STUKKEN betrekkelijk den E E D, den 9. maart 1795- DOOR se PROVISÏONEELE REPRESENTANTEN van het VOLK van HOLLAND gearresteerd, gewisseld tusschkn voornoemde representanten, en den PROVISIONEELEN RAAD der GEMEENTE v;an L E Y D E N. üitgkgeeven volgkns decreet en op last van gemelden raad. Tt L E T D E N, tij HERDINGH en du MORTIER, M » e c X C v.   N°. ii VRIJHEID. GELIJKHEID. BROEDERSCHAP. • De Provifioneele Reprefcntanten van het Volk van Holland. JS^L"edeburgers l Wij zenden U lieden hier nevens het Formulier van den Eed, op heden bij ons gearrefteert, welken Wij , tot voorkoming van alle conftrfie en ongelijkheid, begeeren dat gedaan worde door alle de Leden van de Hoven van Juftitie, van Municipaiiteiten en van Committées van Rechtsoeffcningen , door den Procureur Generaal , alle Hoofden en Minifters der Juftitie , en in een woord door alle Amptenaaren, welke ook hun titul zijn moge, die gewoon zijn bij het aanvaarden van hun Ampt, hunnen Post, of hunne Bediening, eenen Eed te doen: gebjk mede door alle Profesforen , Leftoren, en openbaare Onderwijzers, Predikanten en Leeraaren van alle Gezindheden, Pastoren en Capellanen, de Rabbis der Joodfche Natie 'er onder begreepen; zooi wel namentlijk door de geenen, welke reeds aangeftêld zijn , als door die welke in het vervolg aangefteld zullen worden: waar bij dan ook Onze intentie is, dat alh Eeden door gemelde Perfoonen voorheen ten opzigte van hunne Bedieningen gedaan, vóór zoo veel zij met dezen ftrijdig rnojren zijn , verklaard zullen worden voor A a ge»  < 4 > gdieel en al vervallen, en dat die, welke dezeïve gepraefteerd hebben door deze Onze Aanfchrijv ving, van die Eeden, voorheen door hun gedaan, zullen worden ontheven: waarom Wij U heden bevelen, alle die het aangaat hier van, alvoorens den Eed af te nemen, kennis te geven, gelastende Wij verders UL. om bij refcriptie kennis te geven of aan deze Onze Aanfchrijving voldaan is. Waarop Ons verlaatende, bevelen Wij Ul. ^ befcherminge Godes. Gefchreven in den Hage den 9 Maart 1795. Het eerfte Jaar der BataafTche Vrijheid. Ter Ordonnantie van de Provifioneele Reprefentanten voornoemt* Cgeteekendj S p O O R S» Ik verklaare te erkennen en eerbiedigen de onvervreemdbaare Regten van den Mensch en van den Burger, zoodanig als dezelve door de provifioneele Repraefentanten van het Volk van Holland plegtig verklaard zijn bij der zeiver Publicatie van den 31 Januarij 1795.: en aweere dezelve in mijn Ampt of Bedieninge i voor zoo veel in mij is, te zullen handhaven: — ook zweer ik, dat ik mede den Volke van Holland , in welks boezem ik erkenne de eigenlijke Oppermagt te berusten ,. als ook deszelfs Vertegenwoordigers gehouw en getrouw zal zijn, en voors dat ik alles zal doen, wat een goed en getrouw fchuldig is en behoord te doen. Dat zweere ik 1 No. a.  VRIJHEID. GELIJKHEID. BROEDERSCHAP. Aan de provlfioneeïe Repre* fentanten van het Volk van Holland. Burgers Reprtfent anten! .Dij ons ontfangen zijnde Uwe Aanfchrijving van den p dezer, om, volgens bijgevoegd Formulier, zelve af te leggen, en van alle Geestelijke en Waereldlijke Amptenaaren af te vorderen zekeren Eed; hebben wij den zeiven, als mede deze Uwe Aanfchrijving ernftig en rijpelijk overwoogen, en daar bij zoo vecle bedenkingen en zwarigheden gevonden , dat wij van ons niet hebben kunnen verkrijgen, dien Eed zelve te doen, of van anderen af te vorderen ; zijnde wij voornemens, om deze onze bedenkingen en zwarigheden, die niet alleen bij ons rcfidcren , maar bij een zeer aanzienlijk gedeelte onzer Medeburgeren in deze Gemeente, zoo dra mogelijk in eene ampele Memorie aan U voor te dragen , U intusfehen verzoekende met het afvorderen van dien Eed te willen fupercederen, en daar van aan alle de Municipaliteitcn der refpective Steden en Plaatfen van Holland Aanfchrijving te doen; gelijk wij, zoo veel de kortheid des tijds dit heeft toegelaaten, aan dezelven van dit ons voornemen kennis hebA 3 ben  < 6 > ben gegeven , en verzocht met het doen en afvorderen van meergemelden Eed voor als nog te fupercedeeren, tot dat zij de bedenkingen en zwarigheden zoo voor onze Gemeente als van ons zeiven , tegen den zei ven, in voorlz. Memorie, zouden gezien en overwogen hebben. Heil en Broederfchap! ieydïn De provifioneele Raad der den 17 Maart Gemeente van Leyden. 1795. Ter Ordonnantie van Het eerfte Janr demelven. der E ataaffche £ Getekend,) Vrijheid. H. de PECKER. Na, 3.  N». 3. ExtraSi uit de Decreeten der Vergadering van de Pro* vifimeeh Keprefent anten van V Folk van Holland, Woensdag den 19 Maart 1795. Het eerfte Jaar der Bataaffche Vrijheid. Is geleezen, eene Misfive der Municipaliteit der Stad Leyden, inhoudende bedenkingen tegen het doen van den door deeze Vergadering gearresteerden Eed. Waarop gedelibereerd, en het advis van Commisfarisfen , tot het onderzoek deezer zaak benoemd , gehoord zijnde, is goedgevonden, dat, aan de Municipaliteit van Leyden zal worden gerefcribeert: dat de Provifioneele Repraefentanten van het Volk van Holland, met geen minder bevreemding dan bewondering, uit de Misfive van den Provifioneelen Raad der Gemeente van Leyden hebben vernomen, dat dezelve Raad had kunnen goedvinden, om hangende hunne delibera« tien over het doen van den Eed, bij onze aanfchrijving van den 9 Maart I79S- geordonneerd, aan alle de Municipaliteiten der refpeftive Steden en Plaatfen van Holland, althans zoo veel de kortheid des tijds aan denzelven Raad heeft toegelaaten te verzoeken, om met het doen en afvorderen van denzelven Eed voor als nog te fupercedeeren , tot dat de voorn. Raad zijne bedenkin- A 4 zcü  < 8 > gen en zwarigheden tegen denzelven, in eene te formeeren Memorie, in Onze Vergadering zoude hebben overgebragt : En alzoo deeze Onze Aanr fchrijving niet alleen voor zig zeiven heeft getoond te miskennen, maar ook anderen, welke bereids daar aan , of geheel of gedeeltelijk mogten voldaan hebben, daar van te dehorteeren , en daar door de Souveraine magt, welke uit naam van het Volk van Holland , door onze Vergadering provifioneel word uitgeoeffend te infringeeren, en zoo veel in hun is in deezen kragteloos te maaken. Dat de voorn. Raad der Gemeente van Leyden, overdenkende de gevolgen welke uit zodanig een handelwijs, wannéér dezelve alommc plaats had, in de tedere omftandigheden, waar in het Vaderland zig bevindt, zouden moeten ontftaan 1 wel overtuigd zal zijn, dat zodanig een conduite door ons met geen onverfchiiligheid kan worden aangezien en geleeden, en dat de yerpiigting' welke daar en tegen op ons ligt om te zorgen dat de Wetten en Ordonnantiën , die wij in onze voorn, qaaliteit ten beste van het voorn. Volk van Holland, gemeend hebben, provifioneel te moeten maaken, ftiptelijk werde nagekomen en alle kwaadwilligen daar door wederhouden worden, om de pas bevestigde authoriteit des Volks van Holland te ondermijnen, en was 't mogelijk om verre te werpen ; en derhalven, dat wij in officio verpligt zijn, om de voorn. Aanfchrijving door den Raad der Gemeente van Leyden aan 'de Steden en plaatfen deezer Provincie gedaan ? te verklaaren voor nul en van onwaarde, dezelve houdende als niet jjetekend: met last aan den voorzeiden Raad, om m  < 9 > «ig daar van, in het vervolg te wagten, en om voorts hunne voorn. Aanfchrijving in te trekken en alzoo te zorgen , dat door hunne interventie geen verdere hinderpaalen aan de executie van de Orders en Wetten, door deeze Vergadering naar bevind en omftandigheden van zaaken gegeeven, werden tocgebragt. En dat voorts aan denzelven Raad der Gemeente van Leyden zal worden aangefchreeven, gelijk gefchied bij deezen , om den voorn. Eed, van alle Geestelijke cn Waereldlijke Amptcr.uaren te moeten afvorderen zodanig en in dier voegen , als zulks bij onze Aanfchrijving van den 2 Maart 1795. breder is uitgedrukt. Accordeer: met de voorfz» Decreeten. DIRK de W E I L L E, A 5 No. 4.  N°, 4. "VRIJHEID, GELIJKHEID, BROEDERSCHAP. Aan de Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland. Burgers Representanten! Het Extract uit de Decreten uwer Vergadering, Van 19 dezer, hebben wij dezen morgen wel ontvangen , waarvan wij bij dezen aan U kennis geeven, terwijl wij over den inhoud en de forme van dat uw Decreet ons voor het tegenwoordige niet zullen inlaaten, naardien aan U uit de hiernevensgaande Memorie overvloedig zal blijken, waarom wij vermeenen niet te mogen obediëeren aan uwe herhaalde aanfchrijving, om den Eed, volgends 't formulier op 9. deezer vastgefteld, van alle Geestelijke en Waereldlijke Amptenaren aft tevorderen, ffeil en Broederfchap! leyden De Provifioneele Raad dei? den 11 Maart Gemeente van Leyden. 1795. Ter Ordonnantie van Het eerfte Jaar denzelven. der Bataaffché ( Getekend, ) Vrijheid. ' J. P. DOZY. No. 5,  VRIJHEID. GELIJKHEID. BROEDERSCHAP. fis Provifioneele Raad der Gemeen* te van Leyden. Aan de Provifioneele Representanten van hei Volk van Holland. medeburgers! D e Provifioneele Raad der Gemeente van Leyden, ontving met verbaazing uwe aanfchrijving van den 0. dezer, met den daar bij gevoegden Eed. Alle de leden van denzelven fchenen op het zelfde oogcublik de onbegaanbaarheid van denzelven te gevoelen , en bragtejj hunne afkeurende ftemmen, op vcrfchillcnde beweeggronden rustende, uit ; terwijl een zeer notabel gedeelte onzer Medeburgeren , verwittigd door de nieuwspapieren van uwe op handen zijnde aanfchrijving, de gevoelens yan den Raad met hunne gevoelens bekragtigde.Hieruit is voortgevloeid, dat wij, dien eigen dag nog, en aan uwe Vergadering en aan alle Gemeenten, die in dezelve Gecommitteerden zenden, circulaire Misfiven hebben afgezonden, houdende berigt van onze bedenkingen tegen het doen en het afvorderen van dien Eed, en van de .zwarigheden, waar door wij ons buiten ftaat bevinden, om aan die aahferpijying te kunnen voldoen. Wij fee-  t{ n > begrepen, dat de gronden , waar op dit befluit van den Raad rust, en die wij in deeze Memorie zullen voordragen, zoo bondig en onwederlegbaar zijn in zich zeiven , dat zij alomme eene volledige overtuiging met zich brengen, en des achtede de Raad zich verplicht om fpoedig en onverwijld daarvan kennis te geeven , ten einde te voorkomen, dat die Eed bij overijling niet hier endaar gedaan werd, het welk de verwarring zoude vermeerderen , wanneer de Ingezetenen, bij een nieuw Raadsbefluit van u, daar van weder zouden moeten worden ontheven, naadat gij van de bondigheid onzer bedenkingen, gelijk wij vertrouwen, zpudt zijn overtuigd geworden. Hier ziet gij derhalven , Burgers Reprefentanten van het Volk van Holland ! het verhaal van het ten deezen bij ous gebeurde , en de gronden van ons gehouden gedrag. Wij vertrouwen dat zij uwe goedkeuring zullen wegdragen, en hier mede gaan wij ter zaake over, om u onze bedenkingen voor te dragen, waarom wij ons bezwaard vinden om den ons toegezonden Eed te doen , en aftevorderen. Dezelve zijn drieledig. Voor eerst' lopen zij over het doen van Eeden in het algemeen: ten anderen tegen den inhoud van deezen Eed zeiven, en eindelijk tegen het voorfchrift van afvorderine-. Wat het eerfte betreft. Wij zullen niet bijzonder aandringen op de bedenkingen, die reeds zoo dikwerf als regtmatig zijn voorgedragen , tegen het vermenigvuldigen der Eeden , noch trachten aan te toonen , dat in het tegenwoordig geval, geene zodanige allerdxingendfte redenen voorhanden zijn, die het doen  *€ 13 > doen van denzelven zouden billijken. Wij zullen ook in geen onderzoek treden, of, in het algemeen genomen, de Eed öp zich zeiven, en de daar aan verbonden zedelijke Verplichting, met meer verbindende kragt werkt op de gemoederen, dan de fchrik der ftrafFe op het overtreden van denzelven vastgefteld, en bij gevolg, of niet de Eed zelve daar door ten eenemaalen overbodig wordt ; en zulks vooral bij eene Natie, bij welke men, door het aankweeken van menfehenhaat en bijgeloof, onder het vorig bedorven Gouvernement , alle gevoel voor de eeuwige wetten der rede verflikt, en alle eerbied voor de heilige voorfchriften van den Godsdienst, niet weinig gepoogt heeft te vernietigen. Maar, Med eburgers! wij zullen de zaak voornaamlijk befchouwen uit het oogpunt, of het doen van Eeden in den tegenwoordigen ftand onzer betrekkingen, na de gelukkige omwending van het Politiek beftuur in ons Vaderland, en de daar bij erkende rechten , nog met reden kan gevergd worden. En dan moeten wij aanmerken, dat in een vrij Gemeenebest eene regcering plaats heeft van wetten. — Dat deeze wetten niet zijn het maakzel van éénen of van eenige weinigen, die dezelven van hunne fteeds waggelende troonen, met eene bevende ftemme afkondigen; maar dat het wetten zijn van het geheele volk, met nadruk door hunne gerugfteunde Reprcfentanten uitgefproken. Zodanige wetten, bekragtigd met 's volks alvermogen , hebben geen bovennatuurlijk verband noodig. Die het volksbelang zoude durven verraden, moet de geheele kragt van het gefchonden volk tot ftraf  14 > firaf vali zijne euveldaad ondervinden, en door hetzelve verpletterd worden. Geene verzagting, geene vergoelijking; kan gedoogd worden; voor de wet zijn allen gelijk, en het zwaard der rechtvaardigheid, door het volk opgeheven, treft zonder aanzien van Perfoonen ; en ondefcheidt niet tusfchen kleinen en zó p;ezegde grooten. Wat derhalven onder de veelerlije gedaanten van het despotiek beftuur kan nuttig zijn, is overbodig bij een' vrij volk ; zodanige magtelooze verordeningen, veelal het bolwerk voor de onrechtvaardigheden der despooten, en het welk cenige gerustheid aan hunne wrocgende zielen verfchaft, is onteerend voor een vrij volk, dat door Burgerdeugden beftaan moet. Bovendien.is het maatfchappelijk beftuur niets anders dan eene burgerlijke inrichting.Bij de alom in ons Vaderland erkende Rechten van den Mensch wordt niets voorbehouden, dat eenigen zweem heeft van bovennatuurlijken invloed. Alles bepaalt zich tot burgerlijke Rechten en tot burgerlijke betrekkingen, en zij, die, aan het aanroepen van den heiligen naam van het Opperwezen geene oorzaak tot verplichting zouden meenen te. moeten vinden, zijn daar door niet in het minfte, in hunne Burgerlijke Rechten, minder gefteld dan hunne andersdenkende Medeburgers. Het maatfchappelijk contraél is gemaakt tusfchen mensch en mensch 5 maar geenzïns tusfchen menfchen, die, bovendien, nog al voorens in eenige hoegenaamde bovennatuurlijke begrippen zijn overeengekomen. Het vorderen van Eeden , I derhalven , loopt buiten de aangegaane verbinctenis; deeze roept geene overeenkomsten in, die, hoe hei*  < 15 > heilig en eerbiedwaardig op zichzelven, echter niet in het: Burger -contract begrepen zijn. Het waren buiten twijffel ook deeze en foortgelijke bedenkingen , die de Franfche Republiek hebben bewogen , om het doen van alle Eeden aftefchaffen, en de kragt der wet en de zekerheid, dat dezelve op het hoofd der fchuldigen Zal nederkomen, vooralle waarborg van plichtsbetrachting aan te neemen ; en daar wij dit groote voorbeeld voor ons hebben, meent de Raad van Leyden, dat hij op zijne hier te vooren geopenbaarde gronden, veilig rusten mag; en althans te mogen verwagten, dat het doen van Eeden voor altoos onder de Bataven, zoo al niet door uwe vergadering, althans eerlang door eene Nationaale Vergadering zal worr den afgefchaft. Wij komen thans tot den inhoud van den Eed zelf. En hier moeten wij vraagen, wat de bijvoeging beteekend, te zweeren gehouw en getrouw tc zijn aan de Hollandfche Natie, en aatt haare Vertegenwoordigers ? Immers een van beide moet waar zijn, die Vertegenwoordigers moeten hunnen plicht betrachten, en, eerlijk en ter goeder trouwe, de aan hun vertrouwde belangen van het volk behartigen — of niet. Is het eerfte waar,^dan is het ook zeker, dat deeze bjjvoeging overtollig is, want dan zijn de vertegenwoordigers der Natie in de Natie zelve begrepen, en zij konnen nooit afzonderlijk befchouwd worden. Die de Natie trouw, zweert, doet het ook aan haare eerlijke Vertegenwoordigers; want derzelver eerlijke Vertegenwoordigers , hebben geene andere belangen dan de Natie; zij zijn de Natie. Maar  < i6 > Maar heeft het jregendeel plaats, en ohtaarten die Vertegenwoordigers in eigenbelangzoekers, in Ariftocraten, die aan hun bijzonder belang,' en het belang hunner Familien , de belangen van het volk opofferen , in welk eenen allerfchroomlijkften tweeflrijd zoude dan de eenvoudige Burger , die onvoorzigtiglijk den Eed van trouwe aan de Volksvertegenwoordigers had afgelegd, gebragt zijn? hij zoude dan alleen rampzalig kiezen moeten, om, of te misdoen tegen zijn Vaderland, of tegen zijnen God, eu de plichten te fchenden aan een van beiden verfchuldigd. Hij zoude moeten kiezen, om, of een fatelliet van de onderdrukkers zijner Medeburgeren , of een volkomen Mcinëedige te worden. Het ware ten hoogften beledigende voor deeze vergadering, indien wij ons hier eenige hoegenaamde uitwijding zouden willen veroorlovenr; indien wij zelfs den fchtjn van vermoeden zou-den willen voedzel verfchafFen; dien gij met ons verfoeit. Neen, Medeburgers! wij fpreeken vanf geene dan eerlijke bedoelingen, van geene dan waardige Volksreprefentanten ; maar even zuivef waren ook de bedoelingen der Municipaliteit varf Leydens Gemeente, toen zij in haare Refolutie van 14. Febr. aan haare Medeburgeren een Eedformulier van dezen inhoud voorflelde: „ Ik beloof en zweer getrouw te zullen zijn „ aan de Gemeente van Leyden, en aan den „ Raad, door haar verkooren; en met al mijn ,, vermogen te zullen handhaaven den vorm „ van Beftuur, welke den 31. Januarij 1795. „ door de Reprefentanten van het Volk van ■„ Hol- /  < 17 > „ Holland bij Publicatie is afgekondigd; af„ ziende van he: vo ->iig, en van allen Be,, fliiui , welk niet op de gronden van Vrij„ heiden Gelijkheid gevestigd is." Dan zints werden ons zodanige bondige bewijzen en bedenkingen tegen denzelven voorgedragen , waar op de Raad niet heeft geaarzeld, van zijn onfchuldig dwaalpad te rug te treden, en den Eed te veranderen in het volgend Declaratoir: „ Ik verklaare als een eerlijk man, de gron„ den van Vrijheid, Gelijkheid, Broeder„ fchap, ondeelbaare Souverainiteit des Volks, en de onvervreemdbaare Rechten van den „ Mensch en Burger, te houden voor de „ eenige waare gronden der Maatfchappij, „ en dczelven lïeeds met al mijn vermogen te zullen voorftaan en handhaaven, zo als „ die ontvouwd en toegepast zijn op ons „ Hollandfche Volk, volgens den geheelen in„ houd der Publicatie van 31. Januarij 1795. „ het eerde Jaar der Bataaffche Vrijheid." Op dit oogenblik doen wij hier, met voldoening aan ons zeiven, deeze openlijke betuiging van de onwillige vergisfing, die bij ons heeft plaats gegrepen, waar in wij door het oud gebruik en duurzaame gewoonte, zagtelijk zijn henen gefleept, en kunnen niet anders dan bij u dezelfde gevoelens onderftellen ; en op deezen grond moeten wij ter uwer verdere overtuiging u voor den geest roepen, hoe grievend, hoe vernederend het voor onze Medeburgeren zijn zoude, indien zij andermaalen zich verpligt vonden, oin aan PerB fo8«  < i8 > foonen zich door ecnen Eed te moeten verbinden. Immers toen wij ons juk hebben afgefchud, hebben zij dien fchandelijken dienst met blijdfchap afgefehaft, en met toejuiching, in ftede van denzelven, djn dienst der wetten aangenomen ; het is aan deezen en aan geen' anderen dienst, dat zij hulde zweeren, of als vrije mannen zweeren kunnen. Hoe dikwerf, helaas! hebben zij niet, die nu met recht de liefde van een vrij volk waardig waren, daarnaa het pad van eer verlaaten, en zijn de vervloeking van het zelve, in ftede van deszelfs hulde en trouwe, waardig geworden. Hier voor ftaat de vrije Burger bloot, zoo hij onvoorzigtig aan Perfoonen trouw zweert; en het is hierom, dat hij, die zoo omzigtïg is op het aangaan van verbindcenisfen, om dat hij ze heilig naarkomt, het doen van zodanigen Eed, zonder te aarzelen, verwerpt. Hier bij moeten wij aanmerken, dat volgens uwe aanftelling de Ptovifioneek Reprefentatie van het Volk van Holland in uwe vergadering huisvest; de Eed derhalven die aan uwe Perfoonen zoude móeten gedaan worden, zoude dan ook maar Proviponeel zijn kunnen ; maar hier van komt geen bepaal ing in denzelven voor. En zullen dan, wanneer dit tegenwoordig Provifioneel beftuur in een algemeen verandert, zij, die deezen Eed gedaan hebben, daar dan ook weder van ontflagen worden? Welk e éne afwisfeling, welke fpeeüngen met den heiligen Eed! ' Maar bovendien ontvangt de maatfehappij geene verzeekering van zodanige Eeden. De waare vrijheidsvriend zal het afleggen van denzelven weigeren,  ♦({ 19 > ren, en anderen zullen ligcvaardig genoeg zijn, om denzei .-en te doen, zonder van denk- of handel wijze te veranderen. Keert terug, Medeburgers! tot het rampzalig tijdvak, dat wij zoo pas zijn uitgeworsteld; dat ieder in zijnen boezem taste en oordeele, wat kragt men aan gedwongen Eeden '— aan Eeden, die men doen moet om zijn beftaan te behouden, hebbe toetefchrijven. Neen, neen, de waare verzeekering voor het maatfchappelijk verband rust eeniglijk in de verlichting der Burgeren. Zoo deezen hunnen pligt en hun belang algemeen kennen, dan zullen zij •de heilige rechten van bet menschdom, met geene fchendige handen, aangrijpen; en zoo zij ten deeze nog to* die höogï* niet zijn opgeftegen, maar nog In het duistere omdwalen, dan zal hun bezcf van de heiligheid van den Eed ook geene zoodaanige diepe groeve in hunne harde harten indrukken, dat zij daardoor dat levendig gevoel bekomen, 't welk huö in ftaat ftelt, om tegen alle de begogelingen en ilreelende verleidingen van het eigenbdang en valfchen hoogmoed befiaud te blijven. Laat ons nu eindelijk tot het voorfchrift komen van afvordering. Gij begeert d:x de voorfchreven Eed worde afgelegd door alle Geestelijke en Waereldliike Ambtenaaren. Dan, Mede* burgers! die Eed bedoelt om, of de Ambtenaars in het bijzonder te verbinden tot het wel waarnemen hunner Posten, of wel in het algemeen tot het voorftaan van de gelukkige verandering in lïë6 Politiek beituur voorgevallen. In het eerfts geval B % ïaoesï  < ao > meest in den Eed geene ingewikkelde hulde aan. het tegenwoordig Gouvernement of de tegenwoordige adminiftratie voorkomen , maar hij moest het bepaald verband bevatten, om hunne Posten als mannen van eer waarteneemen; en ondertusfehen hiervan vinden wij geen enkel woord in denzelven. Hij mist derhalven alles, waarom hij gegeven is. Was het twede uwe bedoeling, en vorderde gij een zoo gezegden Conftitutie-Eed , dan moest die Eed niet alleen door de Ambtenaaren, maar door het geheele Volk, worden afgelegd; want waarom dien meerder gevergd van den beambten dan van den ambteloozen Burger; daar het behoud der Conftitutie aan beiden even waardig en dierbaar is, en de Beampten zich door dezen algemeenen Eed niet bijzonderlijk in hunne bijzondere betrekkingen als Beampten verbinden? Maar dan zoude de afvordering van dien Eed ook deeze ongerijmdheid in zich bevatten, dat de Natie, hulde zweerende aan zijne Vertegenwoordigers , die zij zelve daar toe verkozen heeft, inderdaad zoude hulde zweeren aan zich zeiven. Zoo zeker is het, dat een Nationaale Eed niet kan te pas komen; maar dat zoo dezelve moet worden afgelegd, dezelve niet moet gedaan worden, door de Natie aan haare Vertegenwoordigers, maar door de Vertegenwoordigers aan de Naiie, die zij baare dierbaarfte belangen toevertrouwt, en tot zulke aanzienlijke Eerposten opvoert. Vervolgens is het ons zeer bijzonder voorgekomen, dat gij in uw voorfchrift gewag maakt van Geestelijke Ambtenaaren. Deze zijn altoos mon-  < 21 > monftcrs in een vrij Gameenbest. De Kerk en de Staat hebben niets gemeens met malkander, en het wordt meer dan tijd, dat d"ze onnatuurlijke vereeniging, die het menschdcmi op zoo veel bloeds en traar.cn te ftaan kwam, in ons Vaderland, nu het zijn Beftuur op onbevooroordeelde wijsheid en billijkheid mag vestigen , geweerd worde. Dat de duizende flagtoffers, die zij zelfs in ons Vaderland heeft voortgebragt; dat de onmenschlijkheden en euveldaden, waaraan zij zich aan onze Voorvaderen heeft fchuldig gemaakt, niet dan met fchrik en afgrijzen in 's Lands Gefchied-boeken herdagt worden, en dat alle dezen het tegenwoordig geiïagt ten baake verftrekken, om zich in dien grondpoel van menfehenhaat en eindelooze vervolgingen, niet weder onberaden ter neder te Horten! En welke toch zouden de Geestelijke Ambtenaars zijn, die hier eenigzints zouden kunnen bedoeld worden? De Leeraaren van de vcrfchillende Gezindheden buiten de Leeraars van de Gereformeerde Kerken, de Pastoren en Capellaanen, de Rabbijnen der Joodfche Natie, zijn nooit op ccniger maniere als zodanig befchouwd, en wij kunnen niet zien op welken grond zij alhier eenigz'nts zouden kunnen aanfpraak maaken op dien titul. Zouden het dan de Leeraaren zijn der Hoüandfche, Engelfche en Walfche Kerken, om dat zij uit 'sLands Casfe betaald worden; 't is meer dan te verwagtcn van de billijkheid en wijsheid der Nationaale Vergadering, dat deeze ongelijkheid haar doorzigtig oog niet ontfnappen zal, en dus is het te voorzien, dat deeze onderftelde waardigheid van B 3 Gecs-  *(£ 12 Geestelijke Ambtenaaren, toch, van geen langen du r voor hun zijn zoude, maar dat de verordeningen der Nationaale Vergadering, in alle betrekkingen der Burgeren, het zegel zal hechten o >. e zo veel beteekenende eri zoo heilzaame pligten van Vrijheid en Gelijkheid, en algemeene Broederfchap. Wij geven derhalven, Medeburgers ! U hierbij ter overweging de bedenkingen, die bij ons zijn opgekomen; bedenkingen , w ier bondigheid ons aanfj oort om te vérwagten , dat gij bij nadere deliberatie zult afzien van ons te eifchen, dat wij dejzen Eed doen, of denzelven van onze Kedebaigeren afvorderen. Heil en Broederfchap ! leydin De Provifioneele Raad den 21. Maart '' der Gemeente van 1795. Leyden. Het eerfte Jaar Ter ordonnantie van. dei Bataaffche denzelven. Vrijheid, , (is geteekend:} J, P. DOZY.  VRIJHEID. CET.TJKHEID. BROEDERSCHAP. De Provifioneele Repnfentanten van het Volk van Holland, aan den Provifioneelén Ri ad der Gemeente van Leyden. medeburgers! U we Misfive van 21 Maart laastleden waar bij gij den ontfangst van het extract uit de deereeten onzer Vergadering van den 19. deezer accufeert, en de daar nevensgaande Memorie is in onze Vergadering met dien aandagt en bedaardheid geleezcn, welke het gewigt deezer zoo belangrijke als tedere , en tot zoo veele onderfcheidenè confideratien aanlf iding gevende zaak vordert. Gij weet zoo wel als wij, Broeders, dat eene zaak uit verfcheiden oogpunten kan worden befchouwd; en dat men in eene zaak van zoo veel uitzigten, als het fujet van uwe Memorie is, en van deezen brief zal zijn, geen beflisfenden toon behoort aan te nemen , nog eene daad te doen, welke, van hoe groote gevolgen die ook zij, niet weder kan ontdaan worden, voor en aleer men tijd en geduld genomen heeft, om derzei ver voornaame oogpunten oplettend af te zien. B 4 On-  *€ H > Ond Ttusfchen willen wij u, als Mannen Broeders, g-beden hebben, eens te overwegen, of gij wel die.i tijd geb nikt en dat geduld gehad hebt, welke tot de koelzinnige overweging van dit onderwerp en alle deszelfs omftandigheden, en van de gevolgen van het gedrag, dat gij ftondt te houden, nodig zoude geweest zijn? Wij ten minsten kunnen dit naauwlijks prefumeeren ? daar gij niet eens in gerioegzaame aanmerking fchijnt genomen te hebben het onderfcheid, dat er is tusfchen de afvordering van eenen Eed van de Ingezeetenen, en tusfchen die afvordering van zeekere Amptenaaren, die in den Eed aan de Ingezeetenen, dat is, aan het Volk van Holland behoren te ftaan, zullen zij in den dienst des Volks aangenomen, of roegelaaten worden. Uwe overhaasting, om te zorgen, dat wij , door u voorgeligt zijnde, niet mogten genoodzaakt worden, de Ingezeetenen bij een nieuw RaadsbeJJuii, van den gedaanen Eed te ontfaan; uwe argumenten, van den eenvoudigen Burger ontleend, die onvoorzigtigtijk den Eed van trouw aan den Volksvertegenwoordiger had afgelegd, en van die ongerijmdheid, dat de Natie, hulde zweerende aan haare Vertegenwoordigers, hulde zweren zoude aan zichzelven: Deeze en foortgelijke uitdrukkingen, ook de geheele houding uwer Memorie, en de door u zeiven gedaane erkentenis, dat gij tegen ons redeneert, als of wij misfchien een zoo gezegden conftitutie Eed vorderden. Dit alles zegden wij , bewijst ons, dat gij niet bedaard genoeg in aanmeiking hebt genomen, dat er zelvs. geen fchijn is, dat wij zouden bedoeld hebben % eenen conftitutie of Nationaalen Eed te YQJ--  < *5 > vorderen; daar het zeer klaar is , dat wij alleen eenen Ampts of bedienings-Eed vorderen , aangezien wij, in Onzen Brief van aanfchrijving dit zoo duidelijk en uitgebreid te kennen hebben gegeven, dat het ons onbegrijplijk voorkomt, hoe men, bij zoo veel oordeel en bekwaamheid, als uwe Memorie aan den dag legt , heeft kunnen befluiten om zich in zoo ampele en algemeene raifonnementen , tegen het gebruik van den Eed, en bepaaldelijk tegen eenen conftitutie-Eed heeft kunnen uitlaaten , welke in cas fubjecl, hoe gegrond zij anderzints ook mogten wezen, nergens toe dienen , dan dat we daar uit al verder tot ons leedweezen ontwaar worden, dat deeze hier zoo nodige onderfcheiding, bij UI. niet is gemaakt, noch de gevolgen overdagt zijn , welke het openlijk verzetten tegen ons Decreet zou moeren hebben; want hoe zeer wij , bij ons antwoord op den uwen van 17 Maart, u aanleiding geven om die gevolgen eens in te denken, welke uit uwe handelwijs , in de tedere omftandigheden van het Vaderland, zouden moeten ontdaan, nogthans leert ons de fmertelijke ondervinding, dat we u, bij deeze indenking niet eens hebbsn kunnen doen ftilftaan. Wij zullen ons derhalven in geene discusüe inlaten over den inhoud van uwe Memorie, waar in buiten twijffel, de zaak abftract befchouwd zijnde ,veele gegronde aanmerkingen gevonden worden, en die buiten dat bij ons reeds wel bekend en erkend waren; zelvs fchroomen wij niet te verklaaren, dat wij met hart en ziel wenschten, dat het tegenwoordig zoo veege Vaderland, (ja! BroeB 5 ders!  < 26 > ders! het hooge woord zal er uit moeten:) zich in dien ftaat en omftandigheden bevond, dat we naar de beginfels, in uwe Memorie vervat, onbelemmerd konden handelen. Bij onze aanfchrijving van den 9 Maart 1795., gaven wij reeds te kennen, dat wij, door ons Decreet, alk confufie en verwarring wilden voorkomen. Bij ons antwoord op den uwen , van j 7 Maart fpraken wij, met voorbedagte voorzigtigheid van de tedere omftandighedenwaarin ons Vaderland zig bevond; wij hoopten, dat gij daarop agt geven, en er uit begrijpen zoudt, dat wij daar bij veel meer dagten, dan we nop; raadfaam vonden rondelijk te zeggen. Dog wij zi jn in deeze onze hoop, hoe zeer wij onderftelden aan kundige Burgers te fchrijven, wien meestal een enkeld woord genoeg is, ongelukkiglijk te leur gefteld. Want immers ! Leyden was niet zoo ver van 's Ilaege afgelegen, dat gij u in de onmogelijkheid bevond, iemand herwaart te zenden, om mondeling opening te vragen van 't geen wij zijdelings gezegd, en getoond hadden aan 't papier niet te durven toebetrouwen! Hadt gij zeiven niet uwe Gedeputeerden in onze vergadering, door en bij welken gij nadere verklaring van 't geen wij zoo kennelijk agterhielden, had kunnen vragen? In plaats van dat alles, gaat gij voort, ons den zoo kostbaaren tijd te beneemen, welke alleen aan de redding van 't zinkend Vaderland moest gewijd blijven! Gij dwingt ons , papieren met u te wisfelen, welke wel haast eene algemeene publiciteit zullen hebben, en daar in, tot uwe zoo ïnoeijelijke overtuiging dingen te zeggen , van wel-  < 27 > welke we in de daad geloven, dat de publiciteit voor als nog min of meer ontijdig is Weet dan, Medeburgers ! Dat Vaderland en Vrijheid zich in het ailereminenst gevaar bevinden, en zulks uit verfcheiden oorzaaken. In den eigen boezem der Natie bevindt zich eene menigte van menfchen , welke de begfaièjs van vrijheid en gelijkheid haaten, en niets meer wenfcnen, dan de Natie tot haare voorige fiavernij terug te brengen , en bij eene van nieuws in te voeren despotisme of ariftocratisme, indien dit mogt gelukken , zig daarmede onmiddelijk te vereenigen : Dit weet gij zoo wel als wij. Dog welk middel weet gij, om alle de zulken van alle municipale, judicieele , militaire zoo te water als te land, en zelvs ook van kerkelijke offiden en bedieningen uit te fluiten ? Gij zult oordeclen, dar de.geprojecteerde Eed daar toe niet fufficient is; dog genomen dit ware zoo! Zegt ons dan, om de liefde der waarheid , welk berer en fufficienter middel gij aan de hand weet te geven? 't Geen men in 't jus naturale en morale van den Eed zegt, is ons ook wel bekend ; dog volgt daar uit, dat alle menfchen zoo redeneren ! Zijn wij thans in dien ft at, waartoe we wenfchen, dat de gehoopte Nationaale Vergadering komen zaT>dat alle andere engagementen, dan die met het plegtig woord van eer en deugd worden aangedaan, onnodh gekeurd en afgefchaft zulbn worden; En indien gij dit niet durft bevestigen, gelijk wij vertrouwen, dat gij niet zult, waarom mag de Natie dan geen gebruik maaken van de n<->g plaatshebbende , en volgens de aigemeene denkwijs zeer ver-  < *3 > verbindende plegtigheid, om haare vertegenwoordigers , om haare amptenaaren, om haar zee - en land officieren, om alle openbaare volks - onderwijzers aan zig te engageeren , ten einde te meer vertrouwen op hen te kunnen ftellen. Ons is een Ichroomelijke Oorlog op handen; de armée moet gereorganifeerd, de marine uit haare nietigheid opgebeurd worden, het ontbreekt misfchien aan een aantal vanbekwaame officieren, die de beginfels van vrijheid en gelijkheid par principe toegedaan zijn, en dat genoegzaam is om deeze helaas ! neg zoo noodzaakelijke corpora, in ftaat van werkzaamheid te brengen : Men erkent algemeen, dat zulke landen zee - officieren , welke aan de -Natie, die hen aanftelde, hulde en trouw gezworen hebben, eerloos worden en infaam, als zij dien Eed breeken, het Vaderland verraden, of met hunne onderhebbende fchepen en manfehappen, tot den vijand overlopen, zelfs dat zij, die hebben kunnen befluiten dien Eed van hulde en trouw te doen , wanneer zij dien verbreeken, ook voor de partij waartoe zij overlopen , onbruikbaar worden , aangezien een verrader, hoe voordeelig het verraad ook zij, bij al de wereld een veragtelijk fchepfel is: Maar niet tegenftaande dit alles, verbiedt gij ons, dit eenigfte middel, dat hier toe overig is, te gebruiken. Geestelijke amptenaaren! zijn in uw oogmonfters in een vrij gemeenebest, en is ons overvloedig bekend, wat op dit'point gezegd kan worden. Dog zonder in die fubtiliteit te treden, of veele der genen, welken onder deeze benaming bedoeld worden, als amptenaartn kunnen worden geconfi- de.  < 29 > dereerd; en zonder te oordeelen, wat de Verwagt wordende Nationaale Vcrgedering daar omtrend volgens uw begrip meer dan waarfchijnlijk al of niet doen zal ; zoo confteert het immers tog in fafto, dat ons land vol is van openhaar e onderwijzers, niet alleen in allerlei takken van werenfchap, maar ook in den Godsdienst, en dit laatfte, na genoeg naar ïlle mogelijke wijzen van denken , zijnde alle dezelven ook, naar de verklaring van de Regten van den Mensch, zoo veel het burgerlijk beftier aangaat , volkomen gewettigd. Dat wij dit publiek onderwijs , onder welken tïtul het ook gegeeven wierd, bedoelden, kunt gij duidelijk zien in de aanfchrijving, welke wij, bij het toezenden van het formulier van den Eed den 9 Maart laastleden gedaan hebben. Ondertusfchen weet gij zoo wel als wij, dat de burgerlijke rust, order en eensgezindheid van de Natie, zeer veel afhangt van dit publiek Godsdienstig onderwijs. De vraag tog is hier niet, hoe het behoorde te wezen, maar hoe de zaak dadelijk ftaat? Het kan u zelvs niet onbekend zijn, dat er Godsdienstige maatfchappijen zijn, welker beginfels niet zeer ftroken met de vrijheid van denken en fpreeken, in 't ftuk van den Godsdienst, welke zoo onmiddelijk uit de Regten van den Mensch en van den burger voortvloeid, en welker onderwijzers derhal ven terug moeten gehouden worden, van hunne genoodfchappen geene andere beginfels in te boezemen, dan die met den aart eener vrije Republiek beftaanbaar zijn, of die, z zij zich daartoe niet verbinden willen , van het publiek Godsdienstig onderwijsmoeten geremoveerd worden. Hier-  < 3° > Hiertoe hebben wij ons willen bedienen vart de nog in gebruik zijnde plegtigheid, gewijzigd na de confcientieufe denkwijs van alle gezindheeden, zoo als in dit land altoos gebruikelijk is geweest. En welke plegtige verbintenis, hoe zeer we erkennen , dat het vorig bedorven gouvernement derzelver kragt gewe dig benadeeld heeft, egter tot nog toe, bij die perfonen, van welke ^wij hier fpreeken , van zeer veel gewigts gerekend wordt. Daar het nu eene geringe en nuttelooze kunst is, tegenwerpingen tegen eene zaak te maaken, indien men niets beters, of dat van gelijke kragt is, in de plaats kan Hellen, zoo zou het, onder verbetering, uwe pligt geweest zijn, zulk een beter of sequivalent middel aan de hand te geven, en niet maar eenvoudig het bij ons beraamde midael te verwerpen. Boven dit alles moeten wij uheden (want gij perst ons te fpreeken, fchoon we ongaarne alies zeggen zullen, wat we nog te zeggen hebben) nog doen opmerken dat de erbarmelijke fituatie, waar toe het geweezen gouvernement de politique gefteldheid van ons Vaderland, den militairen ftaat en de marine, als mede 's lands fchatkist gebragt heeft , eene fchreeuwende noodzakelijkheid heeft doen geboren worden, om niet alleen onraiddelijk en binnen flegts zeer weinige dagen in het rinanCieele te voorzien , maar zelvs ook zodanig te voorzien, dat de Provifioneele Reprefèntancen des Volks van Plolland, al het gezag, dat de iNatie in hunne nanoen gefield h^eft, zullen nodig hebben, om de te doene finantiëele operatie het noodig èfleét. te doen forteeren ; zónder welk gezag en effeft het maai- al te waar is, datderefpective Bond- ge-  < 31 > ^enooten niet zullen te bewegen zijn, om gelijke Vaderlandlievende pogingen te doen; en bij foute van deeze extraordinaire vereeriigtnj* en infparining van alle kragten : (laat geheel Leyden, laat Amfterdam, laat Holland, laaten alle de Provinciën het vrijelijk hooren ) zal er binnen , God weet, hoe weinig tijd, noch politie, noch armee, noch vloot, noch vrijheid, noch Vaderland meer zijn ; terwijl wij welhaast, dat God almagtig verhoede! als in een overheerd gewest, alle te famen in de uitterfte elende en armoede zullen gedompeld worden. Medeburger-! Prov'fioneele Raad der Gemeente van Leyden! overweegt hier eens in koelen bloede wat gij gedaan hebt , en voortgaat te doen! In deeze critique, in deeze aller ;evaarlijkfte omftandigheden , onderneemt gij, dit zoo hoogstnodig gezag aan de Provifioneele Reprefentanten van het Volk deezer meest vermogende Provintie te betwisten, welker voorbeeld, welker fermiteit, welker facrifices alleen in ftaat zijn, het Vaderland , indien er nog behouden aan is, te behouden! In plaats van dit gezag, door alle bedenkelijk vermogen te onderfteunen , verwoest gij het, zoo veel in u is, zoo door uw eigen gedrag als door uwe circulaire Misfives, welker natuurlijke ftrekking geene andere is, dan om eene gedugte partij tegen onze vergadering te verwekken , die eene fcheuring veroorzaaken kan , welke nog maar alleen ontbreekt om tot een middel te dienen voor hun, die ons, zonder dit, niet kunnende over eeren, ons reeds met de vlammendfte oogen der begeerlijkheid begluren a om toe te fchleten, en ons  *C 3* > ons als een Volk, dat, tegen zig zelven verdeeld zijnde, niet beftaan kan, met gemak 't onder te brengen, en van nieuws aan een ijzeren fcepter te onderwerpen. Geene bedoeling vermoeden wij zelvs bij u, om tweedragt te maaken , daar de eendragt zoo hoogst noodzaakelijk is ; maar bedoeld ot niet, daar nogthans dit rampzaalig gevolg uit uwe pogingen zoo zeeker volgen moet , als ooit eenige uitkomst voor zeker heeft kunnen gehouden worden. Zoo kunnen wij niet afzijn, dit alles, gelijk we al in den beginne gezegd hebben, aan uwe meer bedaarde overdenking aan te beveelen. En welke tog, willen we u ten laatften gebeden hebben, is de beweegreden die u tot dit onbegrijpelijk gedrag heeft aangezet? Behalven de generalia, die wanneer men fpreekt, van 't geen in fafto plaats heeft, niet zeer in aanmerking komen , zoo verzet gij u tegen het voorgefchreeven formulier, omdat daar bij wordt geftatueerd te zweeren gehouw en getrouw te zullen zijn aan de Hollandfche Natie, en aan haare Vertegenwoordigers, en bij het deduceeren van uwe zwarigheid tegen dit bijvoegfel vergeet gij het onderfcheid, dat er is tusfchen het vertegenwoordigend lichaam of het corpus morale , dat de Natie vertegenwoordigt, en tusfchen de individus of perfoonen, welke van tijd tot tijd dit corpus morale componeeren en uitmaaken; en de onoplettenheid op dit zeer reëel onderfcheid maakt , dat uw geheel argument 't welk gij bij deeze gelegenheid, met zoo veel vertrouwen veorfteldt, niet anders is (laat de uitdrukking  ^ 33 ^ Icing u niet telgen!) dan een louter Sophismaj Wij erkennende mogelijkheid, dat Reprefentanteii den Volke ontrouw worden ; doch het Volk blijft altoos in het regt, zijne Reprefentanten te veranderen, welk regt zeifs in het formulier van den Eed, onder de Rechten van den Mensch en van den Burger, bezworen wordt. Maar heeft eert Volk ook het regt, zijn vertegenwoordigend lichaam te vernietigen? 2oo ja! dan blijft het ook regt, eene volflage anarchie in te voeren, eri aldus zich zelven te verwoesten; dat immers ongerijmd is? Bij gevolg is het onderfcheid tusfchen het reprefentative lichaam ën de perfoohen, dat lichaanï tijdelijk uitmaakende ., zeer reëel. Geen amptenaar, geen eenvoudig Burger doedt eed aan den Volksvertegenwoordiger, zoo als gij asfuméert, in zijn perfoon, als hebbende deeze inhaereerende waardigheid; maar aan het reprefentative lichaam, welk de Natie blijft vertegenwoordigen én haar mond is, waardoor zij haare decreeten geeft, die vari alle Ingezeetenen moeten gehoorfaamd worden, waarom het ons toefchijnt, dat gij, voor gij tot uwen' gedaahënftap overgingt, hadt behoren te overwegen , öf niet deeze de eehige Waaie mogelijke rin van hetvöorgefchreeven Eed-formulier ware,' 't welk u uit vergelijking van dat formulier', met de verklaarde en zelfs bij dat formulier bezworen wordende Rechten van den Mensch en van den Burger, ten vollen zou gebleeken zijn ; of indien daar bij dan al eenigè bedenkingen waren, overgebleeven, zocV was onze vergadering kort genoeg bij de hand geweest, om derzei ver wsare' frieening volkomen op te helderen. C • 'v £)ï4'  < 34 > Dat ondertusfchen dit bijgevoegde , en haare vertegenwoordigers, in den nu verklaarden en gedemonftreerden zin, noodzaakelijk was, is immers blijkbaar ? Gij zegt wel, met een Houten en eblouisferenden trek , De Vertegenwoordigers zijn de Natie zelve; doch dit zult gij, bij een weinig nadenkens bevinden, niet nauwkeurig waar te zijn; de Vertegenwoordigers der Natie en de Natie zelve te wezm, is dat Broeders! één en het zelfde? Hoe Helt dan de Natie haare Vertegenwoordigers aan, en ook wederom af, zoo als zij goedvindt? Waarlijk wij zouden uw oordeel te kort doen, indien wij daarop langer wilden blijven Haan: Het onderfcheid is al te zigtbaar. Hij, die erkent dut de oppermagt in den boezem des volks berust, moet erkennen, dat het volk deeze oppermagt door zijne verkorene vertegenwoordigers, dat is, door deszelvs vertegenwoordigend lichaam uitoeffend; waardoor, en waardoor alléén, onze conftitutie ( fchoon nog maar aanvangelijk en provifioneel, zoo goed men mogelijk gevonden heeft, ingerigt, tot dat tijd en gelegendheid toelaaten zullen dezelve te completeeren) onderfcheiden is. en zoo God wil, altoos onderfcheiden blijven zal, zoo wel van eene Venetiaanfche Arifiocratie, als van eene Atheenfche Democratie. Dat voorts de Eed aan de Provifioneele Repreléntatie gedaan, (want de bewoording aan deszelfs vertegenwoordigers, willen we niet anders verHaan hebben:) ook fiegts Provifioneel is, is eene waarheid; kunnende zulk een Eed niet langer eene verbindende kragt hebben , dan de Provifioneele Reprefentatie, aan welke hij gedaan wordt, voortduurt.  < 35 > , duurt. En wanneer wij eens 't geluk zullen mögèii hebben, dat de thans plaatshebbende Provifioneele Reprefentatie van het Volk van Holland, en zo me-* de van de Provifioneele Reprefentatien van al la de Provinciën van het nog tegenwoordig fubfifteerend Bondgenoodfchap, eens zullen afgewisfeld en vervangen worden, door eene Volledige BataafTche Re-" prefentatie; alsdan zal het aan de Bataafiche Nationaale vergadering Haan, om irt den naam van h'et Bataafiche Volk, ten deezen zodanige nieuwe of andere fchikkingen te beraamen , als zij naar haare wijsheid nodig oordeelen zal. Maar tot zoo lange als dat dit gebeuren zal, moet het wetgevend gezag van de vergadering der Provifioneele Repreferttanten des Volks van Holland, van alle'de Ingezeetenen deezer Provincie en van de genoemde Reprefentanten zelven, als Burgers aangemerkt, gehoorzaamd worden; zonder dat wij daar door meenen uittefluiten die verbeeterin? der Reprefentatie Van de Hollandfche Natie, naar welke wij integendeel zeer hartelijk verlangen, en waartoe we dagelijks ernftig werkzaam zijn, niets meer wenfchende, dan dat alle de Burgers van Holland daartoe met ons medewerken. Hier mede, Zeer geagte Medeburgers! hopen wij aan alle uwe fchrupules voldaan te he'bberi, "Wij willen u uwe vrijheid, in het veranderen vart uwen ftedelijken Eed, niet betwisten, nog u de inwendige voldoening benemen, welke gij betuig* te hebben wegens uwe terugkomst van uwe voorige vergisfing; doch al waare het fchöon, dat de vergadering der Provifioneele Reprefentanten vafi het Volk van Plolland in uwe óogen minder wijss Ca efl  < 36 > en mjn.ler confequent aan de algemeen erkende* b'eginfels gehandeld hadc, ook dan nog oordeeleri we, onder verbetering, dat gij na uwe wijsheid en Vade/land'liefde ons deezen misdag, in 't bijzondei', hadt behoren onder het oog te brengen, ora onze redenen te hooren, en indien die niet voldéeden , dan te beproeven, of gij ons tot eene andere denkwijs kondt permoveren; maar dat het u niet beraamde, aanftonds te beginnen met circulaire brieven, die zoo kennelijk (trekken konden, om eene infurgeercnde Unie tegen deReprefentative vergadering' van Holland , op te werpen, en eene fcheuring te veroorzaakcn , die gemakkelijker gemaakt dan geheeld zou kunnen worden. Wie tog is de naaste aan de Reprefentatie van het Volk van Holland? Is dat de Provifioneele Raad der Gemeente van Leyden? of is het de vergadering der Provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland? En aan welke van deeze twee Provifioneele Reprefentative Liehaamen Haat het , wegens nationaale fchikkingen circulaires te fchrijven? Dat gij een imperium in impeiio zoud willen fuftineeien, geloven we niet; ook niet, dat gij het zenden van zulke circulaires zoudt willen toeeigenen aan eiken Provifioneelen Raad eener bijzondere Gemeente; doch op welk fundament gij u dan zulks"; in dit geval, en ter vertreding van het Nationaal gezag, provifioneel door onze vergadering uitgeoeffend, hebt aangematigd, moogt A] zelve zien, hoe gij het voor de Natie verantwoordt! En indien wij het ongeluk moesten hebben, van te zien , dat wij door deeze onze redenen ea  < 37 > en elucidatien niets bij u hebben gewonnen; zoo verklaren wij ons zelven, voor God, voor Holland, voor de Republiek en ;de gamfche Bataaffche Natie onfchuldig aan alle de ongelukkige, niet enkel vermoedelijke, maar zeer zekere en nabjj zijnde gevolgen, die tot het totaal verderf van Land en Volk daar uit zullen proflueeren. Maar neen, Medeburgers! Gij zult vertrouwen wij tot inkeer komen, gij zult nog eens van uwe onwillige vergisfing wederkeeren. De ijver van uwe goede vrijheids-bedoeling kan u te ver vervoerd hebben; maar nu, zoo ernftig tot nadenken geroepen, zult gij aan anderen een voorbeeld van betamelijkheid geven, gij zult den voorgeftelden Eed aan 't Volk van Holland , en aan deszelfs Vertegenwoordigers, dat is, aan deszelfs Provifioneek Reprefentatie afleggen , en dien ook van alle amptenaars of bedienaars van alle openbaare zaaken afvorderen, en al zoo uitwisfen de nadelige indrukfels, die uwe circulaires mogten gemaakt hebben , vooral, zoo gij edelmoedig wildet befluiten, hier van bij nadere circulaires legale kennis te geven. Zoo doende, zal eendragt n:" eenige magt, in bnzen tegenwoordigen ftaat van zwakheid, maaken; en in deeze vleijende hoop blijven wij, net Heil en Brotderfchnp. 's ii a o e Uit naam der Provifioneele den 23 Maart 1795. Reprefentanten van het Het eerfte jaar der Volk van Holland. Bataaffche Vrijheid. Ter Ordonnantie van dezelve 11. DIRK be WEIL L E, C 3 Nq- h  VRIJHEID. GELIJKHEID, BROEDERSCHAP. De Provifioneele Raad der Gemeens fe van Leyden , Aan de Provifioneele Reprefenianten van hei Volk van Holland* verre van daar, dat wij u den zoo kostbaaren %ijd, welke wij mer u erkennen, dat 'alleen ter red-, dinge van het zinkend Vaderland moet gewijd blijven , zouden willen beneemen, of u in eene aanhoudende briefwhfeling in te wikkelen, zullen wij thans refcribeeren op uwe ampele Misfive van 23 deezer, met welke gij ons ter beantwoordinge onzer Misfive en daar bij gevoegde Memorie van 11. te yooren w.jj .hebt gelieven te vereeren. Nimmer was rr.s oogmerk, met ons fchrijven van dien briefen Memorie, en van onzen vroegeren van 17, deezer, waar bij wij uw voorloopig kennis gaven van eenige zwaarigheeden en bedenkingen tegen het Formulier van den Eed, bij u op 9, Maart vangefteld, om ons openlijk, of in *t geheim te verzeilen , tegen zoodanig verband tusfchen de Nati2 en haare Amptenaaren en Bedienden als gij u met dat Decreet hadt voorgeiMd; noch om iS* Wj y beraamd middel van poaftrainte en voor-?  < 39 > ziening maar eenvoudig te verwerpen. -—> Veel minder bedoelden wij, of konden wij bedoelen\ om de magc en hec gezag van het Souveraine Volk van Holland te verzwakken en te verminderen , of te betwisten en te verwoesten, of oorzaake te geeven, dat het aanzien zijner Reprefentanten miskend of veragt zoude worden ; noch om de Decreeten , welke zij ten meesten heil en nutte van den Landen noodig oordeelen, in hunne kragt iets het allerminst te verzwakken. — Neen Burgers Reprefentanten! wij verklaaren openlijk voor God en de gantfche Natie, dat wij geen ander doel hadden, dan het gezag des Souverainen Volks van Holland te helpen ftaaven en handhaven, en het aanzien haarer Reprefentative vergaderinge te fchragen door eene demarche , welke niet anders kon bedoelen, dan om alle verkeerde indrukfelen en opvattingen tegen één haarer Decreeten, welke daar aan door kwahjkgezinden konden gegeeven worden, te voorkomen en te verijdelen. — Want onze circulaire Misfives aan de andere Municipaliteiten van Holland hadt, geenzins ten doel, om eene infurgeerinde Unie tegen de Reprefentative vergadering van Holland op te werpen; of eenige fcheuringe te reroorzaaken; nog om ons fat een tweede Reprefentatief Lighaam op te werpen, nog om een imperium in imperia, waar van onze ziel een afgrijzen heeft, te formeeren; gelijk ook eene onnatuurlijke verééniging tot eene gedugte partij tegen de reprefentative vergadering, geenzins een natuurlijk gevolg kan zijn van gemelde onze circulaires. Want hadden wij alle deeze, of één. C 4 ' ccnige  l€ 4P lH pentge deezer bedoelingen gehad, wij hadden i| yan deeze circulaires geen kennis gegeeven; maar yëel eer zonden wij, in dat geval, in 't duistere gewroet, en alzoozoodanige veréénigingbuiten uw weeten hebben moeten fmeeden. Wij hebben veel te cordaat, te rond en openlijk gehandeld, dan dat zoodanig vermoeden, bij een ander, veel min bij u eenig beftand zoude verkrijgen. Verre is van ons, of onze vcrrigting verwijderd , om in deeze erbarmelijke fkuatie, waar toe. het geweezen gouvernement de Politique gefieldheid Van 'ons Vaderland , den Militairen ftaat en de Marine., als. mee.de Is lands Schatkist gebragt heeft, eenige cr.traves te leggen in de uitpetfening van 0a% gezag, weM a[e Natie in. de handen haarer Fertee'genwoordigers gefield heeft, o.m de te doem finantieele operatie het noo.üg effect te doen forteeren ; daar toe kennen wij den jammerlijken ftaat van ■s lands en fteedelijke finantie altewei, en protefteeren dus heilig tegen allen, en een iegelijk , die zodanig iets aan ons of aan onze cotdate handelwijs zoude willen attribueereri. Want, hadden wij zodanig iets bedoeld, nimmer zouden wij u lastig gevallen zijn, nog uwe andere gewigtige deliberatjen zqo dikwerf geïnterrumpeerd hebben met dringende yoorftellen, orn |n dien hoogen nood, waar in onzer fteede financiën zig bevinden, eenigzins door u gefoulageerd gn gefubfidieerd te mogen worden. Hadden wij pief de zuiverfte denkbeelden van de éénheid en gnv;erdeelbaarheid d^r Bataafiche Republiek °ejcpgfterd , wij hadden repds lang Negotiatien ten pehosys opzei Gemeente geopend, en daar dooi: al-  < 4i > alleen voor ons zelven gezorgd. Neen! onze Eed is met 't gantfche Vaderland verlooren te gaan, of behouden te worden. Verre is het'er ook af, dat wij zouden behooren tot die meenigte van menfchen, welken zig in den eigen boezem der Natie bevinden, die de beginfels van Vrijheid en gelijkheid haaten , en niets meer wenfehen, dan de Natie tot haare voorige flavernij te rug te brengen , en bij eene van nieuws in te voêren despotisme of ariftocratisme, indien dit mogt gelukken, zich daarmede onmiddelijk te vereenigen» Neen, Burgers Reprefantanten! De gronden en motiven van het gedrag van Leydens Gemeente en haaren Provifioneelen Raad, zijn te heilig, te eerwaardig, te verre vervreemd van, en te regtftreeks gekant tegen de veragtelijke meneës van listige ftaatzucht; dan dat zij immer door een Openbaar of bedekt aanhanaer van despotisme of' ariftocratie, door de baatzugtige flaaven van O range kunnen gebezigd worden, of dat een bilde rdijk, en dergelijke onwaardige Nederlanders zich op dezelve zouden kunnen beroepen; of dat deezen zouden kunnen gelijk gefield worden met hun, die op onze gronden zwarigheid zouden maaken, in het formulier van den door u voorgefchreeven Eed. Dit meenden wij aan de waarheid, aan iederen onbevoordeelde^, aan u, aan ons zelven verfcbuldigd te zijn , om vooraf ter needcr te flellen; te meer, daar wij ons in geene discusfie over de pofitiven van uwe refcriptie zullen inlaaten, ten einde met de daad te toonen , dat wij van onzen kant gezind zijn, en geen ander doel hebben, C 5 dan  < 4* > •dan. om hartelijk en opregt mede te werken, tot die eensgezindheid , waar door, zoo moogelijk, ons Vaderland in deezen veegen ftaat gered kan worden. En op dat dit beter , onder den zeegen des Almagtigen , zal kunnen tot ftand gebragt worden , willen wij ons zeer gaarne en gereedelijk met u en alle andere braave liefhebbers van het Vaderland , op de plegtigfte en heiligfte wijze, verbinden , om niet alleen onzen dienst en onze perfoonen aan het Vaderland, en zijne vrijheid te wijden; onze goederen en ons leeven daar aan op te offeren, maar als mannen van eer en op ons woord van eer, of, zoo als gij wilt, met plegtigen eed verklaaren, dat wij niet zullen rusten ,' eer wij de Souvereiniteit des Volks van Holland door allen en een iegelijk hebben helpen doen erkennen 'en eerbiedigen; dat wij ter verdeediging en handhaving daar van alles veil hebben, en niets ontzien zullen, om daar toe alle gefchikte middelen tegen eiken inwendigen belaager, tegen iederen uitwendigen vijand te beezigen: en zoo weinig de daar aan verknogte gevaaren vreezen , [dat wij ons op het folemneelst verbinden , om in onze poogingen ter reddinge van ons zinkend Vaderland , nimmer te verfkauwen, maar dat zoo iemana* daar om eenig leed mogte overkoomen, hem daaruit te helpen redden, of met hem den dood eens vrijen Bataviers te fterven, daar toe verbindende onze perfoonen en onze goederen. Zoo voldoende deeze verklaaring voor u, Bur» gers Reprefentanten! voor iederen vrijen Nederlander zijn moet, zoo ftreelcnde zijn ons uwe betuig gin»  < 45 > gingen , dat (de zaak in abftraSto befchouwd~) in onze 'memorie veele gegronde aanmerkingen voorkoomen, die, buiten dat bij u reeds wel bekend en erkend war en; en dat gij met/fort en ziel wenscht, dat hit teegenwoordig zo veege Vaderland zich in dien ftaat en omftandigheden bevendt, dat wij na de beginfelen in onze Memorie vervat, onbelemmerd konden handelen: dat het geen men in V jus Naturale en morale van den Eed zegt, bij u wel bekend is; doch teevens door u wordt begreepen, 't welk wij met u gaarn toeftemmen , dat alle menfchen zoo niet redenereu: Keven, gelijk wij met u wenfchen, en zulks reeds in onze Memorie te kennen gaven , dat de gehoopte Nationaale Vergadering koomen zal, dat alle andere engagementen, dan die met het plegtig woord van eer en deugd worden aangegaan , onnoodig gekeurd en afgejchaft zullen worden. Dan ook gaarne willen wij met u erkennen, dat men niet moet vraagen , hoe het behoort te weezen, maar hoe de zaak daadelijk ftaat? Gaarne willen wij beleiden, dat onze zuivere eerbied voor de beginfelen der reeden, voor de geheiligde waarheden van den Godsdienst ons, uit zucht voor de zeedelijke verbeetering des menschdoms, misfchien hier te verre zoude kunnen vervoerd hebben, en ons over anderen, naar onze eigen denkwijs en hartsgefteldheid, doen oordcelen. Dan zoo dit eene dwaaling is, zal die ons , om der menschheids wille, wel vergeeven worden. Men moet de zaak befchouwen, zoo als zij dadelijk ftaat; en willen wij daarom niet beweeren, dat  < 44 > dat de Natie geen gebruik kan maaken, (fchoon her wenfchelijk ware , dat het hier meede anders was geleegen,) van de nog plaats hebbende, en volgens de algemeene denkwijs zeer verbindende plegtigheid, om haare Vertegenwoordigers, om ■ haare amptenaars, om haare zee- en land-officieren , aan zich te engageeren , ten einde meer vertrouwen op hen te kunnen ft ellen. ■.— Indien de Natie nog z*oo zwak is, dat men haar in haare zwakheid draage, en haar intusfchen pooge te verfterken. Maar ook dan, vergunt ons deeze aanmerking, Burgers Reprefentanten ! moeten wij vraagen , re voor zulke menfchen, die nog niet vatbaar genoeg fchïjnen te zijn voor de eeuwig verbindende wetten van eer en deugd, het door uw gedecreteerd formulier wel fterk genoeg? en behoort dan niet de Eed en verbindtenis van de Amptenaars, bijzonderlijk van zee- en land-officieren, welke zij op de inftradlie van hun ampt doen, zoodanig te zijn en derwijze gefanélioneerd , dat de minste moedwillige overtreeding met den dood zal moeten ge'boet worden ; naardien ligte kastijdingen en bannisfementen het gezag der wetten, blijkende de ondervinding, zelfs misfchien in deeze onze da? gen, meer verzwakt dan verfterkt hebben. Ja, Burgers Reprefentanten van 't Volk van Holland! de veege en gantsch zeer critieque ftand van ons boven alles dierbaar Vaderland was ons bekend; wij w?sten dat deszelfs .vrijheid en onaPhangelijkheid van meer dan eene zijde belaagd wierdt, en wij befeffen daarom te gevoeliger den gewigtigen den noodzaakelijken pligt, om zoo dra moogelijk , en zoo veel in ons was, te voorkomen alle ecu-s  4 45 > cönfufie en verwarring , welke den haggelijkeri itaat der zaaken zeer veel konde en moest verer--* geren, en misfchien onherftelbaar maaken , doch welke naar ons inzien noodwendig daar uit moest gebooren worden , wanneer de Eed volgens het voorgelchreeven formulier werdt gedaan bij eeni* gen , en daar in door anderen zwaarigheid gemaakt. — Daarom was het, dat wij onze circulaires afzonden, en u daar van gelijktijdig kennis gaven, daarom was het, dat wij, hoe digt 'sHa-ge en Leyden anders bij eikanderen geleegen zijn, geene perfoneele commisfie aan u konden zenden; dewijl wij uwe aanfchrijving van 9. Maart eerst den 14. omringen, en niet voor den ió. in onze volte vergadering in overweeging genoomen konde worden, toen dit uw Decreet reeds door de couranten was bekend gemaakt, Ook was bij ons niet onbekend, dat gij benevens de Reprefentanten der andere bataaffche gewesten ter generaale vergadering, volijverig bee* zig waart om de Armee te reorganileeren, en de navaale magt uit haare nietigheid, waartoe zij door den invloed van het eer- en trouwloos Engeland gedoemd was, Weder in den vollen luister der voorige eeuwe te doen te voorfchijn koomen; gelijk wij thans met de reinlte vreugde van Necderlandfche harten, en met de opregte dankzegging aan hun, die daar aan zoo onvermoeid gearbeid hebben, verneemen, dat de Ontwerpen en Plans daar toe in volkoomen gereedheid zijn. Maar ook deeze kennis was het, die ons op uwe aanfchrijving van 9. Maart opmerkzaam maakte, als waarin wij onder de clasfificatie der geenen, door  «C 46 > door welken gij begeerdet en gelastedet, dat de Eed zoude gedaan worden , de Militairen, 't zij zee of land officieren niet opgenoemd vonden. Wij- verwagteden , dat bij de inftruétie, welke voor hun geformeerd werdt , ook een formulier ran Eed zoude zijn gevoegd; en wij konden dus geenzins vermoeden of gisfen, gelijk wij dit nu uit uwe meergemelde refcriptie moeten opmaaken ^ dat gij hun wel voornamentlijk in 't oog hadt gehad bij uw Decreet van 9. Maart; en zulks te minder , om dat de droevige ondervinding van Vroegere daagen ons geleerd had^ dat alle Eeden en formulieren niet iets het allerminst vermoogen hadden op zoodanige zee - of land - officieren, wier hart niet wel geplaatst' is; en dat zij, niet te-genftaande dezelve, hunne fcheepen verzeild hebben, of met dezelve, tot den vijand zijn overgeloopen, of de ftelligfte beveelen en ftrikfte orders verijdeld hebbben , of met hunne onderhebbende manfchappen tot den verdelger van 's lands vrijheid zijn overgegaan. Waarom wij meenen, dat ook dit formulier zulke aterlingen en verbasterde Nederlanders niet zal verbinden; want hij die eerloos zijn pligt durft fchenden , zal ook geene de minste zwaarigheid niaaken, om alle Eeden te doen en die trouwloos te verbreeken. — Iemand wordt niet eerloos en infaam, om dat hij zijn .Eed zoo genoemd, breekt, maar om dat hij zijne pligten niet betrage; terwijl de partij, welke hij door zijn eerloos pligtverzuim ten dienste ftaat, hem nimmer voor een veragtelijk fchepfel, of eerloofen meineediger verklaart, zoo lang deeze eenig nut van hem kan trekken. U  < 47 > Is de Natie nog zoo zwak, wij moeten het met leedweezen herhaalen, dat zij aan eene tot nog toe in gebruik zijnde plegtigkeid, welker kragt egter, gelijk gij in uwe Misfive te regt zegt, dat door het voorig bedorven gouvernement geweldig benadeeld is geworden, meer verbindende kragt hegt, dan aan het gevoel van pligt; wel aan, decreteert voor alle Municipaale, Civile, Jufiifieele en militaire Amptenaars, eenen zuiveren amptseed, zonder den allerminsten fchijn van eenen iugewikkelden Conftitutie - Eed , en zonder bijvoeging van Reprefentanten, of explicatie van reprefentatie in een corpus morale. Want, hoe zeer > wij deeze uwe onderfcheiding zeer billijken, en de gegrondheid daar van erkennen, hebben wij alle reeden van vrees, insgelijks gegrond op de droevige ondervinding van vroegere daagen, dat deeze, hoe gegronde, uitlegging niet gevat of begreepen zal worden bij hen, die nog door woorden bij het ■ betragten van hun pligt moeten gehouden worden, en daar door gevaar loopen, om zich aan perfoonen verbonden te reekenen; welk hoe gevaarlijk het zij voor de vrijheid van het Volk, behoeven wij u niet eerst te zeggen. — Decreteert zoodanigen zuiveren Ampts-Eed; en gaat gij in uwe vergadering de Natie voor met een Confederations-Eed ; noodigt allen en een iegelijk uit, om zich vrijwillig bij die heilige verbindtenis te voegen, — Zoodanige ConfederationsEed, zal voor iederen Burger de toetsfteen zijner trouwe en gehoorzaamheid aan de wetten zijn; en de N?tie zal weeten, ten zijnen tijde, te verklaaren, dat allen, die, zonder grapten en be- die-  < 4* > Öiehingen te bezitten of te bejaagen , zicH niet als om ftrijd aanbieden tot dèeze onwrikbaars •yeree'nigingj haar vertrouwen onwaardig zijn, en buiten de rechten van den Bataaffchen Burger behooren geflooten te zijn; Maar ook dan zult gij, dan zal de Natie ver» trouwen kunnen Hellen öp alle zee - of land - officieren; en dan zult gij wel doen, om liever minder manfchap te veld, minder fcheepen ter zee # op welke men zich volkoomen kan verlaaten, te zenden; dan eene groote meenigtevan dewelke men > ieder oogenblik, vreezen moet ,• dat zij onaangezien hunne Eeden , tot den vijand zullen overloopen ,• Of op duizenderlei andere wijzen, door het verzuimen hunner pligten, 's lands verderf bewerken* En wat eindelijk uw gezegde aangaat, dat 'er Godsdienstige Maatfchappijen zijn, welker beginJelen niet zeer Jlrooken met de vrijheid van denken en fpreeken, in 't ftnk van den Godsdienst: Wij bidden u, bij het heil van het Vaderland , laat • de zaake Gods Gode bevoolen, en laat de godgeleerde twisten over aan de geestelijken. Wijvoor ons, begeeren ons in deeze epineufe qutestien niet in te laaten; terwijl wij op dit fujet, alhier , alleen zullen aanmerken , dat onder die zelfde maatfchappijen, welke in uwe Misfive fchijnen bedoeld te worden, de vrijheid van denken en fpreeken meer en meer veld wint; en dat onder dezelven een zeer groot en aanzienlijk aantal braven worden gevonden, die het Vaderland met hart en ziel zijn toegedaan , en zich tot in den dood aan de vrijheid en gelijkheid hebben verbon» den^  *C 49 > den. — Ën 'wat betreft de eertijds zoo génoenv< de getolereerde en disfentiërende gezindheden; eeni-< gen hebben ten oogmerk deeze zo hooggeroemde, nuttige en noodzaakelijke vrijheid van denken en fpreeken, en hebben zich in dit onvervreemdbaar recht, altijd weergadeloos tegen alle onderdruk-1 king gehandhaafd. Zijn 'eronder, wier godgeleerde {tellingen , voor vrijheid, gelijkheid en republikeinfche grondbeginfelen, door verkeerde toepasftngen eenigzins zorgelijk zouden kunnen worden, dat dan in het Placaat van de Staaten van Holland en Westvriesland van 21 Sept. 1730. (*) zoodanige alteratien gemaakt worden , als de veranderde fituatie en omftandigheden vereifcheh: En laat de Joodfche Broederfchap, van welke zeer goede en nuttige Burgers kunnen gevormd worden , van haare Rabbijnfche prsetenfien afftaani dat haare Parnasüjus verklaaren, dat zij geene verwagting hebben, om onder een éénhoofdig beftier naar (») Wij hebben alleen het oog op het 3. Artikel van het gemelde Plakaat, 't geen wij, met uitïaating van eenige Vfeinigd regelen, waarin iets volkomen ftrijriig met de Burgerlijke vrijheid gevorderd wordt , geoordeeld hebben in eene noot te moeten opgeeven ten behoeve van hun, die het Plakaat-boek riet in eigendom bezitten; en 't welk is van volgenden inhoud; Dat in de fiembebhende Steden ie Priesters zullen moet et?, veer dat adte van toelaating aan baar zal mogen verleend worden , verklaaren op baar Priesterlijk woord, in £'aats van eede, in banden van Burgermeesteren ^ en onderteekenen: niet baare gewoone bandteekening in een boek daartoe te bonden , dat zij een bartelijken afkeer bobben van bet gevoelen der geonen , welke loeren , dat de Paus of eenige andere Kerkelijke Overheid, de magt beeft, om de endtrieanen te ontflaatt D .ƒ  < 5° > naar Palestina terug te keeren; als welke pratenfien en verwagtingen niet zijn Theologiesch , maar louter Politiek, en geheel en al onbcftaanbaar met republikeiufche beginfelcn. Ziet daar, Burgers Reprefentanten! de gronden en Motiven , welke ons , zoo wij de zaak op zichzelvc befchouwen, zouden behooren te permoveeren, om te pérfifteeren in ons billijk verzoek,.'' dat gij van ons niet vergdet, om den Eed, zoo als die ligt, volgens het door u voorgefchreeven formulier te doen, of van anderen af te" vorderen ; maar dat gij in plaatfe daarvan decreteerdet eene vcrklaaring of Eed van algemeene verbintenis en verééniging, van deezen of dergelijken inhoud, als in de ncevensgaande bijlaage door ons ontworpen en geconcipieerd is; en dat gij vervolgens eenen eenvoudigen , zuiveren Ampts-Eed bepaalde, waar van insgelijks een concept in nevensgaande bijlaage, met last dat een ieder den- *f dispenfeeren, wegens ketterije , of om eeisige andere oorzaak , van den Eed en gehoorzaamheid aan de burgerlijke overheid; en dat men geen trouw en onderdaanigbeid f-buldig is aan de geenen , die in de kerkelijke ban, en buiten de fchoot van de Roomfcbe Kerk zijn .- en dat zij niet alleen bet tegendeel van die fteltingen gevoelen , maar na haar uiterfte vermo.gen zullen inboezemen aan de leden van baar Gemeen, meenfehap, en dezelven zo door baar voorbeeld, als door baar leer , zullen vtrmaanen tot gehoorzaamheid aan de Staats* ** m"S^'raaten , al, aan baare vettige overigheid, en tos oen vreedzaam en zedig gedrag. Éindelijk , dat zij geenerbande abfolutie nog dispenfatie van den Paus, of van niemand anders zullen verzoeken nog aanneemen, tegen de bovenflaande baare verklaar-ng en ondertekening , #ƒ tegen eeuig deel of lid derzclven geen uitgezonderd. * ■•  < 5i > denzelven met zijne handteekening bekrtfgtigdeï Wij zouden , zeggen wij , op deeze grondert ons beroepen, en van uwe wijsheid en doorzigt verwanten , dat gij ons hier in te willen zoudet zijn, ware het niet, dat gij ons bij het behoud van de vrijheid en onaf hangelijkheid van het dierbaar Vaderland, in uwe Refcriptie, zoo ernstig als heilig hadt bezwooren, dat wij, om der zwakken wille, in het tot nog toe gewoon gebruik eens plegtigen Eeds zouden berusten, en door medewerkingtot eendragt, helpen afweeren de onheilen $ Wel* ke hetzelve nog boven het hoofd hangen , en ons door u zoo fterk op het hart gedrukt werden. Wel verre derhalven , dat wij eenigzins uwë zoo heilzaame en loflijke oogmerken zouden willen verijdelen of* tegenwerken , verklaaren wij vclkoomen bereid en geneegen te zijn, om daar* toe met u mede te werken, en zullen daartoe ook onze meedeburgers, die met ons, anders volkoomen inftemmen over het fujet van den Eedj poogen te permoveeren; eensdeels om de door u bijgebragte réedenen van noodzakelijkheid uithoofde van den tegenwóordfgen veegen toeftand van ons Vaderland; anderdeels, omdat wij op de zuivere gronden van Volks -Regeeringe oordeclen, dat de wil der meerderheid , ook de wil moetende zijn der minderheid, ook v^j tot deeze foort van verbintenis bij wijze van Eed zijn gehouden; 7,-y de meerderheid van Hollands Volk door dergelijke bedenkingen en zwarigheden, als wij, niet wordt terug gehouden, maar den Eed , volgends hstvoorgefchreeven Formulier, geprefteerd heeft en eindelijk omdat het u wel geliefd heeft, lö deö D a loop  < 52 > loop uwer meergemelde Refcriptie ons zoodanige ophelderingen en interpretatien te geeven , wegens het oogmerk des door u voorgefchreeven Eeds, en den zin van het daar bij gevoegd Formulier, welke wij meenen, dat tot de volgende poincten kunnen worden gebragt. Dat de Eed , voorgefchreeven bij uw Decreet van 9. Maart, niet is een Civique-Eed maar een Ampts-Eed. Dat de Trouwe en hulde, daar bij gevorderd aa» de Vertegenwoordigers der Natie, niet is perfoonlijk, maar enkelijk en alleen in derzelver betrekking van vertegenwoordigers. Dat ook zelfs a-m de Vertegenwoordigers der Natie geen hulde of trouwe kan of behoort gezwooren te worden, dan tot zoo lang en zoo verre zij vertegenwoordigers handelen, overeenkomftig aan de Rechten van den Mensch en Burger: zelfs, al handelden zij overeenkomftig aan dezelven, flegts tot zoo lang, en niet langer dan de Natie verkiest zich te laaten vertegenwoordigen. Dat derhalven de voorzegde Eed , door deeze voorenftaande bepaalingen en ophelderingen, in zijn aart en meening bepaald zijnde, niet anders bevat, dan eene plegtige verzeekering en gelofte van de Ampte naaren, dat zij hunne posten ter goeder trouw en met eerlijkheid zullen waarneemen. Op deeze interpretatien, ophelderingen en explicatien, zijn wij bereid om alle zwaarigheden en bedenkingen tegen alle Eeden in 't algemeen, en den door u op 9. Maart bepaalden in 't bijl Z03V  < 53 > zonder ter zijde te ftellen , en ons aan den gemanifesteerden wil der Natie te fubmitteeren, zoo draa aan ons zal gebleeken zijn , dat door de meerderheid des Hollandfchen Volks aan het gemelde Decreet voldaan is. Hier mede meenende aan uw oogmerk en intentie voldaan te hebben , verzeekeren wij u van onze perfoneele hoogachting, en blijven na toewenfching van Heil en Broederfchap. De Provifioneele Raad. der Geleyden meente van Leyden. den 10 April 1795. (getekend*) Het eerfte Jaar der K. de PECKER Pjs. Bataaffche Vrijheid, D 3 BIJ-  < 54 > 8 IJ , L A A G E. Concept eener Ferk laaringe of' Eed van algcmeene verbintenis en vereeniging. zigen. Ook verklaaren wij bereid en -geneegen te" zijn, om allen en een iegelijk, welken ter verkrijging of behouding van de vrijheid en onafhangelijkheid des Bataaffchen Volks, eenig leed, van wien ook toegebragt, mogte overkoomen, hen of hem daar uit te zullen helpen redden, of met hem den dood eens vrijen Bataviers te fterven; daar toe verbindende onze Perfoon en onze goederen , en Hellende ten waarborge van deze onze verbintenis dat alles, welk immer, ten onderpand voor ons woord van eer, naar recht en billijkheid gevorderd kan worden. FORMULIEREN van VERBINTENIS of EED, Voor Leden der Municipaliieiten. Ik vcrklaare en beloove , naar mijn beste vermogen en geweeten, en naar luid der mij gegeeven of nog te geeven inftruótien, te willen waar' neemen den Post, welke mij heden is opgedraacr-n door de Gemeente van cn den- gelvtó terftond weder te zullen needcrleggen, zoo dra zulks van mij door gemelde Gemeente ge^ vorderd wordt. Voor Amptenaars en Bedienden der Gemeenten, Ik verklaare en beloove enz. OPgedraagen, door dè Municipaliteit van de Ge. P 4 mee«=  < 56 > meente van in naam en van wege dezelve Gemeente i en denzelven terftond weder te zullen nederleggen , zoodra zulks van mij door gemelde Gemeente of haare Municipaliteit: gevorderd wordt. Foor Amptenaars en .bedienden aangebeld door de Reprefentative Vergadering, Ik verldaae en beloove enz. opgedraapen in naam en van wegen het Souveraine Volk van Holland, deszelfs wettige Reprefentanten : en denzelven Pose terftond weder te zullen nederleggen, zoo dra zulks van mij door het Volk of deszelfs Reprefentanten gevorderd wordt» Foor de Fo/ks- Gecommitteerden. Ik verklaare en beloove enz. opgedraagen in naam en van wegen het Souveraine Volk van Holland, door of van wege de Gemeente van En denzelven terftond weder te zullen nederleggen, zoo dra zulks van mij gevorderd wordt door het Volk van Holland , of door die geenen, welke mij ter Vergaderinge van de Reprefentanten des Volks Gecommitteerd hebben, No. 8,  N". 8. Aan de Municipaliteit d;r Stad Leyden. VRIJHEID, GELIJKHEID, BROEDERSCHAP. MEDEUURGERS! 33 ij ons Decreet van heden, hebben wij goedgevonden Ulieden de navolgende ïefcriptie op den Uwen, den n. April laatstleeden, ter onzer Vergadering ingekomen, betreklijk den Eed door ons op den 9. Maart gearrefteerd, te doen toekomen. Wij hebben in dezelve uwe Misfive eene ampele , doch zee'r befcheidene en edelmoedige beantwoording van onze Misfive, aan ulieden den 23» Maart dezes jaars gefchreeven, gevonden; en wij haefiteeren geen ogenblik, om de door u daar bij geallegeerde interpretatien , ophelderingen en bepaalingen , als de onze overteneemen, en dienvolgens te verklaaren: „ Dat de Eed, bij ons Decreet van den 9. „ Maart voorgefchreeven, niet is een Civique „ Eed, maar alleen een Ampts-Eed. ,, Dat de trouw en hulde, daarbij gevorderd aan „ de Vertegenwoordigers der Naiie, niet is per„ foonlijk, maar enkel en alleen in derzelver be„ trekking als Vertegenwoordigen. „ Dat ook zelfs aan de Vertegenwoordigers der „ Natie, geen hulde of trouwe kan, of behoort „ gezwooren te worden , dan tot zo lang , en „ in zo verre die Vertegenwoordigers handelen, „ overeenkomstig aan de Rechten van den Mensch „ en den Burger. D 5 „En  < 5S > „ En zelfs, al handelden zij overeenkomstig aan „ dezelve Rechten, alleen zo lang, en niet langer „ dan de Natie verkiest, zich te la'aten verte„ genwoordigen. „ Dat derhal ven de voorfz. Eed door die be„ paalingen en ophelderingen, in zijnen aart en „ meening bepaald zijnde, niets anders bevat, dan „ eene plechtige verzekering en gelofce van Amp„ tenaai-en, dat zij hunne posten ter goeder trouw „ en met eerlijkheid zullen waarneemen. ' Waarbij wij nog zouden vermeenen, dat behoorde gevoegd te worden. „ En. zich daar inne gedragen, naar de bij het 5, tegenwoordig beftuur tot grond van alle hunne „ 'verrichtingen gelegde en plechtig aangenomene ,, rechten van den Menseh en Burger." Gijlieden, Medeburgers! zegt op deeze interpretatien, ophelderingen en explicatien , die wij vermeenen dat van zelve fpreeken, en uit de vergelijking van het Eedsformulier, met de daar in gemelde Publicatie van 31. Januarij duidelijk voortvloeïjen, bereid te zijn, om zo dra Ulieden gebleken zal weezen , dat door de meerderheid des Hollandfchen Volks aan ons Decreet voldaan is, dien Eed mede afteleggen, en van Amptenaars afteneemen, en zich alzó den gemanifefteerden wil der Natie te fubmitteeren. Wij zouden gaarne in die gedeclareerde bereidwilligheid van uwen Raad berusten, ware het niet, dat de uitftellende en geheel onzekere tijdsbepaaling zulks ondoenlijk maakte. Want, Medeburgers! hoe zal ooit kunnen blijken , dat de meerderheid des Volks aan ons Decreet  < 59 > creet voldaan heeft; — daar bij hetzelve geen Eed van het Volk gevergd wordt, maar alleen van Ambtenaars en Leeraars: — En hebt gijlieden alleen de meerderheid dier Ambtenaars en Leeraars bedoeld, hoe zal men dan kunnen weeten, of die meerderheid den Eed gepraeftecrd hcbbe, zonder alvorens eene moeijelijke telling te doen, van alle de indivtdus in de geheele Provintie, op welken dat decreet applicabel is 1 — En waarop toch zoude deeze verging kunnen rusten? — Die Ambtenaars en Leeraars maaken immers de Natie, of de meerderheid derzeive niet uit? derzelver toeftemming of weigering, kan dierhalven nooit den wil der Natie manifefteeren ; en die wil kan immers nooit regulariter uitgebragt of gernanifefteerd worden, dan door de decreeten haarer wettige , en door haar zelve vrijwillig gekozene Repraefentanten ? En wat zou ook het gevolg zijn, als het ééne gedeelte der Natie zou kunnen of mogen uitftellen, aan den inhoud van een decreet der Volksvergadering te voldoen; zo lange tot daar aan door anderen', en wel door het meerdertal zoude voldaan weezep? — die anderen zouden immers het zelfde recht hebben , om oök op het voorbeeld van anderen te wachten: — En op deeze wijze zoude 'er nooit eene eindclijkc executie aan de befluiteu der Repraefentative Volksvergadering kunnen gegeeven worden. En, Medeburgers! dat dit geene iedele vrees zij, is ons reeds uit verfcheidene Misfives bij ons ingekomen gebleeken, namelijk van piaatfen en perfoonen , die zich excufeerden van het doen van den eed, tot dat bij ons ook over ulieder bezwaa- ren  < 6o > ' ren zou uitfpraak gedaan zijn; en moeten zodanige uitftellen en verwijlen doorgaan, — Dan kan, dan mag immers een ieder dat voorbeeld volgen; en dan zal op deeze wijze per indireStum belet worden, dat de conditie of tijdsbepaaling, waar aan gijlieden uwe bewilliging hebt geaccrocheerd, nooit zal kunnen exteeren. Wij beproeven dus nogmaals, om door den minlijkften weg te tragten, ulieden van die tijdsbepaaling aftebrengen, en door alle mogelijke drangreedenen te perfuadeeren, om den Eed, dien Gijlieden volgens de voorgemelde Explicatie erkent naar uw genoegen te zijn, als nu gaaf afteleggen en door uwen voorpang, ook de fcrupulen door uw voorbeeld bij anderen verwekt, wegteneemen. Terwijl wij ten emftigften betuigen, dat niets ons aangenaamer zal weezen, dan allen twist over'dit werk te zien geëindigd, en dat allerwegen aan onze, ook ten deezen opzichte, zo wij vermeenen, allezins heilzaame intentie, zo fpoedig doenlijk moge voldaan worden; ten welke einde wij dan ook hebben goedgevonden aan alle de Munieipaliteiten, de nevensgaande circulaire (*) aftezenden, waarin alle de voorgekomene bedenkingen nopens dit werk naar ons inzien zijn uit den weg geruimd. Daar mede Heil en Broederfchap ƒ 's h a g e den De Provifioneele Repraef. 8. junij 1795. ■ van het Volk van Holland. Het eerfte Jaar der Ba- Ter ordonn. van dezelven taaffche Vrijheid. C.SC HE FF ER. No. 9. (*) Deeze circulaire komt," wat den voornaamen inhoud betreft , met deeze Misfive overeen; weshalven wij het noodeloos oordeelden, dezelve bij deeze Stukken te voegen.  VRIJHEID. GELIJKHEID. BROEDERSC U]A P. BURGERS! PROVISIONEELE REPRESENTANTEN DES HOLLANDS CHEK VOLKS! it uwe Misfive van 3. Junij 1795, waarbij gij ons op het minzaamst exhorteert, om te voldoen aan uw decreet van 8. Junij deezes jaars, ons bij deeze misfive toegezonden; en behelzende Explicaticn en interpretatien op uw Decreet van 9. Maart laatstleeden, betrekkelijk het doen van eenen Eed, door alle de Leden van de Hoven vaa Juftitie, van Municipaliteiten, en van Committésvan rechtsöeiTening enz. enz.; benevens oplosfmg van zwaarigheden, en bedenkingen daartegen; alsmede ophelderingen , hoedanig openbaarc Leeraars in het bijzonder zich hebben te gedraagen, in het handhaaven en Leeraaren van de gronden bij u geadopteerd , zijnde de rechten van den mensch en Burger; uit deeeze uwe Misfive zagen wij met geen gering genoegen, dat de interpretatien, ophelderingen en bepaalingen, waarop wij verklaard hebben bereid te zijn, om alle zwaarigheden en bedenkingen tegen alle Eeden in 't algemeen, en den op den 9. Maart laatstleden door u gearrefleerden Eed in het bijzonder, ter zijde te Hellen, geheel en al door u in het gemelde Decreet van 8. lunij letterlijk zijn overgenomen, met verandering van maar één woordeke, welks zin egter op het zelfde uitkomt, zijn-  < Zijnde In plaats van Jlechts, het woord alken doof u gebruikt. Het is ingevolge hiervan, en overeenkomstig onze eige verklaaring, van den gemelden Eed, met die interpretatien, ophelderingen en bepaalingen als door ons zijn opgegeeven , te willen praefteeren; dat wij ook nu geène zwaarigheid maaken, om dien Eed zelven afteleggen,'en daarna afteneemen van zodanige Amptenaaren, en Leeraaren, als in meergemelde decreet door u bedoeld zijn; hebbende wij den tijd, tot het doen van -den Eed, voor ons, de Committés van Civiele en Crimineele Juftitie, en van de Weeskamer; den openbaaren Aanklaager, en alle de Secretarisfen, bepaald op eerstkomenden Dingsdag den 21. Julij' 1795. zullendewij vervolgens dien Eed fuccesfivelijk doen afleggen door die Amptenaaren en Leeraaren, welke dooi' uw decreet daar toe verpligc worden. Wij hebben, om den minnelijkften weg in deezen te betreèden, en om de hoogstwenfchelijke en fteeds noodzaaklijk blijvende eenigheid in ons Vaderland te behouden, afgezien van die tijdsbepaaling, waaraan wij het doen van den Eed geaccrocheerd hadden; dat ons naamlijk eerst zou gebleeken zijn, dat door de meerderheid des Hollandfchen Volks aan het gemelde Decreet voldaan ware: wij zeggen, daarvan te hebben afgezien, om dat diezelfde geest, welke u in deezen bezielde, om het verfchil wegens deeze zaak, tusfchen U en ons gereezen, op het vriendelijkst te termineeren, ook ons gedreven heeft: wij zouden anders niet hebben nagelaaten, op eene belcheidene wijze te wederleggen uwe bedenkingen, tegen het ftellen van zo-  < 63 > zodanig eene tijdsbepaaling ingebragt; blijvende wij. ook inhaereeren onze vooiïge gevoelens, die wij wegens het afvorderen van een Eed .van de geestelijken der onderfcheide Godsdienstige Corporatien voor u bloot lagen. Wij hadden gewenscht, dat gij, inzonderheid na dat in uwe Proclamatie van i. Junij, 1795. deeze verklaaring door u plegtig was afgelegd: wij zullen geen oogenblik van onze gevoelens afwijken; de Kerk zij afgefcheiden van den ftaat, en alle ge» weetensdwang onder ons beftuur afgeweerd; dat gij op deezen grond de Geestelijken voortaan niet meer als Amptenaaren, die behalven in hunne betrekking van Burgers, ook in deeze hunne bijzondere betrekking, uwe bevelen hadden optevolgen, zoudt befchouwd en behandeld hebben. Wat aangaat uw verlangen, dat de fcrupulen door het voorbeeld van deezen Raad bij anderen verwekt, ook nu door deszelfs voorgang weggenomen mogen worden; wij zijn van oordeel, dat aan dit uw verlangen best zal kunnen voldaan worden , wanneer deeze onze Misfive, benevens de verdere ffcukken qver den Eed, en met naame uwe refcriptie van 23. Maart, en het antwoord van den Raad daarop van 10. April, door den druk publiek gemaakt worden; opdat het volk van Plolland alzo weete de gronden, welke ons tot het doen van den Eed gepermoveerd hebben, en daarover oordeele. Nog ééne bedenking moeten wij ten flotte over uwe Mislive van 8. Junij bijbrengen: wij hadden verwagt, dat gij ons daarin uwe gedagten zoudt hebben medegedeeld over den Confederatie ns-Eed, of Eed van algemeene verbintenis en verééniging, dien wij u voorfloegenin ons antwoord van 10. April op  < 64 > Op uwe Rc'fcriptie van 23. Maart; te vinden in de bijlaage op dat antwoord, en zijnde van deezen inhoud: (Zie Confederations-Eed bl. 54.). Wij vertrouwen zo gereedelijk , dat gij bereid zult zijn, om dien Eed op het plegtigst afteleggen; daar men uit den toeftand, waarin ons dierbaar Vaderland zich tegenwoordig nog bevindt, geenzins het niet noodzaaklijke van zulk eenen Eed zal kunnen bewijzen. — Wanneer gij allen in deezen der Natie voorgingt, zoudt gij door een plegtig decreet ook daar toe kunnen verpligten de refpective Municipaliteiten, en allen , wien in deeze Provincie verder eenige magt of beftuur is toevertrouwd: wij voor ons althans verklaaren, ten vollen bereid te zijn, dien Eed te praefteeren. Het zoude ons niet weinig verheugen, wanneer gij hiertoe daadelijk befloot, en ons daar van ten fpoedigften informeerdet; ten einde wij in ftaat zouden zijn, om bij de ftukken betrekkelijk den Eed, die wij allen binnen kort door den druk gemeen zullen maaken, (gelijk wij u reeds te kennen gaven) in eene aantekening aan het Volk van Holland te kunnen berigten, dat gij, overeenkomftig ons verlangen, tot den gemelden Confederations-Eed reeds befiooten hadt. Wij zijn naa toewenfching van Heil en aanbieding van Broederfchap Uwe Medeburgers! De Leden van den Provifioneelen Raad leyden den der Gemeente van Leyden. 18 Julij 1795. En uit derzelver naam : Het eerfle jaar der Ba* Q get.) taaffche Vrijheid. K. de PECKER, P. Z.