CB I, | 03051 I ' M v " - £^J T DE DIEPTE. BIJBELLEZINGEN DOOR DF A-GEZETTE LEERAREN EN ÏÏUxN TROUWE MEDEBROEDERS JE AM iTERDAM IN „DE LOKALEN" GEHOUDEN. ■1 ALZC I ZAL HET ONDER U NIET ZIJiN. 1 Al |ULI 1886 LN „FRASCATI" UITGESPROKEN H* Mm door Ij Dr. A KUYPER. SKIl \ AM^ERDAl'. J. A. WORMSER. Druk van P. Groenendijk. Zoo is het dan toch ertoe gekomen, M. H.! Gekomen tof houdeng Afeea7aefgdeden gfn °nZer V°°r denkbaar had geilden. Afgezet zijn uw Leeraren, én Opzieners én Arm broederen801 g8Z6t over&eIeverd te *!)» door hun eigen Afgezet! Ontzet uit ambt en bediening uit toekomend ntrsei;irz0ïekff T UWe beste Le™»> die in™iets van hun ambtsbroeders verschilden, dan hierin dit ze onverzettelijk vasthielden aan het Woord en minder nodan zij voor mensclielijke ordinantiën wilden buigen. c gezet. Ontzet uit kerkelijke ambten en bedieningen ■eel een breede schare van Opzieners der gemeente dfe In 'ièrscheidde'n Tan Tï ^ V00vZanZers en ambtgenoo'ten onderscheidden, dan dat ze ijveriger voor het recht des Heeren oi] zijn hoogheilig Sacrament en trouwer voor het recht der ? EneenateT:ïïVOntfPdtr°nr ^«PPÖ» Pa' bonden'" V aI°ezet- Ontzet uit roeping en bedienin"- heel een eeks van Armverzorgeren, op wier inzamelen en beheeren en ïtdeelen van uw liefdegaven geen rechter iets aan te merken ïad, en wier kerkelijke eer alleen daarom door de hoogste geschonden moet, omdat ze ook als Kerkbeheerders zich ïod" Woord UW gemeente denken konden gescheiden van En die Bedienaren des Woords en die Opzieners en die Armverzorgeren heeft men durven afzetten en zeventig 'h^ Tel.Ver,re van de Tucht dez" j • • n 1 ^^TJeie en hoog te houden, veeleer allp turhf (Wijs rusten en alle instrument van macht derwife roesten het dat de ongerechtigheid voortat als de kanker en de 25 roekeloos voortsloop, tot afval zelfs van den levenden God Tot edele heilige oefening van tucht was de Kerk van Christus ook hier ter stede en ook in deze provincie groenen waar? bid ïfj ? vanTze' S'S'helftf * ^ Liet men ze niet vloeien over den akker des Heeren alle "wateren van zedelijke verlaging en oneerbaarheid? IS ooit, nooit heelt men deze zeventig jaren lang de harde ï oede van deze straffe tucht opgeheven tegen de predikers van het ongeloof, tegen de ondermijners van Jezus' Koningschap, tegen de verwoesters der gemeente. Eer zijn alle afvalligen geeerd, is alle aangeklaagde steeds vrijgesproken. En nóg laat men ze in volle kerkelijke macht en ambt en eere, zoo in stad als in provincie, de mannen die van hun afval geen geheim maken, maar openlijk hun algeheele verwerping uitspreken van alle mysteriën des geloofs. Ja, ik heb ze gekend, gekend onder eigen bekenden en vrienden, die openlijk in deze zelfde provincie van den kansel tot zelfs de hope des eeuwigen levens verworpen hadden, leerende dat er geen opstanding na den dood is, en toch geen derzulken is ooit gemoeid. Die allen heeft men vrijgelaten! ^ Een Bedienaar des Woords, die heel het Woord en den God van dat Woord verwierp, dat mocht! Ja, sterker en gruwelijker nog, M. H.! in het ambt en als ieeraar onzer Kerk zijn ze gestorven, die in diepe onzedelijkheid verstrikt, en afgestompt voor alle hooger leven, eindeiijk aan delirium t re mens bezweken zijn. En toch, zelfs tegen dezulken is niet gewoed. Zelfs zulke mannen zijn als „overleden leeraars" met eere herdacht geworden in ons Kerkelijk Orgaan! Hén trof de kerkelijke banbliksem niet. Niet wijl de macht om te treffen ontbrak of het wapen om kerkelijk te dooden nog niet gesmeed was. Want heel deze wapenrusting lag reeds gereed in den jare 1816. Met het verrijzen der Synode verrees op een zelfden dag haar arsenaal of tuighuis. En al deze zeventig jaren heeft én het Classicaal én het Provinciaal Bestuur vrijelijk en ongedeerd over even dezelfde onbeperkte heerschappij kunnen beschikken. Elk lid of dienaar der Kerk was als een vogelvrije in hun hand. Maar zie, terwijl men nu zeventig jaren lang in deze stad en in dit gewest deze macht bijna altoos ongebruikt liet, en zoo in uw Kerk van Amsterdam als op tal van dorpen aan alle onzedelijkheid vrij spel is gelaten, en alle loochening van de waarheid ongedeerd bleef, en allerlei ambtsverzuim en ambtsonteering ongestraft bleef, heeft men nu deze volle, onbeperkte, alles vernielende macht eens met haar volle zwaarte geworpen op de leden van den Amsterdainschen Kerkeraad. Op mannen die men te lijf gaat en uitwerpt, niet omdat men klachte heeft over hun persoonlijken wandel, want allen zijn mannen van goeden naam en faam. Niet omdat er klachte viel over hun ongeloof, want alle mysteriën der heilige waarheid belijden ze blijmoedig. En ook niet omdat ze in hun ambt niet ijverig waren, want aller kerkelijk getuigenis is zonder blaam. Neen, maar eeniglijk en uitsluitend, omdat ze weigeren, tegen liun Heer en Koning in, voor de Synode te bukken, tn de gemeente met haar ambt en geestelijk en stoffelijk goed aan den band van het Woord Gods bleven binden. Dit, dit is het ontzettende waaraan we thans toe zijn, M. H.! En daarom hebbe uit de verbloeming en valle elk bewindsel. Vrijuit dient van nu af ook tot de schare gesproken te worcen, en waar zulk een tirannie in de Kerke Christi indringt «in het heilige verwoest, mag de kreet van diepe zedelijke ver( ntwaardiging niet langer teruggehouden. 1 Het vonnis dat viel is voor onze Kerk onteerend. Ze \erlaagt er zich zelve z e d e 1 ij k door. Ze begaat er meè een schreiende zonde! C Een zonde, waaraan — o Kerke Gods! waarom moest ook deze S'uppel in den beker uwer schande gemengd? — een zonde, waarun belijders des Heeren meêzondigden, waartoe ze hebben cfingezet. o, Haast wil het mij niet over de lippen, en toch, het moet. In dit zelfde Frascati, daar in dat zelfde ruim waar gij tlians neerzit, stond vóór drie jaren een bestuurstafel, en om die tafel was ik met toen nog trouwe broederen gezeten, om dan nood onzer Kerken saam te bespreken en saam den Heerc op te dragen. En thans die zelfde broederen met de Synodale machthebbers tegen ons! Ik noem geen namen. Maar bij zulk een breken uwer hope die ge op broederen gesteld hadt, weent mijn hart. o, M. H.! we zijn zoo verre, en zeer verre afgegleden! Men krenkt ons, men kwetst ons. „Heerschappij" is het, die in willekeur tegen ons opwaakt; ,Geweld" dat zich niets sparend tegen ons verheft; een „Macht" v"clc --- ^ s^uiuijveu luciciit uver nen. I OPh o 7r\r\ inl H .. • i 1 —p uu L uiiuei u met zijn: maar zoo wie ond ÏWJT*»* de belijders van «Woord kerkgebouwen, uw 'ï.igen macht over „ was geworden „w 6e!f .r°„rSe,oed efkSm. er „ooi. ï.n los. En zie, de Geest des Heeren S' enop"end°e°t geen maand tijds weekte al dit vateche c«me r ïhaSlroemtnedoet in^'r^^nnenwi^eid en In Verkregen genade, voeg tn ^n Kerk te den aanvang dezes .jaars de ma zegt zeiven, as» ™ ??its:"o"- s stf "«£ g»„Sfts"sS S „ie» dag des I?rrrirbi:«s^p|»S Of wat was het fijne punt waar het op aankwam, M. V. ? Was het niet de eenige vrage of uw Leeraars al dan niet h e t hoofd in den schoot zouden leggen, en even, even slecht?, het is zoo, maar even dan toch, het hoofd zouden buigen voor de Synode in stee van voor Jezus hun Heer? Haar ' alleen en niet aan anderen is het dus opgedragen heerschappij in de Kerk te oefenen. Alles liet ze gaan, en alle wateren der ongerechtigheid vloeien, mits men maar in onderwerping kwam. Iets van haar macht hoefde men maar even, desnoods schoorvoetend, te erkennen en aanstonds wierd men met gejuich ingehaald en „in volle eere", zoo het heette, hersteld. De monnik die met het crucifix bij den martelaar op de houtmijt stond! Raak even slechts dat crucifix met uw lippen aan en ge zijt gered. Daarna kunt ge desnoods uw lippen weer met logen bezoedelen! En zoo ook hier: Buig even; erken heel even dat de Synodale Organisatie aanspraak op uw on der w erp ing kan maken, ook waar gij zegt dat Jezus het verbiedt, en, o, het teeken is u opgedrukt en eere zal u beiden, en alle hoogheid der wereld met u gaan. Vooral op de Predikanten was het daarbij aangelegd. Wat gaf men om Ouderlingen, wat om Armverzorgeren ? Maar de Predikanten ! In hun hand was alle macht geconcentreerd. Zij waren de heerscbappijvoerenden in Jezus' Kerk geworden, maar deswege dan ook gehouden om uit dank voor deze heerschappij die op hun schouders was gelegd, te allen tijde het beeld dier nagebootste Macht te kussen. En daar zou het, en moest het ook nu toe komen! Want daar had men voor gezorgd. Een leek kon tegen een Predikant niets; maar ook een Predikant, a 1 s hij kwaad wilde, was aan de volslagen willekeur der Machthebbers overgeleverd. Voor hem het doodvonnis. Weeu, gij, vermetele, die afvallen dorst. Uw ambt, uw beroep, uw levenspositie, uw brood, ja uw pensioen, alles zou men u op eenmaal ontnemeVi. Men maakte u met „la mort sans phrase" eenvoudig kerkelijk dood. Én dat, zoo zei men, dat zou geen enkel Predikant ooit wagen. Daarvoor waren ze veel te sterk verkleefd aan hun positie en te gesteld op hun geld. o, Ze lagen zoo prachtig aan de zilveren keten gekluisterd! En dat was ook zoo, M. H.! Want het is ontzettend, als een man en vader op eenmaal gesteld wordt tusschen de harde keus: Even een kleine kniebuiging of heel uw bestaan verloren! En de uitkomst heeft het dan ook jaren lang geleerd, hoe loodzwaar die dreiging drukte, en hoe velen bezweken, en hoe menigeen, na even een man te zijn geweest, toch weer inboo»als een kalken wand. En ja waarlijk, als de Geest des Heeren niet tusschenbeiden was gekomen, zouden we dat zelfde smadelijke schouwspel ook nu weer hebben beleefd. Want, o, bedenkt het toch, Broeders en Zusters! ook uw Leeraren, die men thans in den kerkelijken dood drijft, zijn mensehen van gelijke beweging als die anderen, die bezweken. Ook in hun binnenste fluistert de stem van den verzoeker. Ook zij hebben hun ambt en hun positie zoo innig lief. En zie, dat het desniettemin er nu toch toe gekomen is, dat vijf, ik zeg niet slechts vijf, neen maar dat er v ij f, straks zes Leeraren in deze ééne Kerk van Amsterdam gevonden zijn, die het beeld der Synodale Organisatie niet hebben gekust; die geen ure met onderwerping geweken zijn; en die liever dan ook maar één oogenblik de eere van hun Koning prijs te geven, het offer van al de vrucht van hun vroegeren arbeid hebben gebracht, dat is van den Heere geschied, dat is als een wonder in onze oogen, en daarin heeft niet de wederpartijder, maar Jezus onze machtige Heerscher, getriomfeerd. Dat knakt meer dan iemand gelooven durft de hoogheid der Synodale Hiërarchie! Immers, het is nu weer gezien, dat er nog belijders van onzen Heere waren, die niet bukten. Er is dan weer een macht aan de zielen openbaar geworden, waartegenover al het machtsvertoon der Synodale hoogheid volslagen machteloos bleek. Het Clericalisme is met een doodelijke wonde geslagen! Er was voor Immanuel triomf! En dat nu juist was het heerlijke! Een heerlijkheid die ik liefst aldus omschrijf, dat tegenover de ongoddelijke macht die in de Kerk inbrak, de macht des Geestes die in de Kerk thuis hoort, weer opwaakt. En hieraan eenmaal toegekomen, scheid ik uw afgezette Leeraren en Opzieners niet meer van uzelven af, maar is het één zelfde heilige roeping die ons allen wenkt, én om de onheilige macht onzer eigen zonde te belijden, én om saam te grijpen naar die heilige macht, die groeien en bloeien doet in de voorhoven des Heeren. \\ ant schuldbelijdenis wat is het anders dan u zeiven los te maken van de medeverantwoordelijkheid die ge zeiven aan deze zonde der verdrukking draagt? Niet, dat spreekt vanzelf, alsof bij Gods kinderen ooit de roede die over hen komt, een straf in eigenlijken zin voor hun zonde kon zijn. Wie dat zegt, doet te kort aan de alverzoenende kracht van het bloed van Golgotha. Daar is alle schuld verzoend! Door Hem die daar stierf al de toorn Gods en dies al onze straf gedragen. Straf in dien zin kent het kind van God niet meer. Maar wel is er een losmaken van de zonde door kastijding , een oordeel dat Gods kinderen van de medeschuld afscheidt. 4 Want ziet, Broeders en Zusters, aan dat doen opkomen in de Kerke Gods van haar vreemde Heerschappijen en onpassende Machten is een ieder onzer mede schuldig geworden. Hadde al het volk des Heeren ook in deze stad steeds hoog gehouden de macht des Heeren; alle Macht en Overheid alleen om 's Heeren wil geëerd; zelf de hun toevertrouwde macht stipt gehandhaafd, maar ook geen hun niet toekomende macht zich aangematigd — er zou allerwegen helder, klaar besef hebben bestaan van het onderscheid, dat zulk een valsch indringende macht afscheidt van de machten die door God zijn gesteld. Maar dit was zoo niet. Hoe weinig hebt ook gij u niet vaak om 's Heeren Almacht bekreund! Hoe hebben niet ook wij vaak de Overheid gehoorzaamd, niet om der consciëntie wil, maar enkel uit vreeze voor haar zwaard. Hoe slap lieten we niet vaak de banden van de tucht hangen in eigen huis en kring! En ook hoe zondigde niet een ieder onzer door heerschzucht; hoe waren de vooraanzittingen niet gemind; hoe gretig dronk men niet in eiken kring, tot zelfs onder onze kinderen, uit den beker van aanmatiging en aangegrepen macht! Welnu, daardoor is het rechtsbesef in ons goede land vervalscht. Daardoor hebben wij zeiven, ieder voor ons, water aangedragen en doen invloeien in dien stroom van machtsaanmatiging, die thans tegen de fundamenten onzer Kerk aanspoelt. Wij zeiven hebben door onze uitademing den dampkring helpen bederven, dat de macht om weerstand te bieden ontbrak. En daarom roept nu eens niet van aller algemeene zonde, maar belijdt thans bovenal deze bijzondere zonde op het Machtsterrein als uwe zonde voor den Heere uwen God. En richt u dan op in zijn kracht,en keert weder, en geeft Gode de eere, en zondigt in de zaken van Macht en Heerschappijen niet meer. Laat af van wilkeur ook in huis en hof, en handelt weer naar recht. Staat af alle macht die ge u hadt aangematigd, en eert weer de van God gestelde invloeden en krachten. Weest weer om Gods wille uw Overheid onderdanig, ook uw lieer en vrouw, ook uw leermeester en leermeesteresse. Zij er weer eere en eerbiedenisse en ontzag in ons midden. En ook, handhaaft uw eigen gezag, d. i. dat deel van het gezag des Heeren dat aan u in huis of kring is toevertrouwd. Gij man! heb heerschappij over uwe vrouw. Gij ouders, over uwe kinderen. Gehoorzamen, waar „gehoorzamen" door God gewild is, is zoo zedelijk machtig, staat geestelijk zoo hoog, is zoo hemelseh schoon. Schoon zooals het schoon der engelen is, die dienende geesten, die gehoorzamen het hoog bevel uit zijnen mond. Slaat dien weg zeiven in en lokt er uw kinderen op, en ervaren zult ge het, hoe juist uit zulk gehoorzamen u de macht geboren wordt, om de valsche heerschappij, die u tot onderwerping dwingen wil, fier en manlijk te weerstaan. Dan vliedt de huurling, maar de geroepene des Heeren blijft moedig standhouden , en in zijn beslist weigeren van gehoorzaamheid aan valschelijk opgeworpen Machten oefent zulk e' juist de hoogste gehoorzaamheid aan zijnen Koning en He( En dan komt over de Gemeente vanzelf en ongemerkt we die betere, die edeler, die heiliger macht, die geen sterkte, het geweld zoekt, maar haar leuze heeft in hel apostolisch roepen: „Als ik zwak ben, dan ben ik machtig." Want niet tot m a c h te 1 o o s li e i d doemt, maar tot m a c h t >ept de Heere de zijnen. Tot een macht waar geen geweld •ts tegen vermag, en waar geen heerschappij op aarde tegen iestand is. Dan merkt Hij uit den Hooge op het zaad der Kerk ,en ziet er rader onze jongen en kleenen, die nog verre omdoolden en niet grepen naar hun eeuwige erfenisse, en aan dezulken geeft Hij dan ook macht, maar macht om kinderen Gods te worden, doordien zij in zijn naam gelooven. En zijt ge reeds van zijn kinderen geworden, ook dan nog geeft Hij u macht, maar macht aanden Boom des levens, dewelke Immanuel is en alle kruisverdienste zijn bloesem en alle genade zijn vrucht. En die vrucht bloeit twaalf malen telken jare en is met elke nieuwe maan nieuw. Niet een stroom die nu eens vloeit en dan weer opdroogt en verzandt, maar een Fontein des levens die u altoos bereid is, en waar al den dag en al den nacht uit gedronken wordt door den kenner van zijn heil. Zoo geeft H ij macht. Macht om tot Hem te komen aan wie nog van verre stond. Macht om bij Hem te blijven voor wie jfit Hem kwam. Maar verder nog gaat dit schenken van macht en 1 eerschappij, want ook macht geeft Hij o m d e onreine geesten uit te werpen en anderer ziele te ontbinden. o, Die goddelijke macht des Geestes, ze teekent haar gouden spoor op alle paden des levens. Machtig om te behouden. Machtig om te erbarmen. Machtig om tranen te drogen. Machtig om wonden te verzachten. Machtig om Satan van verre te bannen. Machtig ook om de eigen tong in toom te houden, en te triomfeeren over eigen vleesch! En dan gaat die goddelijke, die heilige, die hemelsche Macht voort en verder, en na de kinderen geroepen en de uitgegledenen weer opgericht, en de gebondenen losgemaakt, en de bedroefden getroost te hebben, slaat die Macht dan ten slotte zelfs op onze vijanden over, en ge krijgt macht om zelfs voor uw vijanden te bidden. o, God, worde die heiligste aller machten ook in deze dagen mildelijk in uw volk betoond! Want, Broeders en Zusters! strijden is wel; en verslonden te worden van ijver voor het huis des Heeren is treffelijk; en niet te bukken voor een ingeslopen macht eert den fleren worstelaar; maar koninklijker nog dan die allen overwint de held des Heeren, die zegenen kan wie hem vloekt en bidden kan voor wie hem geweld aandoen of hem vervolgen. o, Het is niets, zulks in dagen van vrede te loven als schoon, of ook in vlagen van gramschap als zelfvertoon van vroomheid te koop te dragen. Maar nu, nu het op de praktijk aankomt, nu er weer wezenlijke verdrukkers en vervolgers en die ons geweld aandoen opdaagden, nu wordt het voor elk teeder kind des Heeren een hoogst ernstige vraag: „Ben ik, ik, ook reeds zoo ver, dat ik voor hen die m ij thans vervolgen, in oprechtheid voor miin God, bidden kan! Er is in deze dagen ook soms een toon beluisterd, die riep van een „nemen met geweld", en „dat men, Wel duizenden op den Dam of voor onze kerkdeuren kon saambrengen", en dat klonk krachtig, maar was het niet geestelijk machteloos en zwak? Want immers bij zulk een machtsbetoon zou het alleen op de spier van uw arm en de kracht van uw vuist aankomen, en dan ware allicht een ruwaard uit de heggen en stegen u nog te sterk af. Maar als ge geestelijke macht verwerft, de macht ook o m voor uw vijanden te bidden, dan, B. en Z.! werkt en perst in u een heilig dringen, dat geen kind der wereld u nabootst en waardoor ge eiken tegenstand verwint. Want zekerlijk de Schrift wraakt nooit de Macht man i altoos slechts het v a 1 s c h e soort van m.icht. Zwak /ij wil Gods kind niet om het zwak wezen, maar juist wyi dit hem machtig maakt! Evengelijk ook de Zoon des menschen zwakker dan allen wierd en zich wegwierp onder aller zwakheden, niet omdat het machtelooze Hem aanlachte, maar overmits door dat zwakke Hem de weg ging naar de hoogste, heerlijkste Macht. En vraagt ge nu bij dien uit zwakheid verrezen Koning een eereplaats, o, dan is die plaats der eere er wel gewisselijk; maar slechts op dit ééne beding, dat ge, om waardig geacht te worden nabij Hem te wezen, ook het pad inslaat, waarop Hij u voorging: Door lijden tot heerlijkheid! en Door zwakheid tot macht! En daar, daaraan hangt dan ten slotte dan ook al onze hope op zegepraal in den strijd die ontbrand is. Want dit, Mannenbroeders, zeg ik u in den naam des Heeren. Indien niet kan en mag gezegd worden, dat bij ons meer dan bij onze verdrukkers van den Christus gezien wordt, dan zal er geblazen worden in onze slagorden en in rook zal ons enthousiasme vergaan. Maar is liet daarentegen, dat Hij die de harten kent en de nieren proeft, we<\ en ziet, dat op ons meer dan op hen het Beeld des Zoon- ast, en de Christus niet maar op onze banieren , maar ' in onze slagorden is, dan moet en zal het einde vrijr» ig en triomf voor 's Heeren volk wezen. Een ]•' van geloovigen, in wier midden waarlijk het Beeld len Christus gezien werd, i s nog nooit overmocht en z a 1 nu niet ten onder komen. Amen.