656 D 9   KORTE AANMERKINGEN, OVER HET LEERSTUK DER HECHTINGEN IN HET ALGEMEEN, ' E N over eene geheel nieuwe wyze VAN DARM HECHTING IN HET BYZONDER. in eenen brief medegedeeld AAN Den Wel Edelen en zeer geleerden Heere J. L. VAN D ER WA G T, Med. DoEt. te Rotterdam, DOOR - W. LEUR S,___ Chirurgyn te 'sGravenhage. (nebskj, Te UTRECHT, * By G. van den BRINK, Jansz. Stads Drukker en Boekverkooper. m o c e.ir x X % v i h   VOORREDE. Het was geenzins myn oogmerk, om desze korte aanmerkingen over het Leer/luk der Hechtingen , met myne- nieuwe wyze van Darmhechting, afzonderlyk aan het Publiek mede te deelen. Ik had dezelven gefchikt, om onder eene verzameling van Ontleed-Heel-en Vroedkundige brieven en Mengelingen, die ik misfchien, in het vervolg ter Drukpersfe zal overgeeven, te plaatfen. — Dan, de byzondere gunflige beöordeeling, en tevens het ftellig verzoek, tot eene fpoedige publiekmaaking daar van, door mynen zeer geleerden vriend, den Heer J. L. van der Wagt , moet alleen als de waare oorzaak derzelver verhaaste uitgaaf, worden aangemerkt. Ik heb te veel gevoel, voor het behoud van mynen Natuurgenoot, dan dat ik iets ter zyner redding verbergen zoude : Vooral, wanneer myne poogingen en voortbrengfelen, door zodanige verftanden, die reeds een en andermaal,in het ftrydperk der Letteren,den Lauwer geplokken hebben, daar toe gefchikt worden geoordeeld. — Veeleer haaste ik my, om ware het mogelyk, ook hier door, nog iets, ten besten van den ellendigen en redelyken fterveling te kunnen toebrengen. A 2 De  iv VOORREDE. De uitgaaf hier van zoude dus ook reeds eenige weeken vroeger zyn te voorfchyn gekomen, zo niet de invallende verwisfeling van myne woonplaats, van Utrecht naar 's Hage , my daar in had opgehouden. Wat deeze myne korte aanmerkingen enz. betreft, het zoude zeker weinig moeite gekost hebben, in plaats van dezelven, eene groote verhandeling over deze ftoffe te fchry ven : dan daar ik dus doende alleen zoude gezegd hebben, dat geene , 't welk reeds door anderen zo dikwerf en herhaald gezegd is, vermeende ik, meer genoegen aan den kundigen Lezer te zullen aanbrengen, wanneer ik hem flegts myne gedachten en veranderingen, zo min ornflaglig als mogelyk ware, alleen voordroeg. Edoch , de beöordeelende brief, welken ik de eer had, van mynen vriend van der Wagt, te ontvangen, bevatte zo veele fchoone en welberedeneerde Leerftellingen, die, zo tot oplichting als verdere verbetering van myne aanmerkingen enz. dienen konde, dat ik de vryheid nam, aan zyn Wel Ed. te verzoeken, om denzelven tevens met mynen, aan zyn Wel Ed. toegezonden brief, te doen drukken en uitgeeven : en welk verzoek door zyn Wel Ed. my' gereedelyk werd toegeftaan. En, fchoon er.in beide de brieven, zinfpeelingen voorkomen, die alleen de uitwerkfelen der  VOORREDE. v dér vriendfchap ademen; zo heb ik dezelven nogthans, om deze brieven in hun geheel te houden, laaten blyven. — Hy,die onvatbaar voor de waare taal der vriendfchap is, mag dezelven, als voor Hem niets byzonders bevattende , onverfchillig voorby gaan; voor Hem, die waare vriendfchap kent, zullen zy niets aanftootelyks inhouden. 'Eene aanmerking, onder anderen van den Heer van der Wagt , in zynen beoordeelenden brief opgegeeven, is zeer gegrond ; en ik kan hier niet voorby, daar van melding te maaken , zy is deze : of niet , de door my aangehaalde proeven [in de Darmhechting] te weinig in getal zyn, om er zonder bepaaling, algemeen uit te kunnen bejluiten. — Dit is zo — ik heb op een leevend Dier niet meer dan twee proeven genomen ; en deze, ik beken het, zyn niet genoegzaam, om er algemeen en volftrekt uit te kunnen befluitcn: dan tot nog toe, heeft my de gelegenheid ontbroken, om hier van meerder proeven te neernen: evenwel zal ik by nadere gelegenheden, dit onderwerp , zo veel mogelyk, trachten te vervolgen : terwyl ik intusfehen, door deze publickmaaking, tevens aanleiding gceve, dat ook andere ocffenende Heelkundigen , dit, met my, verder zeiven kunnen onderzoeken. — A 3 Wen-  vi VOORREDE. Wenfchende niets vuuriger , dan dat deze myne nieuwe wyze van Darmhechting, zo zy waarlyk by de Heelkundigen van eenige waarde geoordeeld wordt, verder mag verbeterd, en ten algemeenen nutte, algcmeener bekend worden : doch in tegendeel, zo nadere en weigenomen proeven, ook het tegengeftelde mogten komen aan te toonen, dat dan ook die proeven , ten nutte van het algemeen, en ter overtuiging myner dwaaling, even gelyk deezen, aan het publiek mogen worden medegedeeld. 's Gravenhage , den 6 September 1787. Aan  Aan den Wel Edelen en zeer Geleerden Heere J. L. van der. Wagt, Med. Dott. te Rotterdam. Wel Edele en zeer. Geleerde Heer! JL oen wy, voor omtrend zes Jaaren, het genoegen hadden, ecnige onzer afgezonderde uuren, in de befchouwing van de Ontleed-êii Heelkunst, onzer beider geliefkoosde vriendinnen! met vermaak op tc offeren; toen (zegge ik) bepaalde zich reeds onzen aandacht, op hetLeerftuk der Hechtingen. — Wy gevoelden het gebrekkige daar van, en beflooten dierhalven onze poogingen onderling te zullen aanwenden, om, zo door eene befpiegelende als proef-ondervindelyke befchouwing, ware het mogelyk, eene verbetering in dat vak te bewerken. — Dan het onvenvagt, en voor my byzonder onaangenaam, vertrek van UvvEd, uit deze plaats, vcriedelde,tot myn [eedwezen, dit ons voorneemen. Het is evenwel uit dit beginzel oorfprongelyk, dat myne gedachten, herhaalde ryzen, op'dit onderwerp zyn werkzaam geweeft. Ja, ik ben vrymoedig genoeg, om dezelven onder het oog van Uw Ed. te brengen; met dit vertrouwen nogthans, van op dezelven , eene allezins ongeveinsde uitfpraak te zullen ontvangen. Een Schryvcr toch, bezit veelal te veel eigenliefde, en draaft te dikwerf met nieuwe uitvindingen of verbeteringen voort, zonder dat hy zelf in (toat is, om genoegzaam te beproeven, in iioe verre zyne voortA 4 breng-  «IC 8 )» brengfelen al of niet verdienftelyk zyn. — Die'rhalyen kunnen fteeds onze werkzaamheden, het veiligfte en zekerfte, aan bet oordeel van yerftandige en&ongeveinsde vrienden, beproefd worden: en het is ook deeze reden, die my te meer genoopt heeft, myne gedachten over de Hechtingen, met myne geheele nieuwe wyze van Darmhechting, ter uwerbeöordeeling aan te bieden. Dan het zal misfehien nodig zyn, Uw Ed. vooraf te verwittigen, dat met het famenftellen van deze korte aanmerkingen en proeven, myn oogmerk'geenzins geweeft is, eene volledige verhandeling over het Leerftuk der Hechtingen, te fchryven. Dit toch zoude overtollig werk zyn, daar in de meefte fchriften onzer geachtfte Heelkundigen, deze ftoffe uitvoerig genoeg behandeld is: — Van daar dan ook, dat ik de wyze der hechtingen die niet kleefplaafters , het verëenigend verband en de houding van het deel gefchieden, niet hebbc aangetoond: — ook niet, wat er by het verrichten van alle deze hechtingen, zo wel als by die, welke met naald en draad gefchieden, behoord in acht genomen te worden; zo min ais de verdere behandeling, die by de hechting van ieder gekwetst deel afzonderlyk verëischt wordt — alle deze onderwerpen vindt men, in de zo evengenoemde Heelkundige fchriften, genoegzaam en volle'dig behandeld. — Alleen meende ik 5< myne gedachten over de byzondere denkwyze en behandelingen van dit Leerftuk, met de veranderingen tevens , welke ik in het zelve nodig hebbe geoordeeld, zo kort mogelyk , te moeten nederftellen. En het zyn ook deezen, welke ik de vryiieid genomen heb, aan Uw Eds.. oordeel voortedraagen.  «i( 9 m Immers is het aan Uw Ed. niet onbekend, dat ons tegenwoordig tydvak, waar in de meefte Heelkundige bewerkingen, een veel zachter en menfchelyker gedaante gekreegen hebben, evenwel nog niet genoegzaam van alle vooroordeelen en harde navolgingen der Ouden gezuiverd is. ;— Het vermogen der Natuur, onze grootfte Heelmeesteres^! wordt nog te dikwerf door onkundigen, in haare heilzaamfte pogingen gedwarsboomd. In plaatfe van dezelve, door de eenypudigfte middelen te onderfchraagen, tracht men niet zelden door tcgenftrydigc bewerkingen, haar geheele vermogen, nutloos te maaken. — Een Heelmeester is even gclyk een Geneesheer , alleen gefchikt, om door gepaste hulpmiddelen het onvermogen der Natuur (of de gcwoone en dierelyke werkingen van het ligchaam) door daar toe gefchikte middelen, te vervullen : — Hy beredeneert in ieder gebrek, wat werking het beledigde deel in de gezonde ftaat oeffent; welke verrichtingen het thans mist; en by gevolg, wat er, om te herftellen, verëiselït wordt: de twee ecrftc dezer aanwyzingen, worden door veelen meestal gcredclyk erkend; doch het geen waarlyk te beklaagcn is! het laatfte, namentlyk de herftélHng van het beledigde, wordt over het algemeen flegt uitgeöef. fend. — Het grootfte gebrek van de meefte onzer I Ieelkundigen (ik zeg het met leedwezen) is, dat zy te weinig acht Haan,of zich geenc genoegzaamemoeite geeven. om de Natuur in haare werkingen te keren kennen: van daar, dat zy in zo veele gebreken, het nuttig oogmerk en de heilzafeme pogingen, van deze groote Befchermfter zo dikwerf, en met zo veele ongefchikte hulpmiddelen, beltonnen. A 5 Eene  Eene goede Heelwyze, beftaat niet, in eene omflagtige aanbrenging van buitengewoone konftigc uitgedachte middelen en handgreepen — hoe eenvoudiger eu min omflagtigcr onze hulpmiddelen en manier van werken zyn, hoe nader wy de natuur zelve gelyk komen; en by gevolg, hoe meer wy van dezelve te verwagtcn hebben. Dan Uw Ed. vergeeve my deezen uitflap — als bevattende flegts zulke waarheden, welke niet alleen aan Uw Ed. maar aan ieder ervaaren Genees-en Heelkundigen, overbekend zyn. — Waarheden echter, welke wy ons nimmer te veel verlevendigen kunnen, en welker herinnering te dezer plaatfe, my niet, dit boude ik my verzekerd, door Uw Ed. zal ten kwaade geduid worden. — Doch het zy hier van genoeg: vergun my, op het volgende, uwen meerderen aandacht. Wanneer men de oude Heelkundige Schryvers, van voor duizend en meer Jaaren, doorbladerd, en men vergelykt er de fchriften van laater Heelkundigen zelf tot die der voorige eeuw mede, dan waarlyk, vindt men onder alle Heelkundige Leerftukkcn, byna geen tak, waar in een tydvak van meer dan drie dui. zend Jaaren, minder verbeteringen heeft aangebragt, als in het Leerftuk der Hechtingen. Zy allen, die zich veiiedigd hebben, om over dit onderwerp te fchryven, zyn flegts bloote navolgers der Ouden geweest. — In de minfte kwetfingen der huid zelve, fchreef men in die tyden, het gebruik van naald en draad voor, zonder het vermogen der na- tam  tuur gade te flaan: een vermogen, dat zo het gekend en bchoorlyk onderfteundj wordt in zyne uitwerkfelen, alle onze kundigheden verre te boven (treeft. In het begin dezer eeuw nogthans , vertoonde zich eenige Franfche Heelmeefters, die zo door reden, als door menigvuldige proeven, het fchadelyke niet alleen van eenige der zogenaamde bloedige hechtingen, of hechting met naald en draad aantoonden; maar zelfs van nlle deze hegtingen, zonder onderfcheid, betoogden. _ En waarlyk, de juistheid hunner reden, en de overtuiging hunner proeven, deeden den kundigften wankelen. Doch hoe veele verbeteringen ook, dat deze,in de Heelkonst beroemde Mannen, aan dit Leerftuk hebben toegebragt; zo is het met hun hier in, als met de meefte Verbeteraars gegaan; die veelal te vooringenomen , met huune nieuwe wyze van werken zyn, niet zelden van het eene uiterlte tot het andere overflaan. — Zy hebben namcntlyk, door hunne onbepaalde wyze van voorltellen, dit Leerftuk voor den Leerling en den jongen Heelmeeftermoeilyk gemaakt:— te meer nog, nadien er geene bekwaame pennen ontbroken hebben, om dit hun nieuw gevoelen, in verfcheide gevallen, tegen te fpreeken. Het zy my gegund, dit onderwerp nader te be. fchouwen; in welke befchouwing ik my tevens vleije, een meer naauwkeuriger voetfpoor, ter hunner navolging , in dit Leerftuk, te zullen aantoonen. Eerftelyk zal ik, zo door reden, als proef-ondervindelyk betoogen, dat alle fcheidingen der zachte deClen, zelf de diepfte fpierwonden, door naald en draad niet behoeven gehecht te worden; — tentweede,  «IC )|» de, dat deeze hechting nogthans in zommige gevallen, volftrekt onvermydelyk is; — en eindelyk ten derde, op wat wyze, my onderfcheiden proeven geleerd hebben, dit onderwerp, in verfchillende omftandigheden, te behandelen. S- * Men behoeft thans weinig ervaring te bezitten, om niet te weeten, dat veelen, ja de meefte wonden der huid, en zelfs die der fpieren, geene bloedige hechting behoeven. — Sedert dat onze Heelkundige meer gebruik van den verëenigenden band, en de hechting met kleefplaasters gemaakt hebben, federt ook is de bloedige hechting, of die met naald en draad gefchied, in de meefte huid-en fpier-wonden, verhinderd geworden ; ja deeze hechting is byna uit de Heelkundige handwerken verbannen geworden, fints de ftand of houding van het gekwetfte deel in aanmerking is gekomen. — En waarlyk is er iets, dat tot de wederherëeniging van huid-en fpierwonden medewerkt, zo is hu de welgeplaatste houding van het beledigde deel. Alle verfche en gefneeden wonden der huid en fpieren, waar in geene vreemde ligchaamen zich bevinden, verëisfchen flegts de herëeniging — ik zegge verfche en gefneeden wonden, om dat alle verouderde, gekneusde of gefcheurde wonden, meestal van verëttering ge. Volgd worden. Eenige reepjes van hm-gom of engelfche plaafter, zullen in de meefte gevallen, tot deeze herëeniging genoeg zyn; vooral, zo dezelven door den verëenigenden band kunnen onderfteund worden, In  In aanmerkelyke fpierwonden echter,is de hechting met kleefplaasters, fchoon door den verëenigenden band onderfteund, niet genoegzaam. - Een fpier is, na haare van een fcheiding, altoos gewoon zich in te trekken, en dus derzelver doorgefneeden vezelen te verkorten : Geen middel dierhalven is in (laat, die deelen by eikanderen te voegen en te houden, zo niet zelve dit deel in eene ontfpannende werking wordt gebragt. - Hoe aanmerkelyk dat de houding van het gekneudsde deel, wanneer derzelver gefcheiden vezelen in onti'panning gebragt worden, in uit geval, tot de herëeniging medewerkt, behoeft byna geen bewys. Daar door, worden alle de gefcheiden punten der wond, gelyk en bepaald tegen eikanderen gehouden, en men behoeft de uitwendige lippen derzelver, flegts met reepjes kleefplaafter, en zo veel mogelyk met een fluitend verband te voorzien, om eene fppedige herëeniging te erlangen: — De fpiervezelen, die zo als gezegd is, na hunne fcheiding te rug trekken, wnrden daar door in eene ontïpannende werking gebragt, en door de buiging en in die gedaante-houding van het deel, gelegenheid gegeeven, eikanderen te naderen en te herëenigen. Ycclcn onzer tegenwoordige Heelkundigen erken-, nen nog vry geredelykde bloedige hechting; ja bepaalen dezelve vooral te moeten verricht worden : in eene dwarfche wond der oogleden; eene dwarfche wond der lippen, wanneer er verlies van zelfftandigheid is; in eene byna geheele affnyding der neus oiooren; eene openfnyding der mondhoeken, of geheele doorfnyding der wangen; en diepe fpierwonden, daar de houding niet of bezwaariyk kan medewerken; in doorgaande buik-  € C 14 ) i buikwonden; en eindelyk, in wonden der darmen. ~ Edoch , het zy my gegund te zeggen; dat ook deeze Heelkundigen, fchoon zy de verbeteringen, welke in dit Leerftuk gemaakt zyn, hebben aangenomen, echter nog te veel aan de verfiaaving der oude Lcerftcllingen verknogt zyn. In de meesten, der zo even opgetelde gevallen, behoord de bcgting met naald en draad, nimmer, ten minften zeldzaam plaats te hebben. — Eene dwarfche wond der oogleden, kan, wanneer het oog geflooten én met een oogverband dus gehouden wordt, genoegzaam, ja beter doorwclkleevende plaafter-reepjes, dan door draaden verëcnigd worden. — Dit zelfde heeft ook en nog meer plaats, in de doorfnyding der Neus en Ooren ; deze deelcn oefFenen geene terugtrekkende kracht, en kunnen by gevolg, wanneer zy op genoegzaame plaatfcn met wclkleevende plaafters voorzien, en met een behoorlyk verband gefteund worden, zeerwel, wanneer de natuur in dergelyke gevallen nóg vermogen genoeg bezit, herëenigèh. — In de dwarfche doorfnyding der lippen, zelfs met verlies van zelfftandigheid, komt ook de bloedige hechting niet te pas; waar toch, kunnen wy in deze gevallen, een grooter verlies van zelfftandigheid hebben, dan wy fomwylen by de Hazemonden aantreffen, en ook dezen zyn veiliger door de zogenaamde drooge, dan door de, naaldhechting te herftellen : deze deelen bezitten geene fterke terugtrekkende rhagt, zyn zeer uitreikbaar, en kunnen gemakkclyk door eene goede hechtplaafter, gePieund met het balynen, of een ander daar toe geJchikt werktuig, of wel door den verëenigenden band, by eikanderen gehouden worden. Het  «IK 15 )l» Het zal Biet nodig zyn, om de waarheid van dit gezegde met proeven te bevestigen; dit is ten overvloede voor ons gedaan; en de waarneemingen van de Heeren Boscher, Garengeot, Quesnay, Valentyn , Pibrai , Louis, Le Blanc en meer anderen , ftrekkcn ons hier van tot getuigen. Dat ook de bloedige hechting, in dwarfche doorfnydingen der fpieren, eenig voordeel zoude kunnen aanbrengen, wordt, noch door reden, noch door ondervindingbewaarheid. — De reden toont ons, dat eenige doorfneeden fpiervezelen, eene aanmerkelyke terugtrekking oeffenen ; eene terugtrekking , wel is waar, door de ontfpanning haarer werkzaamheden, foms by elkandercn kunnen gebragt, doch nimmer, door de bloedige hegting, zonder haare terugtrekking meer te bevorderen , gehouden worden. — Wanneer by voorbeeld, in eene aanmerkelyke fpienvond, derzelver vezelen op eenige plaatfen , met naald en draad doorftoken zyn,zo zal men dezelven foms wel, door het fterk aannaaien der draaden, al wat tusfehen dezelven bevat is, by clkanderen breugen; edoch, de tusfehen ruimtens, welke altoos tusfehen de draaden overblyven , zullen zich te meer vcrwyderen; want met hoe veel te meer geweld enkelde fpiervezelen naar elkandercn gebragt worden ; met zo veel te meer kracht, werken de naast gelegen gefcheiden vezelen, en die niet met den draad gevat zyn, ruggewaards: en by gevolg, hoe grooter en dieper eene fpierwonde is, zoveel te minder deeze hechting van nut kan zyn; en zy moet het volftrektelyk altoos zyn, zo dikwerf de draaden der hechting, de terugtrekkende werking der fpieren niet kunnen beletten. Is  «IC 16 )|» Is dit gezegde waar, wat dan zal men uit dergelyke hechtingen te vervvagten hebben ? - Eenelangdraadige geneezing, holle zweeren, verzakkingen van etter en meer andere gevolgen. - 'T.is waar, men zoude my kunnen tegenvoeren:. de drooge hechting, het verband en de houding van het deel, waar door de af wyking der fpieren benomen wordt, zoude deze toevallen by eene bloedige hechting niet alleen kunnen voorkomen, maar eene krachtdaadige medewerking tot de herëeniging verfchaffen. ~ Het is zoo: maar wanneer deze middelen, by de bloedige hechting, tot de byeenbrenging der doorfneeden fpiervezelen, zo krachtdadig moeten medewerken, waar toe dient dan het veroorzaaken van zo veel pyn, door naald en draad fteeken, aan den Lyder, tocgebragt ? - Zouden de voorgeftelde en als medewerkende hulpmiddelen, ik meen de hechtplaaster , het verband en de houding, niet het zelfde en veel gemakkelyker uitwerken. Ö' Zo de houding van het deel tot de herëeniging niet kan medewerken, dan ook zal de bloedige fpierhechting vrugteloos zyn. - Ik heb gezien, dat in eene dwarfche en diepe wond der kuitfpieren, na dat de hechting met naald en draad verricht Was, onderfteund, door plaaster reepen en eene buigende geftalte, de wond zichvry fpoedig hereenigd en geneezen vertoonde; doch er bleef ëene diep zittende pyn over, en weinig dagen na dat dezelve geheeld fcheen, vertoonde er zich, in de omtrek van het lidteken eene entfteeking: men vermoede etter, en opende de plaats daar dezelve reeds tekende, hier door ontdekte zich de geheele grondvlakte der, zo men waande, wel geneezen wond, onvereenigd. - Men vroeg in dit tyd- ftip  flip myne hulp ; ik fneed het verfche lidteken der wond op nieuws open, en door de beide- lippen, zagtclyk drukkende, by eikanderen te houden, vulde de grond met nieuwe vleeschtepeltjes, en ik had het genoegen, binnen drie weeken de holte gevuld en de geheele wond wel hereenigd te zien. s— Leert dit geval, al mede niet, dat, zo men de naald en draadhechting had agter gelaaten, de Lyder minder pyn zoude gehad hebben, en de wond fpoediger zoude geneezen geweest zyn. Het befluit dierhalvcn van deeze eerfte zinfnede is: in alle fcheidingen der huid en fpieren, welke men door welkleevende plaaster , het vcreenigend verband en de houding van het gekwetfte deel, by eikanderen voeden en verecnigen kan, nimmer naald en draad te gebruiken. — En in de daad, in hoe weinig gevallen de naald en draad,tot de hechting van noden is, getuigen ons de grootfte en veeljaarige beöeffenaaren der Heelkunde. — Le Blanc , by voorbeeld, eene der beroemdfte Franfchc Heelmeesteren , heeft, in eene uitgeftrekte prae^yk van dertig jaaren zich nimmer vau dezelve bediend. — Even dit zelfde getuigd de niet minder beroemde Amfterdamfehe Heelmeester D. van Gessciier , die in eene praétyk oeffening van twee en twintig jaaren, nog nimmer eene zodanige wond had aangetroffen, in welke zyn Wel Ed. deze hechting nodig oordeelde. — En het ware te wenfehen, dat dit hun voetfpooralgemeenerwierd nagevolgd, dan immers zoude men aan den lydenden-s, een fpoediger en veiliger geneezing, en oneindig veelminder pyn en toevallen , aanbrengen. B $• 2.  S- *j • liet oogmerk in de hechtingen, is, de doorgefneeden vezelen, zodanig by en tegen elkanderén te brengen, dat zy eikanderen onmidlyk maken kunnen; en door de aan beide zyde uitftortende voedingsdeeltjes, welke eenen lymachtigen aart bezitten, zich aan den anderen te doen vastkleeven, en alzo eene nieuwe vereeniging te formeeren. — Alle zodanige wonden dierhalven, welke, fchoon zy eene uitwendige aaneenvoeging toelaaten, van onderen nogthans geen vast of genoegzaam, fteunpunt hebben, kunnen noodwendig, zonder behulp van de zogenaamde bloedige hechting, aan de geneezende oogmerken niet beantwoorden. — By voorbeeld: eene doorgaande wond der wang, des mondhoeks of wel van den buik, deze allen, kunnen, uit hoofde hunner rekbaarheid , zeer gemaklyk by eikanderen gebragt en gehouden worden; eenige reepjes welkleevendc plaaster en een behoorlyk verband, zyn meest al genoeg, om dit te bewerken; dan — de huid zal alleen verëenigen, en ö.2 onderleggeride en doorgefneede fpiervezelen zullen gefcheiden blyven. Deeze waarheid fteunt niet alleen op de proeven door de Fauld en andere genomen; maar eene gezonde theorie over de werking der fpieren en derzelver gefcheiden vezelen, bevestigt ons dezelve. — En hoe. wel zommige Heelkundigen, in de bovengenoemde wonden,ook geene hechting met naalden draad willen gebezigd hebben, zo is het echter zeker, dat dezelve , zonder deze hechting, uit hoofde dat zy van on-  deren hun fteunpunt misfende zijn, niet genoegzaam door de drooge hechting, fchoon door het verband 011derfteund, hereenigen kunnen. — 'T is waar, er zyn gevallen geweest, dat men,zelfs de wonden der buik, door de Keizerlyke fncede gemaakt, en dus vry aanmerkelyk zynde, zonder de hechting met naald en draad hcrëenigd heeft. — Dan, moeten deze gevallen, niet onder de gelukkige geneezingen gefield worden ? En kunnen dezelve by gevolg, wel als een regel ter navolging worden voorgefchreven ? — Immers ook zyn er voorbeelden van gekwetfte darmen, die zonder hechting hcrëenigd zyn; maar wie nogthans zou vermetel genoeg zyn, om dezelve, uit dit beginfel, aan zich zelfs overtelaaten ? — Ieder toch weet, dat het by darmkwetzingen, onvermydelyk nodig is, zo men de gekwetfte deelen bereiken kan, dezelve te hechten : verbanden noch hechtplaasters kunnen hier gebezigd worden; en de Natuur is in weinig deezer gevallen, vermogende genoeg zich zelve te redden. — Eeklaagelyk nogthans is het, dat wy zo zeldzaam, en maar by weinige gelegenheden, by kwetzingen van die deelen, van de hechting gebruik kunnen maaken: Meestal verfchuilen derzelver kwetzingen, in en onder by gelegen deelen, en de weinige ruimte der meest gewoone uitwendige wonden van de huid, fpieren en het buikvlies,beletten een vry en ge. noegzaam onderzoek. — Wanneer echter de gekwetfte darm, door de opening van het buikvlies, en zomtyds wel buiten de gemeene bekleedfelen, uitfehiet, clan,' en dan alleen kan de hechting gemaklyk verricht worden; en by tyds ondernomen zynde, eene goede uitmerking hebben. B 2 By  «I C 20 ) |» By gevolg, alle fcheidingen der zagte deelen, waar door haare geheele famenhang, tot in haare holte toe, welke zy omvatten of uitmaaken, verdeeld is, moeten noodwendig, om bovengezegde redenen,door ondcrftcuncnde draadhechtingen, by den anderen gebragt en gehouden worden. Evenwel wil ik hier niet door verftaan hebben, dat de draadhechting, in deeze gevallen, eene zo byzondere verrichting, ter herëeniging zoude medebrengen , dit zy verre - maar onderlcneiden gevallen hebben my doen zien, en bet natuurlyk oordeel van ieder Heelkundigen, kan zelve dit ligtelyk bevatten, dat, doorgaande wonden, van het aangezicht of van den buik, door eene zogenaamde drooge hechting, hoe wel ook aangelegd en bezorgd, flegts van buiten, en niet van .binnen, of aan hunne onderrand, daar zy geen vast fteunpunt of eenig aan een brengend vermogen hebben, hereenigen zullen: en by gevolg kan hier de draad hechting, op die wyze aangelegd, als zo even zal gezegd worden, het ontbreekend vermogen der Natuur in zodanige gevallen, fchoon niet volkomen, evenwel voor een gedeelte, vervullen: - en ook dit, en niet meer, is het geheele oogmerk haarer aanwyzing. S- 3- Het is bekend, dat zo wel de oude als hedendaagse Heelkundigen, tot het doen van onderfcheiden heehtingen,onderfcheiden wyzendaar van voorfteldcn, en aan leder derzelven byzondere riaamen toevoegden - doch uit myne hier voor gelegde gronden, blykt genoegzaam, dat ik alleen, in die «dingen,  «IC 21 daar de draad en naaldhechting nodig is,maar één éé. nig foort van hechting (de darmhechting uitgezonderd) behoude. — De hechting, die met naald en draad gefchied, en by de meeste Heelkundigen met den naam van afgebroken of tusfchengeknoopte hechting genoemd wordt,'is, in de door my vooronderftelde gevallen, alleen genoegzaam. De meesten onzer Heelkundigen ftellen voor, om deeze hechting te verrichten ,het gebruik eener kromme en aan de punt driekante naaide, zy doorfteeken de beide lippen der wond tot omtrend het midden derzelver zelfftandigheid , waarna zy de draaden redelyk digt aanhaalende, meestal aan den boven rand der wond vestigen. — Dan, zy befchouwen niet, daar door in veele onnauwkeurigheden te vervallen, de binnen randen der went immers ( vooronderltel alleen doorgaande wonden, in andere hebben wy geene bloedige hechting nodig geoordeeld ) blyven open, en nadien zy niet in de draaden bevat zyn, moeten zy voorzeker van eikanderen wykcn, en de herëeniging be. lemmeten. Om dit voor te komen, en aan het oogmerk der hechting meer te voldoen, neem ik even zo veel draaden als ik hechtingen meen te doen; ieder draad aan deszelfs einde voorzien, van een ftevig, doch klein, krom en driekantgepunt naaldje, aan welke beide zyden van het oog een klein fieufje is, om den draad te verbergen. — met dit naaldje , doorfteck ik de geheele. zelfftandigheid der gefcheiden deelen, ee.n'ge lynen van derzelver rand, van binnen naar buiten: Ik hervat deze llecken, eenige lynen van den anderen t B 3 nar.r  naar maatè de wond uitgeftrekt is; laatende een helper de lippen der wond digt by eikanderen voegen; in welken tyd ik de draaden, ieder afzondeilyk, zagtelyk tochaalcndë, met eencn knoop: en ftrik vastbind. — Ik beken geredelyk, dat ik hier door, alle onvolkomenheden, die er by deeze hechtingen plaats hebben,niet uit den weg ruime; maar daar en tegen houd ik my verzekerd 4 dat het oogmerk der hechting, hier door meer voldaan wordt. Wanneer men deeze hechting, gelyk ik dezelve hier voordel, verricht, zo zal men niet flegts de uitwendige bckleedfelen, en de buitenfte oppervlakte der fpieren vereenigen , terwyl de binnenftc deelen open en onvereenigd blyven, m'aar men zal tevens met de uitwendige deelen, ook die dér binncnfle verëenïgen; om dat, dcor de hechting' op deze wyze te verrichten, niet alleen de helft, maar de geheele diepte en zelf. ftandigheid der wond, tegen eikanderen aangeveegd en gehouden wordt. Behalven nog, dat deze wyze van hechten, veel zekerder en minder pynlyk is, en in alle opzichten vry gemakkelyker kan verricht worden. — Zekerder , in twee opzichten, zy houdt voor eerst, de deelen vaster geflootcn en voegt derzelver gefcheiden lippen nauwkeuriger by eikanderen; maar ook ten tweeden, loopt deze wyze van hechting, veel minder gevaar van uitfeheuren , om dat door dezelve, veel meer deelen ? dan in degewoone hechting, bevat zyn. Zy is winder pynlyk, om dat haare werking niet onmidlyk op de gefcheiden en pynelykfte deelen aankomt,en om dat zy gemakkelyker is. En zy is gemakkelyker, om dat  «IC 23 )l» zy de deelen alleen in hunne dikte doorfteekt, zonder zich met het evenredige en veelal moeilyke, van de binnenranden der wond, in haare gelyke hoogte te doorftceken, op te houden. De overige handelwys in deze hechting, heeft niets met de gewoone manier der Heelkundige ongemeen , om er in deze aanmerkingen melding van te maaken: alleen zoude ik nog kunnen zeggen, dat ik altoos, fchoon de draadhechting gelegd is,de buiten wond, zodanig, door plaaster reepen en het verëenigend verband onderfteune, als in de onderfcheiden gevallen maar eenigzins mogelyk is; laatende voorts alles aan het eigen vermogen der Natuur over, flegts dekt een zagt en plat plukzeldodje, de uitwendige wond; terwyl de inwendige, door haare eigen voortbrengfclen befchermd en bezorgd wordt* Dan alvoorens ik hier geheel van afftap, moet ik nog kortelyk doen herinneren: dat, fchoon ik deeze myne wyze van hechten, om de gegeeven redenen, boven de gewoone wyze van hechten fchatte, en aan dezelve , boven alle de anderen een vermogen toekenne, om de gefcheiden deelen, in hunne geheele diepte aan eikanderen te kunnen voegen en houden — ik dit nog. thans alleen wil verftaan hebben, in die wonden welke tot in de holte van den mond en opgefneeden mondhoe~ kén, doch vooral in die, die tot in de holte van den buik doorgaan; en dat in alle overige huid- en fpierwonden, deeze hechting, even zo weinig'als de gewoone hechtingen, van vrucht kan zyn. E 4 Dus  ■H- -H- Dus verre myne voorgenomen aanmerkingen , omtrend dit Leerftuk, met alle mogelyke kortheid afgehandeld hebbende; fchiet my nog alleen over, te fpreeken van de darmhechting. — Ik zal de vryheid neemen, dit onderwerp meer omftandig te befchouwen: en vleye my, dat myne nieuwe en veranderde wyze, cm deze deelen, veel zekerder en nauwkeuriger te hechten, dan tot hier toe is uitgedacht, niet geheel aan de attentie van belangneemende Heelkundigen, onwaardig zal geoordeeld worden. Het is bekend dat de ouden de darmwonden, met de zogenaamde Pelten- of Bondwerkers-hechting herëenigde,en dat laateren eene koppelende hechting hebben voorgefchreeven; doch dat t.e Dran hier voor zy» ne hechting met handvat/els , heeft ingevoerd. De wyze der Pelters of Bondwerkers, als ook die der koppelende hechting, is genoegzaam aan meest alle Heelkundigen bekend. — Het waare oogmerk der ouden daar mede, was alleen, in de eerfte, eene nauwkeurige herëeniging der gefcheiden lippen der darmwond te bewerken ; en die der andere, om de gefcheiden darmwonden, met de wonden der buikfpieren te verëenigen. — Dan de onvolkomenheden, welke in beide deezer hechtingen plaats hadden, heeft laater Heelkundigen daar van doen afzien — en het is ook om deze reden, dat wy dezelve verder in geene aanmerking zuilen neemen. Dan, le Dran,een der berocmdfte FranfcheHeelmeesters , aan wicn de Maatfchappy der Heelkunde, . waar-;  wtfarlyk veele verbeteringen verfchuldigd is; heeft in het begin deezer eeuw, eene geheel nieuwe wyze van darmhechting voorgefteld : en het is deeze wyze, die "door de meeste oeffenende Heelmeesters, tot heden voorgefchreeven en gebezigd wordt. Ik heb ditrhalven, om genoegzaame reden , nodig geoordeeld, "s mans eigen woorden,over dit onderwerp, hier voor af, neder.te Hellen; waarna ik door proeven zal be. w-yzen, dat ook het dwaalen, aan groote vernuften, niet geheel vreemd is; en dat deze wyze van darmhechting, door le Dran voorgefteld, waarlyk meer in de verbeelding, dan op weigenomen proeven,is bevestigd geworden. — Le dran zegt:,, om de hech,, ting met handvat/els te doen, laat ik den darm, „ door ecnen knecht aan het eene einde van. de wond, „ houden, en ik zelf houd hem aan het andere ein„ de. Ik heb zo veel naalden als ik fteeken doen moet, „ naalden die rond, rcgt en fyn zyn, ieder doorree„ gen met eencn draad, een voet lang, en ongewascht. „ lk breng dwars door de beide lippen, zo veel ,, draaden als nodig is, waarneemende dat zy elk drie „ .lynen of daar omtrend, van eikanderen zyn. Alle „ de draaden doorgebragt zynde, neem ik de naal„ den weg; ik knoop de draaden aan elke zyde te „ faamen; en daarna ze allen by eeuvoegende, maak „ ik, door ze twee of driemaal om te draaijen, flegts '„ een foort van een koord, door de draaden dus te 5, draaijen , doe ik het gefcheiden gedeelte van den „ darm fxonfelen, en dan komen de fteeken, die twee „ of drie lynen van eikanderen waren, nader by eL ,„ kander. Het is deeze fronfeling, dje, niet toelaaB 5 „ten-  331 ( 26 )|ei „ tende, dat de lippen van elkander wyken, de fa„ mênhechting van de eene aan de andere, moet te „ wege brengen , zonder dat de darm genoodzaakt „ wordt, zich aan eenig ander deel vast te hechten." Schoon ik ongewoon ben de kundigheden van mannen van verdienden, in twyffel te trekken, en misfehien met myne vrymoedigheid, aan fommigc onzer tegenwoordige Heelkundigen, die dit ftelfel van den Heere le Dran , zo in hunne leer- als practyk-oeffeningen, liefkoozen, als te vermeetel mag toefchynen — zo moet ik nogthans opentlyk betuigen, dat, hoe dikwerf ik de wyze van le^Dran onderzocht hebbe , zy my nimmer van onvolkomenheden vryliet. — De proeven hier van op lyken genomen, bevestigen myn gezegde: en ik zal dezelve, voor de beöordeeling van ieder Heelkundigen, openleggen. Ik maakte , op een Lyk eene genoegzaame opening in de buikfpieren en het buikvlies, en fneed in eene der dunne darmen (die toch uit hoofde van haare ligging , by buikkwetzingen, het meest gekwetst worden) eene zodanige wonde, als, volgens het oordeel van le Dran, voor drie draadhechtingen nodig was.— Ik bracht de naald en draad, even als voornoemde fchry ver leeraard, door de beide lippen der darmwonde; knoopte dezelve aan hun eind, en bracht ze dusdaanig te faamen, om ze te gclyk om te draaijen — dan, nimmer zeg ik, dat met deze draaden flegts twee of driemaal (zo le Dran zegt) om te draaijen , den cnrm zich fronste. Ik moest deeze omdraaijing,wilde ik dit oogmerk bereiken, titn, twaalf en meermaalefi doen. — De darm dus gefronfeld zynde, bracht ik  <8I( 27 )ii ik dezelve binnen; en de volkomen' aaneenvoeging van de wond desdarms, door deeze fronfeling, fchcen waar]yk genoegzaam, om in alle die wonden, een volftrekt vertrouwen, op deeze wyze van hechten te ftelkn. — En moogelyk ook, is het, zo het fchynt, deeze goede flaaging van de fronfeling, die de meeste beöeffenaaren , in het te werk ftellen van deeze hechting, hebben waargenomen, die hun een onbepaald vertrouwen , voor deeze wyze, heeft aangebragt, — Doch, ik vergenoegde my, ditmaal met dezelve niet. — Ik verzeekerde de draaden, die nu by wyze van een koordje, in één gerold waaren , op de uitwendige bekleedfelen der buik; en bezorgde al het overige, even als by eenen leevenden verëischt wierd. — Na verloop van eenige uuren, nam ik dit verband, wederom zeer omzichtig af — opende de wond — dan zag tot myne verwondering ; dat niet alleen de draaden, door de natuurlyke vogtigheid deezer deelen, zeer flap en ontfronfeld , maar ook dat de wondlippén in den darm , geheel van den anderen en open waren. Ik herhaalde deeze proef,een en andermaal, en altoos vertoonde my, de eene reis meer de andere minder, het zelfde verfchynfel — gebeurde my dit in een Lyk, hoe veel te meer dan is dit gevolg, by een ieevend voorwerp, by welke de darmen, in eene geduurige bewcegïng zyn, niet te wagten? Hoe meer ik deeze wyze van le Dran onderzocht, hoe meer ik derzelver onvolkomenheid erkende: en dit dierhalven, deed my op middelen bedacht zyn, die genoegzaam in ftaat zoude zyn, d^eze gevolgen voor re komen. Ik  . Ik veranderde voor eerst, de door le Dran aangepreezen naaldjes; en nam in plaatfe van geheele ronde , dezelven met een fyn, drie kantig puntje; ten tweeden , nam ik in plaatfe van ongewaschte draaden, daar toe,fyne, dunne en gewaschte zyden draaden, van zo veele onderfcheiden kleuren, als ik voorneemens ware, hechtingen te doen; ten derden, in de plaats van deeze draaden, naar de doorfteeking aan hunne einden te knoopen, ftrikte ik ieder op zich zelve , met etnen enkelden en gewoonen frik, op den dat m zeiven vast, en ik liet de einden dezer draaden , ieder op zich zeiven en ongerold; ten vierden, liet ik den darm niet geheel vry en op zich zeiven in de holte van den buik invallen; de ondervinding heeft my te veel doen zien, hoe moeilyk dat vliesachtige deeien, op zich zeiven gelaaten, herëenigen kunnen; maarplaatfte dcnzelven, onmidlyk onderen tegen eene der randen van de buiten wond aan; acht geevende, dat de darm daar niet tusfehen bekneld wierd: en eindelyk ten vyfden, droeg ik zorg, de wond der buikfpieren zodanig te fteunen, dat dezelve zeer gevoegelyk verëenigen kon; en te geJyk ook geene geleegenheid tot uitpersiing van inwendige deelen konde geeven. De proeven door de ftrikhechting, op deeze wyze, op een Lyk genomen, voldeeden volmaakt aan myn oogmerk. — Doch het leven van. den mensch, was my te edel, om zonder nadere proeven, van deeze hechting, hoe aanneemelyk zy my ook,boven die van leDran toefcheen,by denzelven gebruikte maaken.— Ik befloot haar vermogen dierhalven, in eenen leevenden hond te beproeven ; en de uitkomst voldeed aan  4SK 29 )|» aan myne verwachting. Zie hier dezelve:4 Een'Hond, na denzelven alvorens genoegzaam vast gemaakt te hebben, doorfneed ik, zeer voorzichtig, de vooraf kaal gefchooren, bekleedfelen van den buik, de buikfpieren en het buikvlies, ter lengte van drie vinger breedte; ik vatte, met myn voorfte vingers door de wond fteekende, eenen darm , die my uit deszelfs plaats toefcheen, de nugtere darm te zyn. De darm, met een klein gedeelte buiten de wond uitgebragt hebbende, knipte ik in denzelven met eene welfnydende fchaar, eene opening. naar gisfmg een derde deel, van de dikte of omtrek der darmbuis, bevattende : aanftonds na deze opening, ontlastte zich door dezelve , een klein gedeelte dunne chyl. — Ik voegde de lipjes der darmwond weer te faamen, en doorftak dezelve, met myne,hier voor opgegeeven, naalden, ieder voorzien,van eenen byzonder geklcurdenen wel gewaschten zyden draad, ter lengte omtrend van een voet — ieder dezer draaden, waar van ik er drie had aangelegd, ftrikte ik afzonderlyk, met eenen enkelden ftrik (tot welker vasthouding de gewaschte draad byzonder nuttig was) op het wondje des darms vast. En, ik had het byzonder genoegen, dit wondje, door de toehaling der ftrikken, volmaakt te zien fluiten. — De darm bragt ik wederom binnen den buik; doch .de draaden nu by eikanderen genomen, plaatfle ik aan de onder zyde der wond van den buik, welker boven einde, ik alleen, met twee, der zogenaamde afgebroken hechtingen, voorzag.—De buikwond gehecht zynde, haalde ik den gekwetften darm, door zagtelyk aan alle derzelver hechtdraaden, te gelyk te trekken,  «IC 30 )P ken, zo veel mogelyk was, naar de buikwond aan: evenwel in acht neemende, den darm, niet tusfehen derzelver randen te beknellen. Daarna hechtte ik alle deeze draaden, by elkander, door een hechtplaafter, op den buik vast; en ik bezorgde'wyders de buikwond met een behoorlyk verband: — dat ik te meer vast nodig oordeelde, uit hoofde van de woeligheid dezer patiënt. — Ik deed den hond, geduurende zes dagen, zo veel mogelyk, zeer ftil houden; en liet hem weinig en niet dan dunne voedfelen geeven: en, zag in deezen tyd, tot myne blyd.fchap, geen de minfte toevallen volgen. — Zes dagen oordeelde ik genoeg, om deze deelen te herëenigen. — Ik opende op den zevenden dag, met veel omzichtigheid, het verband, en vond de buitenwond, aan derzelver boven zyde, meerendecls geflooten, en aan den onderhoek, een weinig met etter voorzien. — Ik nam twee einden, van eenen éénkleurigen draad, trok zagtelyk, aan deszelfs kortfte einde, dat den ftrik maakte, welke daarop losfehoot, en de draad, welker ander eind ik tot aan de buikwond affneed, deed volgen, — Deezen dag, vergenoegde ik my met deezen eenen draad, en verbond weêr als vooren. — Daags er aan, en ook den derden dag, haalde ik, op dezelfde wyze als de ecrftemaal, een' draad uit: — doch, ik liet de draaden der wond, om dat de onderhoek, daar de draaden der darmhechting gelegen hadden , nog niet geflooten was, nog drie dagen leggen; wanneer ik den "eerften, en den vierden dag, den tweeden, wegnam. En, na nog eenige dagen, van de hechtplaafter gebruik gemaakt te hebben, liet ik de wond, die nu geheel ge. flooten was, aan zich zelve over. Na  #11 ( 3i )|» Na dat ik genoegzaam, van de goede uitflag van deeze wyze van hechting, in dit geval, verzekerd was, doodde ik den hond, om met meer «nauwkeurigheid, een en ander te kunnen nafpooren. Ik opende, met veel omzichtigheid, den buik, even bezyden die plaats, daar ik de wond gemaakt had, en ik vond de fpieren des buiks, met het buikvlies, wel, doch eenigzins ongelyk,herëenigd: de gehechte darm lag in der. zeiver nabyheid , en deszelfs geheelde wond, toonde een zagt en een weinig gerimpeld lidteken. Sints deze eerfte proef, heb ik nog eenmaal geleheid gehad,om in eenen hond andermaal deeze kunstbewerking te herhaalen. — En ook deeze , heeft, even als by den eerften, volkomen aan myne verwachting beantwoord. Zie daar Wel Edele en zeer geleerde Heer! Dit een en ander Uw Ed. zo kort my mogelyk was, medegedeeld. — Het zal niet nodig zyn hier meerder by te voegen, noch een nader betoog te geeven, wegens de redenen, van alle de meer of mindere veranderingen, doormy, in dit Leerftuk gemaakt. — Uw Ed. en ieder oordeelkundig Lezer, zal uit het vcrgelyk van deeze myne voorgcftclde wyze, met die van vroeger voorfdirifr.cn, geredelyk, het voordeel van de eene boven de andere zelve kunnen opmaaken: en dit dierhalven ontllaat my, van een omflagtiger,' en voor kundige Lezers, waarlyk verveelende, en op zich zelve niets beduidende, herhaaling. — Alleen zy het  het my tot myne meerder verzekering, gegund» Uw Ed. nogmaals en ernftig te verzoeken, om my over een en ander, eene broederlyke en ongeveinsde uitfpraak toe te zenden. In welke verwachting ik de eer heb, my met waare hoogachting te noemen: Wel Edele en zeer geleerde Heer! Uw Ed. bereidvaardige Dienaar W. LEURS. Utrecht, • den 1 Jwty 1787. Aan  ÜC 33 )» Aan den Heere W. L eürs, : ji Chirurgyn &e. te Utrecht. Wel Edele Heer! U w Eds. Misfive, bevattende: Korte aanmerkingén avtr liet Leerftuk der Hechtingen, en eene geheel nieuwe wyze van Darmhechting, my toegezon^ den, om er Uw Ed. myne gedachten over mede te deelen; baarde my zo veel gevoel van eer, welke Uw Ed. my hier door geliefd aan te doen, als genoegen, over uwe aanhoudende en allezins lofwaardige vlyt, om der Maatfchappye van wezenlyk nut te zyn; waar van Uw Ed, reeds meermaalen öpentlyke felykcn gegeeven hebt , en die my ook reeds vart verfcheiden jaaren herwaards , over bekend is geweest. Het onderwerp myn vriend! het welk irt deeze gemelde aanmerkingen en proefneemingen, byzonderlyk uwen aandacht heeft doen werkzaam zyn, is zeker een van die ^ in welker behandeling de Heelkunst waarlyk als nog,zeer gebrekkig is : en is hier om van des te grooter gewigt, in de uitoefening der Heelkunde , gemerkt de dienst van het Onderwerp zelve, zeer gewigtig is, en de Heelmeefter die ze behandeld» fteeds met de geduchtfte gevaaren heeft te worftelen. UwEd. vraagt my ,in den gemelden geëerden brief, eene ongeveinsde beöordeeling en uit/praak, der be-> C den-  «IC 34 )B denkingen, veranderingen en verbeteringen, die Uw Ed. gemaakt hebt, nopens het Leerftuk der hechtingen , en zo ik my niet bedriege, voornaamelyk met betrekking tot de Darmhechting, of liever, over eene geheel nieuwe wyze van Darmhechting, door Uw Ed. met veel fucces, in Lyken en in Dieren, door proeven waargenomen. Het zoude van my vermetel zyn, indien ik zulk eene beöordeeling onderneemende, vertrouwde , dat UvvEd. my eenige fuperioriteit toekende, ofwel begreep, dat Uw Ed. er een opentlyk gebruik van zoude willen maaken: terwyl ik echter deeze vrucht van uwe werkzaamheid niet flegts aanmerk van te veel dienst voor ellendige Lyders., om niet aan het Publiek mede gedeeld te worden; maar ook daar en boven, van het allergewigtigfte aanbelang, voor den Heelmeefter zeiven, wien het ter harte gaat, zyne Lyders op de zagtfte en zekerfte wyze, te hulp te kamen. De manier, op welke Uw Ed. dit ftuk behandeld, zo wel als het rigtfnoer welke Uw Ed. in de behandeling gevolgd hebt, zyn die, weke den Heelkundigen Wysgeer fteeds het zekerfte voetfpoor doen volgen : namelyk , het naarvolgen der eenvoudige gangen, op welke de Natuur ons voorlicht, en het aanneemen van zodaanige ftelfels alleen, die op eene welgepaste proef-ondervinding fteunen. Het is immers eene algemeene aangenomen waarheid, dat de fchoonstfchynende, en, door de grootlte Mannen, gewrochte, aanneemelykfte Theörien, dikwyis dooide eenvoudigfte proefneemingen zyn veriedeld en tot 0 niet  «]( 35 niet geworden. Getuige zy ons de fpysverteering: hoe veele jaaren, hebben zelfs de grootfte Mannen van de Kunst, niet al hun vernuft aangewend, om deze gewigtige bediening van het dierelyk kunstgeftel, te ontvouwen: welke wangedrochten heeft men hier op niet uitgedacht, die allen, door de eenvoudigfte , doch alierfchoonfte en menigvuldige proefondervindingen van den Abt Spallenzani, onlangs geheel vervallen zyn. Het ware te wenfchen, dat men in de Heelkunde. waar uit de proef-ondervindelyke leer, in Lyken en in Dieren genomen, fchier geheel verbannen fchynt te zyn, volgens uw loffelyk voorbeeld aangefpoord, begon te werken: waar van men zich met veel recht, veel nut zou mogen belooven; vooriil in Leerftukken van dat aanbelang en van dien aart, in welke men uit Dieren, gevolgen, van zoodanig eenen betreklyken overeenkomst tot den mensch, kan over brengen : want de werking der darmen in Dieren en in den Mensch, heeft te veel overeenkomst, dan dat men niet, uit de goede gevolgen , in den eenen ontwaart, tot die der anderen zou mogen befluiten. Het is dan uit het zuiverfte beginfel, dat ik Uw Ed. onbewimpeld aanmaane, om, langs dien ingeilaagen weg, uwe Proefneemingen, zo veel mogelyk, te vermeerderen en te veranderen, ten einde door • een genoegzaam getal van op verfchillende wyze veranderde proeven, eene juifte tegenöverftelling daar te kunnen ftellen, en de zekerfte gevolgen te erlangen, die geene twyfeling, aan wien het mogt zyn, meer zullen kunnen overlaaten. Het gewigt van het C 2 on-  onderwerp , uw roem en eene gezonde Redeneerkunde, vorderen zulks voorzeker: en het is ook dan» dat Uw Ed. dat genoegen zult kunnen imaaken, van U geroemd te zien : iets gewigtigs in de Heelkunst ontdekt tejiehbenl Wat Uw Eds. verzoek betreft, om uwe aanmerkingen over de Hechtingen, en uwe wyze van Darmhechting , aan myn oordeel te toetfen; Ik wil gaaru Uw Ed. zo veel my mogelyk is, hier in voldoen. Indien het mogelyk ware UwEd. eenige aanleidingen te kunnen bezorgen, om Uw Eds. genomen proeven en beredeneermgen kracht by te zetten, zoude ik daar toe in geene gebreken blyven; dan proef-ondervindelyk is my zulks thans niet mogelyk, zo daï dit zich eiikelyk tot het befpicgelende zal moeten bepaaien. In uwe eerde zinfnede, verwerpt Uw Ed. met zeer veel recht, het misbruik en vooroordeel van de bloedige.hechting, in fommige, aldaar door Uw Ed. opgenoemde, btzondere fpierwonden, onder yeelen der Heelmeefteren nog heerfchende. En dit betoogt Uw Ed. zo wel door het gezag van groote, aldaar aangehaalde Heelkundigen, als op gronden van een welberedeneerde Theorie, uamelyk: uit de werking der fpieren in den ftaat van doorfnyding zelve; en uit de uitwerkzels van het doorfteeken der naalden op de fpiervezels, terwyl de andere, niet gevatte vezels , zich naar door des te fterker verwyderen, naar gelang de gevatte meer door de draaden aangehaald worden, en dus aileenlyk eene gedeeltelyke famenbrenging der fpiervezelen wordt hervoordgebragt; en  en einctelyk, door een treffend voorbeeld hier van, door Uw Ed. zelve waargenomen. Ik kan niet nalaaten, met betrekking tot dit Leerftuk , met Uw Ed. volkomen in te ftemmen. Want, het is ontegenzeggelyk waar, dat afgefneeden fpiervezels, zo lang, de door de affnyding, onmidlyk veroorzaakte prikkeling, en de heilzaame pooging deiNatuur, die fteeds tracht, zo veel mogelyk, alle aannaderendegevaaren te ontvlieden, (door welke beide vermogens ,de inkrimping daar gefield wordt,) voortduuren, de inkrimping zal aanhouden, en dat zo lang deeze aanwcezigblyft,de antagoniftive fikree, of tegenwerkende vezels, ook tevens, en even zoo lang, in werking zullen gebragt worden; waar door eene verwarde bediening dier deelen gebooren wordt, die volflrekt het oogmerk van de heeling tegenflrydt; dat,zoo dra de prikkelende oorzaak afweezig is, de afgefneeden vezels derzelver veerkracht veriooren hebben, uit haaren aart zich verflappen moeten, waar door het oogmerk van de hceling kan bevorderd worden; uit welk duidelyk dit gevolg voortvloeid: dat, naar gelang de hechting met naald en draad, deeze bedoelingen tegenwerkt, zo door de, op dien tyd tegennatuurlyke aanhaaling, als door de prikkeling van die vreemde ligchaamen zelve, de heeling niet alleen pynelyker is, maar ook moet vertraagd worden. Daar en boven ontwaar ik in die zinfnede, eene juifle onderfcheiding van dat geen, waar in de.Natuur wezenlyk de gefchiktfte hulp kan veiwagten; vooral wanneer ik deeze by de volgende vergelyk: Ja C 3 men  «IC 38 )P men befpeurt duidelyk uit deeze, dat eene werktuiglyke befpiegeling, van elk byzonder deel, ons opleidt , tot eene gepafte onderfcheiding der Hulpmiddelen , die daar naar ingerigt moeten worden; terwyl een allereenvoudigst verband, welkleevende plaafters, en byzonderlyk een gefchikte ftand van het gewonde deel, van te weinig aanbelang beichouwd worden, in de heeling van de meesten der opgetelde gevallen, door zoodanige Heelmeefters, die meestal zich tot den fchorsch bepaalen , zonder den kern te willen bevroeden. In de tweede zinfnede, fielt Uw Ed. eene nadere uitlegging voor, van het waare oogmerk der hechtingen , en de onvermydelykheid van de bloedige hechting, in zodanige wonden , welke de deelen, die een holligheid bekleeden , geheel doorgaan; als de wangen, de fpieren van den buik enz. uit hoofde, dat zulke wonden zonder dezelve, van onderen geen fteunpunt genoeg vinden. Dan, offchoon de bloedige hechting, in alle gevallen ook niet kan voldoende zyn, gelyk Uw Ed. nauwkeurig aanwyst, zo kan zy echter welligt een gedeelte, van dat ontbreekend vermogen in het bezorgen van een fteunpunt, vervullen , en in zulk een geval meer doen, dan de drooge hechting. Verders is Uw Ed. het, met veelen der nieuwfte Schryvers , hier niet eens; om doorgaande buikwonden, Keizerlyke Jneden enz. zonder hechting te heelen , en niet tegenftaande er voorbeelden zyn, van foortgelyke heelingen, zo wil Uw Ed. die, met eene gepaste voorzichtigheid, onder de gelukkige heelingen,  «IC 39 )L» gefield hebben; met even zo veel recht, als fommige kvvetzingen der darmen, die,aan zich zeiven gelaaten, uit de natuur; zonder hechting, geheeld zyn: waar* lyk myn Vriend! dit van Uw Ed. gefielde, heeft voor zich de grootfle bewyzen; en is een flelzel van dien aart, dat een ieder oordeelkundig Heelmeester, die de byzondere diensten van alle deeze deelen wel kent, en den aart der vochten van die byzondere onderwerpen in welke foortgelyke wonden kunnen voorkomen, nauwkeurig naargaat, gereedelyk zal toeftemmen. Boven alles, ben ik het hier met Uw Ed. eens, dat in de beklaaglyke darmwonden, wanneer men het gewonde gedeelte kan bereiken, de hechting, volflrekt niet moet verzuimd worden: eene ziekte kundige befchouwing immers leert ons, hoe moeijelyk alle vliezige deelen tot heeling kunnen gebracht worden; behalven de oneindige en geduchte gevaaren, aan welken een opendarm, van oogenblik tot oogenblik, trapsgewys meer en meer wordt blootgefteld, deszelfs onophoudelyke beweeging, krampachtige famentrekkingen, door kwetzing van aanmerkelyke Zenuwtakken, blocdflortingen, door kwetzing van aanzienelyke iTagadertakken, lekkingen, door de kwetzing van aanmerkelyke adertakken, ontfteekingen, met derzelver doodclyke gevolgen, uitffortingen, van deszelfs bevatte lichaamen of vochten, welke laatflen men door de hechting zeer wel voorkomt, gelyk ook de vcretteringen , die in deeze buis meer dan elders gevaarlyk zyn. Uit alle deeze redenen , en uit die van Uw Eé. opgegecven, mag men veilig befluiten, dat, oflehoon C 4 mén  men' moet toeftemmen, dat de onderfcheiden eertgemelde gevaaren, geenzins door de hechting kunnen voorgekomen worden , maar in en buiten de hand bewerking, in denzelfden ftaat blyven, echter deeze kunstbewerking van eene volftrekte noodzaaklykheid is, en nimmer moet verzuimd worden , al ware het flegts eeniglyk , om de fchadelyke veretteringen en uitflortingen van de bevatte ftoffen der darmen en lekkingen in den Onderbuik voor te komen; die toch alleen op ontelbaare wyze, langzaamer daodelyke gevolgen naar zich kunnen fleepen. In de derde zinfnede, brengt Uw Ed. de onderfcheiden hechtingen, van de Auteurs opgegeeven, tot édn foort; en ftelt aldaar dezelven, op den eenvoudichften en zekerden voet daar. Deeze door Uw Edverbeterde tusfehen geknoopte hechting, verdiend zeker den voorrang , boven die , welke men nog tot dns Verre heeft behouden. De redenen welke UwEd. er van geeft, zyn bondig en ontegenfpreekelyk, en ik vertrouw ook, dat veele waarheid lievende Heelkunst-oefenaaren, dezelve gereedelyk znllen beproeven. Ik zal aan mynen kant, niet onbeproefd laaten,verfcheiden myner Vrienden in de Heelkunst,ze voor te flaan: terwyl ik my er vooraf een goed gevolg van durve belooven. Eindelyk heb ik uwe laatfte, en wel de aanmerkelykfte der zinfnede van uwe aanmerkingen, die afzonderlyk, over eene nieuwe wyze van darmhechten, handelt , met veel genoegen geieezen. De hechting van de ouder Heelmeesters, beoefend , voorbygaande, als zynde, door de nieuwfte Heelkundigen geheel  heel verworpen, hebt Uw Ed. U eerftelyk de moeite gegeeven, om de algemeenst aangenoomen hech. ting van den beroemden le Dran , die namelyk met het handvatfels met veel naauwkeurigheid, aan de proefondervinding in een Lyk te toetzen. Uw Ed. hebt daar uit waargenomen, dat deeze mede , onder andere onnaumkeurigheden , aan geen gering gei brck onderheevig is, te wecten: aan orjfrontfeling, na het welgepast aanleggen , op 's mans wyze gebeezigd verband. Een gebrek van des te erger Na, tuur, gemerkt het juist bevonden wordt, aan de wezenlyke fteunpilaar , waar op men het grootfte vertrouwen ftelde, ter verbetering van de manier der ouden. Uw Eds. nauwkeurigheid, in het wikken en weegen van alle de onderfcheiden omftandigheden, die tot het neemen van proeven verëischt worden en uw zuiver oogmerk, dat zich alleen begaaid, om het nuttige van het onnutte af te fcheiden, my door de ondervinding voorzeker bekend zynde, maak ik in het minste geene zwarigheid, dit gebrek en die onnauwkeurigheden, vastte dellen. De, door Uw Ed. aangepreezenyïnfc/w/m'ragopeen Lyk en naderhand in Honden beproeft, en met den besten uitflag bekroond, komt my ook na rype overweging , allergefchiktst voor. Dan het zy my toegedaan , met betrekking tot deze proeven, vooral in bedenking te geeven : Of niet, de, door Uw Ed. aangehaalde, proeven, te weinig in getal fchynen te zyn, om er, zonder bepaaling, algemeen uit te mogen befluiten - offchoon ik voor my Uw Ed. rondborftig durve verklaaren, er by my geene de C 5 mins  flC 4* )W «ünite twyffeling overblyft. — En ik vertrouw ook, dut deeze uwe geregelde grondlegging, van dat gevolg zal zyn, dat zy veele der kundigfte Heelmeesteren zal aanfpooren, om, met betrekking tot dit onderwerp , hunne beste pogingen in te (pannen, om naar , Uw voorbeeld , werkzaam te worden , ten einde, een onderwerp van dat aanbelang, op de allerzekerde wyze behandeld worde. Wenfchelyk is het ook, dat gy Uwe loffelyke pogingen , niet zult laaten verflauwen; maar meer en meer Uwe begonnen proeven zult vervolgen, om de overtuigendfte blyken daar te (tellen, van eene wezentJyke verbetering, in eene der gewigtigfte kunstverrichtingen der Heelknnst; en zoo wel deeze proeven, als die geenen, welke Uw Ed. in het vervolg zoude mogen maaken, het publiek mede moogt deelen. Zie daar Vriend! myn antwoord, onbewimpeld en zonder vooringenomenheid, opgefteld, alleenlyk om aan Uw Eds. verzoek, zoo veel moogelyk billyk te voldoen,Uw Ed. toegezonden. — Zie het alleen aan, als een nitwerkfel van die voortduurende vriendfchap, welke onder ons,van verfcheiden jaaren herwaards, ongefchonden heeft gebloeid , en welke tot eerfie grondlegging gehad heeft, de bevordering onzer onderlinge kennisfe. Zyt verzeekerd , dat nimmer in dat opzicht, die vriendfchap zal verflauwen; maar dat men in tegendeel, by alle voorkomende gelegenheden, zal zien, dat waare Vriendfchap , door foortgelyke fundamenten gefchraagd, het flerkfte gebouw, in onwrikbaarheit trotfeert; terwyl wy, met de grootfte iever, ons (leeds zullen trachten te bevly- ti-  «IC 43 )» tigen, om onze onderlinge kennis te vermeerderen; in welk vertrouwen ik de eer heb, met waare hoogachting te zyn: Wel Edele Heer! Uw Ed. gereede Dienaar J. L. van der WAGT. Rotterdam, den 15 Juny 1787.  MISSTELLINGEN. Bladz. 12 Regel 13 verhinderd moet zyn, verminderd —— 13 ~* 10 gekneudsde gekwetfte ——— 14 28 magt kracht IS 5 PlBRAI PlBRAC ■■■ - ■ 20 ■1 ■ " 27 zeg ik 1 zag ik  My den Drukker deezes, zyn de volgende t Geneeskundige werken gedrukt en te bekomen: Verhandeling over het Aderiaaten cn deszelfs toevallen, ten nutte der Heelkundige Leerlingen t'zaamengefteid, door W. LEURS, Heelmecfter te Utrecht, met koperen plaaten. ƒ i - A - ; Verhandeling over eene niéuwe wy- ze, om de hardnekkigste ziekten, die haare zitplaats in den onderbuik hebben, voornaamlyk de Hypochondrie, zeker en in den grond'te genezen. Gefchikt voor Gcneesheeren cn Lyders, door JOHAN KAMPF,, Vorstlyken Hesfen- Hanaufchen- Oppcrhofraad en Lyfartz, uit bet Hoogduitsch Vertaald, doör WILLEM JAN de KONING, Med. Doftor. ƒ a - 4 - J Raadgevingen betrekkelyk de gezondheid en ziektens der Geleerden, en van alle zwakke, ziekelyke, veelzittende en veeldenkende Lieden, door den Heer TISSOT , Doftor en Prbfesfor in de Geneeskunde, enz. enz. Naar den laatften Franfchen druk vermeerderd en verbeterd, en met eenige Aanteekeningen en Geneeskonftige Voorfchriften verrykt, door L. BiC- KER,  KER., Meel. Doft., Secretaris van heï Bataaffeh Genootfchap der Proefondervindelyke Wysbegeerte te Rotterdam, enz. enz. - - - ƒ $ - 10 * j Huislyke geneeskunde, of Verhandeling over de verhoeding en geneezing van Ziekten, door leevens-wyze en eenvouwige Geneesmiddelen, in het Engelsch befchreeven door AVtLLIAM BUCHAN, Med. Doft. Lid van het Koninglyk Geneeskundig Genootfchap te Edenburg, naar den laatften vermeerderden en verbeeterden druk in het Nederduitsch vertaald. Met eene Voorrede en eenige Aantee- keningen vermeerderd, door J. E. LYKLAMA a NYHOLT, J. U. & Med. Doftor te Ysfelfteyn. Tweede en verbeeterde druk. Twee Deelen. ƒ 4 - : - ; Befchryving van alle de Heelkundige Operatien, naar de befte cn nicuwfte wyzen , door L. le BLANC, Heelmeester te Orleans e. z. v. in het 1 Hoogduitsch uitgegeeven, en met Aanmerkingen verrykt, door Dr. C. F. LUDWIG, Hoogleeraar der Geneeskunde, te Leipzig, en nu in het Nederduitsch vertaald, en met veele Aanteckeningen vermeerderd doorW.LEURS. Eerfte Deel met koperen Plaaten. ƒ 1 - 4 - :  De ARTZ en Heelmeester der ZeeLieden, vervattende, in eenige Lesfen ,de eenvouwdigfte en befte middelen tot geneezing der Kmaalen en Ziektens, aan welke de Zeevaarenden en anderen, in de verfchillende lugtftreeken des Aardkloot*, onderhevig Zyn, ten dienfte van alle Land- en Zee-Chirurgyns, en derzelver Leerlingen ; voorgelleld in de duidelykfte en en bevatbaarfte bewoordingen, en gegrond op eene langduurige en gelukkige ondervinding, door N. D. FALCK, Med. Doet., uit het Engelsch vertaald, met PI. - - 7 ƒ i - 10 - : Heilzame raadgeving voor de Geleerden , in 't gemeen; en, inzonderheid , voor de Predikanten, Proponenten , en alle andere Godgeleerden, en openbare Spreekers; om, voor, in, en na, de waarneming hunner Ampten, op hunne gezondheid, behoorlyk acht te geven, en dezelve te bevorderen ; door den Schryver van den ARTS, uit het Hoogduitsch vertaald, en met een Aanhangzel van verfcheiden nuttige Voorfchriften van Huismiddelen in veelerléi gevallen, voor die ten platten Lande woonen, vermeerderd. - - - ƒ i - : - :  Gerechtelyke Geneeskunde , dooiden Heere CHRISTIAN GOTTLIEB LUDWIGi Deken van deMedicynfcheFaculteit op de Hooge-Schoole te Leipfig, uit het Latyn vertaald , door J. DUPONT, Med. Dodtor en Vroedmeefter. Tweede Uitgave; vermeerderd met een Vborberigt. ƒ i - : - i