Bil  MAATSCH. DER JfEDERl. LETTERE. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken, 1841.  D E VISITANDINES, ZANGSPEL.   D E VISITANDINES, ZANGSPEL. IN DRIE BEDRYVEN. NAAR HET FRANSCH, DOOR. HENDRIK OGELWIGHT, 'junior. Te A M S T E L D A M, by J. HELDERS en A. MARS, in de Nes. 1795. Met Privilegie*   VOORBERICHT. ^0):ider alle de ondeugden, welke men in eene maatfchappy het meest behoort te fchuwen, is ongetwyfeld de fchynheiligheid eene der voornaamfte; geen mensch is gevarelyker en tevens verachtelyker, dan hy , die, met een vrindelyk lagchend gelaat, de heerelykfte zedelesfen aan zyne medemenfchen vóórprevelt, cn in zyn hart niets wenscht dan de zeden te bederven, en 5 na zich door vleijery, en valfche vrindelykheid, ecnen aanhang ver* warren te hebben , het zich veroorloofd waant, om, wanneer hy tot een" zekeren trap van aanzien gekomen is,anderen , welken hy , door ydelen waan verblind, beneden ziek fchatt zyne heerschzucht op eene in allen deele beleedigende wyze te doen gevoelen. Zyn zulke wezens nu gcvarelyk en hoogstfchadelyk in den burger ft and; hoe veel te meer zyn zy het dan niet in den gecstclykcn fiand? Kan men wel icmant genoeg dank weten zulke flatigen te ontmaskeren? Immers neen!! Hunne gruwelen, onder fchyn van vroomheid Verricht, aan den dag te leggen, is pligt: hierin zyn de Franfchcn, na hunne flaatsomwenteling, niet in gebreken gebleven ; verfcheiden opgegeven voorbeelden , door de geloófwaardjgfte getuigen gejlaafd, zyn overbekend. * 3 Ou,  Onder de afgefchafte fchynheilige injleHingen zyn zeker de kloosterverkeeringen geen der gering ft e; het heeft verfchciden Franfche fchryvers behaagd, dezelve» op verfchillende wyze ten tooneele te roeren, en dus hunne natie vu ernstig dan fchertfend, de onnutte verkeering dezer fchadelyke lediggangen te doen hennen ; en het heeft my behaagd {hoewel de kloostervcrkeering geen der zaken is welke in ons land, als daarin niet beftaande, behoeft vernietigd te worden')eene dezer flukjesten dienste van den Nat ionalen Schouwburg over te brengen. Myn oogmerk is daarmede alleen myne landgenootcn te vermaken, en hen al fchertfend een' afkeer in te boezemen tegen alle fchynheilige wezens, in wat fland zy geplaatst zyn; en myns bedunkens is , in den tyd, dien wy beleven , de aankweeking dezer verachting ra;: het grootfle nut. Hoe gelukkig zoude ik my rekenen, indien ik -myne medeburgers mynen haat koude inboezemen tegen die ralfche wezens, wier gezigt, geftaag met het mom van vrindelykheid bedekt, aan ieder da oprechtheid vertoont, wier mond geflaag deugd, liefde, vryheid en gelykheid ademt, en wier hccrschzuchtig hart zich op de laag/Ie wyze zoekt te wreken, wanneer zy Jlechts geloven, dat aan hunne door vleijery verkregen magt de geringfte wederflard word gedaan. Mogt ik op dit (luk myne landgenooten de denhwyzc van den groot en Franfchen fchryver Molière doen omhelzen, die , reeds in zyncn tyd, deze verachtelyke wezens heeft gehaat, daar hy zyn* Mifrunrope doet zeggen: 0:i  —. — On devroit cMlier, fans pitié, Ce cominerce Uomeux de femblant d'amitiê*. Jeveuxque 1'on foit homnie, & qu'en toute rencontre Le fond de notre coeur dans nos discours fe momre; Que ce foit lui qui parle; & que nos fentimens Ne fe masquent jamais fous de vains compliinens. dan waar'' myn wensch voldaan. Zeker zullen verfcheiden perfoonen over dit voorbericht verwonderd ftaan, dewyl het fchier geen betrekking tot het flukje heeft, waarvoor het geplaatst word: doch dik' ■werf vind een fchryver goed, om reden , hém bekend, zyne gevoelens, over zekere zaken Qil is het ook dddr waar zulks niet verwacht word,') aan den dag te leggen; en dit is myn oogmerk met dit voorbericht. Indien dit flukje voordeel aan den Schouwburg doet zal het my aangenaam zyn; en hiermede zal ik myne moeite beloond rekenen.  PfiRSONAADJEN. belfort, minnaar van Euphcmia. FRONTYn, knecht van Belfort. Gregorie, tuinman. nicolaas, knecht van Gregorie. de koetzier van den postwagen. jerome, «ft FANCrace, |» Capuzynen. a g a T II o n , de abdis van het klooster derVtfitandines. la tourriere, m euphemia, agnes, j o se pui ne, augustine, geestelyke dichters en nieuwe- victorine, I* lingen, in het klooster der ursule, I l'ifitandines. bonaventure, Ij regyne, II En noch vier andere $ D E  D E V ISITAND I N E S, ZANGSPEL. EERSTE BEDRYF. Het Tooneil verbeeld een open Veld; men ziet aan de eene zyde het klooster der Vi/ïtandines; het is nacht} de muzyk kondigt een onwsder aan. EERSTE TO O NE E L. C H O O R. Zuster AGNES, zuster JOSEPHINE, zuster orsDL, zuster AUGüSTlNE, zuster victorine. Zy komen yder voor een met traliën voorziene vengjitr te voorfchyru JOSEPHINE. Ach Agnes, ach Agnes. AGNES. Wel nu, wat is 't? Wel nu ? JOSEPHINE. t Zeg, hoort gy wel den fchorren '^nder kraken? A AG-  s DE VISITANDINES, AGNES. , Ja 1: hoor zeer wel den fchorren donder kraken: En yder licht maakt my afgryslvk fchuw. JOSEPHINE. 't Is 's waerelds eind: hoe zal ik 't maken? Dit is misfchien den oordeelsdag, ó God! is 't uit met uw genade? Uw wil gefchiede vroeg en fpade; Maar fpaar dit klooster noch rieez' dag. Het omveder bedaart. AGNES Ach Zuster, Zuster, welk een fchada Hebt gy zo even my gedaan ! Ik droomde en was op 't hoogst voldaan. Ik droomde van een' lieven &ade. De liefde had myn hart verrast, lk was door 't huwelyk verbonden: 'k ttid dar gy van myn vrees me ontlast. Myn Zuster, is die droom o^k zonden? JOSEPHINE. Doe in dees zware zaak, myn Zuster, Voorzichtte eene goede keur: Wilt gy te vreé-n zvn, en geruster? Wel, raadpleeg onzen direfteur. Het ouweder verheft zich. A G N V S. Het onweêr fchyrt zich te verheffen, Myn vrees verheft zich meer en meer. l)ie htlfche droom fchynt keer op keer My met noch grooter angst te treffen. Her ik myn fcliukl leg aan den dag, Moei h; .''s Hemels donder vreezen; 't Is zeker zonde, Zuster ,.ach! Ie druomen van getrouwd te wezen, AU-  ÉANGSPEL. 3 AUGUSTINE. Ach, Jofephine, JOSEPHINE. Wel nu wat is 't? C H O 0 R. Zeg, hoort gy wel den fchonen donder kraken? »***»«* d! Hemel ach! laat uwe wraak ; Alleen de goddeloozen treffen ; Maar wil van deze ftraf ontheffen Ons, die, altoos, u dienen met vermaak. Alk de vengfters worden gefloten , BELFORT en FRONTYN, die by het eind van het Clwor achterop het Tooneel zyn gekomen, vinden zich nu op liet midden. Het onweder bedaart. TWEEDE TOONEEL. BELFORT, FRONTYN. BELFORT. Frontyn! FRONTYN. Mynheer 1 BELFORT. Waar zyn wy? FRONTYN. Ik weet het waarachtig niet, mynheer; maar ik weei Wel waar ik wenschte te zyn. BELFORT. En waar dan, als het u blieft? A a FRörï*  4 DE VISITANDINES, FRONTYN. In een goed bed, mynheer! de nacht is gefchikt tot flapen; en niet om in het veld rond te dwalen. BELFORT. Kom , kom; men moet de wederwaardigheden met vrolykheid drsgen. Wy zyn verdwaald, ons rytuig is aan gruis; dat is een klein ongeluk. Ik zal, tot het aanbreken des dags, van myns beminde droomen; en aan haar denken: volg my hierin naar. FRONTYN. Dat is zeer goed voor u , mynheer , die met open oogendroomen kunt; maar ik, die dit nooit dan flapende doen kan, wat duivel wilt gy dat ik hier zal verrichten? Konde ik flechts een veilig hoekje vinden. Qiy zoekt rond, en ziet het Klooster.) Mynheer! mynheer! BELFORT. Wat is 't? FRONTYN. ó ! Nu heb ik moed ! ziet gy dat groote huis, mynheer, daar vlak voor ons? BELFORT. Wel nu? FRONTYN. Wel nu, mynheer, ik bedrieg myfterk, zo dit geen uitmuntende Herbeig is, waar men zeer goed behandeld word. A R I J. Welk een geluk om dus op reis te treffen Een avondmaal, maar een zagt bed vooral: Dit kan van al myn zorgen my ontheffen. Of ik deez' nacht vermaak'lyk flapen zal ( lt Vim*  ZANGSPEL. s 'k Vind geen verdriet, in ramp of fmarte, Als ik daarna 't vermaak weêr vind ; Tot morgen vroeg, vernoegd van harte, Word door Frontyn de flaap bemind. Maar mogt myn hulp hier nodig wezen; Zo heeft men waarlyk niet te vreezen, Dat hier Frontyn in nut'loosheid ' Een enkel ogenblik verflyt. BELFORT. Wel nu, klop dan aan. FRONTYN. Ja , dat is myn voornemen ook. (hy fchelt aan de poort.) Zyn zy dan doof? (/;y fchtlt noch harder.) DERDE T O O N E E L. De vorigen. LA TOURRIE RE, achter een getralied deurtje, in de Poort. LA TOURRIERE. Hei, ige moeder! welk een leven. Wie is daar? Wie is daar? FRONTYN. Twee bevallige Cavaliers; toe, lieve meid, fpoedig, fpoedig: een goed vuur, een goed bed, en uw drinkgeld zal naar evenredigheid zyn; wy zullen zeer kort olyven, en veel verteeren: hoort gy 't? LA TOURRIERE. Goede Hemel, wie zyn deze Onheiligen, die zulk ;ene taal durven voeren? FRONTYN. Zagt, zagt, laaten wy ons niet driftig makea. Ik ben A 3 be-  6 DE VISITANDINES, beleefd, gelyk gy hoort; gy hebt niets te doen als ons voor deze nacht een bed te geven: het ontbreekt my geenzins aan verftand , om u duizenderlei aartigheden te zeggen: myn lieve meid: ik weet niet hoe het komt dat ik u voor zeer bevallig houde. Maar zonder u te zien is het onmogelyk' regt te oordeelen ; haast u dan ons het huis te openen; want ik brand van verlangen pm kennis met u te maken en u te omhelzen. T R I O- LA TOURRIERE. Gy wilt in 'i huis dan flapen deze nacht? FRONTYN. 6 Ja ! gewis, zo gy het oorbaar acht: En 't dunkt my gantsch niet vreemd ,*c moest u tot eer verflrekken» LA TOURRIERE. En voor wien toch is 't dat ge ons acht? FRONTYN. Wel drommels 't fcliynt dat gy wilt gekken ; Zyt gy dan niet zeer cerelyke liin, Pie voor klein geld elk wil tot hulp verflrekken? En reizigers een fchnilplaats bién ? LA TOURRIERE. Ach! welk een laster! weg, verblinden; Meent gy een flaapplaats hier te vinden, In 't heilig Vifitatie - huis? BELFORT en FRONTYN. In 't heilig ViGutie- huis!! BELFORT. Dees trek is waardig op te fchryven, Mynheer, Frontyn, gy Wilde dan een nacht in 't Vrouwenklooster blyven?  ZANGSPEL. 7 LA TOURRIERE. Als herbergsnieid den (pot te dryven Met eene Zuster, welk een kruis 11 Te zamen. BELFORT en FRONTYN. LA TOURRIERE. Voor u, Frontyn, wat bitter ly- Voor't Klooster welk een honend den. teken! Cy zult u in geen bed verblyden. Ik wed dat diergelyke (treken Gy kunt, wyl men 't onvoeg- Zyn door den bozen geest beIyk acht, dacht, Onmoogiyk hiyven deze nacht Om ftil te zyn, een enk'le nacht In 't Klooster der Vifitandines. In 't Klooster der Viüianduus. VIERDE T O O N E E L. BELFORT, ERONTYN. FRONTYN. Wy hebben Hechts het geen wy verdienen; waarom krygen wy het, voor den duivel, in onze herfenen, op weg te zyn als de geheele waereld flaapt? Moest gy dit dwalende leven, 't welk gy nu fints twee jaren voert, niet eindeiyk moede zyn? gy zyt naauwlyks 25 jaar; en 'er is byna geen hoekje in Europa, dat gy niet bezocht hebt. BELFORT. Ach! myn waarde Frontyn, ik heb verfcheiden plans tot verbetering in myn hoofd: weet gy wat ik in Vrankryk kom verrichten? Eene myner Vrinden fchryft my, dat myn Vader my geftorven acht, en myn dood beweent, waarvan hy zich als de oorzaak aanmerkt. Ik wil hem geen hartzeer meer aandoen, ik ben 25 jaren A 4. oud;  t D Ë VISlTANDINES, oud; het is dus tyd my te vestigen; zedert lang pra£tizeerde myn Vader, met roem, te Nevers, in de Medicynen : ik. wil hem opvolgen. In één woord, ik keer Rechts te rug, om Doftor te worden. FRONTYN. Ik verfta u, Mynheer! uw Vader zal u zyn vermogen fftuan, en terftond den aftogt blazen: Vivat, mynheer, nen verwacht ons zonder twyfel. BELFORT. Wel neen: ik wil hen verrasfchen. Hier ben ik dan eindelyk in myn Vaderland te rug: ik dacht het nooit weder te zien : en myne waarde Euphemia; hoe fchoon moet zy thans zyn, niet vaar Frontyn ? FRONTYN. Zy moet bevallig zyn die Euphemia is gewis een der minnaresfen die gy in UW Vaderland verlaten hebt; en die gy u vleit, getrouw weder te zullen vinden? BELFORT. Euphemia, Frontyn! is de eenigfte die ik bemin; Belfort heeft nooit iemmt bemind dan Euphemia! en Belfort zal haar altoos blyven beminnen, FRONTYN. Belfoit was dikwerf ongetrouw: en Belfort zal het altoos zyn. Het voegt u wel u van getrouwheid te beroemen! al was 'er niets als dat gevalletje dat u dwong uw Vaderland te verlaten. BELFORT. ó! Jeugdige losheid; niets anders: Ik was teParys: de Minnares van een' man van rang heeft de ftoutheid my  ZANGSPEL. 9 my te doen ontdekken, dat zy my, in zekere zaken, zeer verdiendelyk fchat: ik moest haar, eershalve, overtuigen , dac zy zeer wel geoordeeld had : 'maar wierd om deze zo genaamde gelukkige gebeurtenis vreesfelyk gedraft, dewyl de aanzienlyke minnaar der Dame, met myn' Vader vereenfgd, my in een Staatsgevangenis deed plaatfen , waar ik zonder twyfel noch zoude zyn, indien de bsminlyke dochter van myn Cipier (die ik eenige kleine dienden bewezen had) my geen gelegenheid, ter bezigtiging van vreemde landen, had gegeven. Opgefloten worden , omdat men beminnenswaardig is, ó! dat is vreeslyk. FRONTYN. Het fchreeuwt wraak, mynheer, maar het is overal zo; overal worden de verdienden vervolgd ; te Madrid waren wy genoodzaakt uit een vengder te fpringen om de eer eener vrouw te redden , wier gemaal ons aan de trap afwachtte; te Rome omring ik een dolkdeek in myn jas, die u toegedacht was; in Turkyen heb ik het oogenblik beleefd, waarin men zich gereed maakte de knecht te fpitfen, en den Heer buiten daat te dellen ooit weder Gekheden te doen; te Turin, verkleed als eene kamenier, had gy het ongeluk te gelyk aan de Vrouw als een' fraai jongman, en aan den Heer als eene frisfche jonge meid te behagen. Ik weet niet of u de deek noch heugt, die u zes weken te Berlyn deed vertoeven; maar nimmer zal ik het vreesfelyke vuistgevecht vergeten, 't welk ik genoodzaakt was te Londen uit te houden tegen dien eerlyken Lord, met wiens A 5 Vrouw  io DE VISITANDINES, Vrouw gy, gedurende ons gevecht, in grfprek waart. Overal hebben wy dus reden gevonden de kwaadaar- tigheid der mannen te vervloeken. B E L F O R T. En de goedheid der vrouwen te zegenen. FRONTYN. 6! Dat fchikte zich verwonderlyk : mynheer nam voor zich de liefkozingen der vrouwen, en liet my de ftokilagen van de mannen. BELFORT. Wat wilt gy dat ik zal doen , myn waarde Frontyn ? de vrouwen hebben my bedorven; zie hier in twee woorden myn geval. ARIA. By juffen in vertrouwen, Kwam ik by haar met glans: 'k Was welkom by de vrouwen. Maar geenszins by de mans. Verveling moet van my verdwynen. Ils wil tot lille meisjes gaan: Een drooge zot moge om één meisje kwynen; Ik bid 'er beurtlings twintig aan. Zou ik flandvastigheid verhooren? Ik min al 't vrouwelyk gedacht. Iets nieuws kan my bekoren: De mingod fuist me in de ooren, In zoete taal, dies woorden, flil en zagt: By juffers &c. Doch 't lot verhoort myn wenfehen: 't Maakt van een' man, als ik, Den  ZANGSPEL. tl Den vrind van alle menfchen. Wat ben ik in myn' fchik 1 Thans ben ik by de Franfchen: 't Gaat alles opperbest: De blydfchap doet elk dansfen In dit bemind gewesr. Hier heerscbt het goed vertrouwen; Hier zyn, in vollen glans, De minnaars van de vrouwen De vrinden van de mans. FRONTYN. Wel nu , en die Euphemia, waarvan gy zo even fp raakt? BELFORT. ó! Dat is wat anders; hddr bemin ik oprecht. Hebt gy wel begrip, Frontyn, van het geluk dat ik zal fma. ken? Sints twee jaren heeft men van my geen tyding ontfangen; men gelooft my dood te zyn; en zie daar verrys ik op eenen fprong. FRONTYN. Welk eene vreugde voor het geheele maagfchap! BELFORT. Hoe! hy is 't! zie daar hem wedergekeerd l Is het mogelyk! FRONTYN. Ach! myn waarde Belfort! BELFORT. Ach! myn waarde Euphemia! FR ONTYN. Wat is hy groot geworden! wat is hy veranderd! omhels my! omhels haarl BEL.»  ia DE VISITANDINES, BELFORT. Ik omhels yder een; en denk terftond op myne zaken; myn Vader is haar voogd; ik kom morgen aan, en overmorgen trouw ik haar. Men ziet licht in de kamer van Euphemia, en men hoort een preludium op de harp. BELFORT. Hoor ik geen harp» FRONTYN. Ja zeker: om ons voor onze (laaplooze nacht fchadek>os te Hellen, geeft men ons een concert. ZANG. EUPHEMIA. In deze fchuldeloze woning , 6 Min ! waarom vervolgt my wreed uw vuur? Verwyder u; de koele pligtbetoning Moet enkel heerfchen in deez' muur. FRONTYN. Het is eene ongelukkige Zuster, die mogelyk met zo veeJ vermaak het klooster zoude verlaten, als wy 'er wenschten binnen te treden. BELFORT. Frontyn! kent gy die item? FRONTYN. En waar van daan wilt gy , dat ik haar kennen zal? BELFORT. Ik kan 'er my niet in bedriegen, zy is het zelf. F RON-  ZANGSPEL 13 FRONTYN. Wel hoe, mynheer , zoud gy een kennis hebben in het heilige Vifitatie - Huis ? ZANG. EUPHEMIA. Gy, die ik meêr min dan myn leven, Die 'k haten wil, om wien 'k van min verga! Belfort! Belfort 1 fehoon gy my hebt begeven, Denkt gy noch aan Euphemia ? BELFORT. ó Hemel! zy is het, ik kan'er niet meer aan twyffelen. FRONTYN. Wel hoe! het is uwe Euphemia? BELFORT. Zy fchynt aan myne getrouwheid te twyffelen: en zy is het die my verlaat. FRONTYN. Was zy Hechts getrouwd ; dan konde men zich met haar' man verdaan; maar daar....! 'er is geen uitkomst. ZANG. EUPHEMIA. Haast komt het uur dat my doet vreezen; 't Bevel van u te bannen uit myn* zin: t Myn hart zegt dat ik dan zal fchuldig wezen, Wyl ik voor eeuwig u bemin, FRONTYN. Vertroost u , mynheer ! aan het laatfte couplet te oordeelen, is zy noch maar bruid!! BEL-  14 DE VISITANDINES, BELFORT. Hoe, bruid ? FRONTYN. Ik wil zeggen nieuwling; haar proeftyd is noch niet uit. BELFORT. Verdryven wy hare ongerustheden ; ik wil haar op dezelfde wys antwoorden. FRONTYN. 't Is jammer dat wy geen harp hebben om ons te accompagneren. BELFORT, Zingt. Wees vry gerust Men hoort de klokken luiden en hun geluid verdooft de Jlem van Belfort. FRONTYN Wy beklaagden ons, zonder accompagnement te moeten zingen. De klokken houden op. BELFORT, zingt. Wees vry gerust, myn De klokken luiden weder, doch fterker dan de eerfte maal. FRONTYN. Maar het accompagnement moest de Hem niet overfchreeuwen. BELFORT. De duivel haal de klokken, en hen die ze luiden. Een Jlem uit het klooster. Wel nu , Zuster Euphemia ! hoort f;y niet tot het ochtend gebed luiden ? FR ON-  ZANGSPEL. x3 FRONTYN. Zo! 't Is het ochtend gebed. EUPH EMIA. Ik kom, Moeder! ik kom Het vengfler werd gefloten en het licht verdtyynt; de dag komt allengskens aan. BELFORT. Diergelyke zaken kunnen flechts my overkomen.' Myn huwelyk was befloten ; en ziedaar myne Vrouw Non geworden : ik wil zingen , en men luid tot het ochtend gebed! en ik zoude hen düzwygend my myne Euphemia laten ontrukken? Neen, nooit! — FRONTYN. Gy kunt haar met fchik niet in dit zotte gedicht laten , waarvan eene der Zusters ons den ingang wei. gert en zich beleedigd acht, omdat wy haar voor eene herbergs meid aanzien. BELFORT. Ik heb in myn leven duizend buitenfporigheden gedaan voor vrouwen die ik niet beminde, en waarom zoude ik 'er geene doen voor haar die ik aanbid? Frontyn, gevoelt gy u in ftaat my by te daan ? FRONTYN. Het is eene beleediging 'er aan te twyffelen, mynheer! gy hebt my in diergelyke gelegenheden gezien. BELFORT. De onderneeming is gevaarlyk, myn Vrind! FRONTYN. Kom kom, al waren 'er twintig Nonnen daar binnen, zo gevoel ik my in daat haar allen het hoofd te bieden. BEL. ■  ifi DE VISITANDINES, BELFORT. Wat duivel! maar hier is geen middenweg, men moet haar fchaken of verliezen. FR ONTYN. Wel nu, mynheer, fchaken wy haar dan. BELFORT. Ja j maar op welke eene wyze ? TRIO. BELFORT. Kon ik, Frontyn, door list in 't Klooster gaan, Dan waar myn wensch op 't allerhoogst voldaan. FRONTYN. Kunt gy , mynheer, door list in 't Klooster gaan. Zo zal Frontyn u trouw ten dienden daan. BELFORT, 'k Verzin een trek, die ons zal baten; Men neem de rtem en 't kleed der Zusters aan: In 't heilig huis zal 'k morgen gaan, Als nieuwling my aanteek'nen laaten. FRONTYN. Dat middel is voor u zeer goed, Wyl ge, in elk kleed, aan ieder deeds voldoet; 'k Voldoe ook ieder wel, maar 'k ben wat al te baardij, Zo een der Zusters zich misfehien Hierop verdond, zo zou men my heel vaardig, Door dagen, 't Klooster doen ontvliên. BELFORT. My dunkt dat men in 't klooster fehynt te ontwaken: De dag breekt aan; dat wy ons niet veiraên; Tt  ZANGSPEL. 17 Te famen. Men wacht' zich geen gedruis te maken. Ik hoor de deur reeds open gaan. Gregorie komt uit het klooster: hy is half dronken en draagt eene mand, met een' doek gedekt. GREGORIE. Als ik des morgens dronken bin , Zegt men dat ik den wyn bemin, En van het heilig huisgezin Den tuin laat leggen; Wel, voor den duivel! wil my zeggen Hoe ik dan doen moet naar uw zin? *k Weet niet, al moest ik zo verzinken, Hoe 't werk kan gaan zonder drinken. FRONTYN. Mogt ik in uwe plaats Hechts zyn, Hoe vrolyk werkte niet Frontyn 1 BELFORT. Zwyg Uil, Frontyn, of gy moogt vreezen. GREGORIE. Men lees , opdat men duidlyk weet, Wat in de ftad gedaan moet wezen, Dat ik vooral toch niets vergeet. Hy leest zingende. Gregorie zal eerst aan De haven hooren gaan, Of zuster Seraphyne, Die tot herftel (heb ik niet mis) Verwacht word, ook gekomen is Tot beetring harcr pyne. Ji BE  IS DE VISITANDINES, BELFORT. Frontyn, zou 'k op der zustrcn naam Niet in het klooster kunnen komen? FRONTYN. Zwyg (Hl, of gy verraad ons faam. Mynheer, daar dient noch meer vernemen. GREGORIE, leest als voren. Naar 't Capuzyner klooster gaan Om Bonifaeius te vragen , Ons (wyl hy ziek is) toe te flaan, Zyn' post een' ander' op te dragen; De zusters zyn elk oogenblik Om zyncn (laat vervuld van fchrik. FRONTYN. Op naam des directeurs kon ik Gemaklyk in het klooster komen. BELFORT. Spreek zagter, fchurk! dit oogenblik Dient noch veel meer te zyn vernomen. FRONTYN. Maar zo gy voor de zuster gaat, Kan ik met fchik de vader wezen. BELFORT. Zwyg (lil, Frontyn, of gy moogt vreezen. OREGORius, als voren. Voorts aan den Hcil'gen Vader biên Een dikken koek van zus Regync , Met fnippers en confyt voorzien, Zeer goed voor heimelyke pyne. Voorts chocolaat!, die goed moet zyn, Noch verder vruchten, confiture; Voorts lekkren zoeten Spaanfchen wyn, Uit naam van zus Bgnavanture. AH.  ZANGSPEL. 19 Alle Brie. En de arme man ontfang", tot laafnis in zyn pyn, Van ieder zuster iets, om 't heilig lyf te Herken, Om voor hoar heil als hy te werken, Zo weuschte ik directeur te zyn. GREGORIE. Laat ik toch de dikke koek van zuster Regyne maar terftond brengen, dat is dichte by, want tusichen de Capuzynen en Vifitandines is Hechts één muur, men praat daar zeer dikwyis over .... maar £111. geen kwaadfprekendheid. V T F D E T O O N E E L. De Vorfgen. Een Koetzier, fmoor dronken. de koetzier. Hola, hé! vrindfehap, ben ik noch ver van daar ik moet wezen? GREGORIE. Tegen wien fpreekt gy? DE KOETZIER. Tegen iu GREGORIE. Ga uw' weg, myn vrind, de dronkaarts moeten da eerlyke lieden met vreden laten. DE KOETZIER. Dronkaart ? . . dat ben jy: hoor je dat wel ? . . wat meer beleefdheid als het u blieft, weet dat men meer B 2 eer-  ao DE VISITANDINES, eerbied aan den koetzier van den postwagen verfchuldigd is. gregorie. Den koetzier van den postwagen! fchoone gerustitelJiug voor de reizigers. belfort en frontyn, ter zyde. Den koetzier van den postwagen! de koetzier. Doe my de vrindfchap my te zeggen , waar het klooster der Vifitandines is. gregorie. Der Vifitandines? . . ha ! ha! ha, wat hebt gy daar te doen? ik woon 'er: ik . . . de koetzier. Gy? een mooi flag van een non! ha! ha! ha! gregorie. Hy is zo dronken dat hy my voor een zuster houd. de koetzier. Het verfcheelt my niet, ik zal u toch myn boodfchap zeggen. gregorie, hem te rug ftotende. Ga wat te rug, myn vrind; gy ftinht vreeslyk naaiden wyn. de koetzier. Wees, voor den duivel! dan wellevender; ... ik zal u dan zeggen dat men, heden vóór agt dagen, een plaats op den wagen heeft befproken, voor een zekere zustei die in dit klooster zoude komen. gregorie. Ik verfta u; zuster Serapbyne- PK  ZANGSPEL. 2i DE KOETZIER. Juist. Doch deze zuster kan noch niet komen; en zie daar een' brief en een pakje in hare plaats. B ELFORT, ter zyde. Wat mag deze brief behelzen ? FRONTYN. Het beste middel om het te weten, is, zich van den brief en het pakje meester te maken. FINAAL. DE KOETZIER. Men heeft my dezen brief, Voor uwe Abdis gegeven: Hy dient terltond befteld; Wil my niet meer weÊrflreven. GREGORIE. Wil toch door uw getier de Abdis niet wakker maken; Kom in een uur weêrom, Dan kunt gy klaar geraken. DE KOETZIER. Moet ik hier wachten ? wel, hoe nu ? De duivel baal die kloostcrdingen. GREGORIE. Spreek beter van de kloosterlingen; Geen ongefchiktheid, bid ik u. Te famen. Al ben ik van natuur zagtaardig, Weet toch dat ik niet dulden kan, Dat men 5 'ien £ fchend en hoont, of vaardig 2 my i Vind wie dit doet aan my zyn' man. B 3 BEL-  1? DE VISITANDINES, BELFORT en FRONTYN. Wel, heeren , heeren, welk een leven; Ei, weet hem toch wat toe te geven ; Met dronkaans moet men zyn begaan, Hv kan, ter nood, regt op zyn beenen frian. GREGORIE en DE KOETZIER. Indien u door den drank 't verfland niet had begeven, Zoude ik u hebben leercn leven. Ga vry uw' weg, uw vrees verdwvn: 'k Eerbiedig minnaars van den wyn. BELFORT en FRONTYN. Gy fchym de matigheid te eeren; Dit doe ik ook mynheer, en, zo gy 't vind geraAn, Zo kunnen wy terdond in 'c naaste wynhuis gaan, En ons daar nader kennen leeren. GREGORIE en DE KOETZIER. Gy ziet my tot uw' dienst, myr.heer; 'k Heb hiertoe nimmer in myn leven Geweigerd om myn woord te geven; Dat is met regt een man van eer l Men weiger 't niet, 't zal ons vermaken. Maar 'k zal daarom toeli nimmermeer De fchoone matigheid verzaken. BELFORT en FRONTYN. Als zy elkander weSr verdaan, D.ui dienen zy ons zonder vreezen, „ <, kunt gy ? D3n < , , r voor de zuster gaan; t kan ik J t (ik z«l ? . . ï-'M , c dan de vader wezen. i gy zult J Alle  ZANGSPEL. 2j Alle Vier. Men bann' 't verdriet door wyn die fmaakt: Wy kunnen beter niets verrichten: Ik vind de vreugd , daar elk naar haakt, Als ik myn glas Hechts op mag lichten. Einde van het eerste bedryf. B4 T WEE-  »4 DE VIS1TANDINES, TWEEDE BEDRYF. Het Tooneel verbeeld het Spreekvertrek in het klooster. EERSTE TOONEEL. EUPHEMIA, alleen, bezig een pourtret te btfchouwen. pourtret verftrekt tot voedzel aan myne droefheid: ik heb myn' pligt gefchcnden, door het te behouden, maar gevoel my niet iterk genoeg om 'er my van te feneiden. ARIA. Cy, die in myn verbeelding StaHg voor myne oogen treed: Vergeefs wil men geloven Dat ik u hier vergeet; Orfchoon uw trouweloosheid, Belfort, u ftrafbaar maakt; Om u noch édns te aanfehouwen, Is 't waar myn hart naar haakt. Keer weer, keer weêr, en ik verbreek myn keren; Vjv afzyn heeft alleen my in dit huis doen vliOn. 'k Wil al myn fmart vergeten; Myn grootst vermaak zou zyn vergifnis u te bién. GRE-  ZANGSPEL. sj Gregorie Jchelt. Men fchelt; verbergen wy dit pourtret; ach! hoe waard is my de eenzaamheid; want, alleen zynde, kan ik my met hem onderhouden. TWEEDE T O O N E E L. la tourriere, gregorie; belfort ah non. gregorie Jchelt zeer hard, en gaat belfort halen, die hm den arm geeft. la tourriere, het Tooneel over hopende. Myn Hemel, welk een leven! men zoude zeggen dat het klooster in den brand ftaat ... ik kom ... ik kom ... Zo ! zyt gy het Gregorie ? . . . gregorie, achter het hek. Ik zelf, myn zuster; maar niet alleen, gelyk gy ziet: ik breng u zuster Sernphyne. la tourriere, de deur openende. Ach! wat is zy beminnelyk; kom binnen... zuster.".. kom binnen.... Gregorie en Belfort komen in. gregorie. Verdord! het is een zuster, net voor dit klooster gefchikt. la tourriere. Gy wierd hier met ongeduld verwacht: wilt gy wel toeflaan, myn zuster ? Zy omhelst hem. belfort, de vrouwe Jlem aannemende. Zeer gaarne, zuster, E 5 t>  26 DE VISITANDINES, LA TOURRIERE. Ik ga mevrouw de abdis waarfchuwen; maar ga toch zitten... Wel nu, hoe bevind gy u? BELFORT. Veel beter fints ik hier ben. LA TOURRIERE. Ach! zuster, gy zyt hier in een huis gekomen... ik ge'oof dat de Hemel het met eene byzondero genade befchouvü Alle de zusters zyn zo deugdzaam, zo liefdewaardig; ... ik befchouw haar echter niet als volmaakt; by voorbeeld; zuster Agnes is babbelzuchtig: zuster Jofephine is ydel: zuster Auguftine hangt de zedige uit: ik, die tot u fpreek, ik ben wild... luchthartig... maar men vergeeft zich onderling deze kleine fouten. . . . Zuster Euphemia . . . B ELFORT. Zuster Euphemia!... Wel wat gebrek heeft die? LA TOURRIERE. Verraad my niet; zy heeft den fluijer, uit wanhoop over te leur geftelde liefde, aangenomen... Zy bemint een'zekeren Btifoit. . . . BELFORT. Waarïyk ? LA TOURRIERE. Ja! 't is een flechte jonge, dien men om zyne menigvuldige guiteryen heeft opgefloten .... maar, den Hemel zy dank, zy is gelukkig in eene veilige haven geland: want aanftaanden maandag legt zy hare laatfte gelofte af. BELFORT. Aanftaanden maandag?... 't is zo als gy zegt, zy is in eene  ZANGSPEL. 27 eene veilige haven geland.... Zuster Euphemia heeft u dan tot haar vertrouwde gekozen?... LA TOURRIERE. ó Neen! Zuster Euphemia is te trots om tegen iemant te fpreken.... maar gy gevoelt dat men op myne jaren, als men eenige ondervinding heeft, weet wat liefde is. BELFORT. Wel hoe , zuster I zoud gy door de ondervinding geleerd hebben ? LA TOURRIERE. ARIA. 1. Wat wreed herdenken, zuster, ach ! Brengt gy my door uw vraag te binnen ! 'k Veihaal u wel een' andren dag, Hoe 'k wierd misleid: 't krenkt noch myn zinnen. De Hemel fchonk ons, met een hart, Veel zorgen, die 't geluk verbreken. Myn zuster! gy vetftuat myn fmart,, .. Verfchoou my meer daarvan te fpreken. 2. 'k Was in dit huis op vyfticn jaar Noch pas als kostkind aangenomen; Een jonge abbé, met pik zwart hair, Was in het huis hier naast gekomen: 'k Had eens met hom een mondgefprek; Hy was volmaakt, had geen gebreken; En zonder 't hek van 't fpreekvertrek Verfchoon my meer daarvan te fpreken. Maar ik moet u eindelyk verlaten ; uw onderhoud heeft  a8 DE VISITANDINES» heeft zo veel aangenaams, dat men by u alles vergeet: ik ga mevrouw de abdis waaifchuwen .... Nèem toch weder uw gemak en vermoei u toch niet te veel. DERDE T O O N E E L. BELFORT, GREGORIE. GREGORIE. Zie daar u dan in het klooster gebragt; maar maak, als het u gelieft, geen gekheden. BELFORT. Ach! mynheer Gregorie, kunt gy denken dat ik onder dit kleed.... GREG ORIE. Gekheden kan doen?... Ik zoude 'er my niet op verlaten: het kleed maakt den monnik niet.... Uw knecht heeft my gezegd dat gy een bolletje waart.... BELFORT. Ja, eertyds, in myne jeugd... maar ik heb my bekeerd. GREGORIE. En om beter boete te doen, komt gy eene vifite in een vrouwen klooster afleggen; maar hoe duivel is het ook mogelyk u te kunnen wederftaan ? gy geeft my veel geld; en belooft noch meer te zullen geven; en, om my fpoediger over te halen , fleept gy my naar een vvynhuis; maar 't is voor het laatst geweest; ik wil in myn leven niet meer drinken. BEL-  ZANGSPEL. 29 BELFORT. En ik wil myne Euphemia getrouw zyn , tot aan myne dood. GRECORIE. Ja, ja, laten wy maar zweeren; het zyn dronkaarts eeden.... DUO. BELFORT. Ik zwoer dikwerf getrouw te zullen wezen , En brak dien eed, wyl 'k zwoer met tegenzin; Zy, die 'k aanbid, heeft niet te vreezen Dat ik myn' eed verbreek, wyl 'k haar alleen bemin. GREGORIE. Ik zwoer dikwerf niet meer te zullen drinken, Maar dezen eed vergeet ik telkens weêr Als ik de ghfen flechts hoor klinken. Zal myn geheugen my getrouwer zyn deez' keer? Maar wy! in 't eind' de zotheid is begonnen, Zo geef vooial op uw woorden toch acht! BELFORT. Wees niet bevreesd , ik weet ook als de nonnen Volmaakt te doen; 'k weet meer dan gy wel dacht; Aan haar toiletten Zyn zy coquetten, Maar elders vroom, zelfs als men boert; In haar gefprek (teeds onbefcheiden, Kwaadfprekend, licht tot toorn vervoerd; Haar uitfpraak lymig, te allen tyden ; Met heilig vuur , by ieder woord, En bedelzucbt om medelyden, Word uit haar' mond Ave gehoord. CRE-  30 DE VISITANDINES, GREGORIE. Wacht u toch wel, om u Ichuldig te maken; En wees toch maar vroom, alleen maar om myj Want voor uw kwaad zoude ik zo wel als gy Als firafbaar uit het klooster raken. Het begin der Duo te famen Dacapo. GREGORIE. Stil... daar komt zuster La Tourriere, met mevrouw de abdis te rug. BELFORT. Denk wei op het geen gv zeggen moet. GREGORIE. Gy zyt volkomen onderrecht. BELFORT. Ik ken myne rol, als of ik al myn leven non geweest waai'. Hy gaat weder zitten. VIERDE T O O N E E L. De Vorigen, DE abdis, la TOURRIERE en twee zusters. LA TOURRIERE. Ja, mevrouw, allerliefst, in waarheid, gy zult te vreden zyn. DE ABDIS, tegen Belfort, dit op/laan wil. Blyf zitten, myn kind; ik bid u, biyf zitten; ik mag niet lyên dat men zich om my vermoeit; vooral als men ziek is. E'.n leuningftoel, zuster lïonaventure. EEN  ZANGSPEL. 31 EEN ZUSTER. Vraagt mevrouw geen leuningftoe!? EEN ANDERE ZUSTER, een leuninglloel brengende, loopt daarmede tegen Gregorie aan. Ga dan uit den weg, dat ik mevrouw den ieuningdoel geven kan. GREGORIE, lagchende. Zie daar een lief klein zustertje, die my altoos om verre wil loopen. Zy is grappig, die lieve kleine zuster. DE ABDIS. Wel nu, Gregorie, vader Ronifacius? LA TOURRIERE. Ach! hoe vaart die lieve vader? GRE GORIE. Slappies, lieve zuster, (lappies. LA TOURRIERE. De goede Hemel verfterke hem fpoedig!... Gy kent vader Bonifacius niet, zuster Seraphine?... Welk een verlies voor het klooster, indien het den Hemel behaagde dezen heiligen man tot zich te nemen! Een man, die , ziel by ziel, uit elende verlost, en ons door krachtdadige hulp geftaag onderfteunt. BELFORT. En welke ziekte heeft hy dan? LA TOURRIERE. Hy is zo zwaar verkouwen, lieve zuster. GREGORIE. En daar hy noch zo fpoedig niet zal kunnen uilgaan, heeft  32 DE VISITANDINES, heeft hy vader Hilarion, een' zyner jonge confraters, vol van heilig vuur, opgedragen, om by de dames, in haar' weduwenftaat, zyn' post waar te nemen. LA TOURRIERE. Eene jonge bevallige zuster, en een nieuwe directeur te gelyk; ó! het is een gezegende dag voor het klooster! GREGORIE. Pastoor Hilarion zal zonder veel ceremoniën hier dezen morgen komen ontbyten. DE ABDIS. Ontbyten!! en'er is niets gereed; in waarheid , zuster, gy denkt aan niets. LA TOURRIERE. Maar, mevrouw, ik wist niet.... DE ABDIS. Gy moest het weten, zuster; ik geef heden bef gehcele klooster het ontbyt; hoort gy 't? ga alles gereed maken. LA TOURRIERE, misnoegd. Wel nu, mevrouw, ik ga. Zy vertrekt. GREGORIE. Heeft mevrouw noch iets te bevelen? DE ABDIS. Meen, gy kunt gaan: maar ik bid u, Gregorie, ga toch vooral den gantfchen dag, volgens uwe gewoonte, niet in de herberg doorbrengen ... GREGORIE. In de herberg, mevrouw, foei! dat zoude lelyk zyn: ik  ZANGSPEL. 33 ik ben niet gewoon diergelyke plaatfen te bezoeken Zo even noch zwoer ik, 'er nooit myne voeten weder te zullen zetten. DE ABDIS. Men moet niet zweeren, myn zoon. GREGORIE. Zy heeft gelyk , onze abdis ; men moet niets ver2weeren: daar konde zich eene gelegenheid aanbieden, en wie weet. . • Hy vertrekt. V T F D E T O O N E E L. DE ABDIS, BELFORT. DE ABDIS. Mwr, in waarheid, zuster, hoe meer ik u befchouw, hoe meer ik overtuigd word dat mevrouw uwe abdis my aangenaam heeft willen verrasfchen. BELFORT. Hoedat, mevrouw? DE ABDIS. Dewyl gy in 't geheel niet gelykende zyt aan de bS' fchryving die zy my van u in haren brief geeft. BELFORT. Is het mogelykü DE ABDIS. Oordeel zelf, zie hier haar' brief. Zy leest. „Myn waarde zuster, eene onzer nieuwelingen, zus. „ ter Seraphine, pas van eene langdurige en hardnek„ kige ziekte verrezen zynde, die haar eene drooge en „ fchier onophoudelyke hoest heeft nagelaten; C Bel-  S4 DE VISITANDINES, Belfort koest. ,, zo heeft men ons uwe luchtftreek (terk aangeprezen, ,, ter herftelling van zwakkelyke patiënten; ik zal dus „ de vryheid gebruiken haar u drie of vier maanden „ te zenden : het is eene veiitandige en zedige dochter; „ zy is niet van de e rste jeugd noch fchoonheid .... Ik vraag u, zuster, of dit u gelykt? belfort. Ach, mevrouw. de abdis Ik vind u uitmunt.nd: vooral voor eene zieke. belfort. Gy hebt veel goedheid, mevrouw. de abdis, lezende. „ Maar zy bezit tot in den hoogden trap van volkomen- heid alle die kleine bekwaamheden, dienstig om on„ zen tyd aangenaam te belleden en ons van booze ge,, dachten af te trekken; niemant zingt, by voorbeeld, ,, fraaijer de Kerszangen: niemant dient netter ananasfen „ voor: niemant maakt aartiger bonbonnieres, en fui„ kert lekkerer confituren , en weet fpoediger pape,, gaaijen te leeren fpreken, dan zy!" bk l f o r t. Ach, mevrouw! ik ben verre van zo volmaakt te zyn als gy denkt. de abdis. Ach! zedigheid, myn zuster... Kom,kom, laat u niet Mdden; onder het oncbyt zult gy ons iets vóórzingen. BELFORT. Ach, mevrouw! vergeet gy de zwakte van myne borst?  ZANGSPEL. SS borst? (Hy hoest.) Die ongelukkige ziekte heeft my myne geheele rtem doen verliezen. ZESDE T O O N E E L. De vorigen. Verfcheiden ZUSTERS, LA TOURRIERE. Komt dan, zusters, daar is zy, daar is zy. DE A 3 D i S. Omhelst allen de nieuw aangekomene. B E L F O K T. Ik w.is gereed u verlof te vragen alle myne zusters te gaan omhelzen. JOSEPHINE, hem omhelzende. Ik heb nimmer eene onzer zusters met zo veel vermaak omhelst. AGNES, hem omhelzende. Indien zy deze n?cht bier geweest waar, het onweder zoude my minder verfcnrikt hebben: zy fchynt moed Ce bezitten. EUPHEMIA herkent Belfort zodra hy haar Wil omheizen , geeft een gil, en vale in zyne armen flaauw Ach 1 . . . BELFORT. Hemel!.. Zy bevind zich niet wel, zy iï flaauw... Zusters, zusters. JOSEPHINE. Hier is reukwater. C * AO.  3«J DE VISITANDINES, agnes. Kruis - en • munt is beter. ursule. Waar is dan myn duivelsdrek? de abdis. Ontryg haar, zuster Agnes. belfort. Zy bekomt weder. la tourriere. Wac is zy bevallig! belfort. Aan wien zegt gy dat» zuster? de abdis. Wel nu, myn kind, hoe bevind gy u? euphemia. Zeer wel, mevrouw : het is het gevolg der verrasfing, anders niet. belfort. Ik ben warelyk ook zeer verwonderd... Mejuffrouw is van Nevers? de abdis. Zonder twyfel. belfort. Ik bedrieg my zeer, zo mejuffrouw de dochter van den overleden heer Forlis niet is. euphemia. Die ben ik. Belfort, Euphemia door gebaarden waarfchuwende. Als dat zo is, zo moet gy u de dochter van den doe-  ZANGSPEL, 37 doctor Belfort te binnen brengen met wie gy zyt opgevoed? DE ABDIS. Ik dacht dat de heer Belfort geen kinderen meer had dan zyn' lichtmis van een' zoon. BELFORT. Ik verzoek u vergiffenis, mevrouw, want hy is myn vader. DE ABDIS. Welnu, ik ben verheugd dat gy eertyds vrindinnen waart; gy kunt hier uwe vrindfchap vernieuwen. LA TOURRIERE. Mevrouw ! mevrouw ! ik bedrieg my zeer , zo dit niet vader Hilarion is. DE ABDIS. Myne zusters, het is een nieuwe directeur. Zet uw gelaat in den plooi die u betaamt; en laat uwe befclieidenheid het klooster eer aandoen, ZEVENDE T O O N E E L. De Vorigen. FRONTYN, ah monnik. FRONTYN. ARIA. De Heme! doe u vrolyk leven, Myn zusters! 'k Leer op 't pad u dreven Dat zich rechtuit ten hemel richt. Wie u, myn zusters, ziet, begrypt voorzeker licht Hoe Bunifacië, u genegen, Hier by u, dag aan dag, een nieuw vermaak geniet. Waar word ooit beter plaats gekregen, Dan waar men zich pastoor van zulk een kudde ziet J C 3 DE  33 DE VISITANDINES, DE ABDIS. Ave, myn vader. FRONTYN. De Hemel zegene u, myne zuner. DE ABUIS. Wees van harten welkom: wy hebben u boognoodig. FRONTYN. Ik heb noch de ondervinding , noch de kunde van vader Bonif ciuï. LA TOURRIERE. Heeft vader Bonifacius heden zekere ververfchingen Oütfangen? FRONTYN. Ja, zuster, en ik ben 'er u ook dank voor fchuldig: want ik heb 'er myne portie van e,enootcn. DE ABDIS. Gy zult ons zeker de vrindfebap doen met ons te ontbyten ? FRONTYN. Ach! zuster, de wille di s H itnels gefebiede in alles! Mn brengt kojfy. L/\ TOURRIERE. Zuster Seraphine zal de goedheid hebben oprecht te zeggen of haar zulke delicate koffy in haar klooster vootge liend word : ik tnaafc dezelve gereed, en ben zeer verheugd u dit te kunnen zeggen. FRONTYN. Ook pryst vader Bonifacius nimmer uw huis, zonder uwe koffy te pryzen. Maar laten wy die niet koud doen worden. DE  ZANGSPEL. 29 DE ABDIS. Zeker niet, myn vader: gy zult my de vrindfchap bewyzen, u aan myne zyde te plaatfen. LA TOURRIERE. En aan de myne .... DE ABDIS. Zuster Seraphine zal zich naast zuster Euphemia plaatfen; zy zullen zich hare kindsheid kunnen herinneren. BELFORT. Zeer gaarne, mevrouw. Ieder plaatst zich. frontyn, na gedronken te hebben. Hy is in waarheid uitmuntend, de abdis. Ik dank den Hemel, dat ik in ftaatben, u iets vóór te zetten dat u aangenaam is, myn vader. FRONTYN, weder drinkende. Het is echte mokka. DE ABDIS. Maar ik vrees, myn vader, dat gy u zult benadeelen: de koffy is verhittend - . . FRONTYN. Helaas, myn zuster, ik moet by nacht myne zedepreken opftellen; en gebruik veel koffy, om den flaap te verdryven. DE ABDIS. Gy predikt dus, myn vader? FRONTYN. Och ja, myn zuster: ik doe alles wat men van een' . vromen pastoor verlangen kan. C 4 DB  |o DEVISITAN/DINES, de abdis. Welaan, zuster Seraphine , geen kinderachtigheid; wy weten dat gy eene uitmuntende Hem hebt; ik hoop dat gy ons dezelve zult doen hooren: de Kerszangen moeten in uw' mond fchoon zyn. belfort. Niets zoude my aangenamer zyn, mevrouw, maar, in waarheid, myne borst is zodanig ontlleld.... Vader Hilarion zal zekerlyk eene fraaije item hebben: zoude hy niet in myne plaats kunnen zingen? Alle ie zusters. Och ja, doe dat, myn vader. frontyn. Doch, ik verfta geen Kerszangen; ik ken niets dan eenige waereldfche liedjes, die ik in den dienst als dragonder heb geleerd. de abdis. Wel hoe, myn vader, zyt gy dragonder geweest!! frontyn. Helaas! ja, myn zuster .... de abdis. Welnu, myn vader, ééne van die liedjes dan: de Hemel verbied geen onfchuldig vermaak. frontyn. Zeker niet; ... ik zal een vrolyk liedje uitzoeken: gy zult het misfehien kennen. ARIA. De akfem, die deze rol vervult, kan naar zyne verkiezing een zangflu-ja z:.ngsn, mits hetzelve met de gejteldlmd zyner rol overeenkomt. RE-  ZANGSPEL. 41 r e g y n e, verfchrikt binnen komende. ó Hemel! welk een ongeluk! de abdis. Wat is het, myn kind? regyne. Ach, mevrouw, welk een toeval! la tourriere. Zoude het klooster in den brand flaan? regyne. Neen, *t is veel erger... want de papegaai van mevrouw is weggevlogen. de abdis. Myn papegaai!! De zusters. De papegaai van mevrouw !!! Zy vertrekken allen, en laten Euphemia, Frontyn en Belfort by eikair. belfort. Thans zyn wy alleen: laat ons van dit oogenblik gebruik maken: myn waarde Euphemia , haasten wy ons dit wreede huis te verlaten. frontyn. Dat is zeer wel gezegd: laat ons het voorbeeld vaa de papegaai volgen. euph emia. Maar langs welk een' weg? frontyn. Langs welk een' weg ! laat ons het huis van Gregorie den tuinman opzoeken: de fchurk heeft ons doen binnen treden, hy is dus verpligt ons weder uit te laten. C 5 EU-  42 DE VISITANDINES, euphemia. Wel hoe! heilige vader! belfort. Deze heilige vader is een zeer wellevend jongman die ons tot aan het eerste posthuis wel voor postillon zal willen dienen. frontyn. Met het grootfte vermaak, 't Is evenwel jammer dit huis zo fchielyk te verlaten: het Hond 'er my by uitnemendheid aan. A G T S T E T O O N E E L. De Vorigen. gregorie. gregorie. Ik heb de kouw van de papegaai opengemaakt om de zusters bezig te houden, en ti tyd tot vlugten te geven: zy zyn in den moestuin... Schielyk, deze deur uit naar myn huis, ik kom ten eerste .... e u1' h e m ia. Maar, ik begryp niet . . . gregorie. Vertrek dan ... . frontyn. Mejuffrouw, de tegenwoordigheid van vader Hilarion moet u van alle vrees ontheffen. Frontyn en Belfort leiien Eiphemla, eenigsxins tegen haren wil, van het tooneel. gregorie, alleen. Dat is zeer wel gezegd.... ik volgu... indien wy de  ZANGSPEL, %$ de frontieren kunnen bereiken , is myn fortuin gema: kt. NEGENDE T O O N E E L. GREGORIE, LA TOURRIERE. LA TOURRIERE. Oregorie , hebt gy de papegaai van mevrouw ook gezien? gregorie, vlugtende. ó Ja, myn zuster, hy is in den tuin, en ik ga hem vangen. la tourriere, alleen. Maar, luister d3n... Ik dacht hier zuster Seraphine te vinden: waar is toch vader Hilarion gebleven? . . . Zusters! zusters!! TIENDE T O O N E E L. Alle de ZUSTERS en de abdis. FINAAL. la TOURRIERE. Hebt ge ook Euphemia vernomen? De ZUSTERS. 6 Neen ! 6 neen ! la TOURRIERE, Is Seraphine ook niet gekomen? De ZUSTERS. 6 Nesn 1 6 neen 1 LA TOURRIERE. Zaagt gy ook niet pastoor Hilarion ï Dt  44 DE VISITANDINES, De zusters. ö Neen ! ó neen. LA TOURRIERE. 6 Hemel! waar zyn zy dan heen! AGNES. Zus Seraphine is dan verdwenen! DE ABDIS. Wees niet bevreesd, men vind haar daadlyk weêr. AGNES. Met zus Euphemia, ging zy, helaas! dan henen! DE ABDIS. Men vind ze daadlyk beiden weêr. ALLE. Houd u maar (lil: , uzi u - • ? mea vind ze daadlyk weêr. Men hou zich (hl: i JOSEPHINE, verbaasd binnen komende. Helaas! helaas ! wat wreede pync; Straks klom den tuinmuur af. r) Hemel, welk een fchand'Ü Euphemia met zuster Seraphyne : Pastoor Hilarion bood haar verheugd de hand: Gregorie heeft de leêr gehouên. DE ABDIS. Mag ik, 6 goónl myn oor vertrouwen. C H O O R. ö Heiige maagd! een Capuzyn Durft dan twee onzer zusters fchaken! Die fchancldaad doet roet recht myn felle gramfchap blaken.. Men  ZANGSPEL. 45 Men vliege om haar weêrom te halen» Men Iuij' de klokken zo terftond. De booze geest zou zegepralen, Indien by ons niet .waakzaam vqnd. Einde van het tweede ledryf. DER;  4<5 DE VISITANDINES, DERDE BEDRYF. Het tooneel is in tmën verdeeld, en verbeeld, aan de eene zyde, een vertrek in het kapittel der Gapuzyncn, en, aan de andere zyde, een vertrek in het klooster der Vifitandines; de muur, welke de twee kamers van elkander fclieid. is aan de zyde der Capusynen bezet met k isten, ly wyze van een bibliotheek; aan het einde van het tooneel eene evenzelvige. Aan de zyde der Vifitandines is de muur met eenige Jchilderyen behangen. By het opgaan van de gordyn hoort men aan de buitendeur der Capuzynen kloppen. Vader Jerome jchiht de tafel in orde. T;rwyl vader Aguthon de kast aan het einde van het tooneel fluit, opent vader Pancrace de deur. EERSTE TOONEEL. JEROME, AGATHON, PANCRACE, NICOLAAS. AGATHON. Wat is het? NICOLAAS. Heilige vader , ik ben Nicolaas, een der knechten van Gregorie, den tuinman der Vifitandines; dezen brief heeft mevrouw de abdis my gelast u te overhandigen, terwyl vader Bonifjcius ziek is; ó! het is eene vrees- Co  ZANGSPEL. 47 felyke gebeurtenis. Gy hebt zeker onze klokken onraad booren kleppen ? PANCRACE. Zeker; zeg my toch van welk een' heilig gy heden het aandenken viert? NICOLAAS. Een' heilig? Ja we!!.. het is veel eer een' duivel!.. Gregorie onze tuinman heeft dit geheele plan ontworpen: ik zonde niet verdoofd zyn, indien hem iets onaangenaams gebeurde, want hy weet altoos wat op zyne knechts te zeggen, als hy wat re veel gedronken heeft; en dat gebeurt hem maar zeven maal op ééne week. AGATHON, den brief inziende. Ho! ho! ziet hier iets wonderbarelyks, heilige vaders ... Hy leest. „ Heilige vader, uw pater Hilarion, dien uw guar„ dia in ons heeft gezonden . . . Onzen pater Hilarion! kent gy dien? PANCRACE. Neen. JER OME, Neen. AGATHON. Noch ik... maar gaan wy voort. Hy leest. „ Deze vader Hilarion is gewis een afzendeling van ,, den fitan om twee onzer zusters te verleiden; onze „ onwaardige tuinman is de medepligtige van deze „ fchurken. - . Zyne knechts hebben die verfcheurende „ wolven gevat, op het oogenblik dat zy met twee on- „ zer  48 DE VISITANDINES, „ zer lammeren vlugtten; wy zenden u de twee -verleiders : ziet wat gy 'er mede moet doen. Ave, myn vader. — JER OME. Waar zyn de fchu!di»;en? NICOLAAS. Ik ga ze halen, heilige vader. TWEEDE TOONEEL. De drie CAPUZYNEN. AGATHON. *t Is zekerlyk een Capuzyn van het klooster, dat hleï drie uren van daan ligt. TANCRACE. Stil! daar zyn zy. DERDE TOONEEL. De Vorigen. GREGORIE, FRONTYN, NICOLAAS. FRONTYN. Waar geleid gy my? GREGORIE, dit ons dronken. Heilige vaders, ziet hier uw' kleinen Gregorie, die u zyne diensten komt ar.nbieden. J E R O w E, hem ie rug Jlootende. Foei! die lelyke dronkaard GREGORIE. Dronkaard . . alles is goed, maar geen beleedigingen, als het u gelieft, heilige vader . . . NI.  ZANGSPEL. 49 NICOLAAS. Zy zyn in uwe handen: doe zo als het hest is: maar dewyl de misdaad voor het minst doodfchuldig is, zo laat de ftraf ook naar evenredigheid zyn. Hy vertrekt. VIERDE TOONEEL. De Vorigen, behalve NICOLAAS. JEROME, tegen Frontyn. Spreek, rampzalige! tot wat klooster behoort gy? GREGORIE. Tot wat klooster!! Zwyg toch, wat ik u bidden mag... -de heilige vader Hilarion is een Capuzyn van myn maak fel. JEROME. Wat!... FRONTYN. Helaas, ja, heilige vaders! hebt medelyden met een' man, die flechts Capuzyn is door het kleed: ik ben 'er niet grootsch op; neem den rok te rug, en laat hem, die denzelven draagt, in vrede gaan. GREGORIE. Zekerlyk... Noch hy noch ik behooren tot de Jurisdiüie : dus, heilige vaders , zyn wy uwe onderdanige dienaars, en gaan heen... Hy gaat naar de deur om te vertrekken. JEROME, hem tegenhoudende. Eén oogenblik , als het u gelieft... dit maakt de zaak veel erger....» D PAN.  50 DE VISITANDINÉS, PANCRACE. Wel hoe ! het kleed te ontheiligen dat de heilige Franciscus heeft gedragen! AGATHON. Antwoord , fchelm : hoe zyt gy aan dien rok gekomen , dien gy ontëert ?.. FRONTYN. Helaas, heilige vaders! deze verwenscbte dronkaar: heeft hem my bezorgd , myne eenige misdaad is dien aangetrokken te hebben. JEROME. Dus is het uwe zaak ons te onderrichten» fchelmfche tuinman ! GREGORIE. Ook zal ik dit doen; laten wy ons niet driftig maken, heilige vaders... het is door behulp van Joris, den kamerdienaar van vader Ronifacius, dat ik den rok heb; gekregen: hy heeft geen zwaarigheid gemaakt my dien gedurende de ziekte van zyn' meester te leenen: dus denkt vader Ronifacius, dat zyn rok, wél afgeftoft, in de kist hangt, daar hy in tegendeel de fchouders vandezen gaauwdief bedekt. JEROME. Wat nu te doen, heilige vaders? PANCRACE. Ziet hier het geval , waarin de wet ons gebied cfe flhuldigen in een' onderaardfchen kelder, voor het over» fcliot van hun leven, op te fluiten.... FR 01*.  Zangspel. si FRONTYN. in een' onderaardfchen kelder ? arme Frontyn ! Ziedaar u levendig begraven! AGATHON. Voorzeker... en hen voor voedzel niets dan water en brood te geven. GRE dORIE. Water! ik ben dood. JEROME. Waar zyn uwe gedachten, vader Pancrace? wy hebben geen onderaardfche kelders. AGATHON. Wy kunnen den wyn ergens anders plaatfen, en hen dAir zetten. GREGORIE. Dewyl het u fchynt te vermaken, heilige vaders, ons In een' kelder op te fluiten, zo laat 'er toch, om 'sHemels wil, de meubelen in blyven. FRONTYN. Zoude het zich niet fchikken met eenige boetoefeningen en geesfelflagen ? J ER OMÉ. Het fpyt my, maar dat kan warelyk niet. PANC RACE. Wy kunnen, in den tyd dat wy de woning dezer heeren gereed maken , hen hier laten. GREGORIE en FRONTYN. Vader Agathon! vader Pancrace ! AGATHON. Bedankt ons, myne kinderen, veor dó genade, é\6 d 2 *y  52 DE VISITANDINES, wy u bewyzen: denkt dat deze lichte ftraf u hierna vela jaren van zuivering zal uitwinnen. Hy gaat heen. GREGORIE en FRONTYN. Vader Pancrace... Pancrace vertrekt, GREGORIE. Vader Jerome, uit medelyden.... JEROME. Vaar wel, myn zoon ! klaag den Hemel uw' nood. Hy vertrekt, en fluit de deur. V Y F D E TOONEEL. FRONTYN, GREGORIE. FRONTYN. Schoone belooning voor myne wéllevendheid! GREGORIE. Gedoemd om klaar water te drinken, ik, die noch nooit water in myn' wyn gedaan heb. FRONTYN. Zoude 'er geen middel ter ontkoming zyn !.. het zyn de kleederen van den Guardiaan, die gy my gegeven hebt... Zouden de fieutels, die ik daarin gevonden heb, ons niet kunnen van dienst zyn? GREGORIE. Wat wilt gy 'er mede uitvoeren?., hebt gy de grendels niet hooren toefcbuiven ? FRONTYN. Zy moeten deze kasten kunnen openen. CRE-  ZANGSPEL. 53 GREGORIE. En wat dan meer?., 't Is hier de Capuzyner bibliotheek : deze kasten zyn vol kerkboeken. FRONTYN. Dat zy zo... wy kunnen ons mogelyk achter een foliant vei fchuilen.... Laat zien.... GREGORIE. Ja; gy zult eene predikatie vinden om ons tot boeten te bereiden. frontyn, opent de kast aan het einde van het tooneel, welke vol met wyn en mond • proviant is. Hö! ho! wat fchoone folianten! gregorie, den wyn ziende. Wat zie ik!! DUO. GREGORIE. Ik kan dit fchrift, geloof liet vry, Zelfs zonder bril, gemaklyk lezen. FRONTYN. Dees boeken zyn voor u en my De besten, die 'er kunnen wezen. GREGORIE. De Capuzynen moeten dan Al hun geleerdheid hieruit zoeken? FRONTYN. 't Is daarom ook, myn goeje man, Dat men die heeren pryzen kan In 't vak der boeken. gregorie, drinkende. Ik wil, als zy, geleerdheid zoeken. D 3 eron-  54 DEVISITANDINES, FRONTYN. Ik tracht zo wys als zy te zyn. G R li G O R I F.. Dees ham is fyn, en uitgelezen. FR ONTYN. Ik min de kleur van dezen wyn. GREGORIE en FRONTYN. Men kan onmooglyk beter wezen Dan wy by deze paters zyn. GREGORIE. (5 Heiige man! ei, geef my wat te drinken. FRONTYN. Zeer gaarn, myn vrind laat ons eens klinken. GREGORIE. Pastoor Hilarion, 't zal uw gezondheid zyn. FRONTYN Gregorie, 't zal uw welzyn wezen. Te /urnen. Ik dacht een zware ftraf te Iyên Toen men ons in deez' kerker floot; Maar deze fles kon my terftond verblyên; Zy was het, die my weêr vertroosting bood. 't Is troosrlyk als men in den nood Zich met zyn lieffte kan verblyên GREGORIE, drinkende. Zeker is het troosteiyk. FRONTYN. Ja... maar 't is noch troostelyker, met zyn liefde in vryheid te zyn. Laat ons eens verder de zakken van, Yader Eonifa^iiis naarziea. - CRE-  ZANGSPEL. SS GREGORIE. Dat is wel gezegd... Laat ons inventariferen, FRONTYN, een klein boekje te voorfchyn halende. Wat is dat voor een aartig boekje ? Zeker gebeden: Wel hoe? de kunst om te behagen, door den vrolyken Bernard ... Vader Bonifacius!! i GREGORIE, gedurig drinkende. Ja, vader Bonifacius is een tuindief. FRONTYN haalt een geknepen briefje voor den dag. Wat is dat? GREGORIE. Dat is een briefje, zo als ik dikwils voor den heiligen vader aan zuster Jofephine heb gebragt. FRONI YN. Aan zuster Jofephine ! GREGORIE. Zonder twyfel.... ik dien den heiligen vader als briefdrager. FRONTYN. Ha! ha! GREGORIE. Vader Bonifacius is verzot op zuster Jofephine. FR O NT YN. Zó! zó! GREGORIE. Ik zal u dit wel eens nader vertellen; laat ons de test mn. D 4 F ROK*  5«5 DEVISITANDINES, FRONTYN haalt een ander papier te voorfchyn en leest. ,, Rekening voor den heiligen vader Èonifacius, van „ den metzelaar Bernard, voor het maken van eene ge„ heime deur in de bibliotheek; gemeenfehap hebbende „ met het klooster der Vifitandines: voor onkosten, ar„ beidsloon en leverantie 558 livres, voor het geheim „ izoo livres." GREGORIE. Wel nu, de heilige vader befteed de penningen van het klooster zeer wel. FRONTYN. Schielyk, fchielyk; alle de fleutels geprobeerd, en getracht de geheime deur te ontdekken. Hy probeert de fleutels aan alle de deuren. gregorie, drinkende. Waarom toch! ik ben hier zeer wel. ZESDE TOONEEL. De Vorigen aan de zyde der Capuzynen. la tourriere, euphemia, belfort, aan de zyde der Vifitandines. Gregorie drinkt gefladig, en Frontyn past de fleutels aan alle de deuren gedurende de volgende famenjpraak. LA TOURRIERE. Ja, waarde zuster, mevrouw de abdis heeft my bevolen u hier op te fluiten. EU-  ZANGSPÈL. 5? EUPHEMIA Te famen , in één vertrek ? BELFORT. Ik voor my dank u hartelyk, zuster. LA TOURRIERE. Zo dra zy van de ontlleltenis, welke uwe vlugt haar veroorzaakt heeft, zal herkomen zyn , zal zy u zelve komen ondervragen. Men heeft om den koetzier van den postwagen gezonden, die u herwaarts heeft gebragt. BELFORT. Waartoe dat, zuster? LA TOURRIERE. Om u weder naar onze zusters te Nevers te rug te brengen; 't is voor ons reeds erg genoeg zuster Euphemia te moeten ftraffen. EUPHEMIA. Myn zuster, fta my toe u te zeggen .... LA TOURRIERE. Geen woord, myn zuster; het is my verbeden, u te antwoorden: hou moed; toon berouw, en hoop op de genade des Hemels. Zy vertrekt en fluit de deur. ZEVENDE TOONEEL. EUPHEMIA, BELFORT. BELFORT. ö Al te gedienstige zuster, gy weet niet welk een genoegen gy my veifchaft, nu gy my met myne waarde Euphemia opfluit. D S EO-  58 DE VISITANDINES, EUPHEMIA. Hemel! alleen met u opgefloten! Belfort laat de eer van uwe beminde u heilig zyn. BELFORT. Stel u gerust, myn waarde Euphemia, ik bemin u, en de ware liefje is zo achtingswaardig als teder. EUPHEMIA. Hierop verlaat ik my. BELFORT. Ik zal uw vertrouwen waardig zyn. Maar, zo gy my bemint, zo verheug u ten minste met my over het gelukkig misverftand 't welk ons vereenigt. FRONTYN, de geheime deur in den muur openende. Victoria! ik heb overwonnen. Hy verfchuift eene fchilJery, die de deur aan de zyde der Vifitandines bedekte, en bevind zich in het vertrek van Euphemia en Belfort. GREGORIE. Gy hebt overwonnen, ik volg u. EUPHEMIA, de deur ziende openen, geeft een' gil. Hemel! wat is dat? BELFORT. Eene geheime deur, in den muur: en zie daar den heiligen, vader Hilarion, met den waarden Gregorie. FRONTYN. Gy hier, mynheer en mejuffrouw!!  ZANGSPEL. 59 EUPHEMIA, naar de zy ie der Capuzyne vlugtende. Ik hoor gerucht; het zyn de zusters : ik ben ver'oren. BELFORT, haar volgende. Waar gaatgy, Euphemia? gy zyt onfchuldig. A G T S T E TOONEEL. De Fortgen, DE ABDIS, LA TOURRIERE, TWEE ZUSTERS, DE KOETZIER, aan de zyde der Vifitandines. DE ABDIS, tegen den Koetzier. Kom hier, myn vrind ... Is dit niet de geestelyks dochter... (Frontyn ziende.) Heilige maagd! alweder die vader Hilarion!! LA TOURRIERE. En ook die deugeniet Gregorie??... DE ABDIS. Wel hoe! wy hebben twee vrouwen opgsfioten; en, Vinden twee mannen weder? DE KOETZIER, hen herkennende. Zyt gy het, myn waarde vrinden?... DE ABDIS. En tot vergrooting der fchande kent gy eikanderen? DE KOETZIER. Gewis...dit is de kamerdienaar van zuster Seraphine. DE ZUSTERS. Hemel! * LAAK  fJO DE VISITANDINES, LAATSTE TOONEEL. De Vorigen, de drie Capuzynen, aan hunne zyde. jerome. Blyft maar, eerwaarde vaders. . .. Wat zie ik? twee zusters, pancrace en ag at hon naderende. Twee zusters! Is het mogelykü Belfort plaatst zich tusfchen Euphemia en de Capuzynen. de abdis. De kamerdienaar van zuster Seraphine? de koetzier. Helaas! ja, mevrouw: ik zie dat gy alles weet; zoek myn' ondergang niet: *t is byna tegen myn'wil geweest dat ik in uw huis een' jongeling , in plaats van eene jonge dochter, gebragt heb. de abdis. Wel hoe! 't is een jongeling!! jerome, Euphemia naderende. Zy is warelyk allerliefst. bel f ort, hem te rug Jlootende. Eén oogenblik, als het u gelieft. jerome. De duivel, dat is eene flerke non. de abdis. Gy zult allen geflraft worden. fr on«  ZANGSPEL. 6t frontyn. Zagt wat, mevrouw; het middel tot wederwraak is in onze handen ... de kleine geheime deur . . . de abdis. Welke kleine deur? frontyn, aan de deur kloppende. Gy veinst 'er niets van te weten... mynheer! mynheer Belfort. de abdis. Mynheer Belfort! de zoon van den doctor teNevers! frontyn. Juist. b £ L f o rt, geleid Euphemia aan de zyde der Vifitandines, en Fion'yii gaat tot de Capucynen. Kom, hier, myn waarde Euphemia. De capucynen en de zusters. Hemel! eene deur van gemeenfchap! jerome. Maar hoe duivel komt hier deze deur? frontyn, hem de rekening overgevende. Vraag dit aan uwen pater guardiaan , en verzoek hem de rekening van den metzelaar te betalen. jerome, de rekening aannemende. Laat ons dit terftond aan alle de broeders bekend maken. De Capuzynen vertrekken, en Frontyn gaat weder naar de Vifitandines. DE  (52 DÈVISITANDINÈS, DE ABDIS, tegen BelfortGeloof dat ik onkundig was.... BELFORT. Uw fchurkachtige directeur is alleen fchuldig. Maar< geloof my, gy hebt meer reden, dan wy, om deze zaak niet te verbreiden: laat deze deur toemetzelen, en laat my zonder geweld of fchande vertrekken. Euphemia is noch nieuweling: myn vader, haar voogd, zal haar komen halen, om haar aan haar en ons maagfehap weder te fchenken. Gy kunt op onze ftilzwygendheid ftaat maken: maar ook van uw' kant... BEURT ZANGEN. BELFORT. Wil tot uw best 't geheim betrachten Van dit zo zonderling geval, Of gy hebt anders niet te wachten Dan dat men ftaag u lastren zal. Wil des uw' toorn geheel vergeten: Hy komt zeer weinig hier te pas; Wyl zy, die met ons vlugtend was, Noch maar nieuweling is te heeteu. EUPHEMIA. Is Belfort inderdaad misdadig, Hy wierd het flechts om my alleen, ïk ftraf' geen misdaad ongenadig : Nu hy my mint ben ik te yreên. Men moet het ftraffen niet vergeten Van wie een zuster loos verleid; Maar is 't zo veel (Irafwaardigheid Zo lang zy nieuwling is te heeien ? DE  ZANGSPEL. 63 DE ABDIS. Ga heen, myn kind, dewyl 't moet wezen; Maar blyf zo fchuldeloos voortaan Als ge in het klooster waart vocfr dezen, En kleef alleen uw' Belfort aan; Om u te hoeden, moet gy weten Dat ik u gaarne volgen zou; Maar ach! Wat nutloos naberouw; Ik ben geen nieuwling meer te heeten. GREGORIE. Wyl 't al zich fchynt ten best te feeeren Zoo hoor een' ouden dienaar aan ; Laat hem uw goedheid niet ontberen: Beroof hem niet van zyn beftaan: Ik west (door jaren hier te leven) Hoe werkzaam uwe tuingrond ist Een nieuwling zal (dat is gewis) Na my u geen genoegen geven. FRONTYN. Wel nu, zustertjes! heeft eene van u ook lust my te? vergezellen? Gy antwoord niet! geen van allen?..»Wel nu dan... Vaart wel, geliefde boetelingen, Nu ik u toch verlaten moet. Vertrouwt op myn verzekeringen: Ja, kindertjes, myn raad is goed; Belagcht der priestren wederftreving: Zy Hellen poppen u ter hand ; Verwerpt die om het vaderland: Wei kt tot nut van de famenleving. EINDE.  Geen exemplaren zullen voor echt erkend worden , dan die door den Secretaris van den Nationalen Stads Schouwburg onderteekend zyn. ss fcv^L'R er ^ n - p^  I