BIBWAL h. c~ C 652 Overgedrukt uit het Nederlandsch Archief voor Kerkgeschiedenis, dl. XI, afl. 2 (’s-Grav. 1914). IN MEMORIAM R. N. L. MIRANDOLLE, DOOR Mej. Dr. C. SERRURIER. Het is mij een voorrecht in dit „Archief’ eenige bladzijden te mogen wijden aan de nagedachtenis van mijn vriend en leermeester R. N. L. Mirandolle. Inden persoon van dezen stillen, bescheiden geleerde is een groot kenner van de geschiedenis onzer Waalsche kerken verloren gegaan. Voor den getrouwen lezer van dit tijdschrift is de overledene geen onbekende. In de Nieuwe Serie, Dl. VII, blz. 303—324 verscheen van zijne hand eene studie over „Pierre Jurieu en de twisten inde Waalsche kerk op het laatst der Zeventiende eeuw” en in Dl. Vin, blz. 161 164 eene mededeeling van de uitgave der mémoires van den réfugié Jean Migault, onder den titel: „Het dagboek van den réfugié Jean Migault”. Reinhart Nicolaas Laurens Mirandolle een zijdelingsche bloedverwant van den Italiaanschen vijftiende-eeuwschen denker Pic de la Mirandole werd den 15den Maart 1833 te Haarlem geboren. Hij ontving zijne eerste opleiding op de Amsterdamsche Kweekschool voor Zeevaart en maakte op vijftien- en zestienjarigen leeftijd, als stuurmansleerling, twee reizen naar Java. Genoodzaakt wegens bijziendheid den zeedienst vaarwel te zeggen, werd hij klerk, eerst op het Surinaamsch kantoor van U. Wilkens, daarna op het notariskantoor van F. W. Fabius. Na zijn examen voor candidaat-notaris te hebben afgelegd, werd hij in 1856 benoemd tot secretaris van de afdeeling koophandel der maatschappij Felix Meritis. Enkele jaren later trad hij als ge- employeerde in dienst bij de Nederlandsche Bank, waar hij weldra tot chef van de secretarie en archivaris werd aangesteld. Toen bij de reorganisatie van de Nederlandsche Bank een Bijbank te Rotterdam werd opgericht, nam Mirandolle als secretaris plaats in het bestuur en vestigde zich weldra in die stad; in 1897 volgde hij op als President der Bijbank, welk ambt hij tot 31 December 1903 vervulde. Van 1867 tot 1879 was hij lid van den Rotterdamschen gemeenteraad. In 1904 trok hij zich geheel uit het openbare leven terug en vestigde zich metterwoon te ’s-Gravenhage, alwaar hij den 27sten Februari 1.1. op 81-jarigen leeftijd overleed. Opmerkelijk mag het zeker heeten, dat Mirandolle, wiens loopbaan bij voortduring door de handelswereld heeft geleid, waarin hij zooals uit dit korte levensbericht blijkt een aanzienlijk ambt heeft bekleed, tevens een ijverig bestudeerder onzer vaderlandsche historie en in het bijzonder onzer kerkgeschiedenis is geweest. Hoewel hij met groote nauwgezetheid zijne verschillende betrekkingen vervulde, lag zijn natuurlijke aanleg veel meer op geschiedkundig dan op economisch gebied. Gedurende de jaren van zijn presidentschap aan de Bijbank te Rotterdam en ook reeds daarvóór, was het zijn grootste liefhebberij om zich in zijn vrijen tijd te verdiepen in het verleden dier stad en wanneer men in aanmerking neemt hoezeer zijn ambt hem in beslag nam, dan is het inderdaad bewonderenswaardig dat hij gelegenheid gevonden heeft de talrijke gegevens te verzamelen waarover hij, blijkens zijne historische geschriften, beschikte. Zelf réfugié van afkomst, bepaalde zijne belangstelling zich voornamelijk tot de geschiedenis der Waalsche kerken en de theologische polemieken uit den vluchtelingentijd. Gebonden door zijn werkkring aan de Bijbank, heeft Mirandolle zich het meest beziggehouden met nasporingen omtrent de ontwikkelingsgeschiedenis der Walenkerk te Rotterdam, maar toch heeft hij, wanneer hij er gelegenheid toe vond, zich óók verdiept in het leven en werken van réfugiés die zich in andere steden van ons land gevestigd hadden. Het valt echter geenszins te betreuren dat zijne aandacht zich aldus op Rotterdam geconcentreerd heeft. Rotterdam toch was inde gouden eeuw een plaats van groote activiteit op godsdienstig gebied. Ik herinner slechts aan den strijd tusschen remonstranten en contra-remonstranten, die er om den voorrang dongen, aan Gerard Brandt en zijne vermaarde theologische voordrachten, aan de Collegianten die de havenstad 168 als vereenigingspunt hadden gekozen. Ook de Walenkerk was er weldra tot grooten bloei gekomen en de stedelijke overheid droeg zorg dat de meest begaafde onder de Fransche predikanten aldaar beroepen werden. Daniël de Cologne, een leerling van Théodore de Bèze, had reeds in 1591 de Waalsche kerkte Rotterdam gesticht. Na de herroeping van het Edict van Nantes zochten een groot aantal réfugiés inde bloeiende havestad een schuilplaats. Reeds in 1683 schrijft Bayle dat de Walenkerk 'er vier of vijfhonderd leden telt, en na de Revocatie vond men te Rotterdam, op 50.000 inwoners, 50/0 dus 2500 Fransche uitgewekenen. Dit laatste feit is vastgesteld door Mirandolle in zijn doorwrocht artikel over de geschiedenis der Waalsche kerk, een geschrift dat deel uitmaakt van Te Lintum’s: Rot ter da m inden loop der Eeuwen. Het ligt voor de hand dat de uiteenloopende godsdienstige richtingen die inde koopstad vertegenwoordigd waren en de aanwezigheid van talrijke eminente theologen, dikwijls aanleiding gaven tot wrijvingen. Zoo werd er op het eind der gouden eeuw het hartstochtelijk duel tusschen de tolerante denkbeelden van Bayle en het onverdraagzaam autoritarisme van Jurieu gestreden. Mirandolle nu was merkwaardig goed op de hoogte van het geestelijk en maatschappelijk levender Fransche réfugiés in Rotterdam en van de verhoudingen der verschillende kerkgenootschappen onderling. Het was voor dezen geleerde een groot genot om, gezeten in zijn gezellig studeervertrek, van dien ouden tijd te verhalen. Geholpen door zijn stalen geheugen en uitgebreide feitenkennis, wist hij ons als géén ander het Rotterdam uit den vluchtelingentijd voor oogen te tooveren. Wanneer hij vertelde van de predikanten Jurieu, Basnage, De Superville en zoovele anderen, dan kreeg men den indruk alsof hij van oude kennissen sprak, die hij nog onlangs ontmoet had. Met fijnen humor wist hij van hen te verhalen. Hij was op de hoogte van al het lief en leed dat hen getroffen had, van hunne familie-omstandigheden, hun huiselijk leven, hun fortuin. Onuitputtelijk was de voorraad anecdoten waarmee hij kleur aan zijne schilderingen van het verleden wist te geven. Hij had zijne sympathieën, zooals Pierre Bayle, de veelgesmade, stille martelaar der destijds heerschende onverdraagzaamheid, en zijne heftige antipathieën, als Pierre Jurieu. Over dezen laatste was hij nooit te spreken. A.ls men diens naam maar noemde, kwam er een trek van knorrigen onwil om zijn mond en nooit was hij uitgepraat over het onheil 169 dat deze predikant door zijne haatdragendheid had aangericht. Toch heeft Mirandolle zich rekenschap gegeven van Jurieu’s groote kennis en begaafdheid en van de populariteit die zijne geschriften daardoor binnen en buiten Rotterdam genoten. Hij heeft dan ook eene bijzondere studie van het leven van dezen Waalschen leeraar gemaakt. Behalve het bovengenoemd artikel in dit „Archief”, publiceerde hij in Série 11, Tomé II van het „Bulletin de la Commission de I’Histoire des Eglises wallonnes”, naar aanleiding vaneen onuitgegeven brief van Jurieu, eene bespreking van de conflicten tusschen dezen réfugié en eenige zijner ambtgenooten; verder gaf hij nog in het eerste deel van het „Nieuw Biografisch Woordenboek” eene levensbeschrijving van dienzelfden predikant. Ook al plaatsen deze geschriften Jurieu soms ineen wat al te ongunstig daglicht, toch verdienen zij, door de grondige bronnenstudie waarvan zij blijk geven, onze volle aandacht. Als eerelid van de geschiedkundige commissie der Waalsche kerk, waardigheid die Mirandolle vanaf hetjaar 1879 bekleedde, toonde hij veel belangstelling inde boekerij die aan deze kerk verbonden is en ook publiceerde hij een aantal artikelen in het, nu helaas zieltogend, „Bulletin” dier commissie. Maar hij behoorde niet tot de veelschrijvers. Inde eerste plaats ontbrak hem gezien zijne veelvuldige werkzaamheden daartoe de tijd, en inde tweede plaats hield hij méér van het verzamelen en rangschikken van betrouwbare, wetenschappelijke gegevens, dan van het verwerken van dit materiaal. Met de grootste bereidwilligheid stelde hij zijne uitgebreide bibliotheek en de menigte eigenhandig door hem geschreven aanteekeningen ter beschikking van allen die om voorlichting bij hem aanklopten, en het was voor dezen beminnelijken geleerde een genoegen, anderen te zien gebruik maken van het vele wetenswaardige dat hij gedurende een veertigtal jaren bijeengegaard had. Ik stel er dan ook prijs op, in dit tijdschrift de aandacht te vestigen op de groote, met de meest mogelijke zorg gerangschikte collectie fiches die Mirandolle door testamentaire beschikking aan de Bibliothèque wallonne te Leiden heeft nagelaten: een ware schat van notities door hem ontleend, deels aan kritisch voor dit doel uitgezóchte geschriften over de hervormingsgeschiedenis, deels aan de „Resolutiën der Rotterdamsche Vroedschap”, aan het „Groot Placaatboek”, aan de Synodale en consistoriale acten der Waalsche kerken, aan de doop- huwelijks- en doodenregisters dier ge- 170 meenten, enz. enz.; iedere aanteekening is vergezeld van eene nauwkeurige bronnenvermelding. Mirandolle zelf had die fiches weinig van noode, want zijn geheugen, waarmede hij zelfs op 81-jarigen leeftijd jongeren beschaamde, liet hem zelden inden steek. Maar allen die zich interesseeren voor de zoo belangrijke ontwikkelingsgeschiedenis onzer Waalsche kerken, zullen den geduldigen en geleerden verzamelaar dankbaar zijn dat hij ons dit geheugen in gematerialiseerden vorm heeft nagelaten, zoodat wij ook nu nog, nadat hij van ons is heengegaan, van den rijkdom zijner kennis kunnen profiteeren. Gedurende zijne laatste levensjaren heeft Mirandolle niet veel meer kunnen werken: zijne gezondheid was, sedert den dood zijner echtgenoote, te zwaar geschokt. Na een ziekbed van eenige weken is hij, kort voor zijn 82sten geboortedag, overleden. De trouwe vriend, de arbeidzame geleerde ruste in vrede. Leiden. 171