LANGS DE WEGEN Bij L. J- VEEN te Amsterdam verschijnt mn denzelfden Schrijver: LENTELEVEN 4edr.Prijs ƒ2.50 ing. ƒ2.90 geb. 3e op handpers van Julius de Praetere gedrukte en genummerde editie. Prijs f 6"50 Seb" ZONNETIJ. 2e dr. , ƒ 2.50 mg.,, 2.90 ZOMERLAND. 2e dr. , 2.50 , . 2.90 , I DOODENDANS . . 2-50 " ^2-9Q LANGS DE WEGEN DOOR STIJN STREUVELS L. J. VEEN — AMSTEKDAM BOEK-, COURANT- EN STEENDRUKKERIJ G. J. THIEME, NIJMEGEN. LANGS DE WEGEN. Van vroeg in den morgen, als 't nog vol donker was in den stal, begonnen de peerden te kletsen en te slaan met de hoeven tegen 't berdelen beschot van hun sliet. Op 't gerucht sprong Jan uit zijn bed en ontstak de lanteern. — Ho! druistig volk! hop! Slaat het al voor den drommel! tierde hij. Hij schepte met de houten maat in de haverkist, drumde tusschen de peerden en de weeg en goot de haver stroelend in de kribben. — Daar, knabbel nu gerust en laat me nog wat slapen. Hij blies het licht uit en legde zich boven op zijn bed, daarbinst de peerden hun droge haver tusschen de tanden knospten. Jan verdoolde tusschen waken en slapen, lag met de handen onder zijn hoofd en hoorde STIJN STREUVEIiS, LANGS DE WEGEN. 1 alleen 't ongeduur der peerdspooten en 't malen van hun eten en 't luide asemjagen; elders was de zware nachtstilte rond het hof en waar zijn oogen keken, was de duisternis overal. Daarom draaide hij zich naar den muur en dan voelde hij weer een verdrietigheid, een misnoegen bij zijn eerste, nuchter overdenken. De boer had gister een peerd verkocht, — de brave Djole — en Jan: — Een ouder die zijn kind verliest en kan niet slapen, daaraf, dacht hij. En waarom moest hij dat peerd verkoopen? Hij lag daarop te razen in zijn eigen en te gissen waar zijn brave beest nu mocht naartoe zijn. Als hij dacht: wat het zijn levensdagen nog mocht tegenkomen, en afzien — voelde hij 't medelijden en de spijt zoodanig opkomen dat hij er zelf beschaamd over wierd en met houdende koppigheid moest duwen en steken om niet luide uit te snikken. — Alla, jongen, troostte hij zich, een peerd is een peerd, maar 't paaien ging niet en hij wist zelf te goed wat een peerd al is, en Djole toen nog bezonder! Hij was daar, door den langen tijd zoo aan- en meegegroeid, en nu bij dat scheiden was ;t hem lijk 't aftrekken van een eigen arm of been. Daarbij 't ongemak van te leeren kennen dien vreemden ruin, die als een indringer daar stond, donker in die zelfde sliet waar Djole twintig jaar geleefd had. — Meent-ge, 't zijn schrikkelijke dingen zoo'n verandering in de gewoonte van gelijke levensdagen ! Jan verlangde naar de klaarte van buiten om zijn nieuw peerd te zien, maar hij wilde ook wel dat t lange donker bleef om zijn nieuw peerd niet te zien. „'t Is een oude soldaat, Jan, had de boer gister gezegd, hij heeft knopen in den steert!" en dan zag hij nog beeldelijk den ruin met hoog uitgerokken hals, den dam opterden en schuw rondkijkend, in den stal komen. — Hei, rosse, hop! Daar stonden ze weer malkaar te bijten al over den slietrand, en de ruin was aan 't klaveren met de voorpooten in zijn kribbe. Seva, die al jaren zoo gerust nevens Djole stond. — 'tZal u varen, jong, met uwen druistigen makker. Maar Jan besloot hem wel zijn kwade voeren af te leggen. — Hij hinnikt en trappelt als een bezetene! wat moet-je wel hebben, oude soldaat? we zijn hier al dat gedruisch niet gewend in den stal! Jan lag zich te keeren in zijn stroo en grommelde alsaan maar zijn mistevredenheid uit, in afwachting van den dag. 't Ongemak van