. Het particuliere leven dezer auteurs weerspiegelt zich op een of andere wijze in hun boeken, zonder dat er daarom altijd nog sprake hoeft te zijn van mémoires in engeren zin, die Dostojewski trouwens óok schreef. Bijna alle episoden, die in zijn leven mijlpalen vormden, ,—, St. Petersburg, de dood van zijn vader, de samenzwering met daarop volgende executiecomedie. Siberië, het leven in Semipalatinsk, zijn eerste huwelijk, de Pauline-episode, vindt men in zijn boeken, meer of minder ingrijpend gereconstrueerd, terug; en ditzelfde geldt voor gebeurtenissen, waarvan men weet dat ze zijn aandacht trokken, zonder dat hij er persoonlijk in gemengd was, zooals de Netschajew-zaak, die in DE DEMONEN haar sporen heeft achtergelaten in den moord op Schatow. Dit alles is bekend, en literair-historisch gemeengoed. Inderdaad kan men Dostojewski als type van de semi-autobiografische romancier stellen tegenover de meer „inventieve- romanciers, zooals Gogol, Dickens of Balzac; waarbij echter niet uit het oog verloren dient te worden, dat het verschil tusschen deze beide categorieën merkwaardig snel verdwijnt, zoodra men over het leven van de vertegenwoordigers der laatste wat beter wordt ingelicht. Als zoo vaak blijkt hier de verhouding tusschen persoonlijkheid en werk in sterke mate onderhevig te zijn aan perspectivische verschuivingen, wisselend met onze kennis van zaken, en daarom zou men misschien, beter dan van „autobiografen- en „inventieven-, kunnen spreken van schrijvers met een „rijke- en schrijvers met een „arme- biografie. Voor aanmerkelijke verdieping is dit probleem vatbaar, wanneer men niet feiten met feiten, . levensfeiten met romanfeiten, ,-. doch grondmotieven met grondmotieven vergelijkt. Men zoekt naar het gemeenschappelijke in Dostojewski's persoonlijke ervaringen, men zoekt naar de groote lijn, het „typische Erlebnis-, dat steeds terugkeert; en men gaat na, of van dit algemeene en door een samenvattende formule aan te duiden grond- motief de weerspiegeling in de romans aangetoond kan worden. Daarbij kan men in het midden laten of zulk een grondmotief met den karakteraanleg en de uitingen hiervan samenhangt, dan wel met bepaalde eentonigheden van het noodlot; trouwens, wanneer men zich bepaalt tot de reacties óp die door het noodlot gezonden beproevingen, vallen beide goeddeels samen; en een biografisch gegeven van den eersten rang, zooals het vermoorden van Dostojewski's vader door zijn eigen boeren, waarvan de literaire reflex in de KARAMAZOFF'S te vinden is, ,—, wordt dan belangrijk, niet door het feit zelf, maar door de diepe indruk, naar men zegt zich in zijn eersten epileptischen aanval openbarend, die het feit op het gemoed van den jongen Dostojewski heeft gemaakt. Deze moord is nooit gestraft. De daders bleven onbekend en gingen vrijuit. Dostojewski's verhouding tot zijn vader, die een gierigaard was en hem het allernoodzakelijkste onthield, moet deze misdaad in zijn verbeelding eigenaardig gekleurd hebben, en bij hem, niet minder dan bij Dimitri Karamazoff, die zijn vader had willen vermoorden, bepaalde schuldgevoelens hebben opgewekt, waarvan de nadere formuleering ons een middel aan de hand kan doen om een van de grondmotieven in Dostojewski's leven aan het licht te brengen. Het meest in het oog vallende bij deze misdaad, iets wat bij een moord nu niet alle dagen voorkomt, was inderdaad het ontbreken van iedere straf, d.w.z. eenzelfde wanverhouding tusschen schuld en boete, die ook reeds vaag herkenbaar is in het gedrag van den weinig vrijgevigen vader ten opzichte van zijn eigen zoon. De vader betaalt zijn „schuld" niet aan den zoon; hij wordt vermoord door zijn eigen lijfeigenen, die hij slecht behandelt; deze lijfeigenen worden niet gestraft. In beide gevallen heeft men te doen met een inadaequate verhouding tusschen schuld en het delgen van schuld, tusschen datgene wat begaan is en datgene wat geleden wordt: in het eerste geval met een surplus aan straf [de moord als „straf" opgevat voor de gierigheid e.a. ondeugden], in het tweede met een tastbaar tekort. Met andere woorden: er is hier achtereenvolgens sprake van een overbetaalde schuld en van een onbetaalde schuld. Het volgende feit van beteekenis in Dostojewski's leven is de bekende executiecomedie. Ook hiervan weet men, dat zij een onuitwisehbaren indruk bij hem heeft achtergelaten [vgl. het executie-verhaal in DE IDIOOT en in DE DEMONEN de figuur van Kiriloff en diens ook psychologisch begrijpelijk, is daarbij, dat de gratie in het aangezicht van den dood geen vreugde bij hem opwekte, maar eerder iets als teleurstelling, alsof hij voor de straf, hoe men daarover verder ook denken wilde, niet waardig gekeurd was. Dostojewski was verontwaardigd, omdat men met hem en zijn makkers had gespeeld. De gedachtengang is duidelijk: óf hij was schuldig, en dan had men hem moeten terechtstellen; óf hij was onschuldig, en dan was ook de verbanning naar Siberië, waarin het doodvonnis veranderd werd, nog een te zware straf. Ook hier dus weer het dubbelmotief van de onbetaalde resp. overbetaalde schuld, een te weinig aan straf tegenover een te veel. Dat Dostojewski later de oplossing heeft gezocht in de richting van het eerste, d.w.z. dat hij alle schuld op zich nam, waardoor de straf, in welke doseering dan ook, tot zekere hoogte achteraf gemotiveerd werd, moet aan een complex van factoren worden toegeschreven, waarop hier niet kan worden ingegaan; maar men zal toch niet ver mistasten, wanneer men zijn geleidelijke [zij het ook tijdelijke, en nooit zeer fervente] bekeering tot Tsarisme en Orthodoxie voor een belangrijk gedeelte herleidt tot de behoefte om in de boekhouding kat- en muisspel met den dood]. Merkwaardig, zij het van schuld en boete, wat hem persoonlijk betrof, wat meer orde en regelmaat te brengen. Het zinlooze van een onrechtvaardige straf is nu eenmaal alleen op te heffen door de straf te aanvaarden als zinrijk? Nu zullen in de meeste van dergelijke gevallen berekening en oogendienst ook wel eenig gewicht in de schaal leggen; dit kan men bij Dostojewski echter buitensluiten. Wel mag men aannemen, dat hij zijn „afgeloste schuldtegenover het Russische gouvernement heeft moeten bekoopen met een geheim schuldgevoel tegenover zijn vroegere medestanders; maar daar de biografie hierover zwijgt, geef ik dit slechts als veronderstelling. Wanneer wij afzien van de verhouding tot zijn eerste vrouw, die haar neerslag heeft gevonden in DE EEUWIGE ECHTGENOOT, waarover hieronder nog een en ander te zeggen zal zijn, duikt het motief van de onbetaalde of onbetaalbare schuld [dat bij Dostojewski, in tegenstelling b.v. tot Kafka, belangrijker zal blijken te zijn clan dat van de overbetaalde schuld] met een zekere realistische overtuigingskracht voor het eerst weer met de financieele zorgen op, die hij zich terwille van de familie van zijn broer op de hals haalde. Men denkt hier aan het leven van Balzac; alleen is er éen belangrijk verschil: Balzac moest zijn eigen schulden afbetalen, Dostojewski stak zich in de schulden voor anderenT Dat deze gebeurtenissen nog tot zijn persoonlijke conceptie van het schuldprobleem hebben bijgedragen, kan men op dezen leeftijd niet goed meer aannemen; maar het vormde een bevestiging van vroegere ervaringen, een bevestiging van de onzekerheid van de schuld, die steeds aarzelde tusschen strafbaar en niet strafbaar, te delgen en niet te delgen, op hemzelf betrokken of op anderen. Een en ander wordt dan nog geaccentueerd door de schromelijke ondankbaarheid van de familieleden in kwestie. De behandeling van het schuldprobleem bij Dostojewski zou niet volledig zijn zonder de Pauline-episode, die men eenigszins gewijzigd in de roman DE SPELER terugvindt. Dat iemand een spelersnatuur is, hoeft op zichzelf nog niet op een bepaalde conceptie van de verhouding tusschen schuld en boete, of schuld en afbetaling, te wijzen; maar in verband met de bovenvermelde feiten is het toch wel een veelzeggenden karaktertrek In de roulette vond Dostojewski een symbool van het adembenemende kansspel met de schuld, waarmee zich had ingelaten, en het „winnen of verliezen" was al evenzeer een weerspiegeling van het „schuldig of onschuldig-, als van de gierigheid van zijn vader, die erfelijk botsen moest op zijn eigen meer op de voorgrond tredende vrijgevigheid. De speler is nu eenmaal beide tegelijk: gierig en royaal, inhalig en verkwistend? Maar vooral is de speler, doordat hij de bezitszekerheid voortdurend uitdaagt, verstrikt in een wanverhouding tusschen schuld en het delgen van schuld, tusschen „debet" en „credit". leder verlies kan elk oogenblik in winst verkeeren; iedere schuld is als het ware een schuld aan het toeval, die in zoover onbetaalbaar is, dat zij wellicht niet eens betaald zal hoeven te worden; iedere „straf" kan hier onmiddellijk worden gevolgd door een belooningl Van een dynamische schuldverhouding als waarvoor Dostojewski bij uitstek gevoelig moest zijn, is de speelduivel de meest geslaagde projectie op lager niveau. Dat op een hooger niveau deze verhouding rechtstreeks samenhangt met de typisch Grieksch-Katholieke opvatting van wilsvrijheid en predestinatie, kan hier slechts worden aangestipt. Wanneer wij ons, na deze inleiding, tot Dostojewski's werk wenden, dan blijkt al spoedig, dat een dynamische schuldverhouding als zoo juist geschetst, zoo niet het cardinale probleem in zijn romans, dan toch een der gewichtigste nevenproblemen vormt. Slechts éenmaal wordt deze verhouding „statisch", n.l. in de identificatie van schuld en straf in de roman SCHULD EN BOETE. die dan ook naar de opzet een vrij constructieven indruk maakt, vooral wanneer we het vergelijken met de zooveel subtieler schulddialectiek, waarvoor Dmitri Karamazoff zich ziet geplaatst. Zelfs in het boek is het uitgangspunt van Raskolnikow's misdadige onderneming zuiver theoretisch, in aansluiting aan de caricatuur van de „vrije gedachte", die in sommige Russische studentenkringen gehuldigd werd. Weer anders gezien, is zijn lijdensgeschiedenis tevens een weerkaatsing van Dostojewski's eigen dilemma van de schuldige onschuld of onschuldige schuld in de jaren na zijn veroorcleeling. Raskolnikow gevoelt zich éerst onschuldig, later neemt hij echter de schuld op zich en wordt dan ook op volmaakt adaequate wijze gestraft. Dmitri Karamazoff daarentegen is tegelijk onschuldig en schuldig; onschuldig omdat hij zijn vader niet vermoord heeft, schuldig, voor zijn geweten, omdat hij zijn vader heeft willen vermoorden. Hij vertegenwoordigt derhalve het stadium van Dostojewski onmiddellijk na de executiecomedie: ook hij wordt te zwaar of te licht gestraft. SCHULD EN BOETE is, zooals ik zei, een uitzondering. In de meeste romans. na Siberië ontstaan, vindt men geen statische, of symmetrische verhouding tusschen schuld en straf, of schuld en boete, maar een tergende asymmetrie, een tergende onzekerheid. Psychologisch sterk verhuld en in het komische gevarieerd, doet deze onzekerheid zich dadelijk al gelden in een der beide in Semipalatinsk geschreven romans, nl. HET LAND GOED STEPANTCHIKOW, een van Dostojewski's meest geniale scheppingen. De „onbetaalbare schuld" wordt hier vertegenwoordigd door de afhankelijkheid, waarin de oom van den verteller geraakt ten aanzien van de typisch Russische parasietenfiguur Foma Fomitsch Opiskin. Door psychologisch niet nader toegelichte oorzaken, dus laat ons zeggen bij wijze van „karaktertrek", is deze oom onderhevig aan een soort draaikolk van het geweten, een overscrupuleuze fijngevoeligheid, waarvan de charlatan misbruik maakt. Doordat de oom Foma Fomitsch tenslotte niet wegjaagt en onder zijn dak als parasiet rustig verder laat gedijen, wordt zijn „schuld" tóch afbetaald, zou men kunnen meenen; maar dit is niet juist, het schuldgevoel is in dit geval immers volkomen objectloos en heeft in laatste instantie niets met Foma te maken. In zekeren zin kan deze oom als den tegenhanger worden beschouwd van Raskolnikow in het begin van SCHULD EN BOETE: hier een heeft gezien deze diametraal tegenovergestelde gevallen in eenzelfde scheppingsperiode te ontwerpen, bewijst wel de enorme afmetingen van zijn schrijversschap. DE EEUWIGE ECHTGENOOT, Dostojewski's meest aangrijpende kortere roman, vertoont een belangwekkende parallel met den jeugdroman DE DUBBELGANGER. Op het eerste gezicht mogen deze twee boeken weinig met elkaar gemeen hebben, in DE EEUWIGE ECHT GENOOT komt toch een passage voor, die ~technisch" levendig herinnert aan overeenkomstige episoden uit den vroegeren roman. Van het latere boek memoreer ik den inhoud even. Weltschaninow, een welgesteld vrijgezel, ontmoet een man, dien hij vroeger s.v.v. gecocufiëerd heeft: de vrouw is inmiddels gestorven. Het geheele boek gaat nu heen met een alleen aan Dostojewski's pen toe te vertrouwen spiegelgevecht, dat eigenlijk nergens op uitloopt: de weduwnaar waagt het niet zijn wraakzucht te bevredigen, en de minnaar, hoezeer door geheimzinnige schuldgevoelens gekweld, komt er niet toe zijn vroeger slachtoffer ronduit om vergiffenis te vragen. Toch zijn de beide heeren onafscheidelijk ze slapen in dezelfde kamer; en tenslotte gaan misdaad zonder begeleidend schuldgevoel, daar een schuldgevoel, dat niets begeleidt. Dat Dostojewski kans zij eendrachtig op bezoek bij een familie met veel dochters, onder wie de weduwnaar zijn keuze wil doen. Hier nu doet zich de parallel met DE DUBBELGANGER voor. Zonder het te willen speelt Weltschaninow namelijk tegenover de weduwnaar voortdurend eenzelfde rol als die de „dubbelganger- vervult ten aanzien van den paranoïden ambtenaar: hij rijdt hem in de wielen, stelt hem in de schaduw met zijn lossere manieren, maakt hem belachelijk, en ,--, hier schakelt zich dan het schuldprobleem in, dat in de vroegere roman ontbreekt --, doet dus niets anders dan zich steeds verder in schuldgevoelens verstrikken jegens den man, met wien hij zich zou willen verzoenen. Sterker nog: wanneer hem na jaren opnieuw ontmoet, treedt hij terstond weer tot hem in dezelfde relatie van veroveraar tot cocu, de „eeuwige echtgenoot- weet dan ook niets beters te doen dan met zijn tweede vrouw ijlings het veld te ruimen. Daarbij is het onvergetelijke trekje, waarmee het verhaal eindigt, de geweigerde handdruk, in het kader van den roman volkomen logisch. Weltschaninow lijdt onder een „onbetaalbare schuld-, zijn pogingen om die schuld af te lossen maakt hij steeds meer schulden, ,—, evenals de speler, die kapitalen verliest om een betrekkelijk gering bedrag terug te winnen. Wanneer hem vergeving geweigerd wordt, heeft dit dan ook niet zoozeer betrekking op de „verjaarde- schuld van de oorspronkelijke verleiding, als wel op het feit, dat hij altijd een verleider gebleven is. Deze les van de kant van het onbeduidende slachtoffer wordt hem niet gegeven om wat hij misdaan heeft, maar om wat hij is. Het zou mij te ver voeren het motief van de „onbetaalde schuld" of de „geweigerde boetedoening" in Dostojewski's drie groote romans tot in de fijnste vervezelingen na te speuren. Over DE GEBROEDERS KARAMAZOFF vindt men hierboven reeds een en andervermeld. In DE IDIOOT wordt de befaamde driehoek Mischkin-Rogoschin-Nastasja Philipowna driezijdig beheerscht door schuldgevoelens, die in kort bestek niet zoo gemakkelijk aan het licht te brengen zijn. De volgende aanduidingen mogen volstaan. \Vat vorst Mischkin betreft moet men er vooral rekening mee houden, dat het object van zijn schuldgevoel niets anders is dan de vrouw in het algemeen, hetgeen ten duidelijkste blijkt uit zijn verhouding tot Aglaja. Dit schuldgevoel ontstaat meer door de eischen, die hem gesteld worden, dan door actueele tekortkomingen, • het is de schuld van de „schuldelooze", en daarom op het gebied van de schuld wel de topprestatie, waartoe het menschelijk geweten in staat is. Eenige overeenkomst met den oom uit HET LAND GOED STEPANTSCHIKOW is dan ook onmiskenbaar aanwezig. In de figuur van Natasja Philipowna belichaamt zich de „onbetaalde schuld- zeer zuiver, in zoover zij zichzelf haar eigen verleden niet vergeven kan; terwijl van zijn kant Rogoschin, in samenhang hiermee, vooral in het schuldprobleem ingeschakeld schijnt doordat hij haar met een zekere cynische zakekelijkheid nog steeds behandelt alsof zij dit verleden niet alleen niet overwonnen, maar ook niet afgezworen had. De scène, waar zij zijn geld in het vuur werpt, is als illustratie van de „onbetaalbare schuld- „Dostojewskiaansch- hij uitnemendheid? Dostojewski's dubbelzinnige, later slechts ten koste van een min of meer geforceerde keuze opgehelderde verhouding tot zijn vroegere mede-revolutionairen heeft geleid tot de conceptie van zijn meest grandioze en voor ons modern bewustzijn ook meest overtuigende schepping: DE DEMONEN. In de figuur van Stawrogin, die zich door de revolutionaire programma's niet wil laten binden, kan men een alter ego herkennen van Dostojewski zelf in zijn tijd van inkeer en ommekeer, toen hij zich innerlijk nog niet van zijn vroegere vrien- pathologisch gefixeerd. Stawrogin als gemonumentaliseerde doelloosheid is als het ware een doorsnee van Dostojewski in de Siberische jaren, maar dan zónder zijn belangstelling voor het Russische volk [die in Schatow belichaamd is] en zónder zijn kunstenaarschap; en indien er critiek mogelijk was op deze verontrustende figuur, dan zou het zeker deze zijn, dat in Stawrogin de „belangeloosheid" van den kunstenaar al te voelbaar vergezeld gaat met het ontbreken van eenig welomschreven talent. In het werkelijke leven worden individuen met déze spanningen, déze souvereine laatdunkendheid, nu eenmaal noodgedwongen kunstenaar, willen zij niet ten onder gaan op een veel jammerlijker wijze en veel eerder dan dit met Nicolaï Stawrogin het geval is. Hoe dit zij, dat Stawrogin's verhouding ten opzichte van zijn medemenschen volledig in het teeken staat van een principiëel „onbetaalbare schuld'', is zonder meer duidelijk. Ook hij, niet minder dan Weltschaninow, is een vrije variante op den „speler'', die zijn schulden laat aanzwellen met het doel om ervan af te komen. Deze dubbelzinnige geesteshouding blijkt niet alleen uit zijn betrekkingen tot de revolutionairen, den had losgemaakt, maar ook nog geen nieuwe doelstelling had gevonden; bij Stawrogin is dit alles dan die hij wel is waar niet helpen wil, maar die hij ook niet van zich af schudt; doch tevens uit zijn bravourhuwelijk met de manke vrouw, tegenover wie hij zich moedwillig in een „schuld" verstrikt, die hij met de beste wil ter wereld niet eens zou kinnen afbetalen. Van beteekenis, in dit verband, is dan nog het elders gepubliceerde fragment [de z. g. „biecht van Stawrogin", oorspronkelijk voor den roman bestemd, maar weggelaten, toen niet hij, doch Peter Stepanowitch Wergowenski de hoofdpersoon worden zou], waarin Stawrogin een klein meisje de dood injaagt alleen door voor een raam te blijven staan en zich niet om te draaien. Ook hier „schuld" en „onschuld" onontwarbaar vermengd, evenals bij Dmitri Karamazoff ; ook hier een zonde. die in beginsel niet te straffen is, en die daarom steeds, onverzadelijk, om straf blijft roepen. Slechts terloops wijs ik nog op de figuur van Kiriloff, die „voor zichzelf sterven wil, maar die zich, door zijn zelfmoord aan de revolutionairen te beloven als propagandastukje, ook al weer een „onbetaalbare schuld" op de hals haalt; en op de zeer bijzondere relaties tusschen Stepan Trof imowitch Wergowenski en Warwara Petrowna, die eveneens onderhevig zijn aan een schuldmisverstand, in zoover zij niet precies weten wat zij van elkaar heb- ben te eischen en wat zij elkaar hebben te geven. Peter Stepanowitch Wergowenski tenslotte is weer een voorbeeld van de crimineele „schuldeloosheid'', die wij reeds bij Raskolnikow aantroffen, hier dan zonder „bekeering" tot slot. Men heeft Dostojewski gehuldigd als groot psycholoog en als machtig profeet. Men behoort hem vooral te huldigen als subtiel en onverschrokken verkenner van het grensgebied tusschen beide: het gebied tusschen psychologie en moraal, of tusschen psychologische descriptie en psychologische normstelling. Tot dit grensgebied behoort in vollen omvang het schuldprobleem Want in de schuld vindt men niet alleen een psychologisch „berekenbaar- element, dat naar de regels van het spel der drijfveeren als „debet- en „credit- te behandelen is, men vindt er tevens de kern van het normatief-religieuze, datgene wat religieus genoemd mag worden vóór alle systematiseering in het methaphysische, en dat hieraan steeds ten grondslag blijft liggen. Als een van de groote verloskundigen der menschheid beheerschte Dostojewski, naast zijn vele andere vermogens, vooral déze navelstreng, die het persoonlijke met het bovenpersoonlijke vereenigt. Hij was de psycholoog van het geweten. In dit opzicht, en waarschijnlijk in dit opzicht alleen, kan men hem, zooals zoo vaak is geschied, met Nietzsche in éen adem noemen. Dat Dostojewski als psychologisch moralist om de tusschenpositie zoo kort mogelijk aan te duiden ook voor ons, moderne lezers, nog genietbaar is, en wellicht in de toekomst nog een niet te onderschatten invloed op de Europeesche literatuur zal uitoefenen, is, het klinkt misschien vreemd, in een niet onaanzienlijke mate te danken aan zijn [al of niet latente] Orthodoxie. Was hij een wijsgeer geweest, zooals Nietzsche, dan zou dit oordeel allicht heel anders zijn uitgevallen. Maar Dostojewski kwam als wijsgeer niet uit boven het niveau van de begaafde pamflettist; hij wilde ook geen wijsgeer zijn; hij was in de eerste plaats, en bijna uitsluitend, romancier. Dat de philosofische problemen, die hij natuurlijk wel degelijk kende, tenslotte geharmoniseerd werden binnen de ruime, doch bindende grenzen van het Grieksch-Katholieke geloof, maakte deze problemen als het ware onschadelijk voor den roman, en zorgde voor een grenslijn tusschen het abstracte en het concrete, die iedere romancier weer anders trekt, maar die voor den bloei van den roman toch strikt noodzakelijk is. En in het bijzonder geldt dit wel voor het schuld- probleem, dat ons in Dostojewski's romans op zulk een indringende en geschakeerde wijze, steeds gemeten aan werkelijke menschen en werkelijke situaties, voor oogen wordt gesteld. Bijna heeft het den schijn alsof hij zich dit probleem en de talrijke daarmee samenhangende vraagstukken niet in hun volle draagwijdte bewust was, alsof zijn wijsgeerig-religieuze belangstelling eerder uitging naar andere onderwerpen dan dit, ,---, hetgeen aan zijn romans slechts ten goede is gekomen. Het is misschien niet zonder beteekenis, dat men in de KARAMAZOFF'S wél bespiegelingen aantreft over de mogelijkheden en onmogelijkheden eener theodicee en over de „imitatio Christi- in haar meest uitgebreide beteekenis, maar niet of nauwelijks over het zooveel duisterder schuldprobleem. Moeten wij ook hierin een geschenk zien van het Grieksch-Katholieke geloof, dat steeds zooveel lichter en milder was dan het Roomsche? In dat geval zou de Orthodoxie Dostojewski's romans in een dubbele beteekenis gunstig hebben beïnvloed. COLOPHON Dit essay, uit de nog te verschijnen bundel „De Poolsche Ruiter", werd gezet uit de Egmontletter en gedrukt op Glazed Featherweight ter drukkerij J. K. Smit en Zonen te Amsterdam. De typografie is van Johan El. van Eikeren. Vijftig exemplaren werden genummerd van I tot 50 en door den auteur gesigneerd.