trots hebben het Bestuur van onzen Kring er toe geleid, tot de leden het voor Rotterdam gansch ongewoon verzoek te richten, hun feestavond meer luister bij te zetten door in gala te verschijnen. Laten we erkennen, dat we voor deze enkele maal wel tot deze kleine concessie aan onzen mercantielen eenvoud bereid mochten zijn; vóór wat, hoort wat, en het opvolgen der bede beteekent toch inderdaad bitter weinig tegenover het verdienstelijk streven van dit kunstinstituut. Immers het is geen kleinigheid gedurende tien jaren, trots velerlei tegenspoed en teleurstelling, eenige fleur gebracht te hebben in het niet zeer tierige kunstleven onzer brave, maar wat nuchtere koopstad. Op zich zelf is het een merkwaardigheid, dat een instelling als deze, door enkele jonge artisten gevestigd en destijds met spot en wantrouwen bejegend, zich heeft weten staande te houden niet alleen, maar er in slaagde het te brengen tot een vrij algemeene en dankbare erkenning van haar moeitevollen arbeid, erkenning, die een toekomst van solieden voorspoed waarborgt. Waar zoovelen dus reden hebben zich verplicht te gevoelen aan een artistieke corporatie, die er steeds op uit was haar leden op interessante tentoonstellingen en uitgelezen uitvoeringen te onthalen, mag men een feestelijke herdenking als deze, aanmerken als een gebeurtenis, die de bijzondere belangstelling verdient. Dit feest toch beteekent niets minder dan een schitterend testimonium van goed gedrag, zoowel aan het tegenwoordig bestuur, dat voortgaat de degelijke en prijzenswaardige traditie der vereeniging te handhaven, als voor het publiek, dat gedurende tien jaren op gansch ongewone en verrassende wijze uit zijn artistieke slof geschoten is. IJdelheid der ij delheden, maar ijdelheid is nu eenmaal een universeel menschelijke en vergefelijke ondeugd, en waar zij op zulke verdedigbare gronden gevestigd is en zich op zulk een wijze mani- festeert, mogen de kniesooren thuisblijven, die zich aan een weinig ceremonieel zouden ergeren. Bij een feest als dit behooren genoeglijk blozende gezichten onder correcte bedekking van gesoigneerde kapsels en boven witte plastrons en bekoorlijke damestoiletten. Het was een feestavond met eere, die nog lang zal nablijven in veler dankbare herinnering. De entree stemde al zoo prettig met dien kwistigen overvloed van planten en bloemen in de vestibule en het programma was van begin tot eind uitgelezen." Van vele zijden ontving het Bestuur hartelijke bewijzen van sympathie en waardeering; het mocht uit een en ander de gevolgtrekking maken, dat de Kring zich in de harten der kunstlievende ingezetenen van Rotterdam een blijvende plaats veroverd had. SEDERT zijn opnieuw tien jaren verstreken, tien jaren van onverflauwde werkzaamheid van het Bestuur, maar ook — dat mag met groote voldoening geconstateerd worden — van toenemende belangstelling van de zijde van het publiek. Heeft de vereeniging de bij de oprichting gekoesterde verwachtingen vervuld? 't Is niet aan haar om deze vraag te beantwoorden. Slechts mag zij er aan herinneren, dat de schilderkunst van eeuwen aan de wanden harer tentoonstellingszalen getoond is, van af de primitieven tot aan de futuristen; dat verschillende kunstenaars en kunstvereenigingen op muziekgebied door haar hier te lande of hier ter stede geïntroduceerd zijn; dat vele jongeren hunne eerste schreden op de moeilijke kunstenaarsloopbaan met haren steun gedaan hebben. En wat zal de toekomst brengen? Veel is er in Rotterdam veranderd gedurende de twintig jaren van het leven van den Kring; bestonden er in 1893 hier slechts twee kunsthandels in 't geheel, thans vindt men er on- geveer een tiental in onze stad en bijna alle houden geregeld schilderijententoonstellingen. Werd er vroeger niet aan gedacht 's winters op Zondagmiddagen muziekuitvoeringen te geven, nadat de Kring er mede begonnen was werd dat voorbeeld door vele kunstenaars gevolgd, waarbij echter uit den aard der zaak het doel, waarmede de Kring deze Matinees hoofdzakelijk was begonnen - aan aankomende artiesten gelegenheid te geven zich voor te stellen en de aandacht op zich te vestigen - niet voorzat. Van wat er vroeger te weinig was is er thans tot zekere hoogte te veel; de toestanden hebben zich zoo ontwikkeld, dat overvloed in de plaats is getreden van gebrek; en nu kan men twee vragen stellen: „Mag de Kring zich de verdienste daarvan toerekenen?"of „Draagt de Kring daarvan de schuld?" Zóóveel mag wel gezegd worden, dat de verschillende Besturen hun best hebben gedaan het kunstleven te Rotterdam wakker te schudden en dat zij daarin zijn geslaagd. Een periode van overgang is nu ingetreden; wat daaruit zal voortkomen valt nog niet te beoordeelen, het is moeilijker dan ooit, om in dit opzicht voorspellingen te doen of ver wachtingen uit te spreken. Wat het Bestuur wèl kan doen - en dan ook bij dezen gaarne doet - is de plechtige belofte afleggen, dat het waakzaam zal blijven en voortgaan zijn volle medewerking te verleenen aan alle ernstige pogingen tot verhooging, uitbreiding en verbetering van het kunstleven te Rotterdam. DEZE beknopte terugblik op het twintigjarig leven van den Kring mag niet eindigen zonder hen te herdenken, die in de eerste moeilijke jaren met zooveel liefde en toewijding aan zijn bloei hebben medegewerkt, maar helaas! voor goed van ons zijn heengegaan, zooals Jean Browne, Frans I. G. Bosman, Rob. Stellwagen, e.a. Hunne illusiën mogen dan niet alle vervuld zijn - ook die der thans levenden zijn en zullen dat niet! zij hebben daarmede toch zich zeiven en anderen vele gelukkige oogenblikken bezorgd en geen geringen invloed uitgeoefend op de richting, die de Vereeniging van den aanvang af heeft gevolgd. Wij eindigen deze regelen met aan hunne nagedachtenis, die bij den Kring steeds in hooge eer zal blijven, de volgende eenvoudige maar treffende Duitsche dichtregelen te wijden: Und fallt vom Baum manch' Blüthe ab, Hat sie ihn nicht geschmücket? Und sinkt manch' Illusion in 's Grab, Hat sie nicht auch beglücket? En zoo moge dan de Rotterdamsche Kunstkring ook verder bloeien en gedijen tot voordeel van de Kunst en tot eer van Rotterdam! Joh. C. V. LIJST DER BESTUURDERS SEDERT DE OPRICHTING VAN DEN ROTTERDAMSCHEN KUNSTKRING VOORZITTERS JAN C. DE VOS VAN 19 FEB. 1893—22 SEP. 1893 A.SUNIER 13 OCT. 1893-27 JAN. 1894 P. HAVERKORNv.RIJSEWIJK „ 27 JAN. 1894- 4MRT.1897 C. A. P.VAN STOLK 4 MRT. 1897—14 FEB. 1903 Mr.P.J. VAN WIJNGAARDEN „ 14 FEB. 1903 (nog in functie) SECRETARISSEN FRANS NETSCHER . . . . VAN 19 FEB. 1893-22 SEP. 1893 Dr. J. H. LEOPOLD 13 OCT. 1893—27 JAN. 1894 Mr. JAMESVAN RAALTE . . „ 27 JAN. 1894-30 JAN. 1896 Dr. G. M. SLOTHOUWER . . 30 JAN. 1896-140CT. 1896 A. SPOON (waarnemend) . . . „ 14 OCT. 1896— 2 DEC. 1896 MEJ. B. P.VAN IJSSELSTEIN . 2 DEC. 1896-14 FEB. 1903 MEJ. G. P.VAN STOLK 14 FEB. 1903- 8 FEB. 1907 ALBERT REBALLIO 8 FEB. 1907 (nog in functie) PENNINGMEESTERS JEAN BROWNE VAN 19 FEB. 1893— 4 SEP. 1895 F. J. G. BOSMAN 20 SEP. 1895— 9MRT.1899 Mej.A.HUDIG 9 MRT. 1899-28 FEB. 1902 ALBERT REBALLIO 28 FEB. 1902—14 FEB. 1903 A. B. HENNY 14 FEB. 1903—23 FEB. 1906 MEJ. M.NIJGH 23 FEB. 1906—19 FEB. 1909 JOS. GOEDHART 19 FEB. 1909—17 FEB. 1911 Mr. J. A. FRUIN 17 FEB. 1911 (nog in functie) BESTUURSLEDEN IN VERSCHILLENDE FUNCTIËN: IN ALPHABETISCHE VOLGORDE MEJ. N. ALTING MEES (nog in functie) 1912—.... HENRI EVERS 1898—1899 JOS. GOEDHART (nog in functie) 1909—. . . . JOH. DE MEESTER 1893—1894 A. W. MEYNEKEN . . • 1895—1896 P. C. DE MOOR 1893—1894 G. HENRY OBREEN 1906—1911 MEJ. S. PLATE (nog in functie) 1904—. . . . A.LA RIVIÈRE 1894—1896 WILLEM C. ROYAARDS 1893—1894 JOH. H. SIKEMEIER 1893—1893 MEJ. G. P.VAN STOLK 1907—1911 J.H.W.UNGER 1894-1896 J. VERHEUL Dzn 1893—1894 MEJ. E. VIRULY 1903—1903 JOH. C.VISSER (nog in functie) 1893—. . . . Dr. J. VROESOM DE HAAN 1894-1896 D. WIGGERS 1896-1897 MEVR. L. VAN DER WILLIGEN-SAUERBIER . . 1911-1913 B. WITKAMP (nog in functie) 1913—-. . . . HET BESTUUR wendde zich tot eenige kunstenaars en kunstenaressen, die in den loop der jaren in den Kring optraden of tentoonstelden, om een bewijs van belangstelling bij gelegenheid van het 20 jarig jubileum; door de meesten werd dit op heusche wijze beantwoord en onder dankzegging volgen hier hunne namen. De reproducties hunner bijdragen vinden hierachter een plaats. Grumbacher-de Jong, Jeannette . Berlijn Bladz. 69 Haan-Manifarges, Pauline de . . Rotterdam „ 60 Hall,Thérèse van Amsterdam „ 107 Hart Nibbrig, F Laren N.H. „ 125 Haspels, Ds. G. A Rotterdam „ 51 Haverkorn van Rijsewijk, P. . . 's-Gravenhage „ 33 Haverkorn van Rijsewijk, H. . . Blaricum „ 115 Haverman, H. J 's-Gravenhage „ 126 Heepe, Evelyn Londen „ 51 Hess, Myra Londen „ 84 Hess, Prof.Willy Berlijn „ 71 Heijermans, Herman..... Amsterdam „ 37 Hill, Tilia Görlitz „ 73 Horssen,W. B. van Rijswijk „ 127 Hoytema, Th. van 's-Gravenhage „ 128 HuszarW Voorburg „ 129 Hutschenruijter, Wouter . . . Utrecht „ 85 Isterdael, Ch. van 's-Gravenhage „ 88 Kamerlingh Onnes, M Oegstgeest „ 130 Kempen, Jac. van Bloemendaal „ 92 Kes, Prof.Willem Coblenz „ 61 Kindier, Hans Berlijn „ 79 Koning, A. H Voorthuijzen(G.) „ 131 Koning, Edz Nunspeet „ 132 Konijnenburg, W. A. van . . . 's-Gravenhage „ 133 Kromhout,W Rotterdam „ 98 Laceuille, Constance Keulen a/R. „ 91 Lambrechts-Vos, Anna .... Rotterdam „ 66 Landowska,Wanda Berlijn „ 68 Landré,Willem Rotterdam „ 67 Leliman, J. H.W Amsterdam „ 99 Lenormand Kalff, Marie. . . . Parijs „ 46 mi ROTTERDAMSCHE KUNSTKRING 1893 GEDENKBOEK 1913 E 22 W. ,4 UITGEGEVEN TE ROTTERDAM BI] W. L. 6 J. BRUSSE IN s s a K si K HET JAAR MCMXIII ga » ga SL K K ROTTERDAMSCHE KUNSTKRING 1893 & GEDENKBOEK & 1913 DEN LEDEN AANGEBODEN DE ROTTERDAMSCHE KUNSTKRING EEN TERUGBLIK NA TWINTIG JAREN WANNEER we ons neerzetten om te trachten de lotgevallen van onzen Rotterdamschen Kunstkring sedert zijne oprichting te beschrijven, dan bestormen ons zóóvele herinneringen aan personen, gebeurtenissen - aangename en minder aangename -, intermezzi - ernstige en komische -, dat we zouden wenschen over de pen van een meer bevoegde te beschikken, om alles naar behooren te kunnen boekstaven. Want, zoo eenerzijds het memoreeren van de nuchtere feiten een vrij droge lectuur zou worden, anderzijds is het niet wel doenlijk om de vele intieme incidenten, die het eerste jaar van het bestaan van den Kring kenmerkten, publiek te maken; de herinnering daaraan roept een „lach en een traan" te voorschijn, een lach om de dwaasheden die er uitgehaald werden, een traan, als we de figuren van trouwe vrienden aan ons geestesoog voorbij zien trekken, die sedert voor goed zijn heengegaan. Beproeven we echter in elk geval een indruk te geven van het ontstaan, de vestiging en de verdere geschiedenis van den Kring; voor hen, die na ons komen, zal een en ander allicht eenige waarde hebben. I_JET was in den aanvang der negentiger jaren, dat toevallige A omstandigheden een aantal jonge kunstenaars te Rotterdam hadden saamgebracht; Jan C. de Vos en Royaards hadden een tooneelgezelschap gevormd, waarmede zij in den Tivolischouwburg belangstelling vroegen voor werk van jonge schrijvers; Frans Netscher was hier aan 't begin van zijn letterkundige loopbaan, P. C. de Moor, Wiggers, e. a. werkten |f\ aan hunne schildersidealen, enz. Niets natuurlijker, dan dat de || £)) jonge artiesten elkander zochten en ook vonden, ofschoon er ^ g) geen aan hunne opvattingen beantwoordend milieu bestond, gs waar zij geregeld bijeen konden komen; niets natuurlijker ook, 'A dan dat de mogelijkheid, zich zulk een milieu te scheppen, vaak ^ NS besproken en bepleit werd en langzamerhand begon het denk'Q beeld, om — in navolging van den Haag, waar reeds een vijf£)S tal jaren vroeger een Kunstkring was opgericht —■ ook te >/( Rotterdam eene dergelijke instelling in het leven te roepen, zich bij hen te ontwikkelen. Zóó kon het toch naar hunne meening niet blijven; er moest voor de letterkundigen gelegen- H N\ heid gevonden worden hunne gaven naar buiten te toonen, de schilders moesten hunne op doek gebrachte sensaties aan het publiek kunnen laten zien, de jonge musici het resultaat hunner >£< pl studiën kunnen doen hooren. Rotterdam moest zien, dat er >|< tusschen het fluiten der stoombooten, het ratelen der ankerkettingen, het geweld van laden en lossen, het gebonk der slee- XX Sn perswagens, nog een ander leven klopte in de aderen van het fx zwoegende en hijgende lichaam, een leven van kunstbeoefe- >£< ning en kunstvereering en dat zouden zij tot stand bren- gen, zij, de zich meerendeels in de beste jaren van den mannelijken leeftijd verheugende, van durf en moed en enthousiasme X< ff) bruisende, van wereldbestormende en wereldverbeterende v* denkbeelden overvloeiende kunstenaars! Y< Daar er echter voor alle ondernemingen geld noodig is om Vy K? ze tot stand te brengen en het bovendien in dit geval zeer ge- U< wenscht was, de belangstelling in zoo ruim mogelijken kring SN x* op te wekken, begreep men, dat het goed zou zijn zich tot het publiek te wenden, om te trachten aldus met vereende krach>§! ten tot het gewenschte doel te geraken. Het gevolg der voor- V< xx loopige besprekingen van hen, die het initiatief namen, was de © verspreiding der navolgende circulaire: ^ T~ O Eenige artiesten hebben zich vereenigd om een kunstI—genootschap te vormen, in doel en strekking overeenkomende met den Haagschen Kunstkring. De behoefte aan eene aansluiting van de beste krachten uit de artiestenkringen, en het onderhouden van een nauwere voeling met de goede elementen uit het publiek, is ook hier een behoefte van den dag geworden. Men vreesde, dat het artistiek ontwikkeld gedeelte van het publiek te Rotterdam niet altijd in de gelegenheid werd gesteld, om kennis te nemen van het beste en nieuwste wat in den laatsten tijd op het gebied van beeldende kunsten, muziek, tooneel en letterkunde geproduceerd is geworden, terwijl de artiesten bij gebrek aan een publiek, dat in staat zou zijn de beste uitingen van de moderne kunst te appreciëeren, zich niet gedrongen gevoelden in samenwerking tot het uitbeelden of produceeren van die kunst zich te vereenigen. De Kunstkring, welken thans in 't leven te roepen in onze bedoeling ligt, zal, met medewerking van artiesten binnen en buiten de stad, in den vorm van tentoonstellingen, artistieke soirées, concerten, tooneelvoorstellingen, debating-avonden, enzoovoort, hierin trachten te voorzien. Het is ons voornemen in het centrum der stad een localiteit, bestaande uit twee zalen, te huren, waarvan er één bestemd zal worden tot het houden van intieme exposities, hetzij samengesteld uit het werk van een enkel kunstenaar, hetzij bijeengebracht door inzendingen van meerdere artiesten. Aangezien wij ons reeds in verbinding hebben gesteld met den Haagschen Kunstkring, waarvan artiesten als de Bock, Toorop en nog vele andere ons hun sympathie betuigd of hunne medewerking toegezegd hebben, zal de gelegenheid geopend kunnen worden in overleg met dit genootschap aan onze leden te doen zien, wat door hen zal zijn saamgebracht, terwijl ook omgekeerd onze exposities tijdelijk aan onze zustervereeniging kun- nen worden afgestaan. Deze exposities zullen omvatten: schilderijen, aquarellen, etsen, beeldhouwwerken, voortbrengselen van kunstindustrie, houtsneekunst, kortom al het beste, wat wij van oudere en jongere beeldende kunstenaars aan onze leden ter bezichtiging zullen kunnen aanbieden. Maar deze kunstzaal zal ook gebruikt worden tot het geven van soirees voor exquise kunst. De steun ons reeds toegezegd door musici, tooneelspelers en speelsters hier ter stede - wier namen gij hieronder vermeld zult vinden - geven ons de zekerheid, dat wij in dit opzicht aan hooge eischen zullen kunnen voldoen. Verder hopen wij in de gelegenheid te zijn sprekers uit te noodigen, om causerieën te houden, debatten in te leiden of beschouwingen te leveren over onderwerpen van kunst en waaraan onze werkende leden hun medewerking zullen verkenen. Deze kunstzaal zal het geheele jaar geopend blijven en voor de leden gratis toegankelijk zijn. De tweede localiteit zal worden bestemd voor societeitszaal, waar de leden elkander dagelijks zullen kunnen ontmoeten, en die, door haar gezellige inrichting en goede leestafel een vereenigingsplaats voor leden en hunne gasten zal worden. Wij kunnen u reeds mededeelen, dat ons de steun en de medewerking van de volgende artiesten zijn toegezegd: Theophile de Bock, Mevr. van Biene-Poolman, Jos. van Biene, Louis Couperus, H. Haverkorn van Rijsewijk, Léon Jacobson, Alida Klein, Joh. de Meester, S. Miedema, P. C. de Moor, Frans Netscher, W. G. van Nouhuijs, Mevr. M. Snijder van Wissenkerke, W. C. Royaards, E. Stokvis, JeanValjean (J. Browne), Jan C. deVos, JanToorop, D.Wiggers, enzoovoort. Het ligt in ons voornemen, binnenkort een feest op muzikaal en dramatisch gebied te geven, tot welks bijwoning gij ook met uwe dames zult worden uitgenoodigd. Wij hebben thans de eer u te inviteeren om als lid tot onzen Kunstkring toe te treden, waarvan de jaarlijksche contributie tien gulden bedraagt, en uw antwoord te willen toezenden aan den heer Frans Netscher, Aert van Nesstraat, alhier. Hoogachtend, JEAN BROWNE. H. HAVERKORN VAN RIJSEWIJK. P. C. DE MOOR. FRANS NETSCHER. W. C. ROYAARDS. JAN C. DE VOS. D. WIGGERS. P.S. Binnen eenige dagen hopen wij eene vergadering te beleggen, ter definitieve constitueering van den Kring, en waarin uwe aanwezigheid, indien wij vóór dien tijd uw antwoord mochten ontvangen, door ons zeer op prijs zal worden gesteld. P\E in deze circulaire beloofde vergadering had den negen■L-'tienden Februari 1893 plaats in de groote bovenzaal van het voormalig Hotel du Passage alhier, het presidium werd waargenomen door den Heer Jan C. de Vos, het secretariaat door den Heer Frans Netscher. Omtrent deze vergadering berichten de notulen het volgende: Te 2 uren wordt de vergadering - bijgewoond volgens de presentielijst door 63 belangstellenden - door den Heer Jan C. de Vos geopend, die alle aanwezigen welkom heet en hun dank zegt voor hun blijk van belangstelling. In korte woorden zet hij de redenen uiteen, die geleid hebben tot het plan der oprichting van een kunstkring te Rotterdam en gaat dan over tot de ontwikkeling zijner zienswijze en die der overige op- richters omtrent den eventueelen werkkring eener dergelijke vereeniging te Rotterdam. Ten slotte stelt de Heer de Vos de vraag aan de orde of men instemt met de wenschelijkheid van de oprichting van een Rotterdamschen Kunstkring. Daar niemand er zich tegen verklaart wordt „De Rotterdamsche Kunstkring" beschouwd te zijn opgericht. Daarop bracht de Voorzitter de ontwerp-statuten ter tafel, alleen ten doel hebbende de algemeene beginselen, zooals: doel, samenstelling van het Bestuur enz. vast te stellen; nadat gebleken was dat het plan bestond deze statuten later uit te werken, ze dan ter lezing te leggen en eerst daarna definitief in eene vergadering van alle leden vast te stellen, werd het door den Voorzitter voorgelezen ontwerp door de aanwezigen goedgekeurd. Ten slotte werd overgegaan tot de benoeming van een President, een Secretaris, een Penningmeester en een President van de aan den Kring te verbinden Societeit; gekozen werden in dezelfde volgorde de Heeren: Jan C. de Vos, Frans Netscher, Jean Browne, en P. Haverkorn van Rijsewijk, die allen hun benoeming aannamen. Op dertien April daaraanvolgende had eene algemeene vergadering plaats, waarin de ontwerp-statuten in behandeling kwamen en aangenomen werden. Middelerwijl was een huurovereenkomst gesloten met den pachter van het voormalig Hotel du Passage, Korte Hoogstraat, waarbij de Kunstkring huurder werd van de eerste verdieping en enkele bovenlokalen, deze laatste om te dienen voor Societeit en voor bestuurs- en afdeelingsvergaderingen, terwijl enkele jonge schilders zich in de zolderkamertjes nestelden, daar die hun voor atelier zeer geschikt voorkwamen. Inmiddels was uitvoering gegeven aan het plan, om voor de verschillende kunstvakken afdeelingen op te richten, die haar eigen bestuur zouden hebben, waarvan de voorzitters ipso facto leden van het Hoofdbestuur zouden zijn; reeds twee dagen na de vergadering, waarin de Kring was gesticht, werden deze benoemd en wel: van de afdeelingen Beeldende Kunst, de Heer P. C. de Moor; Architectuur en Kunstnijverheid, de Heer J.Verheul Dz.; Dramatische Kunst, de Heer W. C. Royaards; Letterkunde, de Heer J. de Meester;'Muziek, de Heer Joh. C.Visser. Laatstgenoemde, als genoodigde ter vergadering aanwezig, achtte het in het belang van den jongen Kring verstandiger een bekend musicus aan het hoofd dezer af deeling te stellen; deze benoeming werd dus aangehouden. Kort daarop werd de Heer Joh. Sikemeier uitgenoodigd en bereid bevonden zich de benoeming te laten welgevallen. NU was de zaak dus gevestigd, het beroep op het publiek was niet vergeefsch geweest, algemeene belangstelling toonde zich door het in betrekkelijk grooten getale toetreden van leden en men toog met lust en moed aan het werk. Reeds den achttienden Maart 1893 werden de lokalen van den Kring feestelijk ingewijd met eene Soiree door de afdeelingen Muziek en Dramatische Kunst en den daaropvolgenden dag debuteerde de afdeeling Beeldende Kunst met de opening eener tentoonstelling van werk harer leden. Hier hadden de jonge schilders dan opgehangen de uitingen van wat in hart en gemoed woelde en bruiste, hier toonden zij aan het profane publiek hunne impressies en bedoelingen, hier leerden zij den leeken, welke richting naar hunne meening de schilderkunst uit moest: breken met het oude, nieuwe banen betreden, dat was hun leuze! Helaas, hoe werden zij teleurgesteld! men bleek hen niet te begrijpen, de blauwe boomen, de paarse koeien wekten lachlust op inplaats van waardeering en bewondering; men zond vrienden en bekenden naar deze expositie om te zien, wat die jonge kunstenaars daar nu wel tentoonstelden, neen maar zoo iets! was dat het, wat de Kunstkring van plan was? En daar men blijkbaar nog niet rijp genoeg was om zich in het gevoelsleven dezer jonge schilders te verplaatsen, keerde men hun minachtend den rug toe en het ledental — tot vreugde der oprichters reeds tot ruim driehonderd gestegen — nam in bedenkelijke mate weder af. De commissie voor de Societeit had evenmin stilgezeten, er werden herhaaldelijk gezellige bijeenkomsten gehouden, waar bekende musici en gevorderde dilettanten van hunne talenten deden genieten; het ging alles zeer eenvoudig toe, de bezoekers zaten aan tafeltjes, rookten hun sigaar en dronken hun biertje, terwijl af en toe mannen als: Sikemeier, von Perger, Dessau, J. A. Witkamp, Louis Schnitzler, L. Jacobson, Eugène Stokvis, e. a. zich naar het geimproviseerde podium begaven, om hunne voordrachten, waarvan de titels door den Voorzitter der afdeeling Muziek mondeling werden meêgedeeld, te houden. Op andere avonden droegen jonge dichters verzen voor of werd de tijd onder gezelligen kout gesleten; gespeeld werd er bijna in 't geheel niet. Toch was en bleef het bezoek aan de Societeit gering en welke moeite de toenmalige en latere Commissiën zich ook gegeven hebben om daarin verbetering te brengen, het succès bleef uit en na enkele jaren van kwijnend leven werd zij opgeheven. JA, de eerste tijd van het bestaan van den Rotterdamschen Kunstkring was zeer moeielijk;dat onder jonge, warmbloedige kunstenaars vaak meeningsverschillen ontstonden, wie zal dat niet begrijpen? en wie er — als er strijd was — gelijk had, wie zou het beslissen? Reeds in September, dus slechts ongeveer zes maanden na de oprichting van den Kring, legden de Hee- ren Jan C. de Vos en Frans Netscher hunne functiën als Voorzitter en Secretaris neer; terwijl kort daarop ook de heeren de Meester en Sikemeier zich als Voorzitters der afdeelingen Letterkunde en Muziek terugtrokken; het is dan ook niet tegen te spreken, dat het in eene opwelling van warme kunstliefde oprichten eener vereeniging als deze, heel iets anders is dan haar te besturen en in geregelde banen te voeren en te houden. Theorieën zijn vaak heel mooi, maar even dikwijls in lijnrechten strijd met de praktijk en jonge kunstenaars zijn gewoonlijk niet de aangewezenen om zich — met opoffering van een deel van de eerste — naar de eischen der laatste te schikken. Het duurde dan ook niet lang of de leiding van den Kring kwam in handen van leeken, er volgde een periode van rust, waarin de hartstochten bekoelden, het kaf zich van zelf van het koren scheidde, de afdeelingen, waarin onderlinge oneenigheden een geregelden gang van zaken tegenhielden, werden opgeheven; de Rotterdamsche Kunstkring, bestuurd met vaste hand en gesteund door waarachtige en opofferingsgezinde liefde tot de kunst, betrad den weg, dien hij sedert bewandeld heeft tot nut der kunstenaars en tot voordeel van de kunst. In 1897 werd de Kring voor een aanvankelijk er zeer dreigend uitziend feit gesteld: de beschikking over het voormalig Hötel du Passage, waarin tot dusverre de tentoonstellingen, vergaderingen enz. gehouden waren - met uitzondering van de groote Israëls-tentoonstelling-, werd hem opgezegd; er moest naar andere lokaliteiten omgezien worden en dit was in Rotterdam geen kleinigheid; geschikte lokalen waren er eenvoudig niet; er bleef maar één uitweg: een eigen gebouw, maar .... Intusschen bleek de kort te voren benoemde nieuwe Voorzitter, de Heer C. A. P. van Stolk, in staat, de kwestie naar behooren onder de oogen te zien; met de ijverige medewerking van wijlen den Heer F. J. G. Bosman - wien de Kring van den aanvang af zóóveel verschuldigd was - werd de zaak van alle kanten onderzocht, rijpelijk overwogen, in vele bijeenkomsten besproken en het resultaat was de aankoop van pand No. 35 in de Witte de Withstraat, waarvan het benedengedeelte met den tuin verbouwd werd tot vergaderzaal, conciërgewoning en tentoonstellingszaal. Dank zij de voortvarende wijze, waarop een en ander door den architect - den Heer Pelt - werd aangepakt, konden de verschillende lokaliteiten reeds op veertien Februari 1899 in gebruik genomen worden. IN den eersten tijd van het bestaan van den Kring werd door de oprichters voor datgene, wat zij den leden aanboden, meestal een beroep gedaan op de medewerking der in den boezem der Vereeniging aanwezige krachten; dit was zeer natuurlijk. Maar even natuurlijk was het ook, dat de leden voor hunne contributie afwisseling wilden hebben; het nieuwe bewind begreep dit en richtte den blik ook naar buiten. Het zag in, dat het voor Rotterdam nog onbekende naar hier getrokken moest worden, dat men voor uitvoeringen ook buiten den kring der eigen leden moest zoeken en vooral - en dit principe heeft den Rotterdamschen Kunstkring vele vrienden en veler sympathie doen verwerven - dat jonge kunstenaars zonder onderscheid van richting geholpen moesten worden, door hun de gelegenheid te verschaffen zich aan een kunstzinnig publiek voor te stellen. Hieraan is door alle opvolgende Besturen vastgehouden; menig jong kunstenaar heeft in de zalen onzer Vereeniging zijne werken voor 't eerst naar behooren tentoongesteld gezien en vele jongelieden hebben in het begin van hun loopbaan van hunne muzikale talenten in uitvoeringen van den Kring kunnen doen blijken. Dit streven had intusschen ook zijn groote keerzijde, want al spoedig nadat het in de muziekwereld bekend was geworden, stroomden de aanvragen om in aanmerking te komen voor een optreden in de concerten van den Kring van de zijde der aankomende kunstenaars en kunstenaressen in zóó grooten getale toe, dat het onmogelijk was er aan te kunnen voldoen; en 't was zoo hard hun hoop te leur te stellen! Daar waren er toch onder, wier ouders zich vele jaren achtereen groote en moeielijke offers hadden getroost, om hen de noodzakelijke studiën te laten doen; waren deze eindelijk achter den rug, dan ontbrak de gelegenheid om van de resultaten in het openbaar te doen blijken en tot eenige bekendheid te geraken. Door bekendheid toch, tevens door bespreking hunner verrichtingen in de pers, moet de weg tot succès eenigszins geëffend worden. Enkelen beproefden het wel eens met zoogenaamde „eigen concerten", maar dit middel is duur en niet in ieders bereik; ook gaf het daarin behaalde succès van de zijde van de—meest vriendschappelijk uitgenoodigde — aanwezigen, vaak aanleiding tot zelfoverschatting en — als de pers het met dat succès soms niet ééns was — tot verbittering. Ten slotte meende het Bestuur van den Kring, dat toch zoo gaarne helpen wilde, het middel gevonden te hebben en wel in het organiseeren van muzikale Zondagmiddagbijeenkomsten, waar als regel aan+ komende musici zouden optreden. De eerste dezer Matinées had plaats op zes en twintig October 1902 in de Damesfoyer van den Grooten Schouwburg, Aert van Nesstraat; afgaande op het doorsneêbezoek der leden aan de muziek-uitvoeringen van den Kring had het Bestuur dit lokaal meenen te mogen kiezen, daar het bovendien door ligging en uiterlijk bizonder voor het beoogde doel in aanmerking scheen te komen. Maar de toeloop was zóó groot, dat vele leden wegens gebrek aan plaatsruimte moesten afgewezen worden; in 'tvervolg werden afwisselend de Groote Nutzaal, Hl Oppert, en de Groote Zaal der St. Josephsgezellenvereeniging, ^ ^ Stationsplein, voor dit doel genomen. ^ ^ PN zoo naderde onze Vereeniging met rassche schreden den >A L-f datum van haar tienjarig bestaan; het Bestuur meende, dat jbx. er alle aanleiding bestond dit lustrum op feestelijke wijze te W* >A herdenken en wij kunnen niet beter doen dan te dezer plaatse /g* overnemen wat daaromtrent in het Jaarverslag van 1903 te ïX lezen stond: /S\ K\ „Toen het feit, dat de Rotterdamsche Kunstkring tien jaren >A zou bestaan hebben, ter sprake kwam, achtte het Bestuur het >sl nuttig dit op eenigszins feestelijke wijze te herdenken; zoo het in ééne Vereeniging in den aanvang van haar bestaan gekookt >£< Al en gestormd heeft, dan was het wel in den Kring het geval, en W< >3< meermalen scheen het, alsof alles vergeefsch was geweest en de pogingen om een centrum voor Kunst voor onze stad te Vv >S< vestigen en te behouden zouden moeten opgegeven worden. x< Intusschen bleven de verschillende opvolgende besturen met >4 >✓< onverflauwden moed en taaie volharding aan het roer, en het W « resultaat is, dat de Rotterdamsche Kunstkring na tien jaren W vasten voet gekregen heeft bij de burgerij, eigen tentoonstellingszalen bezit en zich verheugt in steeds toenemende belangstelling. Er bestaat dus reden te over om de oprichting na tien W x< jaren feestelijk te herdenken. Y< Eenmaal de wenschelijkheid daarvan aangenomen, werd bij Qy KV de besprekingen vooropgesteld, die herdenking zooveel moge© lijk met Rotterdamsche krachten te doen plaats hebben, Vv ^ althans voor wat het letterkundige en muzikale gedeelte aan- ging; een verzoek om medewerking tot den Heer P. D. van Vs< © Eijsden gericht, werd op heusche wijze gunstig beantwoord. Vx Voor het op te voeren stuk wendde het Bestuur zich - wat was © natuurlijker? - tot den te Rotterdam geboren dramaturg Her- © Q man Heijermans Jr., en verkreeg van hem voor dien avond het ^ ^ opvoeringsrecht - als première - van zijn éénacter „Het Kind". ^ Onze gevierde stadgenooten, Mevr. de Haan—Manifarges % en de Heer Anton B. H. Verhey, werden bereid gevonden in het muzikale gedeelte mede te werken en ten slotte beant- £ ^ woordde Neêrlands grootste zanger, de Heer Joh. Messchaert, f- ^ de uitnoodiging van het Bestuur in gunstigen zin. V y\ Op twaalf September ontving de Groote Schouwburg de ^ 4 leden met hunne Dames in zijne met palmen en bloemen prach- f- ^ tig versierde zalen; het was een avond van groot en ernstig x ^ kunstgenot, die stellig nog lang in de herinnering zal blijven \ voortleven. In het Drama „Het Kind" werkten mede: de V Heer en Mevrouw Tartaud-Klein, de Heer en Mevrouw de > ) Jong-Wertwijn en Mejuffrouw van den Arend. p ^ Middelerwijl was de opening eener keuze-tentoonstelling in ^ de zalen van het gebouw van den Kring voorbereid; zij vond y ^ plaats op denzelfden dag, Zaterdag twaalf September, des ^ morgens te tien uren. Gaarne had het Bestuur aan deze (S opening eenig ceremonieel verbonden; omstandigheden ver- v hinderden dit echter." v Levendig gevoel van eigenwaarde en gerechtvaardigde K ) & (|) VOOR DIT GEDENKBOEK MOCHT HET BESTUUR §2 U OP ZIJN VERZOEK BIJDRAGEN ONT VANGEN VAN H 0) Akkeringa, J. E. H Scheveningen. Bladz. 117 (X Goudsmit, Sam 's-Gravenhage. „ 54 y) x< Graadt van Roggen, J. M. . . . Bergen N. H. „ 124 ©) Léons, Sally 's-Gravenhage Bladz. 56 Loeber, Jr. J. A Elberfeld ,, 105 Loman, Alida Amsterdam „ 66 Loots, Philip Haarlem „ 67 Maeterlinck, Maurice .... Parijs „ 44 Marinetti, F. T. ...... Milaan „ 57 Meester, Joh. de Rotterdam „ 36 Mendes da Costa, J. ..... Laren N.H. „ 109 Mengelberg, W Amsterdam „ 92 Messchaert, Prof. Joh. .... Berlijn „ 60 Moor, P. Cornelis de. .... Laren N.H. „ 113 Mossel, J. ....... . Amsterdam „ 90 Moulijn, S Laren N.H. „ 134 Nat,W. van der Leiden „ 135 Netscher, Frans Santpoort „ 37 Neuhuijs, Albert Laren N.H. „ 136 Nieuwenhoven, Henri van . . . Breda „ 80 Nijland, D Rhoon „ 137 Oberstadt, C. D. 's-Gravenhage „ 86 Oort, Hendrik C. van .... Amsterdam „ 88 Oosterzee, H. A. van Rijswijk (Z.H.) „ 138 Otten, Albert ....... Rotterdam „ 100 Pek, J. E. van der Amsterdam „ 102 Peppercorn, Gertrude .... Londen „ 76 Plasschaert, Albert Veere „ 50 Raai te, M. van. ...... Amsterdam „ 139 Reballio-Siewe, Annie .... Rotterdam „ 77 Rennes, Cath. van Utrecht „ 63 Renouard, Paul ...... Parijs „ 140 Ritter Kwartet....... Würzburg „ 86 Rivière, A. la . Rotterdam „ 141 Robbers, Herman...... Amsterdam „ 39 Röntgen, Julius Amsterdam Bladz. 64 Rothschild, Fritz Weenen „ 91 Roijaards, Willem Amsterdam „ 34 Roijaards-Sandberg, Jacgueline . Amsterdam „ 41 Russisch Trio Berlijn „ 81 Rijken, Georg Rotterdam „ 74 Rijsselberghe, Théo van. . . . Parijs „ 142 Salomons, Annie Rotterdam „ 40 Schafer, Dirk Amsterdam „ 61 Schnitzler, Louis Rotterdam „ 80 Scholten, Hermine Haarlem „ 79 Sevcik Kwartet ...... Praag „ 72 Sikemeier, Joh. H Rotterdam „ 59 Simons, L Scheveningen „ 42 Sluiter, Willy Laren N.H. „ 143 Spoel, Arnold 's-Gravenhage „ 89 Spoor, André 's-Gravenhage „ 72 Swart, Sara de Laren N.H. „ 110 Tholen,W. B 's-Gravenhage „ 144 Toorop, J Nijmegen „ 145 Thijsen, C. . Laren N.H. „ 116 Valk, M. van der Leiden „ 146 Veldheer, J. G Bergen N.H. „ 147 Verhaeren, Emile St. Cloud „ 47 Verheul Dzn., J Rotterdam „ 95 Verheij, A. B. H Rotterdam „ 62 Verkade, Eduard Amsterdam „ 40 Verriest, Pastoor Hugo.... Ingoyghem „ 48 Verster, F1 Leiden „ 148 Viebig, Clara ....... Berlijn „ 50 Vogel, A. de Rotterdam „ 82 Vogel-v. Vladeracken, Geertruida Amsterdam „ 83 Vogel, Niel Amsterdam Bladz. 84 Vogelsang, Prof. Dr.W. . . . Utrecht „ 53 Voo, A. J. J. van der Hekendorp „ 149 Vos, Jan C. de Amsterdam „ 33 Wiertz, J. P. J 's-Gravenhage „ 83 Wiggers, D Berg en Dal „ 114 Woestijne, Karei van de. . . . Laeken „ 47 Wijk, Ch. van 's-Gravenhage „ 111 Wijsman, Joh Londen „ 70 Zalsman, Gerard Rotterdam „ 93 Zandleven, J. A Putten (G.) „ 150 Zilcken, Ph 's-Gravenhage „ 151 Zimmer Kwartet Brussel „ 75 Zwart, W. de Veur „ 152 Zweers, Bern. ....... Amsterdam „ 62 Zwollo, F Hagen i/W. „ 104 -