^#*OTQIBTBR - HET RIJKS-MUSEUM ( BALIE LASSIEK ER KUNDIG slTHEON Het Rijks-Museum 5£=P0TGIBTER - HET RIJKS-MUSEUM E. J. POTGIETER PK 25 7863 BALIE 2UTPHEN. W. J. TH IEME &C« i mi PK 25 7863 Het Rijks-Museum te Amsterdam VAN E. J. POTGIETER, MET INLEIDING EN AANTEEKENINGEN DOOR W. J. THIEME & Cie. A. (L BHK, Leeraar aaii^ls iL-B, &cho'ól.'te Ok^ES. /cVX * \V\ Z U T P H E N, VOORBERICHT. De Tekst is ovorgenomen uit den bekenden Bundel „Proza 1837—1845", mot verbetering van de onkolo drukfouten die daarin voorkomen. Bij het geven van Aanteekeningen en Verklaringen is er schier altijd kwestie van te weinig of te veel. Ik meende in den lOen Jaargang van het Tijdschrift „De Studeerende Onderwijzer" alle duistere plaatsen in „Het Rijks-museum" opgehelderd te hebben; maar in de volgende Jaargangen van dat Tijdschrift kwamen nog Yragen om inlichtiug omtrent niet verklaarde uitdrukkingen. Daarom heb ik hier die Aanteekeningen vermeerderd en vele er van omgewerkt. Er zullen er wel enkele onder zijn welke minder juist zgn: voor welwillende op- en aanmerkingen houd ik rnjj ten zeerste aanbevolen. Goes, Juli 1907. A. G. VAN DIJK. INLEIDING. In 1814 was oiih land woor in do rij der Mogendheden opgenomen, nu verdroot met ISolpiö 011 verlieven tot oen Koninkrijk. Holland looft woor; ja, als Staat, maar nop niet als volk. Do oudo poostkracht wan niet herleefd; do JanSaliepeest dor lSe eeuw ovorlieorschto nop on hot zou tot 1841 duren eer l'otpiotor Jan Salio oi> oen hofje besteedde. Men had in do twintip jaren van don KrauHchen tjjd ondervonden dat het pemakkeljjkor in oon ropeerinp omvor te worpen dan oon niouwon, depelijken ropoerinpsvorm in to voeren. Daarom was men podurondo do oorHtvolpendo jaren zoo tevreden mèt hot vaderlijk bestuur vnn Koninp Willom I; daarom dacht nioii liever niot aan dreipondo povaren, maar vorliiHtipde men zich in don uiterlykcn bloei; daarom ponoot men in rustipo rust van de voordooien van het oopenblik, zonder hot oop op de toekomst to richten. Waar men verboterinp bespeurt, is dat to dankon in do eorste plaats aan de Repoorinp, aan don Koninp; by bot volk zelf bemerkt mon poen ondernominpspoost. Do Nijverheid kwam niot tot liloei, omdat do fabrikanten er topen opznpon do stoomkracht in hunno fabrieken to paan toopasson ; dat zou immers voel Kold kosten, en zouden zy zelf daarvan nop wel do voordeden kunnen ponictcn? Om handel 011 vorkoor to bovordoron liet do Ropeerinp tal van kanalen ^ravon on zjj 8tOUndo de Handelmaatschappij coo veel mogelijk; wat deden do kooplieden zelf om den Handel tot bloei te brengen? Het ging zoo goed; en vooral als men de toestanden in ons land vergeleek met die in andere landen, had men geen reden tot klagen. Die tevredenheid met den bestaanden, voor het uiterlijk zeker gunBtigen toestand bemerkt men ook bjj de dichters en prozaschrijvers van die jaren. Men bezingt het geluk en de huiselijke genoegens, terwijl in de „Vaderlandsche Letteroefeningen" schier alles bewierookt wordt. Hoe moest dat alles hen onaangenaam stemmen, die zich niet door den uiterlijken schijn lieten misleiden; met name den koopman en letterkundige Potgieter, den man die voor den handel van Amsterdam naar • Antwerpen ging en Zweden bezocht en die later naar Italië zou gaan om do onthulling van Dantes standbeeld b\j te wonen, den man die zoo op de hoogte was van het leven en werken onzer voorouders in de 17e eeuw. In een zijner Schetsen laat bij dan ook een vreemdeling het Nederlandsche volk vergelijken bg „een door niets te ontmoedigen hengelaar in een regenbui"; elders zegt h\j: „Wij hebben van huiselijk heil gezongen, tot wij schier niets anders op zee zenden dan wat uitspat of ontaardt"; terwijl hy de geestelooze deftigheid, die de oude deego degelijkheid verdrongen heoft, bespot in De letterkundige Bentgenooten te Parijs, als hij over het Koninklijk Instituut van Koning Lodewgk Napoleon spreekt: „Ik bewonder nog de deftige houding, welke al de leden van deze bent wisten te bewaren; zg bogen voor elkander, zjj reikten elkander de hand. Koning Lodewijk vond do onderscheiden kleeding der leden te veelkleurig en schreef een gewaad voor, dat allen b^jna hetzelfde voorkomen zou geven. Yan de vroegste t\jden af, — denk slechts aan het kleedingstuk, dat Dejanira aan Hercules, en aan den veelverwigen rok, dien Jacob aan Jozef gaf, — kleeft er iets noodlottigs aan gegeven rokken. Zoo leert een preekrok deftig zien, een hofrok staan, een uniformrok exerceren, goed zwenken: dat is, niet te vroeg, niet te laat, op de regte plaats en met de regte houding, statig en waardig te zwenken." Intusschen, het is Potgieter niet enkel te doen om te spotten en te bespotten; hij beoogt verbetering, hij wil ons volk weer opwekken tot leeren, werken en leven. Daarom richt hij in 1837 met Bakhuyzen van den Brink De Gids op; daarom hekelt h\j in 1841 den Jan-Saliegeest van ons volk; daarom schildert hij in 1844 het bloeitijdperk der oude Republiek in Het Rijks-museum te Amsterdam. Het doel van dit laatste geeft Potgieter aan in het slot daarvan: „De hulde, aan de vaderen gebracht, moet ons, ja, beschamen, maar ook bezielen. Men moet naar het voorbeeld deB voorgeslachts het zich als een heiligen pligt achten alle gaven en krachten te ontwikkelen ten beste des algemeens. Er is geenerlei gebrek waaraan onze landaard hinkt, voor 't welk de Hollandsche schilderschool der 17e eeuw niet waarschuwt; geenerlei deugd des landzaats, waaraan we onze vroegere volksgrootheid zijn verpligt, wie zij geen opverwelkbaren krans heeft gevlochten. Stelden wij er eenige misschien slechts schemerachtig in het licht, ga die op uw beurt zelf aanstaren tot ze u toeschitteren. Daartoe te hebben aangespoord en uitgelokt, zal ons roems genoegs zijn." Het geheel bestaat uit drie Hoofdstukken. Het eerste, de Inleiding, vangt al dadelijk aan met een herinnering aan onze vroegere macht en grootheid (Er was een tijd) en dan verwijlen wij langen tijd b\j de regeering en den afstand van Karei Y, waarvan hij zoo gaarne een schilderij zou gezien hebben als in een Voorhof van de zaal met de Historiëele portretten, gelijk er een hangt in het Koninklijk Museum te Brussel (Zie de Noot op blz. 15). Na den afstand toch van Karei Y treedt Willem van Oranje meer en meer op den voorgrond en daarmede begint de opkomst van ons land en volk. In het tweede Hoofdstuk, de Historiëele portretten, geeft Potgieter ons naar aanleiding der verschillende schilderstukken een bezielde en bezielende Geschiedenis van het staatkundig en maatschappelijk leven, alsmede van de Letterkunde onzer voorouders in de 17e eeuw. Hoe getuigt dit hoofdstuk van Potgieters liefde voor het bloeitijdperk; maar ook, hoe getuigt het van zijn belezenheid en kennis. uZyn geheugen is bevolkt met een zoo groot aantal herinneringen, de voorraad zijner denkbeelden is zoo overvloedig, het krielt in zoodanige mate onder zijne pen van beelden en gelijkenissen, zijn vernuft is zoo gewoon aan snelheid van bewegingen, dat hem bij te houden meer dan eens een wedloop wordt." Hier noemt hij slechts een naam, daar stipt hij een feit maar even aan, en zoo wordt het voor den lezer nog al eens moeilijk te begrijpen wat Potgieter eigenlijk bedoelt. Hij weet echter ook door een enkel woord soms een persoon of feit juist te teekenen, of door een tegenstelling, als Granvelle en Willem van Oranje, Jan do Witt en Willem III; of door een vergelijking, als de vier hoofddichters met een oceaan, binnenzee, meor en trekvaart. De overdenking bij de schilderstukken ontlokt Potgieter herhaaldelijk klachten over den toestand van zijn tijd, en ook over hot Museum zplf. Het is geen museum, maar slechts een bergplaats, waar de schilderstukken opgehangen zijn zooals de ruimte daarvoor het geschiktst was, terwijl zoo vele stukken gemist worden die een persoon of gebeurtenis zouden kunnen kenschetsen, en de Catalogus don bezoeker telkens in den steek laat. Men bedenke thans echter daarbij het volgende: Het tegenwoordige Rijks-Museum dateert eerst van 1885; Potgieters Rijks-Museum was het Trippenhuis, zoo genoemd naar den stichter, den Amsterdamschen Burgemeester Jan Trip (f 1732). Sedert 1844 is de collectie schilderstukken door aankoop en door schenkingen aanzienlijk vermeerderd en er is een uitstekende Catalogus van den Heer A. Bredius: Catalogue des Peintures du Musée de 1'Etat a Amsterdam. — In het derde Hoofdstuk, het Slot, teekent Potgieter ons den hachelijken toestand van het jaar 1672, waaruit Willem III met De Ruiter en C. Tromp ons redden zou. Daarmede eindigt het bloeitijdperk van de Republiek der Zeven Yer- r eenigde Nedorlanden. Immers op letterkundig gebied breekt weldra de tjjd der schavende en polijstende Dichtlievende Genootschappen aan; de strijd op godsdienstig gebied gaat plaats maken voor die soort van verdraagzaamheid, welke onverschilligheid heet en het Nederlandsche volk gaat indommelen bij de schatten door het voorgeslacht in overspanning vergaard. Op staatkundig gebied blijven we nog wel tot het begin dor 18e eeuw tot de Groote Mogendheden behooren, maar dat kost ons toch groote moeite en inspanning. Professor R. Fruin zegt het zoo karakteristiek: „Voor helden geljjk de Oranjes was aan het hoofd van onzen Staat geen plaats meer. Ons volk had zijn tijd gehad, en was niet langer krachtig en moedig genoeg om de taak te vervullen, die de Prinsen van Oranje er van vergden. Trouwens het liad, onder hun leiding, ook genoeg gedaan. Gelukkig stond thans een andere natio, na aan do onze verwant, gereed om uit de hand van "Willem III de met roem bekroonde banier over te nemen. De laatste dor Oranjes was door het lot bestemd om het palladium, dat zijn stamvader eens veroverd en in do hoede van het Nedorlandsche volk nagelaten had, nu de tijden veranderd waren, over te brengen naar hot machtige Engeland, dat hot voortaan met meer kracht zeker, maar niet met meer toewijding verdedigen zou." Wij willen deze korte Inleiding eindigen met de woorden van C. Busken Huet: „Het Rijks-museum is het doorwrochtste, het artistiekste, hot voortreffelijkste prozastuk dat in onze moderne letterkunde aangewezen worden kan. — Men zal deze schilderij kunnen verdoeken of herhalen, maar niet kunnen verbeteren." HET RIJKS-MUSEUM TE AMSTERDAM. i —Er was een tijd, waarin de weegschaal der volkeren van Europa door hare vorston niet ter hand werd genomen, of do hollandsche maagd, aan hunne z\jde op het regtsgestoelte gezeten, wierp er mede haar oorlogs5 zwaard of haren olijftak in en deed door deze bijwijlen den evenaar overhellen; l) — gij» die het leest, als ik, die het schrijf, wij waren er getuigen van, hoe z\j, voor luttel jaren, met hare partij voor de vijfschaar gedaagd, vonnis ontving van wie haars gelijken, hire minderen 10 zijn geweest. 2) *»— Er was een tjjd, dat de hollandsche vlag werd begroet als de meesteresse der zee, waar ook ochtend- of middag- of avondlicht 3) de oceanen van boido wereldhalfronden verguldde; eon tyd, waarin hare vlootvoogden den bezem op den mast ■*) mogten voeren, 15 dewjjl zij, naar de krachtige uitdrukking dier dagen, de zee hadden schoongeveegd van gespuis; — in eene der jongste vergaderingen Hunner Edelmogonden, hebben welsprekende stemmen de roemlooze ruste van Janmaat beklaagd. 5) — Er was een tyd waarin de hol20 landsche handel den moed had, de boeyen te verbreken, hem door den beheerschor der beide Indiën 6) aangelegd, en, stouter nog, de ongenade van 's aard- rijks uithoeken braveerde, om eenen doortogt te vinden „door natuur ontzegd"; een tijd, waarin de winzucht <20 een adelbrief verwierf, door hare verzustering niet de wetenschap ; 7) _ Btel u voor, God verhoede, dat het ooit gebeure! — stel u voor, dat Java ons niet langer zijne schatten in den schoot stortte, en zeg mjj, werwaarts de dienstbare 8) vl00t der Handel-Maatschappjj dan hare zeilen hjschen zou; waar de ondernemingslust harer reeders, in Noord- of in Zuid-Amerika, betrekkingen heelt aangehouden; waar men zich onzer in China noe herinnert; wie ons in Australië kent? — Er was oen tgd, dat Holland naar kennis dorstte, kennis waardeerde, kennis liefhad, en in menig vale van studie de vraagbaak dor beschaafde wereld werd, — waarin het de beoefenaren der wetenschap huldigde, zonder aanzien des persoons, - blond van lokken of grijs van haren, - landzaat, en dus het voorwerp van zijnon regtmatigen trots, of balling, en dus het voorwerp van zijnen edelaardiger eerbied, 9) - handhaver van het oude, en daardoor wachter bij den reeds verworvenen schat, of kampvechter voor het nieuwe, en daardoor borg voor zijli j deel in de aanstaande verovering; 10» 45 tbans, o het zij verre van mjj, oningewijde 1') in haren tempel, uitspraak te doen, als de blindo over de kleuren! maar leen den twist haror priesteren het oor, 12) en loochen, zoo gij kunt, het vermoeden, dat de offeranden, in de dagen, die wij beleven, te onzent op hare altaren gebragt, 50 met luttel uitzonderingen, schaarsch en schraal zijn, — schraal en schaarsch tot verklarens, tot wettigens toe der onverschilligheid, waarmede de nabuur den ijlen rook ziet opgaan. 13» _ Er was een tijd, waarin het door zijn beleid geëerbiedigde, om zijn goud benijde, en voor 55 zijne kennis gevierde Holland door deze driedubbele kroon 14) de rozen der kunst vlechten mogt; waarin hot gehoor voor muzflk, wnarin het zin voor poëzij had, en zich in beider liefelijke bloesems verlustigde; maar Europa's bewondering wegdroeg door zijne schilderschool, 15) do 60 oorspronkelijke, met zijnen strijd voor de vrijheid geboren, en die de helden van deze heeft veraanschouwelijkt en vereeuwigd; eene eerzuil, door dat geslacht zich zelf gesticht; — eene eerzuil, welker meesterstukken we ten minste niet alle voor het goud des vreemdelings 65 veil hadden, — hoe onverschillig onze achttiende eeuw de nalatenschap bewaarde, die, in welsprekend zwijgen, het vonnis der erfgenamen wees; 16) tot welk eene hoogte, in den aanvang der negentiende eeuw, de aruk des geteisterden volks stijgen mogt; eene eerzuil, 70 voor welker luister het ons past het hoofd neder te buigen van schaamte, als zij al de gaven, al de krachten, al de deugden van het voorgeslacht, als een spiegel weerkaatst, tot we, voelende wat we eens geweest zijn, en wat we werden, ons aangorden . . . Vergeef mij, 17) 75 ik wilde u in deze bladzijden slechts uitnoodigen tot hare beschouwing, mits ge vergunt, dat liefde aanvulle, waar talent te kort schiet. 18) Onwillekeurig verkeerde 19) mijn aanhef in eene lofspraak op de verzameling schilderijen van het rijks80 museum te Amsterdam; op die der eerste zaal, de historiële portretten, zoo ge wilt. Ik vraag er niet voor om verachooning. Of zijn iederen Hollander, die meermalen de breede trappen van het Trippenhuis opklom, niet dergelijke gedachten door het hoofd gegaan; 85 of klopt het hart van den inheemschen liefhebber niet sneller bjj de voorstelling, 20) in welker midden hij zich daar weder bevinden zal, dan wanneer hy in den vreemde z\jnen cicerone 21) in eene galerij van antieken, in een kabinet der zuidelijke school vergezelt? Sta mg toe, 90 den onderscheiden indruk door vlugtige trekken in schets te brengen, ten einde de poging me vrjjware van de blaam van partijdigheid. O het is een beurtelings weelderig stemmend of huiveringwekkend genot, 22) den blik te laten rusten op de vergoddelijking des ligchaams, 95 iïfiRlJr beit1 Grieken'in de verwezenlijking hunner idealen van kracht en van schoon, gelukt: - de heroën van Homerun „„„ i._i. ,• Lr . ' neroen , ,, . üüt iicnc, tot voor nrifl mio deelden, 23) wien ze in alle vertalingen duister bleven - - 100 dLlt der.oude> -4) de schier eenige beeldhouwkunst 100 deelt eenen zin voor do volkomenheid van vormen mede Welkö 11 lAVATlalnrin- i- , , . 'uouluol»'l ••J• T , . uioigi. te martelen, ais eii dien tp m S U T"rt- Eore' wlen «•Si fc »!eë« dH ï.ii lTV°WOr R.enl6"W»» "minderen zou, Iqk l -1J de Itlallanen niet. Rafaël 26) bevredigt dien ïuo Kaïael, wiens Ho.linnninrr^n a^ 11 , ' <■„4. J 1-, ° , «.uuoiciiiiars nooger stijgen kan dan tot zedelijk wordens gelouterde zinnelijkheid. 27) Ontzair greop u aan bii dfi HfnnHKooi^A« j_„ . ^ 110 ;rvr.het b6TtZÖn Jjk maakte, maar hoe het demoedig gebogen hoofd der madonna 28) alle verheffiing onzer natuur beschaamt d J n Te.rkondl^ /an het beginsel des geloofs! Zie' uk j Christus, en de katholieke kunst overwint de heillSdensche; de liefde, het noodlot; 29) en echte! Hollander, hervormde, als ge zyt, aanbidder in geest en in waarheid, 30) als gij streeft te worden, weigert ge u prvjs te geven aan den indruk van afscha- 120 } ' waartoe het verheeld? op u geene 120 onbetwistbare zegepraal kunnen behalen; welke pij slechts wantrouwend geniet. Anders dan als eeSS openbaring van het hemelsche, heeft de kunst zich het eerst aan uwe blikken vertoond; andere snaren dan die 125 5^ 6611 V00r8pe* van het toekomende ruischen, pleegde 125 zy in uw gemoed aan te roeren; en zoo ik aarzel het van alle bekrompenheid vrij te pleiten, dat gij haar als stemme uit den hoogen, gehoor ontzegt, uw prijs deuldn 32? n Ver7Ilin.F yan hare aardsche roeping, i l — w'e wenscht het der vaderlandsche historieschilderschool als wij met toe?] de blaauwe kykers der laatste lichtte. Of dit alles ware! Of hij ook hun oordeel over hetgeen in hunne tegenwoordigheid plaats greep, niet in beeld had te brengen, 195 gewijzigd als dit wierd, naar hunne meerdere of mindere gehechtheid aan de kerkleer dier dagen .... Doch waar zal ik eindigen, als enkel de stoffaadje van den achtergrond mij zoo lang bezig houdt? Vóór op de schilderij — ik kom uw ongeduld ter hulpe — vóór op do schilderij 200 ware het mij lief, ter slinke van den zetel, onder eenen weidachen drom van Bourgondischen adel, menigen grijzen wimper te zien glinsteren, voor de eerste maal zijns levens vocht, yfy en zich die zwakheid, die trouw niet schamende. Ter regte van den troon — stel u gerust, we zijn er 205 spoedig — ter regte van den troon moest ons ernst in het oog vallen op de rustige aangezigten der Nederlandsche Staten, voor de plegtigheid zamengeroepen; ernst, die waardigste uitdrukking van het gelaat eens mans. O driewerf benijdenswaardige kunst, die ons dat alles 210 in écnen blik zou doen omvAmen, en tevens de hoofdgroep aanschouwelijk maken: keizer Karei Y, afscheid nemende van heerschappij en werëltT^ met zijne zuster — de landvoogdesse Maria — aan de eene; met zijnen zoon — den troonopvolger Philips — aan de andere 215 zijde; zij, die deze gewesten vijf en twintig jaar bestuurde; hij, die ze levenslang beheerschen zou ! Het verledene, — het oogenblik, — het toekomende, —"hoe schakelen zij zich in onze beschouwing, als in de werkelijkheid, onwillekeurig aaneen, den schilder tanta220 liserende, 40) die zoo gaarne den driedubbelen indruk zou grijpen en wedergeven; die zich doorgaans met slechts één der drie, met het oogenblik vergenoegen moet, als hij do waarheid der voorstelling aan geene symbolen opofferen wil. 41) Gelukkige, dio dit onderwerp te eeniger 225 tyd op het doek brengen zult, gevoelt gij, hoe zeldzaam gunstig de geschiedenis uwer verbeelding bij deze stoffe vleugelen gunt, ja, leent; 42) hoe weinig poëzij ze van u Potgietkr. Rijks-museum. 2 vergt; poëzjj, als hare vedor 43) zelve, in de overdragt der Nederlanden schijnt te schrijven ? 230 Het verledene? Wg lezen het in de trekken der vorstelijke weduwe van Hongarije, 44) die, volgens eenen onzer trouwhartigste historici, 45) onze vaderen „wel en wjjsseljjk had geregeerd" — die, — vraag het der schare van geestelijken achter haren stoel, — die het uitslaan van 235 de vlam der ketterij heeft verhoed, schoon de vonken nog smeulden onder de assche. Langer dan tweemaal twaalf jaren hebben hare vingers hier de teugelen des bewinds gevoerd, en slechts éénmaal zag ze zich verpligt de zware hand baars broeders in te roepen, om Gent te 240 tuchtigen; 46) Gent, onrustiger gedachtenisse! De bloei des overigen lands is de schoonste lofrede op haar bestuur. — Het verledene? De geest der ridderschap schjjnt met den chevalier sans peur et sans reproehe 47 te z\jn verscheiden; — de doldrieste, maar grootmoedige 245 staatkunde van Frans I verloor haar pleit tegen de vol¬ harding des schrauderen overlegs van Karei V — eer dichterlijke t\jd gaat onder, een wijsgeerige tyd breekt aan; — wat zoekt gij naar eene type ? 48) Maximiliaan var Egmond, Grave van Buren, 49) in doodeljjke krankte var 250 z\jne legerstede opgerezen, moge de laatste gewees zijn, die stierf, zoo als het een' ridder past, — na dt toediening des heiligen oliesels, geharnast en gespoord het zwaard aan de heup, den mantel om de schouders het gulden vlies op de borst, den brekenden blit 255 op de ijzeren handschoenen, en den holin met pluimer vóór hem gevest; — Maximiliaan, die zijne jongste oogenblikken doorbragt, of sterven slechts reizen wart naar een schitterend tornooi, even moedig van zjjns vrienden afscheid nemend — heuschel\jk zjjnen ge 260 trouwen gedachtenissen uitreikend — levenslustig niet zjjn' ouden valkenier over zjjne lievelingsvogels koutent — dankbaar den gastmaalsbeker ter eere zijns keizen ledigend — den geest gevende ondor de verklaring, da h\j nimmer met ketters klonk; — Maximiliaan moge 265 voor uwe scliildery te vroeg z\ju gestorven, rest u zijn grootor stamgenoot niet? Vertegenwoordig riddereed, riddermoed, riddertrouw, vertegenwoordig ze in Lamoraal, 50) dio veldslagen voor zijn aanstaanden meester winnen zal; — Göthc 51) beeft de figuur niet beneden z\jn 270 genie geacht; — ons meegevoel zal te luider spreken, hoe gelukkiger gy in de schitterende voorstelling slagen zult; hoe bloeijender hoofd, des te killer onze huivering voor den bijl, die het bedreigt. — Het verledene? O als het waar is, dat ook de kunst hare geregtiglieid 275 heeft, dan verwaarlooze uw penseel de stof niet, door do nieuwe wereld zoo mild aangeboön; 52) want Ferdinand en Isabella vergolden Columbus de eerste ontdekking niet wreedor, dan Karei het Fernand Cortes der verovering van Mexico deed: een vergeten dood voor den 2S0 stichter van VeraCruz, voor den vinder der goud- en zilvermijnen! Ten z\j ge, door edeler sympathie geblaakt, in die ondankbaarheid zelve vergelding ziet voor den ondergang, een volk berokkend, de bouwvallen van welks tempels drie eeuwen later Europa's bewondering 285 wekken. 53) "Welk een oogenblik! Er staat geschreven: 54) „IJdelheid der \jdelheden, alles is jjdelheid!" Zoo iemand er nog aan tw\jfelt, hjj kome en zi^! Een spelend jongsleen, erfgenaam van de Nederlandsche Staten en prins der 290 Asturiën; — een krijgshaftige knaap, troonopvolger van Arragon, en Napels, en Sicilië, en Sardinië, en Navarre; — een zestienjarige, koning van zoo vele rijken, in Europa en Amerika, dat de zon in zijn gebied niet ondergaat; — een twintigjarige, keizer van 295 Duitschfand; ziedaar Karei V. Als de toekomst voor hem nog iets in den schoot dioeg, wat anders kon het zijn dan de wereldheerschappij? Dos nachts droomde hij er van; des daags streefde hy er naar — hoe zeldzamer vereeniging van gaven en krachten er toe ver- 800 eischt werd, hoe fierder zijne hoop steigeren mogt! 55) Het ware dwaasheid geweest, er zich mede te vlejjen, ten zjj men doorluchtigen rang aan uitgebreide magt huwde — en de vorst, wien zjjne eeuw den wijze 56) noemde, had oin afkomst en gebied zijn jeugdig hoofd aangewezen, 305 als het waardigste van alle voor Karei den ürooten's diadeem. Onuitvoerbaar mogt die taak heeten, ten zij voor het schranderste beleid — en hij, de nieuweling in de staatkunde, hij was behendig genoeg, om Wolsey te verschalken; 57) hij was voorzigtig genoeg, om de hand 310 niet aan Luther te slaan. Yoorbeeldeloos krijgsgeluk scheen de onontbeerlijke borg ter vervulling van dat verlangen. ,Tout est per du, fors 1'honneur!" 58) schreef zjjn mededinger op het slagveld van Pavia, en zuchtte die woorden in gevangenis te Madrid over; — 315 des keizers christelijk leger plunderde Rome, en des ondanks zette de heilige Vader hein de dubbele kroon 59) op het hoofd; — als de schaduw zich grijpen liet, de wereld ware vijfden Karel's voetschabel geworden. 60) „IJdelheid der ijdelheden, alles is jjdelheid!" — dertig 820 jaren lang heeft h\j er, sinds dien oogonblik, voor gewaakt, voor gezorgd, voor gevreesd, voor geoorloogd, om gebeden misschien, onloochenbaar er voor geboet. — aanschouw die vóór den ouderdom gekromde gestalte, zie dien vóór den winter beaneeuwden baard! O tal van 325 aanslagen, koen gedacht, — lang beraamd, — snel volvoerd, — en echter slechts kwaljjk geslaagd, — en toch ten leste mislukt, — hoe verwenschen u do slapenJ die u broedden! Alles wat hem overblijft van de dagen zijner kracht, wat is hot dan uwe verbitterende heugenis 't 330 Schitterend omzweefdot gij 61) hem, toen de banier des kruises zich voor de zonne van Afrika schaamde; Tunit mogt wee roepen over Europa, om den gruwel, aan weer loozen gepleegd, 62) — hij, do christenkeizor, had tien dui zend christenslaven verlost; — wie onder de monarcheij 335 der aarde was hem gelijk? — Schaterend vervolgdet gi hem, toen de storm do toortsen bluschte, ter vlugt uit Insprück 63) ontstoken; schoon hij kermde in zijnen draagstoel, Maurits van Saksen joep hem in hollen nacht de Alpen over; — hij, de schranderste staatsman des tijds, 340 was door zijnen leerling vergaauwd; 64) — zucht naar wereldheerschappij, welke marteling, die bij de uwe haalt? Geneugten deB levens, gezondheid des ligchaams, geweten zelfs had hij voor u veil; — de daglooner, te zelfder ure in luren of lompen gewikkeld, toen de erf345 geuaam van zoo vele Staten den volke werd vertoond, die daglooner zou zijne kroon niet willen, ware zijne krankte er aan verknocht; hij werkt nog vrolijk, hij eet nog hartig, hij kust zijn wijf, hij slaapt goed. Een klooster voor dezen zesenvijftigjarige, een rozenkrans voor de 350 hand, die den keizersstaf droeg; — „ijdelheid der ijdelheden," — de rustelooze hijgt naar rust! Een woord over de toekomst: aanschouwt go haar niet in Oranje en Granvelïe? De hand zijns keizerlijken vaders kussende, valt u Philips in het oog, tusschen 355 prins "Willem, — op wiens schouder de aftredende graaf leunt — en Atrechts bisschop — gereed het antwoord des aanstaanden graafs voor te lezen, 65) — en de groep leidt u tot de vraag: Wat die gunstelingen des ouden meesters voor zijnen opvolger zullen zijn? Sla Philips 360 gade, bid ik u! Als ooit een vorst mensch mogt blijken, deze ure ware die voor overstelping des gevoels; — maar al buigt hij zich haastelyk naar de hem toegestokene vingeren, die drift verraadt slechts lust naar heerschappij, want koeler hebben nooit lippen den liand365 kus gegeven, dan hij zich van het ceremoniëel kwijt; — maar al kromt hij de knieën, daar de grafelijke wrong 66) den voetval waardig is, terwijl het allen aanwezigen voor de oogen schemert, blijven de zijne droog. Er zijn blikken, die het opmerken, blikken, welke elkander 370 bij die opmerking zoeken, ontmoeten en verstaan — behoef ik u te zeggen, dat het die van Oranje en Gran- veile zijn? dat ik hen dus op de schilderjj wenschte te zien? Oranje en Granvelle, „zoo zeer verslingert op onderling gezelschap, dat meenighmaalr!, d'een den ander 375 in 't bedde overliep;" 67) Oranje en Granvelle, schrijft Hooft, tusschen welke de vriendschapsband, door belang gelegd, „vaster" werd, „geknoopt door de gelykheit van die twee harsenen, in dapperheit van vernuftOranje en Granvelle, die den dag hunner scheiding voorzien. 380 Het ware te veel van den schilder gevergd, als we dit alles op hun gelaat wildon lezen; maar zou het niet de hoogste lof zijner voorstelling wezen, als zij toekomstige gebeurtenissen voorafschaduwde, 68) als ze dichter maakte wie de groep zag? Ons vormeidende in de voorstelling, 385 welk genot vertrouwelijke, verstandelijke omgang was geweest voor mannen, die elkander zoo wel op prijs wisten te stellen, als z\j; — eene weelde des geestes, door het verschil in beider leeftijd 69) te prikkelender; — eene weelde des geestes, nooit in ijverzuchtigen wedstrijd 3D0 ontaard — ons vermeidende in die voorstelling, worden ons de gedachten duidelijk, welke hen aangrijpen, welke hen huiveren doen. Staatkundigen als zij waren, schenen z}j, wat de ontwikkeling hunner gaven betrof, tot die ure 70) ondor het gelukkigste gestarnte geboreu — was 395 ooit de gezigteinder van ons werelddeel wisselzieker, dan toen do zonne des keizers, in den opgang van hun leven, hare schitterende middaghoogte had bereikt, en allengs in nevelen schuil ging, en thans vroeg ter kimme zonk? — Karei de Vijfdes politiek,— welk eene ■400 studie voor Granvelle, in hare doolhoven te huis, voor Oranje, die er zijnen weg in zocht! Verbaast ge er u nog over, dat „de prins, als hy tot Brussel quam, dikwils eerst ten huize van den bisschop ging afzitten?" 71) dat beide den dag huns levens verloren achtten, waarin zy 405 olkander niet hadden gezien, niet van gedachten hadden gewisseld, d'een don aêr niet hadden gewet? 72) 0 benijdenswaardig, die het smaken mag, welker 73) weten- schap, welker kunst h\j zich wjjdt, het zeldzame voorregt eene ziel te vinden, die als do zijne denkt, of als 410 de zijne voelt — weêrklank harer opmerkingen, spiegel harer gewaarwordingen; — die zich door den byval des vrionds als door den hoogsten lof voelt gestreeld, of, de vlugt van dezen bewonderende, ligt meer nog geniet, beurtelings verrassende en verrast, altoos beider 415 wit 74) sneller naderende ! Yan zulk een' omgang der geesten zouden zy hebben af te zien; schoon elkander nog waarderende, schoon d'een den acr nog achting toedragende, zouden zij vijanden worden; Karei was de geliefde meester geweest van Oranje en 420 Granvelle; — Philips verdeelde hen voor het eerst, voor altijd. Hoe de wieken der verbeelding ons voortdroegen naar hot tijdstip, door beider schranderheid voorzien; — keizer Karel's loven had de waarheid zijner opmerking gestaafd: „zoo vele talen men spreekt, zoo vele 425 malen is men mensch"; Philips sprak slechts Spaanscli; — keizer Karei wist, naar de lievelingsuitdrukking des landzaats, van „geven en nemen" — Philips' wil was wet. En om de toekomst met eenen enkelen trek aanschouwelijk to maken, Luther's geest staarde onver- 430 wonnen uit den hoogen op den uitgeputten, op den teloorgesteld afscheid nemenden kampvechter om de wereldheerschappij; wat zoude Philips vermogen tegen hem? Menschenkenners als ze waren, hadden Oranje en Granvelle in de woelingen hunner dagen, in die 435 worstelingen van begrippen, verschijnselen van ernstiger aard gezien, dan louter verlangen de kerk te zuiveren van wat zjj onreins had. Hot was het^ tijdstip der meerderjarigverklaring van den menschelyken geest. Beide zouden party moeten kiezen, ieder hunner; liever, de 440 keuze des eenen zou die des anderen niet zijn. Beginselen naar belangen te plooien, moge aan de orde van den dag wezen> in onzen tjjd; wie zou Granvelle^ het onregt willen aandoen, hem te verdenken, dat h\j in zijne eerzuchtige droomen de tiara 76) van verre zag ? — 445 wie Oranje willen lasteren, als had hij eenen benijdenden blik geslagen op den gravenhoed voor hem? — al omklemde de eene, bij de gedachte aan de naderende gebeurtenissen, zijnen bisschopsstaf vaster; — al beschuldigde de laatste zich bij deze van te groote deernis, 450 die meegevoel dreigde te worden? 77) Voor de eerste maal huns levens gevoelden beide „de ongelykheit der harten" onloochenbaar, smartelijk, voorspellende; — gevoelden zij die tot ontwaarwordens toe der „wyt verscheide wetten", 78) naar welke zy voeren moest. Als 455 ge weten wilt, welke die waren, als myne schilderij 79) haar doel heeft bereikt, treed de zaal binnen: Hollands roemrijkste eeuw geeft u het antwoord. II IIISTORIËLE PORTRETTEN. Als ware het afbreken hun lust geworden, beijveren eenige historische critici onzer dagen zich, om feiten, 460 waarop de aloude geschiedenis roem draagt, te ontzenuwen tot fabels, ons vergunnende in den volksgeest des verledens eenen dichter te groeten, waarbij geen van Israëls zieners haalt. Het stoute, het groote, het reine schijnt voor hunne opvatting het vermoeden van onwaarschijn465 lijkheid mee te brengen; en hoe dikwijls ook de verdichting — oen begaafd ongeloovige heeft het gezegd — in verrassende uitkomsten voor de waarheid onderdoe, bij hen vindt het edele slechts genaê als een droom, als een wensch der verbeelding. Of er onder dezulken zijn, 470 die het bejammeren, dat het licht hunne wieg eenige eeuwen te vroeg bescheen, om eene mythe te meer te hebben in Hollands strijd tegen Spanje, om den eersten Willem te kunnen verflaauwen tot een blijk van productieve phantasie ? 80) Ware het tijdvak verwijderd genoeg, 475 welke gebeurtenis zou er meer naar gelijken; welk karakter had er grootere kans oj>? Hoe! de aanslibbe der Noordzee zoude uit de nevelen, waarin de onherbergzame plek gronds ligt gehuld, heiren hebben zien verrijzen, door helden aangevoerd? heiren, in staat aan 480 de keur der legerbenden van het strijdhaftige schiereiland het hoofd te biên? helden, voor welke de grootste veldheer des t^jds 81) week? Het is maar de helft van het wonder; het geloofelpkste der ongeloofelijkheid. Een vreemdeling van vorstelijken bloede zou éen van ziel en 485 zin zijn geworden met dat vrijheidzieke volk; de staatsman, wiens bijnaam 82) onder zijne vijanden van^ hunne bewondering zijns verstands getuigde, zou regten hebben verdedigd, welker uitoefening op eenen ommekeer der maatschappij had kunnen staan — de wijze oen waag490 spel hebben gespeeld! En die hoop boeren en burgers zou huis en have, zou goed en bloed hebben veil gehad voor eene andere wereld dan die des vleesches, 83) en van dat stipje op de kaart van Europa zou licht zjjn opgegaan over alle rijken, tot over de afgelegenste ge495 westen des aardbodems toe? Ik heb van den geest des twijfels gewaagd, om er dien des geloofs tegenover te stellen; we staan voor Miereveldt's beeldtenis van Willem van Oranje. Indien het Trippenhuis tot nog toe iets anders was 500 geweest dan eene bergplaats van schilderijen, toobehoorende aan het Rijk, een beter licht dan de schemering van eenen hoek 84) zou den Yader des Vaderlands z^jn aangewezen. Laat ons hopen dat de dag niet verre is, waarop Nederland der kunst invloeds genoeg zal toe505 kennen, om meer van den bewaarder harer schatten te eischen, dan te zorgen, dat regenscherm noch wandelstok in den tempel kome; 85) — ter zijde geschoven als de eerste Willem werd, beheerscht toch voor ons de Zwgger de zaal. Staar ze aan, die eerbiedwaarde trek510 ken, door bet penseel des meesters vereeuwigd; staar ze aan, tot uw hoofd zich onwillekeurig buigt; tot uw harte van dank overvloeit, en ge zult eindigen met om u, met op te zien! Om u zien, zeide ik; want als ooit gezigtsn der toekomst, gelijk er den aartsvaderen op 515 de stervenssponde werden bedeeld, eenen veegen 86) verrukten, welke zaligheid zou bij de zijne hebben gekaald, indien hij de schare had aanschouwd, die hem langs deze wanden omringt; de edelen, 87) in den zin door hem aan dat woord gehecht? Ge zult opzien, herhaal ik. 520 „Heere Godt! wees myner ziele en dezen armen volke genadigh!" waren zijne laatste woorden, na een leven, aan de verdediging der regten, aan de ontwikkeling der krachten onzer voorvaders gewijd; van God achtte hjj er zich toe geroepen; van God gevoelde hij er zich toe 525 gesterkt, en de Heer heeft zijne verwachting vervuld, vervuld boven mate. Een vorstenhuis, dat zich der dienst der vryheid wijdde — een klein volk, dat eene groote zending vervullen inogt zietdaar de wonderen, door de geschiedenis geboekt, welke de kunst ons hier ver530 aanschouweljjkt; een uur, in deze zaal doorgebragt, kan geen verloren uur zjjn voor wie betreurt, dat op de gulden eeuw de dagen van Jan Salie 88) zjjn gevolgd. Onvolledig als deze verzameling in menig opzigt heeten mag, ia de indruk, dien zij maakt, echter vol535 komen juist: Holland had zijne grootheid slechts dank te weten aan zijne burgers en aan Oranje. Vróed en vroom als hy was, wiens hoofd in helderheid geene weerga had, en die, des ondanks, nederig by zijn harte leefde, onderscheidde hij in het ruwe maar ronde volk 540 al de kiemen voor een krachtigen staat. Opgevoed in den dampkring van het keizerlijke hof, 89) en aan de weelderige landschappen van 's lands zuiden gewoon, gevoelde hij toch menschelijk genoeg om deernis te hebben met verdrukten, was zijn oordeel te veelzijdig ontwikkeld, 545 oai de voordeelen onzer ligging voorbij te zien. Vol geloof aan den adel der menschelijke natuur, en tevens overtuigd van liare behoefte aan schuldvergiffenis, eikende hy haar onvervreemdbaar regt op vrijheid van geweten, begreep hij welk een hefboom 90) er op ernstige 550 gemoederen in dat beginsel school. _En de uitkomst, wie eischt dat ik haar schetse? De feiten heugen u van kindsbeen af; gij wilt de burgers zien. Helaas, waarom zoeken wjj hen hier te vergeefs? Waarom ontbreken in deze zaal, in dit huis, de afbeeldsels van do eerste 555 martelaren der heilige zaak, vergeten, verwaarloosd misschien, voor den schoorsteen eener raadzaal, of op de bordessen van een stadhuis? 91) Immers, Willem I en zijne broeders, schier zy alleen vertegenwoordigen te dezer plaatse den aanvang der worsteling met Spanje, 560 en, noch de eenvoud der zeden des tyds, waarin niet allerlei onbeduidendheid zich liet uitschilderen, 9*) noch de geringe afkomst der dapperen, helden verwekt uit de heffe des volks, volstaat, om aller afwezigheid te verklaren. Voorzeker, geen bloed van edelen was het 565 cement onzer vrijheid; maar wie gelooft het, dat men, buiten Egmond en Hoorne, hier de bloem van belgischen en hollandschen adel, dat men Hendrik van Brederode hier vruchteloos zoekt ? We weten het, de Zwart Jan's 93) noch de Jan Haring's 94) hebben voor eenen schilder 570 gezeten, uit de smidse toegeschoten, of ten masttop opgeklouterd, om den lande trouw te blijken tot den dood; maar provincialismus en urbanismus, 95) en onverschilligheid en geldsgebrek misschien nog meer dan deze, staan de voltooiing eener nationale galerij in ^en w®g* — 575 echter kenden we dezer zaal het vermogen toe, den indruk te weeg te brengen: — Oranje en de burgerij; — en echter nemen we geen woord van het geschrevene terug. Of treft gij hier eene reeks dier onbekende gezigten aan, waarvan andere vorstelijke kunBtverzaine- 580 lingen overvloeijen; eene reeks, die zich voldoende vor. melden laat onder de algemeene benaming: „hovelingen mt de dagen van — ge hebt naam en cijfer slechts in te vullen ?" Of vindt gij niet iets treffends, niet iets karaktenstieks, in de bijzonderheid, dat onder de weinige 585 personen, uit "Willem den Eerste's tijd op het museum aanwezig, Kenau Hasselaar en Dirk Volkertsz Coornhert behooren? 96) Kenau Hasselaar, die de heldhaftigste vrouwen der oudheid waardiglijk op zijde streeft; ,lrk Volkertsz Coornhert, wiens verdraagzaamheid der 590 nieuwere eeuwen tot voorbeeld strekken mag? Of ging liet u niet als ons, zoo dikwijls het gemis der overigen u deerde? Was er dan geene stemme, die u antwoordde op de vraag: „Waar bleeft ge?" - „Om het geloof op u"^TTS^aV°' on^al8(i" — „onder de vanen der vrijheid 595 bij Heiligerlee gesneuveld" — „bezweken, na den vruchteloozen togt over de Maas" 97) — juichende verscheiden, 98) daar de zege op do Zuiderzee was behaald" 99) „spijt het verdrag, binnen Haarlom's wallen vermoord" — „uitgehongerd op de vesten van Leijden" 100) — onsterfo600 lijk in het harte eener dankbare nakomelingschap! — En wenddet ge u dan niet andermaal naar het beeld des vorsten, wiens gerustheid scheen te groeijen met het gevaar, dew\jl hij geenerlei middel verzuimde, menschelijken moed V?rSU-d' menschelijko maS' verleend? En duizeldet gij 605 niet bij het besef, welk eon beleid er in dat brein schuilen moest voor de elkander opvolgende onderhandelingen met don Johan, met Matthias, met den hertog van Anjou? onderhandelingen, welker mislukken hij zich getroosten kon, op eenen beteren bondgenoot 101) dan alle uit610 heemsche vorsten vertrouwende. En werd het harte u niet warm, bij de overtuiging, dat louter gaven des geestes eene zelfopoffering als de zijne niet verklaren; dat hij, die zijner eouw in ieder opzigt vooruit was, tevens in zijn gemoed die godsvrucht omdroeg, welke het groote en 615 het goede één maakt? Eene lofrede eiseht diepere studie; eene opmerking vinde hier bare plaats. Er is onder al de titels der troonopvolgers van Europa's oudste koningshuizen geen schooner, dan die, den erfgenaam onzer dynastie bedeeld: prins van Oranje, door de herinneringen 620 aan den eersten Nassau van dien naam, ons harte lioiiig. Maar ook, welke pligten legt hij op; tot welke eischen geeft hij regt! Rubbens 102, i9 de schilder der vorsten geprezen, ik zou Miereveldt dien der groote mannen uit Hollands üei625 dentijd willen noemen. Prins Maurits overtuige er u van. Welk eene opvatting van vorst en veldheer ; welk eene uitdrukking van magt en moed! Och, dat onze catalogus meer ware dan louter eene naamlijst van den schilder en het geschilderde, dat eene geschiedenis dier stukken 630 ten langen leste wierde geschreven!1 Een talent als dat, waarvoor wij ons hier buigen, is geenen jeugdigen kunstenaar onverschillig; hij wenscht het te bespieden m zijne ontwikkeling; 103) hij rust niet, voor hij het tijdstip van zijnen lioogsten bloei kent; maar wat zu t gij . G35 antwoorden, als hij u vraagt, of Miereveldt reeds in zijn zeventiende jaar gindschen Willem I heett geschilderd, welligt jonger nog, daar het boekskon van 't Museum 's mans geboorte in 1568 plaatst en de doo des prinsen, als ieder weet, 1584 schandvlekte? ) 640 Draagt dan slechts een enkel der stukken van dien meester, draagt schier geen der overige van deze verzameling een jaartal; is aan niet één eene toelichtende overlevering verknocht? IJdele vragen! even ijdel als dio, waardoor, wanneer, van waar, hoe deze schilderden de eigendom 1 [Vele der hier geuite wenschen werden in 1858 door den heer P. L. Dubourcq. bevredigd. Wij zijn hem eene B ® ®tohriJ*'n * *en se hiMerijen«>p Rijksmuseum t^ A mst er dam en K Veelzijdig^ meer'zou° hebben gegeven, had 'het maar aan hem gestaan ons Museum te voltooijen.l des Rgks zijn geworden; waarop zelfs een mnn, 105) wjeil( voorgeslacht in de geschiedenis der kunst beroemd is B 1 ff- lJfie5 ®rfeliJke beschermers, mij het antwoord schuldig bleef. De klagte ovor zoo proote onverschillig PR0 r,® 7oor onze oude kunst moest ine van het hart. f ?or ?e meesterlijke voorstelling een oogenblik van ong Historisch terrein verlokt; waarom roept Huig de Groot waarom roept Oldenbarneveldt, beide door onzen Deti rPnn (lp (raa/thil^nMrl t n <»» —.—. s^uuuoiu, er uijb op terug r r** Eene afdanking van waardgelders te Utrecht - eene voorstelling des prinsen te paard, aan het hoofd dor leden van zijn geslacht, en eene andere aan de spits zijner krijes- bevelhebbers — oen paar portretten van deze — zijn • !r omstuwd van hovelingen en paadjes — en fifin Tl t"!? ,°ene ®!leg0rie op ziJ'n Ioven — ziedaar alles, wat 660 het tijdvak van JYiaurits hier vertegenwoordigt. LeyceBter's oeldtenis schuilt onder die der onbekende meesters, e is waar; doch te vergeefs wenscht gij hen in elkanders tegenwoordigheid te zien: den eerzuchtig VrfiPmnplinfr rlia fin.1. i__ •• 1 1 . . ° CCK J r 1 Uü "««rBcnappfl aezer landen donir. en en begaafden achttienjarige, ter veredeling" van dat OlltWttrn flnnr rlo i. j__ i_ , . «en «oogsten rang bedoeld. Hebt gij onder de schilderijen, uit het begin van den vrijheidsoorlog, hier naar een gedenkstuk omgezien voor P7n ï Zeeuwen, toen Medina Celi 107) hunne 670 kusten bedreigde, en werdt ge teleurgesteld, ondanks al de treilende toestanden welke "Van Haren's 108) ponie aan onze ontluikende zeemagt boeiden, een ander gemis uit n kT ,Vni! Ma,,rits verbaast, grieft ons nog meer. De Nederlanden Engeland, Europa, hebben van do 675 Armada van Philips gewaagd; het kleine Zeeland liet gedenkpenningen slaan op den ondergang der onoverwinnelyke; Schiller I09j wijdde aan die stof zijne lier. e°hter blikt ge vruchteloos deze wanden rond, of gij RBn G!nlge LeuSenia mogt aantroffen; onder den over680 vloed van zeestukkeu uit lateren t$d zelfs geen enkel, dat het onvergetelijke feit herinnert. Parma ontbreekt; Albertus en Isabella vindt gij, als ge ze zoekt, HO) maar geene trofeën der overwinning bij Nieuwpoort; — ge aanschouwt in de tente des veldheers zoomin den Admi685 rant van Arragon, als den koning van Sumatra; 111) — misdeelde Maurits, die slechts Oldenbarneveldt tegenover u hebt! 112) — misdeelder burgery! Of schuilt er voor menig aardig tafereel niet stoffe te over in de Houtman's dier dagen, in een portugeesch handelshuis de geheimen 690 der Indische zeevaart bespiedende? H3) Of wenschtet ge u niet verplaatst te zien in eene burgerlijke woning van Middelburg, van dien tijd, in de woning der Moucheron's, 114) om hunnen ontdekkingBlust tot in hot verre Noorden vermaard? Of zou het uitzeilen van eenen der 695 eerste walvischvangers, — God zij met hen in eene zee, uit welke de Biscayers het spreekwoord medebragten: „Wie vaart, leert bidden!" - of do tehuiskomst van eenen der vroegste Oostindiëvaarders, beladen met de weelde van het morgenland; — God was met hen ge700 weest, al hadden zij ook meer dan twee jaren reis! — of zouden zulke voorstellingen u hier niet welkom zijn? AVie heeft regt op de plaats der eere in eene verzameling als deze, zoo niet onze wereldontdekkers, op den oceaan geen minder gevaar braverende dan Maurits aan de 705 spits des legers tarten moest, — deze in het harnas voor 'slands veilighoid, gene voor 's lands welvaart aan het roer? "Willem Barendz, Olivier van Noord, Jacques le Maire — en wien al doe ik geen onregt, uit een twintigtal jaren slechts deze noemende, van hen, welke door het Noorden 710 eenen weg naar China zochten; die den aardbol omzeilden ; 115) wier hoop in de Stille Zuidzee zich vleide met land? — wat aandoenlijke stoffe biedt gij om strijd het penseel aan ! Of mishaagt iemand de somberheid van hot sterven van den eerste? 116) — al leverde hij 117) er eene 715 fraajje schets van, die onze oude meesters begrjjpt, door de liefde welke bjj hunner kunst toedraagt; — of weigert men zoo droefgeestig te worden gestemd, als de beeld-1 tenis van den laatste 118) mij maakt? — een jongeling,I die den roem van zijnen togt niet oogsten mogt, op de 720 tehuisreize overleden van hartzeer over liet verlies van zijn schip. — Welaan, de dagen van Maurits waren die der grondlegging onzer Indische heerschappij; voorbeeldeloos geluk bekroonde voorbeeldeloozen moed; werelden werden veroverd — ach, dat ge er hier geen blijk van 725 vindt! Het penseel eens Ylamiags verlustigde zich in bet schilderen van Willem Bontekoe, over eenen der woudstroomen van Sumatra, door inlanders voortgeroeid; de graveerstift van een Yankee 119) schotste ons Henry Hudson en zijne togtgenooten, op den vloed, aan wiens 730 oever Nieuw-Amsterdam verrijzen zou. Doch staar doze zalen rond, tot het u schemert; noch de weelde van het West, noch de gloed van het Oost lacht u aan, of lucht 120] u toe. Geene ongerepte bosschen der nieuwe wereld, eene maagdelijke 121) natuur; geen morgenlandsche ochtend735 stond, louter vuur en vlammen. Eer gij onze klagt overdreven noemt, herhalen wij, dat wjj spraken van vroegere on latere kunst, en brengen gaarne nog een paar voorbeelden bij. Onder Willem's lieldhaftigen zoon werd de Oostindische Compagnie opgerigt; maar zoomin Gerardt 740 Bicker als Roinier Pauw 122) vertegenwoordigen binnen deze muren den ondernemingslust onzer patriciërs — en toch twijfelen we er niet aan, dat tijdgenooten hunne gelaatstrekken hebben bewaard. Onder Maurits is het octrooi ter Groenlandsvaart 123) verleend; maar geen enkel stukje!J <40 veraanschouwelijkt ons die Iievelingsschool dor ruwste gasten uit het plebs, — en toch was de vangst nog weergaloos voorspoedig, toen de kunst voor zulke onderwerpen niet langer te schoolsch zag. 124) Verlies de onderscheiding niet uit het oog: we vroegen slechts wat de 750 tijdgenoot voortbragt, wat do nakomelingschap aanvullen kon. Overdreven, onredelijk zou ons verlangen z\jn geweest, als we voorstellingen uit het volksleven hadden Igoëischt, dio buiton het kunstbegrip van de schilders dos tyds lagen, of van latere eeuw hadden gevorderd, [55 wat met vroegere te loor ging. Wilt ge het nog duidelijker uitgedrukt? we zochten geenen Jan Steen, in de dagen toen van Mander 125) aan Miereveldt het portretteren naauwelijks ten goede hield. „Door winste verlokt of door behoefte gedrongen," zogt hy 126), „slaan de '60 meesters dien zijweg in, zonder lust of tijd te hebben, om de heirbaan der historie en der beelden te zoeken." "YVat zou hij wel van de studie van lager leven, van geuzen by den beker, of lansken 127) by den kroes, hebben gezegd? Het was de zuurdeesem van hetkatho65 licismus, antwoordt ge, dat slechts naar altaarstukken streefde; het was de zoogenaamde klassiek der akademie, voege ik er by, die gaarne alle kunst in éénen vorm gieten zou. Maar wat baat het ons, de bekrompenheid te laken? zg was aan de orde van den dag. Wat 70 al schalkheid, wat al boert, wat al jok dierven wy er door! Hij, die een volk slechts van zijne deftige, van zijne zondagszijde ziet, kent het maar ten halve. Driewerf jammer, dat de schade onboetbaar 128) i8, — of waardoor wilt gij het verlies vergoeden? Kieskaauwer 75 noch pilaarbijter 129), loop ik hoog met do brabbeling van eenen onzer oudste dichters, als schets der zeden eener burgerij, met moeite aan velerlei dwang ontworsteld, en aireede geprikkeld tot velerlei lust, — onderscheide ik, wat meer zegt, er die wijsbegeerte van het 80 gezond verstand 130) in, welke weldra de hollandsche worden zou, — biedt zy stoffe te over aan voor studie — maar zou ik toch de laatste zyn, om iemand uit te noodigen, er genrestukjes aan te ontleenen, — al spyt het my, dat de tyd er zulke niet gaf. Zoo iets, het 85 komische moet uit het leven zyn gegrepen, moet op de daad worden betrapt. Eerst toen de tint kleur was geworden 131), had de kunst er oog voor. Of wie waren de voorloopers van Ostade en Teniers 132), die dichters van Potgieter. Rijks-museum. 3 do grepen der minne, bij de veêl 133) en bij de kan? 790 Als iemand er kont, al» iemand er in zijn kabinet over beeft, hij sta iets -van zijnen schat aan ons museum at, dat Maurits als -veldheer alleen laat staan, dat Maurits als landvoogd naauw kennen doet, dat niet eens gezegd mag worden, zijn tijdvak af te schaduwen. Waar bleef 795 Hendrick Spiegliel, waar bleef Roomer Yisscher? waai de beide zeehelden 134), door Tollens en Bogaers waardig bezongen? — waar de stoet van buitenlandsche vorsten, die den krijg kwam leeren bij den oorlogsman, die alle overige wijken deed? Lodewijk Philips heeft een deel S00 van zijn vermogen veil, ter aanvulling der kunstzalon van Yersailles. „Sympathie pour toutes los; gloires do la Franco!" is zjjne spreuk, en de| natie juicht hem toe; — of hot mij gelukt ware vorstelijke kunstliefde en burgerlijke belangstelling ter aan805 vulling dier leemten van ons panthéon 135) op te wekken! Oranje en de burgerij, zeiden wo bij den aanhef; — maar hoe verdienstelijk de beide familie-tafereelen zjjn mogen van de Iveyzer en van Cuyp 136), de blik, dien zij op het liuisselijk leven dier dagen vergunnen, mag 810 slechts ter sluik geworpen boeten: het is een aller-eonzydigst kijkje op den bemiddelden stand. Bovendien, er lieerscht in de beelden van den laatste eeno rust, dei gemeente van dien tijd vreemd; er is aan den naam van het gezin, door den eerste geschilderd, eene herin815 noring verknocht, die de schets van stil geluk schier in een schimpdicht verkeert. Dat gezin heette Hogerboets, en die vader was Rombout van dien naam... — Maurits, schreven wij straks, staat in deze zaal slechts tegenover Oldenbarneveldt! 137) 820 Vóór twintig, v\jf en twintig, dertig jaren, bragt de geest des tijds mode, geenen blik op dat tweetal beeldtenissen te slaan, zonder onze eeuw te prijzen 138); als waren de vergrijpen van het voorgeslacht slechts bestemd vrucht te dragen in de zelfverheffing der nakomelingschap, 825 „Tlendragt" prodikte men, „eondragt" zong moD, tot voorbijziens toe, of deze baren oorsprong nam uit overtuiging of uit onverschilligheid. Als do fakkel der partijschappen maar werd gebluscht, mogt ook de vonk der belangstelling uitgaan. Verheugen we ons, dat dio stemming voor830 bijgaande was, als de vermoeijenis na de vrijboidskoorts, als de krachteloosheid onder het keizerschap! Verheugen we ons, dat eene billijker beschouwing die bekrompeno heeft vervangen; wij waarderen do voordooien van een éénhoofdig bewind, al houden wjj aan om vrijzinniger 835 vertegenwoordiging 139). Ontwikkeling aller gaven en krachten, scheen ons de leuze dor hollandsche historie, toen we Oranje en Granveile in den voorhof van dezen tempel wenschten aan te treffen; bij wien van beide zoude de wijze van zien, vóór twintig jaren onzer jeugd aange840 prozen, de levendigste sympathie hebbon gevonden ? — Het is haar vonnis 140), Was hot u ooit, onder eene mijmering in deze zaal en starende op de beeldtonisson van den veldheer en den staatsman, was het u dan ooit te moede, of do geest van den grondlegger onzer vrij845 lieid, en dio van den voorstander van Spanjo en van Home, zo omzweefden ? Wij vorbeeldden hot ons bij wijlen. Granvelle lachte, Oranje zuchtte. Doch roods leenden wij hot oor aan beider gesprek, en weigerden in to stemmen met den bisschop, dat het beter ware ge850 weest, het juk dor onderwerping te blijven dragen, en vonden rust bij het gevoelen van den Vader des Vaderlands, dat er stormen vereischt worden tot zuivering van het zwerk. En zoo we bevredigd den blik elders wendden, wij waren het niet zoo als men het vroeger plagt 855 te zjjn, dewijl alle verschil van govoelen is ondergegaan in traagheid van geest, — neen, dowp hot hoe langer hoe zeldzamer wordt dit door het zwaard to zien beslissen, ook bjj hemelsbreed verscheidene begrippen over de toekomst van kerk en staat, — dewijl de moening 860 veld wint, dat h\j tot de slechtste burgers behoort, die naar do bevrediging dor behoeften des volks, naar den vooruitgang van allen tor goeder trouw niet streeft 141). Geen der vorsten uit het huis van Oranje is, wat de veraanschouwelijking van zijn tijdvak in deze zalen be865 treft, gelukkiger te prijzen dan Frederik Hendrik, indien gij u aan het kleine anachronisme 142) niet ergert, dat ik den stukken, ter gedachtenis van den vrede van Munster vervaardigd, plaats geve in zijn gulden vierde eener eouw. "Wjj zullen slechts regtvaardig z\jn, zoo wc 870 dus om z\jno heeldtenis niet enkel de lauwertwijgen 143) vlechten, welke hy zich verwierf; zoo wij om deze tevens de olijftakken 144) strengelen, die hem aanlachten op zjjn sterfbed, die gepast hadden bij zijne baar. Het in andermaal Miereveldt, die den voortreffelijke heeft ver875 eeuwigd; hij slaagde in deze af beelding minder gelukkig dan in die van Maurits, zou ik er bijvoegen, als do schemering, in welke zij hangt, mij het uitbrengon van eeu oordeel niet verbood. Honthorst 145) leverde hier op zyne beurt ook eene heeldtenis van Willem's dorden 880 zoon; maar van vergelijking dier stukken kan geeno sprake zijn, zoo lang het eerste, als ik zeido, zeidon licht ziet, en het laatste ter zoldering streeft 146), hooger dan ooit een reus reiken kon. Doch waar zouden onze klagten een einde nemen, als wij die, bij iedere onge885 lukkig geplaatste schilderij, uit de dagen van Frederik Hendrik, lucht wilden geven? De eeno hangt tegen don dag, do andere hangt onder do knie; 147) _ buig u, wend u, krom u zoo veel ge kunt, de derde valt niet met eenen blik te omvaêmen, valt niet te genieton, want aan uwo 890 slinke of regte weerkaatst zij den dag; — do vierde — maar twijfelt dan iemand er nog aan, dat do zalen van het Trippenhuis, in haren tegonwoordigen toestand, niet geschikt zyn tot eone tentoonstelling onzer oude school? Neen, maar hoe verre is het er nog van, dat 895 overheid en gemeente beide zich den gruwel zouden schamen, de laatste glorie uit onze gulden eenw geene gelegenheid te gunnen allen toe te stralen, den vreemde te overschynen! Eerst als dit besef in dat des algemeens verkeert, eerst dan zullen de Frederik Hendrik van 900 Miereveldt en de Frederik Hendrik van Honthorst, tot welke wy torugkeeren, zigtbaar worden; zigtbaar als de overige stukken uit don t«d van dien vorst, zigtbaar als do scbildorijen van welko ik u nog do opgave, in welke ik u nog het bewys, waarom ik hem gelukkig prees, 905 schuldig ben. Het zijn de afbeeldingen der grootste vernuften, op welke Hollands letterkunde in de dagen van Hollands heerschappij roem droeg; het is CatB, door Miereveldt; hot is Huygens, door Netscher 148) gepenscold; het is Hooft, om stryd door Bramer en door do 910 Keyzer 149) veraanschouwelijkt; het is Vondel, wiens hoofd wy aan Jan Liovensz 150) zyn verpligt — Cats, Huygens, Hooft, Vondel, in wier werkon de zeventiende oeuw horloeft. Het zijn de burgers, voor welke zij dachten en zongen; de burgers van eonon krachtigcn tyd, 915 mannelijk moedig in hunne uitspanningen, en goedrond bij don bokor; de burgers, die Spanje in drie werelddeelen hadden overwonnen, ons door Govort Flink, Rombrandt van Rijn en Bartholomeus van der Helst aangeboón. 151) 920 Niot ééne toespeling, zogt men wolligt, niet eene toespeling herinnert hier stedemaagd by stedemaagd 15^), die Frederik Hendrik aan zijne voeten buigen zag, welko hom als overwinnaar binnen bare muren ontvingen; slechts Piet Hein vertegenwoordigt er do eerste triomfen 925 onzer vloot; haar vader zelfs, Maarten Ilarportszoon Tromp 153), ontbreekt; — wat vorleidde u 154) toch te beweren, dat het zegel, door dezen vorst op zijnen tyd gedrukt, hier viel te zien? Als ware louter oorlogsroem het doel zijns levens geweest, neen, als hadde het hem 930 voldaan, de grenzen des vaderlands te veiligen en uit te zetten; ala hadde hy slechts naar don stofferen voorspoed des volks gestreefd! Stol zyne verdiensten als krygsman zoo lioog gij wilt, ik kon haar mot u gaarne man t0e' di° zic'1 aau l1e zijde zflns k""00^™, aan 935 die van don grootsten veldheer zijns tijds, reeds als jongeling onderscheidde, en in rijperen leeftijd de taak van dezen, het vrijvochten onzer gewesten, roomryk heeft voltooid; maar huldig tevens — de vier door mij vernielde vernuften 155) vergen het van u — huldig tevens 940 in Frederik Hendrik andere gaven, hoogere deugden durf ik zoggen, dan aan Maurits ten deele vielen, dan Maurits in beoefening bragt. Beslisse hij, wiens studie van ons verloden dieper gaat dan de mijne, beslisse hij, of AVillem's derde zoon 's lands taal niet slechts zuiver 945 sprak, maar ook de bloesems, ook de vruchten, die onze lotterkundo in zijnon tijd aanbood, te waarderen wist; er is veel, dat ten voordeele van ons gunstig vermoeden pleit, in de oijzenderhoid, dat de anders zoo verscheidene talenten, welke hem hier omringen, eenstemmig zjjn in 950 den lof zijner heuschheid, dat ieder hunner hem betreurde als eenen vriend. Weifelt gij nog toe te stemmen? loon ons verder het oor. Het zou vergeeflijk geweest zijn, hadde I rederik Hendrik liollaridscho proza, hollandsche poëzij okk !imin7 verBtaan> ~ vergeeflijk, zeg ik, don vroegen J55 dood zijns vaders, de uitheemsche afkomst zijner moeder, en de aan beide die oorzaken too te schrijven voltooijing zijner opvoeding in den vreemde 156), in aanmerking genomon; — al bleek het morgen, dat Willem's derdo zoon dit niet eens deed, zijn tijd, zijn toestand 960 zou hot verontschuldigen, hij zelf zoude er niot minder do gevierde beschermer onzer litteratuur om zijn. Immers, het zou er slechts te duidelijker door aan het licht komen, dat hij verstandig genoeg was, om geene uitheemsche der inheemsche 157) voor te trekken; beschaafd 965 genoeg, in den echten zin des woords, om de behoefte zijner landgenooten aan de laatste te begrijpen. Dat de jonpere tak der ïsassau's 158) die den zijnen verving, hadde opgemerkt, welk een voorbeeld hij in dit opzigt gaf — dat verlicht eigenbelang, dat kennis onzes tijds, het 970 volgen deed! Hoe vurig hoeft do ontluikende, deinde dagen zijner jeugd nog onbeschaafde dichtkunst, de Kunsten, welke Frederik Hendrik haar bewees, hem bij tijdgenoot en nakomelingschap dank geweten , hoe honderdvoudig heeft hij alles, wat hij voor onze letteren 975 veil had, weder ingooogst, in hare vermelding van de wijsheid van zijn hoofd, van de goedheid van zijn harte, in haren lofzang op do beschaving van zijnen geest, op de verdraagzaamheid zijns gemoeds! Zie, de oorlogsroem, welke Maurits' oogappel was, zij te regt elk, die den 980 naam van Oranje draagt, dierbaar; maar de helde welke zijn jonger broeder zich verwierf, de liefde des volks, die oorsprong nam uit zijnen zin voor verstandelijke verlichting, gelde hot hart der nazaten van den eersten Willem nog meer ! 159) Europa's voorkomen is sedert tot 985 onkenbaar wordens toe verkeerd; onze naburen zijn ons bovon het hoofd gewassen; Engeland heerscht op den oceaan, Frankrijk verwezenlijkte een oogenblik het droombeeld, dat het heel het vasteland tarten kon, de kolossus van het Noorden 160) is ontwaakt, en de 990 markgraaf van Brandenburg een der monarchen van ons werelddeel geworden; — van de beide kransen ibl), weleer om de kruinen onzer stadhouders blinkende, is er slechts één meer binnen het bereik van hun nageslacht. Dat het zich trooste : het is de zeldzaamste tevens. Ire995 derik Hondrik's tp was onze gulden oeuw van konnis en kunst, - ge zult niet ongoduldig worden, hoop ik, zoo wij bij iedere der beeldtenissen, die beide vertegenwoordigen, een oogenblik stilstaan. De Cats van het museum, de Oats van Mierevoldt, is 1000 niet de eerwaardige grijsaard, ons door llavestein -) veraanschouwelijkt, niet de twee en tachtigjarige, dien ge voor Feith's uitgave zijner werken ziet; — ik wenschte, dat hij het ware!163j „Vader Cats", zegt het volk; „vader Cats", zong zelfs Bilderdgk, die hot anders zelden 1005 w 1hetrjvolk, was! «vader Cats", zeide menigeen toet hoofd schuddende bij vroegere opstellen in do Gids welke met van onvoorwaardelijke sympathie met dezen volkszanger van het voorgeslacht getuigden; - vader Cats>.vadero mon zoo veel mon wil, waarom zouden wfi 1010 aarzelen, bij deze gelegenheid andermaal voor ons gevoelen uit te komen, dat we, spijt onzen eerbied voor zgne verdiensten, Vondel boven allen, en Hooft schier dezen geljjk, en na beide, zelfs Huygens op de ont- miK -fi Van wat or voortroffelijk8 in onzen volksaard 1010 schuilt, grootere aanspraak toekennen, dan het hoofd der Dordtsche school? Vader Cats... inderdaad, wij hebben behoefte aan de sneeuwwitte lokken; aan de kruin, door het fiuwoelen kalotje voor wind en weder gedekt; aan inon jaren on den ernst, dien zij medebrengen, om 10Z0 geduldig het oor te leenen aan don lof voor wijsheid, hem zoo kwistig toegezwaaid. Bij den man van middelbaren leeftijd, ons door Miereveldt hier veraanschouwelijkt, bij dit bloeijende, blozende gelaat, grijpen wy moed tot do vraag: ^ „welk deel hij genomen heeft aan de bewegingen 1025 zyns tijds, woelig als die was, welke rigting hij voor den geest zyns volks do wenschelijkste achtte?" Op do eersto blijven zijne vurigste bewonderaars evenzeer het antwoord schuldig, als de schilderij voor ons; op de tweede vindon .... ™t in_ zijne werken, in de voornaamste van deze, 1030 in Huwelijk en Trouwring, zoo ge wilt. Intusschen, hoe waar wordt zijne afbeelding door Miereveldt, als gij haar met 'smans leven vergelijkt: alle sterk sprekende individualiteit ontbreekt in beide 164). Zoo gij niet wist, dat eer.ste 165) Jacob Cats voorstelde, zij zou u nooit 1035 om den wille des geschilderden hebben geboeid — zoo het laatste 166; aan zijne werken niet voorafging, dat van den Raadpensionaris zou luttel belang inboezemen. Eer ge mij van onbillijkheid beschuldigt, bid ik trun r karakteristieke gelaatstrekken van Huygens, van 1040 Ilooft, van Vondel, beurtelings met dio dezer schil- derü te vergelijken; ook zonder een Lavater 167) te zijn, merkt men het onderscheid dor physiognomiën op. Eer ge heiligschennis roept, verzoek ik u den uitslag der gezantschappen van den Hecre van Zorg[045 vliet over te stellen tegen die dor zendingen van don Heere van Zuylichem 168). Of acht ge dezo te zeer verscheiden 169), welnu, doe hot dan den stijl, waarin do oene als de andere ons in hoogen ouderdom er vertrouwelijk verslag van gaven. Hooft bragt als Drossaard dezelfde [050 verdraagzaamheid in beoefening, die hem als^ dichter, als denker onderscheidde; wanneer gevoelde Cats eone liefde voor vrijheid, als op iedere bladzijdo der Nederlandtsche Historiën blaakt? En denk u Vondel eens, m de plaats van den Raadpensionaris, in het kabinet van \Vu1055 lem II, toen deze den laatste kennis paf van don aanslag op Amsterdam. Zou do dichter van Palamedes zich vergenoegd hebben met des vorsten afscheping: „Schryf, secretaris!" 170) Waartoe hoeft Feitli toch van Cats getuigd, dat hij ons, ook als staatsman, „alyd onzen eer1060 bied ontweldigt," torwijl bij zich verpligt gevoelt er op te laten volgen: „dat deze nergens schittert," en dit dan weder goedmaakt mot: „maar ook overal vinden wij hem grooter, dan hij schijnt te zijn; mogelijk is dit laatste het zekerste kenmerk van ware verdiensten ?" "Waartoe heelt 1065 de Vries in den overvloed der gedichten van Cats naar een schaars te vinden bewijs gedoken, dat hij belang stelde in 's lands roem ter zee, terwijl datzelfde vers 171) ieder, die het leest, koel laat, middelmatig, redeneerziek als hot uitviel? Waarlijk, wil, dio don weerzin niet ver1070 heelon, welke ons do figuur inboezemt, die hij tegenover do krachtige bewindslieden zijns tijds maakte, wij doon zijner nagedachtenis geen onregt, als zy, die hem verdiensten opdringen, welke hy niet bezat. Indien Cats van ganscher harte man van zaken, man des bedrgvigen 1075 levens, man onzer gloriorijke zeventiende eetiw was geweest, mot do dichterlijke gaven, hem bedeeld, had hij niet enkel de pligton 011 regtcn des huwelijks gezongen, waro niet louter de minne scheering en inslag zijner schriften geweest. Een blik op de schilderij voor 1080 ons, en gij verbaast er u niet langer over, dat zijne liefde meer van drift dan van togt 172) had, zoo ge mot ons het laatste woord de uitdrukking acht, welke voor iets lioogers dan instinct past; — dat hem iets grof zinnelijks aankleefde, 't geen ons minder ergert, wanneer 1085 Huygens het in de volkstaal lucht geeft, wanneer het Hooft in zijne liedjes dartel doet worden, wanneer Vondel er in enkelo bruiloftszangen tot wulpschheid door wordt verleid, dan als Cats het ontleedt en vorklaart en toelicht, de natuurlijke historie van ik weet 1090 niet wal al! Onze oude kluchtspelen worden walgelijk gescholden door de kieskeurigheid dezes tijds; maar het ontsluijeren van iedere gehoimnis schijnt in Cats niemand te stuiten, dewijl hij daardoor slechts „waarschuwen wou." Houde men ons de vraag ten goede, 1095 welke soort van nieuwsgierigheid er gescholen hebbe in de gretige lezing zijner werken gedurende de laatste helft der zeventiende, gedurende de eerste der achttiende eeuw ? Het zijn bedenkingen, gedachten, vragen, die ons van het hart moesten, als zoo vele indrukken 1100 van Miereveldt's beeldtenis, vergeleken met vele verhalen uit den Trouwring, afgewisseld als dezo worden door disscrtatiën, die ons wol eens vorleid hebben tot don wensch: „Ach, hadde Cats maar liever eene tweede vrouw genomen!" 173) En nu de keerzijde van den pen1105 ning, den goeden invloed door hem uitgeoefend, de schare van lezeressen, die hem gegronde aanspraak geeft, met de drie overige vernuften den gulden tijd van Frederik Hendrik te vertegenwoordigen. Trots het vervelende zijner versificatie, onvergeeflijk 174) als die was, daar 1110 Hooft's gedichten vóór de zijne het licht zagen; trots het leuningstoelige eener dichtsoort, die doorgaans vertelde, allerbegrijpelijkst, het is waar, maar ook a b c'swyze, /onder verwikkeling vim knoop, "5) zonder vragen, of do lange redenen in den mond der sprekers pasten; — 115 trots al liet achterlijke van de tlieoriën der Dordtsclie diclitscliool, in één woord, tegenover dio der Amstordamsche, maakte Cats opgang, voorbeeldeloozen opgang, opgang, door dien van Yondel zolfs niet geevenaard; — liet waarborgt 176) verdiensten, welke al die gebreken 120 overtroffen. Mogt hot mij gelukken dezo regt te doen in do omtrekken van een genro-sehilderijtje, dat begaafder hand dan de mijne op het doek ovorbrenge! Gedurende do laatste jaren van hot bestand mot Spanje, bood eene landhoeve bij Grijpskerko in Zeeland dikwerf 125 eene sclioone groep aan: eon jeugdig echtpaar en tan spelend kroost 177). Laat de kleinen, jongens en meisjes, vior, vijf in getal, laat ze rondspringen naar het hun lust, ik wensch uwo aandacht to vestigen op do oogon der moeder, die over hen gaan, terwijl zij het oor leent 130 aan haren gade; ik wensch u vooral hém te doen zien. Eene veder ter hand, een blad papiors voor hem, leost hij met welluidende stem verzen voor, verzen, even zoetvloeijende als de beek, maar neen, die faalt ongelukkigerwijze aan het landschap, even zachtkens rui1135 schendo als het hooge geboomte, in wolks lommer do dichter zit. Immers, hij is hot, al adomt zijn werk de kalmte van het oord, al hebben de toestanden, welko hij schildert, zoomin iets hartstogtolijks, als do natuur, welko het paar omringt, iets verhevens heoft. liet 1110 eigenaardig karakter des geheels, van do groep als van het gedicht, is huisselijk, is hollandsch te zijn. Behoef ik u nog to zeggen, dat Cats zijner vrouw het houwelyck ofte gantsch beleid des echten staets hooren doet? Hoe karakteristiek 1145 is dat toevoegsol, dat gantsch beleid in den mond van dien man ! Tweemalen is hij verliefd geweest, vóér lijj der vrouwe, dio naar hem luistert, hart en hand bood; tweomalen op het punt to huwen, en echter deed hfi het niet dan met Laar. Laat mij het n a 1150 episode mogen vertellen, op do schilderij zoudt go ( niets van zien. Wat zynen eersten liefdehandel dee afbreken — het woord past voor den tweeden, of ]« er voor gesmeed ware — verhaalt hij u als go het hei . -"raagt. IIy kreeg in den Haag, waar het meisje woondi 1155 de koortB; men ried hem, om haar kwijt te raken, d koorts namelijk, verandoring van lucht, een uitstap] naar Engeland aan. Hij verliet den Haag en zy'n liefje Waarom hy het laatste niet woder opzocht, toon h naar Holland terugkeerde, vertelt liy u niot — daa 1160 hij dan fluks van zijnon tweeden liefdehandel ophaal! Het geviel, dat hij te Middolburg in do Franscho korl minder naar do predikatie luisterde, dan naar eei mooi meisje keek — is het u nooit zoo gegaan? — weloens. al ging ik, te huis gekomen, zoo vern 1165 niet als Cats, om fluks een' hupschen minnebrie te schrijven. Het spijt niy in één opzigt nu, dat ik het niet deed; immers, do tyd is thans voorbij, 178) om de proef te nemen, of ik even gelukkig zou zijn ge- j e?8it-ials WRS' j°rl^vrouw ffaf der eerste bede 1170 dadelijk gehoor; op liet bescheiden uur kwam zy des avonds voor do deur, zooals hij haar vorzocht had. „Het was of hem de hemel opging," zegt hij. Zy bloosde, /o zag hem aan; ik wil niet ondeugend genoeg zjjn oenige stippen te laten volgen. 179) Genoeg, hij vroeR 175 haar; hij zou haar hebben gehuwd, als oen gedienstig vriend hem niet had verhaald, dat haar vader om zijne bankbreuk word veracht. Arm, mooi meisje! Cats nam haar niet — het gantsch beleid, zeiden we. Ilj beweert, dat hy voor haar in den dood zou zijn geil 80 gaan; maar, praat door, en gij zult hooren, dat hij haar zitten liet. Hier zette ik tittels 180) Eu leenen ^wy nu met zijne gade het oor aan zijnon zang. Zij heeft geest, zy heeft govoel, zy leest PlutarChus 181), Zy leest den bijbel het liefst van alle isn Vioeken en zoo er godsvrucht in hot harte van Gats 185 h«, ,S do eore! Wie wcot, of 4 , onderwerp niet aan de hand deed? Er is niets, hetgeen onze gissing onwaarschijnlijk maakt, dat zijn vroegere arbeid (de Sinne- en Minnebeelden) haar •minder 190 treviel al was het eeno eerste poging, partij te trekken, 190 fot van do dwaasboden der jonkheid toe; - dat; zg don dichtstukken over den echt de voorkeur geeft boven den Spiegel van den Ouden en Nieuwen Tijd. Uitgebreide geleerdheid en levendige opmerkingsgave, zy 195 weet het, doen historie en natuur Cats om het zeerst ter dienste staan, en zijn hart - ik hoop het - kent zij beter dan wij hot achten zouden, uit do beide vr je rijen, - waarvan zij waarschijnlijk niets weet. Doch wij zouden luisteren; maar naar wat? naar de maeght, 200 naar do vrijster, naar de bruyt, naar de naar de moeder? Hjj heeft haar, vertrouw ik ho laatste het liefst voorgedragen. Maar sla gij, - want ik laat mijne schets een' schilder over, — sla g\]| ieder der stukken op, en ons oordeel zal met veel verschillen, "05 vloi ik mij Verscheidenheid, dat groote middel tegen verveling; verscheidenheid - vooral in en tegenstellingen, - wie is er rijker aan dan Cats die zondigt door overmaat, doch misschien aan gebrek eene afwisseling van gedachten heeft dau1^ 210 weten, welke in dit boek ten minste het eentoomge zijner manier vergeten doet? Vlugheid van verbeelding, die zich in allerlei toestanden des harten te verplaatsen weet, en door aanschouwelijkheid van voorstelling vergoedt, wat haar in diepte van opmerking ontbreekt wie 1215 zal hem haar ontzeggen, in wien leith ökjectmte huldigde, dien Bilderdijk het vorstand overredende, het hart overmeesterende, prijst? 182) Vol van zwi voor liuisselijk heil — tot waarschuwens toe voor B«ul*el blokken, die het storen kunnen, en van welke het 1220 welligt wijzer ware geweest te zwegen; i»3) van liefde voor hot landleven — al had hot eo; weinig van natuur gaêslaan, om daarmede profijt ti doen; 184) voi godsdienstig gevoel - schoon dm ]nor Y ™k.6nt naar de regtzinnigheid van zijnen tijd [)ezat hlJaUo vereischten om zijne toehoorderessen tf boeijen, daar hij haren toestand volkomen begroet,, ,J.n wonschte ik, dat het mij gegeven ware, niet die 1 hylissen voor u op te voeren, door zijne Anna's tonn ™aar ^alf/ekcerd noch die Sybillen, welke het, trots l-rfü liet talent des schrijvers, niet van zijne Rosettes I85i wonnon, maar u do bruiden te doen aanschouwen welke in zijn werk menigen wenk vonden, dien zij ter arte namen; maar u vooral do vrouwen te doen zien z?oa.!8 k'J ze deels vond en deels vormde: heusck J-rfö bloeijend, ^aanminnig, ingetogen, huishoudelijk, verzoemngsree, 18G) _ getrouw, gedludig, godsdienstig bovenal; vrouwen, welker wedergade de wereld buiten Holland niet had. Doch wat wonschte ik? Hangen ivan beeldtemssen niet van haar, die zijne idealen 1240 verwezenlijkten? Blikt ons de bitter beproefde Maria van Utrecht, Oldenbarnoveldt's weduwo, niet aan» Bewondert go met mij do beminnelijke Maria van Reigersbergen niet? Woest gegroet, degelijke echtgei oaf. n°°,.eu' deffelijke moeders, die misschien eerder de studies verdient te heeten, naar welke Cats schetste, dan de treurenden door zijnen zang vertroost, doch om wier wille wij niet mogen voorbij zien lioevele zwakkere zusteren, dan gij, bij heeft opgewekt, aan- 19m Re,8",° '. °^erreed' om u. al was het van verre, to gelijken in huwelijksliefde, in moedertrouw' - Vergeef ons de vervoering, lezer. Ligt dat zij, die er ons toe verlokten, zedig als ze waren, de eersten zouden geweest zgn, er het hoofd bij te schudden, dewijl we daardoor 19*n 8,c, Ju ?p on.B laden, van do verdiensten van Cats nog 1255 die eene te willen afdingen, door zijne verzen onze vrouwen te hebben gevormd, daar de voortreffelijkste, eer zijn dichtstuk het licht zap:, hot voorbeeld aller deugden gavon. Op ons woord, wij kennen ons van dien toeleg vrij. Alles wat wij tegen Cats inbragten, [2G0 wijte men der onoordeelkundige ophemelingen zijner talenten, welke aan verhevener vernuften te kort doet; vernuften, welker karakter en kunst mannelijker waren dan de zijne, welker loven on lied om strijd getuigden van kracht. Dulde men voor het minst onze meeuing, 1265 dat liet volksleven der vaderen van zijne dichters bij uitnemendheid veelzijdiger sympathie eischen inogt, dan Cats aan den dag hoeft gelegd — dulde men die, zeggen wij, als we opregt betuigen, dat wy eerbied voor hem koesteren, om hot meegevoel, dat hij der 1270 bedaogde huysmoedor betoont — dien liollandschen winter, welks hemel zoo helder is. ) Een leerdicht ter zijde te leggen, om over een liedjo te spreken, gaat nog aan; maar u uit een klaaghuis te willen overbrengen in eene kroeg, schijnt gewaagder, 1275 en echter verzeker ik u, dat gij hot u niet beklagen z"lt, zoo ge u uit de binnonkameren van de eerzame i° ) burgerij der steden van Holland laat medetroonen, tot waar de frissche krans in het leger der Staten op do grenzen buiten hangt. Zie, daar wuiven do wingerd1280 ranken, door de vingers der knappe herbergsdeerne zaamgestrengeld; daar wuiven zij van verre den krijgslieden te gemoet. Een likkebroêr, dien zy den beker volt, 189) beweert, dat hij haro blanke beentjes heeft bespied, toen zij op do bank wipte, om tot den stang 19 ) 1285 op den hoek des huizes te kunnen reiken. Maar wat schort er aan, dat zijne scherts geen' bijval vindt, dat het kwinkslaan geen kaatsspel wordt, 191) al drentelen er Friezen om hem henen, die Starter's liedeboek van buiten kennen; al brengt hij het een' Hollander toe, die 1290 Breêro op zyn duimpje heeft? Jong, jolig alB deze is, stoot hij stil aan, 192) ziet hg voor zich als do overigen. Eer iemand het er voor houdo, dat het aan de dubbel- zinnige aardigheid zolve haporde, zegge ik hem, hoe rlarf ulon i/\lrlrA«»» 1. J i .. . _ ' wc ,onc ju^^cruy, UUÜ uaverenaer juichen haar nleeei 1295 te volgen; — wie heeft ooit van kieskeurige krijgsliêr gehoord ? ZgIyo 193) onzn nii£t?o4iniriaaai-i™r ... ' ..n-v — owuunf io*ou Üt5 met, Maar terwijl ik du overbodi^-o nnmortiria- mnnlri-« «• 1 , , - o- 1. x "ö iiiuuivtü, Viel liet u in het oog, dat er verslagenheid heerscht in het rv aIs de wereld een' andoren Mou1320 ringh opleverde; — als zijns gelijke hem aanvoeren mogt, wat maakten dan jaren, wat wonden uit? Trots beide, zou hy met zulk eenen veldheor slechts te moediger weer in het vuur gaan; de dood en hij tooK m 200 dikwijls in de oogen gesien, — lüiD dat rloor van geen vreezen meer wist. Hola! wat was daar te doen ? Een liedjeszanger, om wien men kanne en kroes in den loop liet, om wien men zamendrong, tot hy van z\jne ton, over helmen, hoeden en lioofden loopen kon, als het hem lustte; Floor lachte 1380 do dwazen uit, Floor loogde zijnen beker. Maar, „hoezee ! hoezee!" klonk het; „hoezee!" en onze oude rees op, als zjj, die rondom hadden gezeten; — die deun moest iets aêrs gelden dan mooije meisjes, zoo als hij er had gekend en gekust, niet bij het dozijn, 1335 maar bij duizonden — in Vlaanderen; — die deun moest iets aêrs gelden dan wijn, zoo als hij had gedronken, niet bjj den kroos, maar bij de kruik, uit de kelders der aartshertogen en abton — in Braband. „Hoezee ! hoezee!" wat mare bragt die borst toch? Floor trad 1340 digtor op don zanger toe, en menig vlasbaard wook tor zijde; Floor stond midden in den kring, eer hij hot wilde of wist; Floor zag opgeruimde gezigten om hem henen. — „Eens nog, eêlo baas!" riep oen der ruiterhoplioden. En andermaal galmden de forsclie klanken 1345 uit de forsche keel. Mjjn grombaard luisterde. Hoe hij de ooron opstak, — acht mijne vergelijking niet smadelijk, — hoe hij die opstak, als een dogge 199) het doet, bij liet noemen van den naam zijns meesters. „Mouringh," begon het liedje. Floor knikte den borst op de ton toe; 1350 Floor riep hoezee als do overigen, zoodra het dezen 200) als den onoverwinnelijke prees. Het was het minst aandoenlijke van do zege, die de zang behalen zou: Floor's hoofd zinkt op zijne borst; Floor's ruwe hand strijkt schichtig langs zijn ruig gezigt, daar het liedje 1355 don dood van Mouringh meldt, onder het beeld van den leeuw, die ingesluimerd is in den eindeloozen Blaap 201). „Hadde ik voor hem mogen sterven 1" mompelt Floor, en mijmert, terwijl de zanger den ronwo des volks zingt; don rouw te land en ter zee; Floor mijmert, tot do 1360 borst op de ton hem ontwaken doet door de vraag van mooi Heintge: „Of men daarom dutten zal ?" Floor ontwaakt, zeg ik, en tot geestdrift ontvlamt zijn gevoel, eer lijj het liedje heeft uitgehoord. „Yivat prince Henrik!" klinkt het uit zijn hart, „al mooston we morgon Potqietkr. Rijks-museum. 4 1365 ■weer in 't vuur!" — „Vivat prince Henrik!" roept hot heir als bij, ca de liedjeszanger leegt de bom toegoreikte fluit 202), en tot kroezen en kannen teruggekeerd, vertelt Floor, boe Frederik Hendrik zich gekweten beeft van den slag bij Nieuwpoort af; — bet was in 1370 den zang teregt gezegd, „dat by allerlei gesnor van bujjen over sijno muts had sien gaen." — „Vivat prince Henrik 1" — Ik heb maar eenen indruk van het bekende stukje Scheepspraet geschetst; ik zoude den invloed, dien het uitoefende, in tal van andore toestanden kun1375 nen veraanschouwelijken; doch die enkele volstaat, om u een begrip te geven, hoe het hoofd en hot harte van Huygens zgn volk en zijnen vorst liefhadden in den bloei der jeugd ; hoe hjj beider betrekking begreep, menschenkenner als hij toen reeds heeten mogt. „Een 1380 liedje," zegt men misschien, smadelijk de schouders ophalende; „een liedje, 't is ook wat!" Zegt het, al schreven Burns en Béranger 203) ook maar liedjes; zegt het, en ziet voorbjj, dat wij geone eigenaardiger hollandsche voorstelling der staatshuishouding van ons 1385 gemoenebest hebben, dan dit stukje aanbiedt; dat zestig regels zulk eenen zanger voldoende zijn, ter bezieling van zijn volk, door oene voorstelling, uit z^jn loven gogrepen ; door de belofte eener toekomst, het verleden, waaraan bij regt doet, waardig. Helaas, waarom ont1390 breekt ons, gekweld als wij worden met onbeduidende genrestukjes, waarom ontbreekt ons een Constantijn Huygens in bet kabinet van Frederik Hendrik, die zijn pendant 204) vinden mogt in Aldegonde bij Willem I? Er zou meer analogie z\jn tusscben beide toestanden, dan 1395 gewoonlijk bij tegenhangers het geval is. Ik weetniet, aan wie der twee vorsten de vriendschap van zulk oen vernuft meer eere deed; ik weet niet, wie dor beide vernuften bet moost regt had trotsch te zijn op de vriendschap van zulk eenen vorst. En toch zouden die 1400 stukken, om goslaagd to mogen heeten, eenen gobeel verschillenden indruk tc weeg moeten brengen; er was tusBchen de elkander opvolgende tijdvukken liet onderscheid van uitzaaien en inoogsten; dat van hot worstelende Holland inet het Holland dat overwon! 1405 Vergenoegen wjj ons, by gebreke van deze, met hot meesterstukje, dat het museum ons in Huygens' beeldtenis minder aanbiedt dan vermoeden doet 205). Al klaagden wij vóór twee jaren over de plaatsing — misplaatsing zou Constanter hebben gezegd — al weersprak geen 1410 dor lofredonaars van hot bestaande onze klagt: wat baatte het ons? Het schilderijtjo hangt nog tegen den dag! Doch, dank z|j het talent van Notscher; dank z|j den kjjker, dien ge te onzent moogt meebrengen, dien men u elders aanbiedt 206), er valt genoeg van te zien, om 1415 hem oeno gelukkige grijshoid toe te kennen, zoo als zijne werken beloofdon. Hoe opgeruimd, hoe innemend, hoe scboon zelfs! Werken, zeiden wij, en bedoelden daarmede niet enkol zijno schriften, maar verstaan daaronder langer dan eene halve oeu-.v vroed en vroom 1420 levens, dat der „doege degelijkheid". Beklaag er u niet over, dat gij hem, dien ik u straks als den dichter dor schoepspraat voorstelde, eerst vijftig jaren lator wederziet 2°7); in die allo hooft liy door handel noch wandel do boginsels verloochend, hem door ecnen voortreffelijken 1425 vader, door eene gemoedelijke moedor ingescherpt; vijftig jaren hollandsch, hervormd, verstandelijk, vrolijk, vrij leven! Er is schier geene ure van te loorgogaan; hij is in schier geene zijner betrekkingen, talrijk als die waren, te kort geschoten; — vraagt ge mij, door 1430 welk geheim? — door allos wat hij deed, to doon met al zyno magt; door indachtig te wezen aan des lovons doel. Hy zelf zoude de eerste zijn, om zich te beschuldigen, als had lijj het nog beter kunnen bestedon; maar de vorston, die hij diende; maar de vrouwe, die hij 1435 betreurt; maar do vrienden, die hem resten; maar de kinderon, die do kroone zijner grijsheid zijn ; maar de knnst, die hij blijft liefhebben, lief tot aan hot graf; allon beminden en bewonderden lioni, bewondoren en beminnen hem nop. Hoe benijdenswaardig is zulk eeno 1440 grijsheid! Wie onzer schaamt zich niet, zijn leven vergelijkende met eene jeugd, eenen mannelijken leeftijd, eenen ouderdom, besteed als die van Huygens werden; wie onzer schaamt zich niet, denkende aan do vele drukten, dio wij voorgeven, aan het weinige werk, dat 1445 wy vorrigten! Of zoudt gij don trouwhartige geloof weigeren, als hij betuigt, dat hij vele zijner vorzen goschreven heeft, gemaakt heeft voor hot minst, in oogenblikken, die anderen onder hunne verlorene hadden geteld ? Wandelende in zijno geliefdo woonplaats of 1450 spelevarende in hare omstreken, was hij oog en oor voor de wereld om hom henen — slapeloos te bed liggende, of verbeidende ten liove, dacht hij na, dichtte hij — en do maatschappij zijns tijds spiegelt zich af in de honderde van opmerkingen, in dio sneldichten, 1455 welker wedergade in veelzijdigheid onze letterkundo niet heeft. Het zijn geestige studiën des volkslevens; het zijn epigrammen op de gebroken van den dag; maar do wijze, waarop hij die verzamelde; maar hij zelf, wint het bij ons van deze in belang. Indien Cats aardo en ho14C0 mei opmerkzaam gade sloeg, om stoffe te hebben voor bespiegeling, wij verbeelden ons, dat hij hot wigtig 208) deod; immers, wij zien z\jn werk de wijsheid, waarnaar hy streefde, aan. Huygens daarentegen, Huygens schuddo in het dagelijksche leven niet enkel den hoveling, don 1465 geheimschrijver, den man van staat uit; aan Huygens merkte men zelfs don dichter niet. Hij koutte mot daglooner, mot handwerksman, mot winkelier, mot handelaar, met kunstenaar, met geleerde, als ware hij een hunner geweest; hij loerde van ieder' van deze, wat 1470 zijne menschen-, levens-, wereldbeschouwing eigenaardigs had. Iets slechts bragt bij bij allen mede, dat niet aan hem stond te huis te laten, do geestigheid, die zijn gesprek kruidde, maar van gezochtheid niet vrij te spreken was; die hem geen hoofdbrekens 1475 kostte, maar hot zijnon hoorders bijwijlen, maar het zijnen lezers bij menigte deed. Praktisch, als hij gevormd bleek, in do school van zijnen praktischen vader, smolten stadsbeschrijving en zedegisping in het Voorhout onwillekeurig zamen; zong hij, gelukkig gehuwd, 1480 niot allen echtelingen de les, maar schonk in Dughiverclc oen tafereel van zijn leven aan het hof, van zijn leven te huis, dat van innige harmonie tusschen beide tuigt. Wie verbaast er zich over, dat Huygens in zijne zondingen voor zijno vorsten slagen mogt;dio 1485 de monsclienkonnis, welke bij zich verwierf, diefde genegenheid, welke hij der eerste toedroeg, uit zijno schriften loerde schatten ? Hoe anders was do heer van Zuylichem toegerust, om in den vreemde den prince van Oranje te vertegenwoordigen, dan de hoor 1490 van Zorgvliet, om in Groot-Brittanje de belangen van 's lands staten voor te staan. In braafhoid welligt elkaar opwegende, had do eerste boven den laatste het onmetelijk overwigt, dat bruikbare bekwaamheid geeft. Vraag't gy ons misschien, waarom wij andermaal 1495 vergelijken; vraagt gij ons, waarom wjj Huygens tegelijk zoo hoog vereeren en zoo hartelijk liefhebben, wij antwoorden u, dewjjl zijn tijd geen volkomenor voorbeeld aanbiedt, dat gemoedelijke godsvrucht gepaard kan gaan mot talent van allerlei aard. Wij noemden hem 1500 praktisch, in tegenoverstelling van Cats ; wij zouden het willen aanwijzen in het onderscheid tusschen dichtstukken, welke wij beider buitenleven, beider verblijf op het land in de omstreken van 's Hage verpligt zijn. Hofwyck legt gij mede aan; Hofwyck geniet ge, als 1505 waart gij de gast van zijnen heuschen dichter gewPAaf. 20£h * nn Snrchvliet traat trii erebukt onder be¬ spiegelingen, die geen einde nemen, die hangen blijven als eeno wolk tusschen u en do plaats. Heer van 15105 zouden or f ir 0I" er.onderrigt te ontvangen. Wij 15,5 & r, 'ps^«r«fisü?ïK5 -o T. 'sl W „, i, ° het woord Praktisch verstaan als wii doop hom nfj i herinner u de Zeestraetm) inren 0(.r ontworpen, aanbevolen, tien, twaalf heeton,'' zeelui61 T'6".V00^ ^; „onmogelijlc gepn Rf,,i „ ij " 8 "Hou dat onbeproefd is!" — >530 ,wetvs r;rd roon» °vcr **«• ■""»«« i.liaf«fln ï- J ü J voorkeur m allerlei besturen zien makkelïk ™' Wi" h»' b»windvoore„""» go- er verro ^if ?aD*etJe Saat. Voorwaar, Huygens was schannen te' yZ1Jnei1, Sezieteindor in kunsten en weteu- 1535 vaderland- iedern61""011 t0t- de Gng0 Sronzen v»n ons zijner kennis df« re',zen vermeerderde den schat ook in vit verspreid werd, die vruchten droeir zoudt, — en ze'fr mi'i^dan ^ -0"1 vreemdelinK wanen hebben d;„ vel° secretarissen 212) 1540 eeno gouden koten V°°r8laau,' eonen anderen Galilei 213> ceheim hT i * schenken, ten einde hij ons het Heaal^van 1545 lijking hukcn doet, wiens gemoed het volgend leven 214) eene voortzetting van dit gelooft te zijn, genadig als God ziek aan zondaren in Ckristus keeft geopenbaard. Ock, dat de beeldtenis van den goeden en grooten grijsaard er u en mij bij ieder bezoek meor in be1550 vestigen mogt! ¥e zouden dan niet vergeefs zoo lang voor kaar kebben verwijld. „Een musicerend gezelschap uit ket begin der zestiende eeuw" kebt ge tot vervelens toe in sckier iedoren catalogus onzer tentoonstellingen aangetroffen; ik 1555 kuiver bij de gedachte, dat ket der pen misschien evenmin meer een dankbaar onderwerp oplevert als het pensoel. Eene ergernis echter, aan die stukjes verknockt, ket onbeduidende der toeluisteraars, dat de ouden van dagen, dat vader en moeder plegen te 1560 zijn, eene orgernis zal u op ket mijne niet ergeren, daar ik u vertellen mag, wat er in beider gemoed omgaat. Heen en weer dribbelende, als de vrouw des huizes doet, de kamer uit, de kamer in, bepalen zich hare gedachten niet tot het lied, naar hetwelk zjj 1565 naauwelijks luistert; bepalen zich deze bjj de kapoenen, die te vuur staan, gesmoord naar ket recipe van Jenny de Wael, met schjjfjes van oranjes, en eene pint wyns 215); — als wy meê mogten aanzitten, zouden w\j moeder karer zorg dankbaar zijn. Toeziende uit het 1570 hoekje van den kaard, verblijdt de opgeruimde oude keer ziek in den voorspoed van zijn kuis, in de vreugde der jonkkeid, tot kem een versje van Roemer Yisscker invalt, ket draaijen van ket wiel der fortuin * „Vrede, door voorspoed opgevolgd; rijkdom, van weelde ver1575 gezeld; koovaardig, die twist en kaat loslaat; oorlog, die armoê brengt; ootmoed, die wat spa' komt; vreê, die alles weer goed maakt 1" 216) En nu ik dus mijnen beiden oudjes iets anders te doen heb gegeven, dan louter oor leenen, merk ik nog oen voordeel op, dat 1580 de sclirjjver boven den schilder vooruit heeft; ket is mij vergund u te zeereu wnf ri« • iets dat Van Mieris noch Ter Bur^ l ■ doen. 217) Een n;Pllw ' Burg goedvinden te door den schalk die bii hot hin t Wjrd medePebracht 1585 huizes in de plooiien la,, ^ °n d° docMer do« om haar eeneu kus te ontn/pT*1 lliantü.1 va"tfen wou, was hem te Lauw If .Ont8tolon1;.lnooi Machteld 218 losliet oin hare dunne middel" ttTk ^ haDd' die h,J de kraag onteleedJffn™. ^ kun"en omvaómen, en 1590 achter zich een gesmoord™]* i scll?uders' terwijl hij Mj maar al tegoeddeÜT L°°rde' wa«™ liedeboek, zeg ik waaruit dn i ,1egreet)- Èon nieuw een' beurtzang meT hem ïinrr i afhoudt, dat zij 1595 g°it b0Weert ll]J' "de woordenTijn ' » tIS* 1595 valt mooi Machteld in en tnrwni -i" ^ Zlen' dwalen de oogen van don km t doorloopt, op hare mouw van haren ronden rP' ^ dknooWe« 01» ™.tordS 2?9,"eM'ï'',10t d" der blonde haren bedoele ik rKa ri ' .f?ar 0 IJraeht 1600 dan iedere andere nijdige niuts fflff W M Reeft' teld dubbel schoon wirdt door hefli?06 m°01 Mach: het liedobook weêromgeeft! Aelbrecht"6' ^vaar™ec Z1J ging aan dat te zimren idA o i i - »gt211' "het en de schalk mae haar t v alath6 221) ll0ette'" 1605 voor dien dartelen deun al leV,er1' -orn don schroom woord 222) zelf de lu^t kl • V00r alle weder- den bandi, £ z.VefoW'nK^ iIVtT "« m ademlooze aandacht wnrrif ' i ' datdesondanks Of vijf overige jonffe W d,^Ph°ord, door de vier 1610 teekene; thans schiet miin» • U een andermaal de bewegingen der groen bn*^1!" jaart te kort» om smeeken de meisies- vaar x |j°uden- ..Schei uit!" vrienden; „een leelfik liedje0»1zeg^en^ AeIfrecht'8 iftiK »honderd rozenobels 223) waar&S /"i 6n; 1615 maar mooi Machteld springt van' bJ chei* df knaPen; -t haar blank handj^S^ !* oni het voorregt dat te kussen, had Pieter Corneliszoon Hooit zelf den zang aan de heilige Yenus 224) gestaakt. Immers, het was geen ander liedeboek dan het 1020 zijne, dat nieuwe, waarover het oordeel der geslachten, onder die jeugd, zoo karakteristiek uiteenliep; waartoe moeder glimlagchendo het zwijgen deed, toen mooi Machteld hare meening vroeg, dewijl vader Aelbrecht gelijk gat, wijs bij de lui, mal om een hoekjo. Het 1625 was het liedeboek dat der liollandsche zangster eene plaats verzekerde aan de vooten, neen, ter zijde van do muze van Ausonië. Hooft had Potrarclia en Guarini 225) beurtelings hot oor geleend, meesters, als hy die achten mogt; maar Hooft begreep tovens, dat hij hollandsche 1Ü30 toestanden schetsen moest, als hij do minnedichter onzes volks worden wilde. Het stukjo, 226) dat mij ten overgang strekte, is oen lofzang op het alvermogen der minne; het speelt in stad, het speelt in de schemering, en schildert ons een bezoek bij avond, bij nacht 1635 misschien, der liefste tor sluik gebragt, — het verdient aan het hoofd des bundels te staan, als een triomf van zijn talent. 227) Gelogenstraft wordt daardoor het vermoeden, als hing de noordsche nacht zoo zwaar over ons vaderland, dat de minne in dezen haren weg 1640 niet te vinden wist; 228) beschaamd de vreeze, dat onze harde taal geene heerschappij dulden zou van het weelderig wicht. 229) Verwijt hem voortaan gebrek aan gevoel, die onze natuur ondichterlijk scheldt, die altijd om Arcadië 230) zucht. Of levert het boeksken niet bewijzen 1045 in menigte, dat liefde over ons landschap een licht doet opgaan, waardoor zelfs het heirijke Gooi 231) verkeert in eenen hemel van genot? Zoo iemand, onze begaafde, bevallige, twintigjarige dichter, had al den wellust gesmaakt aan de boorden van de Arno, 232) 1650 in het doorzigtig duister van eenen zuidelijken nacht, half te denken, half te droomen; zoo iemand, hij had den gouden glans gewaardeerd, die de vorstinne des dags in liaron vuurgloed van stralen ovor liet dubbel IRaz"ar23f) van d<3 golf van Napels uitgiet. En echter ontsnapt hem geen zucht over het gemis van beide, als hij Koozomondt wekt, als hij Klaare beschaamt 234) door cenen blik op de openhartige bloemetjes. Het is een hollandsche uchtendstond; de musschen suizelen , at en aan; de duivon kirren in de lommer van het lbbU geboomte; do zwanen duiken in den waterspiegel, tot wiekgeklep opgaat uit eene wolk van schuim; langs het gele zand der duinen strijkt do wind den groenen beemd der dalon in, waar de stier zijnen staart schudt, j!ftar zÜno hoorns den grond grooven; oosterling, 235) dle ua?r den harem lijjgt; oosterling, die brullende van drift, het blok, dat hem boeit, 236) verbrijzelen wil; or rijst gehinnik, er rijst gebriesch op do lucht, daar de hoeven van den hengst de aarde daveren doen' ?>tr°0inen doorf?ezwommen; hekken overgewipt; L 10/0 Koozomondt, rep u, als ge weten wilt, hoe de wereld f tot minnen ontwaakt! - Het is een hollandscho avondstond: van vrijers krielt hot om do deur van een lief kind, maar geen lachje lokken ze op hare lippen I ( aclioon de linkers 237) eenen schalken blik op haar li slaan; schoon do linkers een praatje maken met de I pruilstor. Mooi meisje als zij is, heeft zij dan ooren noch oogen voor bet windje, dat door de elzentakken I suizelt in wier lommer zij zit; dat de elzentakken [ ifisrt ,8fcrookt1 ®' of„hlJ ze üefhad; voor het water, dat slaat j iböü tegen het walletje aan hare voeten, 239) 0f kabbelen kussen waar? Lustigjes ruischt het, lustigjes bruisclit hot; do bloempjes wiegelen heen en weer in de dubbele weelde, van avondwind en avondzon, een landschap, iaoK , • ffeuren wa»emt, een landschap, dat drijft in gouden 1685 luister. Ivlaare, luister! leer lagchen, leer lieven, als alles om u heen! - Och, het is den doove gepreekt, I in dobbelen zin 240), want Klaare vaarwel zeggende, om den wille van hen, tot wie wij het woord voeren, wed ik, dat er onder mijne lezers zijn, die het eerste 690 liedje wol wat wnlpscli acliton, die in het laatste den zedolijken zin voor levensvreugde voorbijzien. 241). Anders oordeelden do tijdgenooten van Hooft, die eorstelingen toejuichende; immers, spijt den schroom, dien de schalke zangster mooi Machteld inboezemde, ver095 wiorf het geestigo boekske de gunst dos publieks, de gunst onzes volks, dat zich had vrijgevochten van dubbole dwingelandij. 242) Het voorgeslacht bezat zin voor allos wat waar is, voor natuurdrift, als voor togt des harten, 243) voor begeerte als voor beminnen; — hoe het 700 talent zich ontwikkelen en veredelen kon, toen do studio van goenerlei oponbaring der liefde het werd ontzegd! Of hebt gij nooit opgemerkt, dat hij, die de dartele drift gloejjondst schetste, tevens gelukkig Blaagt, als hij ons do heilige huwelijkstrouw schildert; hoe do viu705 geren van Hooft even goed de groepen der lier wisten als do groepen dor luit? 244) Lees dan zyno klagt van Amolia van Solms ovor prinsen Froderik Ilendrik's beleg van den Bosch, waaruit al do tecderheid, al do trouw van don echt spreekt, al volgt de dichter do 1710 oudon, Ovidius, 245) meen ik inzonderheid, na; al schijnt hare Hoogheid te gelooven 246) aan heidenscho goden en godinnen. Laat ons billijk zijn in onzo berisping; hot karaktor der kunst van Hooft was oorspronkelijkheid, al herinnert zjj u bijwijlen Griekscho, Komeinsche 1715 en Italiaansche modellen. Twee eeuwen zijn sedert voorbijgegaan, en geen onzer dichters ontschaakt den Olympus z\jno onsterfelijken meer; 247) doch begrijpt daarom ieder onzer geleorden, dat het thans zijne taak is, de jeugd door de studie der oude wereld in staat 1720 to stellen tot ontwikkeling der nieuwo ? — „Schoon prinssenoogh !" begint het dichtstuk, dat Frederik Hendrik's gemalin sprekende invoert, bekommerd over den uitslag van een beleg, door Delprat en Bosscha 248) op nieuw in het licht gesteld, als een der heldhaftigste 1725 feiten des stedenwiiinaars; - maar sla zelf het mees teretukje in de mengeldichten op. Gij zult het mi a.? , e"' 1161 u to hebben herinnerd ; go zult mei mij hulde doen aan die bevallige beschrijving der m 17*n ^eugteu vau den echt' tetrenover de stouto schilderiii» der «'evaren, aan den krijg verknocht; hulde aan dt gevoelvolle uitdrukking van den angst, die haar mar. telt by de gedachte, dat ieder schot des vijands „t het hoofd met witte veoren is gemunt. Boven alle179* j glJ , schoonen trek bewonderen, die het besluit' 1735 den wensch van Amelia, haren Hendrik ter zijde te mogen z\jn, onafscheidelijk tor zijde als zijn zwaard zoo glorie meer gelden mag, dan leven en liefde beide dan vrouwe en dan kind, een zoon, een zoon van 174(1 naa™ •' BeLdrleSre ik mij, is er niet iets vertrou- l wei'JKB' vriendschappelijks, vereerends voor prins e» F poeet beide, in die idealisatie der verbindtenis van dei I eerste, door het vernuft van den laatste. Of zou Fredenk Hendrik zich niet gevleid hebben gevoeld, toen I ,7 ik *Iooft hfm ket dichtstuk aanbood ; Hooft, die niet onkel I 1745 de eerste meistreel 249) der Hollandscho minne, die I1 ook de voorstander der Hollandsche vrijheid was8 I Amsterdam, ons vaderland, hadden er reeds van tre-l waagd, koe hij, die omstreeks zijne zonnige twintig! de dichter der liefde was geweest, tien jaren latei, , oor don bezielenden geest zijns tjjds werd geblaakt:! hoe zijne zangster in den Geeraert van Vélzen en in! f1 r i i er .vrijheidszucht 250) had botgevierd, die I erfelijk scheen in zijn geslacht. Amsterdam, ons vador- I ,7„ . ' V,er ^T , ° toen' na verloop van het tweede tiental I 1755 jaren, do Nederlandsche Historiën van zijne hand. Een I andermaal welligt een woord over de verdiensten dier I treurspelen, in verband met hunnen tijd; thans vem- ( noege u, na de vermelding van den afkeer van allen I I7«n dwa^g' alle dwingelandij, door haar 251) bij ons volk I 1760 vernieuwd, eene enkele opmerking. Veelzijdig vernuft I als liij was, schijnt Hooft zich in do tragische, als in do erotische 252) poëzij slechts ten doel te hebben gesteld, door oen paar prooven zijnen landgenooten den weg te wijzen. Evon als hij in het herdersdicht door 765 eene vrije navolging van Marino, 253) in het kluchtspel door eene verhollandsching van Plautus 254) had gedaan, schijnt hom van jongsaf de gedachte te hebben aangelagchen, door de rozen der liefde en de lauweren der kunst ook de palmen dor historie te mogen vlech[770 ten. 255) Honrik do Groote was maar een voorbereidende oefening op een te onzent schier nog to ontginnen veld; liet Huis der Medici slechts eene vorpoozing van het onderzoek voor het eerste deel der Nederlandtsche historiën vereischt — het is 1775 op het laatste werk dat zijn roem rust; het is aan het laatste werk, dat hij do liefde zijner landgenooten van geslacht tot geslacht heeft dank te wijten; 256) — of had ik don verleden tijd moeten bezigen, en „rustte" en „had dank te wijten" zeggen ? 1780 Waarom zouden wij het verhelen, dat het beurtelings staron naar iedere der beide beeldtenissen, waardoor op ons Museum Pieter Corneliszoon Hooft werd veraanschouwelijkt, thans andere gewaarwordingen in ons opwekt, dan het hollandsch hart to voelen plagt, wan1785 neer het zich weleer verlustigde in het gilslaan der mannelijk schoone gestalte van onzen minnezanger, dor hoffelijke houding van hom, die voor een' onzer schranderste staatslieden gold ! Do Keyzor's penseel 257; is oven verdienstelijk gebleven : moge de vaag dor eerste 1790 jeugd 258) voor Hooft voorbij zijn geweest, toen deze hom schilderde, go ziet den oogen zijne begaafdhoden zoo goed aan, als der handen hare bevalligheid; een weinig vorbeelding, on het is u zelfs als gaat gij met hem ten hove, luttel dagen na den druk van 1795 zijnon Holland'schen Groet, toen do burgerij, volgens dat vers, Fredorik Hendrik, na den overgang van den BoRch „oen zegeboog bouwde van gebogen harten'' Uok Brainer n vnni.ü(nii:„» n h " .»™«us im onvornaauvvd : Ifoofni ï „ ' Z1J"» njüs, van Casparus R»r en HuyRens' van Leonora Hellenum," lesselschade Roemers, van wie meer tnf n„. 1801 ?"mara(,eri6 260f behoorde, die de geestigste ter wo-e]J 1805 Loeto,i mogt e„ ,fc wod d«t zS„ „„„„"vonken 7^' tlllt V (l 11 Jl I fin nrovirrnti U ~ 1. 1 — v,vi,8CU uüöciiunienao. ijn ophtor xr.il ™ l.»t talent dSl „I i 11- • ' ,Uiii'lUiUir -01J m ons aanvallen hunnerl ism 00r8tellin«; ln do schetsen des verledens, waartoe ziil ons verlokten, echter criint nna Kü «^u:u •• I ïït^ss4 js s j. j ,—... 6^oucu tweern van eerbied ip.I tnoH ' 1? Vf B.iIderdÜk,8 wrevel ook liem liaatl |ofelt afl« ^0 toekomst onzes ham, 'oann0Cr me!1 den lateron geschiedschrijver aannang verwervon ziet ton j. J 1820 S^LiJCf rJ° -- xoiiö Aiva, zelfs Philips in ziine ineonébest .cewrechr I,i„]H Z" Br S° 7-,""" 18"5 Ondu " h;q "kewroent il!old «door do zienlijke hand " i.oit\»»»► Vfl,w li l r ' seuuurigriyK aan 't roer te staan." 1880 over liet ïlTr''ilL8rL"n'ld»t.H»'>n'» *•***». vn„ uoiaer waren als die van Bulderdijk: „perisse lo monde nlutöt ciu'un principe. -G4) Maar do weifeling van die van Hooft schijnt ons nit zijnen toestand, uit zijnen tijd te vorklaren, zoo zo, trots de driedubbele scheldwoorden van 1835 lioeksche, staatsgezinde, aristocraat, niet te vergoelijken ia. 265) Heeren 266) heeft beweerd, „dat de Hollanders republikeinen zjjn geworden, dewjjl zij geenen meester konden vindenzoo ik het woord, dat voldingend wederlegd is, hier herhale, het geeft mg gelegenheid 1840 op te merken, dat wie ook lust gevoelde iederen vorst, iodoren voogd uit den vreemde ter hand te gaan, 267) „de beste bestevaêr" Cornelis Pieterszoon Hooft onder deze niet te tellen valt. In do dagen van Leycester liep hij gevaar van gevangenis, gevaar van eonen 1845 smadelijken dood te sterven, 268) 0m zijn voorstaan der vrijheid, om zijno verkleefdheid aan het huis van Nassau. Eene beschimping van het burgermeesterschap, door den weleerlijken grijsaard sedert waardig bekleed, moge lachwekkend z\jn, logenstraffen doet zij het feit J 850 niet. 260) Ongezochter, verbeelden wij ons, voert het tot de vraag: welke de begrippen waren, die hij zijnen zoon over de betrekking van Oranje tot ons gemeenebest, onzen staat, ons wat ge wilt, inboezemde? Geen geloof aan regt ter regeren van dezen door Gods 1855 gratie; geen' rang van rigter, 270) nan de Israëlitische Thoocratie 271) ontleend. Hooron wjj hoe Hooft zelf er zich in zijne opdragt' der Historiën aan Willem's dorden zoon over uitlaat: „My," zegt hij, „my heught noch, hoe ik in myno kindsheit, mijnen zaalighen 1860 vaader lioordo zeggen, dat liy do nakomelingen van zijnon Heore, don Prinse hooghloft'olyker gedachtenisse, niet aanschouwen kon, zonder dat hem do vernieuwing 272) van 't geen wijlen zijne vorstelijke Doorluchtigheid voor deze landen gedaen on geloden 1865 had, tot woenen bewoeghde." Een woord vol menschelijk, vol redelijk govool, do getrouwheid uitdrukkende van oenen Hollander, van eenen hervormde, uan hein, dien hij geloofs-, dien liy gewetens-, dien hij schier 1870 middlai!dire Vrijh05d vorBch»ld'*^wa8. Het Iaat in het toSir .sen„'„™' tv»s'"»»»»» d: -et 'k-»r xr sssr^sajn {revoelde. Ynnrwnni- rl« 0<-nni.i,— J.» .. i. * .. Ciltl 18,5 = „4. ,"J ' ""y'.",D,lulKouaBi; tevens. Zoo iets HnI rijd van sympathiën in het voor hot overige bedaarde brein van nnznn , , , h7 "üuaarae dppl TT„„n -j " vnn ü0t tegen- Hoof* ï «ne:lden.wo vroeger, had Italië bezocht 1880 h«M verwijlde eemgen tijd to Florence; do heuscli 80 ld ."iTiS bitomd, £ ■ "•"i^ut tynnicn aer verheffinge van «* ls rino „1 •• ' r """> ""iirop ae evenaar van 18R1 x schrijvers meegevoel wankelen blijft tusschen der lSSö vorsten zncht nn«^ j._ , ,J . UBr -L -j " uer aanazaten liefde vnnr vrijheid. 275) Onwillekeurig wekken zij bij u bet vermoedon. dat bi dn _._J J , . . r dnldhnnr „„u uer eersten slechts k L'' VS h±Sia»L?*'"«• '-e«Bbro„co, 1810 Hio ™ . "v> "'""KOI. wurui ZIJ geuoet door hen hibb.„ T;"*'' .Hnieeelybe bltterhcd™ R?™? 5" lan het kooineacbop S2,"8 d'V'''r'?'»°Ter « , : , •" oa nuKroost geweest - — lSQf. r f +COr°-ï? J eer8te uit de hoi%e, wij leeren het 189j laatst© uit do •wovfllHrïïira »» i , i , -r- , liilr U i. neet net. rjn duide- ijk wordt het u dat hij de redenen van regering en8 "1' ln ? } "-I164 verkwikken der middelbare, en bet mtoomen dor uitstekende burgeren, in bet ver- 1900 rS6n>,VT 1Cd-r ln b8t ^omoen tot üet'de voor het 1900 wettig bestuur zijus vaderlands." Voeg bij zulk eene HnnfpUW,I!f , geschiedenis, den wederstand, door Hooft s vader en de tijdgenooten van dezon den toenmaligen wettigen heer uit gemoedelijke overtuiging )oden' voeff bij deze do studie der oude lettoren. 1905 welke met de voorbeelden van vrijheidszin, door de Romeinsche republiek nagelaten, dweepen deed. "Wat wint men er bij, door met Bilderdijk allen, die voor dezen prikkel niet doof waren, om hunne dwaasheid uit te lagclien; of erger nog, allen die gezet bleken 1910 op het behoud dor vrijheid, tot welkor verwerving zij zich geregtigd hielden, om hunne denkwijze te lasteren? Wat men er bij wint? '-278) buiten de zege van een beginsel, eene lofspraak op Maurits, niet dien van Nieuw poort, maar dien van zestien honderd achttien, — als 1915 had Bilderdijk nooit hot torentje des Binnenhofs aan- gestaard, waaruit deze toezag, hoe het grijze hoofd zich bukte, — en eene verguizing van Jan de "YVitt, niet enkel bij het eeuwig edict, maar ook in zestien honderd tweo en zeventig — als ware de schim des 1920 vermoorden aan Bilderdijk op het Groene Zoodtjen 279) nimmer verschenen. Stel er eens tegenover wat ge er door verliest: Het geloof aan de eerlijkheid van de helft der groote mannen, op welke ons vaderland trotsch was; liet geloof aan den zedelijken zin eener 1925 verschijning, als die van ons gemeenebest in Gods wereldbestuur. Holland, het hervormde Holland, dat den overigen staten van Europa eene wijle het voorbeeld geven mag, door zijn streven het genie van het oude met het genie 280) van het nieuwe te doen zamen1930 smelten; — Holland, dat vorstenheerschappij en volksvrijheid verzusteren wil, boezemt belang in, al slaagt bet slechts ten deele; — maar Holland, hetzelfde Holland, dat bewonderd word aan het hoofd der beweging in het godsdienstige als in het staatkundige, 1935 dat Holland laakbaar te heeton, als strijdige beginselen in zijnen boezem naar bevrediging streven in eene andero gedaante dor dingen; dat Holland te doemen tot stilstand, tot achteruitgang God zij gedankt, dat do tweede Willem de Eerste Bleclits 1940 grondwettig koning wilde zyn! 281) ^God, d' allerbeste, Potgieter. Rijks-musrum. 5 ( allergrootste, geve dien heerlijk gekroonden boome," schreef Hooft in de meergemelde opdragt aan prince irederik Hendrik van Oranje, „geeve dien heerlijk gein je kroonden boome, •wiens dorren ons met gewisser angst 1945 benaauwen zou, dan 't versterven van den ruminalen de roomsche gemeente, die 't voor een voorspook van den val des rjjx hield; 282) Gr0d geve dien gedurighlijk te groeijen, en met zijne bloeigende telgen, alle onderintnfa'on tegen de Spaansche hitte en allerlei onweedcr 1950 te beschaduwen en te beschutten!" Wij schrijven, wij zeggen het hem van harte na. Maar wy wenschen evens jnet hem, dat z\jne historie, zoowel in onze burgerlijke als in onze vorstelijke jeugd eene vlam .... 7a?Jver naar glorie stoke, eenen gloed van graatig1955 heidt,-S3) om de dappere daden van landsluiden, medeburgeren. bloedverwanten, voorzaten en voorouderen te achterhaalen 284) 0f verbij te streven, dat zij ons volksvryheid en vorstengezag verzusteren leere, door wetten, mcr» T •• beiden &renzen aanwijzende, beiden waarborgen; da* ZU dit d°e. in tegenoverstelling dier geschiedenis dos vaderlands, op welke zelfs de bladzijde, die den lof van de Ruyter verkonden moest, niet vrij bleef van do vlekken des lasters. 285) Onze vroegere geschiedenis behoort me* u j0u gesloten tijdvak, beweerde men, toen achttien 1965 honderd dertien het wenscheljjk maakte dat zeventien honderd vijf en negentig wierd vergeten; doch dezelfde vorst, die het voorbeeld gaf, hoe men de heugenis van de geschillen der achttiende eeuw had uit te wisschen, stelde, door den druk der archieven van z$n huis, 286) 1910 ter volkomener studie der zestiende eeuw en hare opvolgster in staat. De eeuw van "Willem I, de eeuw van Willem III: waarlijk als de geest der vaderen uit die dagen ons volk onder de regering van hunnen eersten koninklijken nazaat hadde bezield, deze zou roemrijker 1975 voor beide gesloten zijn: hij ware gelukkig ton grave gedaald. Bij de hoogero beginselen, dau die van het monarchale, door boido vorston geëerbiedigd; — bij die beginselen, welke den eerste den moed gaven op te treden voor een verdrukt volk, al was die verdrukker 1980 Philips van Oostenrijk, beer van Spanje, beer der beide Indien; — bjj die beginselen, welke den laatste aan Groot-Brittanje eene staatsregeling doden geven, waaraan het anderhalve eeuw van weergaloozen bloei was verpligt; — by do teleurstellingen dor laatste vijf en 1985 twintig jaren te onzent eindelijk, in zoo menig opzSgt te wijten aan de onverschilligheid dor natie, bij dat alles wenschte ik vorst en volk beide te kunnen bewegen tot meegevoel voor alles, dat by Hooft meegevoel wekte: vaderland, vrijheid, vooruitgang. 1990 Open zin voor liet leven zijns tjjds, voor wat er goeds en groots school in den vorst en het volk zijner dagen, wie werd er in mildere mate mee bedeeld, dan het genie, tot welks beeldtenis wij u maar schoorvoetend brengen, ons herinnerende, hoe vóór jaren in onzen 1995 „Gids" aan Vondel met roskam en rommelpot regt word gedaan, 287) regt als onze eerste, onze schier eenige hekeldichter eischen mogt. En echter, wat is mijne taak ligt, vergeleken bij die des talents, dat vroegere veeten verklaren, dat overdrijving te ontschuldigen, dat AK Z^t "l6n ,.misscl!len 5 294) l»rins Frederik Hendrik had 2045 zich in zijn kabinet door den heer van der Mijlo 295) Palamedes doen voorlezen, had er met welgevallen naar geluisterd: ziedaar, wat Vondel's harte won; prins Frederik Hendrik heette der onderliggende party niet onge- norrnn • rzïnrï o n •»» nrn i- Vam/1 ^vl ~!„i ir_ 1_ _ i < •• i .li luiiuei wiar. v oor net eerste ziin nart ^uüu nog winnen Kon, ja, eer dat treurspel zelis hot licht zag-, i gaf Yondel blijk, dat zyn weten, wat dio vorst voor het i ,1 J _ _ i . ... «u.v«uuc»iii4 nwiucu z,uu, vertier ging; — ot nebt gij ; nooit gelezen, hoe hy hem begroette, bij do aanvaar- riinn» vnn hnf n< n w u o i. _ i i •• •, •• »un uoi Buiuuuuuuruuiiu ) r neDt tril nnmt znn 2055 Princeliedt ingezien? O dat wij minder in den vader onzer poëzy, ik wil niet zeggen de onbaatzuchtigheid, want wie beweerde ooit, dat iets zoo laags als baatzucht in oen genie zoo groot als dat van Vondel, viel? maar minder do onafhankelijkheid van geest 2060 voorbijzagen, waardoor do hollandsche dichtkunst zich in niemand edelaardiger vertoonde, dan in hom, en tegelijk in niemand verniogonder was, zelfverloochenende en heerschappij voerondo tevens. „Prince Frodorik Hendrik," zegt Arondel's levensbeschrijver, 296) „princo 20C5 Frederik Hendrik, anders zoo mild jegens poëten, wanneer zo zijne overwinningen met hunne dichten voreerden, bewees hem nooit eenige gunst — om zolf ongunst to myden; — wel wetende, hoe kwalijk do man bij predikanten en contra-remonstranten aango2070 schroven stond." Zeldzaam, zonderling blijk zelfs, hoo men booten kan voor zijnen invloed bij de burgorij; — duiddo Yondel misschien dio veronachtzaming, of wilt go, die tot onrogtvaardig wordens too vorgodrovono ^ voorzigtigheid, den vorst euvel? Laat zogezangen en 2075 lierdichten u antwoord geven, luido do Gcboortckloch van Willem van Nassau, zoone van Frederik en Amelia, andermaal! Welligt is goen wicht ter wereld ooit dicliterlyker welkom gehcelon, dan die eersteling dor huwelijkskoets van zyn geliefd vorstenpaar. Vondel 2080 huldigt in dat lofdicht, even als Hooft hot in zijno klagte deed, 237) den smaak zijns tijds, door den Grieken hunne godin der liefde te ontleenen; maar als gy, kunstregter onzer dagen, voor een oogenblik vergeten kunt, dat het stuk in den Ilago speelt, dan nemen de «""negoodjea ook u gevangen, de minnegoodjes, dio Amelia nog vuriger blaken, nog vnriger naar de verbeide wederkomst van haren gemaal verlangen doen. Vreemd, het ia waar, vreemd klinkt het kouten vari .... oen cupidootje, 298) vooral wanneer het der prinses 2090 op haar leger in éénon adem verhaalt, en hoe Frederik belaagd en belonkt wordt door zeegodessen, wanneer zyno kiel de schuimende golven klieft, en hoe hij voor Brussel de oorlogsfakkel steekt in Isabelle's priëelen; — oeno, stuitende mengeling van de denkbeeldige en 2095 wereldlijke wereld; — maar des ondanks, welk eone aanschouwelijkheid van schildering in den droom, in do beschrijving van hot borduursel van Amolia; welk een overvloed van schoonheden! Wij vermelden alleen, o.™ Vondel genoeg vleier was, om de liefelijke lento 2100 van dat jaar aan do vergevorderde zwangerschap der prinses toe te schreven; dat op de geboorte van het wicht eon veldtooneeltje volgt, 't geen den toekomstigen dichter der Leeuwendalers verkondt. Het is bruiloft n.nc !'! c'° we'^e> h®*1 is boter tot den boom: de koe is 2105 klaverkiesch; 299; Vol visch zijn de fuiken; de leeuwerik kwinkeliert; de vijverberg, vol tiers, 300) weergalmt van: „Leve de jonge Welhem!" Doch genoeg, doch te over voor onze grenzen, 301) 0m u op te wekken, .... zelt D°S eenmaal die poëzjj te genieten; zelf te zien, <2110 op welke wijze Vondel deel nam in eene geboorte, die vorst en volk om het zeerst verbljjddo. Zijne krngsklaroen schettert vast voor Grol; hij zingt don Boschdwinger en Wezelwiunaar aireede zijnen zegezang! 302) "°0r10el heu8cl1 van bom," voert Vondel in den aanhef 2115 van het eerste, van zich zeiven sprekende, Frederik Hendrik toe; „oordeel heusch van hem, dio geen leidstar kent als 't licht, dat op uw helmtop blinkt!" Waartoe die beden? vragen wy onwillekeurig; — of ™oe9^ rï0- Bchim v***1 Mouringh aan z\jnen broeder den 2120 dichter niet benijden, die zoo de eerste verovering van dezen vereeuwigde? Welk een blik vergunnen beide dichtstukken in het gemoed van Yondel, in dat van zoo velen, als hy uit den volke vertegenwoordigde! Terwijl hot eerste de waarheid verkondigt, dat onze 2125 vrijheid gelegd is in het kostelijke cement van dierbaar burgerbloed; terwijl het eindigt met het beweren, dat de hemel den groei der mindere vorsten besloten heeft, tot tuchtiging der grooto, verklaart het besluit van het tweede zijne en hunne wenschen nader: „Dale," 2130 zingt de dichter, „dale de vrijheid, als de zonneschijn, op allen neder; niemands gewisse 303) worde gekrenkt; God, God alleen, zij rogter des gemoeds, en ieder vrije ingezeten, ieder burger zal voor Hollands heerschappij ontvonken in liefde; het zal door u, Frederik 2135 Hendrik, de wijk aller vromen, het voorbeeld des ganschen Christenrijks zijn!" Stouter moge zijne kunst steigeren, met iedere nieuwe verovering des veldheers; grootscher de greep des meesters zijn, als hij do overgave van Maastricht verkondt, in de vervulde voor2140 spelling, hoe Oranje do strenge zeissen slaan zal in Parma's rijpon oogst; 304) hooger, heiliger lichtkrans oinschittert het hoofd der hollandsche zangster niet, dan wanneer zy in de straks aangehaalde regelen naar do verwezenlijking van het ideaal streeft, dat de voor2145 treffelijkste onzer vaderen aanlachte: „De grondvesting, de voltooiing van oenen vrijen staat, door een vroed en vroom volk." Dichterlijke dweoperij, voert mon ons misschien te moet, doch vergeet, dat het de eeuw was der grooto gedachten, dat we van den tijd, dat we 2150 schier van hot jaar sproken, waarin Hollanders hunne schatten veil hadden, om den held van Leipzig f05) in staat te stollen, zijnen strijd voort te zetten: Gustaf Adolf, die hot work van Grotius 306) in zijne tente las. — Vondel's Lijkoffer van Maagdenburg getuigt 2155 van zijne sympathie voor don eerste, en wie is waardiger, al zwierf hij balling 's lands in den vreemde om, wie s waardiger, ons van Vondel's verhouding tot Oranje de dagen van Fredcrik Hendrik, tot Yondel's ver91 fin ?fn.8chouweIuking onzer burgerij over te brongen, dan 2160 Huig do Groot ? Dezelfds veder, die 's mans vijandêl vinnig doorstreek, vereeuwigde zijne vorlossing uit den kerker; 307) dezelfde hand, die hun geene ruste gunde heette hem hartelijk welkom, toen hij, do uitdrukking 9ifi* - welBProkend waarheid, toen hij het land, dat 2165 zijne strenge stiefmoêr was, don kus des vredes, den kus dor verzoening, brengen kwam. 308) Wij willen met vermetel herhalen, hoe Vondel de schim van Oldenbarneveldt heeft verheerlijkt, noch andermaal de 2170 In 5 doen bewonderen, waarmede hij in twee -1<0 trekken Gornehs Pieterszoon Hooft schildert: 309) Cen üooit vol kreuken, een geweten zonder rimpel; — wij wi len hen, die voortdurend vermaak schoppen in het beschuldigen en het belasteren dier burgervaders, sleclits 2175 vm^rV^i Z!J wedomade weten op te noemon 2175 van een fjdvak.als dit, waarin, volgens hun gevoelen, grootste talonten vreemdst en vorst zouden zijn blXfl ~ ÏO?fe1tïow' Als wij Cats uitzonderen, -----r "y uuenton mogen zeggen; Huygens, 2180 i,LVrl°,n vorsten, geeft nergens blijk, dat hij de 180 beginselen van de voorstanders der vrijheid verdacht; °° ~v J , Iaat "''j torugkeeren tot do burgerij, zoo als Vondel haar beschreef. Overheid en gemeente, llerlocft zij voor ons in zijne lof-en lierdichten! 2185 ZGZen vorzor»°"do .wetende, dat niemand don vader ? ^eozon derft, die weezen in hunne verlatenheid troost; — wapenen zaamtastende ter handhaving van or.s gezag op zee, die de vrijheid voiligde, toen de vaste grond haar ontzonk; — do erfvijanden van den 91QO ."n .r™?11 dw:ng°,and do erfvrienden van den -190 inheerasohen vorstenstam verklarende, als zn de keizerlijke kroon den achterkleinzoon biedt; 310) den krans der kunst haren dichter reikende, wanneer hij een treurspel ten tooneele doet voeren, dat twee eeuwen lang de wisselzucht van den volkssmaak tarten 2195 zal; 311) — maar u zou de adem falen, oer mijn volzin einde nemen mogt. Het zijn vlugtige trekken der veelzijdigsto ontwikkeling, ooit door een volk aan den dag gelegd; liet weldadig, het strydliaftig, hot feostvierend, liot kunstlievend Amsterdam, waarbij ik nog, ware het 2200 niet honderd malen gedaan, het handeldryvend zou kunnen voegen, het schilderachtigst welligt van al. En echter, liever dan het te beproeven, weer ik de beschuldiging van Vondel af, als hadde hjj zich, uit bekrompene voorliefde, louter tot do beschrijving van het 2205 loven der hoofdstad bepaald. Schoon hare burgerij het meost zijne aandacht trok; schoon Amsterdam hot middelpunt heoten mogt van hot hollandsclie volksloven zijns tijds, geen gevierde in kennis of kunst, geen geleerde, geen genie, geenerloi grootheid zijnor dagen, 2210 welke hom koel laat; — al falen hunne boeldtenissen hior in stomme 312) poëzy, zijno sprekende heeft hen veraanschouwelijkt. Iloud mij do uitvoerigheid der vergelijking ten goede, die mijne meening verduidelijken zal. Er is een hollandsch dichter, wiens verzen hunne 2215 eigenaardige boeldtenis vinden in de spiegelgladde oppervlakte van een onzer vaarten, effen in bijna alle wind en weêr, door geencn voorjaarszuclit tot darteler golfslag gespoord, door geonen najaarsstorm in brandend schuim op don oovcr gejaagd; een water in één woord, 2220 dat schior goene andere beweging kont dan die dor groeve, door do trekschuit bij het hoên en weer varen voor een oogenblik gegraven; dan de blinkende bellen, die hare roerpen rijzen doet; 313) dan de kringen, wolke de lijn van 't jagertje vormt, liet is do poëzij van 2225 Cats, welke, — gelde liet onderworp wat hot wil, nitheemsche of inheemsche historie, een' keizer of een' koning, een heidinnetje of eene herderin, — geenen anderen indruk op u maakt, dan dien, weikon gy in den naamvnliilcs RP.flnmmalnnrl/tn L 1 I 2230 eene volslapen vreemdheid alle verheffing; ewi# Sïï 'Ji"le.v,,oe!"ar' »?lk» » firaaul, d44, r.r, poezij, welker aanschonwe- l«kste schilderingen we ons verbeelden, dat we onder nor vnnrhnwonnri 1 Vl 99R* Vi-TX uoo^V"' ,u Köooomte, welks lommer 2235 een oogenblik ter zöde week, in gebouwen, welker vnnufnrü «rn r,^ « « . . _ ' Ci „y *u,*Cu upuuötaan. — uok hebben wij te zamen eenen andoren zanger gadegeslagen, die ons wel op weinig woeliger vlak verplaatst, maar de grenzen Vnn rlnn r* n> ^nnlr /i _!! . < 9 tm ü '«»ms vergeten doet, wanneer hn bl|wfllen de wieken klept als do zwanen, welke wii er zoo statig, zoo sierlijk op drijven zien, als hij er voor nns onna u • » i ' . •>_ *uul «rum iu weerKaatsen doet, niet enkel aan deze zijde oen hofgesticht, en aan gene zijde eene lindenlaan, maar ook hen, die in het eerste bewind 2245 voeren; maar ook hen, die in de laatste spelevaren, I O Tl npluiln mtnn/lnri „ .. ~ 1 _ „ —* «« siooven, maar ons den ganschen Haag, maar half Holland in zijne krachtige, kerniee korte zinnen weergeeft; Huygons, wiens standbeeld op 29Kn 5®ï,®lIa,nclJe..ln Jden vÜver H^an moest. 314, 0f als gjj 2250 duldt, dat ik de vergelijking verder voortzette, is er tusschen dat vocht en zijne verzen niet de overeenstemming, dat heide zich soms in te engen band voelen gekneld als do herfstadem over hot eerste giert, als vont. ,iar'stogt zich in de laatste lucht geeft? — Een -55 onderscheid echter voegt het ons evenmin voorbij te zien het verschil in diepte tusschon die twee; doch wie heeft ooit een beeld geëischt, dat meer dan voor een derde 315) toepasselijk was? En daarom aarzelen 99rn TU • ° ' u, voorteaande eene hollandsche poëzij te hennneron, beurtelings zachtkens en zoetkons ruischende nis eene beek langs bloemrijken boord, beurtelings eenen stouten golfslag slaande, als de Zuiderzoo op de zoomen clor kust, waar een vervallen torentje 316) het voor ons in aandoenlijk belang van weiclscher tinnen wint; - 2265 eonc boek, al de schalkbeid verklappende, van wolke zÜ getuige was, toen de zonnestralen door de bosschaadje drongen, die zicli luisterende naar baar gomurmel boog — de binnenzee, al do kracht verkondende, waarvan zy bewustzijn beeft, hoe luttel voor de woeling 2270 harer wateren de muur bezwijkt, door haar sedert eeuwen gebeukt. Gij herkent de zangster van Hooft, aan hare dubbele gelijkenis, spiegel van allen lust, geesel van allen dwang; verzen, die ruischen als golfjes, door den adem van het westen gestreeld; verzon, die 2275 bulderen als baron, door den schrik van het noorden gezweept; een' stoet van nimfen, die spelemeit; een verdrukt volk, dat zijne boegen breekt; doch waartoe meer tegenstellingen, die u van zelve in het oog vallen, overvloed van deze als het weelderig minne2280 liedje en bot majestueuze treurspel opleveren? Eene laatste vergelijking toeft ons voor eene veelzydiger poëzy, dan oene der drie vermelde heeten mogt, voor de poëzy van Vondel, vaart, vijver, boek en binnenzee overtreffende, — al huwde ook zij op hare beurt 2285 zoowel het kalme aan het keurige, als het schalke aan hot stoute, — een woud, een wereldstroom! Oneindig verschillende, als het geklank zijner golven, van de plek, waar hij oorsprong neemt, in droppels den bergwand afgesijpeld, tot de plaats, waar hy hot 2290 dal van zijne donders daveren doot, in waterval bij waterval neêrstortendo, zyn ook de melodijen van Vondel's muzijk. Hoe die stroom wegrukt, en meesleept en voortwielt, 317) wat hem weerstaat; — boe hij zich schijnt te verlustigen in het afspiegelen van wat hem 2295 aanlacht! Zie, daar kronkelt hij de vlakte in; daar wordt hij de grens van gewcRten; daar splitst h\j rijken, zong Borger 318> te rogt; landschappen zonder tal drenkende uit zijnen overvloed; hoofdsteden de schatting brengende der staten, waarover z\j gebiên. En echter, 2300 geen schoon der natuur, geene pracht der kunst vermag jiem to boegen, die voortbruist ovor verbreede bedHin„ liet komno-nlinf i lllnï' ■«- d«e|i3S0'-J zoomen, dn HO, muon r*m mi» ~i: i i i « . « "I 23fn ,i„, i J r, K'i'iHiurena via c; de burtrcrii .chi» w-el!t°' torenspitsen opd»B,„„„'in ^ Sl;S' f'uht h0m t0°' allos dankt hom, die dc „ i'nr «%« ««>»•; - «* Vr • rw.' ""u°' 1,BU onmoieujKen oceaan, b wipn» 2315 ff'hGm duiZGlt' in wie" h« zich verliest ~ 2315 als de muze van Vondel het deed, toen zij in den waar zou ^k !et?.anl ^zongen had. Immers, Waar ZOU Ik mnriirymi <• . , xuuicii jk. mn vorpntrt aciitte aan taVwfiger P.Unt„van vcn?elijking als met den vinger ftfin to wijzen. in nlkn var» ri/% „iL.*».. .i *. , . I 2320 in rlo oinrini ; . u ojHtpuuinen aes aicnters, 1,° , oindolooze afwisseling der onderworpen, door hom bezongen, m de wereld ziina tUria a„ ..." t_ zr:iJrïd> herhsen don woudstroom onvoldaan laat, verlangde ook Vondel, 2325 naar° zen. vnl^T J'" *e,n, "tr.ak.8 aangegevenen, n„ j„,„ 1 r •• y »"«iHar80HK ïociore verschijning buil nW, w nZün o elaar8«reeI> ook va» daar allerlei SL „ï;^ïIT..Sohooten 32!) Americ'. »H«. frp„HÖ. t>- 2 tt . Imum z«ner vaderstad vereouwi2nf»l 322* .. ,. ' uuu. ' . too,.i ' lü,iö "»nr uostinaien onder de aan ,Z1Jn ku8-'ens dichtende - gij zoekt hen wfinonVif wanc,°" vergeefs; luister naar Vondel, als ge 2335 van dion 3°*)* 'T" 4.lof' 'uister naar zijn voorspel rnpm In, van Maarten Harpertszoon Tromp, wiens roem hot volgende tgdvak vervullen zou, waro de Ruyter niet reeds geboren, niet reeds aan boord. Of als gy eindelijk, die woelige buitenwereld moede, met den dichter een' blik in onze binnenhuizen wilt 340 slaan, on niet tot schreijons toe wilt worden bewogen door zijn Konstantijntje, on geen italiaansch penseel waarderen wilt in zyn meesterlijk Kersliet, verkwik u dan — ik weet niet waarom ik aarzelen zou, do hulde aan den open' zin van Yondel, met don 345 lof zijner bruiloftsdichten te voltooijen — verkwik u aan zijno zangen dor liefde, vol gloeds, het is waar, mits ge vol gezonden gloeds zegt; woelderig, ik geef het u toe, maar zoo als weldige 324) naturen het zijii in den bloei haror kracht! Lofliederen van den echt, 350 in één woord, zooals een volk er gaarne zingen hoorde, er zingen inogt, dat zich voor het zinnolyke van don band niet schaamde, dew\jl het voor al het zedelijke van dien 325) eerbied had. Vondel was ook de dichter van d' Opregtste Trouw. 355 Vergeef mjj, zoo ik uw geduld op te zware proef heb gesteld, door mijno schetsen der vier vernuften, welke Frederik Hendrik in ons museum omringen; — vinde ik mijne verontschuldiging in het doel, waarmede ik het wagen durfde. Er wordt maar weinig zin voor 1360 hot schoone in de schilderkunst vereischt, ominOovert Flink's Doelenstuk een groot talent te genieten, om de zoogenaamde 326) Nachtwacht van Rembrandt van Ehijn te roemen, als nimmer geëvenaard, om don Schuttersmaaltijd van Bartholomeus van der Helst, 327) 2365 ondanks de schennis, aan het meesterstuk gepleegd, het hoogste der drie te bewonderen. En echter, hoo het genot dier gave in geringe mate, als zo ook mij ten deole viel, hoe het verdriedubbeld werd, telkenmale als do tijd, waarin die groepen uit het leven werden '370 gegrepen, als de toestanden, waarin de meesters iederen dier mannen hadden aangetroffen, als het liuisselyk en het openbaar verkeer onzer vaderen, als hunne gedachten en gevoelens in één woord, mij levendig 2376 E is * Jk.r «... «t ho„ „J 5U3l"Ü™ TO-a wordt: teT„:t'0™e,Öi".btk"de;.-"» «■ 2830 ïzt; m £ "i Td" 'm ™ Z 2880 Hooft, van Vondel bovenal. De historische beteekeni dier voorstellingen eoner heldhaftige burgerij in ha™ wapenpraal; m haren uittoct. Om fn ankiAiAM den vogel; in hare tentoonspreiding ee™v00rï eenvoud des volks Tnnrhnoi^aiAAnA 11 2385 duidelijker worden, dan uU Te ve^Sr in" e! catalogus Ult zyno waarschijnlijkheden en zijne singen. Gy zult gevoelen, zoo als zij 328) het deed welk een werk voltooid was in de vrijverklaring onzer o„qn £ewesten, van wege geheel Europa, door den vrede 2390 van Munster; gö zult in haar 329) ^ vereenigL van En h*rn groot en goed was veraanschouwelijkt zien. t t "gde"J daargelaten, „de wereld zie zo uit uwe werken zouden zg tot ons zeggen; „het overige OOQ. 5lyve tnwchon uw geweten en God!» hare deugden daargelaten wedde ik, dat het meesterstuk der HolS® schilderschool u levenslust leeren zal. Het is ó%0°»°°b>"W ™» harmonie 2400 ireJsetSon8tnlling" ,tefonstellinff dringen zich onzen L?P' WB "ï ^etmuseum de schilderij gadeslaan, Sf on t°wVinranfr8 ï T?rdi!nt te heeton tusschen het dril JJ gJ-?g j i m-'iferschap van FrederikHendrik, en de wgle dat Willem II dezelfde betrekking 2401 m l ut ™°gt' bed°elen Antonie van Dnck'e 240 5 331) beeldtems van prinses Maria van Engeland; „aan de zvjde van haren broeder, den hertog van Gloucester" ,cat®logUB' m) hoe ongeloofelijk dit ook zj, daar die derde zoon van Karei I pas in 1645 geboren word, cn do schilder al in 1G41 stierf. Immers — wij 2410 keoren tot onze tegenstellingen terug — immers, dat doek brengt ons niet enkel uit de Hollandsche school tot de Vlaamsche over, — voor zooverre gij in van Dijck slechts den leerling van Rubbens ziet, — het troont uwe fantasie ook in andere rigtingen mede. 2415 Onwillekeurig lokt do naam van hem, die het vorstelijk kind penseelde, dat later do gemalin van Willem II werd; onwillekeurig lokt van Dijck u uit, zijn leven te Londen over te stellen tegen dat der drie meesters to onzent, wier werken we u straks ter studie aanbevalen: 2420 Govert Flink, Rembrandt van Rhijn, Bartholomeus van der Helst. Gij verlustigt er u in, het lot van geniën in eene monarchie te vergeleken met dat van geniën in eene republiek; den gunsteling der Stuart's, met den vriend van Six. 333) En echter, voor een ander hoofdstuk 2425 dezer schetsen, dan dat, 't welk in zijn opschrift: Ilistoriële Portretten, het doel aangeeft, u eenige oogenblikken bjj deze verzameling te bepalen, om den wille harer veraanschouwelijking onzer geschiedenis, voor een andermaal bl\jve de sombere stoffe bewaard: 2430 van Dijck in weelde, Rembrandt in armoê, beide groot, beide beroemd, beide ongelukkig 334) te doen zien. Het is eene derde tegenstelling waartoe wij ons door het overgangsstuk voelen genoopt. Hoe verre is het er van, dat deze zich maar bepalen zoude tot die, welke 2435 bij den eersten blik in het oog valt, onze burgerij den vreugdebeker opheffende, dewijl de vrede is gesloten, dewijl hare onafhankelijkheid werd erkend tegenover de vorstelijke kinderen, wier laauwe levenslust het gevolg schijnt der schaduw, welke het naderend onweder 2440 reeds over hunne hoofden werpt. Er is in de laatste voorstelling al de statelijkhoid, al het koninklijke, dat de droefgeestige Karei I liefhad; schoon het om Willem II's toekomstige gemalin niet wemelt van paadjes, wier leden de spaansche kleederdragt in sierlijke 2445 plooijen omgolfdo; schoon der schilderij de vurige rossen en de vlugge hazewinden ontbreken, wier bewegintrzucht de j V ° j j T, u wunrueren wist, bij de deftitr- licid door dat hof bewaard. Verlaten moge zij daar <;M*n aian', ~T en g0 niet n"J het meisje 335) het meest 2450 gadeslaat, - verlaten van edelliên en edelvrouwen door van Dijck in de galerijen der Britsche grooten vereeuwigd; hare houding verraadt hare afkomst, en er is ernst in dio trekken, ernst haren leeftijd vooruit 24 in 7i " aanbreken, waarop de edelliên, die wij 2455 thans ongaarne aan hare zijde missen, - al zou de meester ons die maar hebben vertegenwoordigd, opmerkelijk door do kleur hunner handon, de kostbare Kant, die zij droegen, beschamende, opmerkelijker nog 24fin i, F naauwgezette kleingeestigheid, waarmede ieder 2460 hunner zich van het hofceremonieel kweet - als mannen zullen gesneuveld zijn in Marston-Moor en b$ Naseby ;336) — Iaat de dag aanbreken, waarop de edelvrouwen, wier blondheid, dank zij den schilder, wereldvermaard oapk 18 ffewordeiJ; zich door hare trouw in het ongeluk 2465 schoouer zullen onderscheiden dan door halskraag, die in keurigheid geene weêrga had; - laat de dag aanbreken, waarop het voorhoofd van koning Karei I llo,or.JT!i11 *>ck ons bewaard, in blankte, die het ondcr247n ®?holddo' , v°or. de. ^rste maal zijns levens blozen zal, blozen tot de kruin, bij het naderen des beuls: Maria van Engeland ge ziet het haar aan, Maria zal het ongeluk waardiglijk dragon, waardiger dan de knaap, die haar ter zjjde staat, wie harer broeders hij dan 247* w J 1»A,rmJe Maria!» zegt gij misschien; zegt 2475 het, niet geheel door hot kinderlijke van haar voorkomen misleid, zegt het, zonder te vergeten, dat zij WüiQm°Tr 88ft Jaren ^ jeugdi^en' overjeugdigen Willem II 338) waB gehuwd geweest; dat zij toen aan «Men Z?ni6i °V6r de bureerÜ stond, ons hier in drie stukken veraanschouwelijkt, op ieder van welke één dor hoofdpersonen óf don naam draagt van eon dor geslachton, die op het Jeven van dien vorst eenen belangrijken invloed oefenden, öf zelf don invloed uitocfonende was. Och, dat eeno volgende uitgavo van 2485 den catalogus, in plaats der slordig gestelde berigten, waarmede in don tegonwoordigen de meesterstukkon onzer oude school worden afgescheept, die treffende bijzonderheden toelichtte! Welko was de betrekking, waarin de van "VVaveron van den Schuttersmaaltijd tot 2490 den Amsterdamschen burgemeester, Antonie Oetgens van dien naam, stond; was de geschilderde misschion do man zelf, die met zijnon ambtgenoot, PieterHasselaer, den prins te gemoet werd gezonden, toon de vroedschap besloten had, Zijne Hoogheid aan bothoofd 2495 der bezending uit de Algemeono Staten niet te ontvangen? De Frans Banning Kok, hoer van Purmerland, hoofdfiguur op Rembrandt's Vogelschieten, 339) _ want Nachtwacht luidt hior kwalijk, — was, bet lydt naauwelijks twijfel, geen ander dan het lid dos raads, dat 2500 bovongenoemden heeren mot nog vier leden werd toegevoegd, om zich by den prins to verontschuldigen over het goweigerdo gehoor in die vergadering; do commissie, aan welke Z. H. in gramme woede toebeet: „dat hij wel Duitsch verstond, on geenen uitlegger 2505 noodig had," toen eon der heeren hem de meering dos raads verduidelijken wildo. "Welligt was Joan Iluydecoper, hoore van Manrssevcen, op Govert Flink'» Doelenstuk, dezelfde raad, die gravo Willem Fredorik van Nassau bij "Weina 340) zoo eigenaardig den aftogt 2510 ried, droigondo, dat do regering op Zijne Doorluchtigheid den storm zoude loslaten, die haar zelve dreigde; welligt was hij hot, zeg ik, hoe zeer het volgens het boeksken van het museum, 341) dat voor mij ligt, onmogelijk is, want naar blz. 22, is Oovort Flink in 2515 1616 342) gestorven, sclioon hij dat stuk tor gedachtenis van den vredo van Munster heet te hebben geschilderd. Potgieter. Rijks-museum. 6 !'c M ' Volsta dit vlugtig woord ter opwekking, om den indrok dier stukken te doen winnen in veelzijdigheid; — wij keeren tot ons onderwerp weêr, ons zeiven geluk 2520 wenschendo, dat de scheppingen der oude kunst niet als het belang, dat het algemeen in haar plagt te stellen, zyn verflaauwd; dat een blik op die schilderijen nog genoeg is, om onze tegenstelling te voldingen. 343) Maria, de dochter der Stuart's, in tegenwoordigheid 2525 eener burgerij, die hare vreugde over het sluiten van den vrede botviert aan den disch, van van der Helst; maar deze tevens veraanschouwelijkt door haar optrekken ter wacht, door hare wake in het geweer, van Qovert Flink; Maria, de dochter der Stuart's, in 2530 tegenwoordigheid van burgers, die, in andere woorden uitgedrukt, vaardig z\jn, zich uit de armen der weelde los te rukken, om andermaal voor de vrijheid pal te staan j Maria, de dochter der Stuart's, verkrijgt, in dat licht gezien, eene hoogere beteekenis, dan eene 2535 der gemalinnen van onze vroegere stadhouders, optredende aan de hand van "Willem II. Bilderdijk heeft, in een zijner uitvallen, Honthorst, dien hij een schilder van vioolspelers en ligtekooyen 341) scheldt, onwaardig gekeurd, ons eene afbeelding van 2540 "Willem II te leveren; — het was de partijschap van den prinsgezinde, die het penseel niet vergeven kon, dat het ook de schaduwzijde van 's vorsten karakter 345) had veraanschouwelijkt. Hoe zou het des dichters adelaarsblikken zijn ontgaan, dat het bleek van 's prin2545 sen wangen op de eenige der beide afbeeldingen van "Willem II, die min of moer binnen het bereik der toeschouwers hangt, niet alleen aan het doffe harnas valt toe te schrijven, dat de gestalte des vorsten omsluit; dat er onder die zielvolle oogen en om dien 2550 fraa\jen mond diepten zijn, als bijwijlen maar inspanning van geest, als meer dan deze uitspatting in gonot, golegenheid geeft op to merken? Yoor ons, dio van geenen maatstaf van zedelijkheid honden, welke zich nr«e ."ff?*' 7"1" het hertoS Aelbrecht geldt, welke zich .555 inkrimpt als er sprake is van vrouwe Jacoba- 346) voor ons, die wenschten, dut do tijd gekomen ware, waarin vorsten het beneden zich zullen achten in dit opzigt met eene andere weegschaal te worden gewogen, »vn tZJïe' * !" voor1..1burffer8 vonnis wijst; voor ons steekt er mets ergerlijks in de afschaduwing van wat zoo waarschgnlijk waar was, terwijl we tevens Ilont- liorsts Bchildery do verdienste toekennen, vele dor groote gaven van den prins te hebben gehuldigd. 9M-* 'j ee?n arbe,d 200 vergeefsch, als het pogen in woorden terug te geven, wat slechts volkomen mode wordt gevoeld, als men meê ziet; doch vergelijk, bij uw eerstvolgend bezoek dezer zaal, den indruk, dien de boeldtenis op u maakt, eens met den volgenden ,„ft ^ndors,' dan Honthorst u Willem II aanbiedt, anders, -jiO ik geet u hot toe, anders wenscht ge '«vorston oogen te zien schitteren op don zomermiddag dosjaars1650 toen eene sloep dien anderen Caesar en zijne fortuin over de flikkerende golven van het IJ voortdroeg, mnar ,L}J het schuim niet opmerkte, dat de roeispanen '5 °m zich heenspatten; maar hij met öénen blik de wereldstad, welke zich voor hem uitbreidde, te omvacmon zocht. Amsterdam, gij weet het, Amsterdam was in die dagen aan de oostzijde nog niet volbouwd; 2580 !i ac,htor.het mastbosch, dat op de reedo lag; doch "?.hter wimpelpracht, die het ter eere vRr, de komst Zu"er Hoogheid wuiven deed, weêrkaatsto toch do gulden zonneglans van torenspitsen zonder tal;verhief de stedemaagd, als ge mij de beeldspraak gunt, zich 2585 üli n 8choot der watoren, grootsch genoeg, om den ij, eenon zucht te ontlokken: „Waart ge mij'" Hij had hem naauwolyks geslaakt, of do blik der verrukking, waarmede hij het schoone schouwspel had aangestaard, ging schuil in rimpeling des lioogen voorhoofds en fronsing der brnino wenkbraauwbogen. Dio stad 2590 zou hem toegedaan zjjn, trots de winzucht harer inwoners, welke een doorn in het oog z\jus vaders 347j was geweest, daar zo, door den vijand van buskruid to voorzien, had bijgedragen, om zijnen toeleg op Antwerpen te verijdelen; trots de staatzucht harer regering, 2595 welke geeno middelen onbeproefd had gelaten, om te Munster het Bluiten van den vrede to bespoedigen, opdat haar invloed op 's lands zaken in dezelfde mate wassen mogt, als do zijne dan moest ebben! Hoe bitter lachte hij om de genegenheid, waarvan hij droomde, 2C00 zoodra dio wenschen van hoog en laag, die wenscli naar goud, hem weder levendig voor den geest stonden, Vonken van haat schoten zijne oogen uit, terwijl zpe vingers speelden met den knop van zjjn zwaard. Hontliorst, gij bekent bet mot mij, Honthorst heeft ons don 2605 vnrigen jongeling ook niet in zulk een oogenblik geschilderd, toon waarschijnlijk aandoeningen als deze zich in 's vorsten gemoed vervingen, terwijl de boot nog altijd voortstoof ovor de blinkende baan. Amsterdam, zoo voor Willem II voort, zgno grieven op te 2610 sommen; Amsterdam had hem tot drio malen gekrenkt, door do weigering van hoogere wedde, door do beraamde afdanking van krijgsvolk, door het zenden van cenen gezant naar Cromwell. „Voort!" riep bij den roeijers toe, of zij de spanen to traag in het water 2615 Bloogen, of liy zolf van traagheid to beschuldigen viel, schoon hunne gespierde armen do slagen vordubbelden; schoon hij do bezending dor Algemeene Staten, aan wier hoofd hij do steden van het Noorder Kwartier had bezocht, in hot prachtige jacht al vorre achtor 2620 zich liet. En digter kwamen zij het gewoel der vaartuigen, dobberende op do reê; 348) digter don bootjes, die van schip tot schip schoten, als pylen don boog ontsneld; digter der schuiten, met de weelde van Oost en AVest belaên; midden waren zg, midden in den 2625 byenkorf, die gonsde, maar van allerlei tongslag, maar van allerlei taal. 's Vorsten oor ving do klanken van het Zuiden als van liet Noorden; 319} 's vorston blik vermeide zicb in het g&slaan der voortbrengselen van het eeno als van het andere halfrond. En er was geon 2630 Sommelsdijk, 350) er was geen hoveling aan zijne zijde, om dien indruk te verbitteren, door van gelijkenis met Venetië op te halen, door Amsterdams aristocratie harer oligarchie over te stellen. 351) „Een hoop winkeliers," had Willem II hen meer2635 malen, de inwoners der hoofdstad, hooren beschimpen; en echter dacht hij het dat oogenblik in zich zelven niet. Een betere geest behield de bovenhand. In spijt van zyne liefde voor de oorlogskunst, door zijn' oom 352) schier tot eene wetenschap verheven, waardeerde 2640 de vorst zijns ondanks den handel; de velerlei kennis, die hij eischt; de volharding, die zijne voorwaarde is; den vrede... Het zou Honthorst, het zou den eersten schilders zijns tijds onmogelijk zijn geweest, u den ommekeer te veraanschouwelijken, die dat woord den 2645 gedachtengang van Willem II nemen deed: den vrede, waardoor men do diensten van zijn geslacht voorbyzag; den vrede, die hem van het staatstooneel dreef! Het was de eerste stormvlaag, die den lieveling der fortuin over het hoofd ging; het was het eerste blijk van geduld, 2650 dat den ongeduldige werd gevergd; hg, die, in de vroegste vaag 353) der ontwikkeling, slechts naar de hand der dochter uit een van Europa's oudste koningshuizen had behoeven te dingen, om zich die toegereikt te zien; hij, die naauwelijks jongeling in het veld, maar te paard 2655 behoefde te stijgen, om den lauwer van verre te onderscheiden, om dien te plukken. „Zalig hij," zegt de Schrift, niet te vergeefs; „zalig hij, die zijn jok in zijne jeugd draagt." 354) Te wijken, te wachten, zou wijsheid zijn geweest, zijnen onsterfelijken grootvader waardig. 2660 Zoo de geest van dezen over Willem II had gezweefd, lnj zou hobbon boweerd, dat geen handelsstaat ooit zijne veelzijdige, zyue heinde ea verre wortelschietende belangen duurzaam handhaven kon, zonder dat zijn „rpr be™ een zwaard op zijde droog, dat het te regter ure m de schaal wist te werpen. Maar hy had er s volks zucht naar verademing niet minder om gevierdöoo) van het voorbijgaande van dat verlangen overtuigd' had lig don dag, die den zijnen zou mogen heeten' 9«7n w n ' belaas,het vooruitziende, dat den eersten Willem onderscheidde, ontbrak zijnen vier en twintigjarigen naamgenoot, in den schoot der weelde van vleyers omringd. Hjj herinnerde zich hunne inblazingen, ook in de ure, die wij poogden te schetsen, en de we|vaart, die uit de naderende stad scheen op te gaan, -0 dat het krijgsgerucht insnuift; met 50 volks prijs gaf, 374) Vondel heeft hem reeds, als tienjarige knaap, aan het hoofd der Aemstelriddors gevierd. 375) En echter — we sprakon van Willem III's jongelingschap — echter is zijne toekomst bewolkter _ "an °°ithet Eeuwig Edict word uitgevaardigd; wie 2855 weet of zijne moeder niet wanhoopt! Waarom ontbreekt hier eene schilderij, welke hem ons in die dagen veraanschouwelijkt; welke ons Willem III doet zien in tegenwoordigheid van Jan de Witt, hij die de eerste staatsman zijns t\jds is; hjj, die de eerste staatsman 2860 zyns tjjds worden zal; de burger, die half Europa de wet geeft; de vorst, zich in den opgang der jeugd de kracht bewust het roer te sturen, dat de beschikker van z\jn lot, 376) zoo ge wilt, geen oogenblik glippen laat? Ons museum biedt ons niets, dat er naar zweemt, 2865 aan — en als we billijk willen zijn, welk schilder zou haar in beeld kunnen brengen, de rustelooze, maar verborgene, de onvermoeide, maar ontveinsde, opmerkzaamheid, waarmede Willem III Jan de Witt gadesloeg, en van iedere zijner zwakheden partij trok, en den oorlog 2870 te lande meer in bespiegeling bestudeerde, hoe minder aan dezen om den roem ter zee werd gedacht? 377) Ons museum laat, met uitzondering van Cornelis, de Ruwaard, don Raadpensionaris alleen zijnen tijd vertegenwoordigen; eene toevallige, eene treffende over-875 eenkomst met onze geschiedenis, die ook de verantwoordelijkheid voor de stormen van den avond zijns III William Temple 382) heeft in zijne bekende proeve, ter verklaring van de oorzaken van den val der Yer2905 eenigde Nederlanden in 1672, vernuftig opgemerkt, dat bet verbond van Engeland met Frankrijk, tegen onzen levens slechts op z\jue schouderen laadt. Eer men zijn vonnis wijze, dewijl hij hoog genoeg boven zijne tijdgenooten stond, oni Holland naar zjjno hand tc kunnen 2880 stellen, wikke men welk verwijt deze verdienen, zoo verre in ontwikkeling ten achter te z\jn gebleven. 3ï8j Het is eeno opmerking, die evenzeer van Willem III's lateren invloed gelden mag. Och, dat ge mg niet beschuldigdet, mijn onderwerp vooruit te loopen, dat ge 2885 m\j niet weêrhieldt u voor "Willem III's beeldtenis te brengen, eer ik de gordyn van voor dien gruwel 379) ter zijde schoof!... Ga voorbij, bid ik u; de tijd biedt overvloed van tooneelen aan, waarbij ge u niet te schamen hebt monsch, niet te schamen hebt Hollander 2890 te zijn. Het vaderland was in gevaar; het vaderland eischte een genie, dat de gaven van Frederik Hendrik, van Maurits, van den eersten Willem in zich zou vereenigen; een twyg uit den verworpen' tronk ontlook, zie! Hoe? hoog in den hoek, een stuk van Schalken,380) 2895 bij toortslicht don man, die zijn' tjjd door geene fakkels wilde zien bestralen, slechts aan bevoorrogte handen toevertrouwd; hoe, Willem III in de schemering? hij, die niet rustte, eer het ieder, die de zon des lichts liefhad, vrijstond, zich te koesteren in de volheid harer 2900 stralen; den held, die Holland redde; den staatsman, die Europa hervormen mogt? Vergeef m\j de vermetelheid, dat ik hem u anders wensche te doen zien. 381) staat, eene dier krankten hecton mogt, „welke, naar liet zeggen der artsen, bezwaarlijk te herkennen z\jn, zoolang hare genezing ligt 383) zoude vallen, maar 2910 door welker verscliijnselon de aard der ziekte naauwelijks aan hot licht komt, of de wetenschap heeft er ook geon baat meer voor." Dezelfde staatsman veraanschouwelijkte tevens den toenmaligen toestand onzes vadorlands nog treffender door z\jne schets, hoe die 2915 aanvallen van vreemden werden verzwaard door do verdeeldheid, welke binnen'slands heerschte, aan te dringen 384) met do gelijkenis van een ligchaam, aan ongezonde vochtmenging, aan kwaadsappigheid lijdende, voor 't welk eeno kleine wonde gevaarlijk 2920 wordt, waarvoor eene groote doodelgk pleegt te zijn. Inderdaad, de geschiedenis van dat rampvolle jaar levert ons op iedere bladzijde bewijzen voor do droeve waarheid, zoo der eono als der andere stelling. Opgeschrikt uit do gewaande veiligheid, waarin hij ge2925 loofde te vorkoereu, zag Jan de Witt naauwolyks iedere poging, om bondgonooton te winnen, verijdeld, of ook de staf, ter tuchtiging van Karei II tot nog toe zoo roomrijk gozwaaid, schoot tor afwering te kort. Vergeefs schoon do Ruyter bij Sole-bay do eere van 's lands 2930 vlag tegen de beide koningsvloten waardig te hebben gehandhaafd. Schier zonder wederstand te ontmoeten, schier mot vliegende vondels, haddon do mijterdragers 385) van Keulen en Munster zoo Overijssel als Drenthe voroverd. Lodowjjk XIV onderwierp zich de reeks 2935 onzer gronsstedon sneller, dan Boileau hare barbaarscho nainon kondo doen bukken onder het juk des rijnis. 386) Teloorgosteld zonder voorbeeld, daar men de schranderheid des mans zag vergaauwd, 387) die voor don geslepensten staatkundige z^jns tijds had gegolden; vreezende 2940 voor verraad, daar ieder dag in eene nieuwe jammerinare een nieuw blijk dor lafhartigheid bragt, waarmede zijne vertrouwdste dienaars het gevaur ontvloön, waren weinige weken genoeg geweest, om een volk der wan 9eu* f°°P • PTi t0 geveD' welks voorvaders tachtig jaren van^ God SI Ladden *«staan, hopende op de hulp van God. Slechts twee gewesten meer tellende, waarin de oogst door de hoeven van de rossen des vnands nog niet was platgetreên; met uitzondering van hot 2950 Cd b f * "0ningeJn', tot Zeel»nd en Holland beperkt 2950 had het .n zp radeloosheid naar eenen redder uitgezien, en het Eeuwig Edict was vernietigd. Helaas dat nroni Tl .tb,y voege?> bad hot in 4'ne woede om'eone mooid f ' 0n 0 ^ebroeders de Witt waren vor- 2955 „ JeP&eZel 8,8 ge wilt' onder den indruk- dier gedachten, ruim zes maanden later, op een Maartschen BSnhn-eVaa.r9TT1673' iD °en d6r vertrekko« van het bèsniTn H' öHage' 0™ eenen slanken jonkman te 2960 ïtond diHrÊ" ®e". ^r-- half ^opende vensters n„f ï-i - °P en V«verberg gevest. Niets zou ï ÏpIL ^efcZBn ge^e°8t' dan dat het liefeliJke landschap iLTh u f T Z,J."^ VOeten uitl>reidde, bom had geboeid. Het westewindje droeg den wildzang van het 2965 7S n -1 ll°delaa" aan '8 vijvers overzijde, te onri "iS? D,0.. e'land-^"de, waarin de nimf van het oord 389) schynt weg te schuilen, groende reeds. In Fohtil f' och..tendzon e'uRen de golfjes ten dans. Hl-:»- x ?°,nd®n .w\ons bedrogen hebben, als w{j den 2970 r W,D^-'ar,ge hadden verdacht in mijmeringen ver- [e gj?; ln/e lente de bodinne der liefde te bebben denron ? Vun het veil8ter; hÜ staarde de dubbelo deuren des vertreks aan, of zijn blik dio zou doen openspringen; hg ging peinzend hoen en weêr, — maar 9Q7* S , °I)roe»end? zwanendrift 390) „iet, die u en mij norb waterspiegel hadden gekluisterd gehouden! Z,°,h 'I de vloeibare paarlen, harer hagelwitte wieken afgeschud. Verbaast het u? Als ge een blik op zyn gelaat hadt geslagen, ge zoudt met my hebben erkend, dat zijne wangen zoomin werden 2980 gekleurd door den frisschen blos, die overvloed van levenskracht waarborgt, als van onder zyne wenkbraauwen de geestdrift straalde, waarin natuurschoon den lieveling der kunst ontsteekt. De hoekige lijnen van het langer dan eironde gezigt; — de zweem van 2985 stroefheid, die aan zyne ziekelijke schraalte viel toe te schrijven, — zy zouden misschien een pijnlijken indruk op u hebben gemaakt, als de adelaarsneus 391) geene kracht had aangeduid; als ge de magerte niet hadt voorbijgezien, door de majesteit van den opslag 2990 zijner oogen verrukt. Andermaal toch dompelde de zwanendrift in het vijvervocht; wiekgeklap rees op de lucht; hij luisterde er een oogenblik naar, en zijn blik schitterde. Ik zou u zeggen, dat hij er de raischende vleugels der faam 392) in hoorde, als ik niet vreesde, dat de ge2995 daclite, naar ge wilt, te dichterlijk of te droomziek heeten mag, voor dien slanken jonkman, voor "Willem III. Beslis het zelf, na een oogenblik studie dor schets, ons van zijn karakter geleverd, eeno schets, die ik gaarne overneme. „Die jeugdige vorst," heet het, „paart aan de groote 3000 gaven den koninklijken bloede, 393) waaruit hij sproot, eigen, de deugden, door welke het volk van het land zijner geboorte zich onderscheidt; — vriend van stilzwijgen en van nadenken, leent hij gereedelijk een luisterend oor, en schijnt onderzoek hem lust te zyn. 3005 Hij heeft een even gezond als bedaard verstand; standvastig in hetgeen hij voorneemt of afslaat, vol ijvers voor zaken, voor uitspanningen koel; — schoon der godsdienst zijns lands van harte toegedaan, betoont hij zich liefderijk jegens andersdenkenden; — matig, 3010 hoe weinig zijn leeftijd en do lucht des lands die ingetogenheid beloven; — huishoudelijk in het dagelyksch leven, en echter onbekrompen waar hot pas geeft. Fier van geest en moedig van harte, dorst hy naar krijgsroem, blaakt hem de zucht oen groot man 3015 to worden; maar zou hij toch dio glorie liever verwerven, door zijn vaderland van dienst te zijn, dan zich zijnen medeburgers to onderwerpen; 394) oen vorst in een woord, wiens vele deugden door geen enkol „M. f0?' gebrek ln de schaduw worden gosteld." Do too3020 kening is van de hand eens vriends, zal men zogpendoch die tovons, voege ik er bij, do vertrouwde van Jan de W ïtt was. Het zijn woorden des mans, dio mot dezen de Triplo Alliantie stichtte; woorden qn9r 7 Wllll?m Templo, — schrijf zo niet aan vleijorij 302j toe Goen minder groot karakter dan dat, in deze regelon aan Willem III toegekend, zoude op drie en twintigjarigen leeftijd don moed hebben gevoeld, in zulk een onweder liet roor van staat aan te grijpen- snin I "Tn "SF-4, ,KCt ^.01,lie hobbon geopenbaard, do' 3030 veego hulk 39oj klip bij klip te doen ontgaan, tot hij liaar eindelijk in veilige haven loodsen mogt. Yreozo en wanhoop haddon zich van het grootste gedeelte dor bewindslieden moestor gemaakt; maar kalm mat qn,r d0 J°1,kman» in wijsheid zijnen jaron vooruit, den ganschcn omvang des gevaars; maar koen besloot do held dit 396) het hoofd to biên. Do landmagt was ontzenuwd door do keuzo van onbekwame bevelhebbers; was veronachtzaamd om den wille der glorio tor zeo. on.„ , luttel maanden vorloopen waren, bezielde zijn geest ( 0 oer«jo andermaal, reikte Janmaat dio broederlijk do hand, do binnonwatoren beschermonde. Een leger to scheppen uit luttele lioopen vlugtelingen, en dat leger to verdubbelen, to veredolen, door hun, dio op ,n, °°®!}an nooit gebaar haddon gevreesd, eeno niouwo 3045 taak 307) aan to wijzen, in de verdediging van den vaderlatidschen grond, dat eischte eeno zoldzame vereeniging van oordeel en kennis, en was toch nog het grootste meestorstuk niet, van Willem III gevergd. „ . ordooldheid smeulde onder do puinhoopon van het d050 ingestorte stadlioudcrlooze gezag. Partyzucht, wrevel, hül™ 0,ntze,id°n bcm> of beloofden hem slechts ten halve, de hulp van monigen arm, van menig brein s.lands redding geene hersenschim blijven zou ™n 1 man V het ZijDe V00r doen' met vergeting ™n vegere veete, met toewijding van lijf en ziel De vervreemde 398) hollandsche harten te winnen, was de beste waarborg, dat het hem gelukken zou, den buitenlandschen vijand af te slaan. En hoe nu uw wn oordeel uitvalle over het dichterlijke of droomzieke <0 der gedachte, hem in der zwanen wiekgeklep het ruischen van do vleugelen der faam te doon liooren weerspreken zult go mij niet, dat zoo al zijne zucht naar glorie hem daarbij een oogenblik het Sticht 399) qnfi* !°°r -en geeJ8.t bragt' der Fransche plago ter nrooi t; P°^nffen die hij ter bereiking van het laatste dool te s Gravenhage had aan te wenden, toch zeldzamer gaven eischten, dan het opwerpen eener verschansinghet beramen van een uitval, het bevel over zijn hoir' 3070 L iZ°f *®e? nÖ &evoelou> heen en weör gaande' hot vertrek, welks wanden ik mij gaarne voorstel door een viertal schilderijen bekleed; 400) afbeeldingen van doorluchtige mannen uit z^jn huis, ieder van welke zijn blik gadesloeg, om zich fluks tot een' van deze onji- . f.® bepaïen. Overmoed was het karakter van den "dderlyken jongeling, door de oerste voorgesteld: overmoed aanschouwelijk in de fierheid, waarmode dat ideaal van koene jeugd hem aanstaarde. Wie gist niet reeds, dat ik zijn' vader, dat ik Willem TI be- 8080 i°n ' • ^leDS j den zoon door de aders vloeide, 3080 maar ,n wien wederspoed 401) dozo tot d d getemperd? Een zucht was zgn kinderlijk offer en hii ging voort, en zijn blik aarzelde tusschen zijn' grootvaor en zijn oudoom; tusschen don beminden vorst, wok 8Iloer dei' eendragt winden mogt om onzo onderhng verdeelde pijlen, 402) en den bewonderden veldheer, die den evenaar van rijken aan zijne slinke J'oTciiETER, Rijks-museum I. y droeg, 403) tusschen Frederik Hendrik en Maurits. "Waarom was hem do dubbele taak opgedragen, weleer onder die beide verdeeld: het handhaven van de vrij3090 beid des volks, tegen buitenlandsche vijanden, hot verwerven der liefde des volks, in weerwil van binnen- landsche voeten? "Waarom Hij vroeg niet verder, bij werd zijnen overgrootvader, hij werd "Willem I gewaar; en schoon hij zich niet weerhouden kon te 3095 wenschen, dozen meer dan hij deed te mogen gelijken, in do gave aller harten te mijnen, 404) er was onbeschrijfelijke vertroosting in de heugenis, hoe hij vaak uit schier hopeloozen toestand gered was door God. Eene eeuw lang was do Heer met de afstammelingen 3100 van dezon 405) geweest, was nog met hem, 406) uit de verdrukking tot den rang zijner vaderen weder verheven ; was dat geweest niet enkel om hunnentwil, maar ook, maar vooral om dien der zending, 407) welke Hij hun toevertrouwde, waartoe ook hij zich geroepen 8105 dacht. Slechts zóó beschouwd, gaat Willem III niet boven mijn begrip. Bedriege ik m\j, als ik me voorstelle, dat oogenblikken van verteodering, van verheffing als deze, behoefte kondon zijn voor den jeugdigen vorst; dat 3110 zij hem sterkten voor de taak, die hein in dat uur beidde? Niets minder toch gold zjj, 408) dan te beproeven twee mannen met elkander te verzoenen, wier pogingen, mits vereenigd, evenveel als zijne eigene konden bijdragen tot de redding des vaderlands. Alles 3115 wat het hoofd, alles wat beleid ter bereiking van dat doel vermogt, was door hem overpeinsd en uitgevoerd. Ik herinnerde u straks met een woord, hoe hjj van de zeemagt party wist te trekken, om den vijand binnen'slands afbreuk te doen; ik vermeldde slechts de helft 3120 zijner wijsheid. Onder het bestuur des mans, wiens wil zijne bevordering had gedwarsboomd, was de oceaan niet alleen onze weg ter glorie geworden, zjjne golven hadden den lof van de Witt heinde en verre verbreid 3125 VïïdJ-ïï Z8. ™'rï"?°' >>»' kom geene gelegenheid^ ter PiPrt 3 f u "g 21Jner gaven bood! Eor ge mij gispt over fwafch". dMÓ," de»,"«"»»• van Jno affiche' zwakheid, 410) verzoek ik u op te merken, hoe algemeen zij ook onder groote mannen is. Volgaarne herroep ik het echter tevens in uw geheugen, 4U) dat de drie en qiPf; twl"tlgJfrlSe het niet hij de erkenning der diensten 3135 welke de vloot ook hem konde bewijzen, liet; dal hij den geest, w aarmede de Witt haar had bezield wedei zocht op te wekken, door het vernieuwen der'verordeumgen, die de kennis van dezen had aangegeven o,Jfl uitgevaardigd; een maatregel, welke den vorst ul40 eere aandeed, terwijl hij een verzoeningsoffer aan de _ sclnm des vermoorden heeten mogt. Doch ik dreig weder dichterlijk te worden, terwijl ik wilde optellen, wat het hoofd, wat hot beleid had beproefd, om den 314»- K°i! "I !aS VaU eCCen nieuweu zeetogt te verzeker°°- ]15 !toor er toe weêr, iu het gewagen van do onpartijdigheid waartoe Willem zich had weten to verheffen om twee mannen voor de vloot te behouden, tot zijne komst aan het bestuur, door een' onzaligen twist verdeeld: een prinsgezinde, die zich gekrenkt achtte maar wien ondanks vernieuwde bonnemhi<* 412) van vroeger ongelijk te overtuigen zocht; een staatsgezinde wat zeg ik? Cornelis Tromp mogt eeno sroot "t r611', i6 ?UJ-t6r ,Waa voor Partijschap te qi? t' ~ het vaderland ging hem bovenal. Eere wien 155 eere toekomt! De geschiedenis getuigt, dat de vlootT°°Rd ?en moord der de Witten met ontsteltenis en droet heid hoorde; dat hij den gruwel verfoeijon dorst terwgl die zelfde muze 413) vergeefs den vorst zocht te vrijwaren van liet verwijt, waartoe zijn verzuim do 3160 schuldigen te straffen, der nakomelingschap regt geeft. Niemand moge het Willem III in die dagen hebben gezegd, zijn eigen geweten zeide hot hem voorzeker, toen de omstandigheden, die het schenen te verontschuldigen, voorbij waren, toen de smet kleefde op 31G5 zijnen roem. Helaas, hij was naauwelijks het derde tiental jaren ingetreden, toen het geschiedde, en wat hom van de twee en twintig heugde, waren dagen, weken, maanden, jaren, verbitterd door den man, wiens slagtoffer hij gedreigd had te worden, wiens uiteinde 3170 hem geone deernis inboezemen kon. Ook onze voortreffelijkste vorsten waren slechts menschen, zou ik er bijvoegen, als ge do herinnering behoefdet, als ge om dien pevierden wraaklust 414) zoudt weigeren hulde te doen aan de voorzigtigheid, waarmede Willem III niet 3175 eerder aan Tromp het voeren van het Amsterdamsclie admiraalschip toestond, voor hij zich in zgne tegenwoordigheid met de Ruyter had verzoend. Tromp aarzelde, zegt de historicus onzer zeetriomfen, 415) tot hij bemerkte, dat hot de volstrekte voorwaarde, dat 3180 het do vaste wil des prinsen was. En ik weet niet, wat het meest te bewonderen, of het vooruitziende, öf het regtvaardige, öf het menschkundige van een besluit, door don vorst genomen, eer hij nog op de vervulling van den vermelden eiscli aandrong; het besluit, waarbij 3185 de Ruyter verheven word tot luitenant-admiraal-goneraal van Holland en Wostfriesland. Een maatregel, die driedubbel doel trof; verdere mededinging tusschen de vlootvoogden, die vroeger slechts gelijken titel voerden, te voorkomen — do Ruyter's weêrgalooze 3190 verdiensten regt te doen — Tromp het uitzigt te geven op do opvolging in deze waardigheid. Hot hoofd, horhalen wij gaarne, het hoofd had alles overpeinsd en uitgevoerd, en hot beleid was geslaagd, geslaagd boveu verwachting. Tromp had toegegeven; thans was hot de 3195 ure voor de taak van liet hart. Do beide vlootvoogden waren bescheiden, 416) om binnen weinigo oogenblikken hunne verzoening in 's vorsten tegenwoordigheid te bezegelen; het zou eene andere, eene hoogere eedsaflegging van trouw zijn. Wie durft er Willem III 3200 minder om achten, als hij zich zolven gewantrouwd heeft, in hoeverre het hem gelukken zou, den vereiscliten indruk te weeg te brengen, dewijl hij niet alleen menschenkennis genoeg bezat, om te weten, dat hij Tromp stemmen kon, zoo als hij wilde; maar ook 3205 zoo veel zin voor zedelijke grootheid als vereischt werd, om hem te doen opzien tegen de Ruyter? Het is waar, hij was vorst, en de beide mannen, welke hij wachtte, waren maar burgers; doch daargelaten, hoe luttel een hollandsch harte uit de zeventiende eeuw 3210 van den aangeboren' of ingezogen' eerbied voor menscheljjke hoogheid wist, waarop zoo vele vorsten tot hot einde der achttiende eeuw vermetel zondigden, 417) 0nze slanke jonkman streefde te vurig naar eene onderscheiding, die hij slechts zichzelven, en niet den stam, 3215 waaruit hij sproot, zou verschuldigd zijn, om zijne gegeboorte in de weegschaal te werpen. Het is waar, hjj had zijne nog niet volkomen verstreken drie en twintig levensjaren voortreti'elijk besteed, en zich gedurende do laatste tien maanden niet ten deole, maar 3220 mot al zijne krachten der dienst 418) des vaderlands gewijd. Doch wat zeiden dezen bij den eerbied, dien meer dan een halve eeuw heldenlevens moost inboezemen; eene halve eeuw, die de Ruyter do bewondering der wereld verzekerde, en hem echter nederig genoeg 3225 liet, om in den laatsten slag 419) admiraal, kapitein, matroos, soldaat, om dat alles tegelijk te zijn geweest, om alles te vorrigten, wat zijne hand vond te doen? Hoe Willem III dat beginsel: toewijding aan zijnen pligt, opmerkte, waardeerde, hulde bragt; — hoe hij 3230 cr den oorsprong van ontdekte, in liefde, in dankbaar- heul voor een zestig jaren lang bekroond vertrouwen op den bijstand van „Gods almagtigen arm!» Ue deuren gingen open, - Tromp en de Ruyter werden oe <1,1 geweest 2jj, Will»m III ,prak Jd. mïï 39 in overtuiging, met die warmte des getroffenen iro n?'""1,8 "|l8en welsprekend Lang van elkander vervreemde handen werden wedor laoengeslagen; Holland zou niet van de wereldkaart worden gewischt. Ziedaar het tafereel, waarmedeik 3245 t0 zien ^ roemrijlc8te eeuw gesloten wenschte Onvoorzigtig genoeg, heb ik in dit opstel de grenzen in ij aangewezen, misschien meermalen overschreden' door te bepaald uit te drukken, hoe ik de voXenï 3250 ons"1 ee'ler ZU8t,erl,Jko 421) kunst ter voltooijing van 32o0 ons museum verlangde. Er is weinig aan verbeurd meer 'dan' 8 geD°°e b°n mÖ te vleien' dat ^ ÏÏiïken 422, «n T™ ™r«e®f8che wenschen zullen onkel om" finn ?n 7achte lk mi->' 423) en dat niet ï ! i , , 0 der vriendschap, die ik er door doen °Een dn' ' •V°°r idit ondorwerP andermaal te c aan l J ln f ond4ï.' on»je"&dtee kunstenaars, tors Ho ! r T d°n 8tljl vando Hollandsche meesTlJnandJ, i°- * * &ewigtigste gebeurtenissen in do R9fio 1 historie paart, i hoeft onlangs do stoffe ïïJSÏ g0irag-t' ^ 8laagd°' naar het oordeel des algemeens' daarm niet zoo gelukkig als vroeger zijn Barendsz en zijn Vondel regt gaven te hopen. Voor mij, die misschien ook den moed niet zou hebben gemist, hom mede te deelen, hoe weinig zijn "Willem III, 3265 met opgeheven, met zegenende handen, ons de jonkman schijnt, die onder Jan de Witt geleerd had zelfs zijne gebaren te bedwingen; die niet aanmatigend genoeg was, om den grijzen de Ruyter Gods zegen te durven beloven; voor my, vergun me dit er bij te voegen, 3270 voor mij, ik zou ons verschil over de opvatting niet hebben uitgedrukt, zonder tevens zijn streven te huldigen. Waarom verzwegen, wat mij bovendien op het hart, op de tong ligt! Ik zou Cornet niet hard zijn gevallen over de misgreep eene roode hand te schil3275 deren, waarvan slechts de dichter partij trekken kon, 424) zonder hem tegelijk uit te noodigon voort te varen, door zijn penseel den indruk van het goede en groote in onze geschiedenis evenzeer te verlevendigen en te versterken, als Royer dit door zijnen beitel doet. Yoor 3280 mij, ik zal niet vermetel genoeg zijn, nadat hij faalde, do groep waarin Willem III en de vlootvoogden mij voor don geest staan, om te trekken 425) en aan te bevelen. Volgaarne erkennende, wat al zwarigheden er in de stoffe schuilen; — hoe hagchelijk eene onderneming het is, den 3285 driftigen Cornelis Tromp te schilderen, op een oogenblik, waarin slechts stugheid hem karakter achjjnt te geven, ofschoon eene uitdrukking van edeler zielstoestand wonschelijk zoude zijn; hoe diepe gemoedsstudie or veroischt wordt, om aan de Ruyter's goedrondheid regt 3290 te doen, zonder haar te laten vervallen in eene, ik zeg niet ruwe, maar toch wel naar die schaduwzijde zweemende overdrijving van gebaren, welke men maar te veel met hartelijkheid verwart; — hoeveel gevoel, of wilt gij lievor, hoeveel genie ter nood 427) volstaat om 3295 de voorstolling te vrijwaren van hot gebrek, waarvan dichter en schilder, bij de behandeling van dit onderwerp, om strijd govaar loopen ophef te leveron in plaats ™ °™,r°.°d' rhf'?'i®f *°°ï «) declamatie, In 3300 mindÜ.T„d.S *■*< .... , , —taicui,eii iui een- wedstrijd over dat ieit te kunnen uitlokken. Immers, als een hunner er in slatron mno-f _si. j. , . uw ur ln oa°„T —xv* iOU ue syniDoiiscne zin der ver- root Z1Jn' hoe heerliJ'k zou de groep de TGCks onzer crontfi mnnnon KoolnU/v» l A • , 3305 burgert)*, merkten w^n de^ beïdTTo^a^chetsen eemaakt O ^ j' d1°°r de schilderijen dezer zaal gemaakt. Oranje en de burgerij weder vereenigd, na do wille verdRfilHTioirl j , ! nQ™i,ü , , ' "lü Uü uu^eu van uidenbar- 3310 ï smeuJde, welke in die van Jan de Witt tot chtelaaijo vlam uitsloeg, zoude in zulk een tafereel uet zegel op onze beschouwing zetten. Oranje, voor geenerlei glorie des volks koel; Oranje, de zemaS :aanar :r,devribre!den/e'bezieiende- schoon M zeif 2* bet hoofd der landmagt schittert; — de burgerij tlVZrl? -reien afit!Uld doet' om zich 's lands onaf hankelijkheid, de wederoprigting des staats uit zijne r 6n *®° *?. wÜden tot in den dood, ziedaar de tweede les, 4.9) die ons in beeld zou worden gepredikt. 33"0 vropTi verbeelding aller verheffing van gedachten " ™'i i m°e • ^1J Z1JoD' dle op zulk eoD° schilderij staronde, hare wieken 430) met aanschoot, die zich volgende {,ebourtenissen niet dankbaar herinnerde! Of zou liet do \vÏh u Tede als zaa«t ge den geest van 3395 5L i 0 Hollandsche vloot in den eerstvolgenden - zeeslag op Schooneveld omzweven; als zaagt go dien dankende opwaarts varen in de ure, toen de Ruyter lromp te hulp kwam, en uit het hart van den laatste de woorden welden, waardoor hij de edelmoedigheid Yn zlJ"e'111rcddor opwoog? 431) Of zoudt ge, den jeug3330 digon Willem III aanziende, die op drie en twintig- i jarigen leeftijd zijn vaderland redde, niet voorgevoelen, hoe hij bestemd was, het later geheel Europa van do I dubbele kluister 432) Van Lodewijk XIV te doen, de [ voortzetting, de voltooijing der taak, aan zijnen on3335 sterfelijken overgrootvader opgedragen, in de bevrijding van den menschelijken geest? Eene klagt over ons volksverval, over ons onbeduidend gewigt in de weegschaal van ons werelddeel, over ons verloren gezag ter zee, over wat niet al? was de aanhef 3340 dezer beschouwing. Als ooit eene herhaling vorschoonlijk mogt heeten, hier zoude zij het zijn, waar de afneming onzer glorie onwillekeurig veraanschouwelijkt wordt, niet alleen door de weinige beeldtenissen, welke wij uit den volgenden tijd, welke wij uit de achttiende eeuw aan3345 treffen, maar ook door het gehalte der kunst zelve, dalende tot zij ons portretten van vorsten en vorstinnen uit het Huis van Oranje levert — in pastel. 433) Een hoogleeraar heeft u onlangs willen vertroosten door eene verhandeling, ten bewijze dat wij hooger geklommen 3350 waren dan w\j kracht hadden te blijven staan; ons is het hier te moede, als waren wij dieper gezonken, dan met zulke voorvaderen, met zulke voorbeelden, in eene reeks van eeuwen te vreezen viel. Intusschen, wg herinnerden hier slechts den aanvang van dit opstel, om den 3355 wensch lucht te geven, dat men de stukken uit lateren tijd dan dien van Willem III elders plaatsen mogt. Onze oude meesters hebben geene behoefte aan de vergelijking, waartoe zij gelegenheid biên, om naar waarde te worden geschat. De indruk des geheels, de historische 3360 lijdt onder die doellooze vermenging. Of hebben wij geheel ons wit 434) gemist, toen wij na do klagte, waarmede wij begonnen, lieten doorschemeren, dat de hulde, welke wij den vaderen meenden toe te brengen, ons, ja, beschamen, maar ook bezielen moest? Een dor kleinste 3365 volken van Europa handhaafde twee malen in ééne eeuw de belangen der menschheid tegen de magtigste dienedoVbeidrtoatInr"elhdïCl' t0gGn S^nJ'Mat bovenrijk dat i beheerschen mogt; - tegen Frank- 3370 hnn'r? ne, LeuSems bewaarde, hoe zyne hervormde Gevof.r 6- h6t t0^en Plxïlips II hadden'beveiligd.^ HclSn? J)J VanWaar Wij ^ëevaUen zijn? Der verzoo W f on9g?™eenebest in de wereldgeschiedenis, ons vorst n ! ï 'g. eö? toekennende, moesten 3375 zon wn noch volk ter harte gaan, als zij het doen meer ZnZ kon!1?grijk ln bonderde opzigten niet gaarne' oordeel ,gelden' dan bet tot nog toe doet. Een ffewonH i k°everre de Vogmgen, tot dat einde aant« i^' gelukten! O0ne verklaring, of ge u opgewekt 3380 wikkeW allo" V°°rl;eold, des voorgeslachts, onting aller gaven en krachten ton beste des ale-p »»«. pligt te achten, heiligen pligt, ,2 n e aan mij, maar aan u. Slechts dit bidde ik u, wijt het wanneer ik te kort schoot, om dien indruk te wootr te 3385 ÏieT^Dero^t T'! zwakheid' w,Jfc bet ons museum • „Der Grieksche kunst mogt het gegeven ziin" a s een groot man heeft gezegd, „zoowel dL voorweTo'n zinnen eene ziel te bedoelen, als don afgetrokken' begrippen dor wijsbegeerte een ligchaam." 436) fEr ia 3SQ0 &0enef1lei, gebrek, waaraan onze landaard hinkt voor 3390 t welk de Hollandsche schilderschool dier eeuw nie waarschuwt; geeneriei de„g« symbool van als zinnebeeld van den vrede e-e h£!i?k> ™rdt hij,no^ veelvuldig Bijbelveiliaal omtrent den ZondvWH tl ar aanleiding- van het met een afgebroken olijfbladMar de ark v.r Vltgffndel1 duif .!.nb.ïï« d«, do groot., 2 ?.uw Ïïj,' SS L',fd"°Si^„ri"„vfc", : I» do 19e Mogendheden: de Conferemin L meer in den Raad der 1830, buiten onzen Gezant Falek m! h»?v "'.in December der Nederlanden voor ontboden en Vh Koninkrijk een vonnis .moeten aannemen. - n, .l1®b(^hs,sin^ «ls «ai „net itijKs-museum" in 1844 gesehrèvp» V K cnnH\f 'u a!?''' j Groote Kuitschland, Oostenrijk en Italië woi'dt^ffl'0'* tVa? ^82,tusschen Mos-endheid genoemd Het wonTr t iif iaatst(: al* Zesde Groote gevormd naaf het bekende 'S ^Potgieter minderen; Engeland, Frankrijk In óósten?"'"8 eltJteni hare 3 M' hi«°»"«* bij dichters ook wel het Oosten i Aarde; zoo wordt het Avondland genoemd?Zieook r. m en^t ** * Westen onze voorouderen dTlö/eeuw na^een^T** alle 28 madonna = de heilige Maagd Maria, de moeder yan Christus. 29 MSdtoF,M ffiïZ;™"" h°l h»d». ««vermurw- 30 Z^hi^d%a in geest en in waarheid, P. doelt hier op alle e-emis SS»*»&, in 31 S5ÖSS„= •"'Cll,s ««"«owien van het heilig, i» d, 32 Bij den Hervormden Hollander is de kunst het eerst niet lano-er dienen"t dienst Tan dR.n grodsdianst en moet zij niet langer enkel Ja de HollInderCrw'f'nf voor.{?et. eeuwige (toekomende) leven. „ i wil daar zelts in het geheel niet meer vin 11 -20? I?on 00'c een bekrompen opvattint? kunnen noemen, het is toch ook een deugd dat men do aardselie hosti^m ming van de kunst op prijs weet te stellen. aardsclle bestem- 31 Z.anioïi ,staiuJPlïnt, beschouwd, is de onderscheiding in hooce de 1.S dc'behoeften van jffiSVi 35 tW* Dcn ?5onJ October 1555 werd te Brussel de plech- nfeering^deed.^ 8:choudcn' waarin Karel V afstand van de 36 over hem - over dien schilder. h™ »nnnClllf'a'!*S warcn de hoogste edelen; do Koning sprak het hXffll!" Z'J m0 'ten in Zijn° to^enw°0rdig^ieid 38 contrasteren = een contrast, tegenstelling vormen. 39 Z2° 0Tlt?1.0('1t men ook: Doorluohte, Godvruchte manhafte, krygshatte, eerbiedwaarde. ' Potgieter. Rijks-museum. 8 40 tantaliserende. Tnntalus, Koning- van Lydië. stond bij do goden in hooge gunst en mocht zelfs hunne vergaderingen bijwonen Daardoor werd hij ten slotte zoo overmoedig, dat hij de alwetenheid der goden op de proef wilde stellen en hun daarom het vleesch van zyn eigen zoon voorzette. Tot straf werd hij nu in de onderwereld in een helderen waterplas onder heerlijke vruchtboomen geplaatst. Wilde hij echter drinken, dan ontsnapte het water aan zijne lippen en wilde hij de vruchten plukken, dan werden die door den wind omhoog geheven, zoodat hij door eeuwigen dorst en honger gekweldf werd. Tantaliseerettbeteckent dus: bij iemand begeerten opwekken welke niet bevredigd kunnen worden. Zoo spreekt men ook van een tantalusJcwelling, 41 De schilder zou zoo gaarne verleden, heden en toekomst tegelijk willen weergeven; doch dat zou alleen maar door een symbool zinnebeeld, kunnen, waarbij men dan echter aan de waarheid der' voorstelling tekort zou doen. 42 De geschiedenis gunt niet alleen vleugelen aan uwe verbceldine maar zij geeft (leent) ze zelfs. 43 hare veder = de veder der geschiedenis. In de Grieksche mythologie was Clip of Cleio de muze der Geschiedenis, voorgesteld met een papierrol in de hand, waarop zij de gebeurtenissen schreet. — een veder is een veêren schrijfpen. 44 weduwe van Hongarije. De landvoogdes Maria. 1530—1555, was gehuwd geweest met den Koning van Hongarije, Lodewijk II, die m lo»6 in den slag bij Mohacz tegen de Turken gesneuveld is, 45 Die hjstpricus is .Tan Wagenaar (1709—'73). Zijn „Yaderlandsehc Historie in 21 deelen wordt nog veel geraadpleegd en zijn „Beschrijving van Amsterdam" heeft ook nog al waarde. 46 oin Gent te tuchtigen. Die tuchtiging van Gent geschiedde in 1539, De Algemeene Staten hadden aan Karei "V een bede toegestaan, waarvoor Vlaanderen 400.000 Gld. moest bijdragen. De stad Gent weigerde nu hare bijdrage, zich beroepende op een oud privilege. p ïi L^i v?.n Vlaanderen", waarin de toestemming van Gent in elke belasting als een volstrekte voorwaarde zou zijn voorge* schreven. De Gentenaars stonden op, doch werden door Karei V zelf spoedig bedwongen en streng gestraft: alle privilegiën werden ingetrokken, alle eigendommen der stad verbeurd verklaard, de groote klok „Roeland ' werd weggenomen, de bede moest terstond worden opgebracht, eenige inwoners werden ter dood gebracht en andere verbannen, de aanzienlijkste burgers moesten m het openbaar op vernederende wijze vergiffenis vragen. onrustiger gedachtenisse is gevormd naar de uitdrukking zaliger gedachtenis, vooral bij de Koomsch-Katholieken in gebruik. Zoo hoort men ook weleens spottend vervelender gedachtenis. 46 Pierrfdu TerWSeigneur 2 *was dft Woomdc heer van de Koninge^i Karel Vnf"/ ni "i~ v?r'- lriïwas V«Wsneuvelde in Italië in den oerVt!.'A°de.wljlï Xü, en Frans I en Karei V. n den eerst«i oorlog tusschen Frans I en 48 Sjken'i'iJ'w'Só "ÓHL'/gTu?" d° rMd™«l>«P »»n dion dich- 49 P-ry, wi«n» h„d£l»ija„ wordt, leefde van 1500—1548 TTü wL ® regels beschreven als Gouverneur van Friesland IntTr oi11 d,enst va,n Karel V' eerst lijke legers. Hij streed met ^ in de keizeren in den Sehmalkaldisehen legen Frankrijk Egmond of Anna van Buren, huwde i/isf/merWilKa^ümn^ St.-Quentin ^GreveHng de slnff°n biJ tusschen Frankrijk en Spanje? oorlog van 1556—'59 51 ^gmoni'-gesehr^r 0749 1832> heeft een treurspel genwoojdigcP wordthDftCzoudkunnen ir^chie'rf WHrfild ?ok vert«" ping, ot van een Jnlandsch Vorst vdoor de afbeel#JeTd."" «on tB tïES * '^""O'frF.rnanl ondergang berokkende ann 'een vo?k rla nnV^"^0r?ar' (1|° d('n van beschaving en ontwikkeling a P - •n hoogen trap nog de bouwvallen van zijn^Sfefs'b^onle^.1" d" 19ü ™ 54 Er stac(t oeschreven, nl. in den Bijbel: Prediker I: 2. werd omdZdf wereld^eéfs'Xppij IJTkunn" krachton fr ^ëiseht de hoop van Karei V daarop ^teiceren mnnïfVOOre?'i fi('r(1<'r gaven en die krachten. steigeren mocht, want hij bezat die TorU'Tan^'se^ook^êLnïau'de^h Wi?te Keur- 57 om Wolsey te verschalken. Ofschoon Ilemliik VIII on Frans I in 1518 een verbond vun eeuwige vriendschap gesloten hadden, wist Karei V den alvermogenden Engelsclien Minister, Kardinaal Wolsev, door schoone beloften over te halen dat verbond te doen verbreken en zich iu den eersten oorlog tusschen Frans en Karei (1521—''26) bij den Keizer aan te sluiten. 58 „Tont est perdu, fors Vhonnent"' = Alles is verloren, behalve de eer! 59 de dubbele kroon, nl. de Keizerskroon en de IJzeren kroon der Longobarden. Die kroning geschiedde te Bologna in 1530. 60 Karei V was niet ver van de wereldheerschappij verwijderd. P. vergelijkt dat met de schaduw van een huis of voorwerp, waar men dicht bij is. Evenmin echtcr als men dan die schaduw grijpen, in de hand nemen kan, evenmin kon Karei V de wereldheerschappij verkrijgen. — voetschabel = voetbank. 61 gij = die wereldheerschappij. 62 De Christenen waren machteloos tegenover de zeeroovers van Noord-Afrika; maar toen kwam Karei en tuchtigde Tunis in 1520. Dit mocht nu daarom al wee roepen over Europa (Ygl. wee u! = wee kome over u!), het had die tuchtiging verdiend om de gruwelijke behandeling van die weerloozo Christenslaven. 63 ter vlugt uit Inspn'lck. In den Schmalkaldischen oorlog (1546-'47) had Maurits van Saksen, het hoofd van een jongeren tak der Saksische Hertogen, zich met Karei V verbonden; later werd hij ontevreden, o a. omdat zijn schoonvader Filips van Hessen door den Keizer gevangen gehouden werd, en toen ging liij zich in het geheim met eenige Duitsche Vorsten en met Hendrik II van Frankrijk verbinden. Daarop trok hij in 1551 onverwachts tegen Innsbruek op, waar Karei V vertoefde, zoodat deze in den nacht moest wegvluchten. Het eenig kind van dien Maurits van Saksen, Anna van Saksen, is de beruchte, tweede gemalin van Willem van Oranje. 64 vergaauwd. Maurits van Saksen was Karei V te gauw af geweest; hij had hem verrast. Zie ook r. 2938. 65 Op do woorden van Karei V bij de overdracht der regeering aan Filips II, werd door dezen niet zelf geantwoord; Oranvello deed het voor hem. 66 de grafelijke wrong — kroon. Een wrong was oorspronkelijk een kussenvormig versiersel op oen helm. Bjj de Oosterlingen heet een soort van hoofddeksel nog een wrong. 67 „d1een den andereu in 't bedde overliep" — de een verraste den ander terwijl deze nog te bed lag-. Deze en de in de volgende regels tussehen aanhalingsteekens geplaatste uitdrukkingen zijn overgenomen uit lloofts „Nederlandscho Historiën'. 68 vooraf schaduwde — wanneer die voorstelling alshetwaro reeds vooruit een schaduw, een beeld, gaf van hetgeen nog gebeuren moest. — dichter maakte = opwekte tot het vervaardigen van een gedicht. 69 verschil in beider leeftijd. Granvelle was geboren in 1517, Willem van OraDje in 1533. 70 tot die ure, nl. tot 1555 bij den afstand van Karei Y; tot dien spoedig1011 cn Granvelle beiden zeer gelukkig en voor» 71 afzitten = van het paard stijgen, om bij den Bisschop een bezoek te brengen. 72 gewet van\ wetten = scherpen. Granvelle en Oranje wetten, scherpten elkanders verstand, denkvermogen. 73 welker is een derde naamval. 74 wit — doel, bedoeling. 75 1. beschuldigt zijne tijdgenooten dat zij hunne beginselen wijzigen (plooien) al naar hunne belangen dat wenschelijk uiaken. Uranveile en Oranje handelden echter niet uit eigenbelang, maar uit overtuiging, naar hun beginselen. 76 de tiara = de pauselijke kroon. 77 Oranjes deernis dreigde meêgeooel te worden. Deernis geeft alleen leedwezen over eens anders ongeluk te kennen; maar meegevoel neelt men als men met den ongelukkige mede lijdt, als men geneel onder den indruk is van zijn ongeluk, dd,i ook gevoelt, iegenwoordig wordt deernis bijna alleen in lioogercn stijl gebezigd en dan ongeveer in dezelfde beteckenis als medelijden. ^ nwMt verschelde toetten"1 — zeer verschillende, uiteenloopende Keloolsovertuigingen. wet beteekende oudtijds ook geloof, religie.— In alle drukken van „liet Kijks-mu«eum" staalt wetten, en dat staat ook in de uitgave van lloofts „Nederlandsche Historiën" ir00^ tt' 7/ %ck.?r; maar in de uitgave van 1703 staat witten. xieelt Hooit zelf dit woord ook geschreven, dan heeft hij willen zeggen: (iranvelle en Oranje hadden zeer verschillende, uiteen- on bto^iin8re?- (wit r? doelwit) op staatkundig, maatschap- ?o stoliike ! r? 'g ^biei' Granvellp was voor' onbeperkte voi stuijKe macht en wilde do Hervorming: tegengaan • Willom heid^an geweten?8''11 °nboporktu heerschappij en voor vrij- 79 'èoin/vhfüeJi ~ de, beschrijving" die P. in bovenstaande regels willen zien - fT4?* in®!.»? n»vry woIke hij in den Voorhof zou den Vlaanisohen chiWer' FrfnlTrancken UösT -Ï642? w'L^on Filips en verdX' j ,z'jn brot'^er Ferd'nand, links zijn zoon figuren vcrdcr eonige dames en hoeren benovens zinnebeeldige II. Historiële Portretten. 80 ^n0ln.458-474, Hej schiJ'nt wol alsof het voor sommige critici toonwi ongze naufh^T1!?'0 val', historische feiten aan te breneen 7\t»iïu ,n J dcr, mythologie en fabels over te zoo fots' inZloen maar den volksgeest bewonderen, die do irrorftaJp -i J4- 1 ed kon verzinnen en daarin zelfs en verheven Is dan® i«P!i»f® — °vertrof; Wanneer iets grootseh j u "an ,s "a' Juist voor die critici oen roden om f00"^)TeefteiwT r?PV® twy'feJe5- 7°'tairo <«» bTgaafd"™ wvviye) ncett wel reeds gezegd dat de eenvoudico waarheid di1cMn^-Vdoc1iSSft?dwnfUitH0inSten dan de opgesmukte verSlechts Als pon h,™ ®1 eLen- verheven is bestaat voor hon er onder die -ritipi w' lr? de verbeelding. Misschien zijn leven om dan ^ ar!°- e?ni«e eeuwen later hadden willen nopmon o™, „00., den 80-jarigen oorlog een mythe te kunnen Sü'u voortbrengsel van een vruclitbare verbeelding. Als Grieken 'de st?phïiW W'J 8l?chts: de heldendaden van do oude Bri eek 'tc Hnï » v* VSn ,K??.S».on voor later: Pieter van den Hasselaar hl rt f,', n Brakel bij den tocht naar Chattam, Kenau heeft niet ep7«»rt • Haarlem niet meegevochten, Van der Werft' en Lodewifkxfv n'ktf ?Do KTbe^ ik 1^®'^®' mijn lichaam" •31 de grootste veldheer des tijds = Al va. 82 De bijnaam de Zwijger is aan Willem van Oranje het eerst door zijne vijanden gegeven. Die naam komt het eerst voor bij Strada in zijn werk „Do Bello Bclgico" en daar wordt de naam min of ; meer als een scheldnaam genoemd, door Granvelle gegeven. 83 Die boeren en burgers streden niet enkel voor het stoffelijke, voor hun levensbehoeften, maar ook voor de vrijheid van geweten, voor den godsdienst. 84 Het Portret van Willem I hing maar in een hoek van een zaal van het Trippenhuis. — Denk bij die klachten van P. aan de moeite en kosten welke men er een paar jaar geleden voor over neett gehad om „de Nachtwacht" van Rembrandt zóó te plaatsen dat hot licht er goed op valt. 85 Aan den ingang van het museum moet men zijn paraplu of wandelstok in bewaring geven. 86 veegen. Veeg beteekende oorspronkelijk stervende. 87 edelen, niet door hooge geboorte, maar door hun gemoed en door hunne daden. 88 Jan Salie. Denk aan Potgieters schets „Jan, Jannetje en hun jongste kind". 89 aan het keizerlijke hof, nl. te Brussel. 90 een hefboom op ernstige gemoederen. Dat beginsel was een middel om die gemoederen in beweging te brengen, tot daden aan te sporen. 91 Misschien hangen er van die afbeeldsels hier en daar voor den schoorsteen in een raadzaal of in de vestibule van een Stadhuis. — liordes wordt tegenwoordig hoofdzakelijk gebruikt in de beteeKenis van: verhoogde stoep met treden. 92 De onbeduidende, geringe lieden waren in dien tijd te eenvoudig om zich te laten schilderen, en vele dapperen waren van zóó geringe atkomst dat zij de aandacht niet trokken en dat geen schilder het een eer vond hen af te beelden. 93 Zwart Jan's = smids. Toen Bossu zijne pogingen om Den Briel in 1572 te heroveren, moest opgeven, trok hij met zijn troepen naar Dordrecht. Hier weigerde men hem echter in te laten en daarop wendde hij zich naar Rotterdam, waar zijn troepen wel door mochten trekken, mits met uitgedoofde lonten. Verraderlijk werd toen evenwel de wacht overvallen, en een smid die dapper uit zijn smederij kwam geloopen om den aanval te keeren, werd ruw htó "in üd|.dZr^t0|mV.Daftr0P hiekJon dc Vcnden van B»«8" maagden mfshandefd!' Werden grcdood' ™ 04 in'r't van Hoorn». sprong in don slag op dc Zuiderzee haakle d! "ilf op °£n vijandelijk schip, klom in den mast en doodgeschoten beneden; onder het dalen werd hij echter 95 h;>?r""hSZtUS is «^vormd van het Latijn urbs = stade n beteekent den ze nietmwm,».ZUCf t °m do scMderstukken in de stad te houden, ze niet willen afstaan voor het liijksmuseum. 96 w'if' clJ-.tj0cb) niettegenstaande er zoo weinig portretten van Willems tijdgenooten aanwezig zijn, k(mnen w faan Si het vermogen toe den indruk te geven dat Oranje en de bur^ ri! teJ°nemen° vnn h'ot ld-7 •te^nden'en behoef ik dus niets tfrug \\r n®n?en van hetgeen ik in de voorgaande refrels ffe/ecd h<»l? tijd weTkTme^eJ aanheft6 J?ortrett?n van Personen uit dien' uja wUkc men er aantreit, zijn van burgers, als K. Hasselaar van edelen uit die dagen. Vmdt CF *eCn reuks van hovelingen, 97 ^d%>.vruchteloozen tocht over de Maas. P. bedoelt den tocht aan teTalleS?U°m Van Üra"je in 1568 deMaas om Alva 98 verscheiden ~ overleden; gesneuveld. " ionniiiï0p (}e- ZuTider^ee was behaald. P. doelt op den boven- f573 doorndinR,,ran 1Iarfm8:) slaf °P.de Zuiderzee in Octobor "°°r den Burgemeester van Monnickendam, Cornelis Dirks- Ti?niw'f ^LWOnnen °P 8 Konings Stadhouder Bossu, die zich toen van 8t AlEfifj mTr ater uit«ewisseld werd tegen Marnix vangengfflonua tas " C°n geVCCht bij Maaslaldssluis ge- 100 daohfaBreü Cri(lan 80un P?rtretten, toch wordt in die zaal de ge- Sfflfis,4' h"n"™>"«'»»■> * *«» M 101 i^if7qm Pete7" bondgenoot, nl. God. Na den val van Haarlem mcn nan den Prins dat het met de Nederlan'dsche rnaÖ vlK tc??M C1 eenig Verbond tuJsche^ hem en een niacntig Vorst moeht bestaan. Hu antwoordde daaror»* Ai(lf.r wij ooit deze zaak en de bescherming der Christenen en andere dendr„U| C,U'n m dt;ZC h,\nd('u aangevanlen hebben, hébben wij rneï ^oppersten Potentaat der Potentaten alzulken vasten verbond gemaakt dat wij geheel verzekerd zijn dat wij en al ' degenen die daarop vastelijk betrouwen, door Zijne geweldige en machtige hand ten leste nog ontzet zullen worden, spijt al Zijne en onze vijandon.'' 102 Kubbens. Petrus Paulus liubens (1577 -1640) was de grootsle der Vlaamsche schilders; hij vertoefde in Italië, Antwerpen, Parijs, .Londen en Madrid, waar hij voor de Vorsten aldaar vele zijner grootsche stukken schilderde. Michicl Mierevelt 1567—1641 is beroemd als portretschilder en woonde in Delft. 103 j0l}gdi8: kunstenaar zou gaarne een talent als dat van Mierevelt in zijne ontwikkeling willen nagaan. 104 Mierevelt is 1 Mei 1567 te Delft geboren. Heeft hij dus reeds in zun 17e laar dat portret van den Prins geschilderd? vraagt Potgieter. Neen! kunnen wij daarop antwoorden; want Mierevelt heelt dat eerst gedaan in 1620 naar het origineel van Cornelis de Visser. — Zoo kan men ook op vele der volgende Vragen van Potgieter een antwoord vinden in den Catalogus van A. Bredius. 105 een man, nl. een tijdgenoot van P. uit de familie Six, waarvan een vroeger lid met Rembrandt bevriend was geweest (zio r. 2424). 106 waarom roept terug? De portretten van Ilugo do Groot en Oldenbarneveldt brengen ons weer terug op historisch terrein, en 1. bejammert dat omdat de gebeurtenissen waaraan zij doen denken, zoo treurig zijn. — Volgens den Catalogus is er een portret van Hugo de Groot door Van Ravesteijn geschilderd en een door een onbekende, maar niet door Mierevelt, zooals P. meent. ' 107 Medina Celi. In Juni 1572 versloegen de Zeeuwen eene Spaansche vloot in het blaak, die Medina Celi, tot Alva's opvolger benoemd, overbracht. 108 P. doelt hier op „De Geuzen" van O. Z. van Ilaren. 109 De Duitsche dichter Schiller (1759-1805) dichtte „De onoverwinnelijke vloot", en schreef o. a. eene „Geschiedenis van den Afval der Nederlanden". — Thans is er in liet Rijks-Museum een schilderstuk: Gevecht met de Armada. 110 als ge ze zoekt. P. doelt met deze woorden op de slechte plaatsing der portretten; men moet er naar zoeken. 111 clen Admirant van Arragon = Don Francisco de Mendoza, die m den slag bij Nieuwpoort gevangengenomen werd. — den Koning van Sumatra. De Bultan van Atjeh was in de 16e en ,3SJESf5? van Sumatra. De srebroed Prs ïïnnfmon j.. Ianders die Atjeh bezochten (Ï599)7zij werden doorafstoken F'rpH Zen ontvangren: Cornelis werd vermoord en erik gevangengezet. Prins Maurits zond echter een sehriivpn «eschenken aan den Sultan, met dit gev^dat deze nu grezanten naar Holland zond om een verbond te slniton tritll^e®?en- Het gezantschap werdo.a. door den Prins in zijn hoofdkwartier bij Grave met groote eerbewijzen ontvan ïïr iVb" """" ™' d0 ,l0<* a«' O ï cSmÏÏS 1,2 ïïïïivi,o"!nDi.e' !SSz?zrsït^i :s„vfin„„s; Zoo.loJ'b'j offirêlte 06Ó7)! d°0'il De S'"e ' 1»' 113 iVl] Por!1eesch handelshuis de geheimen der Indische zeeïiao P ¥l- u e bovengenoemde Cornelis Houtman was in lo9_ naar Lissabon geweest om zich in het «■eheim ot> r!p jS tuüen va:n den Oost-Indischen handel. Toen de Portugeezen dat bemerkten, namen zij hein gevaniren en lieten hem eerst voor een hoog losgeld weer vrij. KLVan«tn en Iletcn He Zeeuwsche familie De Moucheron dreef in Hm .i_ j zelfs drsntalfArchh^del, h°P dt stad Archangel haar oorsprong te danken heeft. 115 %ardb°l "'"zeilden. Olivier van Noord was de eersto ederlander die een reis om de wereld deed, van 1598—1601. 126 den eerste. ~ Willem Barendsz. 117 W ~ Corn.et> ef hoo 'a- na ^en dood van Na de terechtstelling van OldenbarneveY^ lltl hl,Fr«"k.rf ontevredenheid daarover weer naar Frankri;tr^ T n ZIJ Ult aldaar in 1620 en Frederik Hemlrlir wlïl , Louise overleed land terug:. nank kwam toen weer in het 157 der inheemsche is een derde naamval. denude,^broeder^van^wflfem'I.*1'' d° afstamrllolin^('n van Jan 159 gelde nog meer = zij nog meer waard, worde nog hooger geschat. 1G0 de kolossus van het Noorden = Rusland. Kunsten^en Wetenschappen.°0rl0gSheId en a,s bcschermer van in'l657 ''inü'/n HaC/liy maakte voorïlnP e:ü1borcn on overleed vele Prinsen van Nassau en A ? Portretschilder; hem op hot doek gebracht Cat» schn , f°', ook door P^^JIton»»-« doS'S.,hV'VffiKS pcdlehten'nau 'een enjLard'doen dénken^*" i'"'' omdftt c*ts' jongere geslacht wil leeren en lOQ^"vdle als een vader het hoorde bij die gedichten en daaronThe^ff pWe"' Z00'n P°rtret dat Cats als man van middelhnrnn 1 •' CiT vrede mee gesteld is. want nu is er iets tfrr»n«+tivr *n ^Museum voorin de grejichten van Cats. nstrijdig-s tusschen dat portret de daden' van Catlftt P°rtr('t door Mierevelt èn in het leven, in 165 de eerste — die afbeelding, dnt portrot. 16G de laatste — zijn leven, maar P. bedoelt hier do levensbeschrijving van Cats. 167 Lavater (1741—1801) was een Zwitsersch predikant en is bekend door zijne geschriften over het beoordeelen van iemands karakter uit zijne gelaatstrekken. 168 Cats, naar zijn buitenplaats aan den Scheveningschen -weg lieer van Zorgvliet genoemd, is tweemaal als Gezant naar Engeland geweest, doch hij had weinig succes; de eerste maal in 1627, toen in den oorlog tusschen Engeland en Spanje eenige van onze schepen genomen waren; de tweede maal in 1651, toen Cromwell de Acte van Navigatio uitgevaardigd had en de oorlog dreigde. Een uitvoerige beschrijving van die zendingen heeft Cats gegeven in zijn „Twee-en-tachtigjarig leven". Huygens wordt Heer van Zuylichem genoemd naar die heerlijkheid bij Zaltbommel, welke hij in 1C30 gekocht had. Hij is als Gezant naar Venetië, Engeland en Frankrijk geweest en had daarbij nog al succes; zoo heeft hij in 1664 bewerkt dat Lodewijk XIV het Prinsdom Oranje, dat hij in 1661 bezet had, weer ontruimde. Op 81-jari|?en leeftijd schreef Huygens een uitvoerige autobiographie in Latijnsehe verzen, waarin dan een beschrijving van zijne zendingen voorkomt. 169 verscheiden — verschillend, geheel anders. 170 Schrijf, secretaris! Toen Willem II in 1650 zes Afgevaardigden van ae Staten van Holland onverwachts gevangen had doen nemen, gelastte hij den Raadpensionaris Cats daarvan bericht te zenden aan de Staten. Cats was toen echter zoo ontsteld daarover, dat Willem II zelf den inktkoker haalde en hem beval de namen der gevangen Heeren op te schrijven. 171 Dat vers heeft tot opschrift: „Gedicht op de gelegentheyt van Staat, ten tijde dat ae wytvermaerde helt, M. H. Tromp, admiraal ter zee was gemaakt.1' Do eerste regels luiden: Zeehelden! wakker volk! pekbroeken! rappe gasten! Op, rukt nu wederom de vlaggen van de masten; Gaat, jaagt eens op een nieuw den Spanjaard over boord, En haalt eens wederom, dat gij ter zee verloort. 172 drift en tocht. Volgens P. is het eerste meer het zinnelijke, het tweede meer het geestelijke, verhevene der liefde. In r. 1685 spreekt hij van natuurdrift en tocht des harten, en elders van minne en liefde. Zoo leest men ook in een rederijkers-liedje: Want heete min raag wel verkouwen, Maar reine liefd' mag niet vergaan. mhi'iri'iifwi uw .« ita *i .. o •••■«■•li, iufijii tviinrhnn n a ut/.. . nu van dat portret en daa^bHrdenkpnff '/ 10,7 ?ï l^j.HotS'óï grofzinnelijke verhalen uit to geleken) aan de vele de bedenkingen en vrLen in de"vnnr^nn§ van ,Cats' decd P. verhalen, afgewisseld foor ernstige telo^ri6 8 J?iten- Die (dtssertatiën) deden P. w^nsehen Arl. l ^l i-- beschouwingen ^frboid ™ ,t„d ot,p V?<ï° S8111 ^e®n'8Te inspanning' m b$"E«c-t.OP«jj„ van polders. 1 waicneren en begon met het indijken hij was toen^e'jaar.0'' P' VOnd zich dnarvoor in 1844 te oud; m zouden d„ m„„,e„ daarom wil P. ze niet zetten. Z1J vcrder deden! en '80 iSrd?nlS,'Uo*7o;."e'' koteekenen: ik iMt het oordeel d»n,ov„ wijarc'erUe w^kcn\>ve? d^"leer vtmpinto' to,R°moi schreef S5SnS„&Sde 0™k» »«*-»»'? 2 Sïfet 182 hS;??f,P„^'nf»',!1e1.?nbii h" r'"'«"d »«' * overreden en 183 SÜÏÏ i *.p'eK.tW"d« «Mlh J.W Veroorzaakt doet 184 tobb»- 185 Die eigennamen komen in Cats' gedichten voor. '8G ZSSSÏÏr* = alHjd 8rere6d' bereid om zich b* «en twist te 187 hK^Lot®?. °^,»De bedaegde Huysmoeder" bezongen waarbii echter vor^-,-kt rtgCn °Jer,jde 8"ebrokon van den oude'rdom. P winter. J ouderdom met een helderen, Hollandschen 188 eerzame = deugdzame, eenvoudige, bescheiden. 189 volt = vult, vol schenkt. 190 tot den stang, waaraan zij die krans moet hangen. 191 hWOr¥ °ee'1 = als er een een aardi*. Sa ï? • zegt, zegt een ander er geen terug al kennen de Friezen onder dien troep toch zeker wel" De Fr'iesche S tnih JÏS? *{• Starter van buiten, en al kennen de Hollanders toch zeker wel de liederen van G. Az. Breêroo op hun duimpje! .%'eKli,'&Sk•^,00'•,, = de s'»2en '<*«" <"k«» »*»• 193 Zelve. Wij zouden hier schrijven: zelfs; maar P* houdt vun k % ongewone vormen, wat ook biijlct uit zlin veelvuldig V*an in datiefvorm vrouw. enk. en van den uittranc r achter het werkw. .n den len pers. enk. tegenw. tijd Aantöfn! 194 manTbóer.<0W^ IIuisman is een verouderd woord voor land- 195 spitsbroeder = wapenbroeder, spits = spiets, spies. 196 En Breda over! In 1625 werd Breda weer door de Snnnioo.j,,, ingenomen, en bleef aan hen tot 1637. Spanjaarden 197 gezeerden = die bezeerd, gewond, verminkt zijn. 198 geen enkele wond in den rug-, want die zou hij dan op de vluoht moeten gekregen hebben, en vluchten deed hij nooit. vluPüt •99 een dogge = een dog, een doghond. Potgieter. Rijks-museum. 9 200 In dezon regel is: als = evenals; het = dat liedje; dezen = Prins Maurits. 201 den leeutv, die ingesluimerd is. P. doelt hier op het gedicht van C. Huygens: „Scheepspraet op den dood van Prins Maurits" waarin do Prins een leeuw genoemd wordt. 202 fluit = een lang, hoog glas. 203 Bit nis (1759—1796) was om zijne liedjes bij de Schotten zeer bemind. — Beranger (1780—1857) was een lyrisch dichter in Frankrijk. 204 pendant — tegenhanger. Men zegt het vooral van schilderstukken, b.v.: ee^n zomer- en een wintergezicht, vrede en oorloe jeugd en ouderdom, en zooals hier bij P.: Willem I met Aldegonde tegenover Prederik Hendrik met Huygens. 205 Het portret van Huygens hangt zóó, dat we het niet goed kunnen zien. 20G Dit is alweer een aanmerking van P.: Terwijl in andere landen den bezoekers van een museum een kijker aangeboden wordt 0ïn ui®, schilderstukken peter te beschouwen, moet men te onzent al blij zijn dat men in het Trippenhuis een kijker mag meebrengen. ' 207 Op dat portret is Huygens 50 jaar ouder dan toen hii de „Scheepspraet" dichtte. 208 wichtig = gewichtig, met grootcn ernst. 209 Huygens had een buitenplaats „Hoi'wyck" bij Voorburg laten aanleggen en die in een gedicht beschreven. 210 praktisch en praktikaal. P. bedoelt met praktisch: Huygens leerde veel uit ervaring, uit toepassing, hij probeerde veel; en inet praJctiKcictl: alleen durven doen wat zeker gelukken zal, waarvan men zeker is dat het nuttig is, voordeel geven zal. In „'t Is maar een pennelikker" zegt P.: Ik ken huizen, waaruit de vroomheid der vaderen — een praktikale — nog niet geweken is; e_n in Groen van Prinsterers „Handboek der Geschiedenis van het V aderland staat ergens: Praktikale Godverloochening had Staat en Maatschappij ten onderste boven gekeerd. 211 De „Zeestraet" is de titel van het gedicht waarin Huygens den straatweg van Den Haag naar Scheveningen beschrijft. Huygens had zeer geijverd voor den aanleg van dien weg. 2,2 i«XkK'd,S;y«s,i^wlisrp"™ Ma"r"»' 213 een anderen Huygens had voorgesteld een gouden keten F'*!® loven voor dengene die een middel zou vinden om de lengte op zee te bepalen. Galilei (1564—1642; was een wis- en sterrenkundige in Italië. Toen hij durfde verkondigeu dat de daar® hif Zw\ iraait' w,ftrd htf voor d« inquisitie gedaagd, 7„1'* 'aanviel, waarin immers staat dat Jozua htÏA.fn « j stil. Hij moest toen zijne stelling herroepen en beloven over dat onderwerp niet meer te schrijven, 214 het volgend leven = het leven na den dood. 215 de kapoenen, gesmoord naar het recive van Jenny de Wael en Visscffc.'- WijnS' P" d06lt hier °P "et 8redichtJ'e van Roemer Een goede kok. Jenny de "Wael noemt nat van een vet kapoen, Dat zet hg met schijfjes van oranje te smoren. Daar gaat hij een pintje wijns toe doen, Met suiker en kaneel Ss»= ^sneden, vetgemeste lianen. — het recipe = het ïnï f! \ ' rewpe — neem. — Jenny de Wael was een bekende halve Liter* m m Koemers — P'nt ~ ongeveer een 21C Dat versje van Roemer Visscher luidt: 's Werelds Loop. Peis is moeder van voorspoed en aardigheid; Door voorspoed komt rijkdom, daar elk na staat; Door rijkdom komt wellust en hoovaardigheid; Door hoovaardij komt alle twist en haat, liix twist die rokkent het oorlogskwaad: Door oorlog komt ons armoed' subiit. Daarna komt ootmoet, al ist wat laat, linde brengt ons den vrede weder in 't krijt. /oo draait het rad van fortuine altijd. 217 Ika-£en schrijver, kan u zeggen wat de jongelui zingen; een v™ dat °& z^n schilderstuk niet lat.n zien. - De f S,163571(i81) t0 beiden; Gerant FVankrijk bezocht te^bben"^' ^ Spa"Je'ItaHë' "l8 gedfóhf ontfeend?ijn maar *efin*eei"de namen, of aan een 219 »"" = "» »»l««pAm.(erd,m. 220 SMSThKS 2» zto hSbeïlS"' » d' hebben. 00 hebben laten zien, maar meer bedekt ÏSS&rt Gri.ïS'mïlfc Hooft: -Mlnn.e, zeenimf, die door de» orogïp'^pfiCbStod SÜit' "" 222 wederwoord ~ antwoord. 223 roze nobel = een Engelsche gouden munt van ± f8 gingskraciit der natuur- later word??« '» vandp: voortbrenvan de liefde en de schoonheid. y vereerd aIs de »o® de z°on van lijke sehalksche knaap die 'm(.?TiS v. 00r8rftl8 een vroode harten van godtfn Pen menschentreffe °ffakkS1 *e™pend, hemel en aarde in dartele vlucht rondvliegt. gouden beugels 2.'i0 Arcadië is een landstrepk- in rior. n„i„ ssacv<,nd' *'*de 231 het Gooi, waar Hooft op het Muiderslot woonde. '.'32 Hooft had drie jaar, 1598-1601, in Italië gereisd. '33 watetinleToIf'bïj Napeh^ lucht b°™n-en het blauwgetinte 234 als hij Roozemond wekt, alshij Klaare beschaamt. P. doolt hier , "ttoösemondt die lag: en sliep" cn „Klaere, wat heeft er uw hartje verlept." 235 oosterling. P. vergelijkt hier den stier die naar de koeien rerwen%™haCr"m)heeft jkCn °08terli,1&' die verscheiden vrou- ' 236 nek fcof Een stier heeft dikwijls een blok aan den nek oi aan een poot hangen om hem in bedwang te houden. 237 de linkers = de schalken, de vleiers. 238 strookt = streelt, er zacht langs strijkt. 239 dat^egen't iïü&r&T1100^ 'L^8li«es slaat '* W^ertjo 240 in dubbelen zin, nl. Klaare luistert niet, en sommige lezers ook niet. 211 a&fo^n8rlke,uren dien nZallu". vau Hooft at, omdat zij Ho.! M levensvreugde daarin bezongen en niet letten op den zedelijken zin daarin vervat: levensvroucrde toch is immers van invloed op het zedelijk leven. vcl,hvrüU*ac rocn 18 242 van Spanjeèn van den bekrompen waard50ri." d,e Middeleeuwen de Kunsten, met name de schilder- en de dichtkunst, gedrukt werden. 243 natuurdrift en tocht des harten. Zie r. 1076. " U stond" uit "een fphiiHÜoH°Udo .8naarinstrumenten. De eerste bestrokLL ! 'ch ldpadvormig lichaam met tweo omhoog ge- waarian o^r«np ! iotWarRe,T Terbonden door een dwarsbalk, èen fwèoHtig instrument, waarvan en daaruitT/pft ^Vh ^f1? door aan een ™d of kruk te draaien, Do het te&enwoordige draaiorgel ontwikkeld, met 14 snaken ^fi1 Peervormig gedeelte en een langen hals mee 14 snaren. De lier werd vooral gebruikt om errmtiirp vpr- eeTlièredaef;ePnh^,Hbe^Hid,enApollojvordt danmook ve^al mét Troolijk gezang eif'mfnneHederen. b^(',eidde '«eer 245 in''^S'«vi" Rom®in?tih dichter, loefde van 43 v —17n. Chr., dus w-rfloM Ir 7an Keizer Augustus. Vondel heeft o.a. van hem vertaald „Metainorphoses of Gedaanteverwisselingen, 246 tm Dit zegt P. ironisch, omdat er zooveel namen van s/lms"Cvoeortrk°omenfn g°dlnnen in die »K,a«« een andere vergelijking te geb^ikenfvergald 8remaakt' of> m 278 di« ««"•*« rechtigd hielden? Wel'dit - Behalve dJfZfrV.,Dfi: Zlj zich «e- beSJn®el, gezegevierd heeft, kan men ook nn^M zeg.?en zen omdat hij Oldenbarneveldt deed onthnntv? * Maunts PriJvolgens sommigen zelfs voor een raam nn hi waarnaar hij zitten kijken; dan kan men ook Jan de W^/ Binn,:nhof heeft iSJteTsJïï* èn omdat h*he Den HaagJVmt ' de v.erw,nni,,P 111 fif' op f" 1632 306 eDnatvaneVreVdaen"HUg0 de Gr00t was: -O™ het recht van Oorlog 307 Gro^ren'^Huigh ?e Gröotl VeHos8S.'aSteraer Hu'gh de 309 schildert, nl. in „Roskam." Remonstranten6 hr'Am" te"XauV^Til?i/nem0h1Ktranten en ContraKwam «aarom in hot begin van 1628 naar Amster- dam, en daarop dichtte Vondel: „Amsterdams Wellekomst mui Frederik Hendrik'', waarin de volgende regels voorkomen: Welkom, welkom, Welhelms zoon! Neem mijn keizerlijke kroon, Die uw grootvaêr plagrh te dragen. Het wapen van Amsterdam bestaat uit 3 kruisen en do keizerlijke kroon er boven; die kroon is hnar door Keizer Maximiliaan l in 1489 geschonken als belooning voor den geldelijken steun hem verleend om al die opstanden in de Nederlandsche Gewesten te onderdrukken. Adolf van Nassau (uw grootvaêr) was Keizer van 1291—1298 en Frederik Hendrik was een nakomeling (achterkleinzoon) van Adolf. Verder noemt in dat gedicht de stad dan enkele harer families: Errefvijanden van Spanje, Errefvrienden van Oranje. 311 De „Gijsbreoht van Aemstel" wordt nog steeds elk jaar in Januari gespeeld. 312 hier - in het Rijks-museum, het Trippenhuis. -• stommepoëzii = de schilderkunst. 313 de blinkende bellen, die hare roerpen rijzen doet. In dat water is geen andere beweging dan de glinsterende waterbellen, veroorzaakt door het roer van die trekschuit. 314 P. vergelijkt de gedichten van Huygens met een vijver en daarbij denkt hij dan aan den Vijver in Den Haag. Aan deze zijde daarvan vindt men het Stadhouderlijk kwartier en de Vergaderzaal der Staten (op het Binnenhof), aan gene zijde de lindenlaan het Voorhout. Huygens heeft ons do bewindslieden geteekend o.a. in eenige „Zedenprinten", dat Voorhout in zijn „Uatava Tempe" en half Holland in zijn „Stedenstemmen". 315 voor een derde — maar voor een derde gedeelte. 316 een vervallen torentje, n.1. van het Muiderslot. 317 voorticielt, voortwielen = voortdraaien, in draaiende beweging voortstuwen. 318 Elias Borger (1784—1820) in zijn gedicht „Aan den Rijn." 319 loof zaal der eiken; het loof, groen, en de takken der eikeboomen vormen alshetware een prachtige zaal. 320 Het wordt zijn deel = werkelijk verovert hij dat nieuwe gebied. 321 Willem Schouten (1580—1625), de zeevaarder was te IToorn ge- Hjke'punt Kaap Hoornbij Z'Jn tocht om Z"'d-Amerika de zuidc- enb alsnd-ah Ö^verneur-Generaal dichten in zijn bundel „Kusjens". dlchter, vooral van minr.e- 323 van dien, nl. van dien lof. 324 weldige = geweldige, krachtige. 325 van dien, nl. van dien huwelijksband. altijd Stdg ?" Rl'mbrandt, ropelschieten. in 'den Cata?ogufwordt hJ het stuk kernen- (s la„ ^"'P^me du Capitaine F^ans B^Lf«n°rmi: J"a so>'^ 1907 itnnr n'e8i ueven in het Tijdschrift n!, vq' Hot )aatst jyu/, door Dr. Joh*. 6oekonn-/in JT l 1 „Onze Kunst ' Maart inLt vo'?endo conclusie- De tiMg\rCni?le sohrUfsterkomt Tan dmP™jl!c'1' van de ochtendzonenoch1h!.t he,t, llcl?t niet het' jan don middag, maar het dipno x vo^e uitfreirotene laten namidda|. als de zon f0nJce,ntreerde licht vfn den vallen. Zooals Rcmbrandt Hf> dalen en de stralen laur Banning Cocq zag oprukkei? onder aanvoering ®2n S4ar" * ^'sttissjffsttttSs 328 zooals zij, nl. die heldhaftige burgerij. 329 haar = die burgerij. niet sprekenf maa^s^reekt^t'dSt'lï?MUrsre{j' zullcn wij hier ziet men daarop niet dat <»r r» schilderstuk geen levenslust en hart bij die'bu^ger^ er over«'^t^,ming is tusschJn hS 331 De Vlaamsche schilder Antonie van Dijck was in 1599 te Antwerpen geboren en overleed in 1641 te Londen, waar hij van Koning: Karei I den titel van Hofschilder en een jaargeld ontvangen had. 332 aan de zijde van haren broeder, zegt de catalogus. Dit is echter een fout in dien ouden catalogus, zooals P. reeds vermoedde. Op dat schilderstuk staat Maria van Engeland niet met haar broeder, maar met haar verloofde, onzen lateren Stadhouder Willem II. 333 den vriend van Six = Rembrandt van Rijn. Zie mijn Aanteekening bij r. 645. 334 beide ongelukkig. Rembrandt verkeerde ten slotte in groote armoede en zyn inboedel werd zelfs voor schulden verkocht; Van Dijck was altijd ziekelijk en overleed reeds op 42-jarigen leeftijd. 335 het meisje. Maria van Engeland was pas 10 jaar oud toen zij met Willem II verloofd werd. 336 In den Burgeroorlog in Engeland van 1642—1648 werd het koninklijk leger door dat van het Parlement in 1644 bij Marstonmoor en in het volgend jaar by Naseby verslagen. 337 wie liarer broeders hij dan oolc zij. Zie mijne Aanteekening bij r. 2406. 338 den over jeugdigen Willem II. De Prins was nog geen 16 jaar oud, toen hij met Maria van Engeland verloofd werd en nauwelijks 18 jaar toen hij in 1644 met haar huwde. 339 Vogelschieten. Zie mijne Aanteekening bij r. 2362. 340 Toen in 1650 Amsterdam belegerd werd, gingen Joan Huydecoper en Simon van der Does als afgevaardigden der stedelijke regeering naar den Prieschen Stadhouder Willem Prederik om hem tot den aftocht te bewegen. Zij hadden toen een samenkomst met hem bij de boederij „Weina", in de nabijheid van Amsterdam- 341 het boeksken van het museum — die oude catalogus. 342 Govert Flink stierf niet in 1616, maar in 1660. 343 voldingen = volkomen, afdoende maken. 344 ligtekooijen, lichtekooien, = lichte, onzedelijke vrouwen. 345 de^chadutvzijde van >s vorsten karakter. Zie r. 2551, en 2559- veró"oardeelen ^^halr^haftstochteliik'^T Jbatcoba van Beieren houd^ tusschen nerto^e»^^ %£& 47 S, wa nt dat^daWerkoopen^anuskruit ^ 8 * Vich hier vei" glaats gehad in 1624 toen Maurits A«ïü aan vlJar'd had P. doelde echter op het volffende- fniSTï!6^ Wllde '"nemen. Hendrik nogmaals oen toch? naar a JÜ. nden?am F™derik van die stad Mas hem veel «releiren nmHot ^ni ?n bet bezit tegenstand zou kunnen breken Dedan ,Am,sterdams kruit van Arasterdamsche kooDlieHpn pn >f-?k ?ar8Jkoohten busnaar durfde een der beschufrliedpn ™ Ji.^.onderzoek daarwel honderd kooplieden zuPl« deden?n M to vurklaren dat behalen zelfs naar de hel zou zeilen al ^on winst te verbranden. Geen wonder dus óaV d • n de Z('llen daarbij verraad vertoornd, uitriep- Ik'heh 0Te.r. zulk '«nd- de stad Amsterdam; maar'kiïiir ik An w^f00 vijanden dan 7 ™»d-™ «■" mtSPnffS&gi ft* P de 'wJi!*Ton\^Btori«mftlclobb^r?OWOel vaflrt,,'ff«n tii« den derden naamval am dobberiïen. - het gewoel staat in 349 Kr waren kooplieden en matrozen van verschillende landen. 50 naar Venetië1 giwe^st! Va" S"n>melsdVk was in 1620 als Gezant 0?igarchie^( rege erfngsfam?li <0 Venc t i'ë ver*0,Üken "'et de 352 zijn oom — Prins Maurits. 3a3 caay. Z,e mijne Aanteekening bij r. 1790 en bij r ">478 351 tetss SS, B.V «" n.ct aoo TO.?KEd£Xd»" fdh.ta 355 gevierd; vieren = vereeren, eerbiedigen, ontzien, aan toegeven. ri'>(' dan had hy\len^Ug gelfuldl= zou winnen, g * wacht' waarop hij zijn zaak 357 te met, thans aaneengeschreven temet =r somtijds, nu en dan. dier tempering, dier uitdrukking en der vraag in de volgende regels staan in den derden naamval. 358 het Prinsenhof. Dat was toen nog het Stadhuis, want het nieuwe, „het achtste -wereldwonder" (thans het Paleis), was eerst in 1652 gereed. 359 liet, hoofd van den weerstand, die zich zoo waardiglijk opofferde — Burgemeester Cornelis Bicker, die er met zijn broeder Andries in berustte dat zij voor altijd uit de regeering moesten treden. 3(>0 Hoe veel eer de nakomelingen van Cornelis Bieker ook in het dragen van diens naam stellen en hoe dierbaar hun ook het bezit van diens portret zy, zij moeRten het toch liever afstaan aan het Kijks-Museum. — In 1881 is aan den wensch van P. voldaan: er is toen een portret van dien Burgemeester en bovendien nog van eenigc zijner familieleden in het Museum gekomen. 361 meer gewraakt dan geschat = meer afgekeurd dan naar waarde beoordeeld. 362 eerder oostersche dan westersche volgzaamheid = in het Oosten, in Azië, is het volk veel volgzamer, veel onderdaniger aan zijne Vorsten en Overheden dan in het Westen, in Europa. 363 Wij vinden het altijd vermetel als iemand de eene of andere gebeurtenis een straf of een belooning van God durft noemen, maar niettemin erkennen wij toch dat er vergelding in dit leven bestaat. 364 kraamkoets = kinderbed, kraam = uitgespannen doek, tentdak en de ruimte daaronder; en in beperkte beteekenis: le ruimte waarin waren verkocht worden, bvb. kramen op de markt; 2e het door een gordijn afgesloten bed, de afgeschoten ruimte ■waarin de kraamvrouw ligt. Koets = slaapplaats, bed, ontleend aan het Fransch couche van concher = liggen. 365 Jan de Baan (1633—1702) bracht het grootste gedeelte van zijn leven in Den Haag door. Hij schilderde voo'-al portretten o.a. «lat van Cornelis ae Witt (zie r. 2872) en te Londen dat van Koning Karei II en de Koningin. 366 biographie = levensbeschrijving. 367 Ieder vernuft, dat een schilder wil laten zorgen yoor zijn roem na zijn dood (naroem), bij het nageslacht, door nl. een portret van zich te laten schilderen, moet daarbij goed op zijn stand en houding letten. 368 IsSs Vloot graande als Gecoinmittopr^« 1^" o?ePfei?.ber 1665 op de Vlaamsche schilder Jan %"Lr8 n624 S^en;(??,"era1al " ~ De mehng dcr Engelsche vloot bM Chattamln^fifi8^.lldeï4?,i ^erde Velde (1611—'93) »eb je Lw'Z !' j~ ffl"em M!' waar hij als Hofschilder van Karèl T ™ t« t dTern, te bonden, verscheidene zeeslagen op het dook ^hrfuU8 111^lefde' heeft L„o™„, b* TerheiJe, IS»* . daden konden verSen 'all hfer in hil Z1J zulke heldenj, schilderstukken zijn voorgesteld enus,?u.m .?P, 200 vele v„„ J«» ƒ. ^!fsAts.vs,iT^sAs 370 'f P«rtre°tl, bracht e„„,„0 ling van Remb?andt ën schHderdP Rp^°Ï' HA?as een '«erportretten van M. A. de Ruijtér! Regentenstukken en o.a. 2 371 f/vliS™ m%X"S!r"5^rdeh2èf"lite#ld,?»D-e K»U'» M.nh h,. „od„t „SS5S:£ onthulling hetÏÏSRSS"SjVlÖJtï toffi"" "" Rotterdam en dat vanT f coster ti Haarlem Van EraSmUS te gebeurtenissen^van r65Óïeef^Vondefook^verseëp^8 de vervaardigd, o.a. om den Stadhouder ^Int i e,ge^lc?tcn te verheerlijken. Langen tüd heeft me" en,d? Bickers troosting op den dood van Prins Wilim ii" gedicht: „Vergeschreven. waarin de regels voXmcn- " aan VondeI toe" o Groote ziel, o dappre held,' Die nooit als t' onzen voordeel strijde. Die levend ons van 't Spaansch gewold En stervende van 't uw bevriido ™ vst ssaaa awstefc* — 375 P. bedoelt hier het gedicht van Vondel: „Do Ridderschap van Amsterdam^ onder Zijne Komnghlijcke Hoogheit Willem van Vranje , bij gelegenheid van 's Prinsen tocht door de stad od den 18en Juni 1660 aan het hoofd eener Eerewacht. 376 de beschikker van zijn ('s Prinsen) lot = J. de Witt 377 -Willem III bestudeerde in bespiegeling, in zijn gedachte, overdenking, den oorlog te land, waaraan toen bij ons geen aandacht geschonken werd, daar men alleen vervuld was van den roem in de zeeoorlogen behaald. 378 Liever dan alleen J. de Witt zoo te veroordeelen, ga men eens na wat er op zijne tijdgenooten in Holland aan te merken was • want dat hij zijn wil zoo kon door drijven, pleit niet voor de Hollanders, maar is een bewijs dat zij nog zoo onontwikkeld stollen gemakkelijk naar zijne hand kon 379 dien gruwel = den moord op de Gebr. De Witt. 380 Godfried Schalcken (1643—1706) woonde eerst te Dordrecht een paar jaar in Engeland en na 1691 in Den Haag. Hij schilderde: «Portret van Willem III, verlicht door een kaars." — toortslicht = het licht van die kaars. 381 Potgieter zal ons in het volgende Hoofdstuk, III, eene andere voorstelling van Willem III trachten te geven dan opdat portret met die kaars !! in. 382 William Temple (1628- 99) is de Engelsche Gezant die herhaaldelijk in onze Geschiedenis genoemd wordt. 383 ligt, licht = gemakkelijk. 384 door zijne schets aan te dringen = ze nog krachtiger, duidelijker te maken, er de volle kracht van te doen opmerken. 385 mijter = bisschopshoed. 38fi dan Boileau hare barbaarsche namen konde doen bukken onder het juk des rijtns. De Pransche dichter Boileau (1636—1711) bezongen^ overtocht der Franschen over den Rijn in 1672 Potgieter. Rijks-museum. 10 387 vergaautvd, vergauwd, = gauwer, vlugger geweest. Zie ook r. 340. 388 te hoof = naar het Hof, van den Stadhouder. : 89 het eilandje in den Vijver is nog een boschje of hJX VVl het oord = de nimf van dien vijver boschje. Nimfen waren in de Grieksche mytholomV die d?e^phppjagerfen rTg'- l5ch van betooverende gestalte ^n en boseh*nimW ?*tUUr bezielden. Er waren zee-, rivier-" berg vnlo or vnn i„^ J ^ar, n met 8r°den en mensehen bevriend «mi veie er van waren minnaressen van goden. 390 teeren den stroom of wind zwemmende - zwanen' = eenige zwanen die dicht bij elkaar zwemmen. 391 de adelaarsneus = een kromme neus, die aan den bek van oen £ebruikt°eom 7 t' Adol?arsneus wordt alleen in goeden zin fo« o-O kennen te geven dat die neus aan het gelaat ®®n edel, ot zooals hier bij Potgieter, een krachtig voorkomen geeft; arendsneus geeft alleen den vorm aan, zonder meer. 392 worSt"af^hppfri g°,din die dc daden der helden uitbazuint; zij i:rge\rZttfaandene mond:°UW ^ VlCUgl''8 cn ecn baz"in' 393 van d*°Stuarft ll°ede- WiUem 111 8tnmde d00r zÜ'ne moeder 394 »vJil wil dien. r,°Pm liever verwerven door krijgsdaden hont^r-l van..het land, dan door handelingen waarbij hij Vroedschappen.11 "Un Van Zij"e medebur*ers: de StatM en 395 tLHe°e ;"^-,Een hulk was een groot en log koopvaardijschip• hPrjdi naa? V00J. 8uchiP in het algemeen gebruikt, en een Staat wordt er door dichters nog al eens mee vere-eleicen lTjk%ngun°tT' SterVende (zie r- 515) maar thans ook: Sa"' 396 dit = het gevaar. 397 een nieuwe taak; matrozen moesten dienst doen als landsoldaten. 398 De vervreemde Hollandsche harten = de Hollanders die verSuTsmvdanW0^nnjeIaonf iTe't 399 mee8terCwar«1.de provincie Utrecht' ^aar de Franschen toen 100 het vertrek, welks wanden ik mij gaarne voorstel door een viertal schilderijen bekleed. Potgieter stelt zich dat vertrek, waarin Willem III zich bevindt, gaarne voor met vier portretten aan de muren, nl. yan de vier vorige Stadhouders. 401 wederspoed =. tegenspoed. 402 onze onderling verdeelde pijlen. Het symbool van de Republiek der Zeven Vereenigde Nederlanden was een bundel van 7 pijlen in den klauw van den leeuw. P. bedoelt dus met die pijlen de provinciën, die door de twisten tijdens het Twaalfjarig Bestand vijandig tegenover elkander stonden, maar door het bedachtzaam optreden van Frederik Hendrik weer verzoend waren. 403 den veldheer, die den evenaar van rijken aan zijne slinke droeg■ Prins Maurits zorgde door het zwaard dat het eene Rijk het andere niet overheerschte. „Castielje kromp terug voor Maurits' heldendegen" (Tollens: Overwintering op Nova-Zembla); en in 1.009 ging hij met troepen naar Duitschland om zich in de Gulick-Kleefsche opvolgingstwisten te mengen. — slinke = linkerzijde. 404 aller harten te mijnen = de harten voor zich te winnen, zich te doen beminnen. Denk aan het werkw. mijnen bij openbare verkoopingeu. 405 dezen = Willem I. 406 hem = Willem III. 407 der zending, nl. om Nederland groot te maken en het Protestantisme, de vrijheid van geweten, te beschermen. 408 zij = die taak. 409 het middel — de strijd op den Oceaan. 410 vrijdom van een zwakheid -■ vrij zijn van —, niet behelpt zijn met een zwakheid Willem III had die zwakheid niet dat hij een middel haatte, omdat het door zijn vijand Jan de Witt gebruikt was of omdat het niet kon dienen ter ontwikkeling van eigen talenten en tot vergrooting van eigen roem. 411 herroep in uw geheugen = roep terug, roep opnieuw in uw geheugen. 412 ondanks vernieuwde benoeming. Cornelis Tromp werd wel weer bij de vloot aangesteld, maar dat was niet omdat de Prins hem voor onschuldig hield; neen, Willem III trachtte hem van zijn stóShES"»"1 "«-f' t'»»P wr&*„'tn„?r ys 4.3 tt sns ift^iassv-a «»- 4.4 c^jsasp^j^-»^»-^ 4.5 & safHJSBjKBSfe SÜS ÈauKaa 416 bescheiden = oproepen, uitnoodigen ergens te komen. 417 zXd^fnfTerkelrdro7met^°ew&- h°,° Vele Jorsten durfdel- te^eii1 zoude^vMzelten' menscherfh°°Tlie°d er'ziTtoch nie't" 418 <*>• dienst is een derde naamval; dienst was vroeger vrouwelijk. 419 eerfvi^Jp\a^he!!f^iSl■aa, "i'- dion bij Solebay van 7 Juni 1672, zou getuigd hebben^ T8r'dat PfnVAaHg(;lle ?? ket-?ch'? van De Ruijter, stuurmar^ matroosj soldaat^ ^ 421 ES 422 = S denhtk' Êt S4„. (Ziè r. sm! 4 Vnend8Chap voor Cornet, een dl- 424 een roode hand, waarvan slechts de dichter -partij trekken kon. u -ir? °?•?, hand kon een dichter aanleiding geven tot een verschrikkelijk, wreed, bloederig- verhaal. 425 om te trekken — een omtrek, een vluchtige schets te geven. 426 Jfoot. Die Noot heeft Potgieter later, bij een herdruk, geschreven. Zijne schets van Willem III noemt hij slechts een omtrek, in vergelijking met het beeld dat de Engelsclie geschiedschrijver Macaujay (1800—1859) ons van den Koning-Stadhouder gegeven heeft m zijn werk „Geschiedenis van Engeland van af de troonsbeklimming van Jacobus II". 427 ter nood = ter nauwer nood, nauwelijks. 428 rlietorick voor poëzie = redeneering in plaats van ware poëzie. 429 de ticeede les. De eerste les is de nauwe betrekking tusschen Oranje en de burgerij. 430 hare wieken, nl. der verbeelding. 431 Toen in den Zeeslag bij Schooneveld (1673) De Ruijter Tromp te hulp kwam, zei deze tot zijne matrozen: „Daar is Bestevaêr, die komt ons helpen; ik zal hem ook niet verlaten, zoolang ik adem kan scheppen.'1 432 de dubbele kluister, nl. de staatkundige overheersching en de onderdrukking van hot Protestantisme. 433 in pastel = een teekening met sterk afgevende gekleurde stiften, waarbij dan de strepen met een doezelaar worden weggewischt. 434 wit = doelwit, doel. 435 het tenen l ilips II hadden beveiligd, die in 1589 aanspraak maakte op den Fransehen troon voor zijne dochter Isabella, wier moeder de zuster van Koning Hendrik III was. 436 De Grieksche kunst wist uit een voorwerp, uit een beeld, een ziel te doen spreken, en een afgetrokken legrip in een beeld, in een lichaam voor te stellen. ' 437 plastisch = beeldend, aanschouwelijk. De plastische kunsten = de beeldende kunsten: schilder-, boetseer-, beeldhouw-en bouwkunst. — De Grieksche beeldende kunsten ontleenden haar beelden en voorstellingen aan de oude verhalen omtrent goden en helden, aan de oude mythologie.