cb m 20815 W^~^*'*^*^'^^p^*t**? GOD EN PROTESTANTSCH NEDERLAND HERVORMINGSTOESPRAAK GEHOUDEN OP DEN 31EN OCTOBER 1924 door Dr. F. J. KROP Herv. Predikant te Rotterdam. UITGAVE „GELOOF EN VRIJHEID" 1Ste PIJNACKERSTRAAT 102-106, Prijs 15 cents, 100 cxi. ƒ6 In „GELOOF EN VRIJHEID", le Pijnackerstraa Nos. 102—106, zijn verkrijgbaar de volgende PROEF PAKKETTEN van Protestantsche geschriften, (adres! Conciërge H. DE ROODE): H. FLIEDNER (F. J. KROP): De Kerk der Woestijn. . . ƒ 0.6( NAP ROUSSEL: Zeven pijlen in het hart van het Romanisme „ 0.4( De Pausen door hemzelven geschilderd . . „ 0.3C Ds. E. NIJEGAARD: De geschiedenis eener ziel. (Van Protestant tot Roomsch en daarna weder terug tot het Protestantisme). "jJlF'. „ 0.4C Dr. F. J. KROP: Wat zegt Christus? (Wat Rome van Christus- Evangelie heeft gemaakt) . . ^fmasöl»'" . „ 0.4C — Maria, lovende haar God en Zaligmaker . „ 0.2C -—— De onwaarachtigheid der Roomsche actie . „ 0.4C Ons antwoord aan den Paus. (Het laatste schrijven van den Paus aan het adres der Protestanten, beantwoord) . . iV/.^JT^ . „ 0.40 Dr. J. R. CALLENBACH: Waarom niet naar het klooster? „ 0.25 —# Hoe kom ik tot zekerheid? . . „ 0.25 — De eerste Hervormde prediking in de St. Laurenskerk, of bijdrage tot de vraag: „Hebben de Hervormden deze kerk van de Roomschen gestolen?. « SSl; • „ 0.3Ö Ds. H. BAKKER: Door Maria tot Jezus[? . iS^P^S^. „ 0.25 ———■ — Wat Rome leert en wat de Bijbel leert . „ 0.05 Domheer en Schoenmaker . agïSËySS'T „ 0.10 1 Rome de baas in Nederland? . . jpfj . „ 0.25 •— Verschilpunten tusschen Geloofsbegrippen van Roomschen en Protestanten . ;jSg?v . „ 0.10 Ds. G. H. VAN DER BRUGGHEN: Op grond van het Evan- >w-~y^)elie: Wea. met de Priesters! . : iÊÊËr . „ 0.15 Dr. Jv^^&QT)^. Paapsche Mis JP^A^T'i^t ■ .. 0.30 . % ƒ C^S \ \ Samen /5.1G [y-\ voor.slechtsij?ƒ2.50 franco, bij vooruitbetaling. CENTRAAL BOND VOOK iNWtNDiMfe Zjênui» EN CHR. PHBANTHROPISCHE INRICHTING. CENTRAAL BUREAU: STADHOUDrJtóKAu». i, GOD EN 'BKËDURLAlffD. 31 October. Daarom ontstak de toorn des Heeren tegen Israël, dat Hij zeide: Omdat dit volk Mijn verbond beeft overtreden, dat Jk bunnen vaderen geboden heb, en zij naar Mijne stem niet gehoord hebben; zoo zal Ik ook niet voortvaren voor hun aangezicht iemand uit de bezitting te verdrijven van de Heidenen, die Jozua heelt achtergelaten, als hij stierf; opdat Ik Israël door hen verzoeke, of zij den weg des Heeren zullen houden, om daarin te wandelen, gelijk als hunne vaderen dien gehouden hebben, of niet. Richteren 2 : 20—22. Het is niet van gisteren, dat men de leidingen Gods in de geschiedenis van Nederland heeft vergeleken met de leidingen, die de God des Verbonds hield mei Zijn uitverkoren volk in de dagen van ouds. Het is niet van gisteren, dat Groen van Prinsterer de sehoone en zoo diep-waarachtige woorden neerschreef: „Ons nationaal bestaan 'vertoont een buitengewoon karakter. Het is godsdienstig in den volsten zin des woords; het is gewoonweg en eenvoudig het resultaat van het geloof. Onze Staat heeft geen andere reden van bestaan, dan de godsdienst. Hij is uit de Hervorming geboren. Hij is een schepping van het Evangelie. In de XVIde eeuw kwamen van alle kanten de Evangelie-belijders en -predikers, d.i. de martelaren, naar ons toestroomen. Uit het bloed der martelaren verrees de Kerk. Uit de Kerk ontstond de Staat. En met de slachtoffers kwamen ook van alle kanten de bevrijders en verdedigers opdagen. De Prins van Oranje en zijn broeders, onze Maccabeeën, waren in Duitschland geboren. Franschen, Engelschen, duizenden Belgen weken naar ons uit. Welnu, uit al die verschillende elementen, vergaderd, saamgesmolten, tot een natie gevormd door het vuur der beproeving, uit het midden van dien chaos, deed de Geest Gods door het Woord Gods een Staat ontstaan, nog wel zwak, maar waarvan de roeping, naar den raad der Voorzienigheid, zou zijn den Standaard der vrijmachtige en zuivere genade onzes Heeren Jezus Christus hoog te houden." (Nederlandsche Gedachten IV, 13, 14.) Met geestdrift zijn die woorden door duizenden en nogmaals duizenden in den loop der jaren herhaald. Met geestdrift hebben zij het een Da Costa nagezongen: O, Nederland 1 God maakte u sterk, om uw verdrukkers uit te roeien, omdat Zijn uitverkoren Kerk in uw moerassen moest herbloeien 1 De uitheemsche zielendwingeland merkt duizelend, wat hooger hand zijn Dagons neergestormd heeft; en 't Sadduceesche slavenzaad ontwaart met machtelooze haat Wie Nederland hervormd heeft. Eerbiedig, met heiligen ernst en in den diep religieuzen zin, die daar spreekt uit de aangehaalde woorden van twee onzer grootste mannen, hebben de ware kinderen der Reformatie hier te lande steeds gespro1ken 'van „Protestantsch Nederland." Zonder iemands billijke vrijheden te bekorten, zonder wie ook te wülen krenken in zijn afwijkende meening, blijven ook wij gewagen van de leidingen Gods in onze historie; blijven ook wij spreken van ons nationaal bestaan als „het resultaat van het geloof", het product der Reformatie; blijven ook wij de vaan omhoog steken van: „Protestantsch Nederland." „Kunt gij dat? Moogt giji dat? Maakt gij u niet belachelijk, wanneer gij daarmede voortgaat; en dat, terwijl er alle reden zou zijn, om te spreken van het Nederland der Jezuïeten; dat, terwijl Rome steeds meer veld wint op elk terrein, dank zij de beginselverzaking van velen, die aan uw zijde behoorden te staan; dat, terwijl in een gnootsche betooging te Amsterdam, nog maar kort geleden, alle openbare wegen (versta het goed: niet de gesloten huizen of kerkgebouwen, maar: de openbare wegen) zijn opgeëischt met dwingend gebaar, voor hetgeen onze Vaderen noemden een „vervloekte afgoderij"; dat, terwijl van de overzijde stemmen als de volgende reeds tot ons komen: „Hebt even geduld; de (u gegeven) kaakslag zal gevolgd worden door den schop en den trap, die alle ketters en geuzen voor goed uit onze Utrechtsche Domkerk (en natuurlijk alle andere kerken van vóór de Reformatie, F. J. K.) doet stuiven. Die dag zal voor de RoomschKatholieken een feestdag zijn . . ." („Staat en Kerk", 4 April 1924a „Protestantsch Nederland"?! * * * Lezer, ik heb u verwezen naar enkele teekenende verzen uit het tweede hoofdstuk van het boek der Richteren, die ik u ter ernstige overdenking voorhoud. De geschiedenis is u bekend. Israël is in het bezit gesteld van het land Kanaan. Met de belofte: God zal de heidensche inwoners verdrijven voor het aangezicht Zijner geliefden en het Zaad Abrahams zekerlijk doen wonen, indien het luistert naar de stem van zijn eenigen Koning; doch tevens mei de bedreiging: het werk zal halverwege blijven steken, ja, er zal achteruitgang, smaadheid en nederlaag volgen, zoo het volk vergeet, dat van de Hemelsche Bergen alleen zijn hulpe en zijn kracht kunnen komen. Helaas, de verleiding was te groot: Israël bezweek; vergat zijn God; dwaalde telkens weer af, nu eens ter rechter- dan weer ter linkerzijde; zoodat de stellige bestofte niet verwezenlijkt kon worden, de bedreiging — daarentegen — in volle werking trad. Och had, nsar mijn raad, klaagt God bij monde van den Psalmist (81 : 15, 16;, Zich mijn volk gedragen! Och! had Isrels zaad Op mijn effen paan IJvrig willen gaan, Naar mijn welbehagen! 'k Had hun haters ras En geheel verslonden; Wie hun tegen was Had, aan alle kant, Mijn geduchte hand Zeker ondervonden. Die geschiedenis beeft zich herhaald. Niet aan staatsmanswijsheid, niet aan politiek beleid heeft God Nederland geschonken, maar aan het vaste geloof van een handjevol getrouwen, die den moed niet wilden opgeven; die bleven hopen tegen alle hoop in; verwachten tegen alle verwachting; niet rekenende met getallen, rijkdom of aardsche macht; doch, zelfs nog op den brandstapel, zelfs onder de bijl van den beul, of iu den kerker, waar zij een langzamen marteldood stierven, mochten zingen van den God huns heils, getuigen van den Potentaat der Potentaten, die aan hun zijde stond. De zeeg' was hun beschoren. Maar met de overwinning kwam de weelde, de zelfvoldaanheid, de eigengerechtigheid, de inzinking van het geloof. Gelijk op een prentbriefkaart, onlangs op groote schaal verspreid, de tegenstelling werd gemaakt (met uitschakeling van elke Hoogere Macht): „In 1813 bevrijd met vreemde hulp; in de jaren 1914—'18 bewaard gebleven door eigen kracht/' zoo ook ging men alles verklaren, in het verleden, uit de omstandigheden; uit het volkskarakter; de natuurlijke nationale eigenschappen; ging men, voor de toekomst, van combinatiën en berekeningen alle heil verwachten. God werd een overbodig element in de historie; en, mocht Hij al in oïficiëele Staatsstukken nog wel eens worden genoemd (het werd ook wel ééns bij toeval, „vergeten"!), een levende realiteit in het volksleven was Hij, weldra, niet meer; zelfs gingen daar stemmen op uit het midden des volks, die Hem een „hinderpaal" voor den maatschappelijken vooruitgang dorsten noemen en met kracht de leuze uit den afgrond aanhieven: Ni Dieu ni maïtre!" (Noch God.' Noch Meester-') Die geestelijke achteruitgang in het openbare leven moet echter niet op zichzelf worden beschouwd. Die was, en is, een onvermijdelijk gevolg, een wrange vrucht van de inzinking van het geloofsleven op elk gebied, niet het minst in het gezinsleven, vooral ook in de harten, Hoe sprak Luther? Hoe vertolkte hij zijin innerlijk zieleleven, zijn hartelijke, overtuiging kloek en beslist? „Ik, doctor Maarten Luther, onwaardig prediker des Evangeliums van onzen Heere Jezus Christus, belijd deze leer, dat het geloof alleen, zonder de werken, rechtvaardigt voor God; en ik verklaar, dat dit zoo zal blijven, en dat dit zal standhouden tot in eeuwigheid, in weerwil van den Duitschen Keizer; of den Turkschen Keizer; of den Tartaarschen Keizer; in weerwil van den Paus en al de kardinalen " enz. Waar dat geloof leeft en levend blijft in het hart, daar is ook het gezinsleven in orde, daar ontwikkelen school en Kerk zich in de goede, Schriftuurlijke, Reformatorische richting; daar vergeet de Staat zijn religieuzen oorsprong niet; daar moet en kan men blijven spreken van. „Protestantsch Nederland." Niet door kracht of geweld, maar door den Geest des Heeren, werken dan de beginselen der Reformatie door, en geen terugkeer tot middeleeuwsche dwalingen, noch wegzinking tot revoluüonnaire woelingen, is ooit, in dien weg, te vreezen. Maar waar stagnatie komt, versteening van het geloof in doode orthodoxie of ontkennend, min of meer wijsgeerig rationalisme, daar moet God met Zijn oordeelen komen; daar steekt het aloude heidendom den kop weer op; daar herwint het Jezuïetisme voor het pauselijk gezag steeds meer verloren terrein, daar wordt straks de klaagtoon vernomen, op de puinhoopen van het Godsgebouw der Reformatie: „Hoe is het goud verdonkerd, het goede, fijne goud zoo veranderd! Hoe zijn de steenen des heiligdoms vooraan op alle straten verworpen....!" (Klaagl. 4:1.) * * Het geloo f triomfeert, niet de menschelijke wijsheid, noch de slimme (?) berekening der naar macht en succes strevende partijen. Öm het heidendom met machteloosheid te slaan, heeft men het Jezuïetisme niet noodig, noch omgekeerd. „In deze uwe kracht" was het bevel tot Gideon. „In deze uwe kracht" weerklinkt ook thans nog uit den Hoogen, voor wie öoren heeft om te hooren en een hart om te verstaan. Calvijn denkt er niet aan, Rome als bondgenoot in de geestelijke worsteling zijmer dagen te aanvaarden. „Indien," zoo schrijft hij ondubbelzinnig en klaar, „de leere der Profeten en Apostelen is het fondament der Kercke; door dewelcke den geloovigen bevolen wordt dats' hare saligheydt op Christus alleen steunen en neder leggen sullen: hoe sal 't gebouw der Kercke langher konnen bestaen, is 't dat ghij die leer wech neemt. Soo moet dan de Kerck, nootsakelick neder storten (déchée), wanneer dat fondament der Religy wech ghenoöien is, door het welck' alleen de Kerck kan worden staende ghehouden. Daer beneffens, indien de ware Kerck is de pylaer en vastigheydt der waera2 uS0°, 1S "* ghewis■« seker, dat d^ geen Kercke en is, daar de leugen en vata neydt het rijck heeft ingenomen En dewijl het aldus staat en geleeen is me die van '| Pausdom, so kan nEIStï Ed bB f 6n b?^pen' wat voor een Kerck bij hen noch overigh zij. Want in de plaats van den Dienst dés Woords hee« leugen' °™rhandt een verkeerde, ^vï leugenen t samengesmeede regeeringh hKf het r6yne licht eensdeels^ bluscht en eensdeels verstickt. In de stede van 't Nachtmael des Heeren, iTeen «£ on S h ^f- -,S met eenen veelvoudige.! en de Leere (sonder dewelck' het Christendom niet en bestaet) is geheel be h7lenten Wech gheruymt/de Vemeene leTTan ver8aderingen sljn sS! iruoJTv^f T> godtlo°sh^'' ansti- th^.M6^1 tC meer recht zou kalvijn thans aldus kunnen oordeelen, nu het Vatikaansche Concilie (1870) nader heef ontwikkeld en officieel vastgesteld, wat op het SkïÏÏr-T 6n ^gerVeeds duid - 7L ~ VtTen Arad' n l dat Rome Christus zondi? °,!tr?^t' °m di6 le geven aan een zondig, schuldig en feilbaar mensch Met met het atheïsme Rome te lijfmaai- evenmin met Rome het ongeloof ben°ch de revolutie gekeerd Èn tegen Rome èn tegen de revolutie het Evan gelie der Goddelijke genadedat zij en bhjve de leuze van hen, die het werk van een vThJ**™*™^11 Wiüen voortzetten! vaii hen, die de voetsporen del- Vaderen getrouw willen volgen. en De conclusie? Zij ligt voor de hand Een stemme des gejuichs wordt er vernomen op dezen dag: „God heeft Zijn volk verlost!" Maar ook een stemme des geweens en der verootmoediging: „Wij hebben gezondigd, wij en onze Vaderen." En die stemme der verootmoediging wordt in ons een vast besluit om te volharden bij het geloof onzer Vaderen, om weder te keeren, op elk gebied, tot de beproefde paden der gehoorzaamheid aan Nederlands Verlosser en Behoeder, wordt een dringende bede voor Kerk en Staat, voor land en Volk: Ontferm U, God van Neerland! keer, Keer weder in ons midden 1 Om diens Gezalfden Naam en Eer, Door wien Uw kind'ren bidden! Hergeef aan 't diep vervallen bloed Den oo'tmoed en den heldenmoed Der vrotme voorgeslachten I Dat langer niet Uw vijand juich', Maar machtloos den triumf getuig' Van die Uw komst verwachten! Der Heid'nen hoogmoed steeg ten top I Doe hun Uwe Almacht weten! Wek Neerland uit de dooden opr Zend IJv'raars en Profeten! Gebied uit Nassaus heldenzaad Een Zerubbabel voor den Staat, Een voedsterheer der Kerken I Wil tot een nieuwen tempelbouw (Dat Rome sidd'rend hem aanschouw!) De hand der vorsten sterken! Hersteller van oud-Israël! Beschermheer onzer Vaadren! Ja! Gij, Gij zult, ten spijt der hel, Het overschot vergaadren! Want Gij zijt onveranderlijk!' En 't Schepter van Uw Koninkrijk Zal van Uw volk niet wijken, Dan om aan d' opgeklaarden trans," Met duizendvoud vernieuwden glans, Den Satan blind te prijken! (Da Costa.) F. J. KROP. Voor slechts f 5.— kunnen wij geven: Pater CHINIQUE: De Priester, de Vrouw en de Biechtstoel ƒ 1.60 Prof. H. H. KUYPER: Het zedelijk karakter der Reformatie „ 2.25 Dr. F. J. KROP: De Bartholomeusnacht.t^^^^P^Ë^: .. 0.50 •— Het „tijdelijk" gezantschap bij den Paus . „ 0.75 —— Rome door zichzelf veroordeeld . '. „ 0.15 ——' Het geval van de Schoonderloostraat 66, of: De missie onder de Nederlandsche „Heidenkinderen" .' . . „ 0.15 Ds. G. H. WAGENAAR: Priester of Dominee ^t^yll . „ 0.25 Dr. G. OORTHUYS: Rome's Eucharistie getoetst aan Gods Woord . . ^^^^i^^sSlt-J^ '. „ 0.40 Ds. H. E. BEERNINK: Het Eucharistisch Congres te Amsterdam. ï?*; . . .T^JÖ,;. „ 0.25 Ds. H. BAKKER: Het a.s. Eucharistisch Congres . .' '4? . „ 0.25 Na het Eucharistisch Congres . . „ 0.25 De subsidie aan de Roomsche Universiteit „ 0.15 EEN GEWEZEN ROOMSCH-K ATHOLIEK: Is de Paus van Rome de plaatsbekleeder van Christus op aarde? (Inleiding van Dr. F. J. Krop) „ 0.30 DrTP. J. KROMSIGT: Protestanten, vereenigt u! .- . *f- . „ 0.15 Mgr. H. J. T. VAN VLIJMEN, O.-Katholiek, bisschop van Haarlem en Dr. F. J. KROP: Waarom bond- genooten? • ■--'^ff'M^^S^i'i^M:..^ . . . J&^\ „ 0.30 De Eucharistie of het Misoffer van de R.-K. kerk „ 0.05 Samen . . ƒ 7.75 Voor slechts f5.— franco, bij vooruitbetaling. Toezending geschiedt uitsluitend na betaling, per post¬ wissel of in postzegels. Men gelieve slechts duidelijk aan te geven wat men wenscht: y Pater Chiniquii De Priester, de Vrouw en de Biechtstoel ƒ 1.75 Pakket „Chiniqui' . :^^^&Ê^^^ii^^^^^^Si^m , 5. rrotestantscn Froetoakket i en Hugenootsche Kruizen met Duifje (vóór de herroeping van het Edict van Nantes) of traan (na de herroeping). Goud of Zilver. Verkrijgbaar bij voorkeur des Vrijdagsavonds van 7—10 uur in het Gebouw „GELOOF EN VRIJHEID." Voor andere uren plege men overleg met den Conciërge; Ie PIJN AC KERSTRA AT 102. HET HUGENOOTSCHE KRUIS. - Neen, geen wetenschappelijk onderzoek naar de herkomst van het Hugenootsche kruis past ons hier, maar slechts een enkel woord over de algemeen gangbare legende betreffende dit »cht-Protestantsche sieraad, dat de dames zoowel als de heeren aan hun horlogeketting overal in Frankrijk dragen. Om elkander als Christenen te herkennen en toch het Roomsche kruis, voor hen een teeken van tyrannie geworden, niet te huldigen, zouden de Fransche Protestanten het kruis van Malta hebben aangenomen. Aan dat kruis zouden zij een duifje hebben bevestigd, als symbool van den Heiligen Geest, en na de herroeping van het Edict van Nantes, een traan, als uiting van droefheid en smart over de gruwelijke vervolgingen, waaronder de Kerk der Woestijn gebukt ging. Het is slechts een legende en ik weet, dat andere „verklaringen" evenveel recht kunnen laten gelden als deze; maar toch wilde het mij voorkomen, dat het goed was hier mede te deelen wat de volksmond verhaalt omtrent een sieraad dat algemeen gedragen wordt in Protestantsch Frankrijk en dat ik gaarne ook hier burgerrecht zag verkrijgen. K. B. 15-K21. F. 1. KROP. Voor alle propagandalectuur in zake Rome en de Reformatie, wende men zich eveneens tot bovenitaand adres, le Pijnackerstraat 102.