|£ 1M JFJD JE - TR JL JL NE N van L e Y D e N S KERK. GEMEEN TE, UITGESTORT BIJ HET AFSTERVEN VAN DEN WEL-EERWAARDENZEER GELEERDEN en GOD-ZALIGEN HEERE 3ERBERTUS de HAAS, zeeraar der hervormde gemeente te letden, Qverkfcn 4en 15. Juny 179a* TE LETDEN, a JJ D. du S A A R, Boekverkooper op 't Nieuwe Levendaal j792.  m  Hoe is mijn ziel ontroerd! mijn lichaamsleden beeven Van dien geduchten flag, die mijn de haas deedt fneever>i De doodfeis heeft mijn Vriend, mijn Lteraar afgefneên* Die zoo vol heldenmoed voor waarheid heeft geflreên. de haas;.. Hij is niet meer, die trouwe Knecht des Heererii Die met het geestlijk zwaard zijn vijand af dorst keeren^j Die alles overwon: maar, ach! die Held is dood, Die Menfchenvriend is weg^ doch rust in Abrams fchoot; Hij heeft zijn ftrijd volbragt, en mag nu triumpheeren, Daar hem de boosheid van geen vijand meer zal deeren, •Ik zie, gedachtig aan de lesfen van zijn mond, Den trouwen Heiltolk naa, die pal voor waarheid ftohti ^ Om hier voor Jefus roem vol ijvervuur te waaken; Hij dorst in 'sHeeren naam een Goliath genaaken^ Mij  C 4 ) Hij was gelijk een leeuw, een fchrik voor al die geen* Die ooit Gods zuiver woord Verdraaid heeft of beftreén» Hoe kon zijn Verziend oog voorzien al die gevaaren, Die hier voor Neêrlands Kerk voor ons te duchten waren! Die Wachter is niet meer! nu zwijgt die guldenmond» Die zuil van onze Kerk, die zoo ftandvastig ftondt. Offchoon een Simei dien Davld kwam te vloeken, Hij kon in al dien hoon zich in zijn God verkloeken! Die 'Hetder heeft getrouw Gods fchaapen hier geweid, Hij heeft, als" Mofes, dhs naar Canaan geleid, En is nu'zélv' alreeds in Canaan hier boven, In 'tlahd der waafe rust, daar hij zijn God mag boven* Maar hij is hier niet meer: 't is-Waar, hij leeft, -maar och! Hij is ons oog ontrukt* och, zagen wij hem nog! Doch ftil,f mijn ziel, bedenk, zijn lijden is geleden, Hij is de loopbaan door, zijn ftrijden is gefrreden; De kroon def heerlijkheid, door Jefus hem beloofd, Rust aan het einde van zijn ftrijd op 't dierbaar hoofd.' Maat, ach! hoe treurt de fchaar van Leydens; Kerkgemeente"! ' Eeö heete traanenvloed befproeit 's Mans koud gebeentei Hoe treüf't zijn lieve Gaê, zijn5 dierbaare Echtgenoot', Die van haar besten Vriend beroofd is doof den dood! Hoe  t £ ) ,.$ïoe'treurt de waarde Zoon om zijn geliefden Vader ï Hoe treurt mijn ftille geest! hoe treurt het al te gader! Die Troofter is niet meer! hij daalt in 't fombre graf, Die in den bangften nood den besten raad ons gaf; Een Man, zoo blank van deugd, zoo vroom, oprecht van handel , Een Man, naar 'sHeeren woord, in al zijn leer en wandel: Een Mail, dié* fteeds getrouw aan God en de Overheid, Een voorbeeld gaf van trouwe en van gehoorzaamheid; Die ieder heeft geleerd om God op 't hoogst te vreezen, Maar ook den. Koning te vereeren nevens deezen. Een Man, die, wars van roem, nooit naar Verandring ftondt * En zorgde voor 't belang der Kerk met hart en mond. Een Man, vol ievervuur, om voor Gods zaak te ftrijdens Een David, vol van moed, een Job in al zijn lijden, Een tweede Samuël, een trouwe Hemeltolk, Een andre Abraham, een bidder voor Gods Volk, Een Izaac, om zig ftil te houden in Gods wegen, Een Jacob, om met God te worstlen om den zegen „ Een harde Boanerg, met donderend geluit, Een -zachte Barnabas, met de Euangeliefiuit* Mijn God! hij is niet meer! korf dan geen bidden baaten ? Mijn Herder-! die zoo ras uw fchaapen hloest verhaten! Treur 4  (O Treur, treur, mijn ziel! treur vrij! tréür, treur, 6 Christenfchaar t Gij mist voor Neêrlands Kerk een zuiLen fteunpijlaar; Die Godsheld is niet meer: hoe is mijn géést verflagen! Doch ftil, mijn ziel ! berust in 'sHeeren welbehaagen 5' Al zult gij op deeze aard' hern nimm'er i wederzien, Wie weert Gods rechterhand? zijn Wille ;möet gcfchiörh Nu leeft hij voor den troon'' in d?onafmeetbre kringen, Nu mag hij eeuwig daar het Hallelujah zingen'; Hij heeft zijn werk óp aard' voor altijd afgedaan j Nu is hij in de vreugd zijns Hee'ren ingegaan. Ach! mogt de Heer aah ons een1 lijdzaam hartë fchenken,. En mógten wij 's Mans raad en lesfen veel gedenken! Gods Liefdezorg en oog zij nog op Leydens Kerk! Hij zendt nog Leeraars, die getrouw zijn iri hun werk, Hij fchenk' hun zijhen Geest en kroon hun werk met zegen j, Hij doe een ieder ftil berusten in zijn wegen! God zij de hulp en troost j het deel ert zalig al Der treurge Weduwe,: iri dit drukkend ongeval! De beste Menfchenvriend wil haar ten fchuilplaats ftrekkeri* &ijn Algenoegzaamheid haar met haar vleuglen dekken; De'Godvrucht fiere haar als met een eefekrodn: God zij de Vader ook van dien bedrukten Zoon, Öië  C 7 ) Die in de fmarte deelt met zijn gelievde Moeders God zij ten allen tijd zijn Schutsheer en Behoeder! Zijns Vaders wakkre moed en onbevlekte deugd Moet hem ten voorbeeld zijn, en fieraad voor zijn jeugd, Die, eeuwig leevende in het hart van deugdgezinden, Een duurzaam teeken ter gedagt'nis zullen vinden. En gij, bedrukte Kerk! ó Leydfche Christenfchaar! Treur ook niet al te zeer, hij leeft in vreugd; 't is waar, Gij hebt uw Leeraar, uw getrouwen Gids, verboren, Maar God had voor zijn Knecht een Hemelsch lot befchoren j, Hij heeft Gods. raad volbragt, nu rust zijn vleesch in 'tlW, Nu zweeft zijn Vlugge geest in 't zalig Hemelhof, Nu mag hij zijne ftem met Godgewijde Schaaren , In 't Nieuw Jerufalem, hier boven eeuwig paaren; Nu heeft de Koning zelf zijn disch hem toebereid, Waar aan hij bruiloft houdt tot in alle eeuwigheid. G. v. II.