T M M W € JK.   T M M W € JE EEN LEESBOEK VOOR DE JEUGD. TER BEVORDERING VAN DEUGD EN STANDVASTIGHEID. UIT HET HOOGDUITSCH. Te AMSTERDAM, by W: HOUTGRAAF F, in de Harteftraat, MDCCLXXXIX,   JB EJELJCMT. De merkwaardige Levensgefchiedenis van den Vryheer van der trenck is federt eenigen tyd algemeen gelezen geworden. Zy verdient het ook, dat zy van elk met opmerkzaamheid en toepasfing op zyn eige leven overdacht worde. Het oogmerk is derhalven , met deze Proeve, waar in de geheele historie in weinig bladen te faamengetrokken is, om deze Levensgefchiedenis nog algemeener te doen worden, en ze vooral in de handen der Jeugd te brengen. Wy hebben derhalven veele wydloopige verhaaien, in 't kort ter nedergefteld; ten minfte, voor zo ver zulks gefchieden kon zonder onduidelyk te worden. Dat de Jeugd uit zulk een Leesboek veel nut .trekken kan , zal elk moeten bekennen, welke het groote Werk geleezen heeft , vooral wanneer hy de moeite neemen wil , om dit Uittrekfel te doorbladeren. Trenck is een zeldzaam voorbeeld van Standvastigheid en Openhartigheid , overal toont hy zo veel eerlykheid en Mannelyken moed, dat het , voornamelyk in onzen tyd , wel nuttig is de Jongelingen op zulk een voorbeeld opmerkzaam te doen zyn. Zyne Gefchiedenis leert ons niet alleen om de wenteling van ons geluk, met gelatenheid te befchouwen: maar ook * om  n BERICHT. om ons te doen zien, dat wy niet wanhoopig moeten worden , wanneer ook alle hoop fchynt verlooren te zyn. Lieve Jongelingen! lees deze bladen voorbedachte'iyk , en zoek 'er nut uit te trekken voor uwe toekomende levensdagen. Gy vind hier geene drooge leerregelen , welken den rechten weg naar het hart niet vinden; maar een zuiver verhaal der noodlottigheden eens zeldzaamen Mans , welke uwe geheele .hoogachting verdiend , voor het getrouw verhaal zyner daaden, en onverdiend lyden , die alle zyne vyanden verdomd , dóór het fchetfen dezer treffende tafereelen , welke zeer wel een traan van medelyden waardig zyn. Dat zyn voorbeeld u dus leere: orrt in Voorfpoed niet hoogmoedig, en in Onfpoed niet verflagen te zyn! Bereikt dit Werkje nu by eenigen myner Leezers dit oogmerk, dan zal ik my voor myne moeite rykelyk beloond achten. TRENCK.  T 11 JE W C JAC £ redrik, Vryheer van der tkenck, werd op den 16 February 1726 , te Koningsbergen in Pruisfchen , gebooren, Zyn Vader ftierf, in 1740, als Koninglyke Pruisfifche Generaal Majoor der Kavallery, Ridder der Militaire order, Landhoofdman , en Ërfbeer van Grooc Scharlack, Schakulack en Meicken. Hy nam agtien wonden met zich in 't graf, welke hy in den ftryd voor zyn Vaderland ontfangen had, en de groote fredrik. liet hem met hec eereteken van Generaal Luitenant begraaven. De Moeder van onzen Held was de eenigfte Dochter des Konin^sbergfchen Hofgerichts Praslident van Derfchau. Zo wel van Vaders als Moeders zyde, zyn zyne Voorouderen onder de oude Duitfche Ridders bekend, welken voorheen Kourland , Pruisfchen en Lyfland veroverden. Dit kort Geflachtregister kan dus aantoonen, dat de Heer van der trenck werkelyk uit een oud Adelyk Gedacht afdamt, en op de voorrechten van dezen (land de gegrondde aanfpraak maaken kan. Andérs is zeker de Adel zonder verdienden des Geestes en des harten niets wenfchens waard. Dus zegt de waardige Man zelf; ,, Ver boven de voor„ oordeeltndes adelykengepeupels verheven, ,, lach ik 'er hartelyk mede, wanneer Men,, fchen zonder Perfoonelyke verdienden , zon„ der Adeldom des Harten , zich by .hunnen „ Hoogadelyken Stamboom , g-eiyk een wind. „ zak opblaazen, en door beftooveDiploma's, A „ of  of duizendjaarige Geflachtregisters , het ,, recht rneenen te hebben, om eene byzon„ dere achting voor hun perfoon te vorderen.'' Reeds vroeg toonde zich by hem eene edele Wysbegeerte , Nayver , groote Arbeidzaam, lieid en Eergierigheid, het welk hy by elke gelegenheid liet blyken. Zyn Vader bemerkte zulks welhaast , en zogt een bekwaam man -van hem te maaken. Hy gaf hem dus eett bekwaam en doorzichtig Leermeester, welke ïiem van zyn zes, tot zyn dertiende jaar leerde. Door de gewoonte om beflendig met Schoolboeken om te gaan, door eene gepaste lofgeeving , en fpeeiuuren , werd hem zyn jeugdige arbeid tot een tydverdryf. Zyn geheugen was zo goed, dat hy in een paar uürén een geheel Latynsch Programma van een geheel vel van buiten kon leeren. De meeste Schoolboeken, als Cornelius, Curtius, Vergilius, Cicero enz. zette hy dan in 't Duitscli en dan weder in het Latyn over, en de Heilige Schrift kon hy met geheele Capittelen van buiten opzeggen. — In de Gefchiedkunde , Geographie , Teekenkunst, en andere Kunsten , maakte hy de gelukkigfte vorderingen: Zo dat hy ieder Jongeling, welke zich op de Wetenfchappen wilde toeleggen, ten .meester verdrekken kon. Daar by zegt hy echter zelf, dat 'er by zy• re.opvoeding ook menig fout begaan werd, welke naderhand invloed op zyn geheele leven gehad hebben. De gantfche grondflag myner opvoeding, zegt by, was op eergierigheid , lof en berisping gegrond • en daar een gaauw begrip en onafgebroken arbeid my vroeger kloek maakten, als alle de Jongelingen, welken zich om my bevonden, dewyl ik toy van alle Menfchen pryzen en vsn veelen be-    C 3 ) bewonderen zag, zo verviel ik ongemerkt van eigenliefde tot rlötScbheid , en tot eene zekere Mentenen verachting , of bedilzugt , welke my tot aan myne gryze hairen heeft aangekleeft , en my veele moeijelykheden in de waereld veroorzaakte. Feilen van groote Lie. den, voornamenrlyk wanneer zy die zelf bekennen, zyn voor ons dikwyls even zo leerryk, als hunne deugden. Daarom zal ik myne jonge Leezeren ook meermaals op dezen opmerkzaam doen zyn, op dat zy hun gedrag daar naar verbeteren. In 't jaar 1739 , en dus in het dertiende jaar van den Heer trenck, werd hy in zyn Vaderftad als Student in.gefchreven. Hier bleef hy tot in 1742, hoorde Rechtsgeleerde en Philofophifche Collegiën , enz. en maakte zich zeer berucht door zynen vlyt boven zyne Medeftudenten." Staande dezen tyd ftierf zyn Va ■ der; zyne Moeder hertrouwde weder, en ging met haaren man naar Breslaw ; zyne Zuster huwde ook, en reisde ook van daar. Hy bleef dus enkel onder het opzicht van zyn Grootvader, den Heer van Derfchau, welke hetn byzonder lief had Maar nu vond hy eene gelegenheid om eenen glansryken loopbaan tevolgen ,en zulks was juist zyne begeerte. Hy kwam in kermis met den Generaal-Adjudant des Konings den 'Baron Willich van Louum , welke hem den voorflag deed , om met hem naar Berlyn te reizen, en daar zyn geluk in den Krygsdienst te zoeken. Deze voorflag nam hy met vreugde aan, en in korten tyd was hy te Berlyn. De dag naar zyn aankomst werd hy aan den. Koning -oorgelteld, welke hem zeer genadig en liefderyk ontving. Eeniize gepaste antwoorden op des Konings vraagen , zyn geheel A 2 voor-  C 4 ) voorkomen , zyn vry en onverfchrokken ulizicht, maakten dat hy daadlyk als Cadet onder de G;.rde du Corps geplaatst werd. De .Garde du Corps was toenmaals het oeffenfchool der Prüisfifche Cavallery. Maar daar by had het ook geen Soldaat zwaarder als onder dit Esquadron. 's Morgens om vier uuren begon men te exerceeren: Alle proeven welke de Koning met de Kavallery maaken wilde, werden door hen 't eerst ondernoomen; men fprong,over gragten van 3, 4, 5, en 6 voeten wyd en nog wyder, tot dat eenige door deze onderneemingen den hals braaken; men zette het over heg en flruik , di'kwyls kwam men van de exercitiën met eenige doode Paarden en Menicnen te rug - en dikwyls moesten zy des.namiddags weder met frisfche Paarden uit. Somwylen werd' 'er midden in den nacht aiarm geblazen, en hy die niet in een half kwartier uurs gezadeld en gewapend voor het Slot verfcheen, moest 14 dagen in arrest. Pas was men te buis en in 't bed, of 'er werd weder geblazen , om de waakzaamheid der Jeugd te beproeven. Dus verloor de Hew van der trenck in een jaar drie Paarden, welken in de exercitiën, of met over de gragten te fpringen de beenen braaken. Voorzeker behoorde 'er een kloeken geesten een gezond lichaam toe, om zulke fterke lichaamsbewegingen uit te houden. Pas drie weken was hy Cadet geweest, of de Koning riep hem na d*e Kerkparade op zyde, en onderzocht hem wel een half uur in alle takken van geleerdheid. Hy beval hem daar op om den volgenden dag by hem te komen. Hy lag hem 50 Soldaaten ma men voor , om zyn geheugen te beproeven en in den ryd van vyf minuten wist hy ze van buiten op te neggen. Hy gaf i.en] Hof toe  C 5 ) tot twee Brieven, welke trenck in de Franlche en in de Latynfche taaien daadlylc opftellen moest , waar van hy 'er één zelf fchreef, en den anderen in de pen d;6teerde. Hier op moest hy , met 'er'fpaed, met het potlood een ftreek Lands afteekenen. Op het zelve oogenblik benoemde de Koning hem tot Cornet; Hy fprak met hem als een Vader, en wierd zelf zyn Leesmeester en zyn Vriend ; hy fchonk hem twee Paarden van den Koninglyken ftal en duizend Ryksdaalers. Hoe gelukkig, hoe geëerd kon trenck nu in zyn nieuwen Mand leeven ! Een merkwaardig bewys dat een vroege eri aanhoudende vlyt, de jeugd eer en geluk aanbrengt. Hy werd een vriend van veele Geleerden , welken de Koning aan zyn Hof had , en vond in hun gezelfchap de voortrerTelykfte gelegenheid, om zyne kundigheden meer en meer aan te kweeken. Op den dag arbeidde hy in het Soldaaten fchool, en by den nacht in de Wetenfchappen. vVie bewonderd hier de onvermoeide vlyt niet van dezen jongen Held! — imusfehen brak in 1744 den Oorlog tusfchen Oostenryk en Pruisfchen uit, en de Pruisfifche Armee marfcheerde in der yl door Saxen naar Boheemen. Trenck verrichte by dezen Veldtogt den dienst van Konings Adjudant moest het leger aftreken, recosnofeeren en over de zes weeken lang de Voeragie voor het hoofdkwartier bezorgen , waar door hy beftendig met de Hufaaren het Land moest rondzwerven. Het volgende geval bejegende hem op eene dezer tochten. Trenck reed met 30 Hufaaren en 20 Jaagers op fourageering uit, kommandeerde de Hulaaren in een Klooster, en rukte zelf A 3 met  ( 6 > niet de Jaagers op een Adelyk Slot, alwaar zv hunne wagens met hooi en ft; ooi in den Hof begonden te laaden. Een Oostenryksch Lui, tenant, met 36 man, dit bemerkt hebbende, viel op eenmaal in den Hof en maakte de 20 Jaagers gevangen. Intusfchen zat trenck gerust by de eicenaresfe van het Slot ; maar hoe verfchrikte hy, wanneer hy uit het vengfter zag, dat de Vyand zyne Jaagers gevangen nam! Tot zyn geluk kregen de Hufaaren , welken hy in het Klooster gckommandeerd had, bericht van die verrasfching , kwamen 'er plotfelintrs op af, vuurde onder de Oostenrykfche Hufaaren en maakte 22 gevangenen. Op deze wyze kwam hy met 25 wagens en de ge'vanzenen gelukkig in 't hoofdquartier aan. De Koning zat juist pas aan tafel, men hy in den tent trad, en wyl hy den nacht over uitrrecleven was, zo geloofde yder dat hy gevangen genomen was. Zo als hy binnen trad, vroeg hemde Koning:komt gy alleen?Neen, uwe Majesteit, antwoorde trenck, ik: breng 25 geladen wagens en 22 gevangenen met hunne paarden en Officieren mede. — Daadlyk moest trenck zich nevens den Koning aan de tafel zetten; hy wendde zich tot den nevens hem zinenden Engellchen Gezant, en zeide, terwyl hy trenck op den fchouder fioeg, Cejl un matador de majenewfe. Ettelyke minuten hier na ftond de Koning van de tafel op , en omhing hem eigenhandig met de orde Pour le 'merite. Deze eerlyke Man bekende hier na aan den Koning zelve, dat by deze belooning niet geheel alleen verdiend had , alzo hy meer onvoorzichtig dan wys gehandeld had. Deze openhartigheid geviel de Koning zeer; hy gaf hem dus een goede les voor het toeko0 T...... . - rmen-  II.   ( 7 ) mende, en bedoor, zyne gezegde met deze woorden: Volgtgy altyd myn raad, vertrouwd ge u geheel aan my, dan zal ik ook een Man van u maaken. Welk edel Jongeling zou niet, by deze vaderlyke vermaaning van den grooten fredrik, met de derkde yver en rechtgeaarte Vaderlandsliefde bezield zyn geworden' Ook trenck gevoelde van ditoogenblik af, met een dubbele levendigheid, welk een liefde en trouw hy zynen Monarch fchuldig was- , , Eenigen tyd genoot hy het groot geluk, om van den Koning geliefd en befchermd te worden. Hy had zich echter door dit geluk, den nyd van eenige Boosaartigen op den hals gehaald , en deze zogten niets dan zynen val, Zy vonden ook welhaast gelegenheid , zo dat trenck wegens eenige kleine nalatenheden, tot hun vergenoegen, in arrest kwam; en zy zogten den Koning dus verder tegen hem m te neemen. Het hoofdvoorval, waar door hy alleronfchuldigst in ongenade viel, was het volgende. , Hy had een Neef, welke Overfte der Pandouren in Keizerlyken dienst was, en welke ook trenck heette. Deze werd eens zeer zwaar gewond, en fchréef deswegen aan den Pruisfifchen trenck zyn Moeder, dat hy haaren oudden Zoon tot Univerfeel erfgenaam benoemd had. Maar dewyl trenck toen met zyn toeftand zeer wel te vreden was, zo beantwoordde hy dezen Brief niet eens. Eenigen tyd hier na, verhaalde hy dit aan zyne Medeofficiers, en deze zetten hem aan om zulk een groot geluk niet geheel onverfchillig aan te zien, en , voor het minst, den Brief te beantwoorden; de Ritmeester lafchirsky raadde hem , hy zou aan zyn Neef om goede A 4 Hun-  ( 8 ) Hungaarfehe Paarden verzoeken , bet welk trenck op deze zyn-aanraadde deed. Eenigen tyd hier na trok men weder te velde, trenck begeleidde den Monarch in den flag by Strigau en Sorau, tvierd gewond, en hield zich'zo kloek , dat hy de^ liefde des Konings weder volkomen won. Nu bekwam hy antwoord van'zyn Neef, alwaar deze hem in berichte : dat hy hem" geen Hungaarfehe Paarden zenden kon, maar dat hy 'fiegts tot hem te komen had ,.dat hy hem als zyn Zoon en Vriend wilde aanneemen. Dit antwoord gaf hy zyne Kameraaden te leezen, en onder' anderen ook den Ritmeester van Jafchinsky, Welke akyd in 't geheim zyn vyand geweest was. Dezè bragt den Koning deze Correspondentie aan, hoe zeer hy zelf dasr toe den grond gelegd had. De Koning nam het zeer' euvel op , dat trenck eene briefwisfeürrg met eenen vyandelyken Officier hield, en liet hem den volgenden dag , zonder verhoor , zonder krygsrecht, arresteeren, en onder bedekking van 50 Hufaaren op de Vesting Glatz brengen. Men kan licht denken hoe de onfchuldige Held te moede waar. Hy kon zich zelf van geen ontrouw befchuldigen, en had zynen Ko. ning zo lief, dat hy zyn leven gaarne voor hem zou opgeofferd hebben, en nu werd hy van een boosaartig man, op zulk een fchandejyke wyze, in den grootften rampftaat gedompeld, zonder dat hy eens gelegenheid had, om zich te verantwoorden. Hier na bekwam hy nog bericht, dat zyn Neef in Weenen, zyn Brief niet eens bekomen had , en dus had zyn vyand waarfchynelyk het antwoord op de Post gegeeven, om daardoor trenck een kuil te graaven daar hy zeker in moest Horten. Trenck  C 9 ), Trenck fchreef aan den Koning, en verzogt fier om verhoor en krygsrecht; maar wyl de Koning deze doute toon niet geviel, zo antwooide hy hem niets, intusfchen bekwam hy geld genoeg van zyne vrienden, waar van hy rykelyk prefenten onder de Officiers in Glatz uitdeelde, het welk hem ten minden zo veel hielp, dat zy hem met alle vriendeJykbeden overlaadde. Maar den raad welken zy hem gaaven was niet goed ; zy raadde hem aan , om te ontvlugten , en zich naar het Keizerlyke te begeven. In 't eerst was hy tot zulk een' onberaden dap niet te bewegen , wyl hy zyn Vaderland te lief had. Maar toen hy reeds vyf maanden gezéten had, en het zich in het geringde niet liet aanzien, dat hy in 't kort weêr los zou komen; terwyl 'er zich eenige Officiers aanboden, om hem uit zyne gevangenis te voeren en te ontvlugten, zo willigde hy zulks eindelyk in. Hadde Zyne vrienden nu zyne hitte verdoofd, en hem geraaden den Koning, door demoedige voordellen, van zyne onfcbuld te overtuigen; dan zou hy zonder twyfel uit zyne gevangenis verlost zyn geworden. Maar hier zien wy Weder duidelyk, hoe fchadelyk de kwaade, of niet wel overlegden raad , zelfs van den besten vriend is, en welke kwaade gevolgen een onberaaden dap naar zich ileepen kan. ■ Trenck zogt nu op allerhande wyze te ontvlugten: maar zyne onderneemingen mislukten alJen. De eerde aanllag was deze: Hy zaügde met een fchaardig gemaakt pennemes de daaven, welke voor zyn vengder, en zeer dik, waaren, door. Maar daar het te lang. aanhield , eer 'er agt Hangen , welken voor zyn vengder Honden , doorgezaagt waaren, zo dak hem zeker Officier een vyl toe, waar A 5 meê.  C ie J meè hy echter zeer voorzichtig arbeiden moest om niet door dé fchiidwacht gehoord te worden. Zo dra de yzers doorgevyld waaren, fneed hy zyn leder valies aan riemen, en naaide dezen met het gaaien van eene uitgehaalde kous aan elkander ; nam. verder zyn bedde-, laaken tot hulp , en liet zich dus van eena fchrikbaare hoogte van vyftien vademen af. Het was een duisteren en regenachtigen nacht, en alles ging gewenscht. Maar hy moest nu 'eerst door de kuil der openbaare fecreeten waaden, eer hy de Stad bereiken kon, het welk hy niet voorzien had. ïly zonk t°£ aan de kniën in den drek^ alle moeite welke hy aanwenden om 'er uit te geraaken was vrugte'loos, en toen hy geheel afgemat was, fchoot hem niets meer over , dan de fchiidwacht toe te roepen , dat hy aan den Commandant zou zeggen, dat trenck in den drek itak. De Commandant was een vyand van de geheele familie van trenck, en vooral van den Gevangenen, het welk hy hem nu liet ondervinden, wyl hy hem tot aan den volgenden middag, tot een fchouwfpel, voor de geheele wacht, in den drek lierzitten, hem Vervolgens 'er Uit deed helpen, naar zyn gevangenis te rug brengen , en niet voor den avond water liet gceven om zich te reinigen. Nu werd zyn arrest op alle mogelyke wyze verzwaard. Hy werd gantsch orgeduldig, befchouwde zfch zelf als het ongelukkigfle fchepfel op den aardbodem , en zynen Monarch als èen onverzoenlyk Richter. De nachten bragt hy meest flaapeloos , en de dagen in groot wrdriet door, zo dikwyls hy aan zynen vooligen luisterryken Haat dacht, welk hy inBerJjp de Citadel reeds alle mogelyke hulp beloofd had. Deze rechtfebaapen man was op den wal geklommen om zyn Vriend te troosten. Trenck antwoortte: ik leg hier in myn bloed, morgen vind men my dood. — Wat fterven! riep Gefhart, hier is het veel ligter voor u te ontvlugten, dan op' de Citadel. Hier hebt ge in 't geheel geen fchiidwacht, en ik zal wel een middel.vinden om u inltrumenten toe te fteeken. Wanhoop niet! God zal u nóg helpen, verlaat u maar op my! Na dit kort'gefprek vatte hy weder moed, en' zag nog mooglykheid, om zich te redden. Met  {. Si ) Met een fcheurde hy zyn hemhd aan ftukken0 verbond zyne wonden , en verwachtte den dag. Maar wat had hy nu te verwachten ? niets anders, ais dat hy nog erger mishandeld zou worden , dan men reeds voorheen gedaan had, zodra men zag. wat hy had uitgerecht. Vol fmart en ten uiterfte vermoeid, moest hy, hoe zeer hem de flaap overviel, echter wakker blyven , om den vo'genden aanflag ter uitvoer te brengen. Hy lloeg met de yzeren ftaaf zyn tichel fteenen zitplaats aan Hukken, en wierp de fteenen in het midden der gevangenis. Ais nu de middag kwam, en men de eerfle deur geopend had, verfchrikte men, wyi men toen alle de andere deuren open, en den grond met bloed bedekt zag. Trenck ftond aan de binnenfte deur in een fchrikbaarende hou.iing. Hy was met bloed bedekt, hebbende in zyne eene hand een fteen, en in de andere het gebroken mes; roepende: tê rus, te rug! Heer Mijor! zes aan den Commandant dat ik niet langer in ketenen leven wil: Iaat hy my hier laaten doodfchieten ! maar hier binnen laat ik niemand. Eer fmyr en (la ik 30 man dood, eer ik 'er één laat binnen komen , en dan blyft myn mes nog voor my over! De Major verfcirikte — was belluiteloos, en liet het voorval aan den Commandantmeiden. Iniusfchen zette trenck zich op zyn fteenhoop neder, en wachtte zyn ver. der lot af. Dan zyn geheim oogmerk was toen-niet meer, om eene vertwyfelde daid te doen , maar wel een goede Capitulatie te bedingen. Kort daar op verfcheen de Commandant, de Generaal van Borck , benevens den Plaatsmajor en eenige Officieren Hy trad in 't voorD 2 por-  ( 52 ) portaal, maar trad daadlyk terug als hy zag, dat trenck gereed ftond om fteenen te werpen. Hy beval daar op aan de Grenadiers om de deuren te beltonnen. Het voorportaal was pas 6 voeten breed, en niet meer als één ,■ of ten hoogften twee konde dè verfchanfing aanvallen; dus, zo dra trenck zyn arm opligtte ftooven zy daadlyk weder te rug. Men kwam eindelyk met hem in gefprek, en men kwam overeen, dat zyn ftaat blyven zoude zo als hy te vooren geweest was. Hier op kwam men in zyne gevangenis, en zag zynen toeftand met medelyden. 'Er werd een Chirurgyn gehaald, welke hem de wonden verbond; men gaf hem een ander hembd , en liet bloed en fteenen wegruimen. Trenck lag echter welhaast half ontzield op zyn bed, en men laafde hem 4 dagen lang met wyn en vleesch foupe ; deze vier dagen lag hy ook zonder ketenen, waar op hy weder als voorheen in boeijen geklonken werd. De binnenlte deur werd toen geheel met yzer beflagen. Men beklaagde zich , dat men volgens het bevel van den Koning zyn droeven ftaat niet verbeteren konde, wenschte hem moed en geduld, en floot de deuren toe. De kleding van onzen gevangenen, was als volgd : wyl de armen aarr een ftaaf, en de voeten aan den muur gekluisfterd waaren, zo konde hy noch hembd , noch broek behoorlyk aantrekken ; het eerfte werd hem derhalven met opene naaden gemaakt, welke met banden te famengebonden werden, en alle 14 dagen gaf men hem een ander hembd ; maar de broek was op beide zyde toegeknoopt ,. een blaauwe kiel , van grof' foldaaten doek , «ia even als het hembd werd toegeftrikr, bedekte zyn lyf, en een paar foldaaten kouten en paritof-  ( 53 ) toftelen diende voor de voeten. In deze rasphuisboeven kleding moest hy nacht en dag blyven ; wanneer hy nu zyn hart onderzogt, en zich zelf geen misdaad te laste kon leggen waar door hy zulk een mishandeling verdiend had, zo was het hem de grootlte troost, dat hy onfch.uldig leed, hoewel hy zeer dikmaals door zwaarmoedigheid bcflormd yvetó, wanneer hy aan zyn fchitterend geluk in Berlyn en Moskouw te rug dacht. Doch ook uit zyn ongeluk wist hy voordeel voor zich te trekken, en nog lang hier na heeft hy het goede erkend, dat zyn hart en geest in deze treurige dagen geleerd had. Men had nu een fchiidwacht voor de gevangenis geplaatst; en daar Gefhart hem met nieuwe hoop bezield had, zo maakte hy weder daadlyk nieuwe ontwerpen, om zyn vryheid te erlangen. Hy werd, meer en meer, aan zyne ketenen gewoon ,. konde zyn hair uitkammen en met één hand opbinden. Zyn baard, welke niet gefchooren werd, had hem federt langen tyd een zeer afzichtig aanzien gegeeven, en dus begon hy denzelven uit te plukken. Hy leed hier veel pyn aan, byzonder om den mond : maar hier aan werd hy ook ten laatfie gewoon , en hy (lelde dit in het vervolg alle twee maanden in 't werk. Van ongedierte werd hy niet gekweld, het welk zeker door de vogtigheid zyner gevangenis veroorzaakt wierd, en, door eenige fprongen en bewegingen welke hy met het boverlyf maakte, was hy ook niet gezwollen, en kon des nachts goed flaapen. Voor het overige had hy te vooren veel gelezen, en in de waereld ondervonden, en dus vond hy altyd voorwerpen om over te denken, en zyne zwaarmoedigheid te verdryD 3 ven,  ( 54) ven , wyl hy de zaaken , Welken hy zich voorftelde, zodanig doordacht, als of hy dezelven in een boek las. -Door den tyd bragt hy 't met denken zo ver , dat hy geheele Redenvoeringen , Fabelen , en Satyren vervaardigden, ze overluid opzeide, en ze zo in zyn geheugen fpherpte , dat hy daar na , in zyne vryheid , in ftaat was, oni' 'er geheele Roeken vol van te fchryven. Zo gewende hy zich om met het hoofd te arbeiden, daar hy noch pen, noch papier bezat, en dus vervlogen hem die treurige dagen als enkele óogenblikken. Het vervolg van dit verhaal zal bewyzen, dat eigentlyk deze arbeid hem in den Kerker achting en vrienden, en eindèlyk papier én pennen , om in den Kerker te fchryven, en ten laatfte, zyne vryheid bezorgde. Hoe zeer is het dus eider Jongeling aan te raadden, dat hy zyn' jongen tyd vlytig beflede, om een fchat van kunften en wetenfchappen te vergaderen. Want in welke omHandigheden de Jongeling ook kome , zulks zal hem altyd ten voordei verftrekken. Eereposten, en geluksgoederen kan eider Monarch aan het niet waardigfte fchepfel uiideelen of weder afneemen, wanneer hem zulks gevalt; maar al de magt der Vorften kin niemand geleerd, of rechtfehaapen maaken, en daar en tegen hem ook niet afneemen, wat hy hem niet geeven kan. Hoe fchoon heeft het derhalven de Voorzienigheid verordend, dat alles wat wy ons zei ven geeven kunnen , Deugd en Wetenicbappen, ons eeuwig eigen byblyven, en ons door geen famenloop van tegenheden kunnen ontnoomen worden. Lustig derhalven aan den arbeid , 6 Jongelingen ! want zonder arbeid ' kan  ( 55 ) lan zich niemand deze onroofbaarc fchatten verzaamelen. " Ongeveer drie weeken na de laatfte onderneeming , kwam de eerlyke Gefhart weder voor de eerfte reize by trenck op de Wacht, en nu hadden zy gelegenheid om vry met elkander te fpreeken. Want wanneer trenck maft zyn voet op het bed ftond, dan reikte zyn hoofd tot aan het luchtgat in . het venglter. Hy fchilderde hem nu de gantfche lieging van den Kerker af, en het eerfte ontwerp, dat gemaakt werd, was, om onder de fondamenten, die niet diep waaren, door te breeken. Voor alle dingen moest hy geld hebben , pm meer Soldaaten in zyn belang te krygen, en dit werd op de volgende wyze in t werK gefteld. Gefhart ftak hem een draad benevens een blad papier toe , als ook een rolletje waschligt, een (tuk brandende zwam, benevens een pen. Nu had hy licht, (tak zich in den vinger , en zyn bloed dierrte hem tot inkt Hy fchreef naar Weenen aan zynen waaren vriend, den Hoofdman van Ruckhart, melde-hem met weinig woorden zyn rampfpoed, en asfigneerde aan hem 3000 guldens op zyne Rentmeesters , waar by hy de volgende fchikking maakte : duizend guldens moest hy voor de reize houden, en den isaen Augustus in Gommern, een Saxisch (teedje, maar twee mylen van Maagdenburg gelegen, komen, alwaar hem een mensch ontmoeten zou welke een rol rooktabak in de hand nad, aan welken hy =000 guMens aan goud moest overhandigen. Gefhart kreeg hetzelve naricht , en den Brief door het venglter, even als het papier 'er in gekomen was, en zyn r r rj 4 Vrouw  ( 56) ^frouw bedelde hem te Gommern gelukkig op de Post. Eenige dagen na den iöden Augustus kwam Gefhart op de Post, en riep hem toe, dat al' les wel gelukt was Den volgende dag deed hy versch water in de kruik van tkenck, en wierp het geld met een in dezelv.'e, trenck verfchrikte wanneer hy den gehêejen' fom van 20QO guldèns in de kruik vond, daar hy aan Gefhart gezegt had, om 'er de helft van voor zich te houden; daar 'er nu flegts vyf pistoolen afgehouden waaren, terwyl hy maar niet meer begeerde aan te neemen. Welk een zeldzaam voorbeeld van eerlykheid ! ' Nu had hy geld om zyne aanflagen uittevoeren. Gefhart' dak hem' een paar vylen toe ; met deze vylde hy zyne kluisters zo wyd datliy denzeive konde afleggen, wanneer hy zulks begeerde. Hy maakte ook een fchafcel van de groote keten, waar mede hy aan den Wand geklonken was, los, en kon zich ru geheel van zyne ketenen ontflaan. Des middags wanneer hy geviliteerd werd , dan had hy ze weder allen aan, en wist het zo te bclleeken, dat 'er niets van ontdekt werd; daar hy dezelven weer afwierp zo dra de vlfitarie gedaan was. Nu kon hy zich los maaken, wanneer hy wilde. Hef vengder Werd nöoit gevifiteerd; en dus maakte hy beiden de haaken los, waar mede het aan de'muur was vastgemaakt, het welk hy echter alle morgen weer vast maakte, en het zodanig' met kalk befmecrde dat men aan hetzelve niets konde' bemerken. Vervolgens liet hy zich van zyn Vriend yzerdraad toefteken , 'en beproefde , of hy een nieuw traliewerk kon maaken, het'welk bem ook gekikte; waar op hy het vaste traliewerk 'er 1 • " > * ' '■ uit  ( 57 ) ukfneed, en het losfe van hem 'erin zette. Hier door was zyne communicatie met den Schildwacht open, en hy kreeg frisfche lucht in den Kerker. Verder liet hy zich allerhande jnftrumenten toefteken, welken hy dacht noodig te hebben, als ook licht , en een vuurflag , en hing zyn deken voor het luchtgat wanneer zyn licht brandde; waar door hy veilig kon arbeidde, alzo niemand van buiten in zyne gevangenis kon zien. Nu teeg hy aan het werk. De vloer van den Kerker was niet van (leen , maar van 3 jaage eike planken , welke eik drie duimen dik waaren; waar van de eerfte overlangs, de tweede over dwars , en de derde weêr over langs lag. Gevolglyk was deze houten vloer 9 duimen dik, en met fpykers van omirent een voet lang aan elkander gehegt. Een dezer fpykers trok hy 'er met behulp van den yzeren Haaf, waar mede men zyne handen gekluisterd had, uit, Heep hem op zyn graffteen, en deze diende hem in 't vervolg voor. een bytel om ce planken door te fnyden. Nu waagde hy de eerfte fnede; zo dra deze gedaan was, nam hy 't ftuk hout 'er uit, en hefteed het zodanig van onderen , dat het weder in de opening paste, 'beltreek ds reten met brood, ftrooide 'er ftof over, en bevond dat het niet mooglyk was, om 'er iets van te ontdekken. Zodra de vifitatie gedaan was, atbeide hy met minder befehroomdbeid naar beneden, en had den drievoudigen vloer wel haast doorfneden. Daar hy nu een fyn wit zand vond, waar op de gaotfche Sterren|chans gebouwd is. Zonder hulp van buiten kon hy nu geen verderen arbeid aanvangen. Want, wanneer men een grond doorgraaft, welke vecle jaaD 5 reft  ( 58 ) ren lang vast gelegen heeft, dan kan men nooit alle de fpecie, welke men uirgegraaven heeft, in de gemaakte opening te rug brengen. Gefhart (Tak hem dus eenige ellen lynwaad toe, waar van hy wotften maakte, welken ,, wanneer zy met zand gevuld waaren, door dé yzeren Ilaaven konden heen gehaald worden, en dus ledig gemaakt; het welk ook gedaan werd, zo'dikwyls zyn Vriend op fchiidwacht ftond. Zo dra als hy lucht onder den grond had , Het hy zich alle inftrumenten toefteeken , welken hy dacht nodig te hebben ; ja zelf kruid en iood , een paar zakpistoolen , rnesfen en een bajonet. Verder bevond hy , dat de Fondamenten van zynen Kerker vier voeten diep waaren. Om nu zo diep in den grond te komen, en van onderen door het Fondament door te graaven, en dan uit te breeken, daar toe werd tyd, arbeid en voorzichtigheid vereischt. Want 'er moest ook gezorgd worden , dat men hem nitt hoorden werken. Wanneer hy den gantfchen nacht door gearbeid had, dan moest hy alle morgen eenige uuren werken , om. het zand- weder te bergen , en zyne ketenen in order te brengen. Het beste was , dat hy een goede voorraad kaarfen en rollentjens waschlicht had; ook ftak Gefhart hem worst, en gerookt vleesch toe, waar door hy zeer gefterkt werd. In den Winter leed by eene geweldige koude, wyl by geen vuur had; maar zyn hart was vrolyk , wyl de hoop op redding hem yeibly.dde. En wanneer by niet in den grond arbeidde , dan had hy papier en licht, en vermaakte zich met fchryven.' Terwyl hy in deze zoete hoop voordleefde, gebeurde 'er een toeval, dat byna zyne geheele hoop verydeld had. Hy wilde des morgens  C 59 ) gens als Gefhart afgelost was zyn vengder weder in 't gat zetten, maar het ontviel hem , en 'er braaken drie tuiten in. Nu was hy wel een uur in vertwyfeling , en maakte^ wel duizend ontwerpen. Want by de vifitatie zou men daadlyk de aan Hukken gebroken glazen gezien hebben, en men wist dat hy, in zyne ketenen zynde, niet by bet vengfter kon komen. Ook zou men dan het losfe draadwerk gevonden hebben. Hy nam dus een befluit om den Schildwacht aan te fpreken, het moge dan ook gaan zo als het wilde. „ Kameraad ! zeide hy, heb medelyden, „ niet met my, maar met een van uwe „ Kameraden , die zeker opgehangen „ zal worden, wanneer gy my niet by-' „ liaat. Voor eenen geringen dienst zal „ ik u terftond dertig Pistoolen uit het venglter toewerpen." De Soldaat zweeg eenue oogenblikken . en zeide toen zeer zagialyk , hebt gy dan geld ? —Terftond telde trenck dertig Pijtoolen, en wierp ze hem toe Nu vroeg hy wat hy doen moest ? T r e n c k verhaalde hem zyn ongeluk, en ('rak hem een maat van papier, van de aan (tuk gebrooken ruiten , toe. By geluk was de Man gerefolveerd en behendig. Hy liet zich van een zyner Kameraden voor een half uur aflosfen , liep in de Stad , en (tak hem vervolgens de ruiten toe; waar voor Trenck hem nog 10 Pistoolen toewierp. By de vifitatie was alles weder in order, en dus Gefhart gered. Zo veel vermag het geld fomwylen! — D.en Man, welken hem dezen gewigtigen dienst bewees, heeft hy nooit weder gefprookes. Hoe verlegen Gefhart  ( 6o ) hart intusfchen geweest is, is ligt te denken, Hy kwam, na ettelyke dagen, weder by trenck op de Post, en was zelfs verwonderd over 'den gelukkigen uitflag der zaaken; maar Gefhart was door dit voorval veel fchroomachtiger geworden, om trenck verdere hulp-, ter zyner redding, toe te brengen, en hielt het volltrekt daar by, dat trenck nog hulp van buiten moest hebben. Trenck fchreef dus' andermaal naar Weenen aan zyn Vriend Ruckhart; asfigneerde hem 'geld, en bad hem, dat hy nog eens in Gommern zou verfchynen, en zich met twee paarden by de Kloosterberg , by Maagdenburg, gereed te houden , alzo alles tot zyn vlugt vaardig was. Gefhart zond zyn Vrouw met dien brief naar Gommern Dit domme Wyf zei aan de Postmeester , dat haar Man een Proces in Weenen had, verzogt hem den brief zeker te beltellen, en drukte hem daar voor 10 ryksdaalers in de hand. De Postmeester hier door argwaan krygende, opende den brief, zag den inhoud, en zond hem, in plaats van hem aan zyn adres te bezorgen, aan den Gouverneur van Maagdenburg, den Hertog Ferdinand van Brunswyk. Maar hoe verfchrikte trenck, wanneer tegen 3 uuren, na den middag , de Hertog zelf met een groot gevolg in zyne gevangenis kwam , hem zynen brief voorhielt , en hem met eene gebiedende Item afvroeg, wie den brief voor hem te Gommern befteld had? — Zyn antwoord was, ik ken htm niet. ' Op het oogenblik werd 'er de allerfcherpfle vifitatie gedaan. Smits , Timmerlieden , en Metfelaars kwamen binnen; en na dat deze êen half uur gezogt hadden, vonden zy noch het gat in den grond, noch iets aan zyne ke,-  ( 6i ) tenen gcfchonden. Aan het vengder alleen vond men het losfe traliewerk, men maakte dus hetzelve met planken digt, en liet 'er alleen een luchtgat in, dat omtrent zes duimen wyt was. Nu begon de Hertog te dreigen ; maar trenck hield zich itandvastig by zyn woord , dat hy den Schildwacht niet gezien had, en ook niet had willen zien, om dat hy hem niet ongelukkig zou kunnen maaken. Toen de Hertog zag,- dat dreigen niet helpen mogt, zeide hy met minzaamen ernst: Trenck! gy hebt altyd gekiaagd dat gy niet gehoord, nog naar de wetten geoordeeld waart. Ik beloof u, op myn woord van eer, dat beiden daadlyk gefchieden zal, en ik laat u op hei oogenpük uwe ketens afneemen , wanneer gy den Man noemt welke den brief voor u befteld heeft. Hier op antwoorde trenck met mannelyke ftandvastigheid: Genadige Heer! elk weet dat ik deze mishandeling en ketenen niet verdiend hebbe. Myn hart verwyt my niets. Ik zoek my te redden, zo als ik best kan. Maar dan, wanneer ik den medelydende Man kon noemen, welke my uit msnschlievenheid heeft bygeftaan; dan, wanneer ik laag genoeg dacht, om myn geluk, door het ongeluk van een ander, te bevorderen , dan a!lee:i verdiende ik als een fchurk in ketenen te ver-: fmagten. Doe voor 't overige met my wat gy wilt; maar denk ook tevens, dat ik nog niet geheel verlaaten hen , uat ik nog Ritmeester by de Armee ben, en trenck heete. De Hertog (ioua verfield, dreigde, en ging naar buiten; efr, ge!yk trenck naderhand vtrteld werd , had hy by 't uitgaan gezegd : •lk beklaag hem , en bewonder zyne lhnd- vas-  ( «2 ) vastigheid. Intusichen was het voor zulk een verftandig Heer, een groote misflag, dat hy dit gefprek, dat taam.elyk lang duurde, in tegenwoordigheid van veele gemeene Soldaaten hielt. Want dit gaf trenck zulk een groot vertrouwen by dë Soldaaten van het GuarnU foen, wyl zy zaagen dat hy niemand verried, dat nu de baan gereed was, om voor het toekomende, by allen, hulp en achting te vinden. Byzonder daar de Hertog zich had laaten ontvallen , dat hy wel wist dat trenck geld verborgen , en reeds onder de Schildwachten had uitgedeeld. Nauwlyks één uur hiér na, hoorde trenck een groot gerucht voor zyne gevangenis. Hy luifterde en hoordé dat een Grenadier zich aan de Palisfaden met zyn hairband verhangen had. Hoe verfchrikte hy! want hy dacht niet anders, of het was Gefhart die zulks gedaan had. Na eenige zwaarmoedige gedachten , bedacht hy, wat de Hertog hem beloofd had, wanneer hy den Man noemde, dien den brief gebragt had ; hy klopte dus aan de deur, verzogt om den Officier te fpreeken, en zeide tegen deze: dat, wanneer men hem pen, inkt, papier en licht wilde geeven , hy dan het gantfche geheim aan den Hertog melden zou. Dit gefchiede. Hy fchreef, en wilde den naam vsn Gefhart zetten, wyl hy deze reeds voor dood hielt. Maar zyn hand beefde, en hy wierp de pen neder. Hy Hond op en riep: myn God ! is dan geen mensen zo redelyk, om my de naam van den Man,,welke zich verhangen heeft , te zeggen ? Met een wierp hy vyf Pistoolen naar buiten, want het gat was toen rog niet toegefpykerd, en daar op antwoorde de Schiidwacht: by heet SchutZf  ( 63 ) Schutsz, en behoort onder de Compagnie van Ripp. Toen fchreef hy Schutsz in plaats van Gefhart, hoe zeer hy de eerlle naam nooit meer gehoord had. De brief werd den Hertog gebragt, maar deze rook lont, en begreep, dat trenck me: meer Soldaaten verftandhouding hielt. Het bleef dus by het oude, en hy verkreeg nog verhoor nog krygsrecht. Deze Schutsz had trenck, toen hy nog op de Ciradel zat, eens voor vyf honderd gulden bedrogen Hy wierd nu verdacht 'gehouden, en uit dien hoofde verhing hy zich, wyl hy geloofde, dat trenck hem verklapt had. Zo ontfangt de Bedrieger toch eindelek het loon voor zyn bedrog! Men had intusfchen zyne Schildwachten verdubbeld , om hem het zoeken naar hulp zwaarder te maaken. Gefhart kwam weder op de Post, maar had nauwlyks gelegenheid om eenige woorden zonder gevaar te fpreeken. Hy bedankte trenck voor zyne ftilzwygenheid , en zeide, dat het Gu trnifoen, in weinig dagen, in 't veld zou marscheeren. Trenck verfchrikte! want nu zag hy zyne hoop op redding, geheel verydeld. Maar hy vatte echter weder moed , wy! zyne ondermyning in den grond nog niet ontdekt was, en hy nog sco guldens, benevens een voorraad van licht had. Nauwlyks 8 dagen , na dit voorval, brak de zevenjaarige Oorlog ook uit, en de Regimenten rukten in 't veld. Nu bekwam een Major van de Landmilitie het opzicht over de gevangenis, welke Bruckhauzen beerte. Deze, en de Generaal von Borck, waaren twee onbarmhartige menfehen , welken den armen gevangen Held op alle wyze plaagden. (>e Ge-  C 64' ) Generaal verfcheen in de gevangenis, in dé" gedaante van eenen heerschzugtigen en ontaienschten Tiran. Het was hem van den Koning erndig aanbevoolen om trenck, zelfs op de verbeürte van zyn hoofd , wel te bewaaren , waar en tegen hy verlof had , om met hem te bandelen zo als hy wilde. Hy vreesde dus niets meer, als dat trenck ontvlugten zou. Voor 't overige, zo hielt hy hem werkelyk voor een Booswicht, en een Verrader van zyn Vaderland , wyl de Koninghem, dacht hy, anders niet aan zulk een mishandeling zou hebben overgegeeven. Hy trad dus in de gevangenis, niet als een Officier, tot een ongelukkig Officier, maar als een Beul tot een misdadiger. Daadlyk verfcheen de Smit,' en lag trenck een ongehoorden yzeren halsband aan, welke meteen zwaare keten aan de boeijen zyner voeten werd vast gemaakt, hef vengder werd geheel toegemetfeld op een klein luchtgaatje na, en eindelyk nam hy hem ook zyn bed af, en gaf hem zelfs niet eens droo. Waar by hy hem nog een menigte fcbeldwoorden gaf. Men delle zich nu trenck's omdandigheden onder de handen van zulk een Ondier eens voor ! Zyn eenigde hoop was nu nog , dat men niet ontdekt had, dat hy zyne boeijen kon afleggen , en fchoon het hem onmooglyk was in de gragt uit te breken , zo hoopte hy altyd, dat hy door geld, nog wel eens een Officier over zou haaien om met 'hem te ontvlugten , even als schell met hem uit Glatz gedaan had.' Was 'er aan het bevel van den Koning letterlyk voldaan geworden, dan was het onmooglyk geweest, want volgens het zelve moest hem alle gemeeiïfehap met Menfchen wor-  ( 65 ) worden afgefneden. Ten dien einde moesten de vier Hemels der deuren ook in onderfcheidenè handen zyn; een by den Commandant, een ander by den Plaatsmajor, de derde by den Major du jour, en de vierde by den Luitenant welke de wacht had. Bygevolg had hy dan nooit gelegenheid gehad met iemand alléén te fpreeken. In 't begin werd aan ait alles naar de letter voldaan , beha 1 ven , dat de Commandant zich alle agt dagen maar ééns liet zien. Eindelyk gaven de andere allen hunnen fleutel aan den wachthebbenden Officier over, welke nu alleen in den Kerker ging. Doch de menigte ongemakken, de koude, bet misten eener redelyke legerftede , overwonnen eindelyk de krachten van den lyder. Hy verviel in eene zwaarte heette ziekte. De Tiran Borck bleef echter onbeweegelyk, en wenschte om zynen dood , wyl hy dan van de zorg om hem té bewaaren ontheven was. — Nu ondervond trenck wat een gevangene, zonder bed , zonder verkwikking , zonder menfehelyke hulp was. De Iterkfte ziel moet moedeloos worden in zulk een vreeslyk lyden! — Deze ziekte duurde byna twee maanden. Hy werd zo zwak, dat hem nauwlyks krachten overbleven , om zyne waterkruik aan zyn mond te brengen. Voornamentlyk had \ hy een dag , welke de fchrikkelykfte was, welke men zich kan voordellen. Heette koorts en hoofdpyn folterden hem, alle zyne leden waaren gezwollen. Hy lag in zyne ketenen , welke hy nu niet meer konde afleggen , en lag met het hoofd tegen den muur. Hy wilde drinken,-de kruik viel hein uit de handen en brak! — Nu moest hy nog vierentwintig uuren zonder drinken liggen ! Wy fchuiven het gordyn voor dit aklig tooE v. -el ,  C 66 ) heel j en zullen de traanen eencr gevoelvolle ziel hier voor een wyl den vryen loop geeven. Toen men den volgenden dag vifiteerde , geloofde men werkelyk , dat hy dood was. De fmachtende tong hing hem den mond uit, en hy lag geheel in onmagt. Men laafde hem, hy kwam by, en flurpte toen het water met een onbefchryfelyke graagte naar binnen. Men wenschte hem geluk , wyl men dacht,,dat zyn dood naby was, en ging heen. Intusféhen werd 'er in de Stad zo roerende van hem gefprooken, dat alle de Damens ert ook de Stafofficiers van het Guarnifoen zich vereenigden om den Tiran Borck te bewegen , dat hy hem zyn bed mogt wedergeeven. Van dien tyd af werd hy echter werkelyk beter , en in 6 weken tyds was hy , 101 verwondering vair alle menfchen, weder herfteld. Het hart van zyne Infpeciionsofficiers had hy gewonnen , en ria 6 maanden lydens, ging de zon der hoop , op eenmaal , weder op. Eens kwam de Luitenant Sonntag by hem , fprak vertrouwd met hem , en klaagde over fchulden. Trenck gaf .hem 25 Louis d'Or, en daar mede was hunne vrienfchap voor eeuwig gefloten. Naderhand wierden alle drie de wachthebbende Officiers zyne vrienden, en zaaten geheele uuren by hem; terwyl hy hen door geld, meer en meer, wist te gewinnen. Door de Zoon eens' Officiers, gaf hy bericht van zynen (iaat , aan zyne Zuster , als ook aan de Gravin, zyne Vriendin in Petersburg, welke hem 2cco Roebels toezond. Men gaf hem licht, boeken en nieuwspapieren in zyne gevangenis , waar door hy zich eene aange- naa-  ( 67 ) raam" bezigheid bezorgde. De Luitenant Sonntag liet hem heimelyk andere handboeijen maaken, welken hy altyd naar zyn believen kon afleggen. Verder gaf men hem koud vleesch , worst en diergelyken , waar door hem zyn lyden nu draaglyk werd. Nu begon hy weder op zyn vryheid te denken, maar onder alle de Officiers was 'er, helaas! geen één, welke voor hem dorst onderneemen , dat schell in Glatz gedaan had; ook was het nabuurig Saxen te dien tyd in de macht der Pruisfchen , het welk zyrt vlugt des te gevaarlyker maakte.. Intusfcben had Sonntag afgemeten, dat van de plaats af, waar hy het gat in de vloer gemaakt had , tot aan den ingang van de galery in den hoofdwal , eene lengte van 37. voeten door te breken was. Dezen Herkulifchen arbeid werd dus ondernomen, en was des te mooglyker, wyl de grond maar uit wit zand beftond. Men onderrechtte hem, hoe veel hy links en rechts te gaan had , om aan den hoofdwal de deur te vinden welken naar den tweeden wal leid. Als nu den dag tot zyne vlugt bepaald was, dan zouden de Officieren de deur open hiaten, en dus kon hy dan zeer gemakkelyli ontkomen. Dezen arbeid werd dus aangevangen , en duurde over de 6 maanden. Nauwlyks had hy de fondamenten agter zich weg gebroken en daar mede het oude gat gevuld, ofhy bevond, dat de hoofdwal een fondament had, dat nauwlyks een voet diep was, het welk een groot gebrek aan eene zo voornaame Vesting is In den aanvang ging het werk voortreffelyk , hy kon in een nacht by de drie voeten voorwaards arbeiden , en met 'er haast was by 10 voeten wyd gekomen , dan toen E 2 onJ-  C 68 ) entmoefte hy eene groote zwarigheid. Waaneer hy begon, moest hy eerst het gat, waar in hy afdaalde , met de hand ledig maaken , waar mede eenige uuren verliepen. Dan moest hy, wanneer hy verder wilde doorgraaven, het zand by handen vol uit het hol haaien en Wegruimen , alles lag dan eerst op een hoop in zyne gevangenis, en hy moest het op dezelve wys, waar op hy 't 'er uit gebragtbad, 'er weder in brengen. Hy heeft berekend, dar hy op deze wyze, toen, hy eenmaal twintig voeten ver gearbeid had, binnen de 24 uuren, ongeveer 1500 tot 2000 vademen, in de aarde, op zyn buik kruipen mdest, om het zand 'er buiten , en 'er weder in te brengen. Als hy deze arbeid gedaan had, dan moesten alle de reeten in de vloer digt gefineerd en alles od order gebragt worden , ook moest hy zyne ketenen dan' weder aan doen , en wanneer hy dus een dag ëear" beid had , dan was hy zo vermoeid , dat hy verpligt was de drie volgende dagen uit te rusten. Het kanïal was zeer naauw , en dus moest alles met het bloote lyf gedaan worden , wyl men dezen arbeid anders zeer ligt aan zyn hembd zou bemerkt hebben. Het zand was ook geheel nat, dewyl men 4 voeten diep reeds water vind. Eindelyk viel het hem op de gedachten , om zandzakken te maaken, wyl hy deze fpoedig uit en in het gat kon brengen. De Officiers bezorgde hem daar toe het lynwaad, ook verfneet hy zyn bed en maakte 'er zandzakken van, en om dat zulks niet ontdekt zou worden , zo ging hy in de bedftede liggen, even of hy ziek was, wanneer de Major Bruckhaufen \ iü"teerde; van de overige Officieren had hy geen kwaad te wachten. Ten  ( 69 ) Ten taatften , toen hy zo ver doorgegraaven had dat hy byna konde uitbreken , was het hem byna niet meer mooglyk , om den arbeid voor de vifitatie gedaan te krygen. Dikwyls zat hy zo vermoeid op den zandhoop in zyne gevangenis, dat hy het voor onmooglyk hield, alles wederom naar binnen te werken, en dikmaals het befluit nam om de vifitatie dus af te wachten; ja, 'er bleef hem in 24 uuren niet zo veel tyd over, dat hy op zyn gemak een ftuk brood kon eeten. Maar nauwlyks had hy eenigen tyd zwaarmoedig gerust, of de gelukkige voortgang van het werk moedigde hem dan weder aan, om zyne laatfte kragten te beproeven. Hy greep dan weêr nieuwe moed, en had zyne gevangeni* dikwyls ilegts 5 minuten voor de vifitatie in order- Toen hy flegts 6, of 7 voeten van de plaats af was daar hy moest uitbreken , bejegende hem een toeval het welk alles verydelde. Hy arbeidde onder de fondamenten van den wal niet ver van daar de Schildwacht ftond. Alle zyne banden en ketenen kon hy afleggen, uitgenoomen het halsyzer, met de daar aan hangende haaken, welken hy vast bond, wanneer hy in den grond werkte. Dan eens waaren dezelven los gegaan, en de Schildwacht hoorde dezelven kletteren omtrent 15 voeten van trenck's Kerker af. Hy riep 'er de Officier by, men ging met het oor op de aarde leggen en hoorde de zandzakken heen en weêr fchutven. Den volgende dag wierd zulks aangegeeven, en de Major, die juist zyn beste vriend was , trad , benevens den Plaatsmajor , een Smid en een Metfelaar in zyne gevangenis. Trestck verfchrikte; de Luitenant gaf hem door een' wenk te verdaan dat hy verE 3 raa •  ( 20 > raaden was. Het vifitceren nam een begin , maar de Officier wilde niets zien, en de Smid en de Metfelaar. vonden alles in order.. De Major JJruckhauzen was dom , en hielt de zaak voor onmooglyk. Hy zeide by 't uitgaan tegen de Schildwacht : „ Gy Ezel hebt niet trek-k, maar een Mol onder de aarde gehoord. Hoe zou 't mroglyk zyn, dat hy zo yer uit zynen Kerker kon arbeidde?" En hier mede ging hy voort. Het was nu geen tyd meer om te zammelen ; was men maar eens des avonds komen vifiteeren , men had hem aan 't werk gevonden. Wanneer hy nu de laatfte drie voeten doorbreken zou, ftond de Schildwacht welke hem gehoord had weder op fchiidwacht. Deze door eergierigheid gedreven, wyl men hem een Ezel genoemd bad , ging op den grond leggen, en hoorde hem heen en weder kruipen. Hy riep zyne Kameraaden , zy gaaven het aan , de Major werd geroepen , en deze hoorde het ook. Nu merkte men, dat trenck naar de deur wroette , cn door deze uit de hoofdwal in de galdery meenden te komen. Daadlyk werd de deur geopend, men gaat er met Lantaarnen in, en loerd op den uitkomenden Vos. Zo dra trenck nu een weinig opening kreeg, zag hy het licht, en de lichaamen van hen, die op hem pastten. Weik een donderdag voor hem 1 Hy was verraaden, en kroop dus met moeite weder te rug, wachtende in zyn gevangenis zyn noodlot af. Echter, hy had de tegenwoordigheid yin geest , om zyne inftrumenten , geld, enz. onder den vloer te verbergen. Hoewel zyn meeste geld in de vloer in verfcheide gaaten verborgen was. Nauwlyks had hy het een en ander verborgen,  (11) gen, of hy hoorde de deuren reeds kraaken. Men vond den Kerker vol zand en zandzakken, maar zyne boeijen en ketenen had hy reeds weder aangedaan, om hen te doen gelooven, dat hy met dezelven in den grond gearbeid had, en zy waaren ook dom genoeg, om dit voor goede munt aan te neemen. Niemand weerde zich echter by deze gelegenheid meer dan de domme Bruckhauzen. Hy deed veele vragen, maar trenck antwoorden hem niets. De nacht was daar, en het was onmooglyk de zandhoopen weder naar binnen te werken. De Luitenant en de Wacht bleven dus by hem. Dea volgenden morgen veifcheen 'er een zwerm Werklieden, welken het gat weder vulden en toemetfelden, en voor de doorgefneden plank 'er weêr een nieuwen in maakten. Alle de ketenen werden nu zwaarder gemaakt, en in plaats van busfchen over de boeijen van de voeten , werden dezelve met fchroeven gefloten en vast gef need. Voor de rest bleef alles by het oude Tot aan den volgenden dag werkte men nog aan den vloer. Hy kon voor de tweede reize niet flapen, zo dat hy van vermoeidheid en zwaarmoedigheid op den grond nederzonk. Terwyl men hem tot zyn innigftefmert ook zyn bed afnam, wyl hy dit gedeeltelyk tot zandzakken had verfneden. Eer men de deuren toefloot viflteerde Bruckhauzen hem tot op het bloote lyf. Hy had trenck dikwyls gevraagd , van waar hy toch al die inftrumenten gekregen had? Het antwoord van tkekck was dus: Myne Heeren , de Duivel is myn beste vriend, hy brengt ray alles wat ik nodig heb. Gy moogt my bewaaken zo als gy wilt, hy zal my toch van E 4 uw  ( T- ) uw geweld bevryden. Eindelyk, toen zy alles op het naauwfte onderzogt, en de laatfte deur gefloten hadden, riep trenck: Myne Heeren! komt nog eens te rug! gy hebt iets vergeeten. Ondertusfchen haalde hy eenen verftoken vyl voor den dag, en zeide by hunne terugkomst: ik heb u Lieden maar willen bewyzen, dat de Duivel my al brengt wat ik nodig heb. Men vifiteerde nog eens, en floot toen de deuren weder toe. Waar op hy hen nog tweemaalen te rug riep , en dus in zyn druk met hen den fpot dreef. Door het gerucht van de tooverkragt van trenck, "had zeker Burger aan een Officier 50 Daalders beloofd wanneer hy hem vergunnen wilde, om trenck maar door de deur te zien, wyl hy zeer gaarne een hekfe Meester zien wilde. De Officier ontdekte zulks aan trenck, en zy fielden de volgende list in 't werk. Trenck liet een Masker brengen, vermomde zich , en verfcheen dus aan den nieuwsgierigen Burger , welke verfchrikt te rug week ; kort daar op deed hy een wit hembd aan, en maakte zyn aangezicht geheel wit, in welke gedaante hy zieh aan den verfchrikten Burger zien liet, die vervolgens , vol van fchrik , overal vertelde, dat trenck een Tooveraar was. Het was zeker niet goed, dat trenck , en zyne helpers, het bygeloof van het gemeene volk verfterkte; Maar hier uit kan men keren, hoe gemakkelyk de ligtgeloovigen zich laaten bedriegen, en hoe dikwyls 'er door zulke potfen, volgens hunne verbeelding, fpokeryen ontftaan. Inmsfchen voelde onze Arrestant welhaast het gemis van zyn bed. Zwaarmoedigheid en geleden ongemakken riante hem weder in eene  ( 73 ) eene zwnnre ziekte, waar aan hy voorzeker zou geftorven zyn, indien de menschlie/endheid der Officieren hem niet te hulp had gekomen. Bmckhauzen alleen bleef zyn vyand. En op dien dag, als hy de infpectie had, werden de ftrengfte beveelen uitgevoerd. Eindelyk vond hy ook een raiddel om Bruckhauzen van het viliteeren der ketenen af te houden, zo, dat by dien last alleen aan de wachthebbende Officieren overliet. Bruckhauzen had een fyne neus — en wanneer trenck de eerfte deur hoorden open maaken , dan begon hy in zyn fecreet zulk een flank te maaken, dat Bruckhauzen zeer gaarne voor de deur ftaan bleef. Omtrent den tyd van de mislukking zyner vlugt , kwam de Generaal van Krufemark , met welke hy in Berlyn in vertrouwelyke viy'endfehap geleefd had, in zyne gevangenis. Deze vroeg hem op eenen trotfehen toon, zonder eenige blyken van vriendfehap, of medelyden te toonen, onder anderen: waar hy zich mede bezig hield, en of hem de tyd niet lang viel? Trenck antwoorde hem in den zeiven trotfehen toon: dat hy zich met denken wist bezig te houden , en in zyne ketenen misfchien veel vergenoegder leefde, als die geene welken hem mishandelde. Waar op Krufemark hem antwoorde : Wanneer gy by tyds uw' eigenzinnigen kop gebogen, en den besten Koning om genade gebeden had ,dan zoud gy veelligt in andere omftanoigbeden zyn. Wie een misdaad begaan heeft, en daar by nog trots blyfi, verdiend geen beter lot als het uwe is. Trenck ontftak hier op in billyken toorn, en zeide: Myn Heer ! gy zyt een Generaal des Konings, «n ik ben nog werkelyk RitE 5 mees-  C 74 ) meester onder de Keizerin Therefia, die my zal weeten te befchermen, en misfchien ook nog te redden. Myn hart verwyt my niets, en gy zelf weet, dat ik deze ketenen niet verdiend bebbe. Krufemark ging toen fcheL dende heen , en zeide : men zal den vogel welhaast anders leeren piepen. Kort daar op ondervond hy ook de gevolgen van dit edel bezoek. 'Er kwam een bevel om trenck in zyn flaap te ftooren , door hem alle quartier uuren door de Schildwacht te laaten roepen en te wekken; welk bevel welhaast volbragt werd, en in het eerst onverdraaglyk voor trenck viel; maar na dat deze wrede gewoonte eenigen tyd geduurd had, werd hy 'er zo aan gewoon dat hy zelfs Animerende antwoord gaf. r In dezen rampzaligen toeftand vervaardigde hy een treurlied , waar van wy hier eenige Coupletten zullen affchryven. Wekt my maar, gy fcherpe Wachten l Wekt my viermaal in een uur; Wilt ge uw' wreeden lust betrachten, Smoort dan de infpraak der natuur. Lacht, terwyl ik zuchtend waake! Luistert of myn voet ook kraake. # '# * Wekt gy my, tirannen- knegUn'. Want gy 'doet maar 't geen gy moet, Maar die, tegen alle rechten, My zo fnood mishandkn^doet, Dien zal haast de wroeging wekken, En de wraak met Schande dekken. Wekt  C 75 ) Wekt my viermaal alle Jionden! Schreeuwt myn naam al brullend uit! Ryt (leeds aan myne oude wouden, Zo die wreedheid u niet fluit! Maar zo vaak gy my komt ftooren , Denkt dat God uw flem zal hooren l & # * Dieven, die in ketens zwoegen , Word de flaap zelfs niet benyd; Niemand floort hun vergenoegen. Als een droom hun hart verblydf My alleen word het verhinderd, Dat de flaap myn lyden mindert. i$ & & Elke roep die ik hoor ruisjchm, Doet my hygen naar het graf, Brengt myn gistend bloed aan 't bruisfchen, Pynt myn zwoegend lichaam af; Strykt de flaap dan op my neder. Dan wekt my de Schildwacht weder. & * Woed vry toomeloos, Sarbaaren! Raast en tiert, en foltert vry! —. Schoon de waercld my laat vaaren, Haar Regeerder Jiaat my by! T>ie op Hem hun fterkte bouwen, Leeven 'altyd vol vertrouwen. «& ï& Die gewoon is groot te denken, Word door,onfpoed nimmer klein. Eens zal God my vryheid fchenken; Want myn hand en hart is rein: Een die aan de Deugd zich heiligdt Word altyd door God beveiligd. Een  C 76 ) Een Major, welke trenck's vriend was, gaf hem te raad, om op het noemen van zyn naam , niet 'te antwoorden ; alzo men hem daar niet toe dwingen kon. Deze raad gelukte, en hy gaf geen antwoord, voor dat men hem , daar voor, zyn bed weder gaf. Kort hier op verloor den wreeden van der Borck zyn verfiand , en de Heer van Keichman, een waar menfchenvriend, werd Commandant in zyn plaats. De braave Man kon de hoofdzaak van trencX's lyden wel niet veranderen, maar hy gaf" toch bevel dat voortaan de deuren der gevangenis daaglyks eenigen tyd open gelaten moesten worden, om hem daar door eene frisfche lucht te doen toekomen. By deze gelegenheid begon hy op zyne tinnen Drinkbekers met eene fpyker welke hy uit de planken getrokken nad te tekenen, en bragt het in deze kunst, in korten tyd , zo verre, dat zyne gegraveerde Bekers als meesterftukken van tekening duur verkogt werden. Eider Officier wilde toen een Beker van hem hebben, en daar door kreeg hy verlof om altyd licht te branden. Een dezer Bekers geraakte in handen van den Vorst August Lobkowitz , welke den Beker naar Weenen bragt en aan de Keizerin vereerde. Op dezen Beker (iond een beeldtenis , verbeeldende een Wynberg , waar in eenige Menfchen' arbeidde. En daar onder dit byfchrift: Myn Wynlerg werd gebouwd; ik liet hem vly- tig fnoeijen; Ik hoopte op rype vrugt; ik zag hem kiemen, bloeijen t Maar,  Echte en nauieuMge atbeeldmg vam een beker, door den Baron van dei-Trenck in zijne gevangenis gegraveerd, en tkanig in het Ibeasit. van tien Heel- A.'Werilira, te . AnrastelclaKi .   C 77 ) Maar , ach! ik plantte alleen. Een Achai drinkt den wyrt'j De baatzucht eischt myn' val; ik moet een Na- hoth zyn. Dit Zinnebeeld op de Bybelfche gefchiedenis, en te gelyk op zyn ongelukkig lot in Weenen zinfpeelende, maakte zulk een iudruk op het hart der Keizerinne, dat zy terdond aan haar Minister bevel gaf, om op alle mooglyke wyze voor de redding van trenck te zorgen. Maar deze arbeid zou beii/ ten laatflen blind gemaakt hebben. Elk vroeg bem om een Beker, en hy zat daagiyks 18 uuren by het kaarslicht op het blinkende tin te kyken; ook •wierden zyne kragten door het al te derk denken , in het maaken der Zinnebeelden, zodanig uitgeput, dat hy welhaast voor de derde reize in eene zwaare ziekte verviel en ter dood toe krank werd. Weder herdeld zynde, liet hy dezen arbeid vaaren, en dacht weder eindig aan zyne vrybeid. De oude Luitenant Sonntag nam als invalide zyn affcheid. Trenck gaf hem reisgeld , om naar Weenen te reizen, en daar den droeven (laat van trenck aan de Keizerin voor te dragen; maar daar men trenck njet weder in Weenen begeerde te zien , zo wist men het zo te fchikken, dat Sonntag Weenen moest verlaaten zonder de Keizerin gezien te hebben. Omtrent dezen tyd, rukte de Franfche Armee, tot op 5 mylen van Maagdenburg af, voort. En deze gewigtige Vesting , welke ten minden iöoco man ter verdediging nodig heeft, had toen niet meer als 1500 koppen. De Fracfchen hadden 'er dus zonder eenige td-  ( ?8 ) tegénwser kunnen binnen trekken. De hoop van trenck groeide by hunne aannadering. Maa> hoe groot was zyne ontfteltenis toen men hem verhaalde, dat de Vyand van Maagdenburg te rug getrokken was! Deze hoop op redding dus vervlogen zynde, maakte hy welhaast een ander plan om zich te redden , namentlyk om de Vesting Maagdenburg aan de Oostenrykers over te leveren. Het gantfche Maagdenburger Guarnizozn was, zo als gezegt is, toen zeer gering. Hy had twee Majors en twee Luitenants op zynezyde, en de Wacht in de Sterrenfchans beftond flegts uit 15 man, welke ook meestendeels bereid waaren, zich naar zynen wenk te gedragen. De Stads poort, buiten welke de Sterrenfchans lag, was maar met 12 man en een Onderofficier bezet , en digt by dezelve -lagen 70OO Croaren als krygsgevangenen, in de Cafematten opgefloten. Van buiten wilden zyne Vrienden voor eenige Compagnien Soldaten geweer enz. in gereedheid houden , by het eerfte allarm zou men de Croaten opgeroepen hebben , men zou de Stads poorten bezet hebben; in 't kort, alles was zoo beftooken, dat men Maagdenburg, het Magazyn der Armee, de Koninglyke Schatkamer , het Tuighuis, en zestien duizend krygsgevangenen, op deze wyze zeer zeker in zyn magt zou gekregen hebben. Trenck zond dus een zekere Luitenant, -welke verlof genoomen had, naar Weenen , om aldaar van de Rentmeesters zyner goederen 20co Ducaaten te eisfchen. De Luitenant kwam gelukkig in Weenen, en deelde daar het plan van trenck mede. Men onder, vroeg hem op alles, en raadde hem eindelyk zich  ( 79 ) zich in zulk een gevsarlyke onderneming niet te mengen , en fcbeepte hem met duizend Guldens af. Gelukkig dat hy zyn naam niet gemeld had, want hy merkte welhaast dat hy verraaden was, en zag Maagdenburg dus niet weder. Nauwlyks was dezen Luitenant 4 weeken op reis geweest, of de Gouverneur van Maagdenburg, de Erfprins van Heslénkasfe!, kwam in de gevangenis , toonde trenck zynen brief, welke hy naar Weenen gezonden had, en vraagde: wie dien brief befteld had, en wie die lieden waaren, welken hem bevryden en Maagdenburg verraaden wilden? Nu kan men zich ligt voordellen , hoe trenck opkeek, toen-de Gouverneur hem zyn brief toonde. Hy behield echter zyn tegenwoordigheid van geest, en ontkende rond uit, dat hy dien brief gefchreeven had, tefwyl hy zich ovef zulk een arglistige ilreek als verbaasd toonde. De zandgraaf zogt hem te overtuigen , en verhaalde hem zelfs den inhoud van een mondelings voorftei, door den Luitenant te Weenen gedaan , om Maagdenburg in handen van den Vyand te ftellen. Maar wyl deze Luitenant den naam had opgegeeven van een Luitenant, welke te Maagdenburg in Guarnizoen gebleven was , zo bleef de geheele zaak een raadfel. Te meer, daar het zeer onwaarfchynlyk was , dat een Man welke dus gevangen zat, als trenck deed , het gantfche Guarnizoen zou kunnen overwinnen of vermeesteren. De goede Vorst verliet dus zynen Kerker, fcheen met zyn antwoord te vredtsn, vooral daar hy geen vermaak in het ongeluk van..zyn evenmensen, "vond. Intusfchen verfcheen 'er den volgenden dag eene  C 3o ) eene groote Commisfie in de gevangenis , men zette 'er een Tafel in, en de Commandant , de Heer van Reichman , prasfideerde zelf. Men klaagde trenck als Landverraader aan: hy bleef zyn handfchrift ontkennen, en zeide eindelyk : Ik ben geen misdaadiger, maar een braaf Patriot, welke door laster , zonder naar 't krygsrecht verhoord te worden, in ketenen geraakt is. De Koning heeft my reeds in het jaar 1746 gecasfeerd, en myn vaderlyk erfdeel geconfisqueerd. Ik heb dus buiten myn Vaderland brood en eer moeten zoeken, het welk ik in Üostenryk gevonden heb, alwaar ik nog werkelyk Ritmeester ben, waar ik aan myn Monarchin trouw gezwooren heb. Verraad heeft my in Dantzig , op nieuw, zonder eene misdaad tegen den Koning begaan te hebben, in den Maagdenburgfchen Kerker geworpen. Hier word ik als een misdadiger mishandeld, en 'er blyft my niets over als myne vryheid te zoeken, zo goed ik maar kan. Hier mede eindigde het verhoor. Niets werd beweezen, en alles bleef by het oude. Maar daar men op eenige Officiers een kwaad vermoeden had , zo kreegen de drie , welken hem dus verre bewaakt hadden , de wacht niet meer by hem ; waar door 'hy twee zyner beste vrienden verloor. Het duurde echter niet lang of hy had reeds twee anderen, door zyn geld gewonnen; het welk hem niet zeer moeijelyk viel, alzo de meeste Officiers van 't Guarnizoen, arm en onvergenoegd waaren. Daar elk, boven dat, uit den grond zyns har. te wenschte, om een middel te kunnen vinden ' waar door trenck mogt ontvlugten. De Gouverneur betoonde voor trenck veel genegenheid te hebben; want toen hy, korï  C «i ) kort na dit voorval, weder ziek werd,, zond hy hem zynen Arts, en eeten van zyne ,atci Jitt hem twee maanden ongeftoord flaapen \ en 't haatlyk baisyzer afneemen. Wy moeten nu nog eenige proeven aantoonen, weiken hy deed, om, was het mooglyk , daar door zyne vryheid te bekomen. Welk een onfchatbaar goed is de vryheid! . Om haarent wil had hy zo menigmaal de on. geloolëlykfie onderneemingen gedaan, zo dikwyls gezogt den grond te doorbooren , en fchoon zyne onderneemingen dikwyls mislukten , hy waagde het echter telkens weder. Dus was de volgende aanllag van hem : hy maakte twee onderfcheidene openingen ; uit de eene poogde hy waarlyk uit te breken , maar de andere was eene looze opening. Uit de eerstgemelde wierp hy een groote menigte zand in zyne gevangenis, en maakte toen den grond weder zorgvuldig toe, en arbeidde toen aan de tweede zo hard,dat men hem van buiten zeer luid kon hooren woelen. Omtrent middernacht werden de deuren zyner gevangenis op eens open gemaakt , en men vond hem aan den arbeid, het welk zyn wensch was. Niemand kon begrypeu, waarom hy onder de deur wilde uitbreken, alwaar drie dubbele Schildwachten ftonden. Des morgens kwamen 'er ettelyke Arrestanten en maakte dit gat weder digi, men lachte over deze onmogélyke onderneeming ; maar niemand was het rechte gat gewaar gewoiden. En daar de Officieren zyne vrienden waaren, zo wilden dezen ook niet bemerken, dat men driemaal zo veel zand uit zyne gevangenis bragt, als 'er in het gat kon, waar by men hem brekende gevonden had. Nu geloofde men vast dat dit de laatfte onderneeming zou zyn. F Et.  ( 82 ) Etteiyke weken hier na kwam de Gouverneur , benevens de Commandant , by hem. De Landgraaf fprak zeer goedig met hem, beloofde hem zyn voorfpraak by een' aanftaanderi Vrede , en zeide hem , dat hy nog meer vrienden had , als hy wel gelooven kon. Trenck viel den Landgraaf te voet, en fprak zo hartroerend dat hy hem de traanen uit de oogen perschtte. Vervolgens beloofde hy aan den Vorst, dat hy geen onderneemingen meer zou doen om te vlugten, zo lang hy Gouverneur van Maagdenburg was. Het haatelyk halsvzer werd hem toen weder afgenoomen. Het'toegemetfelde venglter werd weder geopend , de deuren daaglyks open gezet, en hy kreeg eene kleine yzeren kachel in zyne gevangenis; ook gaf men hem beter hembden en papier om op te fchryven. Inkt werd hem echter niet vergund, wyl dit zo fcherp verboden was; maar hy ftak zich in den vinger, en van zyn bloed wist hy een foort van inkt' te maaken. Nu leefde hy agttien maanden in eene ftille gelaatenheid, zonder eene nieuwe onderneeming te waagen. Dan, nu verloor Maagdenburg zyne grootmoedige Gouverneur. De Commandant van Reichman bewees echter aan trenck alle menschlievenheid. In deze gefteltenis fchrcef trenck verfcheide Boeken, welken daar na gedrukt en met graagte geleezen zyn; terwyl hy intusfehen zyne bevryding met de aaónadering van den Vrede te gemoette zag. Maar den Vrede werd gefloten, en de ongelukkige trenck bleef in zyne gevangenis. ' Nu verloor hy ook eindelyk .her geduld , en hy opende het oude gat weder. Wy zullen hier geen befchryving doen, aan welke zwairighcden dezen arbeid onderhevig was, alzó wy  C «3 ) \vy daar voorheen reeds melding van gemaakt hebben. De kachel welke hy nu in zyne gevangenis had, kwam hem zeer wel te ftade, alzo hy daar- in alle de houtfpünters , welken hy door 't breeken maakte, kon verbranden. Ook ftaaken hem de Officieren zo veele infirumenten toe, dat hy de gallery welhaast weder bereikt had. Geduurende dezen arbeid , kwam hy eens in een allerverfchrikkelykst ongeval, aan het welke hy naderhand nimmer dan met huivering denken kon ; zie hier hoe het zich toedroeg: Terwyl hy onder de fondamenten van den wal arbeidde, en 'er een zandzak dacht uit te haaien, ftooten hy met zyn voet tegen een' grooten fteen die agter hem lag, zo dat dezelve naar beneden viel en hem het te rug keeren belettede. Hy lag dus levend in de aarde begraven, en de allervreeslykfte gedachten bevingen hem. Gelukkig dat hy nog een een voet lang ruimte voor zich had, om daar eenig zand in te werpen, het welk hy onder den fteen van daan wroette, Echter werd het hem zo benaaawd dar hy zich wel. dut. zendmnalen dood wenschte. Zo dikwyls hy in 't zand beet vond hy weêr eenige luchr. Eindelyk viel by in onmagt. Hy kwam echter weder by , en kromde zich zo veel , dat het hem gelukte zich om te keeren, en den fteen zo diep in te graaven tot hy over dezelve kon heen kruipen , en gelukkig in zyne gevangenis kwam. Het was reeds klaar dag, toen hy in den Kerker -te rug kwam, en zyne krachten hadden hem zodanig verlaaten, dat hy zich op den grond nederlag, en niet dacht in ftaat te zullen zyn, om het gaf weder digt te maaken. Dan na dat F 2 hy  C 84 ) ' hy een half uur gerust had, hervatte by zynen ouden moed weêr, en alles was nog voorde vifitatie in order. Men vond hem zo bleek als een doode , en hy was eenige dagen ziek van vermoeidheid, en hoestte zo zwaar, dat hy niet ftders dacht, of zyn long was aangeftooken. Dan na eenigen tyd, keerden zyne krachten en gezondheid weêr te rug. Deze nagt was de fchrikkelyklte van zyn leven. Langen tyd daar na droomde hy nog , dat hy levendig in de aarde gedolven was , en nimmer kon hy aan dit gevaar, dan met de grootfte onfteltenis gedenken. Echter fchrikte hem zulks niet van zyne onderneeming af, hy zette zyn arbeid onvermoeid voord , en was welhaast zo ver , dat hy llegts behoefde uittebreken om te ontvlugten. Nu fchreef hy , eer hy wilde ontvlugten, de allerdrmgendfte Brieven naar Weenen ter bevordering zyner vryheid, als ook eene Memorie aan de Keizerinne, en beloofde den Keizerlyken Gezant te Weenen eene groote fomme gelds, indien deze zyne vryheid konde bewerken. Na dit alles gedaan te hebben, wilde hy nog drie maanden wachten , en , indien hy zyne vryheid dan niet bekomen had , was het mooglyk , dan te ontvlugten. Het oude Guarnizoen trok nu ook weder uit Maagdenburg, en hier door verloor hy alle zyne vrienden , welken hem eeten toegeftoken hadden , en alle zyne aanflagen wisten. Hy moest zich nu weder met het drooge Soldaatenbrood behelpen , en zich zeer in acht; neemen , dat men niets van zyn' onoeraardfehen gang ontdekte. Men had zyne gevangenis reeds fcherp gevifiteerd, en hoewel men niers gevonden had, zo ftond hem zuil» echter by  ( 85 ) eene nadere vifitatie te wachten. Een onverwacht toeval, het welk wy hier verhaaien zullen , had hier toe gelegenheid kunnen geeven. Trenck had federt twee jaaren een Muis zo tam gemaakt dat deze den gantfehen dag om hem heen huppelde en uit zyn mond at. Echter zy had hem byna ongelukkig gemaakt. Zy had byna den geheelen nacht aan de deur geknaagd , en in de gevangenis op een hout bord eenige cabrioolen gemaakt. De Schildwachten hooren dit, roepen den Officier, en deze gaf 'er bericht van, zo dat men de gevangenis des morgens kwam vifiteeren. Na dat men alles ten fcherpften onderzogt had , vraagde men wat hy des nachts gewerkt had ? Trenck had de Mu's zelf gehoord, en klaatfderoen het arme dier aan. Hy fluitte, en de Muis fprong op zyne fchouder. Toen kreeg hy bevel om het dier over te geeven; hy bad voor haar leven, en de wachthebbende Officier nam hem in zyne kamer, met belofte van haar aan eene Dame te geeven, waar zy het zeer goed zoude hébben. Hy deed de Muisin een zakdoek,en liet haar in de wachtkamer Joopen. Zy had zich echter toen welhaast verltoken, wyf zy voor geene andere mcnfchen tam was, als voor trenck. ]n den nacht had zy beflendig aan de buitenfie deur der gevangenis geknaagd, het welk de Schildwachten gehoord badden, en men zag 'er de tekenen ook nog van. Maar toen men de gevangenis tot de vifitatie geopend had , liep zy trenck in eens tegen . het lyf op , en maakte , van vreugde , allerhande fprongen. Opmerkelyk is het echter dat dit dier de°gevangenis wist te vinden , daar zy in een zakdoek 'er wel honderd treden van daan geF 3 dra-  ( 86 ) draden was. Elk ftond verdomd, en wilde de Mins hebben: de Major nam haar voor zyne Gemalin. Deze liet haar een mooi kooitje maaken, maar zy Wilde niet vreeten, en na eenige dagen werd zy dood gevonden. Trenck was over het verlies van ditaartig diertje eenige dagen aangedaan; maar toen hy bemerkte, dst zycp een plaats am den vloer, alwaar hy dereten met brood had toegefmeerd , geknaagd had, en men daar door zyn verborgen Canaal ligt had kunnen ontdekken, zo beklaagde hy het verlies van zyne Muis niet meer. Hy was met zyn Weener Vriend overeen gekomen, dat dezé den eerften en den igdec dag van yder maand, met twee Paarden, by b«»t Klooster Bergen , op hem wachten zou. Hy had reeds werkelyk- bedoren , om den eerften te ontvlugten ; maar wyl de braaye Major von Pfuhl toen de wacht had, zo wilde hy deze niet ongelukkig maaken, en verfchoof zyne onderneeming tot den isden. Eenige da^en hier na , kwam er zeker Luitenant by'bem, zag hem met medeiyden aan, en zeide: lieve trenck! hebt gy dan, in zulk een langen tyd , geen één redder kunnen vinden, die voor u deed wat schell in Glatz voor u waagde? Trenck antwoorde- Myn Vriend! vrienden van dien aart vind men maar zelden. Aan den wil ontbrak het hen niet , maar niemand had moeds genoeg, om zulk een onderneeming te waagen. ■ Geld heb ik hen genoeg gegeeven, maar zeer weinig hulp van hen ontvangen , kan ik u met geld dienen? — en met een gaf hy hem vyftig Ducaaten. De Luitenant weigerde eerst om ze aan te neemen , maar eindelyk deed hy "t , en ontdekte toen aan trenck dat hy zwaar in fcfaulden ftak , en gaarne met ■ hem  ( «7 ) hem wilde vlugten. Zy bleeven we! twee uuren by elkander en fpraaken alles af, en hy ftemde zelf toe, dat bet gelukken moest, toen hy vernam dat trenck Pairden in Gom:nern gereed had. Zy zwoeren elkander eeuwig trouw, en trenck gaf hem nog 50 Ducaaten Nu was geen mensch gelukkiger als trenck in zynen Kerker. Hy had een drie dubbele hoop om te ontvlugten : de bemiddeling der Keizerlyke Gezant te Berlyn, zyn onderaard, fche gang, en de affpraak met den Luitenant van de wacht. Bedwelmd van vreugde, waagde hy nu een flap , welke aan yder ten roekelooste moet voorkomen. Hy wilde de grootmoedigheid des Konings nog éénmaal op de proef zetten. Want , dacht hem , vond hy daar geen gehoor, dan kon hy met zynen nieuwen Vriend , den Luitenant , nog altyd ontvlugten. Dus fprak hy derhalven den Major , welke den volgenden dag kwam vifiteeren , aan: „ Ik weet , myn Heer , dat de Gouverneur, de grootmoedige Hertog Ferdinand van Brunswyk, thans in Maagdenburg is , ga terfiond by hem, en zeg hem, dat hy eerst myne gevangenis mag laaten vifiteeren, en de Schildwachten verdubbelen, en dat hy dan maar te zeggen heeft, op welk uur ik, op den klaa. ren dag, my voor het Klooster Bergen in volkomen vryheid zal laaten zien — indien ik dit doen kan, dan hoop ik op de protectie van den Hertog; en verwacht dat deze het den Koning zal voordragen , om hen daar door van de eerlykheid myner handelingen te overtuigen." De Major ontflelde, en dacht waarlyk dat hv van zyn verltand beroofd was, wyl hem F 4 deze  C 83 ) deze voorflag belachelyk voorkwam. Maar dnar trenck aanhieit om aan zyn verzoek te voldoen, reed de Major naar de Staj, en kwam nevens andere Officieren met dit antwoord te rug: „ De Hertog laat uw zeggen, vvanneer gy aan uw voordel gefland doet, dat ge dan op zyne protectie en op de genade des Konings kunt ftaat maaken, en hy u daadlyk van uwe ketenen zal doen bevryden." Trenck verzogt nu ernftig om een uur te bepaalen; maar men gebood hem, om flegts te zeggen op welk een wyze hy zulks wilde aanleggen , en wanneer hy zulks niet deed , dan zou men daadlyk den grond doen opbreeken , en men zoude dag en racht Schildwachten in zyne gevangenis zetten. De Gouverneur wilde alleen van de mooglykheid overtuigt zyn, en geen werkelyk uitbreeken toelaaten. Na lang Capituleeren en de heiligde beloften, wierp hy ben op eens alle zyne ketenen voor de voeten , opende den grond , gaf hsn zyn geweer, toonde hen zyne onderaardfehe gangen, en liet hen met den degen fondeeren, dat hy nu maar weinig minuten nodig had , om geheel uit te breeken. Eindelyk ontdekte hy hen nog, dat hy by de fchuinte van het Klooster Bergen , op yder wenk van hem, twee paarden gereed.had daan, welkers ftal men niet ligt vinden zou. Men ging naar buiten, kwam na een uur geleden te rug, zeide dat de Hertog verbaasd had gedaan, wenschte hem geluk, en bragt liem, zonder ketenen, in de Officiers kamer, a!vvaar de Major dien avond een heerlyk founé gaf, en aan trenck verzekerde, dat alles verder goed zou gaan. Maar den volgenden dag werd de wacht - : ver7  ( 89 ) verftcrkt, de geweeren met fcherp geladen, en 'Je valbruggen bleven den gamfchen dag opgehaald. Vervolgens zag tkenck dat'er een geneele menigte menfcheu aan zyne gevangenis werkten , en men veele wagenen met vierkante fteenen naar beneden voerden. Intusfciien behandelde de Officiers hem vriendelyk, zy aaten te ('aamen, en trenck bleef dus 5 dagen in eenen gelukkigen droom. Eindelyk vernam hy van zyn Vriend, den Luitenant, dat men den Hertog de waarheid niet gezegt, maar alleen te kennen hadde gegeeven : dat zy den Gevangenen weder by het uitbreeken verrast hadden. Het was dus geen wonder dat de Hertog bevel gaf' om de gevangenis beter dan voorheen te bezorgen. Binnen 8 dagen was de gevangenis weer in order,; en nu werd hem maar een ketting aan den voet gedaan, maar deze was eens zo zwaar als de voorigen. De vloer was nu met groote vierkante fteenen geplaveid , en dus was den Kerker nu ondoordringbaar gemaakr; doch het geld dat hy 'er in verborgen had was behouden gebleven. Toen men hem weder in zyne ketenen fmeedde, zeide hy tegen den Commandant, op eenen bitteren toon : Is dat nu volgens uw woord van eer , bet welk gy my gegeeven hebt? Heb ik zulk een mishandeling voor myne grootmoedigheid verdiend? Maar ik weet reeds dat men valfche berichten van my gegeeven heeft : maar de waarheid zal welhaast aan den dag komen en fchelmen befchaamen, en al bouwde gy my een Kerker van Staal, gy zult my toch niet vast houden. Nu zat hy in zynen nieuwen Kerker: zyn hart was met verontwaardiging vervuld tegen den Koning en den Gouverneur, en beiden F 5 waa,  C 90; waaren toch onfchuldig ; wyl men hen de zaak in een verkeerd daglicht nad voorgefteld. Zo gaat het dikwyls in de waereld, men handeid onredelyk regen den geenen, welke het met verdiend'hebben; want in 't vervolg vernam hy, dat de Hertog niets van zyne grootmoedige handelvvyze te weeten gekomen was. Dag en nacht hoopte hy nu op de komst van den Luitenant, welke hem verlosfen zou. Maar hoe verfchrikte hy, wanneer iry gewaar werd , dat deze uit het Greradiers Regiment zyn afitheid genoomen had , en du^ geen wacht op de Sterrenfebans preer waarnam. Of de gemaakte affpraak hem nu berouwde, en pf de jco Ducaaten, welke hy van trenck bfkomen had. hem tot andere gedachten gebragr, en zyn geluk bevorderd hadden, dit wist trenck niet, ook wilde hy zulks niet' weeren , nog hem benadeelen. Een fchoon voorbeeld ter navolging! I^u begon hy zyne dwaasheid en ontydige hoogmoed te beweenen. De zwaarmoedigheid vermeesterde zyne ziele, en hy had zyn ongeluk nu flegts aan zich zelf te wyteiï; wyl hy reeds voor een half jaar had kunnen ontvlugten ; daar zyn vertrouwen, op de grootmoedigheid van Menfchen, zyne hoop om te ontkomen nu geheel verydelden. Geen hulp ter redding meer overig ziende, flottre hy in de droevigfte naargeestigbeid. Doch wanneer alle Menfchelyke hulp uit is, dan is de Goddelyke zeer dikwyls naarby. De tien jaaren zvner beprpevinge waaren reeds verftreeken , en op eenmaal zag hy nu den blyden dag zyner redding. Doch eer wy tot dit merkwaardig tydftip overgaan, en de treurige Maagdenburger gevangenis vcrlaaten, willen wy nog eerst een voor-  ( 9i ) voorval vernaaien, het welk wel waardig is hier te berde te brengen. Eens maakte by een gat in den grond dat in den wal uit kwam , alwaar juist drie Schildwachten ftondon. Dit deed hy in een zeer ftormachtigen nacht, en had dit wegens het Fyne zand in een paar uuren verricht. Zo dra hy doorgebroken was , wierp hy een zyner Pantoflelen uit het gat, kroop fchielyk weder te rug , en graafde een ander gat in de grond , waar in hy zich verborg, en met zand overdekte. De dag brak aan, en de Schildwacht zag daadelyk het gat en de Pantoffel; dus geloofde men dat hy werkelyk ontvlugt was, en de Pantoffel met het overklimmen der pallisfaden verlooren had. Daadlyk kwam de Commandant uit de Stad, de allarmkanonnen werden gelost , de Ves*. tingwerken gevifiteerd, de Hufaaren en Boeren vlogen overal heen, om trenck na te zetten; maar alles te vergeefsch , trenck was ontvlugt , en de gantfche Wacht werd gearresteerd. Trenck zat intusfchen in zyn fchuilhoek en hoorde ieder woord, en zon, wanneer den nacht aangekomen vvss, en 'er geen Schildwachten rrieer voor zyne gevangenis Honden, te voorfchyn gekomen,en gewis ontvlugt zyn. Dan zyn ongelukkig noodlot ffelde zich hier tegen, en zyne hoop werd ditmaal weêr verydeld. Het geheele Guarnizoen kwam in de Sterrenfchans om dit wonder.te aanfchouwen, en zulks duurde tot des middags om 4 uuren. Eindelyk komt 'er een Vaandrig van de Landmilitie, een kind van 15, of 16 ja.iren, welke no? zeer klein was, maar hier meer wist dan alle  ( 9ï ) aHe de anderen. Deze befchouwde de opening, en bemerkte welhaast dot ze zo klein \yas, dat trenck 'er niet door had kunnen komen. Hy laat zich dus licht geeven , en onderzoekt den Kerker. Trenck had dit voorval niet verwacht, en daar het hem te benaauwd in zyn fchuilplaats geworden was, zo had hy een weinig lucht gemaakt, en wierd dus daadlyk-door den Vaanarig ontdekt, wyl zyn hembd even buiten de aarde fiak. Hier was de Vos gevangen 'Er ontftond een groot gelach; maar hoe oe arme trenck te moede was , toen men hem v, eder in zyne ketenen klonk, daar hy zo naby zyne vryheid geweer was, zulks laat zich beter gevoelen dan bcfchryven. Na zo veele wederwaardigheden, brak echter eindely k de dig zyner verli sfing aan, en zulks was den 24fie December 1763. Het was juist op het uur der Wachtparade, als de Luitenant van de Guarde , de Graaf von Slieben , als Courier te Maagdenburg kwam , en bevel bragt , dat trenck terftond uit zyne gevangenis moest ontllagen ■worden. De vreugde was op de Paradeplaats en in de Stad algemeen, wyl ieder trenck hoogachte en betrpurde. Nu rammelden op eens alle de deuren zyner gevangenis. De Commandant en een geheele zwerm Menfchen trad in zynen Kerker , en men zag hem met een bly gelsataan. De Commandant zeide: myn lieve trenck! heden heb ik het genoegen om u eene goeöe tyding te brengen. De Hertog Ferdinand heeft einydelyk by den Koning bewerkt , dat men u uwe ketenen mag afneemen. — Terftond verrichte de Smit ook dit werk. Gy  ( 93 ) Gy zult ook een beter kamer krygen, voer hy voord . . . waar op trenck hem in de reden viel en zeide, dan ben ik vverkelyk in vryheid; maar gy wilt my zulks niet zeggen, om my op eens niet te veel te verblyden ? — Gy zyt vry! antwoorde de Commandant, en omarmde hem , als ook alle de anderen. Nu vroeg men hem, welk een Kleed hy begeerde? en hy antwoorde- myne Uniform. De Kleermaker was reeds by de hand en nam de maat. Morgen vroeg moet de Uniform gereed zyn, zeide de Heer von Reicnman , tegen den Kleermaker. De Kleermaker zeide dat zulks onmooglyk was, om het invallend Kersfeest. Goed , antwoorde de Commandant , als het Kleed niet gereed is, dan zit myn Heer de Kleermaker, met zyn Knegts, op morgen in dit gat- —- Daadlyk was de mooglykbeid daar, en het Kleed was op den Ueftemden tyd klaar. Zo dra de Smit zyn werk verricht had , bragt men trenck in de Officiers kamer. Hier vvenschte hem yder geluk, en de Plaatsmajor liet hem den gewoonlyken eed van alle cie Staatsgevangenen zweeren: dat hy zich aan niemand wreeken , en noch het Pruisfiiche noch het Saxifche grondgebied betreden zou enz. —• Hier op gaf hem de Generaal Slieben een brief van oen Keizerlyken Ministttf te Berlyn. Hem fchryvende : Dat hy z ch hnrtelyk verheugde gelegenheid gevonden te ^hebben, om trenck's vryheid by den Koning te bewerken; dat hy nu maar alles gewillig en vrolyk doen moest, wat Graaf Slieben van hem vorderen zoude , alzo deze order had, om hem tot Praag te begeleiden enz. Nu zei Slieben: Lieve trenck! ik heb bevel, om u dezen nacht in een overdekten Wa-  ( 94 ) Wagen, over Dresden, naar Praag te begeleiden, en niet toe te laaten , dat gy niet iemand op de reize (preekt. De Generaal Riedt (Keizerlyke Gezant) beeft my 300 Ducaateri gegeeven , om alle kosten goed te maaken. Ik zal daadelyk een Wagen koopen. Maar daar heden alles niet klaar kan weezen , zd heb ik met den Heer Commandant afgefproken, dat wy eerst in den volgenden nacht zullen afreizen. Na dat trenck alles vrolyk beloofd had, bleef de Graaf von Slieben by hem; de anderen gingen, na een kort gefprek, weder in de Stad , en trenck at des middags , benevens den Major du jour en de Luitenants van de Wacht, by den Generaal Walrabe in zyn arrest, waar deze Grysaart eerst in 1774, na een 28 jaarige gevangenis, die zeer draaglyk was , (lierf. Ondertusfchen had hy zyn lot verdiend. Nu was trenck vry! — Hy ging overal in de Vestingwerken wandelen, om zich aan het licht en de lucht te gewennen. Hy zogt ook het geld op, het welk hy in zynen Kerker verftooken had ; het geen , met elkander, ongeveer 70 Ducaaten bedroeg. De gantfche Wacht werd heerlyk getrakteerd , aan eider Man gaf hy een Ducaat , en aan de Schildwachten , welken op de post geftaan hadden toen hy zyn vryheid kreeg, 3 Ducaaten. Daar hy onder de afgeloste Wacht 10 Dqeaaten liet uitdeelen. Aan den Officier, welke de wacht by zyne bevryding had , zond hy een gefèhenk uit Praag, en het overfchot van zyn geld gaf hy aan de Weduw van Gefhart , (deze braave Man was reeds overleden,) en aan de Weduw van den Grenadier, welke zich in 1756, aan de  ( 95 ) de Palisiade verhing , gaf hy 30 Ducaaten , •welken hy van Slieben reeds ontvangen bad. Hy fliep den ganifche nacht niet; zyne Wachten waaren vrolyk, en hy bragt den nacht met hen door. Des morgens van den eerften Kersdag kreeg hy bezoek van alle de Stafofficieren van het Guarnizoen. (n de Stad mogt hy echter niet verfch}ne;i. Met den middag was hyin Uniform gekleed met flevels en een degen aan, en hy geviel zich zelf, toen hy zich in den fpiegel befchouwde. Maar zyn hoofd was van alle de gelukwenfchen , nieuwe ontweipen enz. zo vol en bedwelmd , dat hy zien in 't vervolg van de voorvallen van dien dag niets meer wist te erinneren. Welke befpiegelingen kon hy by deze verandering niet maaken! Hy was en bleef toch de zelfde Man, wat zyne inuerlyke waarde betrof, die hy voor 24 uuren in den Kerker geweest was. En welk een onderfcheiü was 'er ru in het gelaat van allen , die hem te vooren zo frreng bewaakten! Nu werd hy geëerd , bemind , gezogt , gevleid , -— en waarom? —■ Om dat hy geen ketenen meer droeg, die hy echter niet verdiend had. Zoo veranderlyk is het oordeel der Menfchen over onze waarde. Zy zien meest al op het uiterlyke, en meette d^ar naar de waarde van den Mensch af. Maar de Wyze ziet niet btoot 00 deze ydele vergangelykheid, maar beoordeeld den Man naar zyne waarde; ook bedroeft hy 'er zich niet over , wanneer hy door weetnieten veracht word , wyl zyn rein geweten hem niets verwyt. — Zo dacht held TRENCK Ook. Als den avond gevallen was, kwam Graaf Slieben met den Wagen , welke met 4 Pos'- paar-  C 95 ) paarden befpannen was', en zy reden,naar eenieder affcheid genomen te hebben , ter poorte uit'. Maar. wie-had kunnen denken, dat trenck by zyn affcheid uit Maagdenburg nog traanen zou dorten?- en echter, gefchiedc het i Hy lier daar veele goede Vrienden na, en 'had 'er io jaarën geleefd zonder de Stad zelve ooit gezien ie hebben. Zyn hare was dus vol van vreugde en weemoedigheid; Hoe gundiglyk legt de Goddeiyke Voorzienigheid fteeds balfem zelfs op de gaapendfle wonden ; het welk ons het geledenen doet vergeeten, zo dra een draal der vreugde zon ons in ons lyden befchynd! _ Zyne gevangenis had, in 't geheel 9 jaaien, 5 maanden en eenige dagen geduurd. Wanneer men 1111 hier t>y de 17 maanden van het arrest van Glatz rekend , dan heeft hy 11 jaaren, en dat wel in den bloei van zyn leven , in de ge. vangenis doorgebragt. Den 2den |anuary kwam hy, benevens den Graaf von Slieben, in Praag, en hy werü nog den zeiven dag overgeleverd aan den Hertog van Tweebruggen , welke te dier tyd Gouverneur van Praag was, en die hem zeer liefderyk omring, en aan zyn tafel liet eeten; terwyl men algemeen benieuwd was, om den Man te zien welke zo veele en langduurige folteringen had uitgedaan. In Weenen had men reeds uitgedrooid, dat trenck zyn verdand verlooren had, en dit was de reden dat hy daar • onder goede be'dekking werd heen gebragt, en 'er eemgen tyd in arrest gehouden werd ; tot eindelyk de Keizer Franciskus -deze onwaarheid ontdekte, en hem van deze geweldige behandeling bevrydde. Waar na hy daadlyk audiëntie by den Monarch had. 3 Trenck    ( 97 ) Trenck fprak nu vry uit, en de audiëntie duurde wel een uur. Eindelyk werd den Monarch zo getroffen, dat hy van zyn ftoel opftond en in een zydkamer wilde ga ui, terwyl hem detraanen deoogen uitbiggelden. Trenck omarmde zyne knie, en ftomme traanen fpraken voor hem. De Keizer rukte zich los, en trenck ging de deur uit met een gevoel en een foort van wellust, welke immer een fterveling gefmaakt heeft. Even minzaam werd hy ook by ds Kelzerinne ter audiëntie ontvangen , ook werd hy welhaast tot Major benoemd. Zyn Profes bleef echter in Weenen nog al voortgaan; hy had nog veele verdrietelykheden; maar welken wy hier echter liefst willen agterlaaten, wyl wy reeds een menigte noodlottigheden van den braaven Man hebben aangetoond. Volgen wy hem dus liever in eene gelukkiger omftandigheid. Terwyl hy het moede was, langer in Weenen te blyven, hielt hy zich eenigen tyd te Aken op, huwde aldaar met eene fchoone jonge Adelyke Dame,en deed, hier na,ook nog verIcheide reizen. Vervolgens kogt hydeHeerlykheid Zwerbach in Oostenryk, en befchreef daar zelf zyne merkwaardige Levensgefchiedenis, waar vanwy hier een uittrekfel gegeeven hebben. Eider welke de voorige bladen met aandoening en medelyden geleezen heeft, zal nu ook reeds naar zyn geluklbat uitzien, en dezen , willen wy nu nog kortelyk befchryven. Zo dra de Groote fredrik overleden was , zond zyne Troonsopvolger een Kabfnets pas aan trenck , om veilig naar Bérlyn te reizen. Alle oude confiscatie werden opgeheven, en trenck reisde, met Keizsrlyk verlof, naar zyn Vaderland, daar hy ó fluts  ( o3 ) -fints 42 jaaren was uit verdrongen geweest, om zyne Vrienden en Bloedverwanten nog eens te bezoeken. Hy was dus vol vreugde en tot de reize bereid , wanneer hem een zwaare krankheid overviel, en wel zo, dat, 'er weinig hoop voor hem over bleef, om zyn Vaderland weder te zien. Na Weder herlield te zyn, moest hy nog eerst eene reize naar Hungaryen doen , eer hy de reis naar zyn Vaderland kon aanvangen. Deze reize naar Hungaryen verkwikte hem echter byzonder; want waar hy ook kwam, hy vond overal bewondering, liefde en hoogachting voor zyn perfoon. Den 5 January van 't jaar 1787, reisde hy ■van Weenen naar Praag, alwaar hem dezelve eer als in Hungaryen wedervoer. Men had zyne gefebriften daar reeds geleezen , zyn moed en ftandvastigheid bewonderd, en men wilde hem nu als om ilryd liefde en achting toonen. Zyn Zoon, welke als Luitenant by het tweede Keizerlyke Karabinier Regiment diende , liet hy aldaar te rug, en zyn tweede Zoon ging met hem naar Berlyn. Op zyn reis naar Dresden viel de Wagen, waar in hy zat, by den nacht van een berg af en raakte het onderfte boven. Zy waaren dus in het uiterfle gevaar huns levens, dan alles liep nog wel af. In Berlyn werd hy met alle achting door • den welbekenden Staatsman, Graaf van Herzberg, ontvangen. En, in welks huis hem de 'grootfte eere wedervoer, daar hy by alle gastmalen en byéénkomflen tegenwoordig was. Eenige dagen na zyn aankomst in Berlyn, werd hy op een Courdag, door den opperften Kamerheer, Vorst Sakin, aan den Monarch voorgefield. P$  ( 99) t)e Koning ontving hem met een zichtbaarë achting; daal-alle oogen op tr eimck gericht waaien Elk zonder ondericheid bood hem de hand en heette hem welkom in 't Vaderland , het welk zyn gevoel volle ziel geheel met vreugde vervulde; daar de Buitenlandfche Ministers met verwondering vröegen: wie toch de Oostenrykfche Officier was , welke men in Berlyn met zulk een vreugde en achting ontving? De Koning zelf betuigde een welgevallen te hebben in de eer welke trenck werd aangedaan , en onder anderen werd trenck ook hier dooi dun Generaal Priitwitz omarmd, welke oök opentlyk zeide: „ Zie hier den Man , welke, oin zich te redden, my ongelukkig had kunnen maaken , en het nogthans niet gedaan heeft." Verwonderd over deze opën'tlyke verklaaring, vraagde trenck hem naar de oplosfing van dit Raadfel, wanneer hy dus antwoorde :„ Ik heb u, myn lieve t r e n c k t by uwe ongelukkige vervoering van Dantzig naar Maagdenburg i in 't jaar 1754» a|s Luitenant moeten bewaaken. Onder weg liet ik myn Commando te rug, en reed met u; tegen myne herhaalde orde aan, geheel alleen in een open Wagen. Ik gaf u toen volkomen vryheid om te ontvlugten. Gy kond het werkel_\k doen, maar deed het niet. In 't vervolg heb ik eerst het gevaar gezien , waar in ik zou geweest zyn, indien gy een weinig minder grootmoedig had gedacht. Voorzeker waare ik ongelukkig geworden , wanneer den Koning , door myné nalaatenheid ; zulk een Arrestant, die hy zo gevaarlyk, als firafWaardig waande te zyn, ontfiipt waare. Ik dank u ctis, heden r.og openlyk, dat gy my toen Ga ver-  ( ico ) verfcheond hebt, en zal altyd uw Vriend zyn." Zo dra trenck by 't Hof was voorgefteld, wtrd hy door den Keizer'yken Gtzant, Vorst Reus, by alle in- en uitlandfche Ministers eu \erder in alle gezeifchappen ingeleid. Hy wierd fcy de Koning,yke Prinsfen, by de Regeerende Koningin, by de Koninginne Weduwe, en in alie Paleizen der Koninglyke Familie, met zulk eene byzondere genade en achting ontvangen , dat hy zulks tot zynen iaatften adem zegt te zullen roemen. Prins Hendr k , de Broeder des grooten Fredrik, gaf hem eene privüte audiëntie , onderhield hem lang, en toonde hem veel medtlyden wegens het voorledene, daar hy hem zyne projectie voor het toekomende beloofde. Terwyl hy op het Conftrt werd toegelaaten , en des avonds met den Prins fpysde. In het Paleis van Prins Ferdinand , genoot hy dezehe eore; terwyl de Gemalin van dien Vorst een byzonder genojgen in 't verhaal van zyne noodlottigheden betoonde. Zo dikwyls hy naar het Hof reed, Tienden geheele Huisgezinnen der Burgery aan hunne deuren, en wanneer 'er een zeide : daar is trenck! dan riep men hem toe, welkom in't Vaderland! Veelen reikte hem de hand toe, en hunne natte oogen toonde , dat zy zich met hem verheugde. Hce meenig gevoel volle vertooning heeft hy van dien aart in Berlyn, in veele gezelfchappen gehad! Een begenadigd Misdaadiger had immers iets diergelyks niei te wachten gehad ! Maar dit is het Icon der larg verdrukte onfchuld, wanneer zy, in haaren vollen glans, zegenpraalende, te voorfchyn treea. Eenige dagen na cat by aan den Monarch was  ( ioi ) was voorgefteld , en by de Regeerende Koningin gefoupesrd had , alwaar hy met byzondere diftinftie behandeld was; verzogt hy om eene private audiëntie , en bekwam' den J2den Feoruary den volgenden Brief: „ Uwen Brief van den 9den dezer maand „ is ray geworden, en het is my lief ,, u te kunnen berichten. dat wanneer „ gy morgen namiddag, om 5 uuren, „ tot my wilt komen , ik het genoe„ gen zal hebben u te zien en te ,, fpreeken. Jnmsfchen houde God u ,, in zyn heilige en waardige hoede." F r e D r i k W i L H e L Af. ,, P. S. Na dat ik dezen Brief reeds ori„ dertekend had , vinde ik het voor ,, my gelegener u morgen ochtend otn „ g uuren af te wachten. Luat u derhalven op dit bestemde uur in de zogenaamde marmeren kamer vinden." Men oordeele met welk een verlangen hy dit uur afwachtte. Hy vond den Koning gautscii alleen, en hy was ruim een uur met zyne Majerteit in gefprek. 6, Hoe liefderyk was de Monarch jegens hem ! hoe groot , hoe edel toonde hy hetn zyn leedweezen over het gebeurde. Hy had z-'lf de geheele gefchiedenis van trenck geleezen , en als Prins van Pruisfchen in Maagdenburg ooggetuigen geweest van de martelingen, welke trenck, om zyne onderneemingen, ter ontvlugting, geleden h3d. Hy erinnerde zich meenig voorval , en had ook nog getuigen gefproken welke de waarheid van het verhaal van trenck bevestigd hadden. Hy verliet trenck m'.'t hem eene byzoudere achting te toonen. G 3 Na  C 102 ) Na deze audiëntie liet hem de Koning nog ëer.s by zich komen; fprak veel met hem, én' bekrachtigde hem in het denkbeeld het welk hy van dien Monarch gemaakt bad. Den ii Maart prefenteerde hy zynen Zoon aan den Koning, welke hy voor oen Pruisfifchen dienst beftemd had. De Koning benoemde hem daadlyk als Officier by het Pofadowskyfchen Dragonder Regiment. Dit was eene byzor.dere eere, want nooit bekomt iemand , 'aie eerst in deri dienst komt , in dit Regin-ent een Officiers plaatsi zonder 'er eerst Vaandrig in geweest te hebben , terwyl de Koning nog beloofde om voor zyne bevordering té. zorgen. Intujfchen naderdë de tyd dat hy Berlyn verlaaten, eh naar het Koningryk Pririsfchen, zyn Vaderland, reizen moest. Jn den avond voor zyn vertrek gehoót hy nog het geluk om ruim twee uuren by de Prinfesfe Amelia , Zuster des Grooten Fredrik, door te brengen. Deze voorrreffelyke Prinfes, die wegens haar fch.rp vooruitzicht de eere genoot, om Prednks leven door, zyn onbegrensd vertroirwen te bezitten; die trenck, zo veel haar mooghk wss , altyd geprotecfeerd, en zyne bevryding het meest bewerkt * en die bezorgd had , dat hy in Berlyn niet als een Oosterryksch Officier, maar als eenen ouden vriend behandeld werd; beval hem aan zyn Vrouw te fchryven, dat zy ih Juny met beide haare oudfle Dochteren tot haar zou komen. Belovende hem de bezorging zyner Doeht 's; nek dat zy iri haar Testament aan zyne Vrouw zou gedenken. By het affcheid vraagde zy hem hartelyk, of hy voor de reize genoeg van geld voorzien" was? Hy antwoorde, dat hy niets behoef-  ( i©3 ) hoefde , maar dat hy haar zyne Kinderen aanbeval! welke woorden hy met aandoening pjjfarafc — De edele Vorrtin werd aangedaan; nam hem by de hand, en zeide: Kom fpoedig re mg, myn Vriend, ik wil u gaarne wederzien. Trenck reisde af, en vyf dagen hier na verliet de Prinfesfe deze waereld. Hy reisde den 22lten Maan naar Koningsbergen, alwaar hy den 4den April aankwam, en zynen Broeder in goeden weldand omarmde. Men kan zich ligt voordellen, hoe hartelyk en aandoenelyk deze ontmoeting was. Deze was nog de eeniglle Broeder , welke hem was overgebleven, en welke nu op zyne Goederen in dille tevredenheid leefde. Met pen hartelyk vergenoegen bragt hy in 't gezelfchap van dezen Broeder en deszelfs waardige Vrouw 14 dagen in Koningsbergen , en daar na nog 6 weeken op hunne Landgoederen door. . , Deze dagen behoorden onder de gelukkigde zyn's levens Daaglyks was hy van Vrienden en Bloedverwanten omringd, en genoot, in hunnen vertrouwelyken kring, eene te vredenheid , welke niet dan door eene edele zie!, naar het uitdaan van veele dormen , in de haven der wysheid te vinden is. — Hier mede fluiten wy ons uittrekfel , uit deze Merkwaardige Levensgefchiedenis , met de hartelykde wensch: dat yder Leezer zich door dit Werkje nog, meer en meer, van de wyze fchikking der Voorzienigheid overtuigd moge houden, en zich, in alles, aan haaren wyzen wil onderwerpelyk toonen zal.