MAATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Catal. bl. Geschenk van Tooneelstukken, 1841.      "WAR D B I K G L E I| , in liet Ciiaractei- -van tien BIT MEESTEE, in iet Blij fp el DE SXIJDEK EST ZIJN ZOON.   HET ZESTIENJARIG MEISJE, B L Y S P E L. GEVOLGD NAAR HET ENGELSCH VAN G A R R I C K; DOOR W. B I N G L E Y. Te AMSTELDAM, ïy PIETER JOHANNES UYLENBROEK. 1791.   \7ïs liberty of Choke that fweetens life, Makes the glad husband and the happy wift. CE N TLIVR ES.  PERSONAADJEN. De heer simon. de kapitein, zoon van den heer Simon. ange lik a. vuurbal,] ^minnaars van Angelika. rUMMEL, jan, knecht van den kapitein. J as per. de tante. katryn, kamenier van Angelika.  HET ZESTIENJARIG MEISJE, B L T S P E L. EERSTE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. KAPITEIN, JAN. T*V , KAPITEIN. -L/it is de plaats waarheen men ons gewezen lieert; maar, Jan , wat zal 'er nu van my worden zo ik van haar die ik bemin geen tyding kan bekomen ? ° U JAN. Eu van my: begryp dat ik een gehuwd perloon ben, en daarom kan u zo niet meer tegen de vermoeidheden als voordezen. Maar, mynheer' ik bid zeg my eens waarom gy het leser zo eensklaps verliet, zonder my zo veel tyd" te «mnnen om myn' knapzak te vullen? Myn gamfche lading beltaat in uw monteering, en een half douzvn hemden. 3 KAPITEIN. ik brandde om te vertrekken, en naauwlvks kreeg ik verlof of elk oogenblik fcheen mv eene eeuw, totdat ik weör keerde ter plaatze waar ik dit jong aanvallig eenvouwdig en betooverend meisje voor de eerstemaal zag, A JAN.  4 HET ZESTIENJARIG MEISJE, JAN. Met een huwlyksgift van honderd vyftig duizend guldens : ik moet bekennen dat zyn ftprke beweegredenen om haar te beminnen. Maar dewyl mynheer zegt dat hy zich in deze zaak op myne zorg en bekwaamheden moet verlaaten, zo denk ik een biliyk recht te hebben, om van de om Handigheden uwer liefde onderricht te worden, ten einde des te beter in ftaai te zyn om u daarin te dienen. KAPITEIN. Ik zal u voldoen. Het is nu zeven maanden geleden dat ik de hooge fchool verliet, wanneer myn vader (die zyn geld meer bemint dan zyn' zoon, en my dus geen Huiver aan inkomften wilde geven) ... JAN. Ja, mynheer! myn'vader handelde my op dezelfde wyze. .. K A P I T E I N. My een vaandel bezorgde, op myn eigen, verzoek. Doch eer ik my by het regiment vervoegde ('t welk buiten 's lands moest) ging ik met een' confraterftudent een landreisje doen , om leen zyner bloedverwanten te gaan bezoeken, welke een dag reizens van hier op een landgoed woonde. JAN. Ja , ja, een plaizierpartytje, naar ik vermoedde. K AP1T E IN. Gedurende een kort verblyf aldaar geraakte ik in kennis met een jong meisje: zy was pas van de kostfchool gekomen, en fchoon zv al de eenvouwdigheid, haar' ouderdom en het land ei zyde.) Ha, ha, ik heb van haar hooren fpreken; ik weet zy ia van redelyk goeden huize, en zy heeft nog al een aanzienlyken bruidfchat. Maar zyn de «aken al gefclnkt? is het huwelyk reeds vastge- jasper. Niet volltrekt; ik geloof dat hem het meisie gantsch met lyden mag; maar hare tante, die eene brave en voorzichtige oude dame is, heeft bare toeftemming tot dit huwelyk gegeven , mits hy die van hare nicht tevens kan verwerven. Hoe dit af zal loopen weet ik niet. Maar ik ben er ook op uit. jan. De duivel! geen huwelyk zou ik hoopen. n „ . jasper. Zulks is nog niet vastgefteld. „ , ., .1 a n. tK bid u„ zeg my, wat is het voor eene dame? _ ' j a s p Ë r. ken dienstmaagd in dat zelfde huisgezin, een vrouw van eer, dit kan ik u verzekeren: zy heert reeds een' gemaal, maar dat is een Hechte ïcnoelje, die wegaeloopen is, en dienst heeft genomen voor foidaat; dus hoopt zy tegen het einde der veldtogt een atteflatie te zullen ontfangen dat hy voor den kop gefchoten is: doch zo die hoop mislukt, dan zullen wy onze zaken op «en andere wyze zien te fchikken. jan. Goed zo! gy moet het yzer fmeeden terwyl het heet is! maar hoor, voltrek de zaken eer de -atteitatie komt, mits gy zulks doen kunt; bewaar A 4 .uw  8 HET ZESTIENJARIG MEISJE, uw' hals uit den tink: ik heb dat juk pas twee jaren gedragen , en myn fchouders zyn al deerlyk gekneusd. JASPER. 't Is wel; ik volg uw' raad; doch ik moet naar mynheer, die ongeduldig zal zyn om antwoord op de boodfchap te ontfangen. die ik van hem aan de jonge juffer heb gebragt; en dus, myn lie>'e vriend Jan; ben ik uw oiiderdanigfte dienaar. JASPER. En ik moet naar onzen agent om myn gagie te ontfangen: wanneer gy een uurtje leeg tyd hebt kunt gy naar my vernemen, by George, in grooten dorst, of in de kegelbaan. Adieu! tot wederziens. VIERDE T O O N E E L. DJ A N. ns zvnwyeven geveins.1 en beleefd als de beste hoveling >eze Jasper en i«v hebben altyd de groote waereld in dit Huk getrouw nagevolgd; wy hebben malkanderen altoos een hartelyken haat toegedragen, nogthans geven wy elkaêr de hand als of wy de grootfte vrienden waren. Maar laat k nu naar mynheer vliegen met een hoofd vol nieuws en een verheugd hart. Ikfchermt my, groote goön wat zit ik voor ,, myne oogen?" bet kan niet zyn ! Ja 1 by alle de elementen, het is dat kniezige Hekelvarken, dat zich myn vrouw noemt! ik ken haar niet weèrHaan wat zal ik doen ? ik zal haar trachten te myden. FT Ft  B L T $ P Ê L. 9 V T F D E T O O N E E L. JAN, KATRYN. HK A T R Y N. y moet het weezen! zulks wil ik wel zweerdenal ware het op een afftand van een uur, zo znu ik den fchurktoch kennen ;hy heeft my of niet gezien, of hy wil my niet kennen. Ik zal hem toetfen, als ik my maar kan bedwingen. J AN. Ik zweet; ik beef; zy komt op my af! KATRY N. Myn goede heer, verfchoon myn ftoutigheid. JAN. Ga voorby, goede vrouw; ik heb niets voor u; val my niet lastig. KATRYN. Gelieft uw edelheid eens om te zien naar deze zyde. JAN. Het land krioelt van bedelaars ; de laatfle , waaraan ik iets gegeven heb. heeft zekerlyk deze Weêr naar my toe gezonden; maar ik heb geen klein geld meer by me; dus, vrouwmensen-, laat my in rust en ftoor my niet. KATRYN. Nu kan ik het niet langer verdragen; ó gy fciiurk! waar zyt gy geweest, fchoelje ? kent gy me nu, zeg, hondsvot? JAN. Hei ! wachts! wachts ! ftaat my by ! men wil my. de zakken rollen. KATRYN. Herken my op 't oogenblik, gy, galgenaas, en beken my alles , of ik zweer by den toorn eener beleedigde vrouw, dat ik de gantlche buurt op A5 de  io HET ZESTIENJARIG MEISJE, de been zal brengen, jou wurgen, en je dan naar de gevangenis zenden. JAN. ó Verwondering aller verwonderingen ! hoe! zyt gy 't, myn lieve Kaa ! kom in myne armen, en laat my u aan myn hart drukken, dat naar u, alleen naar u, myn waarde, wettige huisvrouw, hygt ! nu heeft my 't noodlot overvloedig beloond voor alle de gevaren en moeilykheden welken ik in 't veld heb uitgellaau; ik heb overal, naar u zoekende , omgezworven , even als de held Acbilles gedaan heeft, in 't zoeken der getrouwe Penelojié, en de goden hebben my in dit gelukkig oord gebragt. (Hy omhelst haar.') KATRYN. De vent zyn hersfenen zyn zekerlyk gekrenkt: Jaat alle uwe zotternyen daar, en verhaal my,. fchelm, waarom gy my verlaten hebt , en waar gy nu in zes maanden tyds geweest zyt, he ? JAN. Wy zullen het omftandig verhaal van myne avonturen liever fparen , voor tydverdryf, in onze lange winterfche avonden; ik zal nu alleenlyk zeggen dat myn hart zo fterk in het belang myns; vaderlands deel nam , dat ik, of door eerzucht, of door den duivel , ("welke van beiden weet ik niet,) aangezet zynde, naar Vlaanderen vertrok, om lauweren te plukken, en die voor uwe voeten neder te leggen. KATRYN. En ondertusfchen laat gy my hier, om te gaan bedelen, of van gebrek te llerven; ó vlegel ! JAN. Ik wil wel bekennen. dat ik u wat haastig verliet, en menigmaal heeft my 't geweten daarover geknaagd; thans ben ik in dienst by een' officier, heb verfcheiden veldflagen bygewoond , waardoor  B L T SPEL. u door ik eenig vertrouwen heb verworven, en ben nu met myn' meester herwaarts gekeerd, om de zagtere driften te koesteren. katryn. Verbeeld u niet dat gy my met al die malle praatjes zult paaijen; wat hebt ge anders voor my meê t'huis gebragt? JAN. Eer, en overmaat van liefde. katryn. Ik zou u de oogen uit het hoofd kunnen krabben. jan. Gematigheid, of ik blaas den aftogt. katryn. Gematigdheid , verrader , gematigdheid ! wat kunt gy tot uw verdediging zeggen ? my dus aan de wyde waereld over te laten ! jan. Wel, ik ben ook in de wyde waereld geweest, ben ik niet ? wat wil het vrouwmensen toch hebben ? katryn. My vernederen tot de noodzaaklykheid van te gaan dienen. QZy fchreit.) JAN. Wel hoe, ik, die uw heer en meester ben, dien immers ook , doe ik niet ? Kom , kom, zeg my maar waar gy hieromtrent woont ? heb je goede vervalletjes, en ga je ook fomtyds te markt ? Kom, myn lieveling, geef my maar een kusje , en zeg my waar ik u myn' eerbied moet komen bewyzen. k a t ry n. Wel nu dan, daar woon ik. j an. Wat zegt ge ? daar ? in dat huis ? KA-  ia HET ZESTIENJARIG MEISJE, KATüYN. Ja, ja, daar, in dat huis. JAN. Hoezée ! Nu ?yn wy voor altoos behouden, 6 jou heksje! hoezée ! alles fchynt zich van daag famen te voegen , om my gelukkig te maken: bereid u tot een overftrooming van vreugd: myn meester is tot verzuipens toe op uw jonge juffer verliefd, en zy weêr op hem: my is bewust dat zy van zekeren ouden frommelaar gevryd word, en dat haar tante niet tegen dit huwelyk heeft; maar nu wy gekomen zyn, zal de ftad ontzet, en de gouverneur tot reden gebragt worden: om rond te fpreken , ons fortuin is gemaakt; myn meester noet uw jonge juffer tnuwen, en de oude paai mag voor den duivel varen. KATK VN. Wat drommel wil dit alles zeggen? J A N. Laat ons niet meer praten, de fteenen zyn geworpen, en wy hebben de hoogde oogen, anders niet : gaat gy maar fchielyk naar uw jonge juffer, (midlenvyl zal ik myn meester gaan vinden,) en zeg haar , dat Valerius dadelyk by haar zal verfchynen ; en als zy op deze tyding niet aariftonds blozen zal , hou my dan vry voor den grootft.cn logenaar , die ooit de aarde betreden heeft. K A T R Y N. Wel, dit is inderdaad gewigtig nieuws! het is nog niet lang dat ik in dezen dienst ben getreden , en dus heb ik my nog niet fterk in alle de geheimen kunnen dringen; echter weet ik dat een gedeelte van uw verhaal waar is, dus als gy uw' heer hier wilt brengen , en dat de jonge juffer hem gunstig wil wezen , blyve ik u borg, dat wy dc oude luidjes te fterk zullen zyn. JAN,  B L T SPEL. ig jan. _ Ik ga 'er voort op af!... Maar apropos , myn lieve Kaatje I ik had haast vergeten.... Zeg my, bid ik, hoe vaart toch mynheer Jasper ? K A T l< Y N Mynheer Jasper 1 wat meent gy ?... ik... ik... jan. Hoe nu, myn lieve kind! word gy alreeds verlegen ? wel foei, fpreek duidelyk , myn engel! en de atteftatie,wanneer zal die komen, zeg, liefde? katryn, ter zyde. Hy heeft zichzelven vast aan den duivel verkocht, en is een toovenaar geworden , want anders zou hy dit niet weten. j a n« Zyt gy niet een JefabelV zyt gy niet een heks? zyt gy niet... katryn. Holla! gematigdheid , of ik blaas den aftogt. _ jan. Ik weet wel dat gy uw oogmerk nog niet bereikt hebt, en dus ben ik gerust; maar zulks heb ik meer aan myn goed geluk te danken, dan aan u, mejuffer! (de tante roept van binnen) Kaatje! Kaatje! waar zyt ge ? KATRYN. Mevrouw, ik kom. Myn oude mevrouw roept my; gaat gy heen naar uw' meester, en ik zal binnen alles bereiden, opdat by wel ontfangen word. jan. Wil ik de attedatie met een meebrengen ? KATRYN. Ga heen, nietswaardige ïchurk! gy zoud het rykelyk verdienen. Z ES-  14 HET ZESTIENJARIG MEISJE, ZESDE T O O N E E L. KATRYN, DE TANTE. .yyT DE TANTE. Wie was die man, Kaatje,metwien gy ftond te praten? KAT RYN. Mevrouw, het was myn neef, die roy eenig nieuws van myne moeije medebragt, die op 't land woont. DE TANTE. Waar is myn nicht? waarom zyt ge niet by haar ? KATRYN. Zy gebood my haar alleen te laten, mevrouw. Zy is zo neêrflagtig, dat ik niet weet wat haar fints kort gebeurd is. DE TANTE. De gedachten, die by den aanvang des echtenftaats eigen zyn, verwekken doorgaans een zedige befchroomdheid. KATRYN. En is mevrouw van gedachten, dat een echtgenoot van vyf en zestig jaaren.. . DE TANTE. Zacht, Katryn; hy betuigt my dat hy niet ouder is dan vyf en vyftig. KATRYN. Mevrouw, hy is een fchurk .en een oude fchurk, en dat zyn wel de flimfte van alle fchurken. DE TANTE. Och! jeugd of ouderdom, 't is haar om 't even;zy is de eenvouwdigheid zelve, zonder ondervinding. Ik zou bare geneigdheid niet gaarne dwarsboomen, maar zy is zo onnoozel dat zy geen onderfcheid zal weten. K A-  f> L T S p E L. I5 KATRYN. Onnoozel! wil u daar niet op verlaten mevrouw; ik was zelf ook eens onnoozel,' maar tyd en ondervinding leert, zegt een oud fpreekwoord, en waarachtig het is wel waar;ik vertrouw dat niemand in dat geval meer onnnoozelis, mevrouw, dan gy zelf; echter, fchoor» gy het onderkheid inderdaad niet weet blyf ik u nochthans borg, dat gy ze u wel zult kunnen verbeelden. DE TANTE. Ik zoude een groot huwlyksgoed boven een gering keuren , zie daar het al; doch het is onmooglyk dat Angelika begeerten zou kunnen Voeden: zy is eerst van 't land gekomen, en is naauwlyks zestien jaren oud. KATRYN. Mevrouw, dat is een gevaarlyke ouderdom; ik heb bemerkt dat zy noch eet, noch llaapt. Zy zucht, zy fchreit, en houd zeer van by maanlicht te gaan wandelen; en myns bedunkens zyn dit allen zeer fierke teekens. DE TANTE. Ik moet bekennen dat ze my zeer vreemd voorkomen; maar, Katryn, gy praat als iemand die van zinnen beroofd is: de hare zyn zuiver en onbevlekt. KATRYN. Echter zal zy hem tot koekkoek maken, in. dien gy haar dwingt met hem te trouwen. DE TANTE. Foei, Katryn! gy verfchrikt my met uwe ruwe uitdrukkingen. Ik zeg u, dat hare kuischheid haar bewaren zal, laat haar echtgenoot wezen wat hy wil. KATRYN. Kuischheid! vertrouw daar niet op, mevrouw; geef  36 HET ZESTIENJARIG MEISfË, geef haar een' echtgenoot die haar voegt, en ik fla u in voor hare deugd; maar met zulk een' gemaal als de heer Sjmoh, ben ik wel een karonje, als ik voor myne eigen kuischheid zou willen verantwoorden. DE TANTE. Wel nu, het lieve kind zal nimmer reden hebben om over myn ftrengheid te klagen; ik ftond gereed om naar den notaris te gaan, om over het huwelykskontrakt te fpreken; maar zien wy vooraf of wy geen verdere ontdekkingen kunnen doen. KATRYN. De hemel zal u voor die goedheid zegenen; maar, zie daar komt het arme duifje, geheel droevig en neêrflagtig; ik zal dadelyk myn middelen in 't werk (lellen, om te zien of ik niets uit haar kan krygen, voor dat gy weè. gekomen zult zyn ; en ik blyf borg dat ik wel iets zal ontdekken. (De tante vertrekt.) Daar gaat een voorbeeld: zy is noch trotsch, noch nayverig, noch kwaadaartig, en echter is zy by de zestig jaren oud, en nog vryster. ZEVENDE T O O N E E L. KATRYN, ANCliLIKA. WT ANGELIKA. _ Wat ben ik een arm ongelukkigmeisjeük durf niemand myn geheim vertrouwen , en als ik zulks niet doe, ben ik verloren (Zy zacht.) Katryn, is myn tante wegens my naar haar' notaris gegaan V (Zy zucht weder.) KAT R Y N. Myn lieve jonge juffer, wat beteekent dat zuchten ? A N-  ÉL ¥ $ P Ë L. J? angelika. Ik zuchtte niet, Katryn; ik niet... (Zy zucht weder.) katryn. . Nit, mèjurfer, wil ze niet fmooren : het zyn flimme dingen om te verzwelgen. Daar heerscht iets in dat kleene hartje,'t welk het benaauwt en doet opzwellen; dus als gy 't geen lucht wilt geven, dan loopt gy gevaar, dat het ten laatfte zal barsten. angelika. Wat wilt ge dat ik u zal vertellen ? (Al zuchtende.) kat rvn. Kom , kom ; gy zyt bang dat ik u verraden sal; maargy zoud beter doen dat gy maar fpraakt: mooglvk ben ik in (laat u een' dienst te doen , daar gy 't allerminst aan denkt. ^angelika, al zuchtende. Neen, Katryn, bet is niet in uw vermogen my dat geeri te verfchaffen , wat ik wenschte te Lebben. katryn. Juist niet op heeter daad; maar ik zou het middel kunnen (trekken om u daaraan te help'en; als by voorbeeld: indien gy niet genegen zyt om met den ouden man te trouwen, d'en uwe tante u toegefchikt heeft , zo zou men mooglyk een' weg kunnen vinden om.... angelika, met drift. Om hem den hals te breken, Katryn? katryn. Of het huwelyk ; een van beiden zal immers goed zyn , lief kind. a nge l ika. Welk van beiden is my om 't even, inderdaad, <ê als  i8 HET ZESTIENJARIG MEISJE, als ik maar van hem bevryd ben: my dunkt ik ben niet gefchikt om te trouwen... katryn. Met hem,meent ge, niet waar?gy hebt immers niets tegen 't huwelyk, maar wel tegen den per» foon, en daarover moet ik u pryzen : maar kom aan, mejuffer, verberg my niets meer;ontdek my het overige: gryp moed. angelika. Op alles wat ge my zult vragen , wil ik u wel oprecht antwoorden , maar uit myzelve kan ik u niets zeggen , want ik zou aanflonds blozen als ik zulks deed. katryn. Wel nu dan , zeg my dan in de eerfte plaats, mejuffer Angelika , of gy niet iemand anders liever hebt, dan dien ouden heer Simon ? angelika, met een'' diepen zucht. He - la - as! katryn. Wat wil he - la - as zeggen, mejuffer? angelika. Wanneer ik helaas! zeg, meen ik ja. k a t r v n. Heel goed ; en deze iemand anders is een jong, mooi mansperfoon? angelika, al zuchtende. He - la - as! katryn. En als gy eens de zyne waart, dan zoud gy zo vrolyk zyn, als de beste van ons allen ? angelika , op dezelfde wyze. He - la - as ! katryn. Dus verre gaat het goed; en dewyl ik u zo verre gebragt heb , dat uw voeten nat geworden zy»,  B L T $ p E L. 19 4yn, fpring nu maar hals over kop in de vliet, en uw pyn zal bedaren. angelika, htel zwaar zuchtende. Daar dan; help 'er my nu zo fchielyk moogelyk weêr uit, Katryn, want anders zal ik verdrinken. katryn. Ik zal. Sedert wanneer hebt gy van uw' minfeaar iets vernomen ? angelika. Niet federt hy naar 't leger trok. katryn. Hoe zo ? a n ge l i ka. Wel, omdat ik bang was dat de brieven in handen van myne tante mogten vervallen,zo wil* de ik niet hebben dat hy aan my zou fchryven , maar ik had 'er wel een andere reden voor. katryn. Ik bid u, laat my die ook hooren. angelika. Wel, ik dacht , als ik hem fchryf, en beloof om niemand dan hem alleen te beminnen, en ik dan naderhand van zin veranderde, hy my van ontrouw mogt verdenken, en my een wispeltuurige noemen. katryn, ter zyde. Wat is dit toch een eenvouwdig onnoozel fchepzeltje! En zyt gy reeds van zin veranderd , mejufier ? angelika. Neen , inderdaad, Katryn, ik bemin hem meer dan alle de anderen. katryn. Dan alle de anderen! hoe, hebt gy 'er meer dan één'?  co HET ZESTIENJARIG MEISJE, ANGELIKA. Ik verzoek dat gy my niet vraagt. K A T R Y N. Wel dan , mejuffer , indien gy my maar ten halve vertrouwt, kunt gy niet verwachten... ANGELIKA. Neen , ik zal u alles vertrouwen.. . Zo dra hy van my fcheidde, wierd ik neêrflachtig van geesten dus liet ik my van een paar andere vryërs vryën , alleenlyk om my wat te diverteeren, tot dat hy weer kwam. KATRYN. Mvn lieve ziel, is 't anders niet... (Ter zyde > Magtig onnoozel, inderdaad ! ANGELIKA. Een van hen is een fchoon wiridrig manspcrioon , en word kapitein Vuurbal genaamd ; hy praat altyd van vechten , en van den oorlog; hy waant zich zeker te zyn van myn perfoon ,°maar ik zal hem afkaatzen ; wy zullen hem dezen namiddag hier zien : hy heeft heel llerk aangehouden om te mogen komen, en dus heb ik hem daartoe vryhcid vergund , terwyl myn tante bezig fs met haar middag-uiltje te knappen. K A T R Y N. En wie is de andere , bid ik u? ANGELIKA. Dat is weer een heel ander flag van een .mannetje: hy praat precies als een'meisje , eil vloekt nooit , zo als de kapitein altyd doet maar draagt nette witte handichoentfes , zegt my wat kleur van linten my het best aanzichten , welke de beste franfche mutfenmaakfter is, waar men de beste thee verkoopt , en welke de beste favonnetten zyn , om zich te wasfehen. Altyd Ipeelt hy met myn' waaijer , en wyst my zyn tanden, en telkens, wanneer ik fpreek, dan tikt  B L T S P E L. 9i hy me , zo, op die manier, (zy /Iaat Katryn op de handen) en dai fchreeuwt hy uit, ach! 'juffer Angelika ! om u moet ik vergaan , of de drommel haal me ! Ua! ha! ha! KATRYN. Wel, dat moet een mooi lief flach van een kaereltje zyn! en hoe word hy genoemd? ANGELIKA. Zyn naam is Fummel; gy zult hem ook dezen na niddag hier zien , want by abuis heb ik ze beiden op het zelfde uur befcheiden ; maar gy moet ,my helpen , om van hen ontflagen te geraken. KATRYN. En genomen dat uw favoriet op het zelfde uur ook kwam? ANGELIKA. Zo dat waar ware, het zou my weinig fchelen waar de andere twee dan bleven. KATRYN. Hoe is zyn naam ¥ ANGELIKA. Die begint met een V... a...ï. KATRYN. Ik laat my hangen zo het niet Valerius is. A N GELlKA. Ik ben van u verfchrikt , Katryn ! gy zyt zekerlyk een tooverheks ! KATRYN. Dat ben ik ook, en ik kan u ook daarenboven goed geluk zeggen. Zie my in 't aangezicht: de heer, dien gy op de waereld het meest bemint, zal dezen namiddag aan uw huis verfchynen; hy is dezen morgen uit het leger aangekomen, en fterft van ongeduld, om u te zien. ANGELIKA. Is hy waarachtig aangekomen, Katryn ! gy moest my niet foppen. B 3 • ka-  aa HET ZESTIENJARIG MEISJE, KATRYN. Om u niet langer in twyffeling te houden, zo weet, dat de knecht van uw' minnaar (door het dén of ander onbegrypelyk noodlot) myn heer en voogd is : hy is zo even by my geweest, en heeft myzyn' heers aankomsten ongeduld medegedeeld... ANGELIKA. Och ! myn lieve Katryn , gy hebt my geheel onthutst: ik ben geheel ontroerd, ik zal uit myu vel fpringen, ik weet niet wat met myzelve te doen, ik val haast in flaauwte. Is hy gekomen, Katryn? ik zou 'er de waereld wel om willen geven, dat ik van daag myn rozeroode tabbert, met zilver, aangetrokken had. KATRYN. Ik verzeker u, mejuffer'. gy ziet 'er allerbekoorJykst uit. ANGELIKA. Is het inderdaad toch zo, Katryn ? ik zal ten eerden gaan, om myn kapfel wat in orde te brengen. KATRYN. Eerst zullen wy gaan eten,en dan zal ik u daarin helpen. ANGELIKA. Eten, zegt gy ! 6 ik kan geen fier eten : ik weet niet wat my fchort, myne ooren tuiten , myn hart klopt, myn aangezicht gloeit, en ieder lid vau myn ligchaam beeft. Ik moet op het oogenblik binnen loopen, om my in den fpiegel te bekyken. KATRYN. Ja, ja! zy is getroffen, en wel diep getroffen, wit is geen huigchelary. Einde van het eerfte btdryf. TWEE-  B L T S P E L. sj TWEEDE BEDRYF. EERSTE T O O N E E L. KAPITEIN, ANGELIKA, KATRYN, JAN. IE A P I T E I N. n zulk een hagchelyk tydftip hier aan te komen, en u fteeds getrouw te vinden is de hoogfte trap van gelukzaligheid. ANGELIKA. Niets zal my ooit dwingen van u af te zien; en zo ik van uw genegenheid verzekerd ben... JAN. Ik blyf borg voor hem, mejuffer! en ben bereid u alle verzekeringen deswegens te geven, die gy zoud kunnen vragen. KATRYN. Alles gaat naar wensch , mynheer; ik ben zo even in een tweede onderhandeling met onze oude mevrouw geweest; en zy wierd door myne redenen zodanig overtuigd, dat zy oogenblikkelyk naar haar' notaris keerde, om het fchryven van alle verdere kontrakten te beletten; ook heeft zy belloten om nimmer de genegenheid van mejuffer te dwarsboomen , en het dus aan ons beiden overgelaten om den ouden heer by zyn eerlte bezoek zyn affcheid te geven. KAPITEIN. Vergunt ge my zulks tegen dien ouden draak te ondernemen ? KATRYN. Als wy hulp noodig hebben, zullen wy u roepen. ANGELIKA. Ik verwacht hem ieder ogenblik; daarom zullen F, 4 wy  *4 HET ZESTIENJARIG MEISJE, wy u en uwen knecht in myn flaapkarner fluiteri JnLn JSVPu^ Zaken met den ouden ^er zullen gefchikt hebben. KAPITEIN. Uoe met my wat u gelieft. ANGELIKA. Maar gy moet niet ongeduldig worden. ,n^LZUHVen ^on'ng uitzicht hebbende, kan ik alles ondergaan, «echts een kusje en ik zal mv onderwerpen; wys my nu maar den weg (ly geleid hem „aar haar kamer.) W S ^ J KATRYN. Kom, fchurk, ik zal u wel tot reden brengen, wanneer ik u maar eerst in hechtenis heb. De atteftatie is gekomen] myn duifje; zyn uw bruidskleêren al gereed ? ' *' KATRYN. Ga eerlooze ,volg uw'heer, en dankintusfchen den hemel dat ik noch geduldig genoeg ben geweest om zo lang te wachten. (Zy gaan /amen in /fngelikaas kamer.) " TWEE DE T O O N E E L. TANGELIKA. k was zeer in angst, uit vrees dat myn twee galants ons onverwacht mogten overrompelen; had zulks gebeurd , het had 'er fle'cht uitgezien* .(k gevoel dat ik dezen Kapitein magtig lief heb, want fchoon myn twee andere jonkertjes my oneindig meer vleien . zo kan ik echter aan hen niet denken zonder te walgen. Heden heh. ik bezigheid genoeg op handen om myn kleine hoofd Te doen dramjen; maar, be^et myn hart is goed, en flps fchroom ik geen gevaren. Laat eens zien, wat  B L T SPEL. 25 Wat zal ik met myn twee klantjes uitvoeren ? ik moet ten minlte op een betamelyke wyze met hen breken. Genomen, dat ik hen eens tegen elkaêr ophitste ? Zie daar de gelukkigib gedachten der waereld! want zo zy onderling geen rulle willen zoeken (gelyk ik denk dat zy niet zullen durven doen) dan kan ik zeer gegrond met hen breken , voorgevende dat zy bloorfaarts zyn, en hen dus met reden hun affcheid geven. Maar zo zy, in tegendeel, aan het vechten raken, en de een den ander doodfteekt, dan zal de geen die overblyft zekerlyk wegloopen, of opgehangen worden,en dus zal ik van beiden zeerfatzoenlvk ontflagen raken. Ik ben verheugd dat ik dit alles zo net'es gefchikt heb. Wel nu, Kaatje, zyn zy in veiligheid? DERDE T O O N E E L. ANGELIKA, KATRYN. DK A T R Y N. at denk ik; de deur is in 't nachtflot, en jk heb den ileutel in myn' zak. ANGELIKA. Dat is opperbest; maar heb je hen niet iets gegeven oin zich wat meö te vermaken? KATRYN. Ik heb den kapitein een van uw oude handfehoenen gegeven om wat meê te fpelen, terwyl myn Strephon bezig is zich te diverteeren met de meer lyvige vertroosting van een koude hertenpasty. ANGELIKA. Maar wat zullen wy nu doen met den eerden die komen zal? B 5 KA-  *6 HET ZESTIENJARIG MEISJE, KATRYN. _ Als mynheer Fummel eerst komt, zal ik hem m mevrouws provifiekamer plakken; want ik verbeeld my dat hyzelf een groote marmulade tabrikeur is ; en dus zal hy daar gelegenheid hebben om eenige oordeelkundige aanmerkingen over onze gebakken en confituren te maken. A N GE LI KA. Zo ras 'er een zal gekomen zyn, moet gy zo lang op fchildwacht gaan ftaan in afwachting van den ander', en zo dra gy dien verneemt, Kom dan lchielyk binnen, en veins als of het myn tante ware, en dus doende zullen wy een voorwendfel hebben om den eerden zo lang op te fluiten, tot wy hem noodig hebben. KATRYN. Gy kunt 'er (laat op maken. Maar, zie' daar komt er al een. VIERDE T O O N E E L. DE VORIGEN, FUMMEL. UA N G E L IK A. w dienares , mynheer. FUMMEL. Mejuffer Angelika, ik ben uw flaaf: ik wil niet hopen dat ik u onverhoeds op 't lyf kom; ik zou u al eerder myn opwachting gemaakt hebben, maar ben daarin verhinderd geworden, door een onvoorzien toeval, dat my noodzaakte, naar huis te keeren, om eenige van myn hofmansdroppeltjes te gebruiken. ANGELIKA. Inderdaad, mynheer! gy ziet 'er*-nict wel uit. Ga, Katryn, en doe als ik gezegd heb. KA-  B L T SPEL. 27 KATRYN. Ik zal, mejuffer. (Binnen.) angelika. Ik heb de meid gezonden om het oog 00 myn tante te houden, opdat zy ons niet verrasfe. fummeu Mejuffer, uw voorzigtigheid evenaart uwe fchoonheid; ik hoop dat uw venland geenszins zal benadeeld worden , indien gy my vergund uw handen te kusfchen. angelika, ter zyde. Ik kan hem niet aanzien. Ik vreesde het vermaak niet te zullen genieten van u te zien ; ik bid verhaal my wat ongeluk u ontmoet is, en wat 'er toch aan uw hand fchort? ik zal niet gerust zyn tot ik zulks weet. F U ftl M E L. Wel, mejuffer Angelika! ik beken dat gy een allerliefst fchepfeltje zyt. Ik zal trachten al myn vermogen te verfamelen en u de gantfche zaak verhalen. Hm! hm! Maar fta my eerst toe u een klein potje van myn lippenpomade te offereeren: myn knecht heeft die heden morgen eerst gemaakt; de ingrediënten zyn zeer eenvouwdig, daar verzeker ik u van; zy beftaan uit niet anders dan de beste maagdenwasch, conferf van rozen, en water van lelytjes van dalen. angelika. Ik bedank u, mynheer; myn lippen zyn altyd van zelfs rood; en wanneer zy zulks niet zyn, dan byt ik ze. f u m m e l. Zulks doe ik ook fomtyds, mejuffer, om ze een weinig te doen uitpuilen, maar dit middel maakt haar zagt en verwekt een aangename geur. Vergun my derhalve dat ik hiervan eene nederige efferhande dee aan den voet van dat altaar, waaraan  ffi HET ZESTIENJARIG MEISJE, aan ik reeds myn hart heb opgeofferd. CHy bied haar knielende de pot aan.) angelika. _ 0p myn woord , dat is heerlyk gezeid; gy zyt inderdaad het beste gezeffchap der waereld „ lk wenschte dat hy al uit het huis was." (ferzyde.) V u m m ft l. Maar om tot myn ongeluk te keeren en tot de reden waarom myn hand in zulk een' toefbmd is: ik bid verfchooning, dat dezelve zo onbehoorlvk uitziet, en zyt verzekerd dat niets dan de uiterl e noodzaaklykheid my ooit kon gedwongen hebben , om dus gebakerd voor u te verfebynen. ang liLlKA. o, Mynheer ! ik ben zeer bereid om alle ongelukken, die u zouden kunnen overkomen, van harte te verfchooncn. (Zy neigt.) pummel. Gy zyt inderdaad ontzagchelyk goed; luister dan het ging dus toe: hm! hm! weet dan. mejuffer , dat er geen gedierte in de gantfche icheppmg is , daar ik zulk een' afkeer van heb a s van die verbruste huürkoetzierkaerels ; zo als ik uit myn huis tree , vraagt my een van lien; gehele uwe excelentie een koets te hebben* waarop ik zo beleefd mooglyk antwoordde: neen man! nu niet. Waarom niet? zeide hy, ik zal jou en je kermispop, juffer Margriet, voorliet zeilde loon ryden ; daarop begonnen 'de overige ruwe beesten , zyn konfraters, my helder uit te lagcnen ; toen keerde ik my om , in de uiterfte dutt, en zeide: vervloekt ben ik, kaerel, zo ik U met zal ranfelen ; en terwyl ik myn hand in f'tftire,geflnd P°StUur Cop deze wyze) naar hem u t tak , flocg hy met zyn zweep naar me, en raakte my over den nagel van myn pinkje, het welk my zulk een uitflpkende pyn veroorza'.kte, dat  B L T S P E L. svcld, doorluchtige kapitein! nimmer had ik gedacht door zulk een' edel' heer voor den kop ge Hagen of levendig aan riemen gefneden te worden. de kapitein. Mynheer, ik ben zodanig verlegen, dat ik magteloos ben om u van myne onfchuld te overtuigen. De heer simon. Onfchuld! dat zoete lam ! zo heeft mynheer zyn regiment begeven en het edele beroep van voor het vaderland te vechten verzaakt , alleen om hier uw' vader te komen onthalzen ? wel, Karel ! gy zult door den tyd een aroot man worden. angelika. Zyn vader !. . Katryn ! De heer simon. Kom, kom, 't is fpoedig gedaan... flechts één flag is genoeg... of zo ey zelf te flaauwmoedigzyt, zo laat mynheer uw'Ychildknaap, die daar ftaat, de operatie verrichten. jan. Mynheer, ik bid u, breng my toch niet in dergelyke verzoekingen. de kapitein. Zwyg, asfurante vlegel! De heer simon. Waarom fpreekt gy niet, mynheer? wat ver. fchoo-  B L T SPEL. 53 fchooniug kunt gy voor u inbrengen, dat gy bet leger verlaten hebt, vraag ik u? de kapitein. Myne genegenheid voor deze juffer. De heer simon. Uwe genegenheid, gekskap! de kapitein. Mynheer, wy hebben lang elkander bemind: en ik ben geheel vreemd van alles wat 'er in n yne afreis is voorgevallen, als mede van de onbegrypclyke reden waarom ik u hier ontmoet, maar zyt verzekerd, dat, welke gedaante dit alles hebben moge, ik echter altoos geweest en noch uw gehoorzame zoon ben. angelika. Katryn! by fpreekt als een engel. De heer simon. Gehoorzaam, fchobbejak! zyt ge niet myn medevryer? hebt ge my niet den voet gelicht ? de kapitein. Neen, mynheer, zulks hebt gy my gedaan; myn recht heeft zekerlyk den voorrang boven het uwe. angelika. Inderdaad , mynheer Simon, by heeft op my de beste aanfpraak. jasper. Maar, mynheer, de jonge heer fpreekt wel, en dewyl de bruidfchat toch in de familie blyft, zo zoude ik u raden uw' toorn te matigen , u met mynheer uw' zoon te verzoenen, en de juffer aan hem af te ftaan. De heer simon. Ja, ja , met al myn hart. .. ziet gy, myn zoon , ik geef u de meid; zy zou my te lterk zyn , dat moet ik u bekennen... en geloof myn woord, Karei, gy zult 'er uwe banden vol aan hebben. D 3 an-  54 HET ZESTIENJARIG MEISJE, angelika. Zyt verzekerd, mynheer Simon , dat ik de perloon nier ben daar gy my voor houd; heb ik u op de eene of andere wy /.e beleedigd, 't was om uws zoons wille, aan wien ik reeds myne genegenheid en belofte gefchonken had , eer ik de eer had u te kennen, en fchoon ik geloof dat gy ju st geen volmaakte vrouw aan my gehad zoud hebben , zo zal ik u echter de beste dochter der waereld zyn. Indien gy nochtans eene vrouw nood.g hebt, zo recommandeer ik u myne rnnte: zy is noch vryster, en bovendien, de beste baker. .. De heer simo n. Neen, neen, ik bedank u, kind; gy hebt my zulk een' walg voor het huwelyk ingeprent, dat ik 111 't geheel geen trek meer daartoe heb... Maar waar is toch uwe tante? denkt gy, dat zy u niet beletten zal voort te varen? . katryn. Zy is tegenwoordig by haar' notaris, mynheer, en zo net u geliefde met het jonge pa,ir daar ook heen re gaan en uwe goedkeuring aan haar mede ftaa len' durf ik u voor han; toeftemming in- a n g e li k a. De kapitein en ik, mynheer. . . De heer simon. Kom, kom, Karei, gy moet de meid niet bedriegen; gy zyt immers maar vaandrig? De kapitein. Ik had het geluk, mynheer, myn' doorluehtigen generaal, door myn gedrag in eene kleine rencontre met den vyand zodanig te behagen , dat hy my eene compagnie gefchonken heeft. De heer s i mo n. Wel, ik filiciteer u, Karei! dit is inderdaad nieuws!  B L T SPEL. 55 nieuws ! en als wy uwe bruiloft zullen vieren , drink ik zelf een half pints pokaal op de gezondheid van dien braven man uit. kapitein. En zulks verdient hy, mynheer; het voorbeeld en de gerechtigheid van zulk een' generaal moedigen ons aan tot heldendaden , en verzekeren ons van de overwinning. De heer simon. Braaf gezegd, myn jongen... Welaan, gaan wy dan. (Willende vertrekken.) jan. Halt een oogenblik, dames en heeren, als 't u belieft : ieder fchynt hier wel vernoegd te zyn behalve ik. kapitein. Wat ontbreekt u, Jan ? jan. Mynheer , naardien ik my zulk een' meester en den naam van foldaat wilde waardig maken, zo kan ik niet dulden dat myne eer in het minste benadeeld worde. De heer simon. Hola, he! wat zyn dit voor franjes? Jan. Hier is de man zelf. (Tegen Jasper) Kom hier guit! Hy heeft my van daag bekend dat hy in myn afzyn , eenige vryheden met myne wettige huisvrouw genomen heeft, en een' oneerlyken toeleg op myn bed had ; waarvoor ik thans voldoening vraag... "De heer simon, hem een'' [lag gevende. Wat voddery is dit? de vent zyn hersfens zyn van de ftreek. jan. En van de kook, mynheer; maar gy zyt de vader van myn' heer, en dus onderwerp ik my. D 4 KA'  56 HET ZESTIENJARIG MEISJE, kapitein. Kom, kom , ik zal alles wel ten beste fchikken , en zal voor u en Katryn in het vervolg zorg dragen, mits gylieden alle vyandl'chap varen laat0 en op 't oogenblik elkander de hand geeft. ' TAN. Myne wraakzucht wykt voor myn belan°- en dus omhelze ik u op nieuw als myn' vrind.° ' jasper. Ik ben ook weder uw vrind ; maar hoor eens, Jan... ik vrees u niet, en als gy dat eindje ftaal, dat gy by u hebt, wilt afleggen, en met de vuist een paar blaauvvc oogen, of een' gekneusden kop met my durft wagen , ben ik alle oogen blikken tot uw' dienst. katryn. Inderdaad , mynhetr Jasper , gy kunt fchoon kraaijen ; maar laat ik u ftil zeggen , de gek, die fchurkachtig genoeg is om op vrouwengunsten zich te beroemen , is in alle opzigten eene lage ziel. Wat u belangt , rcyn lieve man betoon u ter rechter plaats een rechtfchapen man te zyn , en gy behoeft voor dergelyke lhorkers niet bevreesd te wezen. De heer simon. De meid is grappig , dat moet ik bekennen . ha, ha, ha! ' anc b-l i k a. Ik vrees dat de waereld kwaadaartig o'enoeg zyn zal om my in myn gedrag van wispelturigheid te verdenken; maar dewyl ik myn' lieven kapitein getrouw ben gebleven, zo hoop ik dat men vcrfchoonen zal my met andere minnaars vermaakt te hebben. Voor het overige rade ik de jufferfchap nimmer aan zotskappen of laaghartige fchepzels gunstig te fchynen , die noch door deugden noch door bekoorlykheden te binden zyn. De "verdien-  B L T S P E L. 57 dienden eens waren minnaars blyken door zyn gedrag, want hy, die de eer geen hulde doet , zal nimmer in zyne liefde getrouw zyn. EINDE.  DRUKFEILEN. op Pagina 8 (laat Reg. 26 ik ken, moet zyn ik kan. ~~ 11 10 gematigheid; - gematigdheid; *—— 34 -—' 14 voor aan, voet 1 hoed ■—~ 37 ——— 18 Krikken voor reizigers; moet zyn geen (frikken voor reizigers. 39 ——— 8 en met zyn bloed verwen, moet zyn en zyn bloed met het flyk vermengen. " 4° — hei d"ds Curcyf van onderen af, bars', ech¬ ter niet durvende fpreeken, moet zyn bars, echter niet durvende toetreden. ——— 4e — de derde Perfonaadje van boven af, p u mm b l. mott zyn fummel. (ter zyde.)  Lyst van nieuwe tooneelftukken, zo aU die afzonderlyk by den boekhandelaar Uylenbroek, te Amfteldam, te bekomen zyn. W. Bilderdijk, Edipus, treurfpel, en brief over den zeiven . . . j 4 •< - ■ ■ De dood van Edipus, treurfpel . - 1 : . : . Deukalion en Pyrrlia, tooneelftuk - • : 15 : - W. Bingley, Het zestienjarig Meisje, blyl'pel . - - ; 6 ; I. de Clercq, H. Z. Meriones, koning van Krete, treurfpel . . . . > : 8 : ■ Eduard en Eleonora, treurfpel - - : 8 : M. A. de Clercq, Montrofe en Amelia , tooneelfpel - - : 8 : Vanglenne, of de Karaktertoets, tooneclfpel . . . - - : 10 :- ■ — Het Gevaarelyke der Afweezigheid, tooneelfpel. . . . . : 8 : - A. A. Gaignan de 1'Ami, Elize , treurfpel . - - : 6 : - O. C. F. Hoffham, Al ftond 'er de'galg op ! blyfpel - - : 18 : . ■* De Broek, voorfpel . . - - : 6 : . J. Houtman, Thz. Irene , treurfpel . . - - : 6 : . ■ Montrofe en Amelia, tooneelfpel - - : 3 : • J. Hugli, Willem Teil, treurfpel . . - - : 8 : - W. Imme , Delia en Adelaïde , tooneelfpel . - - : 8 : - De Weldadige, tooneelfpel . . - - : 6: - De Verftandige Ecbtgenoote , tooneelfpel - - : 8 : - ' De Jonge Walburg , of de gevolgen van liet fentimenteelc ; tooneelfpel. . - - : ip .» r V. J. Kasteleijn , De Marquis de Bouïllé, lieldenfpel - - : r> : - De Juffeiiijke Kamerdienaar, blijfpel - - : 6 : - Elfride, treurfpel . . - - : 8 : - ■ Codrus, treurfpel . . - - : 8 ; • L. J. Lamaifon , Clementine en Desormes , too- ' neelfpel . . . . - - : 8 : . J. Lutkeman, Codrus, treurfpel . . - - : 8 : . Canut, treurfpel . . - - : 8 : . P. F. Lynflager, Zoé, tooneelfpel . . -- : 8 • . J.Nomsz, De Graaf van Warwik, treurfpel. - - : 7 : . Bajazevh , treurfpel . . - - • 7 : - • De Cid, treurfpel . . - - : 7 : . Atlmlia, treurfpel . • - - • 7 : - Amelia , treurfpel . • - - : 7 : . Soliman de tweede, blyfpel . . - - : 8 : - ■ Cora , treurfpel, pl. . . - - : la : . Coralli, treurfpel, pl. . . - - : ii : , H. Osei.  H. Ogelwight, Juni Men doet wat men kan, niet wat men wil, blyfpel . . . f - : 6 : • — i)e Verbeterde Dwaas, blylpel - - : 6 : - — — Waldheim, tooneelfpel . - - : 12 : - De Vrindenraad, of bet wclge- lukf ontwerp, tooneelfpel . . - - : 12 : P. Pypërs, Merinval, of de gevolgen der wraakzucht, tooneelfpel . . . . - - : 10: De Graaf van Comminge, of de ongelukkige gelieven, tooneelfpel . . - - : 12 : - : Lauftis en Lydia, treurfpel ,pl. . - - : 12 : - }t Starrenburg, Apollo in Dordrecht, en De Zangberg, twee divertisfementen . . - - : 6 : F. van Steenwyk , Leonidas, treurfpel . . - - : 8 : P. f. Uylenbroek, Meropé, treurfpel, pl. . - ■ : 12 : N. S. v. Winter, Menzikoff. treurfpel . . - - : 8 : - L. \Y. Louizc d'Arlac, treurfpel . . - - : 8 : - Sebille van Anjou, treurfpel . . - - : 8 : « Gelonide , treurfpel . . - ' * ï 8 : - Non datur ad mufns, &c. Esther, treurfpel . - - : 7 : - V(jjt doet vorderen. De Gcwacnde Philofooph,bl. - - : 6 : - ])e Burgemeester, tooneelfpel. . . . - - : 12 * Van meest allen zyn eenigen voor de liefhebbers op groot papier te bekomen. Verfcheiden nieuwen zyn ter ptrsfe. Veel Kunstprinten voor tooneelfpellen. Algemeene kunsttitels voor allerlei dichtwerken , in •ito. en in 8v«i.