HANDELINGEN VAN DE SYNODE DER { •- CHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERK *•' IN NEDERLAND gehouden van 5 tot 20 Junij 1872, TE GRONINGEN. 'S GRAVENHAGE. S. VAN VEL ZEN JR. 1872. L. S. Wij hebben het genoegen ihans, volgens de lastgeving der Synode , de Notulen harer ziitingen, van 5 Juni] tot 20 Junij te Groningen gehouden, aan te bieden aan de leden der Kerk, die haar zamenriep , en in wier belang vooral zij heeft trachten te arbeiden. Onder het lezen zullen gewis de broeders , die met ons Tiet gewigtvol voorregt hadden leden dier Vergadering te zijn , of haar als belangstellend toehoorder bij te wonen, zich de genoegelijke en nuttige uren en dagen van het broederlijk zamenwonen en werken met aangenaamheid herinneren, in het gevoel van dankbaarheid aan den Koning der Gemeente, die ons aVeszins Zijne hulpe ervaren deed. Allen Leeraars, Opzieners en leden onzer Kerk zal het , vertrouwen wij, tot blijdschap strekken, in deze mededeelingen bij vernieuwing het meest duidelijk bewijs te ontvangen dat de Kerk, voor wier bloei zij offers paren met gebeden, in haar hoogste orgaan niet slechts vasthoudt aan de w'elbeproef de beginselen, die zij van af haar geboorte in hare banier heeft geschreven , doch evenzeer er naar jaagt om hoe langer hoe meer, volgens den eisch derzelve, haren liefde-arbeid in te rigten naar en te rigten op de bijzondere behoeften des tijds, om alzoo steeds meer te beantwoorden aan de roeping van elke Kerk: een zuurdeeg, een licht, een zout, te wezen. Dat wij ook nu verre van de volmaaktheid bleven , willen de afgevaardigde broeders wel het eerst belijden. Over het zondige en gebrekkige doe de Heere om des eenigen dierbaren Ileilands wil genadiglijk verzoening! Doch evenzeer moet het in ootmoedigen lof aan Zijn Naam worden erkend, dat de Heere de Synode besluiten te nemen gaf, waarvan lieffelijke vruchten mogen worden verwacht. Bij eene opmerkelijke eenheid openbaarde zich eene rijke verscheidenheid van gedachten in hare beraadslagingen. JËn dit verdient inzonderheid opgemerkt te worden dat juist bij de meest ingrijpende besluiten het meest eensgezindheid zich openbaarde. In zulk eene eenheid bij verscheidenheid meenen wij dankend een levensteeken te mogen begroeten. Wij wenschen van harte dat deze Notulen door zeer velen, bijna schreven wij: door alle leden der Christelijke Gereformeerde Kerk , aandachtig gelezen en biddend overwogen worden, opdat zich spoedig in ons aller huiselijk, maatschappelijk, gemeentelijk en kerkelijk leven werkelijkheid toone wat de Synode slechts kon besluiten. Een iegelijk van ons gevoele zijn heilige verpligting om daartoe hel zijne bij te dragen. Ware het ons vergund, en mogten wij van een liefderijk opwekkend woord eenige vrucht verwachten, dan zouden wij vooral den vinger willen leggen bij het, voor de toekomst zoo veel beteekenend, besluit tot oprigting van een Gymnasium. Zal de Synode zich in hare opvatting van den warmtegraad der liefde onzer gegoede leden hebben vergist ? Wij willen het niet vermoeden, en vertrouwen veeleer dat ook de minder gegoede het voorregt begeeren zal voor zulk eene zaak ook een penning te mogen aandragen. Volgens het besluit der Synode hebben wij in de Notulen ook die voorstellen opgenomen, die, van een ander in een of ander niet onbelangrijk opzigt verschillende, niet tot besluit der Vergadering zijn verheven. De kennisneming van de leerrijke stof tot nadenken, daarin vervat, kan bevorderlijk zijn om ons te doen rijpen voor gedachten en ■plannen, waarin thans wel iets goeds werd gezien, doch voor welker verwezenlijking het nog niet de tijd bleek te zijn, en die zelve nog door nadere overweging meer doeltreffend kunnen gemaakt worden. Tot verwezenlijking van voorstellen, gelijk er ook zijn vernomen, wier uitvoering nu reeds algemeen wordt gewenscht, doch waarvoor de Synode de kracht der Kerk nog ontoereikend achtte, geve de Heere der Kerk eerlang de kracht die zij daartoe behoeft. Worden wij slechts dagelijks minder in eigen schatting, dan wast Jezus in ons, en wij worden tot kloeke daden gesterkt! Wij eindigen niet zonder hierbij den wensch te voegen dat ook de kinderen Gods buiten onze kerkgemeenschap zonder vooroordeel en met de belangstelling der liefde van de hier vermelde handelingen kennis nemen. Zij zullen er, hopen wij, uit zien dat wij niet ons zeiven, of eenige partij, om harentwil, trachten te dienen, doch de eere Gods en het heü van menschen bedoelen. liet zal hun , gelijk ons, aangenaam wezen de begeerte op te merken, die ook in deze Notulen zich uitspreekt, naar vereeniging met allen die hetzelfde dierbaar geloof hebben verkregen, en in opregtheid, in de kracht des Heer en, voor daf. geloof wenschen te strijden, en het heinde en ver te verbreiden. Och dat des Reeren volk van nu voortaan met eenparige schouders de arke des Heeren drage! Broeders, de tijden roepen! Jezus komt! Dat de verheerlijkte Middelaar, Wien de einden der aarde ter ezitting gegeven zijn, Zijnen Heiligen Geest uitstorte over alle perbsonen en Kerken die op Zijn Evangelie bouwen, en weldra aan den versten uithoek der wereld onder Israël en alle heidenen het heil des Meer en worde ervaren! W. H. Gispen. President. Julij. L. Lindeboom , Scriba. F 1' de: is ko in « Ci Ge is als h ■ Hl lts it In ge te I iti tri «a Go ODf Ml dei uo lil Den avond vóór de opening der Synode werd door den vicepraeses der vorige Synode, Ds. W. H. Gispen, eene openingsrede gehouden, die door een groote schare werd bijgewoond. Naar aanleiding van Efeze 4 :-15, 16, bepaalde die broeder de aanwezigen bij den wasdom der Gemeente. Niet een gewelddadige uitbreiding der Kerk is de regte wasdom; maar een organisch groeijen, eene ontwikkeling overeenkomstig de natuur van het geestelijk leven, dat als een Goddelijk beginsel, in de Gemeente aanwezig is. Zulk een wasdom, betoogde spreker, is noodzakelijk in elke levende Gemeente van Christus , van wege de levensgemeenschap der Gemeente met haar hoofd Christus. Christus is de wortel, waaruit de Gemeente zich ontwikkelt. Zijn Godmenschelijk, Zijn verheerlijkt leven, Zijne geregtigheid en voorbede. Evenals in de natuur de ontwikkeling van boom en plant uit het levensbeginsel, even als het menschelijk ligchaam uit het hoofd zich ontwikkelt, alzoo ook de Gemeente uit Christus. En geijk Christus het hoofd en de wortel is van de Gemeente , waaruit zij groeit en zich volmaakt, zoo is Hij ook het doel. Zij wast op in Christus. De Gemeente gaat al groeijende in Zijn leven, in Zijne gemeenschap in. Zij wast in de kennis van Hem als Profeet, Priester en Koning ; in gelijkvormig worden aan Zijn leven van vernedering en verhooging, door in leven en rigting zich onbepaald aan Hem te onderwerpen. Deze wasdom nu geschiedt door elk deel in zijne mate, zoodat elk deel op zich zelf en in verband met het geheel volkomen wordt. Geheel in overeenstemming met de redelijke en zedelijke natuur des menschen, door zelfontwikkeling, in gemeenschap met Christus, geschiedt die wasdom in de liefde, als den geestelijken dampkring , waarin de Gemeente alleen toenemen, wassen kan. Voorwaarde tot dien wasdom is het betrachten der waarheid in de liefde. De waarheid dus, gelijk God ons die, in Zijn Woord, geopenbaard heeft. De waarheid in prediking en onderwijs, de waarheid belijden en verdedigen uit de liefde tot God en den naaste. Na alzoo uit den tekst aard, oorsprong, doel en voorwaarde van den wasdom der Gemeente aangewezen te hebben, eindigde ZEw. met een woord van bemoediging en opwekking, met het oog op de vele en gewigtige werkzaamheden , die de Synode thans zou hebben te verrigten. Dat toenemen was bemoe- digend in den strijd en hoopgevend voor de toekomst, doch ook eene ernstige opwekking tot getrouwheid in de roeping. En daar ontwikkeling de wet is van al wat leeft, mag ook onze Kerk zich niet daaraan onttrekken, noch door de uitspattingen der valsche wetenschap, noch door de bezorgdheid der valsche behoudzucht. Wij moeten wassen als Christelijke Kerk , als Gereformeerde Kerk , als Kerk in Nederland. Voorts de Gemeente opwekkende tot vurig en aanhoudend gebed, eindigde spreker met te wijzen op de hulpe des Heeren, door welke heel de Gemeente van Christus eenmaal den volmaakten wasdom bereikt zal hebben, als van sfeer tot sfeer in het eeuwig rijk der heerlijkheid, het groot Hallelu-Jah zal gezongen worden door de zegepralende Kerk, en Christus alles in allen zal zijn. HANDELINGEN de SYNODE der Christelijke Gereformeerde Kerk in N ederland, gehouden van 5 tot 20 Junij 1872, in liet kerkgebouw der C. G. Gemeente te Groningen. Tegenwoordig zijn: Uit de Provincie Groningen de Leeraars: S. Sijpkens J. Hessels. » Ouderl.: D. H. Venema. L. Birza. » » » Friesland » Leeraars: H. Beuker. M. Noordtzij. » Ouderl.: L. Hoekers. H. J. Heida. » » » Drenthe » Leeraars: W. A. Kok. E. Breitsma. » Ouderl.: J. de Weerd. B. Evers. •od » Overijssel » Leeraars: W. H. Gispen. N. H. Dosker. » Ouderl.: G. G. de Moen. E. van 't Loo. » » » Gelderland » Leeraars: J. F. Bulens. J. van Andel. » Ouderl.: J. M. Dikker. G. J. Golenrrander. » » » Utrecht » Leeraars: M. Bruininks. E. S. Postma. » Ouderl.: W. Karsemeijer. P. van der Linden. t » » Noord-Holland » Leeraars: P. van der Sluijs. D. IC. Wielenga. » Ouderl.: B. H. Swagerman. B. H. Blankenberg. » » » Zuid-Holland » Leeraars: J. H. Donner. A. S. Entingh » Ouderl.: K. Vogelaar. J. Elffers. Uit de Provincie Noord-Brabant de Leeraars: J. Bavinck, L. Lindeboom. » Ouderl,: A. den Dekker. G. van der Beek. d t> » Zeeland » Leeraars: H. Renting. A. Littooij. » Ouderl.: J. Lensen. G. van de Putte. Mede waren tegenwoordig de Docenten der Theol. School, DD. S. van Velzen, A. Brummelkamp en H. de Cock. Eerste Zitting. Woensdag Voormiddag, den 5 Jimij. Art. 1. De Synode wordt geopend door den President der voorgaande Synode, Ds. W. A. Kok, die, na 't zingen van Ps. 68 : 8, 14, der Vergadering Ps. 122 en 123 voorleest, de broeders een hartelijk welkom toeroept, op het gewigtig doel en omvangrijk werk dezer Synode wijst en des Heeren zegen over haar afsmeekt. Art. 2. De lastbrieven worden gevraagd en voorgelezen. Op geen derzelve wordt aanmerking gemaakt, terwijl het blijkt dat door de onderscheiden Provinciale Synoden de bovengenoemde broeders tot deze Vergadering zijn afgevaardigd, en dat zij allen primi-deputaten zijn, uitgenomen Ouderling E. van 't Loo , die de plaats vervult van den door ongesteldheid verhinderden broeder J. Nijland , en Ds. A. S. Entingh , die in stede van Ds. E. F. Smit zitting heeft. Art. 3. De Vergadering gaat over tot benoeming van een Voorzitter en Scriba. Met volstrekte meerderheid van stemmen wordt tot President gekozen Ds. Gispen , en tot Vice-President benoemd Ds. Donner , die na den President de meeste stemmen op zich vereenigd heeft. Tot Scriba gekozen Ds. Lindeboom , en tot adjunct-Scriba Ds. Entingh. Art. 4. De benoemden worden door den afgetreden President geluk gegewenscht en uitgenoodigd de bestemde plaatsen in te nemen. Ds. Gispen aanvaardt het praesidium, met eene korte toespraak, waarin ZEw., op het gewigt dezer betrekking wijzende, de welwillendheid der broeders vraagt, en hen wijst op den Koning der Kerk, Wiens hulp onmisbaar en verzekerd is aan allen die op Zijnen Naam hopen. De Vergadering uitnoodigende om met hem 'sHeeren aangezigt te zoeken, draagt hij Gode de gewigtige belangen en vele behoeften voor. Art. 5. De President vraagt, naar de instelling der Kerk (zie Synode 1854) de instemming der leden met de Gereformeerde Belijdenis. Onvoorwaardelijk wordt deze door allen betuigd. Art. 6. De tijd der zittingen wordt aldus geregeld: 's Voormiddags van 9—1 uur, en 's namiddags van 4—8% uur. 's Zaturdags alleen 's voormiddags. Art. 7. De President benoemt de broeders Dosker , Breitsma , van Andel , Wielenga en Elffers als Commissie tot onderzoek en rapport van de ingekomen stukken. Art. 8. Ter kennis der Vergadering wordt gebragt dat onze zusterkerk, de Oud-Gereformeerde kerk in Pruisen, eene deputatie tot deze Vergadering heeft gezonden, bestaande uit DD. L. Stroeven, predikant te Uelzen, en J. Schoemakers , predikant te Bunde. Die broeders, in de Vergadering gekomen, geven den President hun lastbrief over, welke voorgelezen wordt. Genoemde kerk zendt hen om aan ons als zusterkerk de hand der gemeenschap en liefde te reiken, opdat de reeds bestaande band der vereeniging hoe langer hoe naauwer worde toegehaald, om gemeenschappelijk te strijden voor het geloof, eenmaal den heiligen overgeleverd, en tegen alles wat zich tegen de leere Christi verheft. De President heet die broeders hartelijk welkom, met verzoek om in het midden der Vergadering plaats te nemen. Art. 9. Ook zijn er afgevaardigden van de Ware Holl. Geref. kerk in Amerika aanwezig, nl. J. Gelok, ouderling te Grand-Rapids en J. de Jonge, oud-ouderling dierzelfde Gemeente, (1) wier lastbrief insgelijks wordt voorgelezen, en de opdragt inhoudt om «de broedergroete aan onze (1) Ook de heer B. de Graaf uit G. R. was, in gezelschap dezer broeders , in de Vergadering aanwezig. moederkerk in Nederland over te brengen,» en deze Vergadering, desverkiezende, inlichtingen te geven met betrekking tot het standpunt hunner kerk, en andere kerkelijke toestanden in Amerika. In den lastbrief zeiven wordt de afscheiding dier Kerk van de Dutch Reformed Church verdedigd, en een en ander ten ongunste der laatstgenoemde uitgesproken. Door sommige broeders wordt bezwaar gemaakt om aan die afgevaardigden zitting te verleenen, op grond hiervan dat nog altijd de vraag der erkenning onbeslist is. Er wordt besloten thans met de gewone werkzaamheden voort te gaan, om later op die zaak terug te komen. Aangaande de Notulen der Synode wordt de vraag gedaan of niet voor het vervolg een minder chroniekmatige inrigting met meerdere opgave van motieven en gronden wenschelijk geacht worden moet. Uit de gedachtewisseling hierover blijkt dat zeer vele leden een vrij volledig verslag hoogst wenschelijk achten. Vooralsnog evenwel meent men daartoe niet te kunnen komen. Thans wordt inzoover verandering aangenomen dat aan de motieven en gronden der besluiten meer plaats dan vroeger zal worden gegund. De President deelt mede dat de Synodale Commissie geen broeders uit het Buitenland tot bijwoning dezer Synode uitgenoodigd heeft. Een daartoe strekkend verzoek der Prov. Verg. van Gelderland kwam, volgens haar oordeel, te laat om met hoop op goed gevolg te kunnen worden uitgevoerd. Ook heeft zij de rnoeijelijkheid gevoeld, die in het gemis van een vasten regel te dezer zake gelegen is. Om die reden acht zij het wenschelijk dat de Synode duidelijk uitspreke welke buitenlandsche kerken door de onze erkend zijn, en uitgenoodigd moeten worden. Besloten hierop nader terug te komen. Voorgesteld en besloten in de behandeling der op de Agenda voorkomende zaken deze volgorde te houden, dat 1°. de punten aangaande de Leer, 2°. ï » » » Theol. School, 3°. » » » » Zendingszaak, 4°. » » » het Onderwijs, 5°. » » » de Kerkregering, 6°. » » » Bijzondere zaken, besproken zullen worden. Art. 10. Art. 11. Art. 12. Art. 13. Men komt terug op de Amerikaansche afgevaardigden. De Docenten geven, op verzoek van den Voorzitter, hun praeadvies. In 't midden der bespreking slaat het scheidingsuur. Heden namiddag voortzetting. Art. 14. Ds. S. van Velzen geeft op te zingen Ps. 84 : 6 Want God de Heer zoo goed, zoo mild, en sluit de Vergadering met dankzegging. Tweede Zitting. 5 Jmij. — Namiddag. Art. 15. Ds. A. Brummelkamp opent de Vergadering met gebed, nadat gezongen is Ps. 100 : 1 en 2b. Juich, aarde, juich alom den Heer! Art. 16. De discussie over de Amerikaansche afgevaardigden — zie art. 13 — wordt voortgezet. Vele broeders meenen dat de Vergadering, door hun zitting te geven, in strijd zou komen met een vroeger besluit — zie art. 14 Synode van Middelburg — waarbij den afgevaardigde der D. R. Church in Amerika zitting is verleend, terwijl die kerk in den lastbrief der meergenoemde afgevaardigden ernstig wordt afgekeurd. Anderen meenen bepaaldelijk krachtens art. 78 Synode van Middelburg, die broeders te moeten toelaten, op grond dat hunne kerk belijdt in leer, tucht en dienst met ons overeen te stemmen; die belijdenis is, meenen zij, voor beide genoemde kerken de grond en bron der zusterlijke gemeenschap met de onze; met hunne onderlinge verschillen en beoordeelingen hebben wij , bij deze vraag, niet te doen. Na rijpe broederlijke discussie wordt met meerderheid van stemmen het volgende gemotiveerd voorstel aangenomen: De Vergadering, lettende op art. 78 der Synode van Middelburg, oordeelt de afgevaardigden uit Amerika te moeten ontvangen, zonder nogtans in het minst te willen geacht worden hierdoor een oordeel uit te spreken over de kerkelijke kwestie in in Amerika, of uitspraak te doen over de bezwaren, in den aan de Synode overgelegden lastbrief vervat. DOOPSKWESTIE. Art. 17. De President stelt aan de orde Art. 1 der Agenda van A tot G, luidende aldus: a. Dat de Synode een vasten maatstaf aanneme ten aanzien van het al of niet erkennen van den doop van hen die uit het Herv. Kerkgen. tot ons overkomen. (Groningen.) }. De Synode verklare zich, hoe onze kerk te handelen heeft, met den niet naar de Instellingswoorden toegedienden «Doop» dergenen die van het Hervormd- of een ander Kerkgenootschap tot ons overkomen. (Utrecht). c. De Synode versterke het besluit vervat in art. 20 der Synode van 66, en in art. 50 der Synode van 69, daar de veranderde omstandigheden dit boe langs zoo meer noodzakelijk maken. (Zeeland.) d. Hoe moet er geoordeeld worden over den doop aan kinderen bediend, sedert het besluit der Synode van 1870 van het Herv. Kerkgen., wanneer zulke kinderen tot onze Kerk overkomen ? (Zuid-Holland). e. De Synode make eenige nadere bepalingen betreffende de afwijking in de doopsbediening buiten ons. (Overijssel). f. Welke waarde kan de Kerk in de tegenwoordige omstandigheden hechten aan den Doop buiten haar bediend? (Friesland). g. De Synode bepale, dat bij overkomst van leden uit het Herv. Kerkgen. bewijs gevraagd en gegeven worde, dat ze gedoopt zijn in den naam des Drieëenigen Gods. Het besluit door de Herv. Synode genomen betrekkelijk het niet verplicht gebruik der gewone doopsformule, in verband met de bestaande leervrijheid in de Herv. Kerk, dringe onze Synode daartoe. (Noord-Holland). Het overige van dit Art. wordt gerekend te behooren tot de Bijzondere zaken. De afgevaardigden der onderscheidene provinciën geven toelichting. De Docenten dienen de Vergadering met hun praeadvies (1). Uit de veelzijdige toelichting wordt een belangrijke discussie tusschen onderscheidene sprekers geboren. Al spoedig wordt hierdoor bevestigd, wat uit de Agenda reeds bleek, dat algemeen het hoog gewigt van dit vraagstuk in dezen tijd wordt gevoeld, terwijl, naar de opmerking van sommige broeders, de verschillende grondige adviezen een verblijdend bewijs geven dat men tot het hart der kwestie heeft trachten door te dringen. (1) Na de toelichting der voorstellen door de afgevaardigden wordt, ✓onder gewoonte, steeds het praeadvies der broeders Docenten gevraagd, waarna de discussie begint. Wij deelen dit mede om de gedurige herhaalde vermelding hiervan gevoegelijk achterwege te kunnen laten. Ook de broeders uit het Buitenland dienden meermalen , op verzoek van den Voorzitter , de Vergadering met hun advies. ni ali k scl Al yo ma DOl n ge< die Üjl om lid Do lij Na de ioi WO' ker Bil kri de «f hei pn ife uit' V het k Dat een Doop, die niet met de gewone Doopsformule is bediend, niet wettig is — krachtens art. 34 der Geloofsbelijdenis — wordt algemeen toegestemd, alsmede dat wij voor de bewaring van de heiligheid des Doops ons in de bres moeten stellen. De gevoelens scheiden echter bij de vraag: hoe moeten wij tot dien einde handelen? Allengs beligchamen zich de verschillenende meeningen in de hier volgende voorstellen: VOOKSTEL 1. Elk kerkgenootschap, dat in zijn boezem niet officieel zorgt voor de handhaving, maar straffeloos duit di loochening, van de groote waarheden des Bijbels, uitgedrukt in de 12 Art. des algemeenen en ongetwijfelden Christelijken geloofs, ook genoemd: de Apost. geloofsbelijdenis, heeft den breeden en vasten bodem van de waarachtige Katholiciteit of het algem. Christel, trinitarisch geloof verlaten, en kan geeu genoegzamen waarborg bieden voor het ongeschonden bewaren en wettig toedienen van het sacrament des doops in zijn midden. Een doop aldaar bediend, door wie ook, kan derhalve niet meer als wettige Christelijke Doop beschouwd worden. Allen dus, die uit zoodanig Kerkgenootschap tot onze kerk overkomen, moeten omrede zij als niet gedoopt worden aangemerkt, gedoopt worden, alvorens zij als lidmaten onzer kerk worden ingeschreven. Voorstel 2. l)e Synode, alles gehoord hebbende, en overwegende dat een Doop zonder de Doopsformule jniet wettig kan geacht worden, en dat een zoogenaamd godsdienstleeraar, die de grondwaarheden op grove of fijne wijze loochent, de snoodste huichelarij pleegt, indien hij den Doop toedient in den Naam des Drieëenigen, besluit: alleen die personen voor gedoopt te erkennen, van wie het zeker is dat zij met de Doopsformule (Matth. 28 : 19) gedoopt zijn , door een godsdienstleeraar die de hoofdwaarheden des Christendoms belijdt en leert. Vooestel 3. Bij overkomst van leden uit het Herv. Kerkgenootschap tot onze kerk moet bewijs worden gevraagd en gegeven, dat ze naar het bevel des Heeren en het gebruik der kerk van alle eeuwen gedoopt zijn met de bekende formule, uitgedrukt Matth. 28 : 19. Dit geldt van hen, aan wie in 1870 en later aldaar de doop is toegediend. Dit bewijs kan in het algemeen, ten minste gedurende de eerste jaren, worden verkregen door het getuigenis der ouders of getuigen. Bij ontstentenis daarvan kunnen de belanghebbenden daarnaar een onderzoek instellen bij het opvragen der doopacte of op andere wijze als hun geschikt voorkomt, en den Kerkeraad genoegzame zekerheid biedt. Daar in genoemd kerkgenootschap op ergerlijke en verregaande wijze in de practijk van genoemde formule bij de toediening des Doops straffeloos wordt afgeweken, ja deszelfs Synode in 1870 daartegenover het gebruik der formule niet verplichtend heeft willen of durven stellen, bestaat er in verband met de grenzenlooze leervrijheid die daar heerscht, geene zekerheid dat het wezen van het heilige Sacrament des Doops in dat kerkgenootschap wordt gehandhaafd. Op dezen grond rekent zich deze Vergadering, ter onbesmette bewaring van dit dierbaar panil, der kerk door haar Hoofd toebetrouwd, verplicht tot dezen maatregel, dien zij diep betreurt te moeten nemen, en beveelt zij de handhaving daarvan , trots alle moeijelijkheid daaraan verbonden, den verschillenden kerkeraden, ten dringendste aan. Voorstel 4. (1) Overwegende dat sedert jaren reeds voorbeelden zijn voorgekomen dat niet behoorlijk is gedoopt, en zelfs de bediening in den naam des Vaders , en des Zoons en des Heiligen Geestes met voordacht verworpen wordt; Overwegende dat vele protestantsche leeraren openlijk en stout de leer der Drieëenheid loochenen en bestrijden; Oordeelt de Synode dat het niet langer mogelijk of geoorloofd is voor de Kerk, om de vooronderstelling vast te houden, dat de doop buiten onze kerkgemeenschap bediend , de christelijke doop is. Overwegende dat de H. Doop voor allen die leden wenschen te zijn van de Christelijke Kerk verplichtend is; Overwegende dat zij, die leden wenschen te worden van de Chr. Ger. Kerk, daardoor reeds belijden de noodzakelijkheid van den doop, bediend naar de instelling van Christus te erkennen; Overwegende dat dezen voor zich en hunne kinderen er in de allereerste plaats belang bij hebben om te weten dat zij met den christelijken doop gedoopt zijn, besluit de Synode dat voortaan aan allen, die leden onzer kerk wenschen te worden en zich daartoe bij den kerkeraad aanbieden, gevraagd zal worden of zij voor zich zeiven er zeker van zijn dat zij en hunne kinderen met den christelijken doop, d. i. in den naam van den Drieëenigen God, gedoopt zijn. Wordt dit bevestigend beantwoord danwordt de wettigheid van den doop erkend. Bij een (1) Al de aangenomen voorstellen zijn, als dit, met eene in het oog loopende letter gedrukt. twijfelachtig of ontkennend antwoord worden de redenen door den kerkeraad gevraagd, en de kerkeraad beslist of de doop al dan niet moet worden toegediend. Uitvoerig en grondig worden die voorstellen getoetst, gewogen, bestreden en verdedigd. Na het sluiten der discussiën wordt door stemming beslist dat: de Synode niet blijven kan bij het bepaalde in art. 50 der Synode van Middelburg. De voorstellen worden nu in stemming gebragt, nadat vooraf bepaald is dat de prioriteit bij de eindstemming ten deel zal vallen aan het voorstel, dat bij de eerste stemming de meeste stemmen bekomt. Voorstel -i heeft dit voorregt, en wordt daarna met volstrekte meerderheid van stemmen als besluit der Vergadering aangenomen. Art. 18. Art. 3 der Agenda: De Synode wijzige art. 16 der Synode van 1863, in dien zin dat de leer van Jezus' ligchamelijke wederkomst op aarde aan ieders persoonlijk gevoelen worde overgelaten , maar tevens dat niemand dat gevoelen als leer der kerk mag voorstellen. De afgevaardigden van Gelderland lichten dit voorstel toe. Zoo als genoemd artikel daar ligt achten zij het bezwarend, vooral omdat het aanleiding zou kunnen geven tot onregtvaardige toepassing der kerkelijke tucht. Zij verlangen niet dat de Synode zich uitspreke over de leer van het duizendjarig rijk; alleen begeeren zij dat vrijheid van gevoelen worde gelaten , opdat wij niet den schijn geven van het letten op de Profetiën te verzuimen. Anderen meenen dat wij hierin niet kunnen treden, omdat de Synode van 1863 bedoeld gevoelen verklaard heeft in strijd te zijn met de Gereformeerde leer. Morgen voortzetting. Art. 19. De President deelt mede dat de Commissie voor het onderwijs enz. der (vroegere) Gereformeerde kerk het verlangen heeft geopenbaard om morgen namiddag over eenige zaken tot en met de Synode te spreken. Besloten dat verzoek toe te staan. Art. 20. Ds. H. de Cock eindigt deze zitting met dankzegging, nadat gezongen is het slotvers van den Avondzang: O, Vader, dat uw liefde ons blijk'1 Derde Zitting. 6 Junij — Voormiddag. Art. 21. Ds. J. H. Donner opent de Vergadering, na 't zineen va Ps. 84 : 3 Welzalig hij, die al zijn kracht, Art. 22. De Notulen worden gelezen, en, na eenige wijziging, goedgekeurd. Art. 23. Wederom is art. 3 der Agenda — zie art. 18 — aan de orde. Bedoeld gevoelen is in strijd met de Gereformeerde leer en kan niet geduld worden zonder voorafgegane wijziging onzer Eenheidsformulieren — zoo meent de een. Onze Eenheidsformulieren laten daarvoor wel ruimte , de opstellers derzelve hebben er niet aan gedacht dat vraagstuk te beslissen — beweert de ander. Terwijl zich hoofdzakelijk tusschen die beide meeningen de discussie beweegt, wordt daarbij het nut van, en de roeping tot, het letten op de Profetiën door vele broeders betoogd, onder opmerking dat wij ons behooren te wachten eenige sanctie te geven aan een gevoelen, dat wel door vele Christenen gehuldigd wordt, doch waaromtrent onder de voorstanders zeiven nog groot verschil en verscheidenheid heerscht, en dat nog nimmer door eenige afdeeling der Christelijke kerk als leerstuk is aangenomen. Het bezwaar, ontleend aan de vrees voor onregtmatige toepassing der kerkelijke tucht, wordt ontzenuwd door de aanwijzing dat het nooit de bedoeling van art. 16 Synode '63 geweest is om het lidmaatschap te weigeren of te ontnemen aan personen, die betuigen dat gevoelen te omhelzen, doch dat in hetzelve een dam tegen de verbreiding van dat gevoelen opgeworpen is. Ten slotte wordt dit voorstel aangenomen: De Vergadering, alles overwogen hebbende, acht het niet noodig art. 1(5 der Synode van 1863 te veranderen. Tegen dit besluit wordt het volgende protest ingediend : De ondergeteekenden verklaren dat zij zich met het besluit der Synode om geene verandering te maken omtrent art. 16 Synode 1863, niet kunnen vereenigen. J. van Andel. J. F. Bulens. G. J. Colenbrander. J. M. Dikker. N. H. Dosker. Art. 24. De Voorzitter stelt art. 4 der Agenda, handelende over de Theol. School, aan de orde, en leest het voor. Na eenige bespreking wordt de verdere behandeling van dit punt uitgesteld. (Zie Zitting 6 vv.) Art. 25. Namens de Synod. Commissie leest de President het Verslag harer werkzaamheden — Zie Bijlage I — aan de Vergadering voor. Naar aanleiding daarvan worden eenige vragen gedaan en beantwoord. Op eene vraag dienaangaande verklaart de Synod. Comm. dat het vragen van regtspersoonlijkheid door eene Gemeente onzer Kerk geheel vervallen is sedert ons bekend zijn bij de Hooge Regering volgens de wet op de kerkgenootschappen. Elke Gemeente , die bij de Regering als Gemeente der Chr. Geref. Kerk wenscht bekend te staan, heeft zich slechts tot de Synod. Commissie te vervoegen. Ook wordt gevraagd of, naar den aard onzer tegenwoordige bekendheid als Kerk, de kerkelijke goederen het b ij zon der eigendom zijn van elke Gemeente, en van haar alleen, en zulks in elk geval blijven — dan of, b. v. ingeval van afscheuring door eene Gemeente, de Kerk als ligchaam over die goederen heeft te beschikken. De beantwoording dezer gewigtige vraag wordt aangehouden , omdat er nog eenige andere vragen aangekondigd zijn. Nu wordt de vraag gedaan of het bepaald noodzakelijk is dat Gemeenten, die met hypotheken bezwaard zijn, haar naam veranderen. Ook op deze vraag zal later geantwoord worden. Zeeland heeft nog de vraag: waarom de Synod. Comm. niet aan het verzoek dier Provincie, om Ds. van Dijke c. s. uit te noodigen, voldaan heeft. De Synod. Comm. geeft als reden op dat, volgens haar oordeel, hare magt volgens het Reglement niet zoover strekt om aan alle dergelijke verzoeken te voldoen, en daarenboven dat zij het niet raadzaam acht, ter oorzake van de moeijelijkheden, die daaruit zouden kunnen voortkomen. De afgevaardigden van Zeeland berusten hierin met de verklaring dat zij die redenen aan hunne Prov. zullen mededeelen. Art. 26. De Scriba sluit de Vergadering met dankzegging, nadat gezongen is Ps. 86 : 6 Leer mij naar Uw wil te hand'len! 2 Vierde Zitting. 6 Junij. — Namiddag. Art. 26. Ds. Entingh laat zingen Ps. 1 : 1 Welzalig hij, die in der boozen raad, en opent de Vergadering met gebed. Hierna verzoekt de President het publiek, voorzoover het niet uit Leeraren, Theol. Candidaten en Kerkeraadsleden bestaat, zich voor eenigen tijd te verwijderen. Art. 27. De Commissie van onderwijs enz. der vroegere, met ons vereenigde, Geref. Kerk, bestaande uit DD. D. Klinkert , W. G. Smitt, N. J. Engelberts, L. van der Valk en J. G. Smitt, wordt door den President verwelkomd, en neemt zitting in de Vergadering. Ds. W. G. Smitt leest het adres der Commissie aan de Synode voor. Daarin wordt hoofdzakelijk beweerd dat, door de te Middelburg getroffen vereeniging, de vroegere Reglementen van beide kerken zijn vervallen, terwijl bevestiging van die opvatting door deze Synode verlangd wordt, met bijvoeging dat van de bevrediging van dat verlangen het blijven der vereeniging afhankelijk is. Op het verzoek der Commissie om spoedige behandeling, zoo mogelijk, wordt deze zaak terstond aan de orde gesteld. De afgevaardigden van Zuid-Holland geven toelichting bij Art. 14 der Agenda, dat nu vanzelf mede in behandeling komt, en aldus luidt: In hoever hebben de vroeger gemaakte Synodale besluiten der twee met elkander te Middelburg vereenigde afdeeliugen nog regtsgeldigheid ? De afgevaardigden van Noord-Holland wijzen op het verband, waarin dit punt staat met Art. 24 der Agenda: De Synode neme kennis van, en geve adhaesie en uitvoering aan het besluit, door de Provinciale Vergadering van Noord-Holland in zake de verhouding van de beide Gemeenten te Amsterdam genomen. Hierop ontstaat een belangrijke gedachten-wisseling. Op de vraag: hoe die Commissie hier eigenlijk komt? antwoordt de President, dat zij niet een soort vertegenwoordigster van de Geref. Kerk is, die als zoodanig niet meer bestaat, doch dat zij bij de vereeniging is aangewezen tot mederegeling der verschillende zaken, waarna zij als Commissie ophoudt te bestaan. Op het slotwoord van het adres der Commissie bleek algemeen de aandacht gevallen te zijn. De Commissie echter verklaart niet te hebben bedoeld , wat velen daaruit verstaan, nl. een dreiging tot scheuring, om daardoor een onbetamelijken drang op de Vergadering uit te oefenen; zij bedoelde slechts, dat de voorwaarden der vereeniging van weerszijden trouw behooren te worden nageleefd. ras gei opc ad I mai P i mei lijk ,8» no: een ÏW de 1 ;W *0i Stil Uit de discussie, waaraan ook de Commissie deelneemt, blijkt het ras dat de aanhangige zaak eigenlijk te Middelburg had moeten geiegeld worden, en dat deze Synode de regeling moet beproeven, opdat de onderscheidene Gemeenten weten aan welke bepalingen zij zich hebben te houden. De wederzijdsche regtsgeldigheid der Reglementen van de voormalige Chiist. Afg. Geref. en Geref. kerken, door ieder afzonderlijk gemaakt, dat is het punt in kwestie. Sommigen willen tabula rasa maken , d. i. alle bestaande reglementen doen vervallen. Daartegen wordt opgemerkt dat het èn onmogelijk is, èn ongeoorloofd zou zijn, gelijk aldus zou geschieden, met de geschiedenis van meer dan 30 jaren te breken, schoon tevens erkend wordt, dat er in die bepalingen veel is, dat door het feit der vereeniging zelf reeds inderdaad vervallen is en, om alle misbruik te voorkomen, ook ofücieel afgeschaft dient te worden. De discussie, nog in vollen gang zijnde, wordt gestaakt, omdat de tijd voor deze zitting verstreken is. Art. 28. Ds. Sijpkens verzoekt dat Ps. 90 : 9 Laat Uw gena ons met haar troost verrijken! gezongen worde, en eindigt de Vergadering met dankzegging. Vijfde Zitting. 7 Junij. — Voormiddag. Art. 29. Ds. Hessels opent de Vergadering met gebed, na 't zingen van Ps. 433 ' 1 Ai ziet! hoe goed, hoe lieflijk is 't dat zonen, Art. 30. De Notulen der3de zitting worden gelezen, beoordeeld en vastgesteld. Art. 31. De discussie zie Art. 27 — wordt voortgezet. De afgevaardigden van Noord-Holland spreken nogmaals over de oorzaak van de tegenwoordigende verhouding tusschen de Gemeenten te Amsterdam. Verschillende sprekers voeren nog het woord over de regtsgeldigheid der Reglementen van beide kerken. Velen achten het wenschehjk, dat men eerst die zaak , als zijnde een algemeene , beslisse, en daarna de zaak van Amsterdam behandele. Een* voorstel in dien geest wordt ingediend en gelezen. Op dat voorstel wordt een amendement aangeboden, inhoudende dat terstond eene Commissie zal worden benoemd, om, staande deze Synode, de Reglementen van beide kerken te onderzoeken en omtrent het onbruikbaar gewordene haar rapport uit te brengen aan de Synode, die, na dat te hebben gehoord, zal oor- deelen hoe te handelen. 1 , , De hoofdgedachte van dit amendement wordt aangenomen, nl. het benoemen eener Oommissie van Onderzoek, en verder bepaald dat deze Commissie, door de Synode te benoemen, zal bestaan uit 40 üersonen nl. 4 hospitant-predikanten en een der Docenten, en de meergenoemde Commissie van Onderwijs. Nadat het publiek zich heeft verwijderd, heeft de -verkiezing van 5 leden plaats, met den uitslag dat de Docent S. van Yelzen en de predikanten: E. Seegers W. Diemer J. Nederiioed R. T. Kuiper ziin verkozen, om met de andere genoemde broeders de bedoelde Commissie van O nder z o ek te vormen. Tot secundi zijn benoemd: Docent H. de Cock ; DD. G. Kramer en W. Koopmann. Art. 32. Het publiek komt weer binnen. Den benoemden wordt de gewigtige eeretaak opgedragen. Uit liefde tot de goede zaak betuigen zy zich aan dit moeijelijk werk niet te willen onttrekken, doch biddend hun krachten te willen beproeven. Art. 33. Wordt bepaald dat de Commissie a. s. Dingsdag haar arbeid zal beginnen in een der vertrekken van de pastorie. Art. 34. Oud. Venema laat zingen: Uw Koningrijk koom toch, o Heer! Gebed des Heeren, vs. 3 en sluit de Vergadering met dankzegging. Zesde Zitting. 7 Junij — Namiddag. Art. 35. Oud. Birza opent de Vergadering met gebed, nadat vs. 3 en 4 van den Morgenzang is gezongen: Dat wij ons ambt en pligt, o Heer! Art. 36. Het voorstel — zie art. 31 — is aan de orde. Het wordt weder voorgelezen en toegelicht, op sommige punten bestreden en gewijzigd. Eindelijk wordt het aangenomen gelijk het hier volgt: De Vergadering, overwegende 1. dat de kerken, naar luid van art. 25J en art. 28 der Synode van Middelburg 1869, zijn vereenigd « op grond van de leer, tucht en dienst der Gereformeerde kerk, naar Gods Woord, Formulieren van Eenheid, en kerkorde van Dordt van 1618/19; wat deze laatste betreft, zooveel de omstandigheden dit niet verbieden,» en de punten 1 en 2 van art. 35 dier zelfde Synode van Middelburg; 2. dat derhalve alle andere bepalingen van beide kerken vóór 1869, geen wederkeerige rechtsgeldigheid hebben ; 3. dat echter het geheel en eensklaps terzijdestellen van al die bepalingen bedenkelijk is, en eene miskenning zou zijn van het verleden der beide kerken; 4. dat het van het hoogste belang is dat hetgeen in die bepalingen ook voor de vereenigde kerk nog bruikbaar is, ten spoedigste door de Synode voor de kerk worde verbindend verklaard: Besluit es. dadelijk een commissie van 10 leden, bestaande uit: vijf broeders uit de Christel ij ke Afgescheiden Gereformeerde Kerk, nl. één der Docenten en 4 der hospiterende Leeraren, en de Commissie van onderwijs der Gereformeerde kerk te benoemen, om hetgeen van de genoemde bepalingen van beide kerken, vóór de vereeniging gemaakt, bruikbaar en niet strijdig is met de kerkorde van Dordt — te verzamelen, en aan deze, of, zoo de Commissie niet met haren arbeid gereed kan komen, der eerstvolgende Synode ter eindbeslissing aan te bieden; b. dat tot den tijd dier eindbeslissing geen Gemeente der voormalige kerken kon of kan verplicht worden naar eenige vroeger vigeerende bepaling der andere kerken te leven, dan de door beide kerken erkende kerkorde van Dordrecht. c. dat evenwel de besluiten, door de kerkbesturen der vereenigde kerk, sints de Vereeniging gemaakt, bepaald van kracht zijn, voor zooverre zij niet met het beginsel in punt b neergelegd, in strijd zijn, maar, wat den vorm betreft, zoo zij verwijzen naar door een der beide kerken vóór 1869 gemaakte bepalingen, desgevorderd, moeten gewijzigd worden; d. dat, wat het verschil tusschen de Gemeenten te Amsterdam aangaat, deze Synode, overeenkomstig de bepalingen in punten b en c dezer conclusie gemaakt, nader uitspraak zal doen. THEOLOGISCHE SCHOOL — GYMNASIUM. Art. 37. Art. 4 der Agenda komt nu weder aan de orde; punt 5 en h worden als niet hierbij behoorende ter zijde gesteld. De andere punten spreken alle öf van een Voorbereidingsschool voor de Theol. School, óf van vermeerdering van het getal Docenten aan laatstgenoemde. De President wijst op het gedrukte, rondgedeelde Voorstel der Curatoren te dezer zake. Hierna leest Ds. Bulens, als Scriba, het verslag der Curatoren — Zie Bijlage II — aangaande den toestand der Theol. School voor, hetwelk met dankzegging aan de Curatoren voor hunne werkzaamheden , en in 't bijzonder aan President en Scriba van dat Collegie voor het uitnemend, opwekkend Verslag, door de Synode ontvangen en, bij monde van den President, beantwoord wordt. Art. 38. De President stelt allereerst het voorstel der Curatoren tot Oprigting van een Gymnasium aan de orde, om, bij eventueele verwerping daarvan, over het voorstel eener Voorbereidingsschool, en daarna over de vermeerdering van het getal Docenten te handelen. In de discussie over een Gymnasium evenwel komen ook de twee laatstgenoemde zaken onwillekeurig in bespreking. De wenschelijkheid en dringende noodzakelijkheid van een Gymnasium, waarheen christelijke ouders hunne kinderen zonder bezwaar kunnen zenden, wordt door de geheele Vergadering gevoeld en uitgesproken. De nadruk wordt er op gelegd dat in de eerste plaats voor de theologische vorming onzer Leeraren uitbreiding der litterarische opleiding behoefte is, en het Gymnasium deswegens in naauw verband met de Theol. School zou behooren te staan. In een zeer belangrijke discussie wordt deze gewigtige zaak van alle zijden bezien en toegelicht. Art. 39. Ds. Noordtzij eindigt deze zitting met dankzegging, na 't zingen van Avondzang vs. 7 O Vader! dat Uw liefde ons blijk'! Zevende Zitting. 8 Junij. — Voormiddag. Art. 40. Ds. Beuker opent de Vergadering met gebed, nadat gezongen is Ps. 119 : 67 Maak in llw Woord mijn gang en treden vast! Art. 41. Voortzetting der discussie over een Gyinnasium. De Docenten geven der Synode achtereenvolgens hun gemotiveerden raad. Wederom nemen vele broeders deel aan het débat. Uit aller woorden spreekt dankbare erkenning voor het goede ons door den Heere in de Theol. School gegeven, en blijdschap hierover dat juist de zegen Gods ons tot uitbreiding van het onderwijs roept. Hoe echter het geld tot oprigting en instandhouding van zulk een Gymnasium, bij en behalve hetgeen er voor de Theol. School noodig is, te verkrijgen ? — dat is de vraag, die moeite baart. "Vrij algemeen is het oordeel der broeders dat men van collecten niet veel moet verwachten; sommigen willen voor deze zaak in het geheel niet, anderen eenmaal per jaar collecteren, of een vaste jaarlijksche bijdrage van de Gemeenten vragen , opdat de Gemeenten daardoor tot meerdere belangstelling in het Gymnasium worden geleid. Hierin is men het echter eens dat er een krachtige maatregel moet worden genomen, en dat het benoodigd kapitaal eerst en meest van de meervermogenden moet worden verwacht. Een voorstel om een rentelooze leerling van minstens honderd duizend gulden uit te schrijven vindt bijval. Onder de bespreking daarvan wordt den Voorzitter een lijst overhandigd, waarop door eenige hospitanten en leden dezer Vergadering reeds voor ƒ 3200 is ingeschreven. Eenige leden komen met kracht op tegen de bewering dat onze Kerk zoo groot een zaak niet zou kunnen uitvoeren. Als men slechts algemeen het belangrijke en noodzakelijke van een Gymnasium gevoelt, gelijk de Synode daarvan hoe langer hoe meer wordt doordrongen, dan, meenen zij, zal de leening gemakkelijk volteekend worden, en vrijwillige giften zullen daarenboven toevloeijen. Ook wordt er ernstig op gedrukt dat het gewenschte Gymnasium een Christelijk karakter behoort te bezitten. Sommige leden wenschen er een Christelijk opvoedingshuis aan verbonden te zien; anderen zijn daar tegen. De onderscheidene meeningen en voorstellen worden, na uitvoerige gedachtenwisseling saamgevat in het volgend voorstel, dat, na veelvuldige toelichting en eenige wijziging , tot algemeene blijdschap , met alle stemmen wordt aangenomen , in dezen vorm: De Synode neemt in beginsel aan de oprichting van een Christelijk Gymnasium, verbonden aan de Theologische School. Om dat doel te bereiken besluit zij : a. dat van dit oogenblik af middelen zullen worden in het werk gesteld tot verkrijging der gelden, benoodigd voor de instandhouding vun zulk een inrichting; b. eene Commissie te benoemen voor de verzameling van het kapitaal. De Curatoren worden gemagtigd om, zoo zij dit noodig achten, personen te benoemen die, als het kapitaal aanwezig is, hen in de verdere uitvoering van het plan kunnen ter zijde staan ; c. eene rentelooze leening aan te gaan van ten minste f 100.000, in aandeelen van f 100, met jaarlijksche aflossing; d. nu reeds, met het oog op het eventueel op te richten Gymnasium, een of meer Docenten te benoemen, die later aan het Gymnasium kunnen werkzaam zijn. Art, 42 Oud. Hoekers laat zingen Ps. 119 : 83 Wat vreê heeft elk die Uwe wet bemint! en eindigt de Vergadering met dankzegging. Maandag 11 uur hervatting van den arbeid, zoo de Heere wil. Achtste Zitting. 10 Jmij. — Voormiddag. Art. 43. Ds. Breitsma opent de zitting met gebed na het zingen van Ps. 68 :17 Hoe groot, hoe vrees'lijk, zijt Ge alom! Art. 44. De Notulen van zitting 4—7 worden op meergenoemde wijze vastgesteld. Art. 45. Tot nadere regeling van sommige punten in het aangenomen Gymnasium-voorstel wordt, na korte bespreking, besloten : A. De bepaling van het maximum der leening, d. i. tot hoever men het kapitaal zal opvoeren, ingeval meer dan het bepaalde wordt ingeschreven, wordt aan de Commissie — Zie b Gymn. voorstel — overgelaten. B. De inschrijving op de leening wordt 1°. November a. s. gesloten. C. Geen aandeel-bewijzen worden uitgegeven vóór de leening volteekend is. De aandeel-bewijzen zullen namens de Synode door President en Scriba worden geteekend. D. Van stonden aan zal de aflossing plaats hebben, jaarlijks 2 percent van het kapitaal, welke gelden uit de interest zullen gevonden worden. E. Het kapitaal zelf mag niet worden aangetast, vóór het laatste aandeel is afgelost. F. De Synode zal uit elke Provincie een Predikant, Ouderling of Diaken benoemen, tot inzameling van aandeelen en vrijwillige giften in zijne Provincie. G. Aan elke Gemeente zal een Circulaire gezonden worden , inhoudende naam en last van het Provinciale lid ad hoe, met warme aanbeveling. Docent Brummelkamp wordt benoemd tot Algemeen Correspondent en Collectant voor deze zaak. Nu worden de leden der Commissie — zie Art. 45 F — benoemd , na voorafgaande bepaling dat dezen, zoo zij dit wenschelijk achten, de hulp van andere broeders, naar verkiezing, kunnen inroepen, doch zelf alleen als leden der Commissie kunnen optreden. De benoemden zijn: Voor Groningen Ds. P. A. Lanting. )> Friesland » H. Beuker. » Drenthe Oud. K. Ensing. » Overijssel Ds. N. H. Dosker. » Gelderland » J. van Andel. » Utrecht » M. Bruininks. » Noord-Holland » D. K. Wielenga. Art. 46. Art. 47. Voor Zuid-Holland Ds. A, S. Entingh. » Noord-Brabant Oud. A. den Dekker. » Zeeland Ds. A. Littooij. Art. 48. Ouderling Heida. eindigt deze zitting met dankzegging, nadat gezongen is Psalm 25 : 6 Wie heeft lust den Heer te vreezen? Negende Zitting. 10 Junij — Namiddag. Art. 49. Oud. de Weert opent de Vergadering, na 't zingen van Ps. 1 :4 De Heer toch slaat der mensehen wegen ga. Art. 50. Nu is aan de orde de bepaling van het getal der, met het oog op het gewenscht Gymnasium, aan de Theol. school te plaatsen Docenten. Vele sprekers meenen dat men thans niet meer en niet minder hulp moet verschaffen dan voor het oogenblik bepaald noodig is, opdat men, als eerlang het Gymnasium wordt opgerigt, dan met gebonden zij door benoemingen, die thans niet "geheel zuiver kunnen geschieden, dewijl men er bij in het oog moet houden dat, mogt onverhoopt de leening niet volteekend worden de nu te verkiezen Docent of Docenten alsdan aan de Theol. school werkzaam blijven. Vele leden leggen hierop nadruk, dat men in dezen stand van zaken hoofdzakelijk op het klassieke onderwijs het oog houden moet. Door stemming wordt beslist dat thans één Docent zal worden benoemd. Art. 51 Het publiek , behoudens vroeger genoemde uitzonderingen wordt verzocht zich te verwijderen. De Vergadering nomineert een gros Candidaat-Docenten. Niet minder dan 16 personen komen daarop voor. Art. 52. Over al de op het gros voorkomende personen wordt gesproken in de oi de der stemmenmeerderheid. Voorzoover zij tegenwoordig zijn verlaten zij beurtelings de Vergadering, opdat men in zijne afwezigheid vrij over den Candidaat kunne spreken.(Debesprokene wordt teruggeroepen zoodra niemand meer over hem het woord verlangt.) De Docenten lichten de Vergadering met hun kennis aangaande de Candidaten voor, en aan elk lid wordt gelegenheid gegeven om, desverkiezende, zijn gevoelen omtrent de meerdere of mindere geschiktheid der Candidaten uit te spreken. Art. 58. Na afloop der beoordeeling wordt goedgevonden uit het gros een drietal te verkiezen. . , De volgende drie broeders vereenigen de meeste stemmen op zich. Ds. J. Bavinck. » A. Steketee. » D. K. wlelenga. Art. 54. De President gaat de Vergadering voor in het gebed tot God dat het Hem moge behagen nu den man aan te wijzen, die \oor ne bedoelde werk het meest geschikt is. Hierna heeft de stemming plaats. Met volstrekte meerderheid van stemmen wordt Ds. A.. oteketee , Predikant te Zaamslag , gekozen. Art. 55. Opdat het duidelijk blijke wie de Synode wenscht dat benoemd worden zou , ingeval de benoemde mogt bedanken. heeft eene herstemming plaats tusschen de beide overige Candidaten van het dnetal, met den uitslag dat Ds. Bavinck met groote meerderheid tot Secundus wordt aangewezen. Art. 56. Het traktement van den nieuwbenoemden Docent wordt, na eenige gedachtenwisseling, op f 1600 'sjaars bepaald. Art. 57. Nadat nog bepaald is dat aan Ds. A. Steketee per telegram van zijne benoeming kennis zal worden gegeven, sluit Ouderling Evers, na 't zingen van Ps. 134 : 3 Dat 's Heeren zegen op u daal! deze zitting met dankzegging. Tiende Zitting. 11 Junij — Voormiddag. Art. 58. Ds. Dosker opent de Vergadering met gebed na 't zingen van Psalm 119 : 17 Leer mij , o Heer, den weg door U bepaald, Daar de Commissie van onderzoek der Reglementen haren arbeid heeft begonnen , is de Docent S. van Velzen niet in deze Vergadering tegenwoordig. Art. 59. De Notulen der Vergadering van gisteren worden vastgesteld. Art. 60. De vraag wordt gedaan of niet door deze Synode moet worden bepaald in welke vakken op het Gymnasium onderwijs zal worden gegeven. Een broeder noemt eene wijziging die hij gaarne zou gebragt zien in de opgaaf, vervat in het Voorstel der Curatoren; een ander wil daarenboven er nog iets aan toevoegen. De Vergadering vereenigt zich, na korte discussie, met dit voorstel: De Vergadering besluit de verdere regeling van zaken betrekkelijk het Gymnasium aan de Commissie over te laten, tot dat de leening volteekend is, alswanneer de Synode weder zal moeten zamenkomen tot benoeming van Docenten. Art. 61. Thans komen het 2de lid van punt A. Art. 4 Agenda. Stelle de Synode naauwkeurige bepalingen voor het toelatings-examen op de Theol. School vast, die meerdere eiachen omvatten dan tot dusver aan de aankomenden worden gesteld; en punt D : De Synode zorge dat er vooral een naauw toezigt gehouden worde op jongelingen die op de Theol. School wenschen toegelaten te worden; aan de orde. De afgevaardigden van Noord-Brabant lichten het eerste die van Groningen het laatste toe. Groningen verlangt wijziging van Art. 2 van het Reglement der Theol. School, luidende als volgt: Zij, die zich aanbieden , zullen goede gstuigenissen van den Kerkeraad of leden der gemeente moeten medebrengen, betrekkelijk leer en wandel. Voorts zullen de Docenten bijzonder acht geven op den aanleg, welken hij, die zich aanbiedt, openbaart. ter voorkoming van misbruik dat daarvan zou kunnen worden gemaakt, enwenscht dat ieder, die te Kampen als student zal worden ingeschreven, een getuigschrift een s Kerkeraads zal medebrengen. Eenige leden wijzen op de moeijelijkheid in vele , de onmogelijkheid in sommige gevallen voor een Kerkeraad om zulk een getuigschrift af te geven , wegens onbekendheid met dergelijke personen. Tegen misbruik dient echter gewaakt te worden. De Docenten toonen uit de geschiedenis der Theol. School aan dat dit artikel nog nooit tot moeite of nadeel voor de School heeft geleid. Na een en ander gehoord te hebben verklaart Groningen dit punt te kunnen intrekken. Ook het bovengenoemde 2de lid , p. A. wordt ernstig bediscussieerd. De noodzakelijkheid van een degelijk admissie-examen wordt duidelijk aangetoond, en door niemand tegengesproken. Alleen worden bezwaren geopperd met het oog op het Gymnasium. Indien de oprigting daarvan mogt gelukken, dan, meenen velen, moet ook die zaak grondig geregeld worden. Anderen meenen dat de instelling van dergelijk toelatings-examen als Noord-Brabant bedoelt, thans noodig is , ook juist als een voorbereiding voor het Gymnasium. Na een belangrijk debat wordt het volgende voorstel aangenomen : Aangezien het vooruitzigt bestaat dat onze Kerk eerlang een Gymnasium zal bezitten, zoo besluit de Synode thans geene nadere bepalingen omtrent het admissie-examen te maken, doch de bestaande streng te handhaven. Art. 62. Art. 27 der Agenda wordt aan de orde gesteld: De Synode herzie art. 15 van het Keglement voor de Theol. School in verband met de Algemeene Armenwet. Dat artikel luidt aldus: Een ieder wordt, zoowel uit een godsdienstig als uit een flnantieel oogpunt, ernstig vermaand zich niet ligtvaardig als student aan te geven, maar vooraf de kosten •wel te overrekenen, daar men bedenken moet, dat den zoodanige daarna geene ondersteuning van wege de School of de Gemeente, waar de School gevestigd is, zal kunnen verstrekt worden. Aan Kerkeraden en Klassen is het ten sterkste aanbevolen hierop toe te zien, daar, zoo iemand verarmd zijnde, ten laste zou komen van de plaats waar hij oorspronkelijk behoort. Uit de toelichting van Zuid-Holland blijkt, dat, volgens hunne meening, dit artikel tot groote onbillijkheid en tot inbreuk op de persoonlijke vrijheid van personen daarin bedoeld aanleiding geeft. De opmerking wordt ook gemaakt dat dit artikel de vrucht is van een bijzonder geval, waarop ten onregte een algemeene maatregel is gebouwd. Na rijpe discussie acht de Vergadering zich geroepen genoemd artikel te doen vervallen. Art. 63. Er zijn nog eenige punten, in het Verslag der Curatoren voorkomende, die thans de aandacht vragen. Het eerste derzelve is het verzoek om de Kerkeraden en Gemeenten op te wekken om voor de Theol. School trouw te collecteren en mild te ge^n. In de bespreking hiervan worden ernstige klagten geuit over Gemeenten waar zelden of nooit gecollecteerd wordt, over andere waar de opbrengst der collecten uiterst gering is, ' onder welke er zijn die volstrekt niet tot de zwakke Gemeenten kunnen of willen gerekend worden. Een en ander middel wordt aanbevolen tot opscherping van den ijver der bedoelde Gemeenten. Terwijl dankbaar wordt erkend dat er Gemeenten zijn die, naar haar vermogen , de School mild gedenken , achten vele broeders toch een algemeene opwekking tot meer getrouw collecteren en grootere gaven niet overbodig. Eindelijk wordt dit voorstel aangenomen : De Synode oordeelt aan al de Kerkeraden een Circulaire te moeten zenden ter opwekking van al de Gemeenten om geregeld voor de Theol. School te collecteren, alsmede om de aandacht der Classicale Vergaderingen op deze belangrijke zaak te moeten vestigen. Art. 64. Verderis voorgesteld dat voortaan het Co 11 egie-geld een jaar vooruit betaald worde, om voortaan allemoeijelijkheden te voorkomen, hoedanige door overlijden of tusschentijds-vertrek wel eens zijn ontstaan. Ook zou daardoor de taak des Penningmeesters merkelijk worden verligt. Er wordt op gewezen dat wij dit in beginsel reeds aangenomen hebben, daar, volgens het Reglement, °ieder student, die den cursus mede begint, daardoor zich verpligt het geld voor het geheele jaar te betalen. Anderen betoogen dat het nogtans een groot gemak is, dat niet het geheele jaar tegelijk behoeft betaald te worden, en dat het voor vele ouders, kassen en wie verder voor die gelden zorgt, zeer slecht uitkomen zou in 't vervolg alles ineens te moeten offeren. De slotsom is dat het genoemde voorstel wordt verworpen, met strenge handhaving van het beginsel der verschuldigdheid. Eenige verandering nogtans zal worden gemaakt, waarover heden namiddag nader. Art. 65. Punt H. Art. 4 der Agenda: De Synode overwege of het niet weuschelijk is dat de Docenten aan de fheol. School, wegens hunne vele werkzaamheden, ontslagen worden van de redactie der "Weekbladen. wordt, na toelichting en eenige discussie, door Friesland ingetrokken. Hierna eindigt Oud. de Mo en deze zitting met dankzegging. Gezongen is Ps. 134 : 2 Heft uwe handen naar omhoog. Elfde Zitting. 14 Jwiij. — Namiddag. Art. 66. Oud. van 't Loo opent de Vergadering, na 't zingen van Ps. 84 : 6 Want God de Heer zoo goed zoo mild. Mededeeling dat Ouderling vak der Linden onverwachts naar huis ontboden en vertrokken is , in hope spoedig te kunnen terugkomen. Art. 67. Wederom wordt gehandeld over vooruitbetaling der Collegie-gelden. De Vergadering besluit hieromtrent het volgende: A. De Collegie-gelden , ten bedrage van f 52, zullen voortaan in twee termijnen vooruitbetaald worden, en wel lo. met het begin van den Cursus; 2°. den l9ten Maart daaraanvolgende. B. De betaling der som van f 52 blijft verpligtend, al is het dat men van de Collegiën geen gebruik maakt, de School verlaat of van haar verwijderd wordt. C. Evenzeer zullen zij f 52 moeten betalen, die zich in het tweede halfjaar als student laten inschrijven. Art. 68. Vanwege de Curatoren wordt medegedeeld dat Docent de Cock eene uitnoodiging heeft ontvangen van de Gemeenten der Gereformeerde Kerk in Zuid-Afrika, om een bezoek aan die Gemeenten te brengen , e.i dat in de luatstgehoudene Vergadering van Curatoren is geoordeeld , dat niet die Vergadering maar alleen de Synode bevoegd is te beslissen ofZEw. verlenging van vacantie kan worden toegekend , om die reis te kunnen doen. Ds. de Cock legt nu den uitnoodigingsbrief over, die voorgelezen wordt. Na eenige discussie oordeelt de Synode, dat aan liet verzoek van die Gemeenten door Ds. de Cock niet mag worden voldaan , omdat het te zeer tot nadeel onzer Theol. School zou strekken. Art. 69. Naar aanleiding van de vraag, door een der broeders gedaan: wat de Kerk zou oordeelen omtrent een leeraar of lid onzer Kerk, die zich voor eigen rekening als privaat-docent, naast en ten nutte van de Theol. School, te Kampen zou nederzetten , ontstaat een gewigtige discussie. Zeer veel wordt tot aanprijzing van privaat-docenten gezegd, en met kracht er op aangedrongen dat de Synode het wenschelijke der werkzaamheden van dergelijke mannen voor de Theol. School uitspreke. Evenzeer wordt er met kracht tegen getuigd. Nog anderen achten het wenschelijk dat de Kerk, als nog niet rijp voor eenige beslissing over zoo'n gewigtige zaak, tijd hebbe hierover na te denken. Ten slotte wordt dit voorstel aangenomen : De Vergadering gevoelt geene behoefte zich hierover uit te spreken. ZENDINGSZAAK. Art. 70. Art. 6 der Agenda is aan de orde. Hierbij wordt opgenomen punt l van Art. 4 A g., door U t r e c h t voorgesteld : De Synode zoeke middelen te beramen om Oost-Indische jongelingen in ons land op te leiden voor de predikdienst aldaar, en rigte een leerstoel hiervoor op. Behalve punt E, dat alleen over Bijbelverspreiding spreekt, handelt geheel dit Artikel over Uit- en Inwendige Zending. Na de toelichting door de afgevaardigden van Noord-Holland, NoordBrabant, Utrecht, Zuid-Holland, Gelderland en Zeeland, wordt als regel voor de discussie vastgesteld dat men e e r s over de Buiten la ndsche en daarna over de Binnenlandsche Zending zal spreken. 3 buitenlandsche zending. Art. 71. Met betrekking tot de Buitenlandsche Zending moet over drie zaken achtereenvolgens worden gehandeld. 4. De oprigting van een Leerstoel voor de Zending. 2. Een nieuwe Zendingscommissie. 3. Opleiding van O.-Indische jongelingen aan de Theol. School. Art. 72. 1. Nadat de President het gedrukte rondgedeelde Voorstel der Curatoren tot oprigting van een Leerstoel voor de Zending voorgelezen heeft, begint een hoogst belangrijke gedachtenwisseling aller" opmerkzaamheid te vragen. De voorregtvolle roeping der Kerk om, vooral in dezen tijd, haar hart te zetten op de Zending, wordt uit verschillende oogpunten door vele broeders besproken. In verband daarmede wordt het onmisbare van een Leerstoel voor de Zending in het licht gesteld. Sommige broeders willen dien Leerstoel niet te Kampen hebben, doch op een plaats, waar 'gelegenheid is tot het leeren van Maleisch, Indische land- en volkenkunde , en andere voor den Zendeling onmisbare wetenschappen. Daartegenover willen anderen den Leerstoel bepaaldelijk aan de Theol. School verbinden, èn om de Zendeling-kweekelingen, èn om de Theol. School. Ds. Donner geeft intusschen inlichting aangaande studie en gedrag der zendeling-kweekelingen, die te Leiden hunne studiën voortzetten; de Vergadering verneemt die met blijdschap. Vele broeders spreken als hun gevoelen uit dat, hoewel zij een Leerstoel noodig achten, de oprigting daarvan thans, met het oog op het Gymnasium-besluit, onze krachten zou te boven gaan, terwijl uit hetgeen omtrent de opleiding te Leiden is vernomen , blijkt dat wij daarin reeds veel verkregen hebben. Anderen echter meenen dat de oprigting geen uitstel kan lijden, en dat de Heere 't ons aan niets zaf doen ontbreken, indien wij doen hetgeen waartoe Hij ons roept. Na langdurige, belangrijke gedachtenwisseling vereenigt zich de Vergadering met het volgende voorstel: De Synode, lettende op hetgeen de Heere ons thans voor de opleiding onzer zendeling-kweekelingen te Leiden heeft gegeven, besluit: Vooralsnog niet te moeten overgaan tot de oprigting van een Leerstoel voor de Zending , doch dit punt te moeten aanhouden. Art. 73. 2. Nu wordt gesproken over een nieuwe Zendingscommissie. De afgevaardigden van Z.-Holland, Gelderland en N.-Brabant geven nogmaals toelichting. Allen stemmen overeen in het verlangen dat de Synode tot de benoeming eener nieuwe Zendingscommissie besluite, waarin elke Provincie door een lid vertegenwoordigd zij, door haar zelve aan te wijzen. Noord-Brabant heeft hierbij nog den wensch uitgedrukt dat zoowel een Ouderling als een Predikant hiertoe verkiesbaar zij. Uit de discussie wordt het spoedig duidelijk, dat men algemeen een Zendingscommissie wenscht, afgescheiden van het Curatorium der Theol. School, omdat het laatste, bij veelvuldige werkzaamheid met betrekking tot de School, meermalen aan de Zending niet de noodige aandacht heeft kunnen wijden. Ook werscht men dat de Docenten niet langer deel uitmaken van die Commissie, doch wel haar met hun advies dienen. PJen Zendingscommissie, die in de Gemeente leeft, en van welke men hopen mag dat zij in de Gemeente krachtig zal werken, daaraan wordt behoefte gevoeld. Geen der sprekers wil geacht worden eenig verwijt te doen aan de Curatorenvergadering óf aan de eigenlijke Zendingscemmissie, doch allen meenen dat door het belang der zaak een Commissie gevorderd wordt, gelijk die door eenige Provinciën is omschreven. Elke Provincie wijze een man aan, die naar haar oordeel daarvoor meest geschikt is. De Vergadering komt tot besluit dat er zulk eene Zendingscommissie zal worden benoemd. Art. 74. Ds. van Andel sluit de Vergadering met dankzegging. Gezongen vs. 6 Avondzang Schenk Uwen zegen bij Uw Woord! Ten gevolge eener mededeeling dat morgen op het doof-stommen-instituut alhier tusschen 11 en 12 unr de openbare les gegeven wordt , besluit men die bij te wonen. Deswegens zal morgen voormiddag de zitting ten 11 ure eindigen, om 's namiddags ten 3 ure weder te beginnen. (1) (1) In de, op dit veelszins aangenaam bezoek gevolgde Zitting, is door de leden, en bijwoners der Synode ƒ 32.— saamgebragt, tot eeu verrassing voor de kweekelingen van die inrigting. In antwoord daarop deed de heer Directeur eene dankbetuiging vergezeld gaan van twee brochures, een verslag eu de geschiedenis van liet Doofstommen-Instituut bevattende, voor een lid der Synode. Twaalfde Zitting. 12 Junij. — Voormiddag. Art. 75. Ds. Bulens opent de Vergadering, nadat Ps. 86 : 5 is gezongen, Al de heid'nen, door Uw handen, Art. 76. De Notulen der beide vorige zittingen worden vastgesteld. De Scriba vraagt en verkrijgt van den Voorzitter verlof om iets goeds mede te deelen. Op weg naar de Vergadering, zoo verhaalt hij, werd hij aangesproken door een jonge dochter, hem onbekend, die, zonder haar naam te willen opnoemen, hem een rijksdaalder in de hand drukte, met bijvoeging: voor de uitbreiding van Gods Koningrijk onder de Heidenen 1 Hij meent in die betrekkelijk groote gift een bemoedigend bewijs te mogen zien , met het oog op de discussiën van gisteren , dat de Heere wel voor geld wil en weet te zorgen. De Vergadering verneemt dit blijkbaar met genoegen. De liefelijke gift wordt ter beschikking van den Penningmeester gesteld. Art. 77. Een lid der Vergadering wenscht de gedachte uit te spreken of het niet goed zou zijn zekeren Leeraar onzer Kerk naar de akademie te Leiden te zenden, om zich aldaar te bekwamen tot onderwijzer onzer zendeling-kweekelingen in 't Maleisch en verder vereischte wetenschappen. Sommige broeders willen dit ondersteunen. Doch de President meent dat deze gedachte, waarvoor wel iets te zeggen zou zijn, althans op dit oogenblik, niet in discussie kan komen. Art. 78. De beroepsbrief voor Ds. Steketee wordt vastgesteld , geteekend en verzonden. Art. 79. Ter verduidelijking en aanvulling van het besluit, in Art. 78 vermeld , wordt bepaald : A. Elke Provinciale Synode verkiest een lid voor de Zendingscommissie. B. Die Commissie zal zich constitueren half Julij 1873. C. Tot dien tijd blijft de zaak zoo als zij thans is. Art. 80. Oud. Colenbrander eindigt deze zitting met gebed, nadat is gezongen Ps. 118 : 8 Gods regterhand is hoog verheven! Dertiende Zitting. 12 Junij. — Namiddag. Art. 81. De Vergadering wordt met gebed geopend door Oud. Dikker , nadat Ps. 105 : 3 is gezongen. Vraagt naar den Heer en Zijne sterkte. Art. 82. Na eenige bespreking wordt besloten dat: De Synodale Commissie een Reglement voor de Zendingscommissie zal ontwerpen , dat rondzenden aan de Provinciale Vergaderingen, om daarna, met achtneming op de aan- en opmerkingen der Provinciale Vergaderingen , het Reglement vast te stellen. Art. 83. 3. Met betrekking tot Art. 4 Agenda punt b, opleiding van O. I. jongelingen, wordt besloten: dit punt naar de Zendingscommissie te verwijzen. Art. 84. Aangaande de uitzending der Zendeling-kweekelingen wordt > na eenige discussie, besloten deze zaak over te laten aan de tegenwoordige Zendingscommissie, indien vóór dien tijd geen Synode wordt gehouden. Art. 85. Wordt voorgesteld en besloten om aan Ds. Donner een blijk van erkentelijkheid te geven voor zijne bemoeijingen met de Zendelingkweekelingen. binnenlandsche zending. Art. 86. Art. 6 der Agenda punt E, het eerst aan de orde, luidt: De Synode grijpe de zaak der Bijbelverspreiding krachtig aan. De afgevaardigden van Gelderland geven nogmaals toelichting. Het hoog gewigt der Bijbelverspreiding wordt door vele broeders met warmte betoogd. Met blijdschap en erkentelijkheid wordt gewezen op hetgeen in zake Bijbelverspreiding van verschillende zijden is en wordt gedaan. Met nadruk wordt de gedachte uitgesproken dat aan de oprigting van een echt Nederlandsch Gereformeerd Bijbelgenootschap meer dan immer behoefte bestaat, nadat liet z. g. Nederlandsch Bijbelgenootschap de gevaarlijke Synodale vertaling onder zijne uitgaven heeft opgenomen. Op dit oogenblik evenwel, meenden velen , kan de Synode geen stappen doen ter verwezenlijking van die goede gedachte, doch moet zij zich tot een opwekkend woord aan de Kerk bepalen. Aangenomen wordt het volgende Voorstel: De Synode , hoewel het voorstel van Gelderland zeer waardeerende, meent, met het oog op de beperktheid onzer krachten, vooralsnog niet in hetzelve te kunnen treden. Intusschen maakt zij de Gemeenten op het groot gewigt der Bijbelverspreiding opmerkzaam. En terwijl zij het hare roeping acht ernstig tegen de uitgaven van het Nederlandsch Bijbelgenootschap te waarschuwen , beveelt zij het Britsche en Buitenlandsche , alsmede het Schotsche, Bijbelgenootschap aan. Art. 87. Na korte bespreking vereenigt zich de Synode met het voorstel, om, vooral in 't belang der Zondagscholen en Catechisatiën, de wenschelijkheid uit te spreken van : eene goedkoope uitgave van het Nieuwe Testament, volgens de Statenvertaling , klein formaat, met de berijmde Psalmen, Catechismus , en de formulieren van Doop en Avondmaal, opdat wij verlost worden van , of bewaard worden voor, het gebruik van dergelijke uitgave vanwege het Nederlandsch Bijbelgenootschap. Art. 88. Nu komt punt A van Art. 6, voorzoover het de I n w. Zending raakt, in behandeling, met punt F, waarin door Zeeland wordt voorgesteld: De Synode bevordere met kracht de Inwendige Zending, en roepe mannen op die zich daarvoor willen laten vinden, om hun dan verder hunne werkzaamheden aan te wijzen. Uit de toelichting blijkt dat Zeeland, tot meer geregelde en krachtige bevordering der Binnenlandsche Evangelieverbreiding, bepaalde personen daarvoor zou willen aanstellen, en het gevoelen der Synode wenscht te vernemen of de kerkbesturen magt hebben om geschikte personen, die niet het radikaal als Leeraar bezitten , uit te zenden als Evangelisten , tot verkondiging des Woords onder de, van de kennis des heils ontblootte, menigte. Die gedachte wordt, met het oog op het nog onvoldoend getal predikanten en de uitgestrekte heidevelden, door sommigen ondersteund. Anderen echter maken de opmerking, dat men hier voor een gewigtig beginsel staat, en dat het, hoe nuttig het moge wezen voor de Binnenlandsche Zending ook bijzondere arbeiders te hebben, gansch onraadzaam is daartoe andere dan geordende Leeraren aan te stellen. Evenzeer wordt bezwaar geopperd tegen het verlangen van sommige broeders, dat de Synode de Kerkeraden of andere kerkbesturen magtige , om , vooral ten behoeve van groote Gemeenten, Catechiseermeesters aan te stellen, hetwelk echter ook ondersteuning vindt. Wat Noord-Brabant bedoelt is eene Commissie voor de Binnenlandsche Zending; als zoodanig wil het dezelfde Commissie die voor de Buitenlandsche Zending zorgt, zien benoemd , of als dit beter geacht wordt, een afzonderlijk Comité. Voorop stellende dat elke Kerkeraad regt en roeping heeft om de Evangelisatie onder die buiten zijn in zijne omgeving te behartigen, acht die Provincie evenwel zeer wenschelijk een door de Synode benoemde Commissie , die in last hebbe: om zich op de hoogte te stellen van hetgeen in binnenland en buitenland op dit gebied plaats heeft, en door geschikte middelen den ijver der Gemeenten tot Evangeliseren op te wekken. Tot zulk eene Commissie zou dan ieder zich kunnen wenden om inlichting, raad en leiding. In 't bijzonder voor jongelings- en jonge dochters-, Zondagschool- en traktaatverspreidingsvereenigingen en dergelijke, acht Noord-Brabant en vele andere afgevaardigden zulk een Commissie van raad en leiding zeer gewenscht. Terwijl met ingenomenheid op het steeds groeijend aantal dier vereenigingen wordt gewezen, meent men echter ook te moeten wijzen op de leiding en hulp die zij behoeven, en niet altijd in de plaatselijke Gemeenten kunnen erlangen, en niet minder op het gevaar dat in de toekomst uit dien stroom van genootschapjes kan geboren worden , indien zij niet op goeden grondslag en in de regte verhouding tot de Kerk staan en blijven. Aan de bedoelde Commissie zouden sommigen ook gaarne de uitgave van doelmatige en echt Gereformeerde traktaten en volksboekjes zien opgedragen , waaraan, bij al het goede op dit gebied, de behoefte steeds grooter wordt, hoe meer vereenigingen als bovengenoemd in den boezem onzer Kerk verrijzen. — Hiertegen wordt door andere broeders aangevoerd, dat, bij erkenning van het vele ware en goede in hetgeen gezegd is, de vrees blijft bestaan dat zulk eene Commissie alligt óf te ver zou gaan, öf weinig zou kunnen uitvoeren. Als soort bureau van correspondentie zouden weder anderen haar wenschen. De eersten meenen dat de Synode zich moet bepalen tot een ernstige opwekking der Kerkeraden en Gemeenteleden, om in dezen te doen wat hun hand vindt om te doen. Twee voorstellen worden ingediend. Het laatste wordt aangenomen. Voorstel 1. De Synode , het van het grootste belang achtende dat er eene Commissie van wege de Kerk besta, die , zonder eenige inmenging in het regt van eenig lager of hooger Kerkbestuur, leiding kan geven aan de werkzaamheid van de verschilleude takken der Evangelisatie, besluit: zulk eene Commissie te benoemen en aan te bevelen aan ellen die op genoemd gebied arbeiden. Voorstel 2. De Synode, van oordeel zijnde: a. dat geheel onze Chr. Ger. Kerk eene Zendingskerk in ons vaderland is; b. dat elke Kerkeraad, en Classis, en Provincie de roeping heeft om de uitbreiding van Gods Koningrijk te bevorderen; c. dat centralisatie in deze zaak weinig uitwerken kan; acht het niet wenschelijk eene afzonderlijke Commissie te benoemen, noch om afzonderlijke mannen aan te stellen die het radikaal van predikant missen. Zij wekt echter de Provinciën , de Classes en de afzonderlijke Gemeenten ernstig op om het Evangelie, hetzij door prediking, hetzij door traktaatverspreiding , hetzij door andere middelen, te brengen waar het niet, of zeer onzuiver, is. VERHOUDING DER KERK TOT DEN STAAT. Art. 89. Aan de orde is Art. 7 der Agenda, waarin alle Provinciën den wensch uitspreken dat de Synode bij de Hooge Regering aandringe op werkelijke scheiding van Kerk en Staat, en vervallenverklaring van Art. 168 der Grondwet. Noord-Brabant wenscht bovendien dat gevraagd worde //niet als gunst, doch als ons goed regt, uitkeering van een fixura , naar den maatstaf van het zielental, zonder eenige inmenging van den Staat in het bestuur onzer Kerk, zoolang niet scheiding van Kerk en Staat aan alle eerediensten subsidie onthoudt;« Friesland dat //gedurende het tijdperk van overgang ook der Chr Ger. Kerk regt gedaan worde;,, Groningen dat Je Staat, als bij niet geheel ophoudt met subsidieren, dan „,cder kerkgenootschap gelijk subsidiëren Zeeland, „de Kerk neme in geen geval subsidie van den Staat, al werd zij ook aangeboden, en terugbetaling der opbrengst aan de eerediensten alleen dan, als zij duidelijk als zoodanig omschreyen en gegeven wordt.» De rapporteur Wielenga leest een adres voor, door Ds. Wissink aan de Synode gerigt, dat op deze zaak betrekking heeft In een gewigtige discussie, die van grondige bestudering van dit vraagstuk blijken geeft, komt het duidelijk uit dat allen het onregtmatige en onhoudbare der tegenwoordige verhouding van den Staat tot de kerkgenootschappen gevoelen. Hierin zijn allen het eens dat zij niet scheiding van Godsdienst en Staatkunde, maar scheiding der kerkgenootschappen van den Staat willen , om alzoo Kerk en Staat beide, elk op zijn gebied, geheel vrij te doen zijn en in de regte natuurlijke, zedelijk invloedrijke betrekking tot elkaar te plaatsen. Tot dien einde willen zij bij de Hooge Regering er op aandringen dat zij Art. 168 der Grondwet vervallen verklare. TerWIJ' [ broeders aldus in de hoofdzaak ééns zijn, verschillen zij met betrekiung tot het vragen of aannemen van restitutie, als ove.gangsmaatregel voor den Staat, om van stonde aan jegens ons de billijkheid te betrachten. Subsidie - niemand wil haar! Wij willen vnje mannen, vrije kerk, blijven, ten koste van wat het oo v zij Hiermede strijdt echter, naar het oordeel van sommigen, niet dat wij van den Staat als overgangsmaatregel, ter voldoening aan ons regt en verlangen , het geld , door ons tegen alle legt voor andere gezindheden betaald, terug ontvangen op en in genoemde, voor den Staat eenig mogelijke, wijze en vorm van onregtsherstelling. Daarentegen wijzen andere leden op hetgeen de Schotsche broeders in de Synode van 1860 van de vrijheid, als de roem en kroon onzer Kerk hebben gezegd. Zij vreezen dat het vragen of aannemen van restitutie ons weder jaren achteruit zal ïengen. Remgen gaan verder, en betuigen dat wij door het vragen van een fixum een groote zonde zouden bedrijven, en onze kroon en kracht wegwerpen, hetgeen anderen echter betuigen niet te kunnen inzien. Nog anderen meenen dat het welligt ook zonde zoude kunnen zyn den Staat stilzwijgend toe te laten met ons geld het Rijk steunen RISTUS t6S6n ^ werken en anti-Christelijke magten te Art. 90. De tijd der zitting is vervlogen. Morgen voortzetting. Ds. Brui— 8 Vergade,mg met dankzegging, nadat gezongen is Gij toch, Gij zijt hun roem , de tracht van hunne kracht ! Veertiende Zitting. 13 Jmij — Voormiddag. Art. 91. Ds. Postma opent de zitting met gebed. Vooraf gezongen Ps. 105 : 3. Vraagt naar den Heer en Zijne sterkte. De Voorzitter deelt mede dat Ds. Donner zich genoodzaakt heeft gezien naar huis te vertrekken. Ds. W. A. Kok wordt bij acclamatie tot Vice-Praeses benoemd. Art. 92. De Notulen van gisteren worden vastgesteld. Art. 93. Voortzetting der discussie over scheiding van Kerk en Staat, in verband met het vragen van een fixum. Er wordt op gewezen dat er wel het een en ander is dat het verkrijgen van fixum ot restitutie, of hoe men het noemen wil, wenschelijk kan doen achten, b. v. de sobere traktementen van vele onzer Leeraren. Op den duur echter zouden deze het er niet beter door hebben , want de Gemeente zou ligtelijk haar liefdeoffer met het bedrag dei' Staatsbijdrage verminderen. Voor die Leeraren moet op een andere wijze worden gezorgd, gelijk later dat punt aan de orde zal komen. Nadat nu nog is opgemerkt dat wij het best zullen doen met omtrent een overgangsmaatregel den Staat geheel vrij te laten , wordt besloten eerst over de zaak zelve, daarna over de uitvoering te handelen. , , Eenige voorstellen worden ingediend. Zij worden herleid tot twee. Na eenige besprekingen wijziging wordt het laatste aangenomen. Voorstel 1. De Synode spreekt laide en naar hare innige overtuiging uit: a.) dat het tegenwoordig door de Regeering gevolgde stelsel van subsidie-mtkeering aan de verschillende kerkgenootschappen met uitzondering van de Christelijke Geref. Kerk in strijd is met het groote beginsel: gelijk recht voor allen en met het door de Regeering uitgesproken beginsel der scheiding van Kerk en Staat. b.) dat alle toekenning van subsidie door den Staat moet ophouden, daar op die staats toelagen geen verkregen recht bestaat. c.) dat zij voor hare kerk het vrijwilligheids-beginsel huldigt, reeds meer dan dertig jaar in haar midden toegepast en gehandhaafd, en geene subsidie, onder welken vorm ook, van den Staat begeert. d) dat zij echter diep gevoelt hot onrecht, aan haar meer dan dertig jaren gepleegd, dat terwijl zij voorzien in enderhoad van eigen eeredienst en armen toch hare leden moeten bijdragen om andere kerkgenootschappen uit de schatkist te steunen. e.) dat aan dat onrecht een einde moet worden gemaakt door intrekking van den staat der tot nog toe uitgekeerde subsidien, en dat alle pogingen, tot verkrijging daaivan geschikt, door ons moeten worden aangewend. Zij besluit daarom: dat bij de regecring en de beide Kamers der Staten-Generaal zal worden aangedrongen op herziening van Art. 168 der Grondwet. Voorstel 2. De Synode, overtuigd a. dat ondersteuning van alle of van enkele onderscheidene «godsdienstige gezindheden of derzelver Leeraars,» door Gods Woord, de geschiedenis en het aangenomen staatkundig beginsel ■ scheiding van Kerk en Staat, veroordeeld, onbillijk en onregtvaardig is; b. dat het de roeping der Kerk is , den Staat daarop te wijzen , en met alle kracht op verandering aan te dringen ; c. dat, hoewel het niet op den weg der Kerk ligt aan te wijzen , hoe de btaat in bijzonderheden moet handelen , om dien onrechtvaardigen en onvruchtbaren toestand te doen ophouden zij toch op schrapping van Art. 168 der Grondwet moet aandringen, dewijl in dat artikel het recht tot ondersteuning van enkele of van alle godsdienstige gezindheden is uitgesproken. Besluit: De Hooge Regering des lands te verzoeken : dat zij het onrecht en den indirecten gewetensdwang, den belijders van niet gesubsidieerde gezindheden, tot nog toe aangedaan, wegneme, door alle subsidie van Godsdienstige genootschappen te doen ophouden, en Art. 168 der Grondwet vervallen te verklaren, opdat de groote beginselen van: recht voor allen-' en van scheiding van Kerk en Staat, ook op dat punt tot hun volle recht komen. Art. 94. De Commissie van onderzoek der Reglementen komt de \ ergadering, om verslag van haren arbeid te geven. De President, Ds. van Velzen , betuigt tot zijne groote blijdschap te kunnen mededeelen dat de Commissie onafgebroken in den geest der liefde en eenstemmigheid, met voorzigtigheid en naauwkeurigheid, in den haar opgedragen arbeid is bezig geweest. Het Handboek der Geref. kerkregering d. H. de Cock , tot leiddraad nemende, heeft de Commissie elke bepaling in 't bijzonder, met de Synodale Notulen der beide thans vereenigde kerken in de hand, nagezien en overwogen. In hartelijke taal spreekt Ds. van \ elzen den wensch uit dat het werk der Commissie tot bevestiging dei eenheid, en bevordering van den groei en bloei der Kerk moge strekken • De Scriba, Ds. Nederhoed, leest hierna de aar.teekeningen betrekkelijk de handelingen der Commissie voor, waarin de opgave is vervat van het oordeel der Commissie over de onderscheidene vroeger gemaakte bepalingen. De President der Synode zegt der Commissie hartelijk dank voor de welwillendheid en 'den ijver, -waarmede zij de haar toevertrouwde taak heeft volbragt. Aan de betuiging dat vooral de geest, waarin de Commissie werkzaam was, der Synode tot vreugde strekt, paart ZEw. den wensch dat de Commissie het genoegen moge smaken de slotsom van haar onderzoek door de Synode aangenomen, en ïuimschoots door 's Heeren zegen bekroond te zien. De President der Commissie antwoordt hierop met der Synode dank te zeggen voor het haar geschonken vertrouwen. Art. 95. Nu vraagt de President of de slotsom der Commissie bij acclamatie kan worden aangenomen. Sommige broeders zijn er voor; anderen achten dat minder wenschelijk, al ware 't alleen om niet den schijn op ons te iaden van met overijling te hebben gehandeld in zulk een gewigtige zaak. Na eenige discussie wordt goedgevonden door stemming uit te maken of het aangenomen kan worden of dat men er op teiug komen zal. De stemmen staken. Heden namiddag zal dit punt weder behandeld worden. Art.. 96. Ds. W. G. Smitt neemt, als Secundus voor Ds. Donner, zitting, na zijne instemming met de Gereformeerde leer te hebben betuigd. Ook Ds. van Velzen neemt zijn plaats weder in. Art. 97. Omtrentde uitvoering van hetbesl uit, in Art. 93 beschreven, bepaalt de Synode: De Synodale Commissie zal een krachtig adres te dezer zake rigten aan de beide Wetgevende Kamers, en aan elk l.d derzelve een afdruk daarvan zenden, alsmede ter audientie gaan bij den Minister van Finantiën. Art. 98. Oud. Karsemeijer eindigt deze zitting met dankzegging, nadat gezongen is Ps. 119 : 3 ë' Och, schoDkt Gij mij de hulp van uwen Geest! Vijftiende Zitting. 13 Junij. — Namiddag. Art. 99. vanPs.^5L:E4GA ^ ^ VeFgadering met §ebed' ™ 't zingen 's Heeren goedheid kent geen palen, Art. 100. Wederom komt het Verslag der Commissie - zie Art 95 e:;:u.xzr" K"k 'm Art. 101. ïSs; *ie van Redactie wordenbe'noemd Tot'Comm is" Ds. S. van Velzen. » J. Nederhoed. » W. G. SMITT. KERKREGERING. Art. 102. Art. 25 der Agenda: a Dat de Svnode eene herziening of wijziging brenge in het thans bestaande stelsel van vertegenwoordiging onzer Kerk op de algemeene Synode (Groningen). i. De Synode beslnite minstens om het ander jaar te vergaderen, en maatregelen te nemen om eene betere vertegenwoordiging der gemeenten te verkrijgen. (Overijssel). . c. De Synode besluite, dat voortaan ieder Classe, bestaande uit tien gemeenten één Leeraar en één Ouderling naar de Synode afvaardige; dat er om de twee in plaats van om de drie jaar Synode zal zijn, en dat zij voortaan te Kampen vergaderen zal. (Zuid-Holland). d. Dat de Synode geene verandering make in de vertegenwoording der Provinciën op de Synodale vergaderingen, (Drenthe). e. De Synode bepale, dat voortaan om de twee jaren Synodale verg. zal gehouden worden, die binnen eene week afloope, (Noord-Brabaut). komt met art. 20 der Agenda: De Synode zende elk voorstel, hetwelk een algemeenen regel voor de Kerk bevat, vooraf ter beoordeeling aan de classikale vergaderingen, waarna het door een volgende Synode als regel worde vastgesteld. (Overijssel). in behandeling. Achtereenvolgens zal er gesproken worden over: A. Nieuwe vex'tegenwoordiging der Gemeenten op de synode. B.' Bepaling van tijd en plaats der Synode. C. Verzending van Synod. besluiten naar de Classic. Vergaderingen. Art. 103. A. De afgevaardigden geven toelichting. In de discussie wordt veel ten gunste van een geheel nieuw stelsel van vertegenwoordiging, vooral naar de wijze der Schotsche Kerk, gesproken, doch evenzeer vele bezwaren tegen de invoering van dergelijk stelsel in een land en kerk als de onze ontwikkeld. Niemand evenwel ontkent dat er bij de thans heerschende wijze van vertegenwoordiging een al te groote onevenredigheid bestaat, nu alle Provinciën een gelijk aantal afgevaardigden zenden, terwijl sommige viermaal meer Gemeenten en Leeraren bezitten dan andere. Dat de Kerk zich volstrekt niet naar de staatkundige grenzen behoeft en behoort te regelen, is het algemeen gevoelen. , , , Vele broeders doen voorstellen, öf van ineensmelting van sommige Provinciën, öf van vergrooting der kleine door bijvoeging van een gedeelte van andere, en meer dergelijke, om alzoo een meer >ulijke en betere vertegenwoordiging te verkrijgen. Niet een der voorStellen echter kan de Synode ontheffen van de vrees dat dergelijke regeling blijken zou in de praktijk evenzeer door ernstige bezwaren te worden gedrukt, b. v. van mogelijke overheersching, of althans ontzenuwing van den gewenschten mvloed, der kleinere Provinciën door de grootere. Uit de langdurige gedachten-wisseling wordt het duidelijk dat de Vergadering, de gebreken in hetheerschende stelsel erkennende, nogtans niet rijp is voor een nieuwe regeling Het volgende Voorstel wordt aangenomen: De Synode, alles gehoord hebbende, besluit bii het oude te blijven. Art. 104. B. Wat de plaats aangaat — vindt Zuid-Holland's voorstel: dat de Synode voortaan geregeld te Kampen vergadere, weinig bijval. Een der voornaamste bezwaren hiertegen, en aanbeveling voor het tot dusver gevolgd gebruik, is: dat de belangstelling in oynode en Kerk, door het houden der Vergadering in 't midden°van onderscheidene Gemeenten, gewoonlijk verlevendigd wordt. Ook zou het door plaatselijke omstandigheden voor Kampen niet doenliik ziin steeds de Synode te ontvangen. Met warmte wordt er gepleit voor het vervroegen van de Synode en als daartoe dringende reden gewezen op het gewigt en het veelbewogene onzer dagen , in verband met de uitbreiding, en de steeds meer in omvang toenemende roeping onzer Kerk. Reeds nu moeten vele zaken al te lang onafgedaan blijven. En de opeenhooping van vele en velerlei belangrijke zaken, zoo als b. v. deze Vergadering die ondervindt, doet het wenschelijk achten meermalen Synode te houden. Dan zouden de Vergaderingen ook korter duren, en niet, gelijk thans, vele broeders zich genoodzaakt zien vóór het einde te vertrekken. Hiertegenover wordt beweerd dat dit punt voor het oogenblik zyn gewigt grootendeels heeft verloren door het besluit met betrekkmg tot de vertegenwoordiging genomen. Anderen voegen hierbij dat er nog zelden dringende zaken op de Synode hebben opwacht, dat het vermenigvuldigen van Synodale Vergaderingen veel moeite en kosten veroorzaken zou, dat de Synod. Commissie altijd het ïegt heeft om bij dringende noodzakelijkheid de Synode bijeen te roepen, en er dus geen noodzaak is om thans een van de Dordsche bepaling afwijkend besluit te nemen. Sommige broeders , die meenen dat de Vergadering nog niet riin is voor een beslissing willen dit punt in beginsel onbeslist laten doch achten het, met het oog vooral op Gymnasium, Theol School bijeenkom?' n°°dlS ^ ^ Synode ten volgenden jare weder Een voorstel in dien geest wordt ingediend. Art. 105. Inmiddels is de tijd voor deze zitting voorbijgegaan. De Vergadering gaat uiteen, nadat gezongen is Ps. 90 : 9 Laat Uw genu ons met baar troost verrijken! en Ds. van der Sluijs, den Heere gedankt heeft voor het goede ons dezen dag bewezen. Zestiende Zitting. 14 Junij. — Voormiddag. Art. 106. Oud. Swagerman opent deze zitting met gebed. Gezongen Ps. 87 : 2 Men spreekt van u zeer heerelijke dingen. Art. 107. Wordt voorgesteld om öf Zaterdag, óf Maandag voormiddag, geen zitting te houden. Het laatste besloten. Art. 108. De Notulen vastgesteld. Art. 109. Het Voorstel, in art. 104 bedoeld, komt, tegelijk met een tegenvoorstel in discussie. In stemming gebragt, staken de stemmen. De beide voorstellen luiden aldus: V o orstel 1. De Synode besluit het punt van eene vervroegde bijeenkomst der Synode als beginsel aan te houden, doch met het oog vooral op het Gymnasium, de Theol. School en de Zendingszaak het volgend jaar weder Svnod. Verg. te houden. Voorstel 2. De Synode, van oordeel zijnde, dat onze kerkorde ruimte genoeg geeft om, als het noodig is, ook binnen de drie jaren te vergaderen, acht het niet noodzakelijk thans nieuw e bepalingen te maken, maar geeft voor dezen keer de bepa- ling der eerstkomende Synode, aan de Synodale Commissie over. Art. 110. Na eenige discussie wordt, dewijl het beginsel van vervroegde Synode door deze Vergadering niet wordt beslist, Art. 20 der Agenda door Overijssel ingetrokken. ONDERWIJS. Art. 111. Art. 8 der Agenda wordt thans aan de orde gesteld. De voorstellen komen hierop neer: aandringen bij de Hooge Regering op : wijziging van Art. 33 der Schoolwet, al. 1. (Utrecht); wijziging van Art. 194 der Gr o nd w e t, (Z. Holland, Gelderland); de Kerkeraden en Gemeenten opwekken tot bevordering van het Christelijk onderwijs, en in 't algemeen van christelijke opvoeding der jeugd, (Z. Holland, Utrecht, Friesland,) ook door Zondagscholen. Overijssel wil vooral de Gemeenten ten platten lande hebben opgewekt. De beraadslaging zal in deze orde plaats hebben. A. Art. '194 der Grondwet. B. Art. 33 der Schoolwet. C. Toezigt der Kerk op het godsdienstig onderwijs. Art. 112. A. Na de toelichting door de afgevaardigden worden, in een korte doch gewigtige discussie, de voornaamste bezwaren tegen Art. 194 der Grondwet ontwikkeld. Overtuigd van de schadelijke werking van meergenoemd Artikel, en van hare roeping om daartegen te getuigen, besluit de Synode: aan de Synodale Commissie op te dragen, in een krachtig adres de bezwaren der Christ. Geref. onderdanen tegen Art. 104 der Grondwet nêer te leggen aan den voet van den Troon, en afschrift daarvan te zenden aan de beide Wetgevende Kamers, en aan elk harer leden. Art. 113. B. Na de toelichting en eenige gedaclitenwisseling, waarin het treurige karakter der Schoolwet, en de onbruikbaarheid der Openbare school voor de Christenen, wordt aangewezen, neemt de Vergadering bij acclamatie het voorstel aan: 4 om zich niet in te laten met het vragen om verandering van Art. 33 alin. 1 der Onderwijswet, dewijl het niet op haren weg ligt Staatswetten te redigeren, èn omdat eene verandering van « kan» in « zal » niet de hoofdzaak is, waarop alles aankomt. Art. 114. C. De afgevaardigden der onderscheiden Provinciën geven toelichting. Een zeer belangrijke discussie, waarin het onmisbare van Christelijke opvoeding en Christelijk schoolonderwijs wordt in het licht gesteld, neemt een aanvang , doch kan niet ten einde worden gebragt, van wege den al te snel vervlogen tijd. Art. 115. Oud. Blankenberg sluit de Vergadering met dankzegging. Gezongen Ps. 65 : 1 De lofzang klimt uit Sions zalen, Zeventiende Zitting. 14 Junij. — Namiddag. Art. 116. Ds. W. G. Smitt opent de Vergadering met gebed, nadat gezongen is Ps. 122 : 3 Dat vreed' en aangename rust , De Voorzitter leest een telegram voor van Ds. Steketee , waarin ZEvv. berigt den beroepsbrief te hebben ontvangen, en dien biddend te willen overwegen. Art. 117. De discussie over C, zie Art. 114, wordt voortgezet. Door sommige broeders wordt de nadruk gelegd op het regt en de roeping der ouders om voor de christelijke opvoeding van hun kroost te zorgen, ten betooge dat de Kerk als zoodanig zoomin regt heeft om te bepalen naar welke school de ouders hun kinderen moeten zenden als verpligting om voor de oprigting eener school te zorgen. Andere broeders meenen . bij gelijke erkenning van genoemd regt en roeping der ouders, dat de Kerk geroepen is, bij gebreke van oprigting van Christelijke scholen door ouders of particulieren, te zorgen dat er zulke scholen komen. Ook achten zij het, bijzonder van wege een en ander verschijnsel, in onze dagen hoogst wen- schelijk , zoo niet bepaald noodig, dat de School van de Kerk uitga. Met blijdschap en erkentelijkheid begroeten zij al hetgeen door particulieren en Vereenigingen, inzonderheid door de V ereenigin «• voor Gereformeerd Schoolonderwijs, ten behoeve van Christelijk onderwijs gedaan is en wordt. Doch zij wenschen meer Verschillende wenschen doen zich hooren, a!s: de Synode b'liive bij hetgeen bepaald is! en daartegenover: de Synode regele de verhouding tusschen Kerk en School! Ook over Zondagscholen en bewaarscholen, het onmisbare van het Christelijk element, van goede leiding, enz. en het onbeschrijfelijke nut derzelve, indien zij aan de vereischten beantwoorden wordt menig warm woord gesproken. Tegenover enkele bezwaren wordt de wensch geuit dat al onze Leeraren, Kerkeraden en Gemeenteleden oog en hart op deze zaken mogten zetten. Duidelijk wordt ook aangetoond dat Schoolvereenigingen en besturen in elk geval geroepen zijn het Toezigt der Kerk op het godsdienstig element van het onderwijs te erkennen, en dat te begeeren. Ten slotte neemt de Vergadering dit voorstel als uitdrukking van haar gevoelen aan. De Synode oordeelende dat, volgens Gods Woord, en de beginselen der Gereformeerde Kerk, betreffende de opvoeding der jeugd, de Ouders in de eerste plaats de roeping hebben, krachtens de bij den Doop afgelegde belofte, om voor Christelijke opvoeding, en dus ook voor Christelijk onderwijs hunner kinderen te zorgen, en deswegens ook de Gemeente des Heeren een heilige verplichting jegens de kinderen der Christenen te vervullen heeft, besluit: d6 aandacht, inzonderheid derKerkoraden tG vestigen op de Christelijke Lagere, Bewaar-'en Zondagscholen, om de oprichting en instandhouding, overeenkomstig plaatselijke omstandigheden en behoeften te bevorderen, en vooral er op te letten, dat het godsdienstig element van het onderwijs in de scholen waarlijk Christel ij k Gereformeerd 2 ij, door hun liefderijk en getrouw toezicht op de scholen uit te oefenen, in overleg met de plaatselijke schoolbesturen. Art. 118. Over de voorstellen — zie Art. 109 — wordt weder gesproken en gestemd. Ten tweedenmale staken de stemmen. Door beslissing met het lot wordt voorstel *2 aangenomen. Art 119. Art. 9 der Agenda wordt aan de orde gesteld: Vanwege de ongeregelde waarneming der Catechisatie in vele Gemeenten onzer Kerk, vestige de Synode daarop ernstig hare aandacht. (Gelderland). De aanleiding tot dit voorstel is, volgens de toelichting, het feit dat op sommige plaatsen de Catechisatiën den ganschen zomer stilstaan , op andere ongeregeld gehouden worden. Vele leden wijzen in krachtige taal op het nut en de onmisbaarheid van degelijk, onafgebroken catechetisch onderwijs, vooral in deze dagen, op de roeping der ouders om voor de trouwe waarneming daarvan door hunne kinderen te zorgen , zoowel als op de roeping van Leeraren en Kerkeraden om zorg te dragen voor geregelde Catechisatiën. De opmerking wordt hierbij gevoegd dat men, tot regt begrip en billijke beoordeeling van den toestand in onderscheidene gemeenten, rekening moet houden met de plaatselijke omstandigheden en eigenaardige moeijelijkheden. j Eenige voorstellen worden ingediend , die slechts in redactie verschillen. Het volgende wordt aangenomen. De Synode wekt de Kerkeraden ernstig op, dat zij de leden en kinderen der Gemeente dringend aansporen om van de Catechisatiën, gedurende het geheele jaar, zooveel mogelijk gebruik te maken; opdat het opkomend geslacht met de Gereformeerde waarheden doorvoed, voor Jezus gewonnen, en voor den verderfelijken lijdgeest geuijwaard worde. BIJZONDERE ZAKEN. Art. 120. Art. 2 der Agenda is aan de orde. a. De Synode herzie de besluiten betreffende het huwelijk van een man met de zuster van zijn overleden vrouw, waaromtrent een geschreven stuk wordt overgelegd (Overijssel.) b. Dat de Synode duidelijk bepale welke straffen er moeten toegepast worden op leden der Gemeente, welker huwelijken de Synode ongeoorloofd heeft geacht. (Synode 1849 , pag. 33. (Groningen.) Na de toelichting spreken sommige broeders den wensch uit dat dit punt, reeds op zoo vele Synoden besproken , niet in discussie kome. Anderen achten het beslist noodig dat de Synode de vroegere bepaling \vijzige, of bevestige, en, in het laatste geval, de straf voor den overtreder juist aanwijze. Thans wordt op personen , die dergelijk huwelijk aangaan, in de eene Gemeente, Classe of Provincie de kerkelijke tucht toegepast, tot afsnijding toe, terwijl zij in andere ongemoeid worden gelaten. Dat, zoo beweren zij, moet ophouden. Eenige leden doen de Synode de vrucht hunner studie op dit punt hooren, waarvan de slotsom is dat in heel de Schrift geen woord van verbod tegen zoo'n huwelijk staat. De rapporteur Wielenga deelt mede dat het adres van Overijssel te dezer zake tot de zelfde conclusie komt. Hiertegen worden echter bezwaren geopperd. Doch ook sommige broeders, die genoemde meening niet kunnen beamen , achten het goed te bepalen dat het aangaan van zulk een huwelijk niet met eenige kerkelijke straf worde achtervolgd. Velen achten dit het best dat de Synode deze teedere kw estie niet beslisse, doch aan de gewetens der betrokken personen overlate. Eenige voorstellen worden ingediend en uitvoerig besproken, van welke het volgende wordt aangenomen : De Synode, oordeelende dat dit huwelijk bepaald tot de betwiste behoort, en men omtrent zulke punten geen kerkelijke straf kan opleggen, besluit: a. de leden onzer Kerk aan te raden zulk een huwelijk niet aan te gaan; b. dat iemand, die dit huwelijk aangaat, niet kerkelijk gestraft mag worden. Art. 121. De President deelt mede dat sommige broeders Ouderlingen niet langer kunnen blijven. Aangenomen wordt zijn voorstel om niet hun secundi aan te schrijven, van wege het nadei'end einde der Synode. Art. 122. Gezongen wordt Ps. 121 : 1 en 2. 'k Sla nnVrxrr,a + .*r». ilo fnootonrlon A n ,1 ;o /AT 7? \ - — ~ } uu lui/O tau UV/ÜUU uju ij, Na de toelichting , waarin op het belang van regte kerkvisitatie gewezen wordt, en op het onbruikbare van het nooit door een algemeene Synode aangenomen Visitatie-reglement, wordt voorgesteld dit punt aan te houden tot een volgende Synode, en eene Commissie te benoemen tot ontwerpen en rondzenden van een geschikt Regie- ment. Velen achten regeling dezer zaak noodig. Anderen meenen dat het wel kan blijven zoo als tot dusver. Door stemming beslist: de zaak laten zoo als zij is. Art. 156. Aan de orde Art. 29 der Agenda. De Synode verklare dat de Kerkvoogden geen beslissende stem in den Kerkeraad mogen hebben. (Overijssel.) In de toelichting wordt gezegd dat er Gemeenten zijn, waar Kerkvoogden in alles een beslissende stem hebben, hetwelk verkeerd wordt geoordeeld, daar kerkvoogdij geen kerkelijk ambt is. Bij de erkenning dat in onderscheidene Gemeenten goede en vele diensten door Kerkvoogden zijn en worden bewezen , wordt evenwel gewaarschuwd tegen het verleenen van eenige andere magt dan van voorlichting, en van uitvoering der besluiten, des Kerkeraads, in zake de kerkelijke goederen. Andere kerkgenootschappen worden genoemd ten bewijze van het gevaar , in afscheiding van beheer en regeer gelegen. Sommige broeders achten het wenschelijk de Kerkvoogden als zoodanig te doen vervallen, en in hun plaats Diakenen te benoemen. Anderen meenen dat Kerkvoogden onder het bestuur des Kerkeraads tot nut der Gemeente kunnen blijven. Twee voorstellen worden ingediend en besproken. Het laatste wordt aangenomen. Voorstel 1. De Synode, verwijzende naar onze Gereformeerde Kerkregeering, oordeelt dat Kerkvoogden geen kerkelijke bediening hebben , en wenseht dat al de Gemeenten de behartiging van do Kerkelijke goederen aan leden des Kerkeraads opdragen , en dat geen leden, onder den naam van Kerkvoogden , in den Kerkeraad zitting nemen en over kerkelijke zaken oordeelen. Zoolang dit niet in al de Gemeenten kan ingevoerd worden, spreekt de Synode nadrukkelijk uit dat Kerkvoogden geen beslissende stem in den Kerkeraad hebben , noch w»t de leer, noch wat het beheer betreft. Voorstel 2. - De Synode verklaart, in overeenstemming met het verzoek van Overijssel, dat de Kerkvoogden noch in de regeering, nóch in het beheer van de stoffelijke goederen der Gemeente, eene beslissende stem in den Kerkeraad hebben. Art. 157. Art. 30 der Agenda komt in behandeling. De inhoud hiervan is dat de Kerkeraden van Appingadam en die van Stedum beide zich beklagen over een besluit der Provinciale Vergadering van Groningen, hierop neerkomende dat een behoeftig lid der Gemeente T. v. d. M., te A., die naar B. is vertrokken omdat haar in A. de gewenschte ondersteuning was geweigerd, door beide Gemeenten gelijkelijk moet worden onderhouden. De afgevaardigden van Groningen geven toelichting. Op verzoek wordt aan Ds. Wiersinga , Pred. te A. , en evenzoo aan Ds. Bennink , Pred. te B. gelegenheid gegeven om de Vergadering in te lichten. In de discussie, waarin deze kwestie van beide zijden wordt bezien, wordt de opmerking gemaakt dat het beter ware indien de Gemeenten wedijverden in het onderhoud der armen , dooi' Koning Jezus der Kerk toevertrouwd, dan dat zulk een zaak op de Synode moet worden behandeld. Na alles van over en weder gehoord en overwogen te hebben , oordeelt de Synode : het besluit der Provinciale Vergadering van Groningen te moeten bekrachtigen. Art. 158. Een der leden maakt de Vergadering opmerkzaam op het berigt, door de dagbladen vermeld, dat de Synode der Hervormde Kerk , in Frankrijk, thans te Parijs vergaderd, een besluit heeft genomen, waarvan handhaving der waarheid mag worden gehoopt. Het voorstel om aan die Synode een betuiging van sympathie te zenden wordt bij acclamatie aangenomen. Staande de Vergadering wordt het volgende adres ontworpen, goedgekeurd en verzonden. Groningue, 49 Juinl 872. Messieurs et Frères! Le Synode de 1'Église Chrétienne Réformée des Pays-Bas, assemblé actuellement a Groningue, se sentit émeut, en appren ant la résolution de votre Synode de maintenir la foi Chretienne, et de ne pas tolérer la propagation de doctrines pernicieuses dans I'Eglise du Seigneur. Que le Saint Esprit soit Groningen, 19 Junij 1872. Mijne Heeren en Broeders! De Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, op heden vergaderd te Groningen, heeft met blijde aandoening vernomen het besluit Uwer Synode om het Christelijk geloof te handhaven , en der verbreiding van verderfelijke leeringen in de Kerk des Heeren paal en perk te stellen. Moge de Heilige Geest voortdurend Uw Licht zijn en uw Gids ! perpétuellement votre Lumière et votre Guide! Agréez, ChersFrères, nos voeux fraternels. Au nom du Synode, W. H. Gispen , Président. L.Lindeboom, Secrétaire. Au Synode de l'Eglise "Reformée Franoaïse, assemblé a Paris. 1) Aanvaardt, Geliefde Broeders , onze broederlijke heilwenschen. In naam der Synode , W. H. Gispen , President. L. Lindeboom, Scriba. Aan de Synode der Fransche Hervormde Kerk, vergaderd te Parijs. Art. 159. Aan de orde is meergenoemd Art. 24 der Agenda , waarin de Provincie Noord-Holland bevestiging en uitvoering vraagt van haar besluit, volgens hetwelk de Gemeente Weteringsstraat te Amsterdam zich met de andere Gemeente moet vereenigen, bij gebreke waarvan zij zich buiten de Kerk plaatst. Uit de toelichting blijkt dat eerstgenoemde Gemeente, spoedig na de vereeniging te Middelburg, zich er toe verbonden heeft om met de andere Gemeente zich te vereenigen , welk besluit daarna, volgens de afgevaardigden van NoordHolland, willekeurig is verbroken, terwijl het een en ander een 1) Hierop is door den President der Synode 21 Julij het volgend antwoord ontvangen : Eglise Reformée de Franee. SYNODE GENERAL. Paris, le 17 Juillet 1872. De Hervormde Kerk van Frankrijk. ALGEMEENE SYNODE. Parijs, den 17 Julij 1872. Temple dn Saint-Esprit, rue Roquépine 5. Kerk van den Heiligen Geest, Roquépine 6. Au Synode de L Jiglise reform.ee aes fays- jian ae oynoae van ae . Bas , a Groningue. Chr. Ger.) Kerk te Groningen. MESSIEURS Et CHERS FRÈRKS EN J.C. MIJNE HEEREN EN WAARDE BROEDERS. IN JEZUS GHRISXUS. Vous avez bien vouln par une lettre du Door een brief van den 19 Jiinij 1872 19 Juin 1872 envoyer an Synode ge'néral hebt gij de Synode van de Hervormde Kerk de l'Eglise reformée de Franee, réuni a in Frankrijk, die vergaderd is te Parijs, Paris, Vexpression de votre sympathie et de betuiging willen toezenden uwer sym- de vos voeux ehrétiens. pathie en christelijke wenschen. Reeevez, chers Frères, tous nos remer- Ontvangt, geliefde broeders, onzen m- ciements pour ce témoignage affectueux , nigen dank voor dat bewijs nwer toege- auquel nous répondons bien cordialement. negenheid, hetwelk wij van ganscher harte Au nom du Synode, Le Modérateur, C. Bastie , Pr. Le modérateur-üdjuuct, 1) hiermede beantwoorden. In naam der Synode, de Moderator, C. Bastie . Pr. De Adjunct-Moderator , 1) 1) Deze naam was onleesbaar. bron van onaangenaamheden is geworden. Ook wordt een adres te dezer zake van de Gemeente Weteringsstraat voorgelezen, waarin zij hare zaak bepleit. In de discussie wordt door sommige sprekers leedwezen betuigd over de tegenwoordige verhouding der genoemde Gemeenten, met afkeuring der verbreking van het eenmaal tot wederzijdsch genoegen genomen besluit; andere broeders, hoezeer zij ineensmelting wenschelijk achten , meenen evenwel dat, krachtens Art. 25 Syn. Middelburg, de Gemeente-Weteringsstraat niet daartoe kon of kan genoodzaakt worden, en dat zij, vóór de ineensmelting een feit werd, regt had haar woord terug te nemen. Het volgende voorstel wordt ingediend en na eenige bespreking aangenomen : De Synode, geen adhaesie kunnende hechten aan het besluit der Provinciale Vergadering van Noord-Holland, en oordeelende dat Art. 25 Synode Middelburg duidelijk genoeg spreekt over de verhouding van twee Gemeenten in dezelfde plaats, meent de Provincie Noord-Holland naar dat Artikel te moeten verwijzen. De afgevaardigden van Noord-Holland achten zich verpligt tegen dit besluit het volgend protest in te dienen: Dewijl, naar het oordeel der ondergeteekenden, hiermede het eigenlijke punt in quaestie onbeslist is gebleven, zien zij zich genoodzaakt tegen dit besluit te protesteren. D. K. Wielenga, P. v. d. Sluys , D. swagerman, B. H. Blankenberg. Art. 160. Ds. Lindeboom eindigt deze zitting met dankzegging. Gezongen Ps. 25 i 7, Gods verborgen omgang vinden , Drie en Twintigste Zitting. 19 Junij — Namiddag. INGEKOMEN STUKKEN. Art. 464. Ds. Entingh opent de Vergadering met gebed, nadat gezongen is Ps. 25 : 2. Heer, ai, maak mij uwe wegen! De President deelt mede van Ds. Smitt tijding te hebben ontvangen dat hij zich onverwijld naar huis heeft moeten begeven. Art. 162. De rapporteur Breitsma geeft verslag van een ingekomen protest der vacante gemeente te Barendrecht, tegen een besluit van de Prov. Vergadering van Z.-Holland, waarbij die Gemeente verpligt wordt het door haar gehuurde gebouw, waarin zij hare godsdienstoefeningen houdt, te verlaten, omdat zulks storend is voor de godsdienstoefening der andere Gemeente, wier kerkgebouw reeds lang vóór het ontstaan dier Gemeente als zoodanig is gebruikt. De rapporteur Dosker geeft verslag van een adres der Classicale Commissie van Barendrecht, bevattende inlichtingen te dezer zake, met verzoek dat de Synode het besluit der Prov. Vergadering van Z.-Holland bekrachtige. Nadat de rapporteurs hun oordeel hebben doen kennen , de een ten voordeele van het eerste, de ander ten gunste van het laatste adres, wordt aan Ds. W. Koopmann, Pred. te Barendrecht, op zijn verzoek, gelegenheid gegeven om die geheele zaak historisch toe te lichten, terwijl onderscheiden leden tot ZEw. een en andere vragen rigten. Sommige leden der Vergadering zijn ook van nabij met die zaak bekend, en adviseren, de een ten gunste, de andere ten ongunste der protesterende Gemeente. Na alles van wêerszijden gehoord en overwogen te hebben, komt de Vergadering tot dit besluit: De Synode, alles gehoord hebbende, en in aanmerking nemende dat het besluit der Prov. Vergadering van ZuidHolland volstrekt niet de grondslagen der Vereeniging raakt, bekrachtigt genoemd besluit. 1) Daar Ds. L. Stroeven, afgevaardigde der Oud-Gereformeerde Kerk iu Pruisen, de Vergadering wenscht te verlaten — Ds. J. Schoemakers is reeds vóór eenige dagen vertrokken — geeft de Voorzitter ZEw. het woord. Genoemde broeder zegt, ook namens zijn mede-afgevaardigde, der Synode dank voor de hartelijke ontvangst, en betuigt dat zij met blijdschap de beraadslagingen dezer Vergadering hebben bijgewoond, en met de genomen besluiten volkomen instemmen. Den wensch uitsprekende dat de band tusschen zijne en onze Kerk hoe langer hoe naauwer worde toegehaald, bedeelt hij zijne Kerk in de gebeden der Christ. Geref. broeders aan, wien hij van harte den zegen des Heeren toebidt. Op verzoek van eenige leden geeft Z.Ew, voorts een kort verslag van de uitgebreidheid en den toestand zijner Kerk, hetwelk met genoegen vernomen wordt. De President beantwoordt broeder Stroeven, met de verklaring dat hunne komst 1) Aan deze en al de overige adressanten is schriftelijk van de beslissing der Synode op hun adres kennis gegeven. en verblijf in het midden der Vergadering ons evenzier tot blijdschap heeft verstrekt, en het der Synode tot groote vreugde is te mogen vernemen dat de lleere nog bij heil woont en werkt, terwijl het ook onze weusch is dat de band van weerszijden steeds worde versterkt, tot bevordering van 's Heeren Kijk. Ten slotte verzoekt ZEw. Ds. Stboeven om de broedergroete en heilwenschen der Synode aan de Oud-Gereformeerde Kerk in Pruisen over te brengen. Hierna reikt laatstgenoemde broeder den Voorzitter de hand, en verlaat hij de Vergadering. Art. 163. De rapp. Wielenga geeft verslag van een verzoek van J. Schievink, afgesneden lid der O. G. Gemeente te Emlenkamp, (Graafschap Bentheim), dat de Synode tusschen beide kome tot opheffing van de, naar zijne verklaring, onregtvaardig op hem toegepaste kerkelijke tucht. De afgevaardigden van Overijssel deelen mede dat genoemde persoon ook op hunne Prov. Vergadering is verschenen. Na eenige bespreking oordeelt de Vergadering dat deze zaak niet in behandeling kan komen. dewijl, volgens Art. 113 Syn. 1869, wel de O. G. Kerk in Pruisen zich om advies in kerkelijke zaken kan wenden tot de Prov. Overijssel, Drenthe en Groningen — doch dat daarmede volstrekt niet bedoeld wordt dat onze Kerk zich met de leden dier Kerk kan inlaten. Art. 164. De rapp. Wielenga deelt mede dat de heer Donkers, vroeger Pred. te Sluis, thans woonachtig te 'sHage, de Synode verzoekt hem in zijn ambt te herstellen, waaruit hij nogmaals beweert onregtmatig te zijn ontzet. De President leest Art. 70 Synode Middelburg voor, waarin de beraadslaging over de zaak van Ds. Donkers te lezen staat, en waarin die Synode haar smart betuigt hierover dat Ds. D. tot den wereldlijken regter de toevlugt neemt, en als haar oordeel uitspreekt: dat er Christelijk met hem is gehandeld, en de eenige weg tot herstel voor hem is: schuldbelijdenis over zijn verzet tegen de wettige kerkbesturen. Na eenige bespreking besluit de Vergadering zich aan het in genoemd Art. vermeld besluit te houden. Daar zij echter steeds den terugkeer van den heer Donkers blijft wenschen, bepaalt zij tevens: aan de Leeraren onzer Kerk te 's Hage op te dragen langmoedig te trachten Ds. Donkers te overtuigen van de dwaling zijns wegs. Art. 165. Dezelfde rapporteur brengt ter kennis van de Vergadering dat de heer J. T. Bos, voorm. Pred. te Haren, opheffing vraagt van het besluit tot zijne ontzetting uit de predikdienst. De Voorzitter leest Art. 42 Syn. Middelburg voor, waarvan het slot is dat die Synode, alles gehoord en overwogen hebbende, «met algemeene stemmen besluit in oordeel van Kerkeraad, Classis en Provincie, betreffende de afzetting van J. T. Bos te berusten, en hetzelve te bekrachtigen.» «Wat echter de bepaling aangaat «totaal en voor altoos» besluit de Vergadering de beoordeeling van den duur der afzetting aan de betrokken kerkbesturen over te laten.» Na eenige bespreking meent de Synode bij genoemd besluit van Middelburg te moeten blijven. Art. 166* Dezelfde rapporteur doet verslag van een adres van E. Dubbink , lid der Gemeente te den Ham, die zich beklaagt het metselwerk der nieuwe kerk in zijne woonplaats uit onkunde te goedkoop te hebben aangenomen, met verzoek dat de Synode een deskundige benoeme om zijne schade te onderzoeken. Ds. de Moen geeft nadere toelichting. De afgevaardigden van Overijssel insgelijks. De Kerkeraad heeft dien broeder een schadevergoeding aangeboden, die echter door hem als te gering geweigerd is. De Classis Ommen heeft hem zijn eisch ontzegd. De Provinciale Vergadering van Overijssel heeft verklaard geen grond van regt te hebben om in zijn verzoek te treden, doch hem aan te raden in der minne de zaak te schikken. De Synode, alles gehoord hebbende, besluit: den adressant op te wekken zich in liefde met den Kerkeraad te verstaan, en den Kerkeraad, om in liefde dat verschil met dien broeder te vereffenen. Art. 167. Dezelfde rapporteur geeft verslag van een adres, waarin eenige leden der Gemeente Geersdijk-Wissekerke zich, mede namens vele anderen, beklagen over den Kerkeraad dier Gemeente, die hen èn liunne lastgevers van het lidmaatschap der Gemeente heeft vervallen verklaard. De Vergadering, dat beklag gehoord hebbende, benevens de toelichting te dezer zake van de afgevaardigden van Zeeland, besluit, na langdurige discussie: A. Haar leedwezen er over uit te drukken dat men in Zeeland den heer K. Kreulen niet heeft verhinderd te prediken. B. Verwijst de geheele zaak der Gemeente Geersdijk- Wisse kerke terug naar de Provinciale Vergadering van Zeeland, ter ernstige behandeling van het begin af. C. Benoemt de afgevaardigde Leeraren der naburige Provincie Noord-Brabant als Commissie, om met de Provincie Zeeland deze zaak te behandelen. Art. 168. De Kerkeraad der Gemeente te den B r i e 1 heeft een protest ingezonden tegen het besluit der Geuzenkerk-Commissie om die kerk het eigendom, niet der plaatselijke Gemeente, doch der Christelijke Gereformeerde Kerk te doen worden. De Synode, het verslag van den rapporteur Elffers met de toelichting van de Synodale Commissie en die van Ds. Entingh , lid van bovengenoemde Commissie, gehoord hebbende, spreekt als haar gevoelen uit: dat de Geuzenkerk-Commissie regt heeft gehandeld, vooral met het oog op de tegenwoordige zwakheid der plaatselijke Gemeente. Art. 169. De rapporteur Elffers geeft verslag van een protest van eenige leden der Gemeente te Minnertsga tegen een besluit der Classis Franeker, en Provinciale Vergadering van Friesland, in zaken die Gemeente betreffende. De Synode , dat verslag benevens de toelichting door de afgevaardigden van Friesland gehoord hebbende, meent aan het besluit der Provinciale Vergadering van Friesland haar zegel te moeten hechten. Art. 170. De rapporteur Wielenga deelt mede dat de heer J. Hafkamp te 'sGraveland een adres heeft ingezonden, inhoudende dat de Classis Amsterdam hem onregtmatig als ouderling heeft afgezet. Uit de toelichting der afgevaardigden van Noord-Holland blijkt dat genoemde persoon niet is afgezet, doch door de Gemeente niet is herkozen, weshalve de Synode oordeelt dat hier alle grond tot klagen ontbreekt. Art. 171. De rapporteur Elffers deelt den hoofdinhoud mede van een bundel stukken, waarin de heer F. Kramer te Leeuwarden zich beklaagt over onregtmatige behandeling, door hem ondervonden van den Kerkeraad , en die der Classis Leeuwarden , en de Provinciale Vergadering van Friesland, die de handelwijze des Kerkeraads hebben goedgekeurd. De Synode, het rapport gehoord hebbende, benevens de toelichting van Friesland, oordeelt dat genoemde Kerkbesturen niet onregtmatig met dien persoon hebben gehandeld, en besluit hem op te wekken zich met zijnen Kerkeraad te verzoenen. Art. 172. Ook is ingekomen een adres van den heer A. van Meurs te Schiedam, -waarin medegedeeld wordt dat hij een schuldvordering heeft ten laste der Gemeente aldaar, uit de jaren 1841 en 42 , en verzoekt dat de Synode die Gemeente dringe hem die schuld te restitueren. De Vergadering, het verslag van den rapporteur Wielenga., benevens nadere toelichtingen , gehoord hebbende , besluit: ook met het oog op de vroegere geschiedenis dier Gemeente, in deze zaak niet te kunnen treden, en althans niet zoolang zij niet, naar kerkelijke orde, door de Provinciale Vergadering tot de Synode gebragt wordt. Art. 173. De rapporteur Dosker doet verslag van een verzoekschrift van pastor Matzke, Leeraar der Vrije Evangelische Kerk te Görlitz in Silezië, om ondersteuning tot den bouw eener kerk. De Synode, daarvan, en van eene ontwikkeling der hoofdpunten van het geloof zijner Kerk kennis genomen , en het advies der Synodale Commissie gehoord hebbende, besluit, na eenige bespreking — met het oog op Art. 24 Synode Middelburg, inhoudende dat «de Vergadering vooralsnog niet treden kan» in dergelijk verzoek — pastor Matzke vrijheid te geven om in onze Gemeenten collecten te komen houden ten behoeve van zijn Evangeliearbeid. De Synodale Commissie zal ZEw. hiervan kennis geven. Art. 174. Eenige afgevaardigden zijn gereed om verslag te geven van den toestand der Kerk in hun gewest, volgens Art. 140 Synode 1866. Na eenige bespreking besluit de Vergadering genoemde bepaling te doen vervallen. Art. 175. Namens de Synodale Commissie leest de President een, in het laatst van 1869 door haar ontvangen, schrijven van de Synode der Gereformeerde Gemeenten in Zuid-Afrika voor, waarin, nevens de betuiging van broederlijke gevoelens en heilwensch jegens onze Kerk, te kennen gegeven wordt dat die Synode met leedwezen de handhaving ziet van een en andere voor haar pijnlijke bepalingen , en, terwijl zij steeds blijft wenschen onbewimpelde erkenning door onze Kerk, in den laatsten tijd integendeel eene verkoeling van de zijde onzer Kerk meent te hebben opgemerkt. Na eenige bespreking besluit de Synode dat de Syn. Commissie dit schrijven beantwoorden zal, en, wat de bedoelde zaken aangaat, mededeelen: dat al hetgeen die Gemeenten eenigzins onaangenaam schijnt te zijn, behoort tot die bepalingen, welke bij het onderzoek der Reglementen zijn opgeheven; dat de Synode zich niet bewust is dat van onze zijde verkoeling plaats gegrepen heeft; dat wij haar, krachtens het besluit omtrent de Buitenlandsche Kerken, gaarne erkennen als eene Zusterkerk, daar zij verklaart met ons op denzelfden grondslag te staan in leer en kerkregering. Art. 176. Be Synod. Commissie geeft tevens kennis van de ontvangst van een bezwaarschrift der bovengenoemde Synode tegen Ds. J. Beijer, Pred. te Alblasserdam, hetwelk zij gemeend heeft aan de Synode te moeten overleggen. Na toelichting en bespreking keurt de Synode de handelwijze der Commissie goed, en besluit zij genoemd bezwaarschrift aan de Classis Dordrecht ter behandeling over te geven. Art. 177. De President spreekt een woord van dank tot Ds. Dosker, aftredend lid der Syn. Commissie, voor de in die betrekking, gedurende negen jaren, der Kerk bewezen diensten. In de plaats van genoemden broeder wordt Ds. Noordtzij verkozen. Ook benoemt de Synode voor elk Hd dier Commissie een secundus, met bepaling dat voortaan de secundus tegelijk met den primus zal aftreden, De Commissie bestaat thans uit de Leeraren: J. H. Donner, sec. C. Steketee. W. H. Gispen , » E. F. Smit. M. Noordtzij, » D. K. Wielfnga. 6 Art. '178. Door trekking wordt beslist welke Prov. Verg. een Predikant, en welke een Ouderling als lid van het Bestuur der kas voor Emeriti-predikanten, predikantsweduwen en weezen zal benoemen: Groningen — Ouderling. Friesland — » Drenthe — » Overijssel — Predikant. Gelderland — » Utrecht — » N. Holland — » Z. Holland — Ouderling. N. Brabant —• Predikant. Zeeland — Ouderling. Elke Prov. Verg. zal aan de Syn. Commissie berigten wie door haar tot lid is gekozen. De S. C. zal den tijd der eerste Vergadering van het Bestuur bepalen en aanschrijven. Art. 179. Wederom komt ter sprake de zaak, in Art. 80 omschreven. Na eenige bespreking oordeelt de Synode daaromtrent vooralsnog geen beslissing te moeten nemen, doch dit punt te moeten aanhouden. Art. 180. Op de vraag desaangaande, in Art. 25, al. 2 genoemd, geeft de S y n. Commissie als haar gevoelen te kennen dat elke Gemeente het vrije beheer heeft over haar eigen bezittingen. Na eenige gedachtenwisseling draagt de Synode aan de S. G. op om, na deze zaak volledig te hebben onderzocht bij ZExc. den Minister van Justitie, des noodig, een Reglement op het beheer deikerkelijke goederen te ontwerpen, en het rond te zenden aan de Prov. Vergaderingen, opdat de volgende Synode hieromtrent nader kunne oordeelen. Art. 181. Men komt terug op het uitnoodigen der Buitenlandsche Kerken. — Zie Art. 41. Na breedvoerige gedachtewisseling besluit de Synode dat voortaan de Syn. Commissie den tijd der Synode zal bekend maken aan de Buitenlandsche Kerken, met verklaring dat het der Synode aangenaam zal zijn afgevaardigden te ontvangen van de Kerken, die met ons op een zelfde standpunt staan. Art. 182. Aangaande de vraag — gedaan in Art. 25 al. 3 — oordeelt de Syn. Commissie de overschrijving op den nieuwen naam te moeten aanraden. Art. 183. Ds. Wielenga deelt mede dat de Curator van Noord-Holland hem verzocht heeft aan de Synode voor te stellen dat een Docent bij verschil van meening met de Curatoren-Vergadering, zich behoort te onderwerpen aan de uitspraak der Curatoren, tot de eerstvolgende Synode beslist. Na eenige bespreking acht de Synode het niet noodig zich hierover uit te spreken. Art. 184. Wordt medegedeeld dat de heeren G. J. Reits , te Groningen, S. van Velzen , te 'sHage en G. Pu. Zalsman , te Kampen, allen leden onzer Kerk, ieder een verzoek hebben ingediend dat de Synode hun de uitgave der Notulen toevertrouwe, de laatste met aanbieding van een bepaalde som. Het laatste Artikel der Agenda, waarin gevraagd wordt dat de Notulen worden uitgegeven ter plaatse waar de Synode gehouden wordt, komt met bovenstaand verzoek te gelijk in behandeling. Na korte gedachtenwisseling besluit de Synode aan den President en den Scriba op te dragen met genoemde uitgevers te corresponderen, en de uitgave toetevertrouwen aan hem, die de meest aannemelijke voorwaarden toestaat; bij gelijke voorwaarden zal aan den alhier wonenden sollicitant de voorkeur worden gegeven. Met betrekking tot de Notulen wordt verder bepaald: dat de leden en praeadviserende leden der Synode een present-exemplaar zullen ontvangen; dat de uitgever aan elke Gemeente een exemplaar zal toezenden, en dat de Provinciale Correspondenten zorgen zullen voor de overmaking van den prijs dier aan de Gemeenten gezonden exemplaren. Art. 185. Met betrekking tot een verzoek van den boekhandelaar S. van Vel* zen, om de Reglementen-Verzameling te mogen uitgeven, wordt besloten dit verzoek over te geven aan de Commissie ad hoe Art. 186. Waar zal, D. V. , de volgende Synode gehouden worden ? Na eenige discussie wordt aan de Provinciale Vergadering van NoordBrabant opgedragen die vraag te beantwoorden. Art. 187. 't Is te laat, zeggen de broeders , om de nog niet gehoorde Notulen der laatste zittingen vast te stellen. Die taak wordt aan 't Mo der amen toevertrouwd. Art. 188. De kosten der Vergadering bedragen f 517.27. Elke Provincie betaalt f 51.73. De rekening wordt kwitantie. En — de Synode wacht haar einde. Art. 189. De President staat op om de Vergadering een afscheidswoord toe te spreken , en zegt in hoofdzaak het volgende: Geliefde Broeders f Zoo zijn wij dan aan het einde van onze vele en gewichtige werkzaamheden. We hebben die werkzaamheden mogen verrigten met lust, en de noodige krachten ontvangen, om den vaak afmattenden arbeid ten einde te brengen, zonder stoornis, zonder ligchamelijke ongesteldheid. Moest een broeder de Vergadering wegens ligchaamszwakheden verlaten, een ander wegens smartelijke beproevingen of droevige familiezaken, over 't algemeen hebben we toch veel stof tot dankzegging aan God, ook met het oog op die enkele broeders, die de Vergadering moesten verlaten, en van wie we nu reeds weten , dat de Heere 't wel gemaakt heeft, boven bidden en denken. Als we 't geheel overzien en een blik terugwerpen, zoo over onze Keik in 't algemeen , als over onze werkzaamheden aan deze plaats, dan is het ons of uit dat verleden eene stem ons tegenklinkt, die daar roept: weest dankbaar! Ja broeders, laat ons dankbaar zijn voor al 't goede dat we hier genoten hebben, voor de liefde en den vrede, die openbaar werd en bewaard bleef, ook bij alle verschil van meening, voor de gewichtige besluiten die de Synode genomen heeft, en die, zoo wij hopen, veel zullen bijdragen tot bevordering van den bloei en de uitbreiding onzer Kerk. We° hebben veel gedaan met het oog op de toekomst. En als we in die toekomst een blik vooruit werpen, dan is het ons of van uit die toekomst, als een echo tussehen de bergen, eene stem ons tegenklinkt, eene vermanende en opwekkende stem , die daar zegt: W^eest getrouw! Getrouw aan den Heere en zijn Woord, aan de eeuwige beginselen van waarheid en regt, aan de roeping met welke de Heere ons geroepen heeft, aan de belijdenis, die ons allen dierbaar is. Alles om ons heen getuigt van strijd voor de Gemeente des Heeren , heel het profetisch woord spelt ons een laatste, vreeselijke worsteling, eer het Godsrijk in zijn heerlijkste openbaring gezien zal worden. Niet op schitterende overwinningen, maar op verootmoedigende teleurstellingen kunnen wij staat maken. Daarom , laat ons getrouw zijn in deze strijdende Kerk, in de worsteling der geesten , die nu eenmaal onvermijdelijk is , en die zeker alle voorgaande in felheid overtreffen zal. Met het oog op den strijd evenwel is het een uitnemend voorregt dat we onzen blik ook omhoog mogen vestigen. Omhoog ziende hooren wij eene stem, de stem onzes Heeren, die ons toeroept: Weest niet bevreesd! Niet bevreesd, broeders , al dobberen wij met het scheepje der Kerk op de onstuimige baren; niet bevreesd, al is 't ons somtijds bang! Tot hiertoe heeft de Heere ons geholpen, en die bij ons is, is meer dan die tegen ons zijn. We hebben 't immers in deze dagen ondervonden in velerlei opzigt; heel onze Kerk , van het oogenblik harer wording af, heeft ondervonden dat zij een God heeft die helpt ? Welnu dan , laat ons in die kracht voorwaarts treden, altijd overvloedig in het werk des Heeren. En nu dank ik de broeders Docenten voor de welwillendheid, waarmede zij de Synode , in hunne altijd belangrijke adviezen gediend hebben. Me dunkt het moet een aangename gedachte voor u zijn, zoovele belangrijke en doorwrochte toespraken en adviezen hier gehoord te hebben van broeders, die eens uwe geliefde leerlingen waren. De Heere zegene verder uw werk, in het belang Zijner Kerken sterke U in den gewigtigen arbeid, tot heil van School en Kerk , en spare U nog tal van jaren, opdat Gij nog menigmalen de Synode met uw wijzen raad moogt dienen. Gij broeders, die als Vice-Praeses, Scriba en Adjunct-Scriba de Vergadering hebt gediend, ontvangt mijnen dank, ook voor de trouwe hulp mij bewezen, waardoor gij mijn taak veel verlicht hebt. Ik dank u allen, geliefde broeders , voor de welwillendheid mij betoond , en waardoor de moeijelijke taak om eene Vergadering als deze te leiden, niet alleen mogelijk maar ook gemakkelijk is gemaakt. Mocht ik jegens iemand uwer onbillijk zijn geweest, gelooft mij , het is dan tegen mijne bedoeling geschied , en vergeeft mij dit ongelijk. God vergelde u allen den arbeid der liefde , in deze dagen aan Zijne Kerk bewezen, en Hij zegene onzen gemeenschappelijken arbeid; opdat het woord, door den oudste onzer Docenten voor eenige dagen in het midden van deze Vergadering uitgesproken , ten volle in alle onze Gemeenten blijke waar te zijn , en dat alom gezien worde , tot blijdschap van al Gods kinderen : onze ordening, en de vastigheid onzes geloofs in Christus ! Hierna spreekt Ds. van Velzen als oudste der Docenten, ongeveer als volgt; President! Het is behoefte voor de Docenten der Theologische School U en geheel de Vergadering hunnen dank te betuigen voor de genegenheid, die zij gedurende de zitting dezer Synode steeds ondervonden hebben. Het bijwonen dezer Vergadering gaf ons een levendig genoegen. Gewichtige zaken werden met hoogen ernst besproken, en vele leden gaven het bewijs, dat zij met kennis, oordeel en ijver toegerust , de belangen van het Rijk des Heeren behartigen. De Vergadering leverde daardoor voor ons oog een treffend schouwspel op. Onze natie gedenkt dit jaar de groote uitreddingen, die door het voorgeslacht ondervonden zijn. Reeds werd voor eenige weken door geheel het land feest gevierd; toen de dageraad van Neêrlands wonderbare verlossing herdacht werd; eene verlossing, waardoor zij , die naar Gods Woord wenschten te leven , bevrijd werden van de bloeddorstige machten, die hen gevangen hielden; eene verlossing, die door jaren van uitmergeling en vertrapping was voorafgegaan, met vele jaren van bangen strijd gepaard ging, maar waardoor eeuwen van welvaart in tijdelijke en geestelijke zegeningen aangebragt zijn. Geen wonder dat Nederland bij de herdenking van de inneming van den Briel door eene kleine schaar van kloeke Watergeuzen, zijne juichtoonen liet hooren. Geèn wonder, zoo eerlang de stad, waarin wij ons thans bevinden, in feestgewaad zich kleedt als zij nog inzonderheid zal gedenken , hoe voor twee eeuwen de hand des Heeren wonderen van redding heeft gewrocht, toen zich een nacht van verguizing zoo zwart over het vaderland uitbreidde , maar ter zee en te land ongehoorde overwinningen behaald werden. Zeker, Nederland heeft redenen om Gods daden te vermelden. Maar wordt niet door het tegenwoordige geslacht over het algemeen slechts geteerd op den roem van vroegere eeuwen? Moet niet erkend worden, dat de kracht, het leven en de godsdienst van het voorgeslacht bij de groote menigte ontbreken? Zou niet over Neêrlands toestand het rouwgeklajr ons voegen? Bij zulke gedachten is het een hartverheffend schouwspel, hetgeen ons hier wordt voorgesteld. Tal van Gemeenten werden hier vertegenwoordigd , wier geloof voor drie eeuwen de stoutste machten heeft overwonnen. Dit geloof, in den loop der tijden door de groote menigte verloochend , werd voor vijf en dertig jaar , trots kerkelijken en wereldlijken tegenstand, op nieuw met frissche kracht beleden. Met verwerping der ingedrongen vijandige instellingen werden wederom Gemeenten openbaar, die toonden onverdeeld in dit geloof te willen wandelen. Toen evenwel vond men in deze stad naauwelijks een bovenkamer om gemeenschappelijk tot des Heeren dienst te vergaderen; maar de Gemeenten zijn uitgebreid. Thans konden wij in dit ruime kerkgebouw onbelemmerd onze zamenkomsten houden. En gelijk hier , zoo is op vele plaatsen de uitbreiding steeds toegenomen. Yan Noord tot Zuid, van Oost tot West, zijn door geheel ons land kerkgebouwen verrezen; scholen zijn opgericht; de instelling tot opleiding der toekomende Leeraren mag van toeneming spreken ; de Zending wordt behartigd en de Vergadering , die hier gehouden is, strekt ten bewijs van den grooten wasdom. Als wij dan gedenken wat in vroegere eeuwen gebeurd is , vermelden wij tevens met dankzegging wat nog, wat tegenwoordig gebeurt: met dankzegging aan den Heere ! Het is immers Zijn werk. Ja waarlijk, niet ons, niet ons komt eenige lof toe. De Heere gaf ons deze uitbreiding, dezen wasdom; Hem zij de eere ! Het was, dunkt mij, U aan te zien, President, toen Gij geroepen waart om de leiding van deze Vergadering te aanvaarden , dat het gewigt uwer betrekking U als met centenaarszwaarte op het hart woog ; maar zie, Gij en wij allen staan aan het einde. Hebben wij geen groote reden den Heere te danken , die ons bewaarde, zoodat er, zooveel mij bewust is, geen hamerslag van twist gehoord werd? Denken wij niet met levendig genoegen aan zoo vele adviezen, die nu eens van grondige studie , of ook van juist oordeel, of weder van rijpe ervaring getuigden? En als de zaken, die hier behandeld, en de besluiten, die hier genomen zijn, overwogen worden, dan, dunkt mij, is er weder, bij het gebed over het gebrekkige, dat ons altijd aankleeft, veel reden om den Heere te danken dat Hij deze Vergadering aan zijne Gemeenten bezorgd heeft, en Gij haar tot leider en Voorzitter waart. Altijd komt het mij hoogst indrukwekkend voor als eene Vergadering, gelijk deze, ten einde loopt. Zoo groote belangen werden haar opgedragen; met groote zorgvuldigheid was zij werkzaam; maar velen zullen haar werk beoordeelen, en menigmaal kan eerst in de toekomst blijken wat waarlijk voor de Gemeenten heilzaam is. Wij weten het allen, slechts door den zegen des Heeren kan wat voordeelig is verkregen worden. Bedenken wij steeds dat deze zegen voor ons en de Gemeenten alleen te wachten is bij opregte, onverdeelde, getrouwe bewaring van het geloof, dat ons is overgeleverd. Niet ligt bevinden wij ons ooit op aard weder bijeen, gelijk wij hier waren. De een of ander, welligt meerderen, worden spoedig opgeroepen. Maar als de Heere iemand onzer oproept, dan zij het Zijn woord : « Kom, gij goede en getrouwe dienstknecht, ga in de vreugde uws Heeren ! » De Vice-Praeses neemt nu het woord om den President, in naam deiVergadering, dank te zeggen voor de goede leiding , en wenscht ZEw. toe dat de Heere hem nog een reeks van jaren spare tot heil der Kerk. De President rigt nu het verzoek tot Ds. Hessels , Consulent der Gemeente alhier, om a. s. Zondag aan de Gemeente de dankbetuiging der Synode over te brengen voor de liefde, gedurende zoo vele dagen aan de leden der Vergadering bewezen, — die volgaarne aan dat verzoek zal voldoen. Art. 190. 't Is 2 uur middernacht. De President verzoekt de broeders Ps. 103 : 9 te zingen. Maar Js Heeren gunst zal over die Hem vreezen In eeuwigheid altoos dezelfde wezen. Zijn trouw rust zelfs op 't late nageslacht , Dat Zijn Verbond niet trouweloos wil schenden, Noch van Zijn Wet afkeerig d'ooren weoden, Maar dien, naar eisch van Gods Verbond, betracht. waarna ZEw. de Synode met dankzegging sluit. Met een bewogen gemoed heffen de broeders nog gezamentlijk, ter eere van den Koning der Kerk , dezen lofzang aan, waarin de belijdenis der roeping en der hope zoo liefelijk en krachtig zich uitspreekt: Zijn Naam moet eeuwig eer ontvaDgen ! Men loov' Hem vroeg en spa ! De wereld hoor' en volg' mijn zangen Met Amen, Amen, na! Goedgekeurd namens de Synode, W. H. Gispen, Pres. W. A. Kok , Vice-Pres. L. Lindeboom , Scriba. A. S. Entingh, Adjunct-Scriba. Tijdens de Synode is de kerkedienst in de Gemeente alhier dooide volgende leden der Vergadering waargenomen: Zondag 9 Jutiij. 'sVoorm. Ds. L. Lindeboom. 'sNam. » E. S. Postma. 'sAv. » J. Bavinck. Zondag 16 Junij. 'sVoorm. Ds. P. van der Sluijs. 'sNam. » A. Littooij. 'sAv. » A. Brummelkamp. Bijlage I. VERSLAG VAN DE SYNODALE COMMISSIE. Eerwaarde Broeders! Als naar gewoonte ontvangt ge hier het verslag van de 'werkzaamheid uwer Commissie, sedert uwe laatste vergadering te Middelburg, in Juni 1869. Het is u bekend dat de Synodale Commissie ditmaal buitengewone werkzaamheden beeft gehad, ten gevolge van de vereeniging met de broeders van de Gereformeerde Kerk. De Synode te Middelburg, dit voorziende, heeft dan ook de Docenten onzer Theologische School en Ds. Ivlinkert aan de Synodale Commissie toegevoegd, speciaal voor de kennisgeving aan de Regeering van het bestaan der Christelijke Gereformeerde Kerk, en het verrichten der werkzaamheden daaruit voortvloeiende. Ook is het U hekend dat met goedvinden der Commissie Ds. Klinkert, die tijdens de eerste Vergadering om familiezaken naar Groningen moest, vervangen is door Ds. W. G. Smitt. Hetgeen de Commissie in betrekking tot die kennisgeving verricht heeft, en met welken gunstigen uitslag die arbeid bekroond is, de bereidwilligheid van de zijde des Koning en der Regeering, de heusche ontvangst en krachtige medewerking die de Commissie ondervonden heeft van den heer van Bosse, destijds Minister van Financiën, belast met de zaken van de Hervormde en andere Eerediensten, uitgenomen de Roomsch-Katholieke, dat alles is in de organen onzer Kerk gepubliceerd en in gedrukte stukken aan eiken Kerkeraad bekend gemaakt. De Commissie heeft zich dan ook mogen verheugen in de adhaesie en medewerking van de geheele Kerk. Wel heeft de provincie Gelderland bezwaren geopperd, alsof de Commissie hare bevoegdheid zou zijn te buiten gegaan in de kennisgeving aan de Regeering, vooral in betrekking tot de vraag wat gedaan moest worden om in eene legale verhouding tot den Staat te komen, maar de motieven, waarop dit bezwaar rustte, kwamen uwe Commissie niet gegrond voor, waarom zij is voortgegaan op den weg, dien zij meende dat de Synode zelve haar had aangewezen. Zij kan dan ook, tot hare blijdschap, mededeelen, dat de Gemeenten in Gelderland, op enkele Gemeenten uit de Classis Varsseveld na, bij de Regeering legaal bekend zijn als Gemeenten onzer Kerk. Na dien tijd zijn er ook enkele nieuwe Gemeenten bijgekomen. Door middel van de Synodale Commissie werd aan de Regeering van de stichting eener Gemeente kennis gegeven, waarop, na verloop van eenige dagen, de Minister antwoordt, dat de Gemeente te .... bij de Regeering bekend staat als plaatselijke Gemeente van de Christelijke Gereformde Kerk in Nederland. Kort na den afloop der Synode van Middelburg ontving uwe Commissie een schrijven van de Gereformeerde Kerk uit Zuid-Afrika, hetwelk zij de eer heeft hierbij te overleggen, inhoudende een bezwaar tegen een vroeger uitgesproken eisch, tot teruggave der gelden, indertijd aan Ds. Postma, voor de zending in Afrika verstrekt, en de verhouding van onze kerk tot haar. Later ontving zij nog een schrijven van bedoelde kerk, betrekkelijk het vertrek van Ds. Beijer, en zijne opname in de Kerk van Nederland zonder de vereischte attesten Ook dit schrijven wordt hiernevens aan uwe beoordeeling onderworpen. Nog is bij uwe Commissie gebracht een verzoek van den Duitschen predikant uit Rio de Janeiro, om geestelijke hulp te bieden aan de Hollanders, die zich daar bevinden. Uwe Commissie heeft dit stuk, als betrekking hebbende op de zending, verzonden aan de Zendings-Commissie. Deze heeft, zoo als ge u wellicht herinneren zult, bedoeld stuk in onze kerkelijke bladen openbaar gemaakt, en oproeping gedaan, zonder dat zich echter iemand daartoe aangemeld heeft. Van den Kerkeraad van Ds. van Dijk te Doetinchem ontving de Commissie een schrijven, waarbij hij verklaart niet vereenigd te zijn met de besluiten der Synode van Middelburg, ten aanzien van de naamsverandering der Gemeenten als vrucht van de op die Synode getroffen vereeniging, en de handelingen der Synode, betrekkelijk Ds. van Dijk. Dit stuk, mede aan de Synode gericht, wordt U hiernevens overgelegd. Een enkele zaak van beklag tegen Kerkeraads handelingen heeft de Commissie, als niet tot hare competentie behoorende, gewezen van de hand, en de klagers verwezen naar de respectieve kerkbesturen. Aan een verzoek van de Provinciale Commissie van Noord-Holland om een request in te dienen bij de Tweede Kamer der Staten General tegen het aanhanging wetsontwerp op de besmettelijke ziekten, bepaaldelijk tegen Art. 19, heei't uwe Commissie gevolg gegeven; daarentegen aan een verzoek van die zelfde Prov. Comm. om te petitioneeren in zake de afschaffing van de doodstraf, heeft uwe Commissie gemeend niet te moeten voldoen. Aan enkele Gemeenten is vrijheid verleend om eene algemeene collecte te verzoeken; aan anderen is dit om gebrek in den vorm met het oog op 't Synodaal besluit, of andere redenen, niet toegestaan. Evenzeer heeft uwe Commissie gemeend geen gevolg te moeten geven aan een verzoek van de Prov. Gelderland, om vertegenwoordigers van Buitenlandsche Kerken tot deze Synode uit te noodigen, en aan een verzoek van de Prov. Zeeland, om tot deze Synode uit te noodigen allen, die met ons in leer en kerkregeering vereenigd zijn, met name Ds. van Dijke en zijne volgelingen. De redenen, die uwe Commissie daartoe geleid hebben, is zij bereid u mondeling mede te deelen, en aan uw broederlijk oordeel te onderwerpen. Een protest van de gemeente Barendrecht onder den Dijk, en een verzoek van drie broeders uit N.-Amerika, van de Afgescheidene Kerk om tot deze Synode te worden toegelaten, en door haar over de kerkelijke kwestie in N. Amerika gehoord te worden, is het laatste wat bij de Synodale Commissie, gedurende dit Synodejaar is ingekomen. Met den wensch dat de Heere de handelingen dezer Synode rijkelijk zegene, blijven wij uwe broeders in Christus, N. H. DOSKER. W. H. GISPEN. J. H. DONNER. Bijlage II. Aau de llnog Eeriv. Synode der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland, vergaderd te Groningen, den 5 Juni 1872 en volg. dagen. Hooggeachte Broeders in onzen Heer! De Heere zij in uw midden! Onder de vele en gewichtige onderwerpen, welke thans uwe Vergadering onder den aandacht worden gebracht, zal zeker onze Theol. School eene belangrijke plaats beslaan. Zij verdient dat ook in eene ruime mate. Het is zeker niet tegen te spreken dat zulk een' inrichting eenen merkbaren invloed, zoowel ten kwade als ten goede op geheel onze Kerk kan of moet uitoefenen; haar bloei zal, onder den zegen des Heeren, bezieling en leven, hare kwijning niet anders dan ten slotte den dood der Gemeente ten gevolge hebben. Door 's Heeren goedheid staat daar de jeugdige plant. Nog slechs zeventien maalmogten wij haren geboortedag herdenken, en toch voorzag zij, betrekkelijk gesproken, zooveel zij kon in de bestaande behoefte. Een groot aantal Leeraren, die aan onze School hunne opleiding hebben genoten, is reeds met eere en met zegen over geheel ons Vaderland werkzaam. Wij worden, Eerw. broeders! op dit oogenblik geroepen om aan uwe Vergadering verslag uit te brengen aangaande den tegenwoordigen toestand der Theol. School. Het kollegie van Kuratoren voldoet om meer dan eene reden zeer gaarne aan zijne verplichting, doch het kan, aangezien de Gemeenten gedurig met zijne handelingen worden bekend gemaakt, in het geven van dit verslag kort zijn. Ter zake dient, dat er vijf en zestig broeders, behalve de beide zendelingkweekelingen, die elders worden opgeleid, aan de Theol. School studeeren. Sedert de Synode in Middelburg 1809, zijn er zesentwintig als Kandidaten tot de Heilige bediening toegelaten. In genoemd tijdvak zijn er drie Studenten door den dood aan de School ontvallen, twee zijn wegens wangedrag van haar verwijderd, en zes hebben, de een om deze, de andere om gene reden, haar verlaten. Voor zooverre het Kuratorium dit heeft kunnen nagaan, bestaat er onderling bij de Studenten eene broederlijke verhouding. Hetzelfde meent het Kollegie te kunnen verklaren aangaande de Studenten tegenover hunne leermeesters; ook omtrent het kollegie van Docenten moet insgelijks, te dier zake een gunstig getuigenis worden afgelegd. Althans geen enkele klacht is daaromtrent ons ter ooren gekomen. Het is blijkbaar dat de lessen getrouw worden bijgewoond, en dat onze broeders te Kampen vrij algemeen met ijver en vlijt studeeren. Wij hebben derhalve ruime stof om ons over de daden des Heeren te verblijden en Hem alleen onzen stamelenden dank toe te brengen. Er blijft echter nog veel, zeer veel, voor ons te doen over, om onze School in een beteren toestand te brengen, dan waarin zij thans verkeert. Het is ons bij de examina niet ontgaan, dat er bij velen onzer broederen, wat het wetenschappelijke, wat het degelijke betreft, vrij wat te wenschen overbleef. Menigmaal drong zich daarom de vraag aan ons op: waaraan moet dat ondegelijke worden toegeschreven? Is het hieraan toe te schrijven, dat er te weinig gewicht gehecht wordt aan de elementaire wetenschappen; bestaat er ook gebrek aan tijd, om het geleerde in zich op te nemen en behoorlijk te verwerken; is er ook te weinig personeel om te doceeren? Voorziet de Theol. School in alles in de behoefte; is zij met een woord wat zij wezen moet? En dan meent het Kuratorium dat het op zulk een vraag een onkennend antwoord moet geven. Door zoo te spreken, willen wij noch uwe Vergadering ontmoedigen, noch het goede miskennen, dat de Heere ons door de School schonk. Integendeel, onder worsteling en strijd heeft de Heere haar staande gehouden, en Hij heeft door haar reeds veel goeds gesticht. Doch, Broeders! wij mogen niet stil staan. Voorwaarts! heet het in de gelederen van onzen Heer en Zaligmaker, en dat zal vooral op onze School van toepassing zijn, aangezien wij met haar eerst aan «het worden» zijn. Met het oog hierop heeft het Kollegie van Kuratoren, zooals u reeds bekend is, twee belangrijke voorstellen op uwe Vergadering ter tafel gebracht. Onze innige begeerte is dat zij uwe goedkeuring mogen wegdragen en dat zij met volle vrijmoedigheid worden aangenomen. Wij gelooven, dat het de roeping onzer Kerk is de School zoo degelijk mogelijk te maken. Wil het ongeloof ons verwijten, dat de mannen onzer richting in alles stationair zijn, laten wij het door daden toonen, dat zulk een verwijt onverdiend is. Bidden wij den Heere slechts dat wij de wetenschap niet verkiezen op zijn terrein, maai' dat wij op het standpunt des kinderlijken geloofs de wetenschap trachten dienstbaar te maken, om door haar den bloei en de welvaart onzer Kerk te bevorderen. Toonen wij het ook in dit geuzenjaar, dat wij Geuzen zijn van den echten stempel! De bedenking: hoe komen wij aan geschikt personeel? hoe zullen wij de kosten bestrijden? is, wij stemmen het toe, niet van grond ontbloot. Doch de verhoogde Middelaar heeft immers gaven, en geeft gaven tot opbouwing Zijner Gemeente. Hem behoort ook het goud en liet zilver. Slaan wij de hand aan den ploeg, en Hij zal het ons aan niets laten ontbreken ! Eerwaarde Broeders! leden dezer hooge Vergadering, 1 April ligt achter ons. Het gedruisch van het derde eeuwjubeléum suist u immers nog in de ooren. Nog eenige weken en de doodsklok wordt getrokken, of een «Te Deum» gezongen, dat u aan den 24 Augustus, aan den beruchten Bartholomeusnacht zal herinneren. Zal die geschiedenis onzer vaderen ons niet leeren, dat, al is de toekomst een stikdonkere nacht, de Heere machtig is het licht te doen dagen? De innemers van den Briel, waren dat de mannen met schatten beladen, en van schitterende talenten voorzien? Dat volk,hetwelk 80 jaren lang voor de vrijheid van geweten zulk een ongelijken, zulk een vreeselijken kamp heeft gevoerd, had dat zooveel kracht in zich zelf? was het zoo toegerust, dat het zulk een uitslag had kunnen verwachten? Het tegendeel, Geliefde Broeders! zegt ons de geschiedenis. De Heere heeft hen groot gemaakt. Het was alleen de «Potentaat der Potentaten, die Zijn woord bevestigde «die Mij eeren zal Ik eeren.» Wakkere Geuzen! doet wat gij kunt! Zonen van dat Geuzengeslacht; verbetert uwe Geuzenschool en bouwt daardoor uwe Geuzenkerk. Volgt bij dien moeijelijken arbeid de bede door wijlen da Costa ten hemel opgezonden : „Zend Uw maaijers in de velden, „Heer des oogstes! geef den groei! „ Neerlands Kerk en grond herbloei'! „Gord in land en Kerk weer helden „Met uw wapenrusting aan, „Om voor de eere Gods te staan!" en, wij gelooven het zeker, de Heere zal onze zwakke pogingen zegenen! Hiermede zouden wij kunnen besluiten, ware het niet dat wij nog een enkel verzoek aan uwe Vergadering hadden te rigten. Het is u reeds uit de handelingen onzer vergadering bekend, dat er in onze schoolkas een tekort was van ongeveer f 900, behalve de schuld op het gebouw. Met alle bescheidenheid verzoekt het kollegie van Kuratoren aan deze Synode, dat zij de nalatige Gemeenten opwekke om voortaan beter voor de Theol. School te kollecteeren. Wij vertrouwen, dat zulk een maatregel ■genoegzaam zal zijn, om het gewenschte doel te bereiken. Tevens wenschten wij aan het oordeel Uwer Vergadering te onderwerpen ons besluit, voorkomende in onze laatste handelingen, Art. 5, omtrent het betalen van het collegiegeld. Bovendien heeft de Docent H. de Cock, op onze laatste vergadering kennis gegeven, dat ZEw. eene uitnoodiging heeft ontfangen om, in het belang onzer Kerk, de Gemeenten des Heeren in Zuid-Afrika te bezoeken, doch dat hij niet kon denken aan de inwilliging van dat verzoek, zonder vooraf van het Kuratorium verkregen te hebben eene verlenging van 3 of 4 maanden der gewone vakantie. De Kuratoren hebben zich, aangezien de Synode zelve den tijd der vakantie heeft bepaald, onbevoegd verklaard, daaromtrent uitspraak te doen. Weshalve de beantwoording dier vraag aan Uwe vergadering moet worden overgelaten. Na UHEw. de onmisbare leiding van 's Heeren Geest te hebben toegewenscht, hebben wij de eer te zijn, Hooggeachte broeders in onzen Heer! UEw. Dienaren en Broeders in Christus, Het Kollegie van Kuratoren. Namens hetzelve, Zijne Kommissie ad hoe J. H. DONNER, J. F. BULENS. Groningen, 7 Juni 4872. Bijlage III. GEWIJZIGD ONTWERP-REGLEMENT VAN DE ALGEMEENE KAS TOT ONDERSTEUNING VAN PREDIKANTS-WEDUWEN EN WEEZEN EN EMERITI PREDIKANTEN DER CHRISTELIJKE GEREFORMEERDE KERK IN NEDERLAND. Art. i. Primo Juli 1873 bestaat er eene kas tot ondersteuning van Predikantsweduwen en weezen en Emeriti-predikanten der Christelijke Gereformeerde Kerk in Nederland. Art. 2. De kassen die er in de onderscheidene provinciën voor dit doel reeds bestaan, vervallen zoodra de algemeene kas in werking treedt. De in dezelve aanwezige gelden, de in haar bezit zijnde vaste goederen en belegde kapitalen, vloeien in de algemeene kas, terwijl de weduwen en weezen en emeriti van dat oogenblik af komen komen ten laste van de algemeene kas. De door hen reeds genoten bijdrage zal niet mogen verminderd worden. Art. 3. Het bestuur der kas is opgedragen aan tien leden, die allen hun secundus moeten hebben; voor de helft leeraars en voor de helft ouderlingen. Art. 4. Elke Provinciale Vergadering benoemt haar gecomitteerde met volstrekte meerderheid van stemmen. Bij huishoudelijk reglement worden de werkzaamheden van het bestuur geregeld, onder approbatie der Synode. Art. 5. Het bestuur benoemt uit zijn midden een Voorzitter, Secretaris en Thesaurier; terwijl de Algemeene Synode aanwijst welke Provincie een Leeraar en welke een Ouderling benoemt. Om de twee jaar treedt de helft der bestuursleden af, doch is dadelijk herkiesbaar. Art. 6. Elke Classis benoemt uit haar midden een Correspondent, die met het bestuur in voortdurende Correspondentie staat, de gelden aan hetzélve overmaakt, en in alle voorkomende gevallen, in overleg mot den Consulent der betrokken Gemeente, de plaatselijke aangelegenheden betreffende aan het bestuur de noodige inlichtingen geeft. Art. 7. Ingeval er verschil ontstaat tusschen het bestuur en eene Gemeente of Classis zal de Provinciale Synode dat verschil trachten te vereffenen en indien een der partijen in de uitspraak der Provincie niet kan berusten zal de Algemeene Synode uitspraak doen. Intusschen zal het bestuur verplicht zijn te zorgen dat de hulpontvangenden door oneenigheid der kerkbesturen niet lijden. Art. 8. Jaarlijks geeft het bestuur verslag van zijne werkzaamheden, en den staat der kas, aan de Provinciale Synoden, en aan de Algemeene Synode, zoo dikwijls zij bijeenkomt. Van dit verslag zal aan de Gemeenten kennis worden gegeven. Art. 9. Elke Gemeente is verplicht minstens tweemaal in het jaar voor de kas te collecteeren. Telken jare, vóór primo Mei en November, moeten de gelden aan den Thesaurier zijn overgemaakt. Particuliere giften, erflatingen enz. worden in dank aangenomen. Art. 10. ^ Het minimum bedrag, dat aan elke weduwe en emeritus predikant wordt uitgekeerd, bedraagt tweehonderd gulden. Indien de betrokkene verklaart aan dit minimum niet genoeg te hebben om te kunnen bestaan, is hij of zij verplicht opening van zijne zaken en blootlegging van zijn financieëlen toestand te geven. Alsdan beoordeelt het bestuur, na gehoord te hebben de Classicale Correspondenten, met de noodige discretie, met het oog op de huishoudelijke en locale omstandigheden, hoe hoog het maximum moet zijn. Art. 11. De weezen genieten onderstand tot op den leeftijd dat zij, naar het oordeel van het bestuur, in hun eigen onderhoud kunnen voorzien. In gewone omstandigheden wordt de meerderjarigheid als maatstaf aangenomen. Art. 12. Wanneer Predikants-weduwen weder in het huwelijk treden houdt de bijdrage op. Of alsdan de kinderen nog onderstand zullen genieten wordt door het bestuur beoordeeld. Art. 13. Evenzeer zal de bijdrage voor emeriti predikanten ingehouden worden, ingeval zij weder in werkelijke dienst treden, de gemeenschap der Kerk verlaten, of door het Kerkbestuur om wettige redenen van het lidmaatschap vervallen verklaard worden. Art, 14. In betrekking tot de bepaling, in het voorgaande Artikel vermeld, zal het bestuur gemachtigd zijn om de kinderen van hen, die van liet lidmaat- schap vervallen verklaard zijn, te blijven ondersteunen, zoo deze bij de Kerk blijven en zich Christelijk gedragen. Art. 15. Ingeval van overlijden van een emeritus predikant of predikants-weduwe in het begin van een kwartaal, zal het volle kwartaal aan de erfgenamen uitbetaald worden. Art. 16. Dit reglement zal door de Algemeene Synode gewijzigd, vermeerderd en verminderd kunnen worden, zoo menigmaal zij dit noodig oordeelt. Aldus opgemaakt door de Synodale Commissie, in hare Vergadering van 13 April 1872. W. H. Gispen, Secretaris. BIz. Adres van sympathie aan de Synode der Fransche Herv. Kerk . 73, 74 De Gemeente Weteringstraat te Amsterdam 74 75 Art. 140 Synode 1866 vervallen verklaard ingekomen stukken. Protest van de vacante Gemeente te Barendrecht 76 Verzoek van J. Schievink, te Emlenkamp 77 y> » Donkers, voormalig Predikant te Sluis 77 » » J. T. Bos » » » Haren 78 » » E. Dubbink » » » den Ham. ... 78 Adres van ontzette leden der Gemeente Geersdij k-Wissekerk e 79 Protest van den Kerkeraad der Gemeente te Brielle 79 Protest van leden der Gemeente teMinnertsga 79 Adres van J. Hafkamp te 'sGraveland 79 » » F. Kramer te Leeuwarden 80 » » A. van Meurs te Schiedam Verzoekschrift van pastor Matzke te Görlitz in Silezië .... 81 Adres van de Geref. Kerk in Zuid-Afrika, en bezwaarschrift tegen Ds. J. Beijer " 81 Benoeming van een lid der Synodale Commissie, en nadere bepaling . 81 Tijd en plaats der volgende Synode 84 Kosten der Vergadering 84 Afscheidswoord van den President 84 85 Toespraak van den Docent van Velzen 86' 87 Slot en Afscheid ' gg ^aria 9,12, 25, 28. 32, 35, 36, 50, 53, 63, 65, 69, 74, 76, 77, 87, 88. B IJ L A G E N. I. Verslag van de Synodale Commissie 89 CX) II. Verslag van de Curatoren der Theologische School 91 93 III. Reglement van de Algemeene Kas tot ondersteuning van Predikantsweduwen en Weezen en Emeriti-Predikanten 94—96 DRUKFEIL. Blz. 35, noot, staat .... voor een lid der Synode lees .... voor elk » » » » kerkregering. Blz. Nieuwe wijze van vertegenwoordiging op de Synode 46, 47 Bepaling van tijd en plaats der Synode 47, 48, 52 Verzending van Synodale besluiten naar de Classicale Vergaderingen 4b, 4» onderwijs. Art. 194 der Grondwet • ^ Art. 33, al. 1. Schoolwet 49 , 5 Christelijke opvueding. Christelijk Schoolonderwijs. Toezigt der Kerk. Lagere, Bewaar- Zondagscholen • • • 50, 51 Het hoog belang van degelijk en onafgebroken Catechetisch Onderwijs. 52 bijzondere zaken. Het huwelijk met een zuster der overledene vrouw, af te raden, niet te straffen o2, o3 Wijziging in zake Examina en beroeping van Candidaten . . . . . 54 Besluit aangaande het Classicaal examen 54, 55 De eed tegen de Simonie; slechts éénmaal, te Kampen, wijziging van 't formulier , enz 55 , . Opwekking aan de liefhebbers der Geref. belijdenis, buiten onze kerkgemeenschap Klagt over onvoldoende verzorging der Leeraars •>" Kerkeraden opgewekt om de de traktementen der Leeraren te verhoogen. 58 Toezigt der Classis op beroepen 58 Ondersteuning van zwakke Gemeenten . . Nood der Gemeente te Alkmaar 58 Revisie van Art. 66 Synode Middelburg 59 Vaccinatie en assurantie ' Art. 8 Dordsche Synode Broeder C. de Best beroepbaar gesteld Hoe te handelen met Predikanten en Candidaten uit het Buitenland, die in onze Kerk beroepbaar verklaard wenschen te worden . 01, 62 Prediken der Leeraren onzer Kerk buiten onze Kerkgemeenschap 62 , 63 Algemeenekas voor Emer.-Predikanten, Pred.-Wed. en Weezen. 64 , 65 , 82 Doop van de HH. H. v. d. Oever en v. d. Broek » » den heer Langkamp r7_lro » » » » v. d. Linde b7~™ Vertrekkende armen. Art. 83 D. K Tijd van beraad voor beroepen Predikanten en Candidaten . . . • Herhaald beroep van denzelfden Predikant - • • Kerkvisitatie en Visitatie-Reglement 7o Kerkvoogden, en hun verhouding tot den Kerkeraad ^ Alimentatie van T. v. d. Blz. Vakken van onderwijs op het Gymnasium 29 Admissie-examen voor de Theologische School 29, 30 Getuigschriften, mede te brengen door een student in spe . . 29, 30 Art. 15 Reglement der Theologische School geschrapt 31 Circulaire aan de Kerkeraden ter opwekking om trouw te collecteren voor de Theologische School Vooruitbetaling en verschuldigdheid der Collegie-gelden .... 31, 32 Verlenging van vacantie aan Docent de Gock, niet verleend .... 33 Privaat-docenten aan de Theologische School 33 Als een Docent van meening verschilt met de Curatoren, moet hij zich dan onderwerpen ? zendingszaak. Buitenlandsche Zending: Oprigting van een Leerstoel voor de Zending 34 Een nieuwe Zendings-Commissie 35 36 Reglement voor de Zendings-Commissie 37 Opleiding van Oost-Indische jongelingen aan de Theologische School 37 Studie en gedrag der Zendeling-kweekelingen te Leiden 34 Uitzending der Zendeling-kweekelingen 37 Bewijs van erkentelijkheid aan Ds. Donner 37 70 Dankbetuiging aan Ds. de Moen Een onderwijzer der Zendeling-kweekelingen 36 82 Binnenlandsche Zending: Bijbelverspreiding en Bijbelgenootschappen 38 Goedkoope uitgave van het Nieuwe Testament, volgens de Staten-ver- taling met Psalmen, enz 3§ Evangelisten, zonder het radikaal als Leeraar 39 Catechiseermeesters gg Commissie van voorlichting der Evangelisatie-Vereenigingen, uitgave van Gereformeerde traktaatjes, enz. . . . • 39 40 Kerkeraden, Classes, Provinciën tot behartiging der Evangelieverbrei-' ding opgewekt verhouding der kerk tot den staat. Scheiding van Kerk en Staat; geen subsidie; fixum als overgangsmaatregel ? Art. 168 der Grondwet; voorstellen en besluit . . . 40—43 Adres aan de Wetgevende Kamers, aan elk der leden een afdruk, en audientie bij den Minister van Financiën 45 Beheer en eigendomsregt der kerkelijke goederen 17, 82 Hoe eene Gemeente heeft te handelen, die als Gemeente der C. G. Kerk bij de Regering wenscht bekend te staan 17 Overschrijving van hypotheken enz. door de Gemeenten op den nieuwen naam der Kerk 17 8"? INHOUD. Bladz. Voorwoord g Openingsrede 5 Afgevaardigden 7 Moderamen . . . . . 8 42 \ erklaring van instemming met de Gereformeerde leer 9 Tijd der zittingen g Commissie voor de ingekomen stukken .... 9 Afgevaardigden der O. G. Kerk in Pruisen ' . . . . 9 Afgevaardigden der W. H. G. Kerk in Amerika 9. 10, 11 Notulen : Inrigting Uitgave, enz Uitnoodiging van Buitenlandsche Kerken 10, 82 » » Binnenlandsche broeders 17 Orde der discussiën doopskwestie. Doopsbediening buiten onze kerkgemeenschap 12 Voorstellen en besluiten 13 15 Chiliasme 15-16 Commissie voor het onderwijs enz. der vroegere Geref. Kerk . . 15, 18 Besluit in zake de Reglementen 21, 22 Commissie van onderzoek der Reglementen . 20 , 44 , 45 Verzameling en uitgave der van kracht zijnde Syn. bepalingen. . 45, 83 theologische school-gymnasium, Discussie over en besluit tot oprigting van een Gymnasium . . 22■—25 Rentelooze leening van ƒ 100.000 24 , 25 , 26 Commissie tot verzameling der gelden 26 Decent Brummelkamp Algemeen Correspondent en Collectant ... 26 Docenten voor het Gymnasium » . . 27 Benoeming van Ds. A. Steketee, Sec. Ds. J. Bavinck 28