WAARNEMINGEN over de K O O R Z E N, inzonderheid die van het aanhoudende zoort, met een VERSWERENDE ZEERE KEEL VERZELT- als mede Een mrgelykenit dier J^olk-zlekte , met de Scharlake-koors en de kwaadaartige zeere keel, zoo als die door de Jchryveren Is opgegeven; door J. CLAR.K, een der geneesheeren van de newcastelsche ziekenbeurs. Uit let Engels vertaald door C. S. Mei. Bod:. TE GOUDA, Bij M. van L O O P I K & Comp. M d C C 35 C t, Ex Legato VERRIJST. aan den WEL ED. HOOGGELEERDEN HEERE J. G R E G O R IJ, GENEESHEER, LID VAN 'T KONINGLIJK GENEESKUNDIG GENOOTSCHAP, EN HOOGLEERAAR DER GENEESKUNDE OP DE HOOGE SCHOOL TE EDIMBURG. M ijn Heer! "£7zv onderfcheidende bekwaamheden, en de eerenszvaardigeplaats die Gij in een der beróemfte Geneeskundige Scholen van Europa bekleed, zouden mij door haar zelve eergierig gemaakt hebben om Uzu naam voor de volgende bladeren te hebben gefield; zoo andere beginsels mij bij deze gelegentheid niet aangefpoord hadden. Ik leg onder de grootjle verpligtingen aan zuijlen den beroemden Heer Gregorij, Uzven Vader, niet alleen in de betrekking als vrind, maar ook als Hoogleer aar en indien dezen mijnen arbeid gelukkig genoeg is eenige goedkeuring bij hei Algemeen te verdienen, zal ik mijnen voor/pQed al* 2 taos «▼ 9 o q /flöi" dankbaar toerekenen aan het voorrecht dat ik van zijn onderwijs heb mogen gemeten. Vergun derhalve dat ik deze openbare gelegentheid omhels, om den hoogen eerbied die ik voor de nagedagtenis Uwes Vkders heb, uittedrukken: vergun mij uffens Uw te fineken deze opdragt aantenemen als een gering bewijs van den opregten eerbied en de hoogachting met •welke ik de eer hebbe te zijn Mijn Heer Uwen Newcastle Onderdanigflen en den 15. Febr. ^80. verpligten dienaar J. Clark. VOORREDE IHjen nauwkeurige oplettende waarneming, en 't verzamelen van nuttige gevallen, zijn de voornaamfte middelen om de oeffening der Geneeskonst te verbeteren. Op deze wijze heeft Hippocrates, met regt den vader der Geneeskonst genaamt, die tot een wetenfchap gebragt; en indien zijne navolgers haar konst op dezelve wijze gcocffent hadden, zou die reeds voorlang tot een gnoter trap van volmaaktheid zijn opgeklommen. Dan de meerderheid der Geneesheeren welke hem opvolgde ongelukkig de nafporinge van den natuur verlatende, en hare verbeeldingen in bedrieglijke en buitenfporige veronderftellingen den vrijen teugel vierende, hebben de edele Geneeskonst al te dikwils onbepaalt, verborgen, en bedrieglijk gemaekt. Wij behoeven ons ten bewijze van ons gezegde flegts te beroepen op de verfchelende en elkander tegenfprekende leeriteliingen die men in onderfcheide tijden heeft aangeno* 3 men; vi VOORREDE. men en welke door de voorftelling van oordeelkundiger gisfingen, haar gezag verloren, en in vergetelheid geraakt zijn. Het is waar dat de ingebeelde grondftellingen in deze tegenswoordige eeuw in het algemeen verworpen worden, en dat het gezag der leerftellingen begint te vervallen. Ieder tak der Geneeskunde wordt tegenswoordig in onze fcholen op de klaarde en oordeelkundigfte wijze vcorgeileid, en er wordt geen leerftefiing tot een grondflag voor de offening der geneeskonst aangenomen : ten zij die door zigtbare proeven bevestigd is. Desgelijks hebben eenige onzer uitmuntendfte Geneesheeren, de voorbeelden enlesfen vanHippocrates en Sydenham navolgende, den uitllag van haar eige ondervinding ter neer gefteld ; en men heeft genoodfchappen met dat prijslijk oogmerk opgerigt om elkander zijn oeffenend onderrigt mede te delen. Met een woord er fchijnd in alle takken der Geneeskunde een fnelle voortgang tot deszelfs verbetering op te ftaan; en indien wij onze nafporingen alleen tot het doen van waarnemingen, proefnemingen , en een nauwkeurige daar VOORREDE. vu daar uit afleidende redenering bepalen, mogen wij ons met de vleijende hoop ftreelen, dat er een betere manier om de ziektens te behandelen zal bepaalt worden. Met oogmerk dan om ook mijne geringe pogingen tot zulk een wenfchelijk einde toe te brengen, heb ik het volgende werk aan de welmeenende overwegingen van het algemeen onderworpen. Deszelfs eenigfte verdienden beftaan daar in, dat het verzameld is uit wezentlijke waarnemingen op de tekenen der ziektens genomen, de gevallen der leiders van dag tot dag aangeteekend, zoo wel als de uitwerking der geneesmiddelen welke voorgefchreven wierden. Het eerfte deel van dit werk behelst waarnemingen over oorfpronglijke koorzen , inzonderheid die van het aanhoudende zoort; en over het onderfcheid van een koors welke in 1777 en 1778 te Newcastle heerschte, welke met hoesten en eenen gierstachtigen uitflag verzelt gong. Ik houde mij verzekert dat zommige mijner lezers zig verwonderen zullen, dat ik in ziektens die to:. hier toe van zulk een groot onderfcheid in haar natuursge* a Helt- Mn VOORREDE. fteltheid befchoud zijn geworden, een en de* zelve behandeling houde: hier ontrend moet ik de vrijheid verzoeken om aantemerken, dat de gelegentheden die ik gehad heb, om in onderfcheide lugtftreken waarnemingen te maken, mij overtuigt hebben, dat Koorzen in alle landen, wezentlijk het zelve zijn, en alleen verfchelen in de hevigheid harer toevallen. De geneeswijze die ik in de OostIndien (*) op alle breetens het voordeeligfte bevonden heb, is in dit IJland insgelijks met de gelukkigfte gevolgen vergezelt geweest; en het is waarlchijnelijk dat zulks ten alien tijde en in alle lande zal plaats hebben. In het tweede deel van het werk heb ik een verhaal gegeven van een bijzonder zoort van Scharlake koors welke .in de jaren 1778 en 1779 te Newcastle heerschte. Wanneer deze ziekte het eerst verfcheen, had ik nog geen Engelfche fchrijvers gelezen die deze ziekte met opzet behandelde, uitgezondert den Heer Morton; terwijl deze volk- ziek- (*) Zie Obfervations on the Diseafes in long voyages to het countries, parficulat ly on thofe whichprerailin tht East ludieu VOORREDE. ix ziekte wezentlijk zeer veel verfcheelde met zijn befchrijving. Dit gaf mij aanlijding om deszelfs natuur met de grootfte oplettendheid na te fporen. Ik ondekte heel vroe; in mijne geneesocffening de noodzakelijkheid om deze ziekte in onderfcheide ftaaten af te deelen, naar mate dat de koors met tekenen van een fterke werking der bloedvaten, met tekenen van fwakheid, of van verrotting verzeld ging. Op deze wijze hebben wij zelfs onder de koorzen met uitflag, een opheldering van de eigenfchap der onderfcheidingen welke wij in de oorfpronglijke koorfen hebben trachten ter neer te Hellen. In het beloop van dit werk heb ik mijn gedagten vrümoedig ter neer geïleld: maar wijl ik geen een befchouwende leerftelling heb aangenomen, en mijn eige waarnemingen heb opgegeven zonder in die van andere Geneesheeren met welke ik van gedagten verfcheelde eenig gebrek aantemerken; en dat ik niets, als met daden bewezen heb ter nedergefteld, hoop ik ten minsten een lezer zonder vooroordeel te zullen ontmoeten. In het aanhangzel heb ik eenige opmerkin* 5 gen x VOORREDE. gen en voorbeelden van tafelen ter verbetering va» ziekelijiten opgegeven. Den lezer zal heel ligc opmerken hoe veel ik aan de vernuftige Gen'eesheeren Perceival en Haygarth verfchuldigt ben. Maar ik wil niet op mij nemen om te beflisfen, of in de verfchelende inftellingen die er tot het gemak der zieken zijn ingefteld, de lijften naar dit ontwerp konnen ingerigt worden. Ik ken niet van mij zelf verkrijgen deze voorrede te fluiten zonder aan mijn lezers toegeventheid te hebben verzogt, over de fouten en onoplettendheden welke mij in de uitgaaf van dit werk ontfnapt zijn, dat wezentlijk in den drift der bezigheden is overgefchreven, en met tusfchenpozingen doormijn beroep is afgebroken. Zo intusfchen een onpartijdig en onbevooroordeelt lezer oordeelen mogt dat ik iets van aangelegentheid tot den algemeenen voorraad der geneeskunde heb toegebragt, zal ik den arbeid en moeite welke mij 't opftellen dier waarnemingen gekost hebben, rijkelijk beloont achten. IN INLEIDING. y^jedet de oprigcing der Zickebeurs te Nevcaftk, 'c welk de gelegentheid verfchafte, om de beste waarnemingen, in dit werk bevat, zaam re ftellen, zijn er meer diergelijke inftellingen in andere groote Sreeden van dit Koningrijk opgerigt : ik zal, met oogmerk om haar vermeerdering te bevorderen, zonder eenige verdere verfchooning te maken , een verhaal geven van de opkomst ca voortgang dezer liefdegaaf. Een kort Verhaal van de oprlgt'.ng en voortgang van Let Ziekenhuis in Neivcaitle. In de volkrijke en handeldrijvende Stad Newcajlle zijn menig duidend naaiftige arbeiders en ambachtsluiden bcltendig in het werk. Zoolang dezelve gezondheH genieten , hebben zij het in hun vermogen om ten minftsn een dagelijks beftaan voor hun en hun huisgezin te winnen ; maar, door ziektens aangetast wor- XII INLEIDING. wordende, raken zfj bloodgefteld aan alle de wreeds gevolgen vdn de ziekte en nooddruft. Koorzen, z io wel als andere gemeene en noodlottige ziektens, aan welke dit nuttig flag van menfchen in 't bijzonder onderworpen zijn , konnen, om deszelfs befmettenden aart, niet welvoeglijk in een Gasthuis ingenomen worden: veele andere zijn te fchielijk en geweldig in haren aanval, om naar de weeklijkfche manier van zieken in te neemen , te konnen wagterK De kinderen konnen niet welvoeglijk van hare ouders gefcheiden worden, en de tegenwoordigheid van veele der laatiten is zoo wezentlijk noodzaaklijk in hunne eige woning , dat zij niet konnen befluiten om van deeze liefderijke inftelling gebruik te maken. Vervolgens moet men opmerken , dat het voorraamde oogmerk van Graaffchaps Gasthuizen ingerigt is, om onderftand in te brengen aan die genen, welke uitwendige toevallen hebben , en bijgevolg heelkundige hulp noodig hebben; of aan die genen, welke met zulke ziektens bezet zijn , dat die, zonder den Lijder nadeel toe te brengen, toelaten hem, van verre af, over te brengen. Indien dit het geval niet was, zouden deze voortreflijke inrichtingen nooit het oogmerk van haare welwillende Inftellers beantwoorden. Eenige weinige Hoeren, door zulke overwegingen aangedaan , en te gelijk achtgevende op de voordee- len, INLEIDING. zin len, die door de inftelling van eene Ziekenbeurs in de Hoofdftad te verwagten waren, ftelden in de maand April 1777. een ontwerp voor, om binnen Newcafile zulk eene Ziekenbeurs op te rigten als een noodhulp voor het Gasthuis (*). Dan aangezien het menschdom zelden eenftemmig is over de verdienften van eene liefdegaaf, ontmoette het menigvuldige tegenfpoeden ; en , niettegenftaande de werkzaamheid en oplettendheid der Infchrijvers, kon het tot innemen van Lijders niet opengezet worden tot de daar aan volgende maand Oftober. De jaarlijkfche intekeningen reezen bij de eerfte inftelling niet hooger dan 143 ponden, maar zedertdat tijdperk zijn deszelfs uitgaven trapswijze vermeerdert. Het is zelfs te beklagen , dat deszelfs inkomften op het einde van het tweede jaar niet toereikende bevonden wierden, om aan het getal en de dringende eisfchen der nooddruftige te konnen voldoen. Maar men mag redelijker wijze veronderftellen , dat in een Stad, die altoos uitgemunt heeft in menfchelijkheid en lief- da- (*) Het Gasthuis was In het jaar 1751 opgerigt tot onderkant van Zieken en lamme Behoeftigen in de drie volkrijke Graoffchappen van Durham, Newcastle^» Northumberland , en is aan heelkundige en alleen zulke geneeskundige gevallen bepaalt , welke haren voortgang door befmetting niet kunnen bevorderen. XIV INLEIDING. dadigheid, wanneer het groot belang der inftelling genoegzaam betragt wierd , dat zulks daar ook een grooter plaats in de algemeene milddadigheid der ingezetenen zal winnen. De Registers van het NewcafteÜche Ziekenhuis hebben alreeds de onregenzeglijkfte bewijzen ten zijnen voordeele opgeleverd. Door het opmaken van den weldadigen onderftand , op het einde van hec tweede jaar gemeen gemaakt, blijkt het, dat 'er duizend driehonderd en vierenzestig Lijders toegelaten zijn, waar van 'er duizend en agtenvijftig genezen zijn. Het blijkt insgelijks dat 'er 725 met koorzen en befmetteude ziektens , welke niet in het Gasthuis konden ingelaten worden, waren aangedaan,- dat 446 bezet waren met zulke ziektens, die niet toelieten om te wagten naar het uitftel van eene weeklijkfche inneeming; en dat de overige 193 niet welvoeglijk va* een Gasthuis gebruik konden maken, om dat die zieken of te fwak waren om als buitenlijders raad en bijftand te gaan vragen , of door omftandigheden van haar huisgezin , waar haar tegenwoordigheid onvermijdelijk noodzakelijk was. Maar onaangezien de Ziekebeurs in 't algemeen van zulk een bijzonder rut geweest is voor zieken , die aan hunne eigen huizen gebonden waren, is het egter te beiammeren dat de natuurlijke kinderziekte bij aanhoudentheid zulk een fchrikkelijke verwoeftinge onder INLEIDING. der haar blijft maken, en dat alle pogingen om den zegen der inenting ui tebreiden , onvoldoende bevonden worden. De Magiftraat heeft , met oogmerk om de menfchelijke oplettendheid en 'c medelijden op te wekken, tot de oprigting van een Beurs om in Newcaftle de inenting voort te zetten , de volgende begroocing in Oélober 1779 gemeen gemaakt. Begrooting der jlerfte, door de kinderziekte in Newcaftle veroorzaakt, en van de voordeelen om de inenting voort te zetten. Om te oordeelen hoe gevaarlijk de kinderziekte voor de inwoonders van deze S.ad zij, alwaar de Registers der Dooden geen melding maken van de ziekte, waar aan de lijders fterven , moet men zijn toevlugt nemen tot de nauwkeurige Sterflijsten, welke ia andere Steden opgerfgt zi'n. Ih de Stad Manchester, die zoo volkrijk niet is als JSewcafile, klom het getal der dooden door de kinderziekte alleen, geduurende den tijd van zes jaren, te weten van 1768 tot 1774, onaangezien er de kinderziekte maar tweemaal geheerscht hadt , tot twee uit de dertien , van alle ** ziek- xvi INLEIDING. ziektens, hoe genaamd (*). In de Stad Chefter is het door Kerklijke getuigfchriften bewezen , dat binnen zes jaren, voor het jaar 1778 , driehonderd achtenzeventig rnenfchen aan de kinderziekte overleden waren, en dat het geheel getal der begravenen geduurende dien tijd; 2522 was. De evenredige fterfte van de kinderziekte, vergeleken met die van alle andere ziektens, is bijgevolg meer( als één in de Het jaarlijks middeltal der begravenisfen, volgens de Kerkregisters van Newcajtle en Gateshead, is , geduurende de zes jaren voor het jaar 1779, zeshonderd drieënzeventig. Maar een groot aantal arme rnenfchen worden op de Ballastbergen begraven:. de begrooting van de jaarlijkfche begravenisfen aldaar ftelt men op 300. Dit laatfte getal , bij het vorige gevoegd, zal het jaarlijks middeltal tot 973 brengen (f). Zoo (») Zie Doét. Ferceival's Es/ais, Vol. III. (*) Voorstellingen , tot voorkoming der fterfte door de kinderziekte in Chester. (f) V Getal der jaarlijkfche dooden kan, in gevolge deze rekening, niet te koog gefchat zijn: om dat, zoo wij toeflaan dat 'er uit de dertig inwoonden jaarlijks één flerve , zal het geheele getal der inwoonders van Kevvcaftle en Gateshead maar tot negenentwintig duizend honderd en negentig komen. INLEIDING. xvn Zoo wij nu veronderftellen, dat alleen een zevende gedeelte aan de kinderziekte fterve , zal het jaarlijks aantal der dtoJen, door deze ziekte, tot 139 komen. Het blijkt, door verfcheide waarnemingen , dat het aantal van rnenfchen , die aan de natuurlijke kinderziekte fterven , een grooter evenredigheid draagt tot het aantal der genen, die 'er van herftelien , dan daC van één tot zes. Maar indien wij deze evenredigheid ftellen, volgt het, dat 834 rnenfchen jaarlijksin deze Stad de ziekte natuurlijk krijgen; welk getal zesmaal grooter is dan het getal der genen, die fterven. Indien nu 834 te groot een getal fchijnt , volgt het, dat de evenredige fterfte grooter is dan één tot zes. Aan den anderen kant , door de verbeterde manier van inenten fterft 'er niet boven één van vijfhonderd. Maar zoo wij zelfs eens toeftaan, dat 'er onder de behoeftigen , door dar zij da vcorfchriften niet nauwkeurig genoeg volgen, en om andere bijkomende oorzaken 'er één van de vijftig fterft, blijkt het nierteffiin, dat, ir.dien het gebruik algcneen kon gemaakt worden, 'er in plaacs van dac 'er uit de 834 rnenfchen 139 fterven, 'er maar 16 of 17 fterven, en bijgevolg in deze Stad jaarlijks 122 bij het leven zouden behouden worden. hen aanmerklijk geral , vooral wanneer men aanmerkt, dat de flagtoffers der natuurlijke ** a ziek- XVIII INLEIDING. ziekte de jongere zijn , welker leven van 't grootfte aanbelang voor 't gemeenebest is. Zoo 'er al Gasthuizen opgerigt waren, konden die de inenting egter niet algemeen maken: om dat, volgens hare inftellingen , de kinderen onder de zeven jaren uitgefloten zijn. In groote Steden ontfnappen 'er niettemin weinig de kinderziekte tot dien tijd van het leven. Het blijkt uit de Sterflijften te Manchefter, dat van die genen , welke door de kinderziekte weggerukt worden, bijnaar drie vijfdens onder de twee jaren fterven; en dat van 589 dooden , maar 39 boven de vijf jaren waren. Van 136, die te d ester in het jaar ijjj aan de kinderziekte ftierven, waren 'er maar zeven, die de zeven jaren bereikt hadden , waar onder nog maar drie inboorlingen waren. Dezelve rekening word bevestigd door de Registers der Newcaftelfche Zkkcbeurs. Van 45 lijders met de kinderziekte, waren 'er maar acht boven de zeven jaren , waar onder maar één inboorling was. Maar of fchoon 'er al minnens of oppas ters der zieken bezorgd wierden , konden de Hospitalen nog aan het oogmerk niet voldoen : de onkosten zouden te groot zijn , bchalven dat de armen zelfs niet toelaten zouden dat haar teder kroost hun ontnomen, en in Hospitalen geplaatst wierd. Om deze redenen kan de inenting in 't algemeen voor de armen alleen aan hunne huizen gefchieden, waac INLEIDING. xix waar tegen men in deze Stad geen gegronde tegenwerping maken kan , daar de natuurlijke ziekte altijd aanwezig is ; en daar de rnenfchen van meerder vermogen hnnne kinderen op onderfcheidene tijden van het jaar gewoon zijn te laten inenten. Het is een algemeene regel dat de kragt der befmecting,evenredig is tot het getal der puistjes. Honden ingeënte lijders, zullen door een gerekent, ieder nauwlijks vijftig puistjes hebben, terwijl het lighaam van een elendige lijder aan de zamen vloeiende leggende, met duizende overdekt is. »t Is derhalve middagklaar dat naar mate de inenting algemeen word, de natuurlijke befmetcing uitgedoofc zal worden, en deeze ziekte door de tijd zal ophouden gevaarlijk te zijn. Het is wezemlijk een ongelukkige omftandigheid dat de armen dezer plaats, tot hier toe het welwillend aanbod, om de inenting voort te zetten niet geacht hebben. Kwalijk gegronde vooroordeelen beletten veele; en het arbeiden van het armfte zoort van vrouwen, is zoo noodzakelijk tot het onderhouden harer kinderen, dat zij, zonder zig zelfs aan de armoe. de over te geven, geen tijd konnen vinden, om hare kinderen gedurende de tijd der inënting op te pasfen. Deeze overweging deedt de beflierders der zieke beurs 't voerlede jaar befluiten om vijff fchellingenaan de behoefugfte te geven, als eene beloning 3 voor XX INLEIDING. voor het oppasfen van haar kinderen ; maar de inkomften van de beurs dit niet toelatende, is er weing voortgang ten aanzien der inënting gemaakt. (*) Het geven van belooningen aan den armen heeft op andere plaatzen de vooroordeelen tegen dit heilzaam werk weg genomen. Door dit middel alleen heeft de tegen.'woordige Keijzerin van Rmland, de inënting onder hare onderdanen algemeen gemaakt. En Doctor Haijgarth, een uitmuntend en menschlievend Geneesheer te Ckester, heeft ons berigt,dat het Genoodfchap om de inenting algemeen te maken, en de natuurlijke kinderziekte voor te komen, aldaar in het voorleede jaar opgcrigt , reeds een toereikend fonds gevonden hadt om aan dat begeerde oogmerk te voldoen. Een kort verflag gegeven hebbende van de liefdegaaf, welke de gelegentheid verfchaft heeft tot het maken van de volgende waarnemingen, zal het niet ongefchikt zijn deze inleiding te befluiten met de be- fchrij- \ (*) Op raad der Geneesheeren zijn er door den Heelmeester der zieke beurs to kinders ingeënt; en onaangezien die kinderen in V gemeen in vertrekken lagen daar haar broeders en zusters aan zamenvloeiende pokken ziek lagen, (welke eig zeer gevaarlijk toonden te zijn) zijn egter alle deeze ingeente op de zagtjle wijze genezen, INLEIDING XXI fchrijving van Newcastle, zo wel als de manier van leven van deszelfs inwoonders, immers voor zo ver als deze omftandigheden met de gezondheid fchijnen verbonden te zijn, of invloed op den loop der ziekten hebben. Beschrijving van Newcastle. Newcastle leggende 55 gr. noorderbreedte, en in de lengte 1 gr. 17™ westwaerds van Londen, is gelegen op den noorder oever van de rivier Tijne, ongeveer 9 mijlen van de zee: terwijl het Ty tot twee mijlen boven de ftad vloeijd. Zij is omringd door een muur welkers omtrek meer dan twee mijlen is; egter zijn er verfcheiden gebouwen en ftraten welke nog buiten de ftad voortlopen. Zij word door een brug vereenigt met Gateshead, welke op den ftijlen oever der tegenovergeflelde zijde van de rivier gelegen is; en derhalven konnen die twee plaatzen aangemerkt worden, zamen een groote ftad uittemaken. Het getal der inwoonders in Newcastle en Gateshead word gerekent ten minsten dertig duizend rnenfchen te belopen , 't welk ongeveer tot de evenredigheid van tien rnenfchen voor ieder huis beloopt. 'tls waar dat volgens onze begroting uit de fterflijsten het getal wezentlijk minder zou zijn, dan in zulk een volkrijke plaats, en daar zo vele huisgezinnen onder een ** 4 dak rxrr INLEIDING dak zijn , is het waarfchijnelijk dat deze begroting nie r te hoog gefchat is. Het laagfte en volkrijkfb gedeelte van Newcastle, en de uitgebreide voorfbd der Zandpoort, zijn aan de waterkant gelegen. De ftraten zijn nauw en de huizen digt geboud. De gangen en floppen zijn ongemeen eng en morsfig; en die op de kaey, en aan de zandpoort, overdekt zijnde door de rijzende oevers, en de huizen aan de noordzijde gelegen, hebben geen vi ije fpeling van lucht. De oude ftad Pandon of Pampedon, in 1299 met Newcastle vereenigr, legt in een diepe holte, binnen de wal. Daar zijn de huizen, zoo wel als buiten de Zandpoort, en veele floppen op de kaey, zeer liegt geboud, en opgepropt met rrenfehen. In 'r opkomen van de rivier, zijn de oevers ongemeen ftijl, en de ftraten nauw: 't bovenfte gedeelte der ftad is een fraaije en Iugtige gelegentheid, veele ftraten zijn breed, de huizen wel geboud, en in 't algemeen zijn die met tuinen voorzien. De gcheele ftad legt op een diepe klijgrond. De velden in deszelfs omtrek open gelegen; het land rondsom volkrijk, wel bearbeid, en vrugtbaar. De markten derhalven wel voorzien met vleesch, visch, vrueten, groentens, wortelen, en alle andere zoorten van voorraad. De ftad wordt voorzien met wa-r INLEIDING xxni water van de rivier, en door fontijnen hier Pants ge* noemt: verfcheide huizen krijgen haar water door pijpen derwaarts lijdende. Niet te min moet aangemerkt worden, dat zeer weinige der bronnen welke in de ftad zijn, aan alle de noodwendigheden van de keuken beantwoorden: 't eene is te hard, en het andere te veel met een loogzout befwangert. Behalven de ambachtsluij en arbeiders, die er in alle volkrijke fteden vereist worden , word er een groot aantal manfchappen in de koolfchepen (*) gebruikt; zo als ook in verfcheide glasblazerijen, zuikerrafinaderijen, fmelterijen, en in andere handwerken van ijzer, ftaal, loodwit enz. Het vermogendfte gedeelte der inwoonderen leeft er genoegzaam op dezelve wijze als in andere vermogende fteden: maar den ambachtsman zoo lang die welvarend is leeft er misfchien beter, en gebruikt er meer dierlijk voedzel dan die in eenig ander gedeelte van (*) Ieder koolfchip houd to tonnen, en is met 3 man en een jongen bevolkt. Meer dan 460 dezer fchepen worden er beflendig gebruikt om de kolen naar de fchepen te Shields , een hayen aan de mond der rivier, te brengen. De koolputten op verfchillende afflanden van Newcastle aan wederzijde van de rivier leggende, woonen er weinig van de kooldelvers in ét Stad. ** 5 XXIV INLEIDING van het koningrijk, in dezelve omftandigheden zijn» Haar gemeen brood bakken zij van grofwijte meel dat wel gerezen is,en zomtijds een mengztl van rogge en wijte onder malkander. Haren drank is goed gehopt bier. Het hoger gedeelte 'van 'de ftad geniet een zuivere en gezonde lugt; en zelfs mag men zeggen dat in het laagfte en beflotenfte gedeelte van de ftad, delugt door de beftendige beweging van het watergetij, eenigermate bewogen word. Wanneer er onder den gemenen man door onreinigheid of andere oorzaken ziektens uitbreken, worden zij dikwijls kwaadaartig en befmettende. Niet te min lopen er veel omftandigheden tezamen om haar gefteldheid gezon. der te maken, als men zig door een oppervlakkige befchouwing van hare elendige opgepropte woningen zou konnen verbeelden. Overvloed van kolen hebbende, en goede vuuren onderhoudende, wordt het ftilftaan der lugt, in de allerbeflootenfte vertrekken voorgekomen, en de verrotting, door het zuur uit die brandftofTe oprijzende, verbeterd. Behalven dat, de vrouwen bezig met lasten te dragen, en hare kinders buiten lopende fpelen, wordt het grootfte gedeelte van haren tijd, buiten deurs gefleten. Hier door zijn zij in 't gemeen kloek en fterk. Alles zaam genomen kan Newcastle gezonder gefchat worden dan de meeste fteden van gelijke grote in INLEIDING xxv in het koningrijk. De rnenfchen van het beste zoort genieten er genoegzaam een volkome bevrijding van koorzen, en andere befmettelijke ziektens; endekinderpokjes, de mazelen, zinking koorzen , en fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzelt uitgezondert, heeft er in deeze plaats zedertvele jaren geen volkziekte geheerscht. IN- INHOUD I. DEEL. Waarnemingen over de koorzen inzonderheid die van hec aanhoudende zoon. L Afd. Befchrijving der koorzen hladz. i II. Afd. Van het onderfcheid der koorzen 3 III. Afd. Van de genezing der aanhoudende koorzen 15 Gevallen van aanhoudende koorzen 26 IV. Afd. Van de aanhoudende koors welke op het la ter einde van het Jaar 1777 te Newcastle heerfchte 126 Gevallen van aanhoudende koorzen welke in 1777 te Newcastle heerschte I33 V. Afd. Van den voorfpoed der geneesoefening welke in de aanhoudende koorzen aangeprezen is 179 II. Deel I N H O UB II. D E E L. Waarnemingen over de fcharlaken koors met " een verfwerende zeere keel verzelt, zoo als * die in het jaar 1777 te Newcastle geheerscht heeft. Inleiding bladz. 189 I. Afd. Befchrijving der fcharlaken koors verzelt met een verfwerende zeere keel 193 II. Afd. Vergelijking der bovengemelde volkziekte, met de fcharlaken koors, en de kwaadaartige zeere keel der fchrijvers 203 III. Afd. Genezing der fcharlaken koors met een verfwe* rende zeere keel verzelt 233 IV. Afd. Gevallen der fcharlaken koors met zagte ver- fwering der keel gepaart 24° Gevallen der fcharlaken koors verzelt met verft ervende fweeren in de keel 268 Gevallen van waterztigtige fwelling als gevolg der fcharlaken koors 291 V Afd. INHOUD V Afd. „ Een verhaal van den voorfpoed der aangepreze manier ter genezing van de [charlake hors 308 Be fluit 3,-, Nafchrift 32Q AANHANGZEL. Tafelen van de ziektens der lijders welk in de zieke beurs te Newcastle zijn aangenomen, met aanmerkingen ter verbetering van geneeskundige berigten 34.1 Geneeskundige voorfchriften 349 I. DEEL. WAARNEMINGEN OVER DE KOOIZEI? INZONDERHEID OVER DIE VAN HET AANHOUDEND ZOORT. Apparet, hos morbos varietate quidem infinitos ratione fijmptomatum, tarnen ex origine non adeo compofitapendere; neque tam varia medicamenta, medendive methodum requirere. BOERHAAVE. I DEEL. WAARNEMINGEN over. m o o ju z m w enz. I. Afdeeling. Befihrijving der Koorzen: oorzen worden erkend, door te beginnen méé koude of rillingen; gevolgt door een radheid in dé pols; meer dan natuurlijke hitte; en een fvvakheid der vrijwillige bewegingen: zonder haren oorfprong af te leiden van plaatzelijke ontftekingen; bijzonderert uitflag; of andere oorfpronglijke ziektens; welke eeri toevallige koors verwekken. De oude Geneesheeren geloofde de hitte het wezentlijk kenmerk der koors te zijn. Zij maakten niet té min zeer oordeelkundig het onderfcheid, tusfchen eerde of oorfpronglijke koorzen, en die ziektens, iri A weJ»; 2 WAARNEMI N;G E N welke de koors een teken is van de aandoening van, een bijzonder deel Boerhave, van Smeten (§), en andere Geneeshee* ren van de tegenswoordige eeuw, zijn van gevoelen dat de radheid in de pols, het wezen der koors uitmaakt ; en dat dat het eenigfte teeken is om over 't aanwezen der ziekte te oordeelen; wijl de hitte, en andere verfchijnzels, haar gedurende den ganfchen loop der koors niet altijd verzeilen; maar enkel op onderfcheide tijden der koors zich vertocnen. Maar tegen di.t gevoelen konnen insgelijks tegenwerpingen gemaakt worden: want in zommige ilaten der koors, inzonderheid in die, welke met den naam van zenuwkoorzen onderfcheiden worden, overtreed de pols in radheid, zomtijds den gemeenen Haat van gezondheid niet. Dewijl alle koorzen, deeze voorbij gaande uitgezonden , welke haaren oorfprong uic een geweldige beweging, hevige gemoedsdriften, of onmagtigheid ne-- (*) Febribus vexsri vetcres dicebant cegros, qui absque aliqua inflammatione, vel abscesfu, aut dolore, aut eriftpelate , aut> fimpliciter loquendo , abfque aliqua parte pracipus affe&a , male habebant. Si vero, vel propt er lat er is , vel pnlmonis, aut alterius cujusdam fimilis infiammationem fehricitarent, non vocahant illos febricitantes neque febribus vcotatos fed pleuriticos, peripmeumonicos, kepaticos, £?c. Galen. Comment. in Aphor. 73. (§) Van Smeten Comment. Aphor. 570, 571. over KOORZEN enz. 3 riemen; met de reeds genoemde tekenen beginnen, ën verzelt zijn; zullen zij door de gegevene befchrijving, maklijk onderfcheiden worden. Wanneer de koors zigeens vercoondt,ontftaat er een heel talrijk gevolg van tekenen : het zenuwgeftel word in 't gemeen ontfteld, en al de werkingen van het lighaam, verwart: den geest word dikwijls door ijlhoofdigheid aangedaan: gebrek van eetlust, dorst, en er heerfcht een algemeene ongerustheid; en de heilzame affcheidinge en ontlastingen houden op regelmatig te zijn. Maar welke oplettendeid deze ,en andere verfchijnzels in de befchrijving der ziekte ook verdienen, behooren zij in de bepaling niet toegelaten tè worden, wijl de koors zonder dezelve, aanwezig 2ijn kan. II. Afdeeling. Van het onderfcheid der koorzen: De koorzen zijn in verfcheide geflagten verdeelt gé= worden, en onderfcheide benaamingen zijn haar zd wel door de oude als hedendaagfehc gegeven, afgeleid van de tijd die zij duurde; van een of ander opmerk lijk heerfchend toeval; van de gefteldheid der vöglen/ A z éii 4 WAARNEMINGEN en van andere omftandigheden meer (*). Maar ongelukkig overladen die menigvuldige namen welke er in de ichrijvers gevonden worden niet alleen hetge. heugen, en verwarren den onervarene, maar geven nog daar en boven geen wezentlijk nut in de geneeskundige oeffening. Na een veeljarige zorgvuldige oplettenheid, op de tekenen en natuur der koorzen, zoo als die in verfchelende luchtftreken voorkomen, beken ik vrijmoedig nooit in ftaat geweest te zijn om de fchrijversdoor haare talrijke verdelingen en onderdelingen te volgen. En ik ben volkomen overtuigt, dat of fchoon er menigvuldige veranderingen, overeenkomftig de gefteltheid, het jaargetij, de legging van het land en luchtftreek, voorkomen; de koors egter overal wezentlijk dezelve is, of met andere woorden, maar een geflagt uitmaakt; en dat de eenigfte zoorten welke wel bepaalt konnen worden de volgende zijn, namentlijk Tusfchenpozende , Verpozende, en Aanhoudende. Dit gevoelen denk ik, zal op de voldoenenfte wijze bewezen worden, door een onderzoek der wezentlijkfte tekenen van deze zoorten der koors. Een (*) Hier van daan onder de Ouden de naamen van Ephemera, Synochus, Typhus, Lipyria, Jsjodes, Caufiis, Synochus Putris, Synochus Luputris, &c. En onder de heden~ daagfche, Ontfteking, Zenuw, Kot, Gal, Vlek, Gierst, Kv/aadaartige, Pestkoortsen, enz. over KOORZEN. enz: 5 Een tusfchenpozende koors,het zij daaglijkfche,anderdaagfche of derdendaagfche begind met koude en rillinge; de gedaante is bleek,- de huid gerimpelt,- de nagels worden blauw, het hoofd pijnlijk,- de ademhaling word rad, en de pols zwak menigvuldig en belemmert. Dezen ftaat word gevolgt door een ongemeene hitte; de pols word hard, radder en fterker; de pis hoog geverft; den dorst onmatig: en op het hoogfte van dezen ftaat, 200 niet eer, raakt de verbeelding verwart, en dikwijls ontftaat'ereen ijlhoofdigheid. Zoo dra het fweet uitbreekt, word de pols zagter, en niet meer zoo menigvuldig, en alle toevallen verminderen. Ten laasten volgt er een volkomen tusfchenpozing, en den lijder blijft wel; tot 'er een anderen aanval wederkeert, die wederom met rillingen aankomt. Een verpozende koors begint op dezelfde wijze nis een tusfchenpozende; alleen is den kouden ftaat in 't gemeen nog zoo lang aanhoudend, nog zoo fterk niet. In den heete ftaat, is den dorst, de hoofdpijn, de fnelheid van den pols, de ylhoofdigheid, en de andere toevallen dikwijls geweldiger. Op het afgaan van dezen iheeten ftaat, komt er een zweet voort; den pols vermindert in fnelheid, en alle toevallen verdwijnen , voor eenige weinige uuren. Na deeze ver. pozing keesd er eenen anderen aanval weer; zomtijds met een koude rilling, en dikwijls zonder die. A 3 Een 6 WAARNEMINGEN Een aanhoudende koors begint op dezelve wijze. Den aanval is dikwijls al zoo geweldig als in een tusfchenpozende koors; en gedurende eenige dagen is de hitte, de hoofdpijn, en de radheid van de pols egaal fterk. Den aanval begint zomtijds wezentlijk met een geringe huivering, in plaats van een rilling, en wanneer de koors volkomen in wezen is, vind men in plaats van die fterke beweging der bloedvaten, welke den aanval van een tusfchenpozende of verpozende koors verzelt, dat de hitte niet veel vermeerdert is; en dat de pols fwak, rad en ongelijk blijft,, De meeste fchrijvers hebben veronderftelt, dat een aanhoudende koors, zonder eenige gevoelige verpozing voortduurde, tot dat de ziekte door de herftelling of de dood eindigde: maar ik heb in een vorige uitgaaf (*) aangemerkt, dat men altijd vermindering en vermeerdering der koors kan ontdekken; en dar. alle koorzen van dit zoort, zig tegens den avond verhefte; en dat het derhalve de natuurs gefteldheid der koors was, indien die door geen plaatslijke ontftekingen wierd verzeld, om te verpozen. Zedert dien tijd heb ik nog geen rede gehad, om van gevoelen te veranderen. In (*.) Obfervaiions at the Difeafes in long voijages £rV. g. I20, 121. oveh KOORTZEN. enz; 7 In dien zin word het woord ook gebruikt door Hippotrales. „ Een aanhoudende koors," zegt hij „ is zom„ tijds heevig van den beginnen aan, en word erger: „ maar word ontrent de fcheiding, en in de tijd van de „ fcheiding, fwakker. Zomtijds begint die zagtjes en „ als op een vet borge wijze; maar vermeerdert daaglijks „ en heeft verheffingen, en wanneer die op zijn hoog„ fte is, en in de tijd der fcheidinge, breekt zij met ge„ weid door (*)." In dienzelven zin word het woord ook gebruikt door Doéb'. Willis (f); en Doctr. Gullen merkt aan, dat hij in een langdurige geneeskonst oeöening, nog nooit een aanhoudend koors had gezien, welke alleen in een aanval veronderilelt wordt te beftaan (§). Aanhoudende koorzen fchijnen derhalven, niet meer van de verpozende te verfchillen, aïs deze van de tusfchenpozende onderfcheiden zijn. Haar menigvuldige veranderingen van de een in de andere (_§§), too- nen (*) Hippocrat. De Morb. Vidg. p. 963. Edit. Foes. (f) Febris continuo, est cujus accesfio ad plures dies fine apijrexia porttnditur: fua kabet remisfionis, et cxacerbationis tempora , intcnuisfionis vero nequaquam: exardescentia modo eft remisfior, modo intenftor, usque tarnen febricitant (tgroli, do* nee a crifi, aut infenfüi convaieicentia morbus in totum abfolvitur. (§) First li nes of the practicc of Phtjftc. Vol. I. art. 28. De gedaante der koorzen veranderen zomtijds in haftA 4 re» 8 WAARNEMINGEN fien dat zij van hetzelve geilagt zijn; en dat het onderfcheid der gedaantens, grotendeels fchijnt aftehangen van hec onderfcheid der lugtftreek, lichaamsgefteldheid enz.; maar nog meer in 't bijzonder van den zamenloop der afgelegene oorzaaken dér koors, nament-" lijk, een warme en vogtige gefteldheid der lugt, moerasfige dampen, en menfchelijke befmettinge: de twee eerfïe gemeenlijk tusfchenpozende of verpozende, voortbrengende; en de laatfle bijna altijd, het aanhoudend zoort. De hedendaagfche geneeskundige fchrijvers hebben veronderftelt, dat de aanhoudende koorzen uit drie geflagten beflaan, namentlijk Ontfteking, Zenuw; en Rotkoorzen; en veele geneesheeren, genegen om namen te vermenigvuldigen, hebben ieder dezer geflagten, in verfcheide zoorten en veranderingen afgedeeld. Offchoon ik met niemand over namen wil twisten, zal het misfchien niet ondienstig zijn mijn reedenen te geven, ren loop. Wanneer dat gebeurd, te het gemeenlijk op de volgende wijze. Beide anderdaagfche en derdendaagfche koorzen veranderen in dagelijkfe, dagelijkfe in verpozende, en deeze. laatfle worden dikwijls van het aller aanhoudenst zoort. Vis. êitallesrijst een bedenking, dat alle koorzen uit herhaalde aanvallen beflaan , en dat die alleen in de mnflandigheden, en de wederkeering der aanvallen van eikanderen onderfcheiden zijn. Ibid Art. 30, 31. over KOORZEN. enz. j> yen, waarom ik deze verdeeling der koorzen verwerp. Wanneer wij deeze veronderftelde geflagten nauwkeurig onderzoeken, zullen wij ontwaar worden, dat die alleen verfchillende gefteldheden van de koors uitdrukken; en dat de tekens welke haar onderfcheiden, insgelijks tusfchenpozende en verpozende koorzen vergezellen, DeOnl/ïeekings-koors bij voorbeeld wordt bepaalt, in een fterke hitte, een menigvuldige, fterke, harde, en volle pols, met hoog geverfde pis. Veele koorzen zijn in haar beginnende ftaat met deeze teekenen verzelt; welke niet te min meer voorkomen in de aanvallen van tusfchenpozende en verpozende koorzen , dan in die van een aanhoudende gedaante zijn. Het onderdrukkend vermogen zelfs van befmetting, is niet altijd bevrijd van de teekenen van een fterke werking van het hart, en flagaderen. Gilchrist deZenuwkoors befchrijvende merkt op, „ dat in zommigeden „ aanval en teekenen op den eerften dag, geweldig „ waren: zoo als braken. walgingen, hoofd pijn, een „ volle fterke en harde pols, hitte, en roodheid der „ oogen. (*) " De trilling der handen alleen uitgezonden, is de Gevangenhuis of Hospitaal koors zelfs, van geen andere gemeene koors te onderfcheiden, en de pols is in den beginne veranderlijk in fterkte, en in vol- (*) Edinhurgh, Medic. Esfaijs Vol fk Art. "3. A 5 i© WAARNEEMINGEN volheid. Den Ridder Pringle in deze koors, en Huxham in de Rotkoors raden aderlatingen aan, om de fterke werking der vaten te matigen. Hierom behoord dit niet aangenomen te worden alseen geflagts onderfcheid , hoe veel oplettendheid dezen ftaat der koors in de geneeskonst oeffening ook verdienen mag, wijl het egaal tusfchenpozende, verpozende, en aanhoudende koorzen vergezelt. De uitdrukking van Qntflehhig, behoord naar mijn gevoelen, alleen aan een koors te worden toegevoegt, wanneer die met ontfteking verzeid gaat; en ik moet bekennen, hoe ftrijdig mijn gevoelen ook is tegens hetgezag van Geneesheeren van den eerften rang, dat ik nog nooit een ontftekings koors ontmoet heb, zonder een plaatslijke ontfteking. Den naam zelf moet met omzigtigheid toegelaten worden, wijl die tot aderlatingen en ontlastingen aanleiding geeft. De kortsagtige verfchijnitig van hix. bloed, 'twelk zoo algemeen aanleiding heeft gegeven tot het gevoe-» len dat de koorzen uit ontfteking beftonden, verdient bijzondere opmerking, 't Is zeer welbekend in plaatslijke ontftekingen dat het bloed, wanneer het afgetrok. ken is zeer dikwijls met een korst van zamengerunne wei overdekt is. Zoo lang het leerftel 't welk de oorzaak der ontfteking tot taeijheid en verftoppinge bepaalde, heerschte , was het niet te verwonderen, dat deze oraftandigheid tot bevestiging van die leerftel- ling over KOORZEN. enz ïï ling aangebragt wierd.' Maar Doctor Fordijce verzekert, dat onaangezien de toefchijnende taaiheid van het bloed, na dat het afgetrokken en koud geworden is, het egter zoo lang het in de vaten omloopt, vloeibaarder is, als in den gemeenen ftaat die er voor de ontfteking was. Uit de proefnemingen van wijlen den kundigen Heer Hewfon die deze leerftelling op een zeer vermogende wijze onderfteunde blijkt het mede, dat in plaats dat de onfteking die geneigtheid van het bloed tot ftollen zoude vermeerderen, die wezentlijk vermindert, ten minsten van dat gedeelte dat de korst uitmaakt (*) Maar welke ook de oorzaak zijn mag van deze verfchijning op het bloed en 't zij men die uit vloeibaarheid of taeiheid afleide, men heeft die korst dikwijls gevonden in ziektens die het tegenftelde van een onftekende ziekte was. Doctor Heberden heeft het bloed dikwijls met zulk een korst overdekt gezien in roosagtige verftervïngen, in rottende zeere keelen , en afgetrokken van uitgeputte en ftervende rnenfchen (f) Dezelve verfchijning is waargenomen op het bloed van rnenfchen aan de gevangenhuis koors leggende (§). De Haen heeft (.*) Zie DoSlor Ferdyce's Elements of the praftice of Phy' pc Vol. I. en Mr. Hewfon's Experiment al Enquiries. (f) Medical Trans Fol. U. (§) Pringle on the diseafes ef the army p. 30 . f* WAARNEMINGEN heeft het bloed menigmaal van rnenfchen door kwaadaars tige ziektens aangedaan, ja zelfs in de allerfterkfte rotkoorfen, men zulk een fterke korst overdekt gezien „ Centies viderunt mei Auditores, Sanquinem malig„ nis in morbis fpisfum ingentique corio teclum; ita „ quidem ut in febre cum pulfu debilitatem fimulante, „ cum urina five naturali five fcetida, cum extantibus aut „ Petechüs &c. In febribus putridisfimis, quarum his „ miliaria, illis petechia; aliis iterum variolis prodie„ runt, Sanguinem nobis olim frequenter vifum esfe, „ condcnfatum duntaxat, aut crasfocorio teftum: id„ que teque in paucioribus qui tandem obirent, at„ que in illis quibus rediret postmodum falus." (*) Ik heb insgelijks het bloed van een lijder die aan een beflote waterzugt overleed, meteen ontftekings korst overdekt gezien, zo als mede van een ander aan een verfwerende zeere keel leggende, maar ik moet bekennen dat in beide deze gevallen, het bloed vaneen ontbondene geileltheid was. Ik heb de koors bast dikwijls met voordeel toegedient in koorzen daar het bloed door andere voor mij, van te veel taeiheid befchuldigt wierd. Deze omftandigheden zullen op de overtuigende wijze aantoonen dat die korstagtige verfchijning van het bloed geen onwederfprekelijk bewijs van ontfteking is; en dat zoo die niet met andere teekenen, wel- (*) Rat. Mcdend Continuat.p. 86, 88. OVER KOORZEN. ernu %m welke de ontfteking meer algemeen onderfcheiden ^ verzelt zijn, zulks van weinig nut in het beftier der geneeswijze kan zijn. Wanneer aanhoudende koorzen met een fwakke pols, fchielijk verval van geest en kragten, en veei wanorder in het zenuw-geftel verzelt gaan, zijn die Zenuw-koorzen genoemd geworden, en wanneer er teekenen van een ontboudene gefteldheid van 't bloed verfcheenen, zijn die rotkoorzen genoemd geworden. Maar ik heb alle deeze onderfcheids teekenen van de zenuwkoors, de verpozende koorzen in heete luchtftreken zien verzeilen; en zelfs zijn in dit land alle aanhoudende koorzen, in 't gemeen vroeger of later met zulke toevallen verzelt. En of fchoon de vogten in zommige koorzen van den beginnen aan in een ontbonden ftaat gefchenen hebben, is de verrotting niet te min doorgaans meer een gevolg, als wel een°oorzaak der koors, en verzeld zoo wel tusfchenpozende als verpozende en aanhoudende koorzen. Dus blijkt het dat het zeer onvoeglijk is om zig in de befchrijving van aanhoudende koorzen aan woorden te bepalen, en zulks nog veel meer, wanneer men die daar door van een onderfcheiden natuur ftelt te zijn. Zoo wij in andere ziektens onderfcheidene geuVtcn moesten maken van den onderfcheiden ftaat der vogten, en andere verzeilendeomftandigheden meer, zoo als het gFval is in aanhoudende koorzen, dan zouden wij de ziek- i4 WAARNEMINGEN ziektens die wezentlijk dezelve zijn, verbazende vermenigvuldigen. De kinderpokjes bij voorbeeld, zijn bijna altijd van koors verzeld, welke in eenige lijders met een fterke werking der vaten verzelt is, in andere met tekenen van fwakheid en aandoening der zenuwen , en in andere wederom met tekenen welke een overhelling tot verrotting in de vogten aanduiden. Ja zelfs zal een en denzelven lijder ('t geen ook heel dikwijls in aanhoudende koorzen gebeurt) in weinig dagen al de verfchelende ftaten der koors, welke deze ziekte verzelt, ondergaan. Niet te min is ieder geneesheer overtuigt, dat de ziekte van een en het zelve bijzondere fmet, voortkomt: en dat deze veranderingen, geen natuurlijk onderfcheid te kennen geven.' Uit het voorgeftelde is het middagklaar, dat alle oorfpronglijke koorzen met een en dezelve wezentlijk ke toevallen verzelt gaan ; en dac het eenigfte onderfcheid daarin gelegen is, dat de tusfchenpozingen eri verpozingen in eenige derzelve volkomen zijn, terwijl die in andere zoo duister zijn, dat die daar door met regt den naam van aanhoudends koorzen verdiehen. Zij verfchelen insgelijks van elkander door zomtijds verzelt te gaan met tekenen welke een fterke werking in het vaatagtïg geitel te kennen geeven; zomtijds hiet teekenen van fwakheid; en zomtijds met zulke Welke een geneigthcid in de vogten tot verrotting aanduid. Ö ver KOORZEN; e«& i3 duid. 't Is derhalve redelijk om te befluiten, zoo als den grooten Boerhave bij een andere gelegentheid doet dat deze ziektens, of fchoon oneindig verfchelende tera aanzien van hare toevallen, van zulk een zamengeftelden oorfprong niet zijn, nog zulk een groot onderfcheid ivan geneesmiddelen, of geneeswijze niec nodig hebben. De genezing der tusfchenpozende koorzen, in al haar verfcheelendheden, door de koorstbast, is eenvoudig, kragtig en door de oefening allerwegen bepaalt. Ik heb in een vorige uitgaaf aangetoont, dat er groot gevaar is, in naar verpoozingen te wagr.cn; en dat dit groote koorsmiddel niec alleen met het grootfté Voordeel kan gegeven worden in verpozinge en verheffingen der koorzen in heete luchtfcreken, maar zelfswanneer die aanhoudende geworden zijn. Ondervinding genoeg gehad hebbende, van de nuttigheid dezer geneeswijze in de aanhoudende koorzen die gewoonelijk in dit Eiland voorkomen, zal ik niï voortgaan eenige waarnemingen over dezelve te maken/ III. Afdeeling. Van de genezing der aanhoudende koorzen. Onaangezien men een groot onderfcheid in de aan-' houdende koorzen ontmoet; ten aanzien van haar tekenen, en gevaarlijkheid; oordeel ik het niec te mini nood- 'i*. WAARNEMINGEN noodzakelijk op de volgende veranderingen of ftaten der koors acht te geven. I. De aanhoudende koorzen zijn in den beginne dikwijls verzelt met een fterke werking van het vaatagtig geftel; en dezen ftaat kan door de volgende tekenen onderfcheiden worden: den pols is hard, fnel, fterk, en vol; de hitte van het lighaam geweldig, de pis zeer hoog geverft, en dikwils in een geringe kwantiteit; en de zintuigen en geesten blijven in een tamelijken geregelden ftand. Zoo de koors voortduurt, of niet door de hier na te volgende geneeswijze voorgekomen word, word die doorgaans vroeger of later, door den volgende ftaat gevolgt. II. Aanhoudende koorzen zijn heel dikwijls' van den beginnen aan, of kort na dat zij aanwezend zijn, verzeld met zwakheid en verval van levenskragten; en dezen ftaat kan door de volgende tekenen onderfcheiden worden: den pols is fwak,rad, en dikwijls ongelijk; de pis gemeenelijk bleek; de hitte niet zeer fterk; en de kragten en geesten vervallen. Kier komen bij rusteloosheid en ijlhoofdigheid; en de ziekte toenemende, vervalt den lijder in een ilaapzugt: 'er volgt een trilling der pezen; de pis en afgang lopen onwetend af: en den lijder is geneigt om op de minste beweging te befwijken. III. Beide de voorgaande ftaten der koors, worden dikwijls gevolge door, of zijn verzelt met een o- ver- över KOOR ZEN. énzi t? verhèlling tót verrotting in de vogten, 'd welk door de volgende tekenen Onderfcheiden word: de tong word droog en zwart; den adem en den afgang (tinken onverdraaglijk; Petechla, en paarfe of blaauwagtigé vlekken komen te voorfchijn; zij ontlasten bloed uit de neus, en andere deelen van het lighaam; en hee lighaam geeft dikwijls reeds voor de dood, een doodelijkeh reuk van zig. Aanhoudende koorzén welke doorbefmettende mi. Omata, in bijzondere gefteldheden van den dampkring, voortgezet worden,zijn, bchalven de gewoon lijke tekenen der koors, nog verzelc met zulke, dia een ontfteking der longen te kennen gevem Zoo* danig was de koors welke in 1777 in Newcastle on-« der den gemeenen man heerfchte, en waar van in dè volgende afdeeling, een verhaal zal gegeven won den. De aanhoudende koorzen dus onderfcheiden * en dg önderfcheids tekenen, waar door de meest van aan* belang zijnde ftaten derzelve erkend konnen worden \ opgegeven hebbende; zal ik zonder in een verhaal te treden van de toevallige en buitengewone tekenen welke dikwijls in bijzondere voorvallen voorkomen * de geneeswijze die mij het voorfpoedigfte is voorgekomen , nu kortelijk befchrijven. I. In den eerften ftaat der koors geef ik den braakB wijd ,8 WAARNEMINGEN wijnfteen. (*) toc zulk een Sift dat die z^es doec braken, en daar na afgang verwekt, gebiedende den lijder een of andere lauwe verdunnende drank, die hem 't aangenaamst is, matig te drinken: hierdoor worden de maag en ingewanden gezuivert; de doorwazeming bevordert, of fweet voortgebragt; en den drift der omlopende vogten gematigd. Indien overmatige hitte, radheid en fterkte van den pols, niet te min. blijven aanhouden, zal het noodig zijn het fpiesglas eenige dagen in diervoegen te blijven gebruiken, dat de ontlastingen geopent blijven: en zoo het geen afgang verwekt, zal een af kookzel van tamarinde, manva, of wat zout behooren gegeven te worden. Zoo dra de fterke werking der bloedvaten ophoudt (want zoo wij in den beginne van dezen ftaat der koors geroepen zijn, behooren wij niet te wagten tot er teekenen van fwakheid voorkomen) moet de koorsbast in zulk een hoeveelheid gegeven worden, als den • leider zijn maag maar eenigzints verdragen kan, zonder op de verpoozingen of verheffingen acht te geven. Indien deze geneeswijze tijdig aangewend word, durf ik (*) In mijn waarnemingen over ziektens op lange reizen in heete luclitftrekcn &c. zijn rede gegeven waarom den braak wijnfteen voor alle andere bereidingen van htt Spiesglas te verkiezen, zijn. över KOORZEN. enz; |g) ik met veel vertrouwen zeggen dat de ziekte zelden tot de andere ftaten der koorts zal overgaan; of om het op een andere wijze uit te drukken, een zenuw oi rot koorts zal worden. In zommige gevallen van aanhoudende köórzerij, kan de zaak na het gebruik der fpiesglas middelen, aaii de natuur toevertroud worden: ik heb hec dikwijls ge-, daan, wanneer de ziekte geen wanorder in het zenuvw geitel aantoonde, en dat er geen verdenking was dat dé Ziekte haaren oorfprong uit befmetting voortkwam; Maar in twijfelagtige gevallen is de veiligfle manier Da dat de koors tot het einde van den vierden dag geduurt heeft, om aanftonds met de koors bast te beginnen; want terwijl de ziekte aanhoud, is er geert zekerheid om zig op eenige andere wijze, tegen dé verfchrikkende en gevaarlijke toevallen, die zomtijds onverwagc opkomen, te beveiligen. Ik ben overtuigt dat de aderlating* in den beginne der koorzen, het kragtigfte middel is om het ge welt en fterke werking der vaten te verminderen en dac het algemeen door de Geneesheeren in .dezen ftaat der koors is aangeprezen: maar wijl allé kóorzen, ten minften die gene welke mij in de genecsoefening zijri voorgekomen, fchielijk door fwakheid gevolgt worden , of door toevallen welke een neiging der vogteri tot verrotting te kennen geven, moet deze ontlasting met omzigtigheid gefchieden. Daar konnen in der B 2 daad to WAARNEMINGEN daad eenige gevallen van koorzen zijn, welke de aderlatinge in den beginne noodzaaklijk maken , inzonderheid wanneer er zigtbare tekenen zijn dat het bloed zig naar het hoofd, de longen, of eenig ander deel bepaalde," wanneer den lijder fterk en volbloedig is; en wanneer de ziekte haren oorfprong uit andere oorzaken als befmetting voortkomen. Den braakwijnfteen op de reeds aangetoonde wijze toegedient, zal niet te min de noodzaaklijkheid der aderlating grotelijks verminderen. In een zeven jarige geneeskonstoefening heb ik maar twee maal gelegentheid gehad , deze ontlasting in aanhoudende koorzen in welke er geen tekenen van een plaatzelijke ontfteking was, werkftellig te maken: en ik kan er nog bij voegen dat ik nog nooit een lijder verloren heb door het na te laten. II. Inden tweeden ftaat der aanhoudende koors, die met fwakheid en verval der levenskragten verzelt is; geef ik, wanneer ik in den beginne geroepen wordt» en de huid heet en droog is, de fpiesglas middelen zo als die in den vorigen ftaat aangeprezen zijn; egter gebruik ik die nooit zoo lang, dat die fterke ontlastingen konnen voortbrengen. Maar zoo den lijder zeer verfwakt of de ziekte te ver gevordert is, zijn de fpiesglas middelen onveilig, en behooren geheel nagelaten te worden : en wat de verdere geneesmiddelen betreffen,' ik vertrouw hetganfche werk der gene- zing over KOORZEN. enz. 21 zing aan de koors bast toe, zonder na verpozingen te wagten. III. In den laascen ftaat der koors welke met tekens van verrotting verzeld is, behoord de koonbast met een milde hand te worden toegedient, te gelijk met het zuur uit plant gewasfen, of van vitriool, rijpe vrugten (*), wijn, en andere bederf tegen ftaande vogten. Het gebruik van de koors - bast in dezen ftaat der koors is zo overeenkomftig met devastgeftelde geneeswijze, dat het onnoodig is daar verder op aan te dringen. Indien de bovengemelde manier van genezen in de verfchelende ftaten der koorzen gedurende de eerfte week word aangewend, zal het die heel dikwijls weg nemen: maar is de koors eens aanwezig, dan zal die meestentijds in weerwil van alle geneesmiddelen blij. ven voortduren. Al wat er in zulke gevallen van (*) ,, Het zap van rijpe vrugten " zoo ah van Swieten „ aanmerkt „heeft geen bereiding noodig, verdrijft den dorst, „ vermindert de hitte, bevordert de pis en ftoelgang, en ver„ fchaft de grootfte verligting voor de onder een verrotte gal „ kwijnende maag" Comm. Tom. i p. idó. De rijpe vrugten zijn in der daat niet alleen verllerkende, waar tejfens de verrotting zeer tegen gaande; en volgens mijn oordeel verdienen die in koortzen met ontbinding der vogten gepaart, grootelijks de voorkeur, aan het tegenswoordig heeeJehend gebruik van vafle lugt t»e te dienen. B 3 |a WAARNEMINGEN fan de koors bast kan verwagt worden, is de fwakheid voor te komen, de verrotting tegen te gaan, en de gevaarlijke bepaling dier iTof na deingewande, dat de voornaamfte oorzaak der dood is, (*) voor te 'komen. In . (*) Door het onderzoek der lighamen welke aan koorzen overdeden waren heeft men ortflekingen, verfveringen , en ver fiervingen in de hersfenen en andere ingewanden gevonden. Deze toe"allen zijn niet te min alleen ah gevolgen, en niet als oorzaken der ziekte aan te merken. Zulke verfchijnzels zijn zeer gemeen gevonden, wonneer men de lighamen onderzogt van diegene, welke aan rot koorzen overleden waren. Den Ridder Pringle berigt ons, dat toen de gevangenhuis koors zig gevaarlijk toonde te zijn , die zig in de wezentlijke verfterving van eenig d< el bepaalde; dat de ingewanden in U bijzonder zeer tot verjlervirg geneigt waren ; en dat er in de hersfens 'verfweeringen gevonden waren. In de verpozende rot koorzen '•van Minorca , vond. Doctor Cleghorn dc ingewanden der overledene of geheel of gedeeltelijk verdorven , en gedeeltelijk ontpikcn. Öartholinus berigt ons insgelijks dat de maag en twaalf yingerfgen darm , van die aan de koors welke te Coppenhage. 'in 1652 heerfchte, overledeu, ontftokenen verflorvenbevonden pierden. Door talrijke na/peuringen op de gene gedaan welke te Marfeille aan de pest, en te Rouen aon.de kwaadaarti"e koors overleden zijn, heeft men eenige van de ingewanden altijd 'tot ontfleking of verflervingoverheHende, bevonden. Zie den Ridder Pringfe zijne verhandeling over de leger ziektens. Traité 'de la peste,part. 1. Le Cat zijn verhaal over dekwaadaartige koorts te Rouen. Phil. Frans. Vol* 4JJ. Part. 2 Hofman de Febribus Petechialfs &c. Wijl over KOORZEN. enz. 23 In den loop der koorzen ontftaan er dikwijls verontrustende toevallen, welke een verandering van geneesmiddelen konnen vereifchen; niet te min ftel ik in de algemeene genezing der koorzen, groot vertrouwen in de volgende hulp middelen, en welke ik tegelijk met de koors bast gebruik, namentlijk voetbaden; 't vrij toelaten der koude lugt; de lijders uit het bed te nemen; ligt te dekken; een geregelde ftoelgang te onderhouden; en in zommige gevallen, het gebruik van rust middelen, en fpaanfche vliegen. In het begin der koorzen in welke de fwakheid niet zeer groot is; inzonderheid wanneer de huid droog, of het hoofd aangedaan is, is er niets nuttiger dan het gebruik van een voetbad, en den lijders beenen behooren ten minften alle avonden in warm water gedoken te worden. Deze manier komt niet alleen de ijlhoofdigheid voor, maar verdrijft die dikwijls, wanneer die reeds plaats heeft. Zoo den lijder niet in ftaat is om op te zitten, behoort men warme Hovingen om de beenen en voeten te Haan. De kamers der zieken moeten ten allen tijden, zeer zuiver gehouden worden, en er verfche lugt door- "fpee- Wijl mij in mijn genees oefening zulke gevaarlijke toevallen wei* tiig ontmoet zijnft zij in koorzen in heeteluchtftreken , of'hier te lande , kan het voorkomen van zulke toevallen alleen worden toegefchreven aan het vroegtijdig en rijkelijk gebruik der koors bast, B 4 a.4 WAARNEMINGEN fpelen laten; en zoo dra de fterke werking der bloedvaten verminderd is, moet de koude lugt langs deuren en vensters, vrij toegelaten te worden. Men moet den lijder vrijheid geven op te ftaan, en naar welgevallen op te zitten; en zelfs indien er tekenen van fwakheid of verrotcing zig vertoonen, zal men veel voordeel gewaar worden, door de lijders uit het bed te nemen: maar in diergelijke gevallen zal de voorzigtigheid altijd vereifchen, die op een rustbank vlak neder te leggen, om dus het gevaar van befwijming voor te komen. Of fchoon flaapverwekkende middelen, in zommi^ ge gevallen van koorzen, van de gelukkigfte uitwerking zijn, moeten die niet te min met omzigtigheid gebruikt worden. In koorzen die met groote fwakheid verzelc gaan, die zig tegens den avond verheffen, en met ijlhoofdigheid gepaart gaan, zijn de rust middelen zeer gefchikt. Wanneer de huid heel droog is, meng ik den opium doorgaans met den braak wijnfteen, of geef het op dezelve wijze als het poeder van Dover ie bed gaande. De rust middelen, zijn insge¬ lijks de eenigfte middelen waar op men zig kan ver* laten in een buikloop, die niet als een fcheiding der piekte moet aangemerkt worden ; of wanneer de koors bast door den afgang afloopt. Ten aanzien der fpaanfche vliegen ben ik ver, van yoor haar algemeen gebruik een voorfpraak cc wezen; en over KOORZEN. enz, sj en geloof, dat zij zelfs in zenuwkoorzen, waar in zij freest algemeen aangeprezen zijn, maar al te dikwils kwade uitwerkingen hebben voorcgebragt. Indien de geneeswijze welke ik alreeds heb voorgefleld, vroegtijdig werkftellig gemaakt word, zal het zelden noodwendig zijn die te gebruiken. Maar zoo de koorzen verzuimt zijn, en er ijlhoofdigheid, met een fwakke pols gepaart bij komt, verzelt met een gevaarlijke flaperige geneigtheid, heb ik 't leggen van fpaanfche vliegen op het hoofd, van de beste uitwerking gevolgt gezien. Zij zijn insgelijks bijzonder nuttig wanneer de koorzen met zijde wee, of long ontftekende fteektens verzeld gaan. In alle ftaten der koors behoort de levens wijs enkel uit meelige fpijzen, zoo als water gruwel en diergelijken te beftaan: rijpe vrugten van alle zoorten moeten bijde, zoo wel wanneer er een fterke werking der bloedvaten plaats heeft, als dan, wanneer er een overhelling tot verrotting is, gegeven worden. Zo lang de werking van het vaatagtig geftcl in kragt blijft behoord het drinken matig warm toegedient te worden : maar wanneer er tekenen van fwakheid of verrotting komen, behoord het koud en met citroenzap, aalbesfenjelei, of eenig ander zuur uit plantgewasfen zuuragtig gemaakt, te worden gegeven, waar bij een genoegzame hoeveelheid goeden wijn kan gevoegd worden. In die omftandighedcn konnen de mout- B 5 dran- s6* WAARNEMINGEN dranken, als de bederving zeer tegenftaande, insgelijks als een zeer gefchikte drank toegelaten worden. En zoo den lijder om koud water vraagt, moet men't hem geeven: en alle andere ongewoone malingen om iets, behooren ingewilligt te worden, Deeze waarneemingen over de vooanaamfte geneesmiddelen welke ik in aanhoudende koorzen gebruikt heb, gemaakt hebbende: zal ik er nu eenige bijzondere gevallen, uit een groote menigte diergelijke,van die ik onder mijn zorg gehad heb uitgezogt, bijvoegen. Gevallen van aanhoudende Koorzen. I. GEVAL. Hendrik Young, oud vierentwinting jaren, van een fterke en gezonde lighaams geftelthcid wierdt na twee dagen onpasfelijk geweest te zijn, op den derden Oclober 177a, met rillingen, hoofdpijn, en mattigheid aangetast. Des nademiddags was hij ver- pfig't zig te bed te leggen; en des avonds om negen uuren , gong ik hem zien. Zijn huid was heet, of fchoon hij over. koude huiveringen bleef klagen; Zijn tong was wit,-zijn pols deed 100 (lagen in een minut ; hij was ongemeen rusteloos, cn had eene geneigt- over KOORZEN. enz. ay neigtheid tot braken. Zijn voeten "en beenen deed ik in warm water Keken, en fchreef een drankje waar in een grein braak wijnfteen was, voor. In een half uur daar na wierd hij rood in 't aangezigt; ■de koors vermeerde; en hij braakte een aanmerkelijke menigte gal. Ten elf uuren was zijn pols fterk, en floeg 120 maal, en zijn huid was vogrig. Ik verliet hem, met hem een tweede drankje met den braak wijnfteen voor te fchrijven 't geen hij ten een uur des nagts meest inneemen. Tweeden dag. Hij hadt 's nagts wat gcflapen. Des morgens om zeven uuren was hij door een koude rilling aangedaan geweest, welke door een vermeerdering der koors gevolgt was; een half grein braakwijnfteen wierd voorgefchreven, en hij viel vroegtijdig in een matig zweet. Ontrent den middag vond hij zig zelfs zo veel verligt dat hij tegens mijn bevelen aan zig zelf kleede, en in de keuken gong. Hij was niec lang uit het bed geweest of de toevallen der koors keerden weder. Des nademiddags ten drie uuren vond ik hem zeer heet; zijn pols gaf 100 Hagen; en hij klaagde over een ondraaglijke hoofdpijn. Ten vier uuren kreeg hij een kouden aanval; kort daar na liep de koors zeer hoog, en hij wierdt zeer rusteloos; zijn ademhaling was zeer fchielijk, en hij zugte dikwijls. Een vierde van een grein van den braak wijnfteen wierd er alle twee uuren *8 WAARNEMINGEN ren toegedient, na het gebruik van een voetbad. Derden dag. Hij fweete des nagts en had twee ftoelgangen. Toen ik hem s'morgens om agt uuren bezogt, Waagden hij over fware hoofdpijn; Zijn oogen waren wacerageig ; zijn pols lloeg 120 maal, vol cn hard; en zijn gelaat was blozende. Tien oneen bloed wierden hem in den arm afgetrokken, 't geen geen bewijs van ontfteking vertoonde: die ontlasting bekwam hem wel, en hij verbeelde zig dat het hem eenige verligting toebragt. Ten negen uuren had hij niet te min een Kerken aanval der koors, door koude rillingen voorafgegaan. Den braak wijnfteen wierd als te voren herhaalde: 's namiddags ten vier uuren was hij in een fterk fweet; zijn pols deed 100 flagen; en zijn pis was zeer hoog geverft. Tegen den avond had hij een geringen aanval van koude. Ten agt uuren was zijn vel ongemeen heet; hij tobde heel zeer; zijn oogen ftonden wild; en zijn pols flocg 128 maal, zagt, en gelijk. Vijf en twintig droppelen Laud: Liq: wierden bij zijn drankje gedaan, om te, nemen na dat zijn voeten in warm water gedoken waren. Te gehjk moest hij alle twee uuren twee oneen van een fterk afkookzel van de koors bast gebruiken. Vierden dag. Hij fliep tot vier uuren des morgens, wanneer hij het afkookzel der koors bast wederom gebruikte; een vijf uuren kreeg hij een verhef van over KOORZEN. êtZi &>> Van koors, door koude huiveringen voorafgegaan. Ten agt uuren floeg zijn pols nó maal, zijn aangezigc bloosde; zijn tong was droog en hoornagtig Hardlijvig zijnde wierd hem een clijsteergezet, 'tgeen een afgang verfchafte. De koors was ontrent twaalf uuren zeer fterk, en duurde onverminderd voorc tot 's avonds ten negen uure. Te dier tijd had hij twaalf oneen van een fterk afkookzel der koorsbast gebruikt. Het rustverwekkend drankje wierd herhaald, en last gegeven om des fmorgens alle twee uuren een halve drachma poeder der koors -bast met twee oneen van het afkookzel in te geven. Vijfden dag. Hij hadc den vorigen nagt wat gerust, toen ik hem ten elf uuren bezogt, hadt hij het afkookzel en de koorebast viermaal gebruikt; zijn pols floeg 108 maal, zijn huid was zeer heet, en zijn hoofdpijn onlijdelijk. Wijl hij hardlijvig was wierdt hem een clijsteer gegeven, 't geen de vereiste uitwerking deedt. De koors nam niet te min toe; zijn pols floeg 120 maal in een minut; en hij raakte ijlhoofdig. Des avonds om zeven uuren kwam hij weder bij zijn zinnen; maar was zeer rustloos, en klaagde fterk over hoofdpijn. Een drankje met een vierde van een grein van den braakwijnfteen, en vijftien droppelen Tinei. Thebaic wierdt ingegeven. Ten 10 uuren was hij in een zagt fweet, en was in allen opzigte veel verlicht. Een drachma van de koorsbast wierd voor ge- fchre- 3o WAARNEMINGEN fchre ven om alle twee nuren met zijn drank in te nemen.' Zesden dag. Hij fliep 's nagts zo wel, dat die hera oppaste maar eens gelegen'theid gehadt hadt hem in te geven. In den morgenftond was zijn vel matig koel; Zijn pols hadt 124 (lagen, maar hij klaagde fterk van hoofdpijn. Hij was gedurende dezen dag ver¬ fcheide reizen buiten zijn zinnen, maar bleef de koorsbast regelmatig gebruiken. Ten elf uuren had zijn pols maar 90 (lagen; en kwam geheel tot zig zelfs*Dezen dag gebruikte hij een ons koors bast in poeder, en veertien oneen van het afkookzel. Zevenden dag. Hij fliep wel gedurende den nagt: maar hadt in den morgenftond een verhef van koors, die met een zagt fweet afgong. Op den middag; was zijn huid koel; zijn pols had 98 (lagen; Zijn tong wierd aan de randen een weinig vogtig; maar hij bleef aanhoudend klagen over groote fwakheid; en zijn pis hieldt aan amber vervig te zijn. Ten negen uuren des avonds had zijn pols maar 74 (lagen in een minut. Dezen dag hij zes drachma koors¬ bast gebruikt. Achtften dag. Bij menig een onderfcheiden on. derzoek overtrof zijn pols geen 70 (lagen in een minut. Hij hadt geen koorzige hitte; maar zijn tong bleef droog, en met barsten in de midden. Men hield aan met het gebruik der koors bast. Negenden dag. Zï]n water was dik, en hij klaag- over KOORZÉN. enz 31, Waagde over niets uitgezonden fwakheid. Dezelve geneesmiddelen wierden voort gebruikt. Tienden dag. Hij verliet zijn kamer, en bragt tegens mijn raad aan, den ganfchen dag in de keuken onder zijn bedienden door. Des avonds klaag¬ den hij over mattigheid, en pijn in zijn keel: niet te min verdweenen die klagten op het aanleggen van het vlugge fmeerzel (*) om den hals, en door het drinken van wat warme wei van melk met wijn gemaakt, te bed gaande. Weinig dagen daar na keerden hij weder tot zijn beroep : ik had hem geraden om daaglijks eenige giften der koors bast te gebruiken, met oogmerk om 't gevaar van op nieuws in te ilorten voor te komen; maar deze voorzorge verzuimde hij niet te min. Korten tijd daar na lTorcen hij weder in; ik zelfs door een koors, te huis verbonden zijnde, wierdt een ander Heer geraadpleegt , die hem een aderlating, fpiesglas middelen, en fpaanfche vliegen voorfchreef. Na verloop van veertien dagen zijn lijder daaglijks fwakker en erger wordende, en verpozingen gewaar wordende, waagden hij ten laaste om hem den koors bas te geyen. Zijn herftelling was egter zeer lang wijlig; en zijn linker arm vermagerde, die wel een jaar verlamt bleef. Het (*) Dit vind men befchreven in de nieuwe Britfche Apotheek Vertaald en te Amft, gedrukt 1772. j-fS WAARNEMINGEN Het is een aanmerking die oplettendheid verdiendt, dat den lijder op den tweeden, derden, en vierderi dag dezer koors, tweemaal des daags een nieuwen aanval kreeg,- een omftandigheid welke aanhoudende koorzen dikwils verzelt: maar in die word den aanval Zeldzaam door koude voorafgegaan. Maar eens toegeftaan zijnde, dat de koude het onderfcheidend kenmerk der aanvallen van een tusfehen pozende koors zijn; deze koors had ondertusfchen van den beginnen aan een neiging om in een aanhoudende over te gaan j en wierd zulks wezentlijk op den vijfden en zesden dag der ziekte. Na de koorsbast rijkelijk inge- fiomen te hebben, had hij op den zevenden dag een Volkomen verpozing der koors. Deze Uitwer¬ king heb ik dikwijls van dit geneesmiddel gezien, wan* heer zulks gedurende de eerfle week der koors gegeven word. In den zomer en Herfft van het jaar 1770, tusfehen mijne reizen naar de Oosr Indien, bragt ik mijn tijd in het Graaffchap van Roxburg door, daar ik bij verfcheide lijders aan de koors ziek leggende, geraadpleegd wierd. Op wat wijze de ziekte ook bégon , wierdt die wel haast door fwakheid, en aandoéning der zenuwen gevolgdt. Na de eerfle wegen geZuivert te hebben, wierdt de koorsbast rijkelijk gebruikt: 't is waar dat de koors haren loop volgde, maar hec einde was in alle gevallen voorfpeedig. Mijn over KOORZEN. enz. 33 Mijn aantekeningen zo nauwkeurig niet zijnde, als ik die wel wenschce, zijn geen van die gevallen hier in begrepen. II. GEVAL. RobbertEllis, oud veertien jaren, wierdt op den 9 April 1773, met huiveringen, hoofd pijn, en pijnen door 't geheele lighaam aangetast. Op den 11 wierdt hij gedwongen het bed te houden; en op 't verzoek van de Juffrouw bij wien hij diende bezogt ik hem. Zijn pols was klijn, maar rad; hij klaagde over ijlhoofdigheid, en was ongemeen moedeloos. Ik fchreef een braak middel, benevens eenige andere geneesmiddelen voor, maar naar zijn moeders huis gezonden zijnde, wierdt hij des anderendaags ader gelaten, en geen der voorfchriften die ik gegeven had wierden gevolgt. Den 13 April, zijnde den vijfden dag zijner ziekte, wierd ik door zijn Juffrouw verzogc hem te verzorgen. Ik vond hem blozende in het aangezigc; zijn oogleden gefwollen , en gefloten; zijn huid droog en hard; en zijn pols gaf 120 flagen in een minut. Zijn tanden waren heilagen, en zijn tong met een hoornagtige korst overdekt. Hij hadt fterke walgingen, en was eenigzints ijlhoofdig. De kamer waar in hij lag, was befloten en vuil; dus deed ik C deur 3I W A A R N EMINGEN deur en venfters open zetten, en fchreef een drankje* voor, waar in een zesde gedeelte van een grein braakwijnfteen kwam, 'c welk alle twee uuren herhaald wierdt. Zesden dag. Men kon geen merklijke verandering ontdekken; maar zijn pols vrij fterk zijnde, wierdt met de bovengemelde drankjes aangehouden. Zevenden dag. Hij was des nagts zeer ijlhoofdig geweest. Zijn pols hadt nu maar ico flagen, was zagt, en eerder fwak. De fwelling van zijn oogleden begon te Hinken. De voorfchreve ge¬ neesmiddelen deden hem twee maal braken, en gaven hem eenige afgangen. Hij kreeg de fprouw in zijn mond , met eenige kwijling verzelt gaande, ïk liet hem alle twee uuren twintig grein van de koorts bast in twee oneen van deszelfs afkookzel toedienen, de vensters wierden open gehouden, en liet hem voor zijn gemeenen drank limonade gebruiken. Agt[ïen dag. Verfcheide Petech'ne wierden er over zijn lighaam ontdekt; zijn adem was ftinkend; en de kwijling vermeerderde. - Een afvegende gorgeldrank wierdt voorgefchreven, en met het gebruik der koorsbast voort gegaan. Negenden dag. Hij hadt des nagts fterk geijld: toen ik.hem ten twaalf uuren bezogt, was zijn pols, fwak, trillende, en zoo rad, dat ik hem niet tellen kon. Men hadt verzuimt hem zijn geneesmid- de- over KOORZEN enz. 35 delen te geven, en zijn vensters gefloten gehouden. Na hem wat wijn te hebben gegeven, en de kamer door nieuwe lugt te hebben ververfcht, wierdt zijn pols in een half uur geregeld, en gaf maar 112 flagen in een minut. Kort daar na klom zijn pols tot 120 flagen. Geen afgang gehad hebbende , •wierd hem een Clijfteer gegeven; en met het gebruik der koors bast voortgegaan. Tienden dag. Des morgens was hij flaperig; en zijn oogen (tonden droevig; zijn tong was fwart; en de Petechice naar het blaauwe overhellende. De kwijling bleef voort duren. Toen ik hem des avonds ten zes uuren weder bezogt , vond ik hem ongemeen fwak, en zonder iemand die hem verzorgde. Hier onderzoek naar doende vond ik dat zijn moeder door haar nooddruftige omlTandigheden, hem voor eenige uuren verlaten hadt ; gedurende welke tijd zijn geneesmiddelen, en wijn, verzuimt wierden, en er geen nieuwe lugt ingelaten wierdt. Ziende, dat ten ware de geneesmiddelen regelmatig toegediend wierden den lijder een flagt offer moest -worden, gong ik hem van dien tijd af, drie maal des daags bezoeken, en zond tusfehen beide een bediende , om te zien of alles wat ik voorgefehreven had, nauw keurig wierdt nagekomen. Elfden dag. Hij was flaperig; zijn pols overtrede dc 110 flagen niet in de onderfcheide bezoeken C 2 die 36 WAARNEMINGEN die ik deed; zijn tong en verhemelte waren met een fwarte korst overdekt, onaangezicn er een afvegende gorgeldrank dikwijls ingefpocen wierd. De koors bast en wijn wierden nu fterk gegeven. Twaalfden dag. Hij was bijna in dezelve ge- fteltheid als gister; alleenig fcheen hij grager te zijn om voedzel te nemen. Wijl hij nu een grooten weerzin toonde om de koors bast te gebruiken, wierd een afkookzel daar van in de plaats gefteld, en alle uuren twee lepels vol met Spir. Vitr. ten. gezuurt, ingegeven. Dertienden dag. Sloeg zijn pols i co maal in een minut zijn tong wierd aan de randen vogcig; maar zijn verhemelte bleef nog fwart. Behalven hec afkookzel gebruikten hij een half ons van de koorsbast in poeder. Veertienden dag. Den vorigen nagt hadt hij wel geflapen: Zijn huid was vogtig: zijn pols deedt maar 100 flagen, vrij fterk: en zijn water liet een dik zetzel nederzakken. Men hieldt aan met de koors bast. Binnen drie dagen hier na verliet hem de koors geheel; en er fcheide zig een dikke fwarte korst, van een duim groote van zijn verhemelte. Men gaf hem een voedzame levenswijze, en hij herftelde van dezen tijd af aan traps wijze. III. GE- o v e ft KOORZEN. enz. 37 III. GEVAL. D , Oud zeventien jaren , wierdt op den 14 Junij 1773, met een rilling aangedaan, die door de gewoone tekenen van een koors gevolgt wierden. "Des anderdaags was hij weer in flaat om uit te gaan , en hielde het zoo nog drie dagen buiten hec bed, of fchoon hij nieuwe aanvallen van koude hadt, en heltendig van een doffe pijn in zijn hoofd klaagde. Op den 2s Junij zag ik hem voor de eerfle maal; wanneer hij reeds vier dsgen het bed gehouden hadt. Zijn koors was nu aanhoudend; zijn pols gaf 130 flagen; zijn ademhaling was korcen moeijiijk, en zijn tong en tanden met een bruine korst gedekt. Zijn Gogen flonden fwaarmoedig; zijn kaken bloosde; en zijn oppasfers berigte mij dac hij den nagt door meestentijds ijlhoofdig geweest was. Hij lag in een befloote planke bedflcde , en in een klein bedompt kamertje. Hij wierdc op mijn raad aanflonds in een grooter kamer gebragc; maar de bedflede was het zelfde, daar geen lugt bij kon, dan door twee openfiaande deuren, De vensters van de kamer wierden dus beftendig opengehouden ; en wijl hij hardlijvig was fchreef ik 't volgende drankje voor, om daar van alle twee uuren twee lepels vol in te nemen. \ 3 38 WAARNEMINGEN Mann. Opt. unc. j. Aq. Bullient. unc. vij. Tart. Emet. gr. ij. Ai- Cinnamom. fisnpl. unc. j, M. Vijfden dag. Iljj bragt den nagt rusteloos door, 'c Voorfchrevene geneesmiddel deedt hem 'twcemaals braken, en gaf hem drie losfe afgangen. Zijn huid bleef heet ^zijn pols gaf 130 flagen; hij hadt ligte fubfultus fèhdinum ; en was ijlhoofdig, Ori^ der zijn brood water wierdt hem ook wijn gegeven , en alle drie uuren een drachma van de koorsbast. Zevenden dag. De koors hieldt met weinig of geen vermindering aan; zijn pis was bleek; maar hij was meer bij zijn zinnen. Hij hadt nu anderhalf ons van de koorsbast ingenomen: en het voetbad wierdt alle dagen gebruikt. Negenden dag. Zijn tanden wierden nog fi-erker beladen; zijn pols floeg 120 maal; hij was doof, en zeer bedwelmt. Men deedt hem een Clijsteer zetten, en met zijn geneesmiddelen voortgaan. Tienden dag. Hij was nu nog wezenlozer,' zijn vel was heet en droog; de koorsbast wierdt hem in een drankje met de falia neutra gegeven en na het voedbad nam hij tegens den nagt het volgende, over K O O-R Z E N. enz. S9 f„ Calch Anthr.o'?. iUot. gr xvl Aq. Cinnatno:nm fimph unc. >■ Sijr. Limon. unc. fem. M. Twaalfden dag. Hij hadt den vorigen nagt wei¬ nig of niet geflapen. De Subfultüs tendhnm waren Merker. Mij was in geen twee dagen uil zijn bed geweest, en zijn vrinden weigerde tegens mijn voorfchrift aan, om hem uit die beüote plaats te nemen, en hielden daar bij de venfters van de kamer gefloten. Een drankje met een fcrupcl nmsctis wierdt alle acht uuren gegeven, en met de koorsbast in de tusfehenpoozingen aangehouden. Dartienden dag. Zijn pis was van een amber vervige kleur; de nrascus verminderde de Subfahus tendiuum niet. Men hieldt aan met de koors¬ bast. Vijftienden dag. Zijn koors bleef voortdu¬ ren; maar defubfultus tendhusm waren zoo menigvuldig niet. 1 lij begon de geneesmiddelen met weerzin in te nemen. Wijl zijn r.-isstbcfhande weigerde om met de koorsbast voortcegaau verliet ik hem; met last om hem anrdbijen en cimas appelen te geven; cn de kamer \v,el lugtig te houden. Pp den io juiij, wierd ik wederom verzog: hem C 4 4© WAARNEMINGEN te bezoeken. Het was nu den drieentwintigften dag van zijne ziekte,'te rekenen van de tijd dat hij 't eerst het huis moest houden. Hij was nu tot de alleruiterfte fwakheid vervallen, lag in een doffe wezenloze ftaat; en had een onophoudelijke trilling der handen. Zedert den tijd dat ik hem laast ge¬ zien hadt, was hij nooit uit het bed geweest, nog eenige geneesmiddelen genomen. Ik was overtuigt dat er nog mogelijkheid was om hem te redden, dus drong ik aan dat hij opgenomen moest worden, en na een rustbank in de kamer te hebben doen brengen , plaatfle ik hem daar zelfs op, om dat ik van zijn bloedverwanten geen hulp kon verkrijgen; die zijn dood als onvermijdelijk befchouwde, hem niet ontrusten wilde: ik bleef eenige uuren bij hem, hield de venfters, wijl het zeer heet was open, en gaf hem twee maal een drachma van de koorsbast; hem van tijd tot tijd met een weinigje wijn verfrisfende. Hij kwam tot zig zelfs voor dat ik hem verliet, en zijn oogen ftonden levendiger. De verandering ten goede was in der daad zo zigtbaar, dat zijn vrinden met vrolijkheidj beloofde voortaan te zullen doen, hét geen ik beval. Ik gelaste hem alle twee uuren een drachma van de koorsbast te geven, en rade haar om hem alle morgens op zijn rustbank te plaatzen. Des anderendaags was zijn huid vogtig; zijn pis dik; over KOORZEN. enz. 41 dik; en zijn pols deed 108 flagen; en hij nam de geneesmiddelen gewillig: den volgenden dag gaf zijn pols maar 90 flagen; hij hadc geen teken van koors; maar was zoo fwak, dat zijn handen beefde wanneer hij die opligte. Van deze tijd af aan herflelde hij traps¬ wijze : maar het duurde verfcheide weken eer zijn kragten wederkeerde, onaangezien een goede voedzame levenswijze, en het paard rijden zoo dra zijn kragten zulks toelieten. IV. GEVAL. Den 7 Julij 1773, wierd ik door den Heer O. . . verzogt zijn meid, een jong vrouwsperzoon van een gezond en fterk lighaapsgcftel, te komen zien. Zij was reeds drie dagen koorfig geweest, en fchreef de oorzaak van haar ziekte toe, aan het bezoeken dat zij gedaan hadt, van een ander vrouwsperzoon in hec zelfde dorp, die aan een koors lag. Haar pols was zeer rad en fwak, haar oogen ftonden fwaar; zij klaagde over fware hoofdpijn, en over pijnen over haar geheele lighaam. Ik fchreef voor om alle twee uu¬ ren kleine giften van den braakwijnfteen in te nemen, 't welk de eerfte wegen zuiverde, en een matig fweet aanbragt. Des anderdaags morgens begon zij den koorsbast te c $ ge- 42 WAARNEMINGEN gebruiken, waar van zij alle twee uuren een drachma in nam. Ieder gift die zij nam zeide zij haar nie- we kragten te geven, en in drie dagen verdween haar koors geheel. V. GEVAL. Juffrouw —-■, een mijner naastbeflaande, wierdc met hoofdpijn, mattigheid, en pijnen over haar ganfche lighaam aangedaan; maar verpligt zijnde om in een groot gezelfchap te komen , verborg zij haar klagten. Des anderdaags morgens was zij zeer onpasfelijk; nademiddag kreeg zij Kerke koude huiveringen, die door grooten dorst, benauwtheiJ, en hoofdpijn gevolgt wierden. Des avonds wierden haar beenen in warm water gedoken, en hui van melk met heel weinig wijn gemaakt, voor haar gemecne drank gegeven. In den morgen van den derden dag, was zij blozend in haar wezen; haar pols deed 120 flagen; en zij klaagde over fwarc hoofdpijn. Den braakwijnfteen wierdt in kleine giften voorgefchrceven: dat geneesmiddel werkte naar behooren, maar gaf haar weinig vèrligting, en zij bragt den volgende nagt door,zonder den minften vcrfrisfcadc flaap te genieten, Des over KOORZEN. «fs. 43. Des morgens den vierden, gaf haar pol-s 120 flagen; haar denkbeelden waren verwart; de hoofdpijn bleef geweldig fterk; en haar pis bleef van een bleeke kleur. Alle oraftandigheden wel overwogen, en de aanhoudentheid van haar ziekte vrezende, fchreef ik haar den koors bast voor, gaf haar dezen dag zes drachma" met mijn eige handen in; en had het vermaak haar merkelijk verligt, en haar water dik te vinden. Vijfden dag. Zij hadt des nagts vrij wel geflapen; en toen ik haar des morgens bezogt, gaf haar pols 100 flagen , zij hadt weinig hoofdpijn, maar klaagde van draaijingen wanneer zij opzat. Zij nam dezen dag een ons van de koorsbast. Des avonds deedt haar pols maar 90 flagen; en haar water liet een wit en dik zetzel doorzinken. Des anderendaags klaagde zij over niets , dan over eenige draaijingen in 't hoofd. Zij gebruikte de koorsbast nog vier dagen langer, en herlïelde fchielijk tot haar gewoone gezondheid. Zommige rnenfchen mogten oordeelen dat de twee laatfle lijders, in gemelde tijd genezen zouden zijn geweest, om 't even of men haar de koorsbast gegeven hadt of niet. Het eerfle geval niet te min hadt zijn oorfprong waarfchijnelijk van befmetting; en het laatfle was vroegtijdig verzeld met tekenen die gevaar voorspelden, Maar ik behoefde mij op deze twee gevallen 44 WAARNEMINGEN alleen niet te beroepen: herhaalde waarnemingen hebben mij in de gedagtcn bevestigt, dat de meeste koorfen in haar begin, door een diergelijke behandeling konnen weg genomen worden; of ren minsten dat het gevaar derzeive kan verhoed worden. VI. GEVAL. De jonge Juffrouw ■ , oud drieën twintig jaren, wierd,op den 27 November 1773, met ligte verwisfelingen van hitte en koude aangetast, die door hoofdpijn, onrust, en levenloosheid gevolgt wierden. Den 3 December wierdt ik verzogt haar te komen zien. Zij klaagde van fwaarmoedigheid, verwarring in haar hoofd, en flaauwigheid. Haar tong was droog, haar kaken bloosde, haar pols klein en rad; haar vel was heet; en zij had ligte Subfultus tendinum. Haar water was bleek; zij was hardlijvig; en gantsch wanhopig van te zullen herftellen. Ik fchreef een half grein braakwijnfleen voor, met last om dezelve gift nog eens te herhaalen, indien het binnen een uur niet werkte. Des anderen daags morgens, liet ik alle twee uuren, twee lepels voi van het volgende drankje gebruiken, Aq. Mentha vuig. fimp. unc. vij. Pulv. Cort. Peruvian. unc- j. Aq. Nuc. Mosch. dr. vj. Syr. e. Cort. Aurant.unc. fem. i' M. Achh «ver KOORZEN. enz. 45 Achtfen dag. De lijderes verre van mij af wonende zag ik haar nier voor in den namiddag. Haar tong was met een bruine korst overdekt zij was fwak had draeijingen in 't hoofd, en was zeer mismoedig. De kamer waar in zij lag was lugtiggenoeg; maar zij hadt de gordijnen van haar bed digt toegefpelc gehouden. Wijn en koud drinken wierdt haar gegeven ; de venfters van de kamer wierden zomtijds open gezet; en met de koors bast op een geregelde wijze voortgegaan. Tienden dag. Ik vond haar des nademiddags in een zagt fweet; haar pols was geregelt en fterker, maar wanneer zij opzat, of uit het bed genomen wierdt , wierdt zij flaauwen befweek, 'c geen haar bij aanhoudentheid van haar herftelling wanhopig maakte. Zij hadt van de tijd dat ik haar het eerfte gezien had drie Oneen van de koors bast gebruikt; waar mede ik beval aan te houden. Twaalfden dag. Haar vel was koel, haar pols floeg 72 maal, en haar water was dik. Zij hadt het grootfte gedeelte van den nagt geflapen, en was geheel vrij van koors. Men hieldt met de koors bast nog voor weinig dagen aan, en zij herftelde zeer fchielijk. VII. GEVAL. Juffrouw , oud twaalf jaren, zufter van de lijderes wiens geval zoo voorgefteld is, lag terzelver tijd aan 46 WAARNEMINGEN aan een koors, mee dezelve tekenen; uitgezonden dit •de werking der bloedvaten toen ik haar de eeiftemaal -bezogt, ff erker was. Den braak - wijnfteen in •kleine giften voorgefchreven; en na dat die zijn werking verrigt hadt, liet ik het afkookzel van de koors bast gebruiken. Achtften dag. Haar pols was klijn, fwak, en deedt 120 (lagen in een minut; haar oogen ftonden fwaar; zij was zeer ijlhoofdig, .eneenigzints ongevoelig. Wijl men op haar niet kon verwinnen dat zij de koors bast gebruikte, wierdc er een aangenaam hart verfterkend drankje in de plaats gegeven: wei met wijn gemaakt, en met citroen zap gezuurt wierdt voor 't gewone drinken gebruikt, en haar voeten in warm water daar een weinig -azijn in was, gebaad. Tienden dag. De ijlhoofdigheid bleef voortduren, met menigvuldige Subfultus tendinum; en haarranden waren mee een fwarte korst overdekt. Het afkookzel der koorsbast wierdc op nieuws voórgefchreven, en haar moeder verzogt, zulks regelmacig in te geven. Wijl zij in een bed lag dat de lugt niet vrij toeliet, wierdt verzogt om de venfters open te houden, een voorzorge die men toe hier toe niet gevolgt had. Twaalfden dag. De toevallen waren volkome dezelve als bij mijn laaste bezoek. Wijl zij de geneesmiddelen met zeer veel tegenzin nam , zei mij .de moeder, dat zij verzogc om de ziekte geheel aan de over KOORZEN. ent 47 de natuur, en de levenswijze die ik voorgefchreven had , over te laten. Den 20 December, wierd ik wederom verzogt haar te komen zien: 't was nu den Drie entwintigften dag der ziekte. Zij was nu tot het uiterfte punt van; fwakheid gebragt: hadt haar water en afgang gedurende verfcheide dagen ongevoelig laten lopen. . Zij lag nu aan een prevelende ijlhoofdigheid; was geheel doof, en plukte de vlokjes van de dekens. Het bed waar tb zij lag zeer Hinkende, wierdt zij na haar een weinig wijn gegeven te hebben in een ander geplaats. Kort daar na gaf ik haar twee lepels vol afkookzel der koorsbast, de moeder aanmoedigende daar mede voort te gaan als het eenigfte waarfchijnlijke middel om haar leven te redden. Zij gebruikte haar geneesmiddelen regelmatig; gebruikte wat meer wijn; en de koors verliet haar binnen weinig dagen, zonder eenige merkelijkefcheidende ontlasting. Maar door de langdurigheid van haar ziekte zeer verfvvakt zijnde, duurden het meer als zes weken eer zij 'in Haat was uittegaan. Een jonger zuster, lag mede aan de koors; maar regelmatige verpozingen hebbende, herftelde die, door het gebruik der koorsbast in weinig dagen. Door het aanhoudend oppasfen, wierdt de moeder dezer lijderesfen met koude rillingen aangedaan, die ge- 48 WAARNEMINGEN gevolgt wierden door ongefteldheid, geweldige hoofdpijn, . en mattigheid, waar door zij gedwongen wierdt zig te bed te leggen: dan de koors wierdt voorgekomen door het in nemen van fterke giften der koors bast. VIII. GEVAL. Jan Cranston, oud zeventien jaren, hadt het bed reeds agt dagen gehouden door een koors, welke hij, zoo als mij bericht wierd, door befmetting gekregen hadt van een lijder welke daar aangeftorven was; wanneer ik op den twaalfde December 1773, verzogc wierd hem te bezoeken. Hij lag in een prevelen¬ de ijlhoofdigheid; zijn mond was met een fwarte taaije flijm overdekt; en zijn pols deed 120 flagen in een minut, die zeer fwak, maar gelijk waren; Hij hadt een gedurige walging; neigingen om te braken; een ligtenhik; Subfultus tendinum\ en liet zijn water ongevoelig afbpen. Een zagt braak middel voorgefchreven ,en na dat dat gewerkt hadt, wierden hem alle twee uuren vier lepels vol van een fterk af koozel der koors bast gegeven, en een rustverwekkend drankje tegens den nagt. Negende dag. Ik ging hem tegens den avond zien. over KOORZEN. enz. 49 zien. Hij hadt den nagt te voren wat geilapen; den hik was verdwenen; maar de fubfultus tendinum en de ijlhoofdigheid hielden aan; en er ontdekten zig verfcheide Petechia op zijn borst en armen. Ik gelaste hem uit zijn bed te nemen, en in een ander te leggen dat open was,en daar de lucht een vrijen doorgang toe hadt: wijn en rijpe vrugtcn wierden hem gegeven, en behalven dat men aanhieldt met het afkookzel van de koors bast, wierdt hem nog alle drie uuren een halve drachma in poeder ingegeven. Tienden dag. Bij de vorige toevallen , kwam nu het bloeden uit de neus, hij fcheen fwakker en meer bedwelmde, of fchoon hij de koors base rijkelijk gebruikt hadc, zo als mij door den fchoolmeefter van hec dorp die hem uic menfchenliefde dikwijls bezogc, berigc wierd. Maar mij wierd gezegc dat hij nog uit zijn bed niet genomen was geweest, 't welk doorzijn maakzel, den toegang der lucht verhinderde. Hij wierdt derhal ven in'mijn bijzijn in een ander bedgebragt; en fcheen daar door zeer fchielijk verfristt. Wijl hij het poeder der koors bast met weerzin nam, fchreef ik hem voor, vier lepels vol van het volgende drankje alle drie uuren in te nemen. Decocl Cort, Peruv. unc. viij. Tinei Cort. Peruv. unc. ij. Spir. Vitriol. dulc. unc. sem. ten. gutt xl. M. D Hij 5o WAARNEMINGEN Hij gebruikte zijn geneesmiddelen de zes volgende dagen gezet, en bragt dagelijks een uur uit het bed door. De Petechia verdwenen, zomtijds was hij bij zijn zinnen-, maar zijn koors bleef aanhoudend. Zeventienden dag De koors en ijlhoofdigheid namen toe; zijn water was bleek; en zijn pols fwak; en hij hadt menigvuldige fiibfühus tendinum, en beving der handen. Ik fchreef voor om ieder rijs dat hij zijn drankje nam, er een halve drachma van de koors bast mede in te geven, en men gaf hem meer wijn. Met deeze geneesmiddelen wierden tot den eenentwintigden dag zijner ziekte voortgegaan, wanneer ik hem vrij van koors vond; en van dezen tijd af aanr nam hij dagelijks toe in kragten. IX. GEVAL. Den 3 December 1773, bezogt ik Jan Graij, een boeren knegt, oud vierentwintig jaren , van een gezond en fterk lighaams geftel. Den boer zijn vrouw, een oordeelkundig mensch , deedt mij het volgende verhaal ; dat hij verfcheide dagen voor dat hij bedlegerig wierdc, overvallen over KOORZEN. enz. 5Ï len hadt gehad die zij aanzag voor koude rillingen van een koors , en dat of fchoon hij gaande bleef, men opgemerkt hadc, dat zijn zintuigen verwart waren. Hij wierdc eindelijk verpligc hec bed ce houden, en raakten zoo geweldig aan 't ijlen, dat die hem oppaste, Veel moeite hadden hem te behandelen. Ik vond hem zeer woelende, zig van de eene op de andere zijde in het"bed omwerpende, en geheel buiten verftand. Zijn aangezigt ftondt wild; zijn oogen met bloed beloopen ,• en zijn pols deedt 120 flagen, die gelijk en zagt waren. Zijn huid was droog en hoornagtig, zijn tong en tanden beladen; en hij was eenige dagen zonder afgang geweest. Zijn ziekte hadt nu een week geduurc. Ik liet de ven¬ fters door den dag open houden en twee lepels vol van hec volgende drankje alle twee uuren in geevcn. Tamarind. unc ij. Aq. Puree uuc. x. Coque ad unc. viij. & Colat. adde. Tart. Emet. gr. v. Mam. opt. unc. *ƒ. M. Negenden dag. Hij hadt verfcheide reizen geO 2 braakt 52 WAARNEMINGEN braadt5 imafar bleef zonder afgang. Hij was des nagts zeer ijlhoofdig geweest: maar fcheen dezen dag iets beter bij zijn zinnen te zijn; hadc menigvuldige fubsultustendinum, en liet zijn water ongevoelig aflopen. Ik beval hem een drachma der koors bast alle twee uuren in te geven, en fchreef een clijsteer voor. Zijn drank wierdt met citroen zap zuur gemaakt, en hec gebruik van wijn toegelaten. Tienden dag. Na dat ik hem gieter verlaten had, was hij zoo raaskallende en onhandelbaar geworden, dat men hem het clijsteer niec hadc konnen coedienen. Hij bleef gedurig aan, in 'c bed op- fpringcn; maar nam zijn geneesmiddelen en drinken wanneer die hem gegeven wierden. Omtrent den middag bleef zijn ijlhoofdigheid nog aanhouden, of fchoon met een g roote ongevoeligheid, prevelende onophoudend in zig zelfs; en zijn pols deedt 120 flagen. In ™:'in biJziin liet ik hem een clijs* tee°r geven, 't geen de vereischte uitwerking deedt, zonder dat hij er egter de minne kennis van hadt: liet hem aanftonds twee drachma der koorts bast ingeven; en belaste voort tegaan,hem alle twee uuren een drachma in ce geven , wanneer hij wakker was. Elfden dag. Er was geen verandering, uitgezonden dat zijn tong en tanden meer beladen waren, en er kleine fweertjes op zijn amandelen ontdekt wier- over KOORZEN, enz. 53 wierden. Men ging voort met het gebruik der koors bast en ik liet zijn drinken met de volgende droppen zuur maken, jjf, Spir. Vitr. dulc. dr. vj. ten dr. ij. M. Twaalfden dag. De ongevoeligheid was fterk vermeerdert, en hij plukte onophoudelijk op de dekens. De koors- hitte was zeer fterk, fchoon zijn pols maar 100 flagen in een minut deedt. Ik gaf hem twee drachma der koors bast, 't geen hij zonder tegenzin nam; maar door de hoofdigheid van een zijner naastbeftaande, die hem oppaste, hadt hij toe hier toe nog maar twee oneen gebruikt. Dertienden dag. De ongevoeligheid was wel minder, egtcr liec hij zijn water onwetend aflopen. Hardlijvig zijnde liet ik hem een clijsteer geven. Vijf lenden dag. Ik bezogt hem tegens den avond; hij hadc twee afgangen gehad van een gifc Calomcl. die wijl hij hardlijvig was hem des avonds te voren gegeven was, De ijlhoofdigheid bleef nog voort duren, zoo wel als de fuhfultus tenditium; en zijn tong en tanden wierden met een fwarte vuiligheid beladen. Zijn zuster nu gekomen zijnde om hem D 3 op 5* WAARNEMINGEN op te pasfen, hoorde die dat er nog mooglijkheid wn? van zijn behoud, indien hij de geneesmiddelen naauwkeurig in nam; dus beloofde die nauwkeurig acht te geven. Een drachma der koorsbast fchreef ik voor om alle drie uuren met het zoute drankje in te geven. De drie volgende dagen nam hij zijn geneesmiddelen gezet in. Hij kwam tot zijn zinnen; zijn pols wierdt fterk, en niet boven den gezonden ftaat; zijn water wierdt bezet; en hij kreeg trek tot voedzel. Zijn Vrinden woorden gehad hebbende met zijn meester, wierdt hij den 15 December, in een open rijtuig, zes mijlen ver, naar zijn eigen huis gebragc; en fchoon het in het midden van een fterke fneeuwvlaag was, was zijn vervoering met geen kwade gevolgen verzelt; in tegendeel fcheen hij des te fppediger te herftellen. Den 10 Febr. daar aan volgende kwam hij mij bezoeken, en bedankte mij hartelijk voor zijn herftelling. Hij was toen zeer gezond maar hadc zijn gewoone fterkte nog niet weder gekregen. X. GEVAL. Juffrouw. B. Oud omtrent 36 Jaaren, van een gejonde lighaams gefteldheid, hadt, reets acht dagen de koors over KOORZEN. enz. 55 koors gehadr,, toen ikhaardenó" April 1775 des avonds' bezogt. Haar vel was heet, en haar pols klijn, rad, en met tusfehenpozingen. Haar gelaat was wild; en haar borst overdekc met een gierstagtigcn uitflag,met Petechics doorzaait; zij hadt een bedwelmde ijlhoofdigheid, en liet haar afgang ongevoelig aflopen. Zij lag in een ruim vertrek, en mij wierd berigt dat zij van den beginnen aan koel gehouden was. Den Heer Davidfon, haar Heelmeester, nu ze Kei' fo woonagtig, kwam met mij over een om de volgende geneeswijze werkftellig te maken. Deur en vensters wierden bevolen dikwijls open te houden; sc gebruik van wijn wierdt toe gelaten ; een hart verfterkend drankje wierdt voorgefchreven om lepels wijze ter verkwikking te geven; en de koors bast voor den volgende morgen,, Negenden dag. Toen wij haar bezogten was zij nog ijlhoofdig, en er was geen verandering ten goede als nog te ontdekken. Des middags gaf men haar twee drachma der koors bast, 't geen haar geen ongemak toebragt; en dewijl zij het van haar bediende geweigert hadt, verzorgde den Heer Davidfon haar den ganfehen dag, en gaf haar, haar geneesmiddelen dikwijls. Gedurende de vier volgende dagen bleef zij genoegzaam in den vorigen Haar ; alleen was zij des nagts zoo d 4 'llu 56 WAARNEMINGEN ijlhoofdig, dat zij uit het bed opflondt en voor het open venster gong Haan. Wijl zij altijd bedaarder van het venster te rug kwam, wierdt de meid gelast haar niet te verhinderen om uit het bed te gaan wanneer zij wilde. Veertienden dag. Den giersragtigen uitflag en de Petechiee waren genoegzaam verdwenen ; haar pols was zeer rad en zwak; de ijlhoofdigheid bleef aanhouden, en men ontdekce een verderving op haar heup. Zestienden dag. Zij kreeg *t gebruik harer zintuigen weder, en haar koors wierd matiger. Zij hadt gedurende de laaste drie dagen, drie oneen van de koors bast ingenomen : maar weigerde nu volilrekt het gebruik van eenige geneesmiddelen. Achtienden dag. Zij klaagde over een pijn in het hijpochondrium dextrum. De verftorvene korst op haar heup fcheide zig af, de wond Mondt zuiver; maar zij hadt meer koors. Wijl haarpijn doot hardlijvigheid fcheen veroorzaakt te word;n,wierd? er een clijsteer en een drankje met Rhabarber voor*gefchreven. Des anderdaags hadc zij twee losfe afgangen, en de pijn verdween. Men hadc haar nu overreed een afcrekzel der koors bast (*j) te gebruiken; weinig da» C) De algemeine vurfchrtfïtn der geneesmiddelen waar over KOORZEN. enz. 57 dagen daar na verdween de koors geheel; en alhoewel zij zeer vermagert was, kwam zij fchielijk tot haar vorige gezondheid. XI, GEVAL. Den Heer — Oud ontrent 16 jaren, na meer dan een week onpasfelijk te zijn geweest, wierdt hij Saturdag der 3 November 1775, met koude rillingen, pijn in het hoofd, rug, en in alle zijne beenderen aangedaan ,• welke gevolgt wierdt door een ligten hoest, zinking op de neus,en andere tekenen van een Epidemifche verkoudheid (§). Hij was door den Hr. van in dit werk gewag gemaakt word, vindt men aan het einde van het aanhangzel, (§). Omtrent den 22 OStober 1775, ver fcheen er te New Castle een epidemifche zinking koors, die zo algemeen wierdt, dat weinig inwoonders vrij bleven die er niet min of meer van gewaar wierden. In den tijd van 18 dagen ongeveer hadt die haar kragt verloren, en verdween fchielijk geheel en Ah Door ingekome berigt en van verfcheide oorden bleek het, dat die ziekte ontrent dezelve tijd, zig over het geheefe Eiland verfpreid hadt. De ziekte begon in het gemeen met lusteloosheid, fwakheid der ledematen, ft ij f te in de keel, hoofdpijn, en pijnen door het ganfche lighaam, Bij deze toevallen kwamen hoest, P 5 't b* 58 WAARNEMINGEN Hr. Keenlijftde een der Heelmeesters van het New» castelfche gasthuis ter ader gelaten , hadt een drankje met de middelzouten, en een olijachtige amandel melk gebruikt. Den 6 November wierd ik 'verzogt hem te komen zien, zijn pols floeg no malen, vrij vol, en zeer zagt. Hij hadt fterke draaijingen in 'c hoofd , op¬ zittende, en bleef aanhoudend klagen over een ketelenden hoest: zijn vel was droog, en zijn borst zeer beladen. Twee lepels vol van het zoute drank¬ je , met een klein gedeelte van den braak wijnfteen, wier- V lopen der neus, draajingen, hitte; en dikwijls een verval van geest en krachten. De tong was vuil; den dorst ma. tig; en de afgangen in V gemeen galachtig. ff'anneer de ziekte niet fterk was, was V huis blijven , en het drinken van verdunnende 'd''anken genoeg om de genezing ie bewerken. U'anncer het met hitte , en veel koors ver¬ zelt was, wierden de bevordering van V fweet, het open houden van den buik met fpiesglas middelen, en rust verwekkende middelen om den hoest te bedaren, noodzakelijk. Op de Ze wijze verdween de ziekte gemeenlijk in drie of vier dagen. l'oor zoo ver als ik onderrigt ben , is er in deze plaats geen van die ziekte geftorven, behalve oude en aamborftige rnenfchen. Zommige die de ziekte verzuimde , vielen eenige weken daar na in ontftekingen van V rihbevlies, welke ruime , en herhaalde aderlatingen , met het gebruik der Spaanvliegen vereischten. En in zommige gevallen eindigde ie ziekte op het laaste der Epidemie in fluipkoorzen met ijlhoofdigheid verzelt, welke deer de koors bast genezen wier den, over KOORZEN. enz. & wierden voorgefchreven om alle twee unren in te geven; en wei met heel weinig wijn gemaakt, voor zijnen gemeenen drank. Vijfden dag. Des morgens deedt zijn pols ioo flagen; hij was klam over zijn ganfche lighaam; en zijn water liet een dik zetzel doorzinken. Zesden dag. Zijn hoest was opgehouden; zijn water was dik; maar mij wierd berigt dat hij den gantfchen nagt rusteloos geweest was. De koor? bleef aanhoudend; en zijn pols begon in kragten te vervallen: 't gebruik van wijn wierdt vrijer toegelaten; en een halve drachma der koorsbast met het soute drankje vermengt, wierden voorgefchreven alle twee uuren te gebruiken. Hardlijvig zijnde, wierden hem tegens den nagt eenige greinen Rhabarbcr gegeven. Zevenden dag. Hij hadt een ligte bloeding uit zijn neus, welke de lakens waar op het dropte maar naauwlijks verfde, zijn pols was fwak, en deedt omtrent i oo flagen. De Rhabarber hadt twee afgangen verwekt. Een rust - middel wierdt voorr gefchreven tegens den nagt; en men hielde aan met het gebruik der koors bast. Agfïen dag. Hij hadt den ganfehen nagt een klamme huid gehad. Zijn pols deedt des morgens maar 78 flagen ; en hij klaagde over niets, als over fwak- 6o WAARNEMINGEN fwakheid. In den nademiddag dropten er wede- om eenig bloed uit zijn neus. Hij hieldt nog eenige dagen met het gebruik zijner geneesmiddelen aan; zijnen eetlust: kwam weder; en zijn kragten herftelden fchielijk. XII. GEVAL. Den Heer , oud 14 jaren, hadt het bed nege dagen met een koors gehouden, welke met fwakheid, en een fterke aandoening van het zenuw geftel verzelt was: wanneer ik op den 5 Junij 1770, mee den Heer Gibfon, een der Heelmeesters van het gasthuis verzogt wierd hem te komen zien. Den lijder zijn vel was heet, zijn pols deedt 116 flagen in een minut en zijn pis was bleek en rauw. Hij lag zedert twee dagen in een gedurige ijlhoofdigheid; en hadt nu Subfultus tendinum , en plukte de vlokken van de dekens. Zijn voeten wierden in warm water geftoken; wei met wijn gemaakt wierdt voorgefchreven; en wijl hij zedert tweq dagen geen afgang gehad hadt, en alle geneesmiddelen weigerde te nemen, lierxmen een weinig van den braak wijnfteen in zijn drinken fmelten. De ijlhoofdigheid en andere toevallen bleven des avonds ten zes uuren nog voortduren; en hij hadc den dag door de wijn - wei en al andere drankge' over KOORZEN. ent. 61 geweigerd. Ten acht uuren kreeg hij door een clijsteer ontlasting; en wijl het niet ra ooglijk was hem eenig geneesmiddel in te krijgen, wierdt hemeenfpaanfche vlieg tusfehen de fchouder bladeren gelegt. Tienden dag. Hij hadt den nagt door zeer ijl¬ hoofdig geweest: maar hadt zoo veel van den braakwijnfteen ingenomen, dat het hem beide van onder en van boven werkte. Ten tien uuren waren de Subfultus tendinum minder; maar de andere toevallen bleven voortduren. Men liet de vensters open houden; en wijl hij nu niets weigerde te nemen, wierdt er voorgefchreven alle twee uuren drie lepels vol van het volgende drankje in te geven. g> Pulv. Cort. Peruv. unc j. et fem. Aq. Fontan. unc. xvi. Coque ad unc. viij. addendo fub flnem. Gum Arabic, dr. iij. Colat. adde.' Aq. nuc. Mofch. unc. fem. Sijr. e Cort. Aurant. unc. u M. De ijlhoofdigheid en Subfultus tendinum waren tegens den avond zeer fterk. Men hieldt aan met de 6a WAARNEMINGEN de koors bast, en men fchreef een drankje voor, waar in twintig grein Muscui kwam, 't geen alle zes uuren moest herhaalt worden. Op den i iden dag nam hij de geneesmiddelen gewillig; maar men kon geen verondering ten goeden ontdekken. Twaalfden dag. Hij hadt den vorigen nagt •verfcheide reizen wat gerust. Toen den Heer Gildon en ik des morgens ons bezoek deden vonden Wij hem volkomen bij zijn zinnen, en hij verzogt orrr wat wijn en water te drinken , zijn pols deedt nu maar ïoo (lagen; maar hadt nog geringe fubfultus tendinum. Men belaste alle twee uuren vier lepelsvol van voorfchreve af kookzels in te geven. Ten zes uuren des avonds hadt zijn pols 116 (lagen, en de ijlhoofdigheid kwam wener. Het afkookzel zedert den morgen uit gebruikt zijnde, wierdt zulks herhaalt ; en men liet zijn voeten wederom in warm water fteeken. Dertienden dag. De koors en ijlhoofdigheid hadden des nagts heel hoog gelopen. Des mor¬ gens om tien uuren (tonden zijn oogen zeer wild, en de ongevoeligheid en fubfultus tendinum waren zeer fterk. Men liet dikwijls warme ftovingen om zijn voeten (laan; en fchreven voor om hem behalven het afkookzel der koors bast nog alle vier uuren een halve drachma in poeder in te geven. Des avonds ten negen uuren hadc hij een fterken aanval van een koors. over KOORZEN ent. 6*3 koors. Ik wierd ontwaar dat de poeder der koors¬ bast verzuimt was. Wijl hij hardlijvig was, wierdt er een clijsteer voorgefchreven, en ik drong ten fterk. fte aan op de volftrekte noodzaaklijkheid, om nauwkeurig met het gebruik der geneesmiddelen voort te gaan. ( Veertienden dag. Hij hadt een zeer rusteloze tagt doorgebragt. Hadt de koors bast vijfmaal ingenomen. Ten tien uuren deedt zijn pols 100 flagen in een minut, en hij lag in een prevelende ijlhoofdigheid: op zommige oogenblikken kende hij zijn vrinden; maar prate een oogenblik daar na in 't wilde, en plukte de vlokke van de dekens. Hij hielde aan zijn geneesmiddelen den ganfehen dag door nauwkeurig te gebruiken; niet te min verfwaarde des avonds alle toevallen. Vijftienden dag. Hij was des nagts zoo ijlhoofdig geweest, dat men hem met de uiterfte moeite in zijn bed gehouden hadt. Toen ik hem des mor¬ gens met den Hr. Gibfon bezogt, deedt zijn pols maar ïoo flagen. Hij kende zijn vrinden nier; prevelde onophoudelijk inzigzelfs; plukte op de dekens; greep naar voorwerpen in de lucht; en liet zijn water ongevoelig aflopen. Hij nam een drachma van de koors bast in twee oneen van deszelfs afkookzel in ons bij zijn: en op dat dat geneesmiddel in dit wanhopig geval behoorlijk zijn uitwerking verrigten zoude, be- 64 WAARNEMINGEN bczogt ik den lijder dikwijls, en gaf hem zelfs zes drachma van de koors bast: deze en twee drachma hem door de bediende ingegeven, behieldt hij zonder eenig ongemak bij zig. Tegens den nagt nam hij een drankje met Muscus- en vijftien droppen Land. Liq. Zestienden dag. In den voornagt was hij zeer ongevoelig; gedurende welke tijd zijn vader hem twee drachma van de koors bast gaf. Des morgens ontrent vijf uuren viel hij in flaap, zonder tot den middag toe te ontwaken. Men liet mij roepen, en ik had het genoegen hem volkomen bij zijn zinnen te vinden, bevrijd van alle trillingen en fubfultus tendinum, en zijn pols deedt maar 92 flagen. Hij hadt 's namiddags verfcheide malen verkwikkelijk geflapen: en nam dezen dag zes drachma van de koors bast. Zeventienden dag. Hij hadt des nagts zeer wel geflapen: zijn pols deedt maar 80 flagen, en hij hadt eenigen trek tot voedzel. Dezen dag gebruikten hij een ons van de koors bast. Gedurende eenige tijd nam hij de koors bast nog driemaal daags, met oogmerk om het inftorten voor te komen; en onaangezien de hevigheid van zijn ziekte , was hij zeer fpoedig tot zijn vorige gezondheid en kragten herfteldt. De nieuwigheid en den voorfpoed der gcneesoeffening in het boven gemelde geval, zoo wel als in ver- fchei- • ver KOORZEN. enz, ?5 inheide andere, welke kort na dat ik in de ftad van Newcastle was komen wonen , voor vielen, wierdc het onderwerp van veel zamenfpraak onder mijn konst genoten. Het gebruik der koorsbast was te voren bepaalt geweest tet dien ftaat der aanhoudende koorzen, in welke zig de tekenen van verrotting vertonen. Den vernuftigen en oprechten Heer met wien ik den zieken bezogt, beproefde deze manier in zoortgelijke gevallen: zijn goeden naam raakte vrij fchielijk algemeen: en ik geloof dat het nü door alle ge. neesheeren in deze ftad aangenomen is. SUL GEVAL, Jan Dorman oud 50 jaren, wierdt op den 3 September 1776, met huiveringen, pijn in den rug, en ziekelijkheid aangetast; welke door hitte, dorst, en groote rusteloosheid gevolgt wierdt. Vrijdag den 6 September bezogt ik hem op verzoek van zijn meester, mee den Heer Leighton; zijnen heelmeester. Zijn vel was heet en droog, zijn oogen ftonden dof en fwaar; zijn tanden waren met een fwart flijm overdekt; zijn tong was bruin, en met barsten; hij fteunde onophoudelijk; was des nagts ijlhoofdig; en hadt daar en boven van den beginnen aan niet geflapen. Zijn pols floeg 120 maal in een minut; zijn huid was ongemeen droog; en hij was zeer hardlijvig. E Zijn 76 WAARNEMINGEN Zijn voeten wierden bevolen in warm water te worden gedoken, en twee lepels vol van het volgende drankje alle uuren in te geven. Tamarind unc. i. Crem. Tart. dr. i. Cpq. ex Aq- pur. unc. xij. ad unc viij. coiuturaï adde Tart. Emet. gr. iv. Mannes opt unc i & Jein. . M. 't Vertrek waar in hij lag, was klein, laag en bedompt ; en in dit beflote vertrek moesten zijn vrouw en vijf kinderen zig beftendig ophouden. • Toen ik hem des avonds bezogt, hadt hij een klamheid over ' zijn lighaam. Het geneesmiddel hadt van boven en onder gewerkt. Garste water met citroen zap gezuurc, wierdt voor zijn gemeene drank voorgefchreven. Vijfden dag. Hij hadt den ganfehen nagt geijlt. Zijn pols deedt nog 120 flagen; hij was zeer rusteloos, fteunde fterk, was ijlhoofdig als hij op zat en zijn handen waren door een fterke trilling aangedaan. Ik liet hem alle twee uuren een drachma van de koorsbast met een weinig geestrijk water verwarmt in geven. Zes- over KOORZEN. enz. ?? Zesden dag. Ten tien uuren 's morgens was zijn huid vrij koel, en zijn pols deedt 108 flagen: maar -de benauwtheid en rusteloosheid bleven voortduren. Hij hadt zes drachma van de koorsbast ingenomen: ik belaste om daar gezet mede voort te gaan. Des avonds deedt zijn pols maar 108 flagen en was fterker. Hij verlangde naar een weinig ale of fterk bier, 't geen hem gegeven wierdt; wijl hij hardlijvig was, wierdt hem een clijsteer gezet. Zevenden dag. Toen ik hem des mor¬ gens bezogt lag hij in een gezonden flaap; maar zijn vrouw verhaalde mij dat hij in den voor nagt zeer ijlhoofdig was geweest: ik belaste met de koorsbast aan te houden*. In den namiddag wierdt hij .op mijn verzoek een uur in de open lugt gebragt waar na hii zig zelfs zeer verfrist vondt. Des avond.; ten ze¬ ven uuren hadc zijn pols maar 80 fLgen. Agfteii dag. Hij hadt een rustelouze nagtdcorgebragt, door krimpingen in de ingewanden, 't geen hij aan een teug zuur bier dat hij s'avonds genomen hadt, toefchrecf. Toen ik hem ten tien uuren bezogt hadc zijn pols maar 86 flagen, en de hitte van zijn wel was weinig meer als natuurlijk : zijn pis was helder, maar hij bleef over groote fwakheid klagen.' Hij was niet in ftaac om dezeu dag buiten gedragen'te worden, zat twee uuren voor een open venster. Des avonds zeer fwak zijnde, lier ik eenige wijn gebruiken. E 2 Hij 73 WAARNEMINGEN Hij hadt geduurende de laaste vier dagen, vier onceo van de koorsbast gebruikt: en ik beval om daar mede aan te houden , en wijl er drie van zijn kinderen in 'c vertrek aan de koors lagen, rade ik dat men hem des anderen daags in de open lugt zoude helpen. Negenden dag. Toen ik hem bezogt, vond ik hem in een zagc fweet, geheel vrij van koors. De koorsbast wierdt voort gebruikt. Hij ging dagelijks in de open lugt, en herftelde van deze tijd af aan, fchielijk. Drie van zijn dogters, twaalf, tien, en zeven jaren oud, lagen aan de koors , met ijlhoofdigheid; en een zeer radde pols vergezelt, zij wierden op dezelve wijze behandelt, en herltelden fpoedig. XIV. GEVAL. Den Heer , oud dertig jaren, wierdc den 24. Juli] met al de tekenen van een koors overvallen, waar om hij op mijn voorfchrifc een braakmiddel innam» Hij vondt zig den 25^ in ftaat om uit te gaan; maar. kreeg des avonds een fterke koors; zijn pols deedt 120 flagen in een minut, en hij klaagde over een bittere fmaakin zijn mond. Ik fchreef voor om alle vier uuren een vierde van een grein van den braak-wijnfteen in te geven. Derden dag. Hij braakte veel gal, maar wijl hij geen afgang gehad hadc, en ik buiten de ftad was, fchreef over ROOR.ZEN. enz. 79 fchreef hem den Heer Leighton een gift zouts voor. Vierden dag. Hij was ongemeen koorzig, klaagde over fware hoofdpijn, en bitteren fniaak in zijn mond. In geen drie dagen afgang gehad heb¬ bende, wierdt een ontbinding van zout_ van Rochelle met Manna voorgefchreven, om lepels wijze te gebruiken. Vijfden dag. Hij hadt gistereenige galachtige afgangen gehad; maar was gedurende den nagt zeer ijfhoofdig en rusteloos geweest: toen ik hem ten tien uuren bezogt, deedt zijn pols 120fwakkeflagen; zijn vel was zeer heet; zijn gedaante vervallen; zijn oogen droevig; zijn adem haling rad; en wanneer hij zig tragte te bewegen, zeer flauw. Een drach¬ ma van de koorsbast wierdt voorgefchreven om alle twee uuren te gebruiken, en 't gebruik van wijn wierdc toegedaan. Des avonds hadt hij een ons van de koorsbast ingenomen. Zesden dag. Hij was den vorigen nagt zeer ijlhoofdig geweest; maar was dezen morgen vrij wel bij zijn zinnen'; hadt eenige klamheid over zijn huid en zijn water begon door te zinken: zijn pols deedt maar 101 flagen; maar zijn kragtcn waren zeer vervallen, en hij klaagde over flauwheid. Met de koorsbast en wijn wierdt in groote giften aangehouden. Na twee dagen verliet hem zijn kpors geheel' maar fwak zijnde wierdt hec nodig geoorE 3 deelt» 8o WAARNEMINGEN deelt, om nog eenige dagen met de koors bast voort te gaan. Zijn Vrouw en kind die de koors ook kregen , wierden des gelijks door de koors bast genezen. XV." GEVAL. Den Meer oud agt en dertig jaren, wierdt op" den 22 Juli] 1776 door een koors aangetast, waar voor bij ader gelaten was, en eenige drankjes met de middel zouten genomen hadt, die, geen verligting toe bragcen. Den 28 Julij wierd ik verzogt om hem met den Heer Carr, die te dier tijd bij den Heer Tijzack Heelmees ter in Ncuwcastle de heelkonst oeffende, te bezoeken. Wij vonden hem ongemeen geesteloos, en geweldig met hoofd-pijn aangedaan, inzonderheid in de regten flaap van het hoofd. Zijn tong was droog en heilagen; zijn pols deedt niet boven de 90 flagen; maar zijn vel was ongemeen heet. Zedert de lauste drie dagen was hij dikwils met den hik geplaagt geweest; was duizelig en fwak, opzittende; en hadt van den beginnen aan fterke koorzen gehad, die des nagts met ijlhoofdigheid verzelt gongen. Hij was nu bij zijn verftant, maar zeer bezorgt voor de koors tegen den avond. Hardlijvig zijnde, wierdt hem een clijsteer toegedient, en een drachma van de koorsbast met over KOORZEN. ent. 81 tnet vier greinen Rhabarber voorgefchreven, om alle twee uur met zoo veel nodig van het zoute drankje in te geven. Den geest van Salpeter wierdt insgc» lijks in; zijn drinken voorgefchreven. Agtften dag. Des morgens deedt zijn pols maar ji flagen; hij was beter gemoed; zijn vel was koel en klam; den hik hadt hem weinig geplaagt; en mij wierdt gezegc dat hij een beter nagt gehad hadt, dan naar gewoonte. Hij klaagde nog over hoofd-pijn ; men liet met de koors bast voortgaan. Negenden dag. Des nagts ten twaalf uuren was hij door een fterke koors overvallen geworden, welke zeven uuren lang aanhieldt, en met grooten dorst, en onlijdelijke hoofd-pijn verzelt gong; hij gebruikte zijn geneesmiddelen met de uiterfte naauwkeurigheid gedurende deze koors; en viel des morgens ontrent agt uuren in flaap. Toen wij hem des middags om twaalf uuren bezogten, vonden wij dat zijn pols maar 74 flagen deedt, zijn vel was koel en klam; maar hij bleef over flaauwte en den hik klagen. Zijn pis was amber kleurig. Zedert^mijn eerfte bezoek hadt hij twee oneen van de koors bast ingenomen: waar mede men gezet liet voortgaan. Tienden dag. Den aanval der koors keerde gister avond naar gewoonte weder; en hij was eenige tijd buiten zijn verftand geweest. Toen wij hem ten tipn uuren bezogten , was hij geheel zonder koors, E 4 zijn 8a WAARNEMINGEN zijn pols deedt maar 70 flagen , en hij hadt weinig of geen hik. Zijn tong was aan de randen vogtig, en zijn water liet een dik zetzcl doorzakken. Twee fcrnpels van de koorsbast wierden voorgefchreven om alle twee uuren met twee lepels vol van het volgende, drankje ingegeven te worden. Sal. Abfljnth: dr. ij. Succ. Limon. unc. iij. Aq. Alexet. Simpl. unc. vi. Tinct. Cort. Huxham. unc. f, M. Na dat hij 'er eens van ingenomen hadt fliep hij vier uuren, s'Avonds ten zeven uuren klaagden hij genoegzaam over niets, als over fwakheid. Wijl hij dezen dag een halve ons van de koors bast ingenomen hadt, liet men hec hem nu maar om de vier uuren innemen. Elfden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen; zijn pols deed maar 60 flagen m een minut; zijn water liet een dik zetzel doorzinken; den hik was genoegzaam over: men liet hem zijn geneesmiddelen voort gebruiken. Hij hielde nog drie dagen langer aan met het gefert-ik. der koors, ba^c.: waar na hij de§ avonds geen verhei over KOORZEN. enz. g3 hef van koors meer gewaar wierdt; den hik verliet hem geheel; en hij wierdt fpoedig herfteld. XVI. GEVAL, Den Heer , oud dertig jaren, door tegenfpoe- den en huishoudelijke wederwaardigheden gedrukt, wierdt na drie weken lang met mamgheid, pijnen door zijn ganfche lighaam, en ligte afwisfelingen van hitte en koude aangedaan te zijn geweest, op den 28 Januarij 1776 aangetast met een koude rilling, die gevolge wierdt van fware hoofd-pijn, mislijkhcid, dorst, en andere tekenen van koors. Van dezen tijd af aan hadc hij een beftendig braken, onaangezien den Heer Gibfon hem verfcheide geneesmiddelen, oordeelkundig hadt voorgefchreven. Den 1 Februarij wierd ik verzogt hem te komen zien. Zijn pols deedt 104 flagen in een minut, zijn vel was heet, of fchoon hij overmatig fweete: hij hadc flerken dorst, en klaagde over pijnen door zijn ganfche lighaam: hij was flauw, fwak, en duizelig wanneer hij opzat; zijn gelaat zag vervallen uit; en hij hadc een buik-loop. Wijl het vertrek waar in hij lag zeerklijn was? W;erc-£ belast de lugt dikwijls te vervel fchen.-en alle twee uuren twee lepels vol van het volgende drankje in. te nemen, E $ t» Pub. 84 WAARNEMINGEN y. Pufv. Cort. Peruv. unc. i. Coq. ex. Aq. pur. unc xvj ad unc viij Colat adde. Sal Abftjnth. dr. i. - Succ.'Limon. q. f. ad faturat. Aq. Nuc. Mefch. unc. u M. Zesden dag. Hij hadt den vorigen nagt niet wel gerust; niet te min hieldt hij de geneesmiddelen bij zig, en hadt zedert hij die hadt beginnen te gebruiken maar eens gebraakt. Zijn pols deedt des morgens 100 flagen; zijn water was dik; maar hij fweete nog overmatig, zonder daar van eenige verligting ontwaar te worden. Men liet hem dikwils van linnen veranderen ; zijn kamer deur open houden; zijn geneesmiddelen herhalen, en men liet wijn in zijn limonade en broodwater doen. Wijl hij hardlijvig was gaf men tegens den nagt een Scrupel Rhabarber in Zevenden dag. Hij hadt des nagts verfcheide {tinkende galagtige afgangen gehadt: klaagden des morgens over groten dorst, en eenigermaten overwalgingen. Zijn buik was desgelijks zeer opgeblazen, en hij was zeer geesteloos. Het zoute drankje met Huxham's Tinftur der koorsbast wierdt hem voorgefchreven alle drie uuren in- te nemen. Agt ft en dag. Hij hadt twee zeer Hinkende afgangen gedurende den nagt. Hij klaagde zeer over dorst over KOORZEN. enz. 85 dorst cn inwendige hitte. Hij was zeer duizelig zoo dra hij zijn hoofd van het kusfen opligte, en zijn buik was gezwollen. „ Een halve drachma PJiabarber wierdt hem in het zoure drankje voor gefchreven. Hij hadt zes afgangen en vondt zig zelfs ver¬ ligt. . Rusteloos zijnde wierd hem een grein $pecacuanna met een half grein Opium voorgefchreven om tekens den ragt in te nemen. Zijn kamer zeer klein en dompig zijnde, werdtzijn vrouw verzogt naar een andere woonplaats om te zien. Negenden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen; en toen ik hem des morgens bezogt was zijn koors zeer matig. Hij klaagde niet te min zeer over inwendige hitte, en hadt een neiging tot braken. Vijf greinen Ipecacuanna wierden hem voorgefchreven, waardoor een aanmerkelijke menigte groene gal ontlast wierdr. Na dat zulks zijn werking verrigt hadt, wierdt hem voorgefchreven alle twee uuren vier lepels vol van een fterk afkookzel der koors bast in te nemen. Des avonds ten negen uuren hadt hij twee losfe afgangen ; hij was zeer flauw en geesteloos; zijn plos deedt 100 zagte, maur aanhoudende en gelijke flagen. Tegen den nagt werdt een rust middel voorgefchreven. . Tienden dag. Ik bezogt hem met den Heer Gibfon ontrent tien uuren, 's morgens, wanneer hij opgewekter fcheen dan voorheen; maar zijn tong was droog, 66 WAARNEMINGEN droog, zijn randen beflagcn, en men ontdekte verfcheide Petechics. Zijn vrouw een lugtig vertrek gekregen hebbende, of fchoon op den afltand van 5 a 6 minuten gaans, wierdt hem geraden derwaarts te vertrekken. Hij wierdt in een draag-ftoel daar heen gcbragt, en hij verdroeg dat ongemak beter als men zou hebben konnen verwagtcn. Van den beginne van zijn ziekte aan veel gefweet hebbende, beval men de kamer zeer koel te houden; en men liet met het afkookzel der koors bast voort gaan. Elfden dag. Ik konde hem niet bezoeken voor tegens den avond. Hij hadt zedert mijn voorgaand bezoek, vier zeer Hinkende galachtige afgangen gehadt. Zijn tong was droog als hoorn; hij Ha¬ merde in zijn fpraak ; hij hadt een klam koud fweet in de flapen van zijn hoofd; en zijn pols floeg maar 96 maal in een minut. Men liet toe wijn te ge¬ ven, en twintig grein der koors-bast ieder reize in hec afkookzel doen, te gelijk met eenige weinige droppen Land. Liq. om voor te komen dat die niet door den afgnng afliep. Twaalfden dag. Hij hadt des nagts eenige ver¬ kwikkende rust gehadt;. den buikloop, en het koude fweet hielden op; toen ik hem des morgens bezogt was zijn pols niet te min zeer fwak en deedt maar 96 flagen in een minut, zijn oogen ftonden zwaar; hij was bij zijn zinnen, maar zeer mismoedig, en wanhopig van over KOORZEN enz: *7 van zijn herftel. Hij hadt gedurende den nagt een half ons van de koors bast ingenomen, behalven het afkookzel, en men hieldt met dezelve geneesmiddelen aan. Dertienden dag. Hij hadt van gister avond elf uuren tot dezen morgen ten 5 uuren geflapen. Zijn pols deedt nu maar po flagen; zomtijds was hij flauw, en hij klaagde over ruisching in de ooren: zijn water liet een lichtverwig zetzel doorzinken. Hij hadc gedurende de laaste vier en twintig uuren behalven het afkookzel, een ons van de koors bast gebruikt. Veertienden dag. Z\]r\ water liet een dik zet¬ zel doorzinken ,• hij hadt zeer weinig koors; zijn pols deedt 96 flagen; en men ontdekte nergens geen Petechia; maar hij bleef klam in de flapen van het hoofd, en nu en dan met een ligten kik geplaagt. Hij hadt zedert gister wederom een ons van de koors bast ingenomen. Vijftienden dag. Hij hadt 's nagts wel geflapen hadt in den morgenflond een neiging tot braken, eenigzints met hik verzeld. Zijn water was zeer dik; hadt geen afgang gehadt zedert gister. Men bleef met de koors bast voortgaan. Zestienden dag. Hij klaagde 's morgens over mislijkheid en den hik; fweete fterk. Toen ik hem ten tien uuren bezogt, was zijn buik en borst mee een gierstagtigen uitflag overdekt. Zijn geesten waren 53 WAARNEMINGEN ren levendiger, en klaagde nergens over als over een hik. Zes drachma van de koorsbast zedert gis¬ ter avond genomen hebbende, wierdt hem een drankje met twinrig greinen muscus voorgefchreven. Hen hik nam tegens den avond tot een geweldige hoogte toe , men liet het drankje met de muscus notr eens herhalen, waar in vijftien droppelen Land. Liq. gedaan wierden. Zeventienden dag. Onaangezien dat drankje hieldtden hik tot s'morgens ten drie uuren even geweldig aan, die hem zomtijds een walging veroorzaakte. Toen ik hem ten negen uuren bezogt hadt hij weinig koors, maar klaagde over een fteekte in de regter zijde; en zijnen hik was zo geweldig fterk, dat die het b. 3 waar in hij lag deed fchudden. Den gierstagtigen uitflag was nog zeer talrijk. Heel kouden vriezend weder zijnde, verzogt hij om vuur in zijn kamer te hebben, 't geen ingewilligt wierdt. Ik * fchreef zes greinen Ipecacuanna voor, en den hik 'hield op, kort na dat hij die ingenomen hadt. Hij braakte tweemaal, en bragt een aanmerkelijke menigte taaje flijm op. Den hik keerden weder,, zo fterk als hij hem nog gehadt hadt; weshalven het muscus drankje met Opium voorgefchreven wierdt, en een fpaanfche vlieg gelegt in de zijde in welken hij over de fteekte klaagde. Ik bezogt hem dien dag driemaal; zijn koors was verdwenen; en hij klaagde over niets als - over KOORZEN. enz. $
S
Agttienien dag. Het ruscmiddel deedt hem
des nagts wel flapen; ik vond hem 's morgens zelfs bedaard rustende. Des nademiddags ten vijf uuren deedt zijn pols niec irrer dan 90 flagen,- de fubjultus tendinum was verdweenen, en hij was volmaakt bij zijn verltand; zijn tong was aan de randen vogtig; maar het velum pendulum palati en de lel waren met een korst van fprouw overdekt. Wijl hij hardlijvig was, wierdc hem aanftonds een clijfteer toegedient. Hetrustverwekkend drankje wierdt hem tegens den nagt wederom gegeven, met een gift van het Pul*. Eccoproticus om de hardlijvigheid voortekomen.
Negentienden dag. Hij hadc des nagts wel geflapen. Zijn pols deedc 's morgens ten negen uuren niet meer dan 84 zagte, gelijke, en vrij volle flagen. Hij liet zijn water zomtijds nog zonder waarfchouwen afloopen; maar de grootlte overblijvende klagten, waren fwakheid, en pijn van de verfweringen aan de randen van zijn tong. Het mengzel met de koorsbast wierdc bij aanhouding gebruikc.
Twintigften dag. Zijn tong nog vol fweren zijnde wierden honig van Rozen met Borax voorgefchreven, om die daar mede te bevogtigen , en het mengzel mee de koorsbasc wierdc vernieuwd.
Een en twintigften dag. Zijn vel was koel, zijn pols deed maar 72. flagen : en zijn water liet een dik zetzel doorzinken. Het voornoemde mengzel wierdt herhaalde. F 3 Twee
96 WAARNE M INGEN
Twee en twintigften dag. Zijn tong was geheel ïuiver en begon te genezen. Hij hielde aan met
een ons van de koorsbast daags te gebruiken. , Op den 23ften. Wierdt hij met een fteekte, door Vinden verwekt, aangedaan. Wijl hij hardlijvig
was, wierdt hem een cüjfieer gegeven, en een drankje met Rhabarber, waardoor dicklagten verdwenen. Den 251101 klaagden hij over fware pijnen in zijn voeten, en een verfwering, ais een gevolg van zo lang op zijn rug te leggen, wierdt er op het heilig been ontdekt. Men ging voort met het drankje met de koorsbast, waar bij een weinig Rhabarber gedaan was, om een zagten afgang te onderhouden. Op 'den26fte» te fterk aan den afgang geraakt zijnde, wierdc de Rhabarber nagelaten. Op den 27^'* klaagden hij nog over pijnen in zijn voeten en teenen: zijnen eetlust herftelde zig niet te min, en zijn pols was zeer gematigd. Hij ging voort met de koorsbast drie maal daags in te nemen. Den 28ften was hij in ftaat, om doorzijn kamer te wandelen In korte dagen ging hij uit, en was fpoedig, van de grootftc vermagering , tot zijn volmaakte gezondheid herfteld.
In een vorige uitgaaf (*) heb ik aangemerkt dat de Muscus tot de hoeveelheid van twintig greinen alle vier uuren ingegeven, zelden misten van den hik, en
an-
Obfervatiomcnjheclifetifesoflong voyages &c.pag. 142.
over KOORZEN. éttz, 07
ander toevallen van het zenuwgefiel, welke in koorzen voorkomen, te verminderen , en als een kragcig hartfterkend en fweetdrijvend middel, werkten. De gevallen waar in ik dit geneesmiddel beproefde, komen 't meeste in China voor, daar ik mij veel moeite gaf, om het onvervalst te krijgen: zedeit dien tijd heb ik het dikwils tegen zoortgelijke toevallen aangewend die de koorzen hier te land verzeilen; maar zelden of nooit mee eenig merkelijk voordeel, ten ware met Opium vermengt. Dit zal uit verfcheide gevallen in de¬
ze verzameling klaar blijken, zo wel als uit dit laatfle geval dat ik nu verhale; om die rede heb ik het gebruik van dat ingebeeld hulpmiddel ter zijde gefleldr.
Zedert mij deze gevallen voorgekomen zijn, heb ik in hardnekkige hikken die na koorzen overblijven,een ontbinding van de Afa fcetida met een Akali volatih vermengt, met de beste gevolgen gegeven.
XVIII. GEVAL.
Den Heer T. , oud agttien jaren, wierdt op
den 10. Juli] 1777- mec de gewone tekenen van een koors overvallen; waar tegens door den Heer Carr, een braakmiddel, en daar na een buikzuiverend middel wierden voorgefchreven. Op den 7den dag zij¬
ner ziekte, de toevallen ongerustheid verwekkende, wierdt mijn bijftaqd verzogt; maar niec te huis zijnde F 4 wierde
93
WAARNEMINGEN
wierdt Doctor Brown geraadpleegt. Hij lag toen aan eene buikloop , ligte trillingen en fubfultus tendinum. Den Doctor liet een fpaanlche vlieg tusfehen de fchouderbl iden leggen, en garlte water met Arabifche gom en falpetergeest voor zijn gewoon drinken gebruiken.
Den 18. Julij wierdt ik verzogt om hem met Doctor Brown te bezoeken. Wij wierden onderrigt dat den lijder dennngt rusteloos, e i eenigzins ijlende hadt doorgebragt. Zijn tong was droog, en mer een
korst overdekt; zijn oogen ("waar; zijn pols fwak, en deedt maar ic8 flagen in een minut,- hij hadt fterke fubjultus tendinum en plukte beftendig op de d.kens.
Ik (telae hergebruik van den koorsbast voor; het welk Doctor Brown goedkeurende, wierdt die op de volgende wijze voorgefchreven.
# Pidv. Cort. Peruv. unc. ij.
Aq. Pura libr. ij. Coque ad libr. i. injiciendo fub finem.
Gum. Arabic, dr. ij, Colaturje turbida; adde.
Sijr. e Cort. Aurant. unc. ij,
M.
Sumat. cochlear. iv. tertia quaque hora.
Tienden dag. Wij bezogten hem omtrent elf uuren ,
over KOORZEN 'ené' 99
ren, en wierden berigt dat hij een tamelijken goeden nagt gehad hadt, onaangezien hij met vlagen niet bij zijn zinnen geweest was. De toevallen dezelfde zi nde als den vorigen dag, wierdt hem een halve drachma van het poeder der koorsbast ieder reis met hec afkookzel ingegeven. Men liet coe om hem
in de 24 uuren een pint. Port wijn in zijn drank en fpeis te gebruiken. Des avonds had: hij drie
dunne ftoelgangen. Doctor Brown uit de ftad zijnde, fchreef ik een ruscverwekkend drankje voor.
Elfden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen.
En toen de Heer Carr en ik hem des morgens bezogten , was zijn koors zeer matig; maar hij was fwak, en hadt nog trillingen in de handen. Wij gelas¬
ten om de koorsbast nog fterker te gebruiken.
'aal/den dag. Hij was ijlfoofdig geweest gedurende den voorgaande nagt; en in den morgenftond vier zeer Hinkende afgangen gehad. Zijn pols
deedt nu maar ioo flagen; zij vel was matig; zijn tanden beladen; en men ontdekte vele Petechia van een purpere kleur op zijne armen. De trilling en het
plukken op de dekens was genoegzaam verdwenen. De vensters wierden van den dag af aan dat ik hem bezogt had, door den dag open gehouden. Men liet hem aardbeijen eten, en alle twee uuren twee iepels vol van het afkookzel der koorsbast, met een halve drachma van het poeder innemen; waar bij vijf droppen F 5 vl.h
WAARNEMINGEN
van de Tinct. Thebaic. gevoegt wierden, tot voorkoming dat de geneesmiddelen niet door den afgang afliepen.
Dertienden dag. De Petechia waren talrijker;
den afgang was opgehouden; en zijn pols deedt maar 84 flagen. Gedurende de laaste 24 uuren hadc
bij een pint van het afkookzel der koorsbast, en een halve ons van deszelfs poeder gebruikt. Een ons
van de koorsbast, wierdt in een drankje van acht oneen, met eenig Noten muscaat water voorgefchreven om in 24 uuren gebruikt te worden.
Veertienden dag. Den Heer Carr en ik bezog¬
ten he:n ontrent elf uuren, wanneer wij hem in een ftoel vonden zitten; zijn oogen (tonden niet te min zeer fwaar, en hij hadt veeltijds trillingen der handen, zijn pols deedt maar 90 (lagen: hij was zeer fwak en duizelig, en zeer moedeloos: zijn vel was heet en droog; maar de Petechia waren van een beter kleur, zijn drankje wierdt herhaald. Hij fliep des nade-
middags zeer veel: en des avonds ten negen uuren waren zijn zeiden vol meteen witten gierstachtigen uitfiag. De vensters wierden dezen dag, om dat
het zeer winderig was, gefloten gehouden; echter hielde men er een op den trap open, welke dicht bij zijn kamerdeur was.
Vijftienden dag. ik bezogt hem met Doctor Brown ontrent den middag, wanneer zijn pols maar
76
over KOORZEN. enz. 101
76 flagen deedt; zijn tong wierdc aan de randen vogtig; zijn oogen Honden levendiger,* hij was van alle trillingen der handen bevrijd; en den gierstachtigen uitflag was bijna geheel verdwenen; zijn afgang was natuurlijk; en zijn water helder; en men liec hem cijder voor zijn drank gebruiken.
De vijf volgende dagen gebruikten hij daaglijks een ons koorsbast. De Petechiae waren geheel ver¬
dwenen, en hij klaagde bij na over niecs als over fwakheid. Den twintigflen dag liet zijn water een dik zetzel doorzinken,- zijnen eetlust herftelden zig daaglijks; en hij herftelde fchielijk tot een volmaakte wcliTand.
XIX. GEVAL.
Den 22 Augustus 1777 wierd ik door een Lantman die eenige mijlen van Newcasle woonde, verzogt omzijn zoon, dochter, en twee zijner bedienden die alle aan de koors lagen te komen zien. Kortheids halve zal ik maar een van die gevallen op een bijzondere wijze verhalen.
Sufanna Hamsworth, de melk meid, hadt zedert veertien dagen het bed door een koors moeten houden, welke, kort na haren aanvang met verval van geest en krachten, en ijlhoofdigheid was verzelt geweest. Den
Heer
102
WAARNEMINGEN
lieer Keenlijfide hadt vroeg in den aanvang der ziekte het zoute drankje met de Conf. Cardiaca voorgefchreven ; maar zij was onwillig om dat, of eenig ander geneesmiddel te gebruiken. Toen ik haar bezogt vond ik dat haar pols 103 flagen in een minut deedt, haar tong was droog en bruin. De raaskalling was nu onophoudelijk, met menigvuldige Subfultus tendinum: Zij was zeer doof; en mij wiefdt berigt, dat zij haar water reeds eenige dagen ongevoe lig hadt laten lopen. Zij hadt fterk gefweet, en haar borst en hals waren vol met een gierstachtigen uitfiag. De koorsbast wierdt aanilonds voorgefchreven; een clijsteer toegediend; en wijn en water koud gegeven om haar te verfrisfen; en de vensters van de kamer wierden bevolen open gehouden te worden.
Zij fcheen den daar aan volgenden dag beter bij haar zinnen te zijn, haar pols was fterker en niet zo meni;vuldig; of fchoon zij noch bij aanhoudencbeid in een prevelende ijlhoofdigheid lag. Zij hadt zes
drachma van de koorsbast inbenumen; waar mede men gelaste voort te gaan.
Zeventienden dag. De koors bleef noch aan¬
houdend ; maar was van de Subfultus tendinum bevrijd, en den gierstachtigen ultflag v. as verdwenen. Zij verlangde om wat mtlk, 't welk haar gegeven wierdt, en aan de huishouding belust, om haar in te willigen wat z:j begeerde.
Zij
over KOORZEN. enz. 103
Zij fliep gedurende eenige volgende dagen zeer veel, én was op den 21 geheel vrij van alle klachten, fwakheid alleen uitgezonden. Haren eetlust keerden weder, en zij herftelden haar krachten veel fchiclijker dan men hadt konnen verwagten.
De koorsbast vroeg in den beginne der ziekte van de drie andere, vourgefehreve geweest zijnde, wierdt de kwaadaartigheid en gevaarlijkheid daar van voor gekomen, en zij alle herftelden in zeven dagen na mijn eerfle bezoek.
Een jong vrouwsperzoon die bovengemelde lijders hadt komen oppasfen, wierdt eenigen tijd daar na door een koors overvallen. De ziekte was verre gevordert voor dat zij de koorsbast gebruikte. Zij herftelde niet te min, maar behieldc een profiuvium menjlum voor vele maanden daar na.
XX. GEVAL.
Juffrouw oud zeventien jaren, hadt agt dagen
aan een fterke koors niet groot verval van geest en kragten verzelt,ziek gelegen, wanneer ik op den 3.Oétober 1777. vezogt wierd haar te komen zien. Ik vond haar ongemeen rusteloos en benauwt; hac'r vel was heet; haar tong droog; en haar pols deedt 128 flagen. Zij klaagden over fware hoofdpijn; haar
oogen ftonden iwaar en wezenloos, en was hardlijvig.
Wijl
ïo4 WAARNEMINGEN
Wijl zij alle geneesmiddelen weigerde , wierdt den braakwijnfteen in een heele geringe hoeveelheid onder haar drinken gemengd, en men liet haar voeten twee maal des daags in warm water Heken.
Negenden dag. Ik bezogt haar met den 1 leer Keenly/ïde haren gewonen heelmeester omtrent tien uuren des morgens. Wij wierden onderrigc dac zij zeer rusteloos geweest, en op zommige tijden van den nagt buiten haar verftand geweest was. Haar pols deedt 130 flagen, haar kaken bloosden, en zij hadt flerke fubfidtus tendinum. De fpiesglas poeders geen ontlasting verwekt hebbende, wierden vermeerdert. Toen ik haar des avonds bezogt, hadt zij eens gebraakc, en was eens dun afgeweest. Haar aangezigt en
hals waren klam; haar oogen Honden wild; en haar pols was veel radder dan te voren. Wijl zij een
volftrekten weerzin tegens olie geneesmiddelen toonde, wierd ik zeer over den uitkomst van haar ftaat bezorgt: ik fchreef derhal ven het volgend aangenaam aftrekzei voor.
jjt. Pulv. Cort. Peruv unc i 'et sem.
Aq Cinnamom. fimpl. bullient. libr. i. Macera per noclem, et cola.
Om'daar van alle twee uuren twee lepels vol in te geven; en belaste dat men.haar wei met wijn geraaakr,
ca
over KOORZEN. enz. 105
en met citroenzap gezuurt, voor haren gemeenen drank zou geven.
Tienden dag. Zij was des nagts ijlhoofdig geweest ; des morgens deedt haar pols 130 flagen in een minut. Zij hadt menigvuldige fubfultus tendinum en klaagden over eenen moeijelijken hoest. Ik gaf haar drie lepels vol van bovengemeld aftrekzei der koorsbast; en den Heer Keenly/ide gaf haar het zelve nog eens omtrent den middag. Des avonds was
haar tong droog en haar tanden, beladen; de fubfultus tendinum waren nog flerker; en haar koors nam toe: ik gaf haar wederom van haar geneesmiddelen, en verzogt dat men daar gezét mede voortgaan zoude.
Elfden dag. Er was nog geen wezentlijke verandering dezen morgen. Zij nam haar geneesmiddelen gedurende dezen dag vrij wel. De fub* fultus tendinum begonden des nademiddags te verminderen. Wijl zij hardlijvig was gaf men haar tegens den nagt eenige greinen van het puh. Eccoprotic.
De twee volgende dagen kon men noch weinig verandering gewaar worden maar op den 14 en 15 dag der ziekte fliep zij heel veel; haar tong wierdt vogtig^ den hoest hieldt op; en zij hadt een goede doonvazeming. Zij gebruikte de geneesmiddelen nu
zonder wederzin. Op den 16 dag was zij ge¬
heel vrij van koors of fchoon haar water bleek bleef: en het aftrekzei wierdt voor gebruikt. Den daar
aan
icc? WAARNEMINGEN
aan volgenden dag liet haar water een wit zctzel doorzinken ; en zij herftelde fchielijk* toe een volmaakte welftand.
XXI. G E V A Li
■ Klerk bij eenKoopman inNewcastle wierdc op den
14 April 1778 met koude rillingen bevangen. Hij hielde het egter noch drie dagen fltpende, maar wierdc op den 17 verpligt het bed te houden.
Den zo. April, zijnde den zesden dag dat hij het huis hieldt, wierd ik 's avonds ten tien uuren verzogt hem te komen zien. Ik vond hem in een flaap-
zugtige geileltheid en in ijlhoofdigheid, met een pols die maar 100 kleine en fwakke flagen deedt. Hij plukte onophoudelijk der vlokken der dekens; hadt zomtijds fterke fubfultus tendinum, altijd trillingen; en hadt zijn afgang en water zederc drie dagen ongevoelig laten lopen. Den Heer Lambert, heelmeester , hadc in den beginne fpiesglas middelen voorgefchreven. en daar na een afkookzel der koorsbasc met Laudan: waar door den fterken buikloop geftile was. Een drankje waar in twee Scrupels poeder der koorsbast was, wierdt voorgefchreven, om alle vier uuren ingegeven te worden, en men Het bij cusfehenpozingen hec afkookzel voortgebruiken.
Zt*
over KOORZEN. enz. 107
Zevenden dag. Hij was volmaakt het zelve
als gister. Ik liet Hovingen om zijn voeten en
beenen flaan; liet hem toe wijn te gebruiken; en mee de koors bast voortgaan.
Agjlen dag. Geduurende den nagt wilde hij
nog wijn nog geneesmiddelen wemen. Zijn pols
was dezen morgen ten tien uuren zeer laag, en kwam niet boven de 90 flagen in een minut: de trillingen en fubfultus tendinum waren zeer hevig en de gevoelloosheid was zo groot, dat men hem niet nis met veel moeite ontwaakte. Ik liet fpaanfche vliegen aan de enkels leggen; en fchreef het volgende drankje voor, om daar van alle twee uuren twee lepels vol in te geven.
i Aq. Puree unc. v.
Cinnamon fempl. unc. j.
Sal. Corn. Cerv. vol. Scrup. ij.
Sp. Lavendul comp. dr. ij.
M.
Zijn pols was des namiddags flerker, wanneer hij *C voorfchreve drankje reeds geheel hadt uitgebruikt, en eenigen wijn gedronken hadt. Hij gebruikte,
desgelijks drie drachma der koorsbast eer het avond was: des niet tegenflaande ontdekte ik 's avonds ontrent neger) uuren weinig beterfchap.
G Ne-
io8 WAARNEMINGEN
Negenden Dag. De trillingen en fubfultus tendinum waren des morgens niet zo fterk, zijn pols deedt ico (lagen; en de hitte van zijn lighaam was weinig boven den natuurlijken (iaat. Hij bleef
bij aanhoudentheid flacpzugtig; maar fprak verftandig wanneer men hem ontwaakte. Des avonds on¬
trent zeven uuren deedt zijn pols 116 (lagen, en alle de toevallen verergerde. Zijn voeten en beenen
waren den dag door met Hovingen omflagen; en hij nam alle twee uuren een drachma der koorsbast, in eenige drank. Hardlijvig zijnde liet ik hem te¬
gens den nagt een clijsteer toedienen.
Tienden dag. Hij bleef den ganfehen dag nog
flaapzugtig, en zijn pols deedt op verfchelende tijden onderzogt, niet boven de 136 flagen. M;n hieldt aan met de koorsbast; en hem wierdt tegens den avond wederom een clijsteer toegediend.
Elfden dag. Men kon geen verandering ge¬
waar worden; wijl hij hardlijvig was, wierden er eenige greinen Rhabarber onder de koorsbast gemengd.
Twaalfden Dag. Volgens 't verhaal van
die hem oppaste waren de ftuip bewegingen en raaskallingen fterker dan ooijc geweest. Des morgens was hij fiaapzugtiger , maar zijn pols deedt maar 100 flagen, en die, redelijk fterk. De koorsbast, zo als die gister met Rhabarber voor gefchreven was, verwekte drie zeer (tinkende afgangen,welks
over KOORZEN. enz. 109
ke hij ongevoelig liet lopen. Men liet een groo* te fpaanlche vlieg op hec hoofd leggen; en men liet voortgaan met de koorsbast waar bij men ieder reis twintig droppen van de Tinei. Valerian. vol: voegen liet.
Dertienden dag. De flaapzugt was vermindert
zijn pols deedc 100 (lagen, bleef den ganfehen dag raaskallende; hadc fterke fubfultus tendinum-, er! zijn wacer bleef bij aanhoudencheid van een amber vervige kleur. Ik gelasce om gezet met de koors*
bast te blijven voortgaan.
Veertienden dag. Hij hadt een goeden nagt"
gehad; en was van de fubfultus tendinum bevrijd» Zijn pols deedt dezen morgen maar 88 flagen; en de flaapzugt was bijnaar verdwenen. Men hielde
mee het gebruik der koorsbast aan.
Vijftienden dag. Was hij geheel vrij van koorsj maar zeer fwak en wezenloos; zijn water bleef bij aanhoudentheid klaar en bleek,
Op den zeventiende deedt zijn pols maar 6*0 flageri hij begon wederom bij zijn verftand te komen, alhoewel zijn denkbeelden tusfehen beide verward waren. De koorsbast en wijn wierden bij aanhoudenheid gebruikt.
Van dezen tijd af aan,'herftelden zijn krachten da. gelijks. Den 2iften dag zijner ziekce was hij in
Itaac om door zijn kamer ce gaan; weinig dagen daar na ging hij uic, en herftelde fchielijk toe zijnegewoone gezondheid.
G a öra
iio 9 WAARNEMINGEN
Om alle de omftandigheden van den voorfpoed def genees oeflëning die ik aangeprezen heb, te verhalen , zou de palen van dit voornemen overtreden: ik zal deze afdeling derhal ven befluiien, met het verhaal van eenige weinige gevallen van koorfen, welke het register van de Newcastclfche zieke beurs opleveren.
XXII. GEVAL.
Jacobus Drijden, oud vijf-en-veertig jaaren, wierdt den i Oclober, 1778 , tot de zieke beurs toegelaten Drie zijner kinderen hadden aan een heete koors ziek gelegen ; en hij in het zelve vertrek leggende, raakte befmet. Het was nu den derden dag zijner ziekte; zijn pols deedt 130 flagen; en hij Jaagden over geweldigen dorst en hoofdpijn. Ik fchreef voor om alle twee uuren twee lepels vol van het braak drankje in te nemen.
Vierden dag. Dit geneesmiddel van onder
en van boven gewerkt hebbende, was de werking der bloedvaten fterk vermindert, waar om een drachma der koorsbast voorfchreef om alle twee uuren te gebruiken.
Vijfden dag. Hij was den vorigen nagt bui¬
ten zijn zinnen geweest; maar dezen morgen wederom volkomen bij zijn kennis. Zijn pols deedt
120
V
over KOORZEN. enz. in
120 flagen, die zagt en zelfs fwak waren; en hij was k zeer moedeloos.
Zesden dag. Wijl hij hardlijvig was wicrden
deze dag eenige greinen Rhabarber onder ieder gifc der koorsbast gedaan.
Zevenden dag. Hij hadc den vorigen nagt
flerk geraaskalt: maar was dezen dag weer volkomen bij zijn kennis; niet te min bleef zijn koors aanhoudend.
Achflen dag. Hij was geheel van de koors bevrijd. Negenden dag. Zijnen eetlust begon zig de herik liet» Van den vierden dag der ziekten gebruikte hij daaglijks een ons der koorsbast. Maarzijn vrouw de koors van hem krijgende, hicldt men met dat geneesmiddel nog drie dagenlanger aan, om daar door het weder in ftorteq voor te komen. Zijné kragten herftelden van dag tot dag, en op den si Oclober bedankten hij voor zijn genezing.
XXIII GEVAL.
EÜfabet Ferncij, oud dertien jaren, wierdr op den 10 October, met de gewoone toevallen van een koors aangetast, maar was in de zieke beurs niet voor den 16 aangenomen. Zij hadt van den beginnen aan
een beftenaige walging , geweldige hoofdpijn , en dorst gehad, welke den vijfden nagt door krimpingén in de ingewanden en galachtige ftoelgangen gevolge
g 5 w*crri
lis WAARNEMINGEN
wierden. Toen ik haar bezogt was haar pols fwak, en deedt 120 flagen, haar tong was met een witte korst overdekt, cnhaar walging en buikloop bleven voortduren, Ik fchreef haar het braakdrankje voor, en een rustmiddel tegens den nagt.
Zevenden dag. De geneesmiddelen hadden haara behoorlijke uitwerking gedaan; haar afgangen waren menigvuldig , galachtig, en Hinkende, die door krimpingen in de ingewanden wierden voor af gegaan. Men ging voort met haar van het braak drankje in kieinder giften in te geven, en haar drinken wierdt met citroen pp zuur gemaakt.
Agtflen dag. De koors was matig; maar de krimpingen in de ingewanden, en den galachtigen buik-? loop aanhoudende, gebruikte zij het drankje door den dag, en een rust middel tegens den nagt,
Negenden dag. Zij was des nagts buiten haar verftand; den buikloop bleef noch voortduren, en de toevallen der koors vermeerderde. Ik fchreef haar voor alle twee uuren, twee lepels vol van het koorsbast drankje in te nemen.
Tienden dag. Haar oogen Honden fwaar: haar pols ongemeen rad en dobberende, zij lag in een heftendir ge prevelende ijlhoofdigheid; en haar afgangen beg< mden onverdraaglijk itir.kend en menigvuldiger te worden. Wijl zij het koorsbast drankje weigerde te nemen, fchret-f \\ voor
*i In-
over KOORZEN. enz iij
Infus. Cort. Peruvian. unc. vlij. Spir. Vitriol. ten. guit. xj.
m
Om daar van alle uuren drie lepels vol in te geven. Rijpe vruchten wierden toegelaten; en limonade voor
haaren drank.
Elfden dag. Haar ijlhoofdigheid bleef voort duren; haar tong was droog en bruin;maar den buikloop was matiger. Het aftrekzei der koorsbast wicfdc herhaald, waar bij even zo veel van het koors bast drankje gemengd wierdt.
Twaalfden dag. Haar oogen ftonden zeer doods; haar tong was met een taaije flijm overdekt; en zij hadt een geringe bloeding uit haar neus. Zedert men haar de koorsbast voorgefchreven hadt, hadt zij daar twee oneen van.in poeder, en ontrent een pont van deszelfs aftrekzei gebruikt.
Dertienden dag. Zij was nu geneigt tot flapen; maar bleef noch in een prevelende ijlhoofdigheid; haar pols was beftendig; en haar afgangen geregelc De geneesmiddelen wierden weder herhaald
Vijftienden dag. Zij hadc een zeer rustelozen nacht door gebragt; en onaangezien men haar mond beftendif zuiver "gehouden hadt met een aftrekzei van falie met honig en azijn vermengt, was haar tong en keel nier te min met een fprouwagtige korst overdekt. Ik G 4 fchreef
ii4 WAARNEMINGEN
fchreef haar den gemeenen gorgeldrank met een weinig borax voor; met de koorsbast wierdt aangehouden en wijl zij drie afgangen hadt gehad, wierdt haar tegens den nagt een rustmiddel gegeven.
De drie volgende dagen bezorgden haar den Heer Staart Apothecar der zieke beurs, die met de koorsbast liet voortgaan.
Negentienden dag. Ik vond haar zeer doof, en noch altijd ijlhoofdig; maar haar tong en keel fchenen v&l beter; haar pols was beftendig; haarwater van een bleeke kleur, zonder het minfte zetzcl.
Zij ging voort haar geneesmiddelen zeer gezet te gebruiken; op den vier en twintigften dag harer ziekte was haar pols beftendig, en zij hadt zeer weinig koors. Op den vijf en twintigften dag klaagde zij over eerten hoest, die op het gebruik van hetfperma coeti drankje verdween. De twee volgende dagen fliep zij heel veel ; maar of fchoon alle tekenen der koors verdwenen waren, bleef zij zeer fwak , en was voor meer als veertien dagen niec volkomen bij haar zinnen. Men hieldt aan de koorsbast driemaal des daags te laten gebruiken, haren eetlust keerden weder, en zij herftelden fpoedig tot haar vorige wclftand.
Na het ophouden der koorfen, inzonderheid van die, welke in haren loop, met grooce fwakheid en aandoening der zenuwen zijn verzelt geweest, gebeurd het niet zeldzaam dat er eenige dwaasheid of mania
voor
over KOORZE-N. erft. 115
voor eenige weken overblijft. Die klagten heb ik altijd naar mate de lijders in krachten toenemen, dooreen voedzame levenswijze, het vrije gebruik van wijn, en een matige beweging zien herftellen.
XXIV. GEVAL.
Maria Hunter, oud dertien jaren, wierdt den 12 Januari)" 1779 in de ziekebeurs aangenomen. Zij hadt het bed reeds acht dagen door een aanhoudende koors gehouden. Haar pols was zeer rad; haar tanden waren fwart beladen, haar oogen ftonden fwaar; haar vel was met Petechia overdekt; en zij hadt een klein hoestje. Ik fchreef haar de volgende geneesmiddelen voor.
rf. Infus Cort. Peruvian. unc. xij. Extract. Glijcijrrhtz. dr. iij.
M.
Gap. Cochlear. ij. alternis horis.
Mixt. e fperm. coet. dr. vi. Tinct. Thebaic. guti. vi. Vin. Antim. gutt. xx. M. F. Haust. H. S. S.
Negenden dag. Zij was zeer doof, en buiten verG 5 ftand,
iir5
WAARNEMINGEN
ftand, en de Petechia fchencn erger, Ik gelaste om met ieder gift van bovengemeld aftrekzei een halve drachma der koorsbast in poeder in te geven ; en liet zo dikwijls als zij dronk, daar twintig droppels van hec volgende indoen.
Spir. Vitr. ten. dr. i.
dulc. dr. iij..
M.
Zij ging met de grootfle nauwkeurigheid door den ganfehen loop van haar ziekte voort, met het gebruik der geneesmiddelen. De Petechia verdwenen vroegtijdig; en op den veertienden dach van haarziekte, kwam zij weder tot haar verlland; haar pols wierdt volder en niet meer zo rad.
Van den Veertienden tot den Twee en twintigften, deedt zij bij naar niet als flapen, als in den tijd dat zij voedzel of geneesmiddelen nam. Op den twee en twintigften was zij geheel vrij van koors, en kreeg trek tot voedzel; maar haar maag was zo verfwaktdat zij de fpijze niet in wilde houden. Ik fchreef voor.
ij . Julap. Salin. unc. vij. Tinct, Cort. Peruv. unc. x.
M.
Liet
over KOORZEN. enz. 117
Liet haar daar van alle twee uuren twee lepels vol in nemen. Het braken bleef niet te min eens of tweemaal des daags tot den 27 aanhouden. Van dien rijd verteerde hare fpijs wel; en was acht dagen daar na in Haat om uit te gaan.
XXV. GEVAL.
Jan Hunter, Oud tien jaren, wierdt den 15 Janua-
rij 1779 met een diergelijke koors bevangen. De toevallen waren volmaakt dezelve tot op den twaalfden dag van zijn ziekte, wanneer er een fprouwachtige korst in zijn keel ontdekt wierdt. Hij nam de
koorsbast van den beginne aan overvloedig, en was op den vijftienden dag bij zijn zinnen , en vrij van koors. Het gebruik zijner geneesmiddelen na¬
gelaten hebbende, (torten hij na verloop van twee dagen weder in; de koorsbast op nieuws voorgefchreven zijnde, verdween de koors geheel na het verloop van vijf dagen. Kort daar na wierdt hij door een
braking overvallen, welke op dezelve wijze als het bovengemeld geval behandeld wierdt en den 16 Febr. wierdt bij als herfteld zijnde verlaten.
XXVI. GEVAL.
Tomas Hunter, oud zeven jaren, broeder van de
bo-
iiS, .WAARNEMINGEN
bovengemelde lijders, welkers geval zo verhaak is, wierdt den 2 Februarij 1779 door dezelve koors overvallen, en den derden dag zijner ziekte in de zieke beurs aangenomen. De werking der bloedvaten
fterk zijnde wierden hem drie greinen van het fpies glas poeder voorgelen'even om alle twee uuren in te nemen; en na dat dat zijn uitwerking verrigt hadt, moest hij alle drie uuren drie lepels vol van hei afkookzel der koorsbast gebruiken.
Vierden dag. De fpiesglas poeders deden be¬
hoorlijke uitwerking, en hij ontlaste twee lange wormen van het zoort der ter es; zijn koors, bleef niet te min zonder de minde vermindering voort duren. Men liet met het gebruik der koorsbast voortgaan.
Vijfden dag. De koors bleef nog aanhou¬
dend, onaangezien hij het afkookzel der koorsbast rijkelijk gebruikt hadt. Wijl hij hardlijvig was ,
wierden hem twaalf greinen van het Pulv. Mercnr. voorgefchreven, om des avonds in te nemen.
Zesden dag. Hij hadt door het poeder twee
afgangen gehadt, zonder echter meer wormen te hebben ontlast.
De twee volgende dagen was er geen wezenlijke verandering te ontdekken. Op den negenden dag
braakten hij een langen worm van hei zelve zoort uit; en men ontdekte verfcheide vlekken en Petechia op zijn armen en zijden. Men ging voort met de
koors-
over KOORZEN. enz. 119
koorsbast; en hsiPulv. Mercur. wierdc tegens den avond wederom voorgefchreven.
Hij ontlaste geen wormen meer, en zijn koors bleef zonder verligcing voorcduren. Op den veertien-
den dag zijner ziekte was hijflaap zugtig; zijn kaken waren blozende; zijn pols deedt 120 flagen, en de opperhuid begon met meelachtige fchubbetjes af te fchilferen. De fcharlaken koors en zeere keel (*)
nog in de ftad heerfchende, gaf ik van den beginnen aan nauwkeurig acht op dezen lijders klachten, maar hij hadc door hec ganfche beloop der ziekte, nog dien uitflag, nog de minfte aandoening der keel. Men bleef mee hec afkookzel der koorsbasc voortgaan.
Den Vijftienden dag. Vond ik hem geheel
vrij van koors. Op den zeventiende kreeg hij
trek tot voedzel. Op den agtienden klaagden bij
over walgingen, en braakten zomcijds; oordeelende dat deze toevallen enkel uit een fwakheid der maal'voortkwamen wierdc de TinB. Cort. met Sp. Vitr. ten. voorgefchreven. Hec braken hielde na twee da¬
gen geheel op: hij bleef niec ce min fwak, en de opperhuid bleef coc den zeven en cwincigften dag der ziekte affchilferen. Den 7 Maart wierdt hij als herftelt van de lijst genomen.
Wormen worden in heete koorzen dikwils ontlast,
een
(*) Zie het tweede Deel..
Ifl0 WAARNEMINGEN
een gevolg der hitte en der verrotting in de ingewanden , welke haar, het verblijf daar moeijlijk maken. Dat zelve gebeurd mede in de kinderziekte, mazelen, en in alkandere ziektens of toevallen welke een koors beweging in de gefteltheid van zulke jonge voorwerpen veroorzaken. De worm k;ors, zo als diezogenoemt wordt zelfs, wordt naar mijn gedagcen meest altijd ten onregten aan wormen toegefcbreven, en kan derhalven maar zeldzaam door middelen tegens de wormen genexen worden. Ik begin in zulke gevallen na het toedienen van een braak middel, en een gift Calomel. en Rhabarber, welke in geval van noodzaaklijkheid konnen herhaaldt worden, aanftonds met de koorsbast: op deze wijze worden de toevallen van het zenuwgefkl, welke de koors, in de tedere gefteldheid der kinderen zo dikwils verzeilen, meestentijds gelukkig vermijd.
XXVII. GEVAL.
Antonie Westgarth, oud zeven en twintig jaren» wierdt den 24 Maij 1779 in de zieke beurs aangeno. men. Hij was door een fterke koude rilling aan¬
getast geworden, en het bed zedert drie dagen moeten houden. Hij klaagde nu over hoofdpijn, en
pijn
over KOORZEN. enz.
121
pijn in zijn keel. Zijn pols deedt nu 120, ge¬
lijke, en niet zeer fterke flagen; zijn amandelen fcheenen ontdoken en een weinig gezwollen. Ik ge¬
laste het vlugge fmeerzel om te liaan, en fchreef hec braak drankje voor, hec welk van onder en van boven zijn uitwerking verrigtende, bij naar cogenbliklijk de klagten over de keel wegnamen.
Hij fweette den ganfchen nagt, en [ik vond hem den volgende morgen geheel vrij van koors; maar een van zijn kinderen in het zelve vertrek leggende aan de koors, dat even begon te herftellen, en die ik zorgde befmettelijk te zijn, beval ik hem de koorsbast te gebruiken : dün hij verzuimde mijnen raad, denkende dat hij verder geen geneesmiddelen meer nodig hadt.
Den volgenden dag kreeg hij een geringe huivering, die, welhaast door een koors, die hem s'nagts aan 'c ijlen bragt, gevolgt wierdc Den 28 Maij, wel¬
ke ik den derden dag zal ftellen, zederc (dat de koors zig vertoont hadt, wierdt er om mij gezonden. Zijn pols was rad, zagt en fwak; hij was bij zijnverfland, maar zeer geesteloos; hadt trillingen, en befwcek wanneer hij zig oprigte. Ik fchreef voor om alle twee uuren twee lepels vol van het koorsbast drankje in te geven; en belaste hem onbekrompe wijn te laten gebruiken , waar mede den gene die hem aangegeven hadt, hem mcnschlievend verzorgde.
Fier.
lts WAARNEMINGEN
Vierden dag. Hij hadc des nagts geijld: toen
ik hem des morgens bezogc was hij niet volkomen bij zijn zinnen, alhoewel hij op zommige vragen redelijk antwoorde- Zijn pols deedt maar 100 fwakke
Dagen. Hij hadt zedert gister een ons van de
koorsbast gebruikt ; hier mede gelaste ik voort te gaan.
Vijfden dag. Zijn tong was droog en bruin;
zijn fpraak was belemmert; zijn pols was nog meer gevallen, fen hij lag in eene prevelende ijlhoofdigheid / N
Zesden dag. Hij bleef volmaakt in denzelven ftaat.
Zevenden dag. Hij hadt menigvuldige fub¬
fultus tendinum; zijn oogen ftonden ongemeen droevig en fwaar; hij was flaapzugtig, en zo dra hij aan 't fluimeren raakte, wierden de fpieren van zijn aangezigt ftuipachtig getrokken. Zijn pols deedt
i ia flagen, die zagt en gelijk waren. Hij hadc
nu zederc den aanvang drie oneen van de koorsbast gebruikt; ik belaste om daar gezet mede voort te gaan; en liet een fpaanze vlieg op het hoofd leggen- •
Agficn dag. De fpaanfche vlieg hadt wel ge¬
trokken , maar men liet die nog twaalf uuren leggen, en met het gebruik der koorsbast voortgaan.
Negenden dag. Ik vond hem des morgens • , ten
over. KOORZEN. enz. 123
ren tien uuren in een zagt fweet en zijn tong fcheen vogtig. Hij was beter bij zijn zinnen, maar hadt
nog ligte fubfultus tendinum.
Handen dag. Hij hadt des nagts wel geflapen
en ik had het genoegen hem dezen morgen vrij van koors te vinden: maar wijl hij fwak was, ging hij voorc met de koorsbast te gebruiken tocden twintigfTe, wanneer hij in ftaat was om uit te gaan, en zijn gewoone fterkte herftelde fchielijk.
XXVIli. GEVAL.
Margareta Westgarth, de huisvrouw van voorgerhelden lijder, wierdt den 23 Junij 1779 met een koors bevangen; maar kreeg geen briefje om tot de zieke beurs toegelaten te worden, tot den Zevenden dag van haar ziekte. Ik bezogt haar des avonds wanneer
haar pols Iö8, zeer fwakke flagen deedt; haar kaken bloosde; en haar vel was zeer heer. Zij lag in
een bedwelmde ijlhoofdigheid, klaagde over mislijkheid, braakten zomtijds, en hadt een buikloop. Een braakmidel van Ipscacuanna wierdt voorgefchreven. en een rustmiddel tegen den nagt: en er wierdt lasc gegeven om haar vroeg in den morgenftond vier lepels vol van het afkookzel der koorsbast te geven, en zulks alle twee uuren te herhalen* dgflen dag. Er was geen verandering, uicH ge-
124 WAARNEMINGEN
gezonden een vermindering in de walgingen. Ik beval om ieder rijze dat zij het afkookzel gebruikte, er een halve drachma van het poeder der koorsbast onder te mengen.
Negenden dag. Zij ijlden fterker; was be¬
lemmert in haar fpraak; hadt menigvuldige fubfultus tendinum , en haar pols was gevallen. Zij wei¬
gerde het poeder, maar nam het af kookzel gewillig. Wijl haar vel zeer droog, en zij zeer rusteloos was, wierdt haar een drankje met eenige droppen Fin. Antimon. en Laud. Liqu. tegens den nagt ingegeven.
Tienden dag. Zij hadt zes uuren geflapen.
Haar pols was ontrent den middag nog fwak, en de fubfultus tendinum bleven voortduren. Men plaatfte haar een fpaanfche vlieg tusfehen de fchouder bladeren, om dat haar vrinden met een vooroordeel bezet waren om die op het hoofd te plaatzen. Zij gebruikten daaglijks ontrent een pint van het afkookzel der koorsbast; maar men kon op haar niet verwinnen om die in poeder te nemen.
Elfden dag. Zij bleef het zelve: en met het
afkookzel der koorsbast wierdt voort gegaan
Twaalfden dag. Haar zinnen begonnen nu op te klaren, en de fubfultus tendinum, was bij naar verdwenen.
Op den dertienden en veertienden dag fliep zij veel, maar nam haar drank zo dikwils als die'haar gegeven
wierdt.
over KOORZEN. enz. 125
wierdt. Of fchoon de ijlhoofdigheid bleef voort¬
duren verlangde zij" om kaarne melk, die ik beval aanHonds te verzorgen en haar te geven.
Vijftienden dag. Zij hadt des nagts fterk ge-
fweecHaar pols hadt des middags niet boven de natuurlijke radheid, maar bleef nog fwak; haar water bleef bleek, en zij bleef nog eenigermaten ijlhoofdig.
Zestienden dag. Haar pols deedt 80 flagen, die Veel beftendiger waren, en men ondekte een aantal witte gierstachtigen uitflag op haar borst. Met het afkookzel der koorsbast wierdt voortgegaan.
Zeventienden dag. Zij was volkomen bij haaf
zinnen, en begon trek tot voedzel te krijgen Van' dezen tijd af aan begon zij daaglijks te herftellen ; of fchoon haar beenen tot den zeven en twintigften dag van haar ziekte veelfwollen. Den 22 Julij wierdc
zij als volmaakt herfteldt bij de zieke beurs aangegeven.
Ik heb in deze afdeling getfagt; om zo veel verandering van aanhoudende koorzen op te geven als deze palen wilden toelaten. Eenige der gevaarlijkfte gevallen welke mij in de geneesoeffening zijn voorgekomen, heb ik met oogmerk uitgezogt, op dat hec blijken zoude, welk vertrouwen men in de genezing van aanhoudende koorzen, op de koorsbasc ftelien kan. De gevallen welke ongelukkig zijn afgelopen zullen H a bij
iz6 WAARNEMINGEN
bij het verhaal van den algemeenen voorfpoed dergeneesoeffening die ik aangeprezen heb, in het bijzonder verhandeld worden.
Ik zal nu voortgaan eenige aaemerkingen op te geven over de koors welke op het later einde van het jaar 1777 in Newcastle geheerscht heeft.
IV. Afdeeling.
Van de aanhoudende koors welke op het later einde van het jaar 1777 in Newcastle geheerscht heeft.
De lente van dit jaar was laat en koud, en den zomer opmerkelijk koel, met menigvuldige regenvlagen. Op het later einde van Julij was het weder zeer nat, en de lucht zelfs dan wanneer hec niet en regende , vogtig. In Augustus en September was de lucht zeer broeijende, maar in October was het na de eerfle of tweede week meescencijds nevelachcig, regen of miscende.
In Julij, Augustus, en September, waren er verfcheide huisgezinnen onder den middelflant en het lager zoort van volk, zo wel in de ftad als in deszelfs omtrek door koorzen overvallen; die, zeer vroeg met tekenen van fwakheid verzelt waren; en heel dikwijls met zulke, die een gcneigcheid tot verrotting in de
vog-
over KOORZEN. enz,
lij
vogten aanduiden, waar van er in de vorige afdecling eenige gevallen zijn aangehaalt. (*)
In Oétober November en December was de koors met hoest, en zomtijds met zulke tekenen verzelt, welke een ontfteking der longen te kennen gaven, en dit was het allergemeenfte onder het arme volk, - welke in het lage en vogtigfte gedeelte van de ftad woonde (f). Omtrent Kersmis toen het kouder wierdt, verminderde de ziekte, niet te min bleven er vele mede bezet tot April 1778.
Wijl dit onderfcheid van aanhoudende koorzen, mij toefchijnd door de geneeskundige fchrijvers niec genoegzaam opgemerkt te zijn geworden, zal ik zonder in deszelfs natuursgeftelthéid te treden; of deszelfs
oor-
(*) Zie de gevallen N°. XVIII, XIX, XX.
Ct) Of fchoon er eenige voorbeelden van de ziekte in verfemelende gsdeeltens van de ftad voorkwamen, waren echter van de twee en zestig leiders , die er in de maanden van Oc toJ>er, November en December, in de zieke beurs onder de naam van koorzen aangenomen wierden, zes en veertig dit Aan deze koors, in de nauwe fleegjes op de kaai], Pandon en na bi] gelegene plaatzen ziek lagen. In Januari] , Februari/, en Maart '778 , ftoop die in de volkrijke voor ft ad'van de Zandpoort; maar was ganfeh niet algemeen, wijl ik gedurende deze maanden niet meer als achtien lijders met deze ziekte kreeg. Zie de iefchrijving van Newcastle in de Inleiding,
H3
128 WAARNEMINGEN
oorzaak te onderzoeken, kortelijks de tekenen befchrijven, en de wijxe van genezen welke ik aan genomen heb ophelderen, door er eenige gevallen bij te voegen.
De ziekte begon met lusteloosheid, of huiveringen, ongefteldheid der maag, en algemeene pijnen. Den pols was in den beginnen in 't algemeen, zeer klein en rad. Zommige klaagden bij dcrzelver eerfle
aanval over eenen hoest, fpanningen en drukking op de borst, verzelt met ligte fteektens in de zijde; en een gepiep in de ademhaling: maar deze toevallen vertoonden zich meestentijds niet voor dat de koors volkomen aanwezig was.
Op welkeen wijze de ziekte ook haar aanvang nam, waren de kragten en geesten van den leider, in weinig dagen vervallen, de tong wierdt droog, brui 1 en fwart; en de tanden wierden met een dikke kors' overdekt. In 't gemeen vertoonden zig vroegtijdig een ligte ijlhoofdigheid, gevoeleloosheid, of flaapzugtigheid , en deze toevallen bleven gemeenelijk noch eenige dagen aanhouden , na dat de koors verdwenen was.
Omtrent den achtflen oftiendendag der ziekte, zomtijds vroeger, en zomtijds wat later, wierden er beide rooden en witten, gierstachtigen uitflag op den hals, horst, en zijden van den lijder ontdekt; en zomtijds eenen meer algemeenen rooden uitflag, die naar mazelen geleek. Behalven dezen uicflag wierden de
over KOORZEN. enz. 129
Petechia zeer gemeen ontdekt; en in eenige fcheen het ganfche lighaam gemarmert.
In vele was het aangezigt gefwollen, de oogen Honden fwaar, en met bloedbelopen; de keel meteen fprouwkorst overdekt , en de galachtige en verrotte afgangen, liepen ongevoelig af.
Verfcheide lijders hadden die koors, zonder eenig teken van long ontfteking; maar in de meeste dezer, kwam er na dat de koors verdwenen was, een allerlastigftVn hoesr.
De langdurigheid der ziekte was onzeker, en zommige ftorten weder in, 't welk zich niet te min niet noodlottig toonde. Zomtijds wierdt de fcheiding door een zagt fweet te weeg gebragt; echter gebeurden hec meer dat den lijder ongevoelig, in een flaapzuchcige geftelcheid door de ziekte woriklde.
De ziekte was zigtbaar befmettelijk: zelden of nooit gebeurden hec onder hec gemeen of de ganfche huishouding wierdc aangetast; en onder de lijders van de zieke beurs, kon men de befmetting maklijk van huis tot huis nagaan.
De volgende, was de voordeeligfte wijze om deze koors te behandelen. Den braakwijnfteen in den
beginne in zulke giften gegeven dat die een braking, verwekte; en daar na op zulk een wijze dat die een zagt fweet voortbragt; te gelijk met het Elix. Paregoric. om den hoest te ftillen, waardoor de koors zomH 4 tijds
130 WAARNE M IN GEN
djds op een maal weg genomen wierdt. Maar wanneer de.ziekte zig eens volkomen geyestjgt hadt, of fchoon de fpiesglas middelen, wanneer de krachten van den lijder haar gebruik toelieten, noch van nut Waren, was echter het eènigfte geneesmiddel dat zig van een zonderling nut toonde te zijn, de koors bast in zulke fterke giften gegeven, als de maag des hjder9 maar eeriigzints konde verdragen (*)
In-
(*) In de Fcbris Nova van het jaar 1685, welke een groote overeenkomst Jchijnt te hebben, met de bovengemelde koors, raadt Sijdemham om de koorsbast te geven wanneer die met fprouw, en hik verzelt was, of wanneer er tusfehenpozingen gebeurde. Maar ten aanzien van een meer algemeen gebruik der koorsbast in de genezing van deze koors, vinden wij de volgende aanmerking. „ De Geneesheeren welke door
„ de ondervinding geleerd hadden, dat al zulke koorzen , „ welke maar de minfle tusfehenpozingen hadden, en die wcli, ke dikwils niet verpoosde, van het jaar 1677 af, tot het het begin van het jaar 1684 toe, zekerlijk voor de koorsbast 5, weken, behandelde deze koors met liet zelve geneesmiddel. „ Maar hoe redelijk deze handelwijze ook was, lukte dit zo „ wel niet als in de voorgaande jaren. Want het nauwkeu„ rigst onderzoek gemaakt hebbende, vond ik, dat of fchoon
„ de koorsbast rijke/ijk gegeven wierdt, de ziekte daar zeldzaam voor week. Dierhalve» moet ik de her/lelling
„ van den lijder veel eer toe fchrijven aan het gelukkig tindigen der ziekte, als aan de kragt van het geneesmiddel"
Sphedula Montori-^ de nova; febris ingresfu. Uil het laaste ge-
over KOORZEN. enz. 131
Indien de ziekte aan den natuur was overgelaten, maar nog meer in hec bijzonder, wanneer er in den be*
gin-
declte dezer aanhaling, fchijnt het te bleiken, dat den fchrijver vcrwagte dat de koors bast even zo kragtig en fpoedig in de genezing van aanhoudende koorzen zou vezen, als hij zulks in tusfehen pozende koorzen bevond.
Maar om hier een andere aanmerking plaats te geven : den vermaarden Sijdenhain hadt de eer om den eerflen te zijn die de koorsbast in groote giften toediende, en dat zelfs op een tijd. dat den tuist der Geneesheeren van dien tijd, dezelve hij ■naar geheel uit de Materies Medica als een gevaarlijk, of ten minften als een nutteloos middel verbannen hadt. In verfcheide plaatzen van zijn werk, vinden wij hem deszelfs deugden onfchuld verheffen, en het ruime gebruik daar van in koorzen aanprijzen. Hij fchroomdè niet om wanneer anderdaag-
fche koorzen in aanhoudende veranderde , 'de koorsbast in het alleraanhoudenfte van dit zoort te geven; en hij merkt op , dat hoe nader tusfchenpozende koorzen tot de aanhoudende komen, het zij uit haar eigen aart, of door een te heete behandeling , hoe noodzakelijker het is om de koorsbast rijkelijk tot te dienen. „ Cum autemfebres qua jam apud nos gras„ fantur, etfi post fecundum tertiumv* paroxysmum reponere ,, fe in clasfem cthtinuarum nitantur, tarnen ad intermitten„ tes debeant referri; nulla mihi est religio Corticem vel in „ maxime Continuis hujus fpeciei fumendum proponere, qui „ dicto more iteratus ad apyrexiam eerto oegrum perducet
modo aspduus lectuli "cahr, el intempestivus cardiacorum „ ufus continuitatem febri non conciliaverint; quo in cafu
Pcruvianum Corticem nihil quicquam propeis fe plus femel
H -5 «*.
i2a WAARNEMINGEN
ginne fterke ontlastingen door aderlatingen waren in hec werk geftek, heb ik al te dikwijls hec ongelukkig
ein-
.» obfervavi. Neque mihi unquam contigit ut viderem „ nutn in quo propinatur Cortex (qttod jure qtiis pos fit fu„ fpicarf) febricitanti obfuiffe; e contra vero ca'or,fitis, c&,, tei aque febris ftjmptomata ut plurimum post asfumptam hu* „ jus remedii quantitatem fufftcientem, mox evanescent, yino ,, haud obftante, Hic autem obfervandv.m qtiod quo ma-
„ gisfebns five fponte fud ,five regimine calidioi i adcontinuita„ tem accedat, eo major corticis quantitas exhibenda; ita ut „ nonnunquam viderim morbum hunc non niftfefiui-ttncice , vel „ unciis ejusdem duabus cesfisfe." Epist. Refponfor I. Sydenham. Op. p. 26S.
In de Febris depuratoria, welke in dit Eiland no% een zeer gemeene verandering in de aanhoudende koors is, voegt er onzen wijd"ermaarden Schrijver op het einde van zijn brief bij „ Of „ de koors last deze koors zo zekerlijk zal genezen, als zij ge„ meenelijk de tusfchenpozende doet, kan ik hiet zeggen; maar ,, zoo die in de pest, en de aanhoudende volk gorzen, die daar „ doorgaans op volgen, gegeven wordt, moeten wij er dezelve ,, uitwerking van verwagten, die wij nu zien dat die in het „ Zijdewee, Long ontfteking, 't Bruin in de keel, en zoortge„ lijke ontfteking koorzen voortbrengt, in welke die oogen„ fchijneltjk gevaarlijk is.
Dat de koors bast in het ziide wee en andereplaatzelijke ontftckingen, fchadclijke gevolgen zal voortbrengen , willen wij gaarne geloven: n.aar wij konnen dat gevoelen niet enderfchrijven, dat die in de Pestenaanhoudevolkkoorzen , gevaarlijk zijn zeude; om dat die in zommige ftaten dezer ziekte, het r.uttigfte van alle geneesmiddelen zal bevonden worden.
over KOORZEN. enz. I33
einde daarvan gezien. Maar wanneer het lancet niec gebruikt wierdt, en de ziekte wei behandelc wierdt, (lierven er weinig van. Van vier en zestig lijders, die ik van de zieke beurs onder mijn zorg kreeg, had ik het geluk er maar twee van te verliezen.
Gevallen van de aanhoudende koors welke in ijjj in Newcastle heerschte.
I. GEVAL.
Jeanne Graij, oud dertien jaren, in een nauw gangje op de kaai wonende, wierdc den 5 October in de zieke beurs aangenomen. Zij was reeds acht dagen bedlegerig geweest, gedurende welke tijd zij bij naar altoos geijld hadt. Haar oogen (tonden droevig, haar tanden waren mee een fwarte- korst overdekt, en haar pols deedt 120 (lagen. Haar vel was droog, en zij was hard lijvig. Ik fchreef haar het fpiesglas poeder voor, om daarvan alle drie uuren drie greinen in te nemen.
Negenden dag. Zij hadt in den voornagt drie galachtige afgangen gehad, en was tegens den morgenflond in flaap gevallen. Toen ik haar op den middag bezogt, was zij nog ijlhoofevig, en haar pols was zeer rad en fwak. Men fchreef haar voor wijn te gebruiken, en twee lepels vol van het afkookzel dep koors bast alle twee uuren te nemen.
Tien-
m WAARNEMINGEN
Tienden dag. Er was geen verandering,uitgezonden dat zij mee eenen hoest geplaagd wierdt. Het afkookzel der koors bast met den Spir, Vitr. ten gezuurt, wierdc bevolen in grote giften toegediend te worden.
Elfden dag. Haar klagten waren dezelve. Ik fchreef haar voor een lepel vol van het koors bast drankje alle twee uuren in te nemen; en wijl zij haid lijvig was een gift van het Pulv. Eccoprot. tegens den nagc.
Twaalfden dag. Zij fteunden fterk, was zomtijds buiten haar zinnen, en onbekwaam om haar zeiven te bewegen, maar haar pols was fterker en veel in radheid vermindert: mee hec koorsbasc drankje wierdc voortgegaan.
Dertienden dag. Haar pols was nu maar weinig radder dan natuurlijk; maar haren hoest was las-! tiger: men ging voort met de koorsbast.
Veertienden dag. In den morgenftond was haar tong vogtig; zij hadt drie afgangen gehadt, en fliep veel door den dag: men hielde aan mee de koorsrbast
Haar tong was den zestienden dag zuiver, en zij was volmaakt bij haar verftand; den hoest was minder; maar zij was ongemeen vermagerc. Van dezen cijd af
aan begon zij erapswijze ce herftellen; maar ik oordeel den hec nodig om noch eenige dagen langer met den koorsbast aan te houden.
Der*
over KOORZEN. enz. 135
Den 19 October was zij in (iaat weder uit te gaan, en herftelden fchielijk tot haar vorige krachten.
De vader dezer lijderes wierdt den 14. Odtobermet de koors bevangen, hij wierdc op dezelve wijze behandelt, en de koors verliet hem den vijftienden dag; maar wierdt noch wel een week daar na door den hoest geplaagc.
II. G E V A L.
Maria Knox, oud zeven en twintig jaren, die in een nauw gangje bij de kaai woonde, hadc reeds agt dagen aan de koors gelegen , die met neus-bloedingen en verheffingen tegens den avond mee ijlhoofdigheid verzelc gingen. Zij was den 7 Oclober in de
zieke-beurs aangenomen. Haar pols was fwak,
en deedt 110 flagen in een minut; en zij hadc blauwagtige Petechia over haar lighaam. Ik fchreef
haar twee lepels vol van hec koorsbast drankje voor alle twee uuren in te nemen.
Negenden dag. Haar pols deedt 116 flagen; zij hadt onophoudelijke walgingen, braakten zomtijds de geneesmiddelen uit, en hadc cwee fcinkende afgangen in den nagt. De kamer waarin zij lag was klein, en niet luchtig zijnde, wierden de vensters bevolen open gehouden ce worden; en vier lepels vol van hec
vol-
13*5 WAARNEMIN GE N
volgende, wierden belast alle twee uuren ingegevei te worden.
^ Infus Cort. Peruv. unc. xij. Sal. Tart. dr. i.
Sp. Vitr. ten. q. s. ad faturacionem. M.
Tienden dag. Zij fweete des nagts overmatig.Haar pols deedt maar 90 flagen, en den afgang was matig. Het voorfchreve geneesmiddel wierdt herhaald.
Elfden dag. Zij hadt eenen zeer rustelozen nagt, en veel ftoelgangen gehad. Haar pols deedt 100 flagen , zij was zeer vervallen, en de Petechia bleven voort duren. Twee lepels vol van het koors bast drankje met eenige droppen Laad. Liqu. wierden haar alle twee uuren voorgefchreven.
twaalfden dag. Zij hadt des nagts twee afgangen gehad, maar hadt eenigzints gerust. Haar koors hielde des middags noch aan, haar drankje waar in een ons van de koors bast was, uit gebruikt hebbende, wierdf zulks herhaald.
Dertienden dag. Den afgang was verdwenen; maar wijl haar koors bleef voortduren, wierdc haar koorsbast drankje herhaald, maar zonder Laud. liq.
Veertienden dag. Zij hadt dezen nagt wel geflapen
lag
over KOORZEN. enz. 13?
lag 's morgens in een goed zagt fweet; de Petechice begonnen te verdwijnen, en zij hadt minder koors Haar "drankj» wierdc op nieuws wederom vervaardigt.
Den Sestiendèn dag. Was zij, fwakheid alleen uitgezonden , vrij van alle klachten. De koors bast wierdt haar nu maar drie maal daags gegeven. Op den tv/incigsten begon haar bui k te fwellen, weshalven haar een giïtRhabarbar voorgefchreeven wierdt:van dezen tijd af aan herstelden zij fchielijk, en was den 21 Oclober in ftaat haar briefje aan de zieke beurs te rug te brengen.
De dogter dezer lijderes de befmetting deelachtig geworden zijnde, wierdt den elfden dag in de zieke beurs aangenomen, en door dezelve wijze van behandelen, den zeventienden dag der ziekte van de koors genezen.
III. GEVAL.
Elizabet Wegent, oud zeven en veertig jaren, wierdt den j Oiftober in de zieke beurs aangenomen: zij hadt reeds nege dagen hec bed gehouden. De ziekte hadt haar fchielijk overvallen, en was met walgingen, en verval van geest en krachten gevolgt geworden: toen ik haar bezogt was zij zeer verfwakt, haar pols deedt maar 100 flagen; en mij wierdt berigt dat zij zedert twee dagen fterke krimpingen in de ingewanden en een zeer (tinkende buikloop gehad hadt. Het afkook zei der koors bast met Laud. Liqu. wierdt haar voor-
ge-
138 WAARNEEMINGEN
gefcbreven en men Het Port wijn in haar drinken doen.
Tienden dag. Haren afgang was nu gematigder,en haren pols veel beftendiger ,* ook begon haar tong aan de randen vogtig te worden. Men liet het af¬
kookzel herhalen, en haar tegens den nagt een gifc Rhabarbar in nemen.
Zij hieldt nog twee dagen met het afkookzel der koors bast aan. Den 13 dag vermeerderde de koors. Zij wierdt duizelig en befweek regc op zittende, en zij was geheel wanhopig van haar herftelling. Den afgang hadt opgehouden; en haar wierdt alle drie uuren een drachma^ van de koors bast voorgefchreven in te nemen.
Gedurende de volgende drie dagen was er geen wezentlijk onderfcheid te ondekken. Op den 18 was zij volmaakt vrij van koors, maar zeer verfwakt; en hadt een onophoudelijken hoest,zonder eenige ontlasting uit de borst. Ik fchrec f haar voor twee lepels vol van het Mixt. Oleos. met h :t Elix. Paregoric. alle drie uuren in te nemen.
Binnen twee dagen daar na verdween den hoest, en zij herllelden fpoedig tot een volmaakte welstand.
Deze lijderes woonde in een eng beflote gangje,bij de kaai, plumber chare genaamt; in welke plaats deze koors gemeen was geweest, en voor vele der gene, welke haar aün den natuur toevertrouwd hadden ,zeer noodlottig.
IV.
over KOORZEN. enz. 139
IV. GEVAL.
Johanna Cook, oud acht en dartig jaren, met de Zelvelijderes welkers geval ik zo verhaak heb, op dezelve verdieping wonende, wierdc den 10 Oftoberinde zieke beurs aangenomen. Zij hadc reeds elf dagen aan de koors gelegen haren pols was fwak en deedt 120 flagen in een minur; hec wie van haar oogen was met bloed belopen, haar tong was droog en bruin, en hare tanden fwart,zij raaskalde onophoudelijk, en hadt van den beginne der ziekte aan, beftendig gehoesc, niecs dan wac flijm uitwerpende. Zij was hardlijvig,
liet haar wacer ongevoelig aflopen, en lag in een klein kamertje. Ik fchreef haar voor alle cwee uuren een vierde van een grein van den braak wijnfteen in te nemen, tot zulks een braking zoude verwekken-, en liet haar wijn - wei met Oxijmel. fimpl. gemengc voor haren gemeenen drank gebruiken.
Twaalfden dag. De fpiesglas poeders hadden haar driemaal doen braken en haar eenen zagten afgang verwekt; maar maakte verder geen verandering in haar klagten. Drie lepels vol van het afkookzel der koors bast wierden voorgefchreven alle twee uuren in te nemen.
Dertienden dag. Haar pols was voller en niet zo menigvuldig, niec ce min blaakte zij in haar aangezigc I ea
i4o WAARNEMINGEN
en den hoest en ijlhoofdigheid bleven voortduren. Twee lepels vol van het koors bast drankje met den Sp. Vitr. ten gezuurt, wierden alle twee uuren in gegeven.
Veertienden dag. De ijlhoofdigheid bleef nu
onophoudelijk voortduren; haar oogen Honden zeer wild; en zij liet haar water ongevoelig aflopen. Haren mond was vol met taaiflijm, en zij hadt een geratel in haar ademhaling. Ik fchreef een gorgeldrank
voor; het koors bast drankje wierdt herhaald, en men zondt haar een fles oude Porcwijn, om naar vereisch, met haar voedzel en drinken vermengd te worden.
Vijftienden dag. Zij fprak nu voor de eerfle
maal verflandig zedert dat ik haar bezogt; maar raakte, weinig minuten daar na wederom aan 't prevelen en buiten verftand. Maar pols deedt maar 80 fla¬
gen ; haar oogen Honden fwaar, en zij liet haar water nog ongevoelig aflopen. Het koors bast drank¬
je wierdt herhaald.
Zestienden dag. Haren pols deedt 90 flagen;
en zij was buiten gemeen doof en flaap zuchtig. Haar drankje wierdt vernieuwt.
Zeventienden, dag, Zij hadt gedurende den
nagt fterk geijh: haar koors was deezen morgen matiger ; haar tong vogtig, en haar tanden wierden zuiverder. Zij gong met het gebruik van het drankje voort.
Ach-
over KOORZEN. enz. 141
Achiicnden dag. Zij waarfchöuden nu wan¬
neer zij moest wateren; maar bleef flaapzuchtig; en bij haar zelfs prevelende Den hoest zeer ver-
moeijend zijnde, wierdc haar het Mixt. e fperm. coeti met het Elix, Paregoric. tegens den nagt voorgefchreven.
Negentienden dag. Z\] hadt den ganfcheri
Voorleden nagt geflapen. Des morgens was zij
geheel vrij van koors, maar zeer doof.
Twintigften dag. Zij klaagden over niets, uit¬
gezonden fwakheid en hoest , weshalven haar voorgefchreven wierdc om alle vier uuren twee lepels vol te nemen, van
Mixt. e. Sperm. coet unc. viij. Elix. Paregor. drach. ij.
M.
Den drie en twintigften was haren hoest geheel verdwenen ; en zij was in ftaat op te zitten; kort daar na was zij volkomen herfteldt , en bedankten haren verzorger.
V. GEVAL.
Anna Stuarc, oud zeven en veertig jaren, met bo1 » ven
J4a W A A R N E M I N G E N •
vegenoemde lijderes in een huis wonende , wierdt op den 10 October in de zieke beurs aangenomen. Drie van haar kinderen waren van de koors herfteld, en het was nu den negenden dag zedert zil door de koors overvallen was. Haar ademhaling was zeer kort en piepende; zij klaagde over eenfpanning,maar over geen pijn in de borst, en over een geweldige hoofdpijn. Haar tong was droog, haar oogen met bloed beloopen, en zij hadt fterke walgingen; haren pols deedt 100 flagen in een minut die zeer klijn en vervallen was ; en zij hadt fterke fubfultus tendinum. Men liet haar wijn gebruiken, en alle twee uuren twee lepels vol van het zee ajuin drankje , waar in een weinig van den braak wijnfteen gedaan wierdt.
Tienden dag. Dit geneesmiddel deedc haar
braken, 't welk haar van de fpanning op de borst bevrijde. Zij lag dezen morgen in een warm algemeen fweet; haren pols deedc maarioo flagen, en Was in allen opzigte veel verligt.
Elfden dag. Den hoest was ruimer, en zij
ontlaste een aanmerkelijke menigte flijm uit de borst. Ik fchreef haar een drankje mee een half ons vsn de koors base voor, dat mee den fpir. vitraeu. gezuurt was.
Op de 14 was zij geheel vrij van koors, maar bleef bij aanhouientheid fwak.
Den
KOORZEN. enz.
143
Den zestienden nam den hoest toe , waar om haar alle drie uuren twee lepels vol van hetfperma ceeti drank j je met het Elix. Paregor. gegeven wierden.
Op den twintigsten was den hoest geheel verdwenen, en was weinig dagen daar na volmaakt herfteldt,
VI. GEVAL.
Robbert Cormick, oud negen jaren, wierd: op den 14 Oétober in de zieke beurs aangenomen. Hij woonde in een nauw gangje bij de kaai, en hadt het bed reeds vijf dagen moeten houden. Toen ik hen be¬
zogt, klaagden hij over mislijkheid, en braakte veel gal, hadteen geweldige hoofdpijn, en hadt geen afgang; zijn pols deedc 116 flagen, zijn vel was heet en droog; en mij wierdc berigc dat alle toevallen tegens den nagt verfwaarde. Ik fchreef voor alle drie uuren drie
greinen van het fpiesglas poeder in te geven; en een poeder met Calomel. en Rhabarber tegens den nagt.
Zesden dag. Hij braakten verfcheide reizen,
en hadc eenen afgang gehad; maar was des nagts zeer wezenloos geweest. Zijn pols deedt 120 flagen,
de walgingen hielden aan, brakende zo dra hij zijn hoofd van hec kusfen ligte. Men hadt de voor-
gefchreve Rhabarbar vergeten in te ge ven, dus wierdt die jn mijn bijzijn toegcdient.
I 3 Z*
i44 WAARNEMINGEN
Zevenden dag. Hij was den voorleden nagt
zeer ijlhoofdig geweest: rijnen pols deedt dezen morgen ico flagen. Ik fchreef voor.
# Iulap. Acid. unc iv.
Pulv. Cort. Peruv. dr. ij.
M.
Cap. cochl. i. alternis horis
En belaste dat men hem tegens den nagt twaalf gieinen van het Pulv. Eccoprot. zoude ingeven.
Achfien dag. Ilij hadt een zeer rustelozen nagt doorgebragt: zijn pols was fwak, en deedt 118 flagen: bij vlagen was hij buiten zijn verfland, plukte op de dekens; en men ontdekte verfcheide Petechia op zijn lighaam. Zijn drankje wierdt weder ver¬
nieuwt, en zijn poeder als voren tegens den nagt,
Hij bleef coc den veertienden dag genoegzaam m den zei ven flaat, gebruikte zijn geneesmiddelen niec te min gezet; waar na de koors hem verliet, maar hij behieldt eenen lastigen hoest.
Den vijftienden dag der ziekte nam den hoest fterk toe, waar om hem het olieachtig drankje, met hes Elix. Paregor voorgefchreven wierdt.
Den hoest verliet hem op den agtienden dag; zijnen eetlust kwam weder, en hij herftelde fchielijk tot zijn yorige gezondheid.
Vil.
over KOORZEN. enz. 145
VII GEVAL
Richard Yeoman, oud zeven jaren, wierdt den 1 % October in de zieke beurs aangenomen; woonde in een nauw gangje bij de kaai. Zijn zuster herftel-
de even uit een heete koors, en eenige andere lij Jert door de zieke beurs verzorgt,' lagen in hec zelve huis ziek. Hij was buiten verftand; zijn pols deedc
140 flagen in een minut,- zijn vel was heet en droog en zijn aangezigt gloeijde; hij hadt geeuen hoest maar zijn ademhaling was kort en moeilijk: hij was hardlijvig. Het zesde gedeelte van een grein van den braak wijnfteen , wierdc voorgefchreven alle uuren te worden ingegeven.
Vierden dag. Hij fweete des nagts, maar hec Spiesglas poeder bragtgeen andere ontlasting voort. Des middags was hij bij zijn verftand, en zijn pols deedc 130 flagen; en men liet met het gebruik der geneesmiddelen voortgaan.
Vijfden dag. Zijn pols deedt 1 10 flagen, zijn tong was wit en beladen ; en hij was volkomen bij zijn zinnen. Hij verlangde dun bier te mogen drinken 't geen hem voor zijnen gemeenen drank wierdt toeftatm.
Zesden dag. Zijn koors bleef aanhoudende, en 2ijn pols was zeef zagt. Ik beval dat men de
vensters zoude open houden, en hem alle twee uuren I 4 eea
146 WAARNEEMINGEN
een lepel vol van het koorsbast drankje in ziu ge.'en, en om dat hij hardlijvig was, een gift van het Pulv. EccoproHcus tegens den nagt.
Achtften dag. Hij was zeer koorzig, en te¬
gens den avond buiten zijn verfland. Geen afgang gehad hebbende onsangezien hij 's avonds te voren een weinig Calomel gebruikt hadt, liet ik hem een aftrekzei van zenebladen lepelsvvijze gebruiken; en na dat dit zijn uitwerking verrigt hadt, liet men hem met het gebruik der koorsbast voortgaan.
Tienden dag. Hij hadt des nagts wel geflapen. Des middags was zijn vel klam, zijn pols deedt 100 flagen en zijn tong fcheen zuiver. Men ontdek¬
te een aantal gierstachtigen uitflag over zijn hals en borst.
Hij bleef met het gebruik van den koorsbast voortgaan , den gierstachtigen uitflag verdween; maar zijn vel bleef op 't gevoel zeer rouw.
Den zestienden dag was hij geheel vrij van koors, en zijnen eetlust begon zig te herftellen. Op den negentienden was hij zo wel, dat ik het onnodig dagt hem verder te bezoeken.
VIII. GEVAL.
Nicolaas Hanfon, zeventien jaren oud, digt bij de laai wonende, wierdc den 23 Oclober in de zieken
beurs
over KOORZEN. enz. i47
beurs aangenomen: hij hadt het bed reeds zedert tien dagen gehouden; gedurende welke tijd hij genoegzaam altijd buiten verftand was geweest, en zeer met eenen hoest geplaagt. Zijn pols deedt maar i oo flagen
in een minut, en die, zeer fwak; zijn oogen ftonden droevig; zijn ilapen met een klam fweet, en zijn keel met een fprouwachtige korst overdekt; echter flikten hij zonder moeite. Zijn borst was vol Petechia, en hij was gedurende eenige dagen hardlijvig geweest. Ik fchreef eenen gorgeldrank voor, om zijn monden keel te wasfchen; en beval dat men hem alle twee uuren twee lepels vol van het volgende drankje zoude ingeven.
^ Mixt. Peruv. unc. viij. Pulv. Rhei Scrup. ij.
M.
Elfden dag. Hij hadt den ganfchen nagt zeer geraasdkald, en fterk gehoest. Zijn tong en tan¬
den waren dezen morgen fwart, en hij hadt een dunnen afgang. Ik fchreef voor dat men hem een drachma van de koorsbast zoude ingeven, zo lang zijn maag zulks maar verdragen wilde.
De drie volgende dagen, gebruikten hij daaglijks anderhalf ons der koorsbast.
1 5 Op
148 WAARNEMINGEN
Op den veertienden vond .ito hem, na een rusteloze nagt doorgebragt te hebben , in een diepen llaapï waar in ik beval hem niet te (tooren.
Op den vijftienden was zijn vel koe!, zijn tong zuiver, en zijnen pols deedt maar 70 (lagen: hij klaagde over eenen moeilijken hoest, en pijn in zijn keel, welke niet te min, op het onderzoek volmaakt gezond fchenen. Men hieldt met het gebruik der koorsbast aan.
Weinig dagen daar na verdween den hoest geheel, zonder daar eenige geneesmiddelen toe voor tefchrijven. Zijnen] eetlust en krachten keerden weder, en ik verzogt hem den vijfden November voor zijn verzorging te gaan bedanken.
IX. GEVAL.
L Dikfon, oud dertien jaren, lag in dezelve
kamer met haar fwager; den lijder, wiens geval ik zo even verhaalt heb. Zij wierdt op den 13 November, zijnde den tienden dag van haar ziekte in de zieke beurs aangenomen. Haar oogen (tonden
fwaar," haar tanden waren fwart; en men ontdekte Petechia over haar lighaam: haren pols deedt 120 (lagen , was met vlagen ijlhoofdig, en hadc een moeilijken hoest, die haar ziekte van den beginnen aan verzeld hadc: haar vel was droog, en zij was hardlijvig,
over KOORZEN. enz, 149
vig. Ik liet haar mee de beenen in warm water
(leken, en alle twee uuren twee lepels vol in nemen van:
W- Julap, Emet. unc. vi. Elix. Paregoric. dr. i.
M.
Elfden dag. Dit geneesmiddel deedt haar vijfmaal braken, en verwekte eenige zagte ftoelgangen. Den hoest was vermindert, maar zij hadt fterke trillingen. De ijlhoofdigheid was fterker, en haar tong was zeer droog en met barften. Ik fchreef voor, om haar alle twee uuren drie lepels vol van hec afkookzel der koorsbast, mee eenige weinige droppen van hec Elix. Paregoric in te geven,
Twaalfden dag. Zij hadc des nages iecs geflapen, haar pols deedc dezen morgen 120 flagen, en zij fteenden en praten heel veel. Haar tong was
meteen fwarte taaie flijm overdekt, en haar keel met een fprouwachtige korst: zij ftamerde in haar fpraak; en de Petechia bleven voort duren. Ik fchreef
eenen afvegende gorgeldrank voor, en drie lepels vol van het volgende drankje alle twee uuren te gebruiken
W fn-
iSo WAARNEMINGEN
Infas Peruv. unc. x.
Pulv. Cort. Peruv, unc fem.
Sp. Vitriol. q. f. ad gracam aciditatem.
M,
Dertienden dag. De keel was beter; maar
de overige toevallen waren als gisteren.
Veertienden dag. Zij hadt den voorgaanden
ragt wel gerust: haar tong fcheen dezen morgen zuiver; den hoest was matig, en haar fpraak natuurlijk; de fubfultus tendinum waren verdwenen; en haar pols deedt 100 vrij geregelde flagen. Ik iiec haar
drankje wederom vernieuwen, maar liet daar nog eens Zo veel van de koorsbast in doen.
Vijftienden dag. Zij hadt des nagts wel geflapen ; en haren pols was dezen morgen minder rad, dan in den gezonden flaat: haar drankje wierdc wederom vernieuwd.
Haar genezing wierdc voor een dag of drie vercraagt, door een braking die zij kreeg, zonder eenige mislijfe. heid. Zij was zeer graag in 't eeten, terwijl
haar maag zeer fwak was; men verzogt haar matig te eten, en drie maal des daags eenige weinige droppen van het Elix Vitrioli te nemen.
Den een en twintigften verliet haar het braken ganfchelijk, en zij herftelde fpoedig tot haren vorigen welfland. X'
over. KOORZEN. enz. 151
X. GEVAL.
Maria Lamblij, oud vijf en vijftig jaren, en van een teder lighaamsgedel , wierdt na gedurende een maand met een lichten hoest gekwollen te zijn geweest door een koude rilling overvallen , welke gevolge wierdt door een geweldige hoofdpijn en een deekte in haar zijde, dit gebeurde drie dagen voor dat ik haar bezogt. Zij woonde in een nauw gangje bij de
kaai; en was door 't bezoeken van zieken veel aan befmetting bloot geilek geweest. Een briefje voor de zieke beurs gekregen hebbende, bezogt ik haar voor de eerde maal op den 24 Oétober. Haar pols
deedt 112 flagen in een minut, en wasklijn, fwak en dobberende; zij klaagde over geweldige hoofdpijn, boeste veel, en de dëekte bleef aanhoudend: maar haar krachten waren zo vervallen, en zij was zo flauw, dat ik niec wagen dorst om een aderlating voor te fchrijven: ik liec derhalven alle drie uuren een vierde van een grein van den braakwijndeen in nemen, en twee lepels vol van hec fperma coeti drankje; en liec een fpaanfche vlieg op de zijde leggen.
Vierden dag. Zij braakte een merkelijke me¬
nigte gals. en kreeg door de fpiesglas middelen twee afgangen, welke haar zo veel verügting aanbragten dat zij de fpaanfche vlieg niet gebruikte. Des
mid-
i5i WAARNEMINGEN
middags deedt haar pols ico flagen, de fteekte was verdwenen, maar zij klaagde flerk over krimpingen in de ingewanden: men ging voort met het gebruik der geneesmiddelen; en men liet haar toe wijn wei voor haren drank te gebruiken.
Vijfden dag. Zij was hardlijvig, en klaagde
over een pijn in haar maag en ingewanden. Haren pols deedc 100 flagen , en de hoofdpijn bleef met evenveel geweld aanhouden; ik liet een fpaanfche vlieg agter ieder oor leggen, en alle twee uuren twee lepels vol van het volgende drankje in geven.
\Y Julap. Salin. unc. vj. Pulv. PJiei. dr. i.
M.
Zesaen dag. Een roden uitflag wierdt er op
haar borst ontdekt, die met eenige vlakken als Petechia vermengt was; haren pols was zagt en zeer' fwak ; zij hoesten dikwijls hadc geen pijn , maar een fpanning in haar ademhaling. Drie lepels
vol van hec afkookzel der koorsbast, wierden voorgefchreven alle twee uuren gebruikt te worden.
Zevenden dag. Zij hadt dezen dag verfchei¬
de afgangen: toen ik haar des avonds bezogc, was zij ongemeen fwak, en haar cong was droog en fwart. Ik fchreef voor om tegens den nagt twaalf greinen van hec
Puit.
over KOORZEN. enz. 153
Pulv. Dover, in te geven, en met het gebruik der
koorsbast voorttegaan.
Agflen dag. Zij hadt des nagts wel geflapen;
was des morgens in een matig fweet, en den afgang hielde op. Met het gebruik der geneesmidde¬
len wierdt aangehouden.
Negende dag. Zij hadt drie galachtige afgan¬
gen gehadt, hadt eenen zeer rusteloze nagt door gebrag en zomrijds buiten verftanc geweest. Des mid¬
dags deedt haar pols n8 flagen, zij hadc ligte fub. fult tendinum; hoeste, en piepce fterk, ademhalende. Den uicflag was bij naar verdwenen. Men liet
haar meer wijn gebruiken, mee hec afkookzel der koorsbasc voorc gaan, en hec Pulp. Dover, tegens den nagt.
Tienden dag. Haar ademhaling was nu zeer
moeijlijk, haar pols was zeer rad en dobberende. Een drankje met het Acet. Scill. wierdt voorgefchreven, en een fpaanfche vlieg tusfehen haar fchouders gelegt.
Elfden dag. Den hoest was minder; maar de
fubfultus tendinum en raaskalüng waren zeer fterk, en de Petechia talrijker. Ik fchreef voor alle twee
uuren vier lepels vol van het afkookzel der koorsbasc met Oxijmel Scill. in te geven.
Twaalfden dag. Zij raaskalde nu onophoudelijk, haren pols was zeer gevallen, zij hoesten dikwijls
154 WAARNEMINGEN
wijls, maar wierp niets uit, Een halve drachma
der koorsbast wierdt ieder rijze met het afkookzel in gegeven.
Dertiende dag. Zij hadc den vorigen nagt
haren afgangen water ongevoelig laten aflopen. Haaf pols deedt dezen morgen 120 swakke flagen ; zij hadt onophoudelijke ftuipagtige kramptrekkingen in haar aangezigt; en haren hals en borst waren vol met een witcen gierstachtigen uitflag.
Wijl zij buiten ftaat was de koorsbast te gebruiken, voorfchreef ik fterke wijn wei met Citroen zapgezuurc en een hertfterkend drankje met een weinig Oxijmel Seill.
Op den zeventienden dag waren haar handen, armen, en haar ganfche lighaam ovefdekt met een witten gierstachtigen uitflag ; haar ademhaling was piepende en racelende; en men oncdekce een verfterving op haar heup. Zij was in geen vier dagen in ftaat geweest eenige geneesmiddelen in ce nemen, . Des avonds omtrent zeven uuren wierdt haren linker arm door een windzugtige fwelling aangedaan, en zij ftierf 's nagts ontrent twaalf uuren.
XI GEVAL
Richard Wilks , oud vijfcndartig jaaren, hadt ontrent' veertien dagen voor dat ik hem bezogt, vijf dagen aan een koors gelegen. Den 15 October kreeg
hij
over KOORZEN. enz
155
hij op nieuws een koude rilling, welke met de gewone tekenen van een heete koors gevolgt wierdt; en op den 27 wierdt hij in de zieke beurs toegelaten. Hij klaagde over een groot verval van krachten; zijn pols was klein en rad; zijn tong beflagen; hij hoestefterk; en was zeer geesteloos. Ik fchreef hem het vol¬
gende braakmiddel voor.
# Pulv. Ipecac. gr. xij. Tart. Emetic. gr. i et fem. Aq. Pura unc. i.
M.
De drie voorgaande nagten geen rust genoten hebbende , beval ik tegens den nagt twaalf greinen van Dover s poeder in te geven.
Vierden dag. Hij hadt gister avond een mer¬
kelijke menigte gal's gebraakt, en vier afgangen gehad. Zijn pols deedt dezen middag 100 flagen, en was ongemeen fwak. Hij klaagden over hoofd¬
pijn , draijingen, en over eenen bitteren fmaak in zijnen mond. Ik fchreef hem aanftonds twee fcrupels en een half van het Pulv. Eccoprot. voor. Des avonds kreeg hij drie ftinkende galachtige afgangen; zijn koors was matig, maar hij was gansch wanhopig van zijn herftel. Ik liec hem tegens den nagc het volgend drankje ingeeven.
K
156 WAARNEMINGEN
Pulv. Lover. Serup. i.
Anthnonial. gr. tij. Aq. Puree unc. i. M.
Den wijn wierdt toegelaten vrij te gebruiken
Vijfden dag. Hij was zeer ijlhoofdiggedurende den nagt geweest: maar was in den morgenftondin een zagt fweet; zijn vel was gematigd, zijn pols deedt 100 flagen, en zijn water liet een dik zetzel doorzinken. Ik fchreef voor alle twee uuren twee lepels vol van het koorsbast drankje in te geven; en het laast voorfchreevene drankje in geval den buikloop weder kwam tegens den nagt.
Zesden dag. Hij hadt gister nademiddag drie
afgangen gehad, en dezen morgen eenen. Des middags klaagden hij over een pijn in zijn maag, maar zijn pols deedt maar 92 flagen. Het koorsbast
drankje wierdt vernieuwd en het voorgemeld drankje wederom tegen den nagt ingegeven.
Zevenden dag. Hij hadc 's nagts geijld:
hadt dezen morgen verfcheide afgangen; en klaagde over persfingen, en pijnen in zijn ingewanden. Ik liet hem een gift Rhabarbar in wat van het zoute drankje toedienen, en met zijn voor gemelde geneesmiddelen aauhouden.
De pijn in zijn ingewanden was de volgende dagen
mak-
over KOORZEN. enz. 157
maklijker; hij ruste des nagts redelijk wel, en den buikloop was matig; niet te min bleef hij nog beftendig in het begrip dat zijn herftelling onmooglijk was.
Zijn tanden wierden op den tienden dag fwart en beladen; zijn vel was heet, maar zijn pols deedt maar 84 dagen. Den elfden dag fweeten hij fterk, zijn pols deedt 100 (lagen, en hij was zomtijds buiten zijn verftand.
'i
Den twaalfden dag deedt zijnen pols 100 (lagen; zijn oogen (tonden wild ; en hij liet verfcheide malen zijnen afgang die zeer rottig was, ongevoelig aflopen, die door krimpingen in d- ingewanden voor afgegaan wierden. Ik fchreef een braak middel voor, en daar na het aftrekzei der koors base, met Tinei. Thebak.
De drie volgende dagen bleven gemelde toevallen aanhouden, of fchoon hij behalven het afcrekzel der koors bast, alle drie uuren brokjes met Ipecacuanna innam.
Zijn borst en zijdens waren den vijftienden dag vol met een witten gierst achtigen uitflag. Den zestienden was zijn buik gefpannen, zijn tong fwart, en den roctigen buikloop bleef aanhoudend, hij kreeg den hik, en raakte buiten ftaat iets meer te konnen innemen.
. Den zeventienden wierden de bekleedzelen van den K 2 buik
i58 WAARNEMINGEN
buik blauwachtig, zijn ledematen wierden koud en hij ftierf des avonds.
XII. GEVAL.
Elifabet Johnson, oud twintig jaren, wierdt den 15 October in de zieke beurs aangenomen. Zij hadt reeds tien dagen aan de koors en buik loop ziek gelegen. Haren pols deedt 100 fwakke flagen; haar tong was droog, haar tanden beladen, haar oogen Honden droevig, en haar verlïant was bedwelmt. Ik fchreef voor alle fwee uuren twee lepels vol van het koorsbast drankje met eenige droppen van de Tinei. Thebaic. in te geven.
Elfden dag. Zij hadc des nagts fterk geijld, en hadt een ligte bloeding uit de neus gehad. Des morgens was den buikloop matig, maar zij klaagde over den hik ,■ het drankje der koorsbast wierdt vernieuwt, maar zonder Land.
Twaalfden dag. Er was geen onderfcheid
van eenig aanbelang te ontdekken. Om dat haar maag de koorsbast niet fcheen te willen verdragen, liet ik haar alle twee uuren vier lepels vol van het aftrekzei daar van in geven.
Dertienden dag. Den hik was minder maar
de koors en ijlhoofdigheid bleven voortduren.
Veertienden dag. Den hik was verdwenen \
zij
over KOORZEN. enz. 150
zij was bij haar kennis, haren pols deedc maar 80 flagen ; maar zij was zeer zwak. Men gong met het aftrekzei der koorsbast voort.
Vijftienden dag. Den hoest voor haar nu zeer
vermoeijend zijnde, fchreef ik het fperma cceti drankje mee Elix Paregoric voor.
Zestienden dag. Zij fliep , bijna aanhoudende.
Zeventienden dag. Zij kreeg den hik weder¬
om, haar cong bleef bij aanhoudendheid droog; zij was zeer flaperig ea wezenloos, en wanneer zij opzat fchudden haar hooft. Zij hadt eene geneigtheid
tot braken. Daar pols deedc maar 60 flagen,
en haar vel was matig. Ik fchreef een zagt braakmiddel voor: en een aftrekzei van kruizemunt met wat geest van Salpeter, voor haar gemeen drinken; en liec haar toe zo veel wijn te gebruiken als zij begeerde.
Den hik vertoonden zig zomtijds noch gedurende drie dagen lang, niet te min fliep zij bij tusfehenpozen veel; nam echter het aftrekzei der koorsbast gewillig wanneer haar zulks aangeboden wierd.
Den twee - entwintglten klaagde zij fterk over den hoest. Den trek tot eten begon weder te ko¬
men. Den zevenentwintigften was zij in ftaat
om door de kamer te wandelen, en van die tijd af aan hei Helden haar gezontheid en krachten trapswijze* K 3 Twe*
\6o WAARNEMINGEN
Twee zusters dezer lijderes lagen gelijktijdig aan de koors: dejongfte, tien jaren oud, hadt eenen hoest, ijlhoofdigheid, en buikloop: zij gebruikte de koorsbast als voorfchreve, en [was den agtienden dag herfteld. De oudfte, zeventien jaren oud, hadt
behalven de bovegemelde toevallen, een pijn in haar borst, ligte fteektens een piepende ademhaling, en een menigte gierstagtigen uitflag. . De koors verdween door dezelve middelen op den agtienden dag; maar zij was door de ziekte zodanig uitgeput, dat het verfcheide weken duurde voor dat zij tot haren gewonen ftaat van gezondheid herftelde.
XII. GEVAL.
ThomasLillic, oud agt jaren, in een gangje bij de kaai wonende, had reeds zes dagen aan een koors gelegen , zijn pols deedt 120 flagen, de werking der bloedvaten was zeer fterk, en hij hadt alle avonden een verheffing van koors met ijlhoofdigheid verzelt. Ik fchreef het fpiesglas poeder voor, om daar van alle twee uuren twe'e greinen in te nemen.
Zevenden dag. Zijn tong was hoornagtig,
zijn vel zeer heet, maar de hevigheid van den pols was door de fpiesglas poeders, merkelijk vermindert, die hem agt ftoelgangen verwekt hadden. Ik fchreef voor dat men hem het aftrekzei der koorsbast,
zo
over KOORZEN. enz. 161
zo dikwijls, en zoveel zoude geven, als zijn maag zulks verdragen wilde,
Achtften dag. Hij hadt des nagts fterk geijlr.
Zijnen pols deedt dezen morgen 120 flagen. Zijnen hals en borst waren met een roden gierstachtigen uitflag overdekt, en hij hoeste dikwijls zeer fwaar. Het aftrekzei der koorsbasc wierdt herhaalt, dat met een ontbinding van [penna coeti verzagt wierdt.
Negenden dag. Men ontdekte weinig veran¬
dering. Den tienden, was den hoest maklijker,
hij was volkomen bij zijn kennis, en zijnen pols deedt 118 flagen , maar den uitflag bleef even rood.
Twaalfden dag. Zijn pols deedt 1 &o flagen , zijn tong was droog en bruin, en hij hadc een beftendige walging. Ik fchreef een braak middel voor, en liet met de koorsbast aanhouden.
Veertienden dag. Hij hadt 's nagts wel geflapen. Den uitflag fcheen nu doffer van kleur e» begon af ce fchilferen.
Vijftienden dag. Hij was geheel vrij van koors; maar den hoest was zeer vermoeijende, waarom ik hem het drankje met Sperma coeti en Elix. Paregoric. voorfchreef.
Vijf dagen daar na verliet hem den hoest, en hij herftelde fchielijk tot zijn vorige gezondheid.
t 4 XlVa
XIVa
16% WAAR.NEM IN GEN XIV. GEVAL.
Thomas Boag, oud vijftien jaren, woonde in een nr-nuw gangje bij de kaai, wierdt den 25 November in dé ziekebeurs aangenomen. Hij was door zijn moeder befmet geworden, welke, hare riekte aan de natuur toebetroud hebbende, daar aan was overleden: en hadt met twee van zijn broeders, die reeds begonden te herftellen, in dat zelve bed gelegen : het was nu reeds aen zevenden dag zijner ziekte: zomtijds was hij buiten kennis; zijn pols deedt 120 flagen; cn zijn vel was met eenen gierstachtigen uitflag, metP dat zij heel wei verdroeg, gebruikt hadc. 's Middags kreeg zij een neus bloeding die flaauwce te weeg bragt. Men fchreef
haar
(*) Zie deszelfs bereiding voren bladz. h54
L
ira W AARNE M I K G EN
haar Tln'ct. Rofar. en roden wijn, van elks evenveel voor haren gemenen drank voor. Ten negen uuren des avonds kon men nog geen verandering gewaar worden , als alleen dat de neusbloeding ophield, en den buikloop gematigder was; met de geneesmiddelen wierdt belast gezet voort te gaan.
Elfden dag. Zij was gedurende den nagt flaapzugrig, en zomtijds raaskallende geweest: had: tegens den morgen eenen dunnen Hinkenden afgang, gehad. Een fcrupelvan het poeder der koorsbast wierdt bevolen ieder reize met het aftrekzei ingegeven te worden. Haar pols was des avonds geregelder ; zij nam den koorsbast maklijk; en hadt dezen dag maar twee afgangen gehad.
Twaalfden dag. Zij was zeer flaapzugrig,
maar antwoorde verlhmdig wanneer men tegen haar fprak.- Zij hadt maar eenen afgang gehad: en
haar pols op drie onderfclieide tijden van den dag onderzogt, kwam niet boven de 100 flagen in een minut. Zij ging niet het gebruik der geneesmiddelen voort.
Dertienden dag. Zij hadt gedurende den nagt
veel geilapen; haar pols deedt des morgéns niet meer als 88 flagen; haar vel was van een gematigde warmte; en z-i-j was volpakt bij haar kennis; maar haar torig:bleef fwart, en haar tanden beladen.
Veertienden dag. Haar pois was vrij geregeld
en
over KOORZEN. enz. i7%
en zagt, deedt niet boven de 80 flagen, maar haar tong en tanden waren als gister, onaangezien die met het aftrekzcl van rozen en roden wijn, dikwils fchoon gemaakt wferden. Met het poeder en afcrekzel der koorsbast wierdt voortgegaan.
Vijftienden dag. Zij was gedurende den nagt
raaskallende geweest: haar vel was dezen morgen heet en droog, haar pols deedt 100flagen, en zij lag nu iaeen prevelende ijlhoofdigheid. Haren rug, was ter plaatze daar men in den beginne van haar ziekte de fpaanfche vliegen geplaatst hadt, ontdoken, zeer pijnlijk i en etterde fterk. Zij kreeg dezen dag drie afgangen, en haar koors verhefte zig fterk tegens den avond. Men liet haar tegens den nagt een drankje met eenige droppen van den Vin Jpecacuan* en Tinei. Thebaic. in geven, en met de koorsbast voortgaan als voren.
Zestienden dag. Des morgens hadc zij een
neusbloeding: haar tong was droog, fwart, en aan de randen met fweerejes bezet. Des avonds raas¬
kalde zij wederom, maar haar pols bleef vrij geregeld. Zij nam hec afcrekzel mee genoegen, maar weigerde hec poeder der koorsbast meer te nemen.Wederom eenen dunnen afgang gehadt hebbende-, wierdc hec ruscmiddel herhaald; en wijl haar den roden wijn begon cegen te' Iban, tóe men hn&r ouden rijnfehen wijn met *?ater voor kmn gemeden drank gebruiken.
L % Ze*
174 W-A A'RNEMINGEN
Zeventienden dag. Zij hadc gedurende dezen
nagt wel geflapen; en wij hadden hec genoegen te vinden dat haaT pols dezen morgen maar 80 flagen ineen mirur deedt, dat hare oogen haren luister weder gekrei gen hadden; en dat zij trek tot voedzel kreeg. Met verwondering vonden wij haren pols des avonds 120 flagen te doen, en alle andere rekenen der koors vermeerdert: hiér onderzoek naar doende, vonden wij dat zij haar zelve vermoeijd hadt, door mee een bode die van haren vader gekomen was, te pracen: wij fchreven dierhalven om den drift der geesten te bedaren , een rustmiddel voor, om tegens den nagt in te nemen. •■-
Agtienden dag. Z\] hadt eenen zeer rustelo-
zen nagt doorgebragt, en geijld: haar borst en zijden waren des morgéns , onaangezien deur en venfters van haar vertrek, zo lang ik haar bezogt hadt, van tijd tot tijd waren open gebonden geweest, met eenen witten gierstachtigen uitflag overdekt: het binrtönlle van haar lippen, haar keel, en Velum pendtilum palati met fprouwachtige fweertjes overdekt, en haar pols deedt 120 flagen. Wijt-zij -de laaste twee dagen wei-
nÜT koerstest gebruikt h'uir , bevolen wij het aftrekzei fterke- re geven, wijl haar maag het poeder -niet-verterc*-w?tëé,.i»1''' <■ t ntt t» #1 > '• '• b
' Negttrt^e'-Bfig. Haren monden keel'fchenen
erger, haaf pols deedt 123 flagen en-den gierscachti* .1 gea
over KOORZEN. enz.
gen uitflag was menigvuidigcr. Wij fchreven èencn gorgel drank mer Mei. Rofar. en fp. [al. Marln voor, lieten met hec aftrekzei der koorsbasc voortgaan, en wijn wei mee citroen zap gezuurc, voor haren gemencn drank gebruiken.
Twintigsten dag- Was het het zelve als daags te voren. Ik gaf haar 's morgens een ferupel van het poeder der koorsbast met het aftrekzei in, 't geen zij binnen hielde; en hier mede wierdt den ganichen dag door, gezec voort gegaan.
Een en Twintigfien dag. Des morgens hadt zij een verpozing van koors; maar die verhefte zig wederom tegens den avond. Men gaf haar wederom Rijnfchcn wijn met water voor haren gemenen drank, die zij voor de wijn wei verkoos,
Twee en Twintigfien dag. Zij was vrij van koors de keel fcheen zuiver, en den gierstachtigen uitflag begon af te fchilferen.
Drie en Twintigfien dag' Haar vel was nu koel haar pols natuurlijk, maar was met een klein hoestje geplaagt, en cot den laagsten crap van fwakheid vervallen. De koorsbasc wierdt vooregebruikc.
Vier en Twintigfien dag, Zij zac een uur op en begon crek toe voedzel te krijgen: haren rug daar de fpaanfche vlieg gelegen hadt, was nu bij naar genezen, Ik liec het poeder en 'c aftrekzei der koorsbast nu maar driemaal des daags gebruiken.
E 3 Ha-
176 WAARNEMINGEN
Haren hoest was de vijf volgende dagen zeer lastig, waarom men haar een drankje met Sperma coeti en hec Elix. Paregoric. tegens den nagt voorfchrcef.
Zes dagen daar na vertrok zij naar haar vader, die meer dan 60 mijlen van Newcastle woonde, en of fchoon zij zeer fwak was, volbragt zij die rijs in drie dagen, ik had het genoegen berigt te worden, dat zij tot haar gewone gezondheid en krachten fchielijk herftelde.
XX. GEVAL.
De Heer oud twintig jaren wierdt na gedurende een' week onpasfelijk te zijn geweest, op den ao October door een koors aangetast; hij was in den beginnen door den Heer Hawdon zijnen heelmeciler ter ader gelaten, hadt een braak en fweet middel, en eenige andere geneesmiddelen gebruikt.
Ik wierd den 31 Oftober verzogt hem te komen zien ; vond hem doof, en zeer vervallen; zijn pols deedt 104 flagen; hoeste dikwils; zijn vel was door-eenen gierstachtigen uitflag ruw, die nu echter begon af te fchilfcren; en hij befweek wanneer men hem oprigte. Ik belaste dat men de lucht van tijd tot tijd door da vensters zoude ververfchen, liec hem wijn en water voor zijn drinken geven, en drie lepels vol van het afkookzel der koorsbast, alle twee uuren.
Twaalf-
over KOOR ZEN. enz. 177
Twaalfden dag. Hij hadc den voorlede mgt zes afgangen gehad, waar van hij er eenen ongevoelig hadc laten lopen. Hij zag er dezen morgen wild uit, zijn pols tmfc fwak, en zijnen hoest hol; ik beval dac men hem ieder rijs eenige droppelen Laudanum mee hec afkookzel der boorsbasc geven zoude, maar hij hadc hec des avonds nog maar eens ingenomen,'hadc twee Hinkende afgangen gehad ; zijn oogen ftonden ongemeen doods; den hoest was lastiger; hij liec zijn water ongevoelig aflopen; zijn pols was gevallen, en er rolde groote droppelen fweet van zijn aangezigr. Ik liec een fpaansche vlieg cusfehen zijn fchouderen leggen, liet meer wijn gebruiken, en verzogt zijn zuster dac zij hem de koorsbast gezet ingeven zoude.
Dertienden dag. Na dat hij zijn geneesmiddelen hadt beginnen te gebruiken, was den buikloop ras geftilt, en hij hadt des nagts wat geflapen, hadt inden morgenftond een zagc fweec; zijn pols was geregelder en deedc maar 80 flagen in een minut, maar zijn borsc was op nieuws met eenen gierstachtigen uitflag overdekt. Tien oneen van een fterk afkookzel der koors base mee dertig droppelen Laudanum gebruike hebbande , liec ik de koorsbasc door den dag in poeder, en des nagts hec afkookzel gebreken.
Veertienden dag. Hij hadt 's nagts fterk gehoest, overmatigd gefweec zomtijds met eenen hik gekwollen ge weest. Toen ik hem des morgens belt 4 zogt
178 WAARNEMINGEN
zogt lag hij te (luimeren, maar hadc een ftuipachtige beweging in de onderfte lip. Des avonds deedt zijn pols ioo (lagen, den hik was zeer vermoeijend, en zijn oogen ftonden hol in 'c hoofd, ik liec mee den koorsbasc en wi;n vooregaan.
Vijftienden dag. Hij hadc des nagts wel geflapen : des middags was zijn pols fterker; hij hoorde beter; en waarfchoude om te wateren, dat ambervervigwas. Ik liet hec afkookzel der koorsbast herhalen.
Zeftienden dag. Hij deedc nu bij naar niets als llapen.
Zeventienden dag. Hij hadc den voorleden nagt vijf afgangen gehad, en zommige ongevoelig laeen aflopen: zijn pols was dezen morgen fwak, zijn gelaat was nog wilder, cn fliep met half geflote oogen. Ik liet alle vier uuren een brokje met anderhalf grein Ipecacuan in geven, en met het afkookzel der koorsbasc voortgaan.
Achtienden dag. Hij deedt nu bij naar niets als flapen:den buikloop was matig,maar fweete onaange-: zien de vensters open gehouden wierden, onmatig; maar den hoest was bij naar verdwenen.
De twee volgende dagen fliep hij veel: hardlijvig zijnde, wierdt hem een gift Rhabarbar voorgefchreven,
Zijn water liet den twee en twintigften des avonds een dik wit zetzel doorzinken: ik liet met het koorsbasc drankje voortgaan. Des anderdaags was hij geheel
vrij
over KOORZEN. enz. i79
vrij van koors, fchoon ongemeen fwak, en van dezen tijd af herftelden hij trapswijze.
Uit verfcheide gevallen zo wel in deze als in de voor? gaande afdeeling, zal het klaar blijken, dat of fchoon men de lucht vrij toe laat, en de lijders koud drinken laat gebruiken, den gierstachtigen uitflag zig niet te min dikwijs vertoond. Ik heb ook nooit ontdekt dat dezen uitflag als een fcheiding der ziekte kon worden betragt, maar die altijd als een teken befchoud: desgelijks kan ik mijn toeftemming niet geven aan de genees? heeren die ftaanden houden dat het altijd het gevolg van een te heet bellier is.
V. Afdeeling.
Van den voorfpoed der geneesoejfening. welke in de aanhoudende koorzen aangeprezen is.
Alhoewel men uit de gevallen die alreeds opgegeven zijn, zou konnen oordeelen over de nuttigheid der aangepreeze geneeswijze in aanhoudende koorzen , zal ik echter met oogmerk om deszelfs voorfpoed door het algemeene gevolg te bepalen, een verhaal geven yan een evenredig getal van leiders welke herfleld zijn, tot die welke daar aan overleden zijn. Om dit;
{e doen zal ik mij zelf tot die gevallen van koorzen E 5 be-
vto WAARNEMINGEN
bepalen, welke van de zieke beurs op.der mijn zorg gevallen zijn; niec om dac ik daar in voorfpoediger geweest ben, als in mijn bijzondere genees oeflening, maar alleen om bet getal der gene die tot de weldadigheid der algemeene liefde gaaf toegelaten zijn geworden, en de uitkomst van haar ziekte, het zij die herftelde, of daar aan overleden, met groter nauwkeurigheid kan bevestigt worden.
Zedert de eerfle oprichting van de Newcastelfche zieke beurs, is er een naauwkeurig dag verhaal van de namen, ouderdom, ziektens der leiders, en den uitflag harer gevallen gehouden haar briefjes cot aanneming worden mede zorgvuldig bewaart; die behelst een kort verflag van de cekenen van ieder ziekce van dag tot dag, en van de uicwerkingder aangewende geneesmiddelen. Uic hec dag verhaal nu blijkc het dac er van den i Oftober 1777. tot den 1 Oclober 1779. twee hondert en drie lijders door aanhoudende koorzen aangetast, onder mijn opzigc gekomen zijn; van welke er honderd zes en negentig herfteld, zes geftorven zijn, en een om ongeregeltheid weg gezonden is.
I. Het eerste geval dat ongelukkig eindigde, is in de laaste afdeeling N 0. X verhandelt. Dit was
een zamengeftelde koors met ontfteking der longen, welke het onbepaalt gebruik der koorsbast derhalven belette.
%
«ver KOORZEN. enz. 181
II Richard Wilkes, wiens geval in de vorige afdeling N ° . XI. verhaak is, hij gebruikte de koorsbast twee of drie dagen, die hadt echter geen uitwerking genoeg om de kwaadaartigheid der ziekte voor te komen.
III Jacobus Brijan, oud drie en vijftig jaren, wierdr den 13 Maij 1778. in de zieke beurs aangenomen, zijnde reeds den zesden dag zijner ziekte. Deze armen man hadt met zijn vrouw in een bed gelegen, toen zij een grote verderving op de heup hadt, die door den Heer Anderfon heelmeester der zieke beurs verzorgt wierd. Wij befloten beide dat hij door zijn vrouw befmet was geworden, te meer wijl hij het verband , dat zeer rottig was, altoos behandelde. Toen ik hemde eerste maal bezogt, deedt zijnen pols 108 flagen in een minut, hij hadt reeds drie dagen aan eenen zeer Hinkenden buikloop ziek gelegen, en van alle noodwendigheden ontbloot zijnde, was hij totdeuiterfle fwakheid vervallen. Ik liet een gift Rhabarbar en een rustmiddel tegens den nagt gebruiken; hij wierdt onbekrompen met wijn onderfleund, en ik liet het afkookzel der koors bast zo fterk gebruikm, als zijn maag zulks lijden wilde. Men kon oe'vier volgende dagen weinig verandering ondekken, en een volftrekten weerzin tegens alle geneesmiddelen hebbende, hadt hij niet meer dan een pint van het afkookzel der koorsbast gebruikt, zedert dat ik hem de eerfte «aal bezogt had. Den elfden dag zijner ziekte
was
iBs WAARNEMINGEN
was hij flaapzugtig , zijn tong was fwart, en men ondekte eenen roden uitflag op zijn borst; met vlagen was hij buiten kennis, en hadt menigvuldige fubfultus tendinum. De flapen van zijn hoofd waren tegens den avond met een klam fweet bezet, hij kon niec meer fwelgen; en ftierf des ander daags morgens vroeg.
IV AnnaTeafe, oud vijftig jaren, wierdt den iö September 1778 in de zieke beurs aangenomen; wan-, neer haar koors reeds vijf dagen geduurd hadt, die met een fterke rilling aangekomen was. Toen ik haar voor de eerfte maal bezogt, klaagde zij over een geweldige hoofdpijn; haar vel was heet; haar pols fwak, en deedt 112 (lagen; en hadc dikwils een klein hoestje; zij was zeer flaauw wanneer zij zich oprechte; en men berichte mij dac zij voor dat zij de koors gekregen hadc, een fterken bloedvloed gehad hadc. Ik fchreef het afkookzel der koors
bast, en het vrije gebruik van wijn voor, en om dat zij hardlijvig was, een weinig Rhabarbar. Hare krachten waren des anderendaags nog meer vervallen, en haar gelaat was wild en verwoest. Den achften dag van haar ziekte was haren pols zeer gezonken, en hare dijen wierden aan de binnenfte zijde blauwagtig. Zij wierdt buiten ftaat om iets meer door te fwelgen, en ftierf des avonds om tien uuren, Ik befchoude het lighaam des ande*
Over KOOR. ZE Ni enz. 183
rendaags morgens, wanneer ik den hals, heupen en deiien blauw vond, en den reuk van het lighaam Zeer beledigend. Zij hadt van mijn eerfte bezoek af, niet ireer dan ander halve pint van hec afkookzel der koorsbast gebruikt.
V Maria Whireoak, oud twee en twintig jaren, pasten haren.man in de twee laaste maanden van haar fwangerfchap op, die aan een rotkoors ziek lag, en onder de oplettende zorg van Doctor Pemberton, een mijner kundigfte medebroederen, herfteldwierdt: zij zelfs wierdt den 31 December 1778 door de koors aangetast, welke haar den arbeid verwekte, en zij wierd den 4 Januarij daar aan volgende verlost. Zij wierdc den negenden, dac den tienden dag van hare riekte was in de zieke beurs aangenomen: zij hadt eenige volgende dagen over zware pijnen in den buik geklaagt, eenen rottigen buikloop gehadt, tegelijk met een fterke ontlasting der kraamzuiveringen. .Haar pols was ongemeen rad en zwak, haar gelaat wild en ijsfelijk; de flapen van haar hoofd waren mee een klam zweec bedekc; en haar borst en armen digi mee breede blauwe PctechLs bezec. Of fchoon
-al de toevallen een fpoedige ontbinding voörfpelde, fchreef ik om de fpnnning van den buik te verminderen, en den afgan.tr, te matigen , een. drankje voor •met het Pulv. e Ihh cum Opio: liet Hovingen en het vlugge fmeerzel op den buik leggen: eu belaste
iS4 WAARNEMINGEN
te dat men het afkookzel der koorsbast dikwijls geven zoude; waar bij men eenige droppen van de Tmct. Thebaic. voegen konde, ingeval zulks door den afgang afliep. Het drankje verligte haar
pijnen eenigzints; zij raakten buiten ftaat om eenig ander geneesmiddel meer te gebruiken, en ftierf des anderdaags morgens ontrent tien uuren.
VI Anna Scorfield, oud negen jaren, wierdt den 18 Februarij door een koude rilling overvallen, die van mislijkheid, en een geweldige hoofdpijn gevolgt wierdt: des morgens waren hare klachten iets minder; maar men onderrigte mij, dat zij den ganfchen nagt buiten kennis was geweest. Den 23 Fe*
bruarij zijnde den zesden dag harer ziekte, wierdt zij in de zieke beurs aangenomen: zij was zeer heet ea koorzig, en de walgingen bleven voort duren: ik fchreef fpiesglas middelen voor, en het afkookzel der koorsbast voor den volgenden morgen; maar men 'kon op haar niet verkrijgen om geneesmiddelen in te nemen. Den negenden dag harer ziekte was ha¬
ren pols zeer in radheid vermindert, was fterker, en vrij vol; haar oogen ftonden niet te min dof, haar tanden wt-rcn beiaden, en zij lag bedwchnr.. Ik fchreef haar drie greinen van het Pulv. Antimon. voor, *t geen haar twee maal deedt-. braken, en haar eenige rverligting te weeg bragt. Zij bleef de drie vol¬
gende dagen genoegzaam in den zelven ftaat, alleen begon
over KOORZEN. enz. ifg
gort haren pols onaangezien her gebruik van wijn, wederom te zinken, f l\1en tragce dikwijls om haaiden koorsbast in te brengen , maar te vergeefs. Op den veertienden dag wierdt zij ilaapzuchcig, haar tong en tanden wjerden fwart, en men ondekte eenige fprouwachtigt fyveenjes in haar keel, en op de amandelcn. Van de^en tijd af, flikten zij niets
meer door, dan'liet geen men haar met een fpuit in de- keel bragr.-: de fprouw verfpreide. zich wel haast ©ver de geheele keel, een rottigen.buikloop volgde, en zij ftierf ;den achtienden dag ,van haar ziekte, in den morgenliond.
De wegens ongeregeltheid weg gezónde zieke was Elizabet Dickman, oud drie en vijftig jaaren, die vaneen tedere.lighaams gefieltheid was: zij hadt meet; dan acht maanden gezukkelt, wanneer zij door een koude rilling wierdc aangedaan»'die op den 5 Augustus 1.778 door de gewoone tekenen van een 'koors gevolgt wierden: zij wierdc den vijfden dag van hasr ziekce in de zieke beurs aangenomen: klaagde over een groot verval van haar krachten, hoofdpijn, en walgingen; haren pols was zwuk, en deedt' 100 flagen in een minut; en was van den beginnen aan,zeer hardlijvig geweest, waar om ik haar het zoute drankje met een weinig Rhabarbar voorfchreef. Den zt-sden dag liec ik' hec afcrekzel der koorsbast gebruiken, waar mede zij fchoon op een onverfchillige wij-
. .ze^j
i86 WAARNEMINGEN
ze, tot den elfde aanhield. Den twaalfden bra¬
ken haar lippen uit, haar pols deedc na flagen, ert zij begon ce hoesten. Moeij geworden zijnde 'van hec gebruik der geneesmiddelen, wierdc zij op haar verzoek verlaten; en Weinig dagen daar na wierd ik onderrigt dat zij overleden was.
De uitkomst der gevallen van ieder leider die aan •een aanhoudende koors gelegen heeft, en Wegens de ziekebeurs onder mijne zorg gekomen is* gegeven hebbende, zal ik er maar alleen bij voegen, dat indien ik bijzonder voorfpoedig geweest ben, ik zulks niet aan mijn meerder kundigheid toefchrijve; maar aan de zorg en oplettendheid waar mede ik alle de toevallen welke zig in den loop van ieder koors opdeden, aantekende. Op deze wijze kan men zig van de
gefchikte tijd om de koors bast te geven, verzekeren: want ik begrijp, dat indien die zonder onderfcheid , ten allen tijde van een aanhoudende koors gegeven wordt, zonder op de tekenen acht te geven, zulk een handelwijze niet alleen een kwaden naam op dat geneesmiddel zal brengen, maar te vreezen is zulks tot nadeel van den leider zal uitvallen • Maar indien het beftier, 't welk ik in deze verhandeling voor geftelt heb, tijdig en gefchikt werkftellig gemaakt wordt, houd ik mij verzekert dat koorzen zeldzamer ongelukkig eindigen zullen. dan eenige andere ziekte van aanbelang, waar aan het menschdom onderworpen is. H* DEEL
'Ü. D E È L.
WAARNEMINGEN
OVER DE
SCHARLAKÉ KOORS,
VERZELT MET EEN
VERSWERENDE ZEERE KEEL,
Zo als die zig in het jaar iy8 te Ne*J castle vertoond heeft.
Est tarnen proeter Sydenhami fcarïatinam alia, quoe naturafua etiam vera maligna diciqueat, variis in Europa plagis obfervata.
De Haeh,
II. DEEL
WAARNEMINGEN
OVEK. DE
SCHARLAKEN KOORS,
VEftZELT MET EEN
VERSWERENDE ZEERE KEEL.
J0)en zomer dezes jaars was ongemeen droog en broeijende, en den herfst regenagtig , maar anderzints gematigd. In November én December was
de wind gemenelijk uit den Zuidwesten , zonder dat men fneeüw nog vorst gewaar wierdt
Den 31 December was er 's nagts een opmerkelijken florm van regen en wind uit den noordwesten, waar door vele fchooriïeenen en daken omver geworpen wierden. Den wind liep fchielijk naar het Oosten, en men kreeg den i Januarij 1779 eenigen fneeuw, en den vorst was ftreng. Deze M a ge-
190 WAARNEMINGEN
gefteldheid van hec weder hielde echter maar weinig dagen aan, en het overige dezer maand was ongemeen gematigd.
De lucht was in de eerde week van Februarij zagt, of fchoon eenigzincs vogcig. Van dezen cijd af
aan, tot het einde der maand, was het bedaard wéder, met een heldere lucht en zuidwestelijke winden: de velden begonden groen te worden, en de bladeren der heesters, en boomen overvloedig uit te botten. ' In de eerfle week van Maart hadt men des; nagts vorst, maar over dag was het warm en dikwils broeijend. Op den 17 cn 18 viel er eenigen regen:
maar het overige der maand was ongemeen aangenaam met westelijke winder , het weder was warm en droog; en die zelve gematigheid hadt ook gedurende de maand April plaats.
Dusdanig was de gefteltheid der lucht in een gedeelte van de jaren 1778 en 1779 , en zulk eenen zagten winter en voorjaar was er bij de heugnis der oudfte rnenfchen in dit land nooit gekent.
Een bijzondere zoort van fcharlaken koors vertoonde zig in het beginne van Junij 1778 ce Newcasde, die zig fpoedig tot verfcheide fteden en dorpen in* de nabuurfchap uitftrekte ; beide in de Graaffchappen van Durham en Northumberland. In de maan¬
den Augustus, September, en Oétober was die het allerfterkfte'; en verminderde na de maand van December
over KOORZEN. enz. 191
bcr (*) eenige weinige gevallen dezer koors vertoonde zig niec te min tot in Augustus 1779.
De ziekte was bijzonder eigen aan kinderen, en jonge rnenfchen; niet ce min waren er verfcheide bejaarde, die, aan de befmetting bloot geftelc geweest zijnde zulks niet ontfnapten. De ziekte was niec,
gemeen onder het beste zoort van rnenfchen, maar woede met een grote fterfte onder hec minder zoort. De kinderziekte heerfchte omtrent den zeiven tijd,en men ontdekte eenige gevallen van ontftokene en roosachtige zeere kelen. De mazelen vertoonden zig injanuarij 1779 , en volgde op deze ziekte als een volkziekte.
Uit de volgende tafel die uit het getal der leiders welke in de Newcastelfchê zieke beurs aangenomen geweest zijn onder de zorg van alle de Geneesheeren, blijkt het, dac kinderen onder de cien jaaren oud,het meest aan die ziekte onderworpen warendat die beueden de twintig jaren oud, het aarjtal van hec manlijk en
vrou-
(*) De waarnemingen dezer volkzïfkte waren vit d& aan tf keningen welke tk in Januari] lJ79 Uxat; opgefield, maar eer die tot de pen wierden overgegeven , wierdt het\nsdig geoordeelt om alle de gevallen welke ge dm cr.de den winter enden daar cp volgende zomer bij de zieke keurs waren voorgekomen, er bij te voegen. De ziekte was in eenige dorpen in den
amtrek -van Newcastle het fierkfie gcaurende-den zomer, en herfst i?79f tn VBOr zo ver ik gehgentheid had die ne te fpeuren, verfcheelde die niet veel met die van vroeger jaren
M *
ï9ft WAARNEMINGEN
vrouwlijk geflagt evenredig was; maar dat boven dat tijdperk, hec getal der vrouwen, dat der mannen grotelijks overtrof, een omftandigheid daar echter maklijk reden van te geven is, wanneer men overweegt, dat de vrouwen door het oppasfen der zieken, meer voor de befmetting bloot geftelt waren.
Ouderdom. iVismijk. Vrouwiijli; 'lom. Maanden.' onder i jaar 6 I 7
van I tot 10 44 47 9 ' Junii- ' +
io tot 2C 12 13 25 Julij- 6
20 tot 30 4 14 18 Augustus. 18
30 tot 40 o 22 September 33
40 tot 50 o 3 3 0ftober- 34
November. 12
December. l5
1779.
Januari]. 2
Februarij. I
Maart. 5
April. 1
Junij. 4
Augustus. 1
j | 66 1 80 1 '4ó | 1 '4*
In de verhandeling dezer volkziekte zal ik deze wijze in acht nemen, dat ik i de vooruaamfte toevallen
over KOORZEN. enz.
len van die ziekte kortelijk zal befchrijven, en derzelver oozakcn onderzoeken. 2 Zal ik die verge¬
lijken met de fcharlakenkoors door andere fchrijvcrs opgegeven, zo wel als met de kvvaadaartige zeere keel. 3 De geneeswijze voorftellen. 4
Zal ik er verfcheide gevallen bijvoegen; en een bij* zonder verhaal doen van den ukflag der aangepreze geneeswijze
VI. Afdeling.
Befchrijving der fcharlaken koors met een ver~ fwerende zeere keel verzelt.
Geen volkziekte, de kinderpokjes alleen uitgezonden , wierdc ooit opgemerkt in onderfcheide lijders aan een en dezelve befmetting bloot geilek zijnde, zo verrchelende te zijn, als de fcharlaken koors met een verfwerende zeere keel verzelt. In zommige was
die zo zagt, dat die weinig hulp van de geneeskunde nodig hadt; ja zelfs herftelden zommige alleen door de pogingen van de nawar , terwijl die in andere zo kwaadaarcig was, dac die voor geen geneeswijze hoe genaamc week. Hec zou zeer moeilijk zijn om
alle omftandigheden der ziekte in een nauw beftek voor te ftellen, waar om ik de voornaamfte toevallen alleen zal voordragen, terwijl ik de onregelmatige verfchijningen zal overlaten om in de bijzondere gevallen verhandelt te worden.
INI 4 D»
?94 WAARNEMINGEN
" De ziekte begon in yz gemeen met mislijkheid, rnattigheid, koude of huiveringen; daar na klaagden den leider fchielijk over hoofdlijn, en over een pijn of gevoeligheid in de keel, zijn vel wierdt heet; zijn pols zeer rad dikwils vol en fterk; maar zomtijds ook klijn en fwak ; of fchoon in het algemeen hard: des avonds wierdt de koors fterk, de lijders waren rusteloos , en dikwils ijlhoofdig.
Kort na derj aanval febenen de amandelen , het zagte verhemelte en de lel ontftoken: de zwelling en roodheid dezer delen vermeerderde; men ondekte ras witre vlekken en korsten, die, naderhand zo vele f weertjes wierden ; het (likken wierdt pijnlijk, en dikwils zeer moeilijk, de ademhaling rad, en dikwils moeijlijk ; den adem was heet, egter met Hinkende, de tong wierdt wel haast met een witte korst die er als > oom uitzag, overdekt, dei] monden keel met een taai llijm overladen, die, te gelijk met de fwellingder keel, zelfs heel yroeg in de ziekte, een gereutel inde ademhaling verwekte. Dusdanig was den gemenen Icop der ziekte gedurende de eerfte drie dagen, maar in vele gevallen was den aanval dezer tekenen piet braken, afgang, en ijlhoofdigheid verzelt.
Wanneer den aanval der ziekte heel geweldig was f wierdt den roden [uitflag dikwijls van den eciften dag dt-r ziekte waargenomen; maar in het gemeen vertoonden zig d»3 niec voor den tweeden qf derden , en zom.
tijds
over KOORZEN. enz, 195
fijds niet voor den vierden da?. Den uitflag befiondc uit een ontelbaar aantal klijne pukkeltjes, dieza# menlopende, het vel met een doffe rode kleur verfde. Deze rodigheid wierdc men het allereert gewaar in het aangezigt den hals,, en borst, en ftrekce zig dikwils over hec gehele lighaam uic, 't welk eeniger maten gefwollen fcheen ; bij andere was den uitflag weder om hier en daar in vlekken verfpreid, maar de deijen armen , en beenen waren er gemeenelijk van overdekt, en de handen en vingers dikwijls door een zugtigefwelling aangedaan, die wanneer men dezelve drukte pijnlijk waren.
De langdurigheid van dien uitflag was onzeker; in 't gemeen echter wierdt die den derden of vierden dag bruin; de huid wierdc rouw en pelde in zemelagcige fchilfers af, en zeer dikwijls in breede dikke en gefcheurde (lukken. De affchilfering was in eenen lijder
zo volkomen dat 'zijn nagels zelfs afvielen; en in verfcheide bleef de opperhuid tot na den dartigflen dag der ziekte affchilferen, te tellen van den eerflen aanval der koors.
Den uitflag bragt zeldzaam eenige verligting aan. Wanneer de ziekce kwaadaarcig was vermenigvuldigde de korflen, de kaak en oor klieren fwollen , de oogen wierden droevig en fwaar, hec aangezigc en den hals kreegen dikwils vlakken en een zugcige fwelling; en den lijder lag of zeer onruscig, ijlhoofdig, of flaapzuchcig. M 5 in
ï96 WAARNEMINGEN
In zagter gevallen verminderde de koors, en de {"weren genazen zo dra de huid begon af te fghilferetJ, en de lijders waren fpoedig tot haren vorigen welftand herfteldt. Niettemin waren er verfcheide , welke pf fchoon zij de ziekte niet fterk hadden, in een algemene fwclling, en in een ware hijdrops pulmonis of waterzugt van de celachtige zelfftandigheid der longen vervielen. Eenige, na dat zij reeds begonden te herftellen bleven kwijnende , cn of fchoon zij door den dag zonder koors waren ,] hadden zij heete en rusteloze nagten. In zulke gevallen bleef het aange? zigt bleek en opgeblazen, en de kaak of kwijl klieren van den hals, bleven gefwollen. Een dunne bleke ftof liep hen uit neus en ooren; op 't laaste volgde een verettering van de buis van Eastachius welke den trommel vernielde; en zommige lijders verloren de ger boor beentjes.
In Jien de zieke lang wagte voor dat zij hulp zogten ging de ontfteking tot de luchtpijp en longen over, welke heerfcheid, onophoudelijk hoesten, en een piepende en reutelende ademhaling verwekte. Een kind in deze gefteitheid wierdt zelfs den veertienden dag van zijn ziekte in de zieke beurs aangenomen; en ik heb verfcheide andere ongelukkige voorwerpen gezien welke het zo lang uitgerekt hadden , en met verfweringen die het zagte verhemelte doorboord hadden, en met ontvelling van den mond, lippen, cn de deelen omtrent den Anus, waren aangedaan. De
over KOORDEN, «ia. 197
De langdarigheid der ziekte was zeer onzeker: zeldzaam wierdt er een zigtbare fcheiding ontdekt. Zommige herftelden heel fchielijk andere wederom hadden voor den twaalfden of zestienden dag geen gunftige tekenen. Niet meer dan vijf van die gene welke ik ' verzorgt heb, zijn voorden achtften daggeftorven; vier op den negenden ; en in al de andere getallen die ongelukkig uitgevallen ?ijn, rekten de lijders haar ongelukkig beftaani tot den ï^den, ï^den, ïóden, ijden, en zomtijds tot den 19^» dag der ziekte uit, zelfs dan wanneer die met geen wacerzugtige fwelling verzelt was. Kort na het overlijden wierden de lighamen van alle die welke ik befchouwd heb, blauw of violet kleurig ; en zomtijds liep er een verrotte bloedige ftof uit neus en mond.
Terwijl deze volkziekte heerschte hadden eenige lijders een roosachtige ontfteking der keel, zonder verfweringen; andere hadden verfweringen der amandelen i zonder eenigen uitflag, en zommige hadden den fcharlaken kleurigen uitflag en koors, zonder de minste aandoening in de keel. In gemeenc koorzen hadden verfcheide lijders een meelachtige affchilfering van de opperhuid, zonder eenige voorafgaanden uitflag: desgelijks ontdekte men in eenige gevallen der kinderziekte en mazelen, verfweringen der amandelen en men ondekte eenige gevallen van de roos en Angi-, na maxilïaris.
Dac
io8 WAARNEMINGEN
D-at de fcharlaken koors en zeere keel grote overeenkomst met de angina maligna heeft , blijkt uit het boven verhaalde; het onderfcheid kan in vele gevallen wezentlijk niet wel bepaalt worden , waaróm die met regt voor een en het zelve geflagt konnen gehouden worden.
Ik heb mij veel moeite gegeven om uit den voorr raad dien ik bezat, de end dcheide ftaten dezer volk ziekte te bepalen. Van zes en dartig lijders die ik in mijn bijzondere geneesoeftening verzorgde, waren er zes en twintig die de fcharlaken koors hadden, met ligte fweertiesin de keel verzelt; een in wien die van een waterzugt gevolgt wierdt, en negen die dezelve met aile tekenen der angina maligna verzelt hadden; niet te min waren in alle deze gevallen de bronnen der befmetting waarfchijniiik een en dezelve. Uit vijfen negentig lijders die van de zieke beurs onder mijnzorg gekomen zijn, waren er negen cn veertig die de fcharlaken koors hadden, met ligte fweerejes in de keel verzelt ; in twee en twintig was de ziekte van een waterzugt gevolgt,- en in vier en twintig was die met een angina maligna verzelt. De evenredigheid derhalven van die welke de ziekte onder de gedaante van een angina maligna hadden, ftond onder alle de lijders die ik behandeit heb, als een tot vier. Maar wanneer men daar bij aanmerkt, dat een groot aantal de ziekte op zulk een zagce wijze hadt, dac die geen
ge:
over KÖORZEN. enz. 190
geneeskundige hulp nodig hadden, en dat men die zo wel in de bijzondere geneesoeffening, als in de zieke beurs niet ondervroeg, ten ware den lijder fterk door de ziekte aangetast wierdt , moeten de kwaadaartige gevallen, onder alle die door de ziekte aangetast zijn geworden, mogelijk niet hooger als een tot twintig bepaalt worden.
. Maar, onze volkziekte verfcheelde in de meeste lijders van de angina maligna. of rottende zeere keel,
in de volgende bijzonderheden. Zij was in den
beginne verzelt met een fterker werking der bloedvaten ; en de fweerties waren van een zagter natuur. Den lijder klaagde in den beginne zeldzaam over fwakheid of flauwtens; den uitflag was gemeenlijk overvloediger, en de afschilfering der huid volkomener.
Aan de angina maligna zo als die door de fchrijvers is ter neder geftelt, fterven de lijders meestentijds den %den of a^den dag, en de ziekte fterk zijnde, waren ër weinig die krachten genoeg hadden om den zevenden te overleven; terwijl die met de fcharlake koors zelfs dan wanneer die met verftorvene fweeren in de keel verzelt waren, gemeenelijk veel langer leefden. Maar voornamentlijk hadt deze volkziekte een groote geneigtheid om tot een waterzugt over te gaan, iets dat geen fchrijver opgemerkt heeft het gevolg der angina maligna te zijn.
Alhoewel de fcharlaken koors , even als de mazelen
met
too
W AARNEMINGEN
met mislijkheid en braken begon, kan die echter vati laastgenoemde ziekte makiijk onderfcheiden worden wanneer men op de na volgende omfhndighederi acht geeft. De mazelen zijn van den aanvang der uic bottende koors verzelt met heerfcheid, eenen menigvuldigen drogen hoest, eenige öntdekmg en hitte iri de oogen, de tranen zelfs lopen uit de oogen, de lijders niesfen en haar neus loopt: terwijl de tekenen van zinkingen in de fcharlaken koofs zig nooit als zeer laat vertoonen. De uitbotting is mede zeer onderfcheiden ; in de fcharlaken koors is die roder, minder aan •malkander gelijk, en meer algemeen over de ganfche huid verfpreid als in de mazelen. Behalven dat is de eerst genoemde ziekte bijna altijd met een zeere keel verzeld een toeval dat zig in laastgenoemde zeer zeldzaam laat zien.
De fcharlaker. koors zo wel als de kinderpokjes en mazelen kan niet dan door haar eigen fmec worden voortgebragt;maar hoe die 't eerst in Newcastle voortgekomen is, is eene omftandigheid, die niet makiijk te bepalen is. Dit is niec te min zeker dat er weinig of geen door de ziekte aangetast wierden, die niet voor de befmetting bloocgeftelc geweest waren, en dat zo dra die in een huisgezin zig ontdekte, gemeenlijk alle de kinderen er door aangetast wierden en zelfs oncfnapte bejaarde perzonen zulks niet altoos. Het fêbijnc deihalven redelijk te befluicen dat het eigentlij-
ke
over KOORZEN. enz. sol
ke fmet door de inademing der ziekelijke Hof van befmecte perzonen overgebragt wierdt, en dat men die als de eenigfte te weeg brengende oorzaak moet befchouwen. Maar om deszelfs onmiddelijke oorzaak na te fpeivren, en te trachten om te verklaren op wat wijze die befniette uitwazeming deze verfchelende tekenen voortbrengt, zoude ons alleen in een doolhof van gisfingen en onzekerheden verwarren.
Uit het opgegeve verhaalj der ziekte blijkt het niet te min klaar genoeg, dat het fmet op een bijzondere wijze naar de keel beftierd wierdc; en inliet algemeen fchielijk een rottende gefteldheid der vogten, zo wel als die van de keel en de nabij gelegene deelen te weeg bragt: want alhoewel men niet gevonden heeft dat die roe vallen ieder zoort der fcharlaken koors verzelde; en of fchoon er verfcheide voorbeelden in deze volkziekte voorgekomen zijn, dat de ziekte heel gematigd was, kan deze verandering toe te fchrijven zijn, aan het onderfcheid van de kwaadaartigheid der befmetting de hoeveelheid die den lijder is deelachcig geworden, hec onderfcheid van lighaams geftelcheid, en van de werking van andere afgelegener oorzaaken. Zulke omftandigheden brengen in de kinderpokjes, mazelen, en andere befmeccelijke ziekcens veranderingen voorc; ja zelfs heeft men de pest met onderfcheide trappen van kwaadaartigheid, verzelt gevonden, naar
dat
aöi WAARNEMINGEN
ilat die in onderfcheide jaartijden, gelegentheden, en lighaams gefteltheden, voorviel.
De afgelegener en uitwendige oorzaken welke den zigbaaruen invloed hebben om een volkziekte kwaadaartig te maken , konnen tot de volgende bepaalt worden , namentlijk, de hitte en vogtigheid der lucht; en de befmettende uitwafeming die er ontdaan, wanneer er vele rnenfchen in een huis, en zomtijds ineen Vertrek opgehoopt zijn.
In den aanvang dezes is het opgemerkt, dat den Zomer opmerkelijk heet en droog was, dat den Herfc regenachtig en vogtig, en den Winter ongemeen gematigd was. De waarnemingen van alle tijden en in .alle landen hebben bevestigd, dat zulk een gefteldheid van den dampkring, een vermogende begunstiger van de verrotting is, en het voortbrengen van kwaadaartige ziektens zeer begunftigt. In kleine huisjes daar "•root gebrek vanverfche lucht is,daar de huisgezinnen van arme menfehen tterk bij een opgepropt moeten leven, en daar weinig acht op de zindelijkheid gegeven word, zijn de dampen door de uitwafeming en ademhaling van een aantal menfehen, dikwijls zo befmettend geworden, dat die de alleraanftekendfte koorzen hebben voortgebragt: menigvuldige voorbeelden van dit zoort hebben de gevangenhuize, ziekenhuize, en andere bellote plaatzen opgelevert.
Den
over KOORZEN. enz. ' 203
Den zamenloop derhalven van zulke vermogende, oorzaken, met het fmet der fcharlaken koors invallende , is voldoende reden voor de kwardaartigheid en menigvuldigheid dier volkziekte onder het behoeftigei gedeelte der menfehen.
Om de verfchelende gedaantens welke de fcharlaken koors in vroeger tijden, en in verfchelende plaatzen aangenomen heeft voor te Hellen, zal ikden lezer een korte vergelijkenende fchets voordellen van de ziekte, zo als die door eenige der meest beroemde fchrijvers waargenomen is.
II. Afdeling.
Een vergelijkenende fchets der bovengemelde volkziekte, met de fcharlaken koors der fchrijve* ren , en de bwaatlaartige zeere keel.
In de werken van Hippocrates vindt men geen gewag gemaakt van de fcharlaken koors; noch is de Exanthema febrilis door een der ouden als een onderfcheide zoort van koorzen befchreven, maar enkel als toevallige tekenen. Wij ontmoeten dus geen nanwkeurig verhaal dezer ziekte voor de zeventiende eeuw; en deszelfs kwaadaartigheid in de tegenswoordige eeuw, maakt die bij de geneeskundige het voorwerp der aller ernfligfle overwegingen. Den groten Sijdenham met alle de vermogens die
204 WAARNEMINGEN
een nauwkeurig waarnemer uitmaken, begaaft, doet het volgende verhaal, van de fcharlaken koors. (*). Zij kan op alle tijden van hec jaar voorkomen, maar gemeenelijk vertoonde die zig op hec hec einde van den Zomer, wanneer die ganfche huisgezinnen, maar inzonderheid kinderen aancast. In den beginnen is deszelfs eerfren aanval met koude en huiveringen, maar zonder grote ziekte ; naderhand worde de ganfche huid mee rode vlakken overdekc, welke breder en roder , maar niec zo over eenkomende zijn als die welke de mazelen uitmaken. Deze vlekken blijven cwee of drie dagen, en na dac hec de opperhuid begindt af te pellen, blijven er zemelagtige fchilfers over het lighaam verfpreid, die cwee of drie rijzen scheer malkander afvallen, en wedjr komen.
De behandeling welke hij voordek is zeer eenvoudi"". Uil wederhoudc van aderlatingen en van het clijfteren in den beginne; en oordeelc het voldoende wanneer den.lijder zig van dierlijk voedzel, en alle zoorten van geestrijke vogten onthoudt , zijn kamer', maar niet altijd het bed houdt; en dat hij na de affchilfering een zagt buikzuiverend middel gebruike. Op deze wijze voegt hij er bij, dat deze ziekte (alleen in naam) gemaklijk en zonder moeice of gevaar genezen worde. Nieccemin merkt hij op dac er in
kia-
(*) SjtUn/iam Oper. Sc 8. VI. Cap. II.
over KOORZEN. enz. 205
kinderen en jonge lijders zomtijds ontrent den tijd der uitbottinge, ftuipen of eene flaapziekte bij komen, welke een fterke fpaanfche vlieg in derf nek, en alle avonden een paregoric. gedurende de ziekte nodig hebben.
Prosper Martianus verhaalt nog van eene fcharlaken koors, welke meer dan anderhalve eeuw geleden te Romen gemeen geweest was, en door het gemeene volk Koifalia genoemd wierdt. , De ziekte was even zagt als die door Sydenham befchreven ; want dien Schrijver voegt daar bij: „ At experientia docet „ nullum fere ex Rosfalia interire, & nifi miracula „ quodam, & ob errata maxima, qua; aut tegri com„ mittant, aut medici ; pocisfimum vero fanguinem „ mittentes." (*)
Verfcheide andere Schrijvers , zo wel in Engeland als elders, hebben de fcharlaken koors zo zagt, zonder eenige aandoening der keel befchreven.
De fcharlaken koors was gedurende4den zomer van het jaar 1689, het jaar fat Sydenham overleedt, algemeen. Den vermaarden Morton doet ons in zijn Pyretologia een verhaal dezer ziekte, welke hij niet te min aanmerkc van de mazelen in de manier der uitbot-
(*) Comment. in Epid. Hippoc. Lib. II. Secl. III.
N 2
io5 W AARNEMlNGE N'
bottinge te verfchelen (*). Hij bevat beide die ziektens in een en dezelve befchrijving ; en onaangezien hij met de toevallen, die beide die ziektens onderfcheiden, bekend fchijnt te zijn (f), zegt hij niet te min dat Leucophlegmatia en afcites op beide deze ziektens zonder onderfcheid volgen : deze ziektens mag men niet te min zeggen, dat meer bijzonder op eene fcharlaken koors volgen.
Wanneer hij daar na voorbeelden opgeeft, verhaalt hij vijf gevallen van fcharlaken koorzen, in welke de ziekte met wreede pestachtige toevallen verzeld was geweest; namendijk merkelijke fwelling der oorklieren, die een moeilijke ademhaling te weeg bragten, en het lopen van een knagenden etter uit de neus, ooren, en keel. In eenen lijder maakt hij melding van een pijnlijk gefwe!, dat zig onder den oxel zette , dac verzwoor , en verfcheide dagen etcerde.
Hij
(*) „ Hunc mvrbum ( utut üniverfsli medicorum confenfu titulopeculiari donetur') prorfus eundem esfe cum mot-billis „ een fes, & folo efflorefetntia modo ab illis dtfiare" Pyretol. P. II. Ed. 1694. p. 69.
(f) In morbiilis, "Ititerftitiisettaminterpswfo ejl hac ef9, fiorefcentia, maccularum fimilibus, incerl* admodummagni„ tudine & figura oblonga fcilicet quadrata multanguld pr