MiATSCH. DER NEDERL. LETTERK. TE LEIDEN. Caial. bl. Geschenk van Tooneelsiukken, 1841.  KOMST DER HERDEREN B ETHLEHEM, TOONEEL MAATIG-ZANGSTUK; HET VERVOLG OP DEN KERSNACHT. BARTHOLOMEUS RULOFFS, ORCHESTMEESTER. VOOR DE EERSTEMAAL OPGEVOERD HET EERSTE JAAR DER BATAAFSCHE VRYHEID y IN DE MAATSCHAPPr: F E L I X M E R I T I S. Te A M S T E L D A M, by PIETER JOHANNES UYLENBROEK» T E Z Y N D E DOOR MDCCXCV,   AAN DE BEMINNAARESSEN VAN DE MAATSCHAPPY: F E L I X M E R I T I & Den man van kunde en {maak door oeffning t» behaagen, Hem , in zyn werkzaamheid , bewondrend na ra gaan , Zyn leerzaam onderwys naauwkeurig gaê te [laan , Zyne achting , door verdienste , aanhoudend w*g te draagen , Met hem de weetenfchap en kunst te helpen ichraagen : Zie daar myn 1< fl,k doel , reeds van myn vroege jeugd j Zie daar voor my de bron van wezenlyke vreugd. *k Zocht Tteeds gelegenheid my, op die wyz', te Ttreelen ; Ik vond ze menigmaal; dit zette me yver by', Doch meestwel in den fchoot van deeze Maatfchappy: Hier kwamen kunst en gunst me in dubble maat bedeelen ; Hier zag ik wetenfcbap de beste vruchten teeleu: Dus kreeg ik aü' het geen waarnaar ik heb getracht, Dal ik meer waardig dan geboorte en rykdom acht. * 2 Cc-  Bevallcï KüNïfE , die we aanhoudende hier vinden; ■Wanneer de maatzang met muzyk hier galmen fpreid, Waardoor uw keurig oor bekoorlyk word gevleid, Dewyl 't uw ëgaêj zyn, uw kroost, en uwe vrinden , Die me aan dees Maatfchappy op 't plegtigste verbinden , "Vervvondere 't u niet dat myn hart zyn' plicht voldoet. Dat van uw heusch gemoed eene eedle denkwvz' voed. 't Gelukte myner hoope , een' korten tyd geleden , Myn' Kersnacht hier ter plaats het kunst - choor aan tc bion, Denzelven , naar myn' wensch, met gunst bekroond te zien. Een ze'fde gunst gelukke ook myner hoope op heden , ó Minnaaresfen van muzyk, fteeds aangebeden Om uw zieltreffend i'choon , om uw' kunstlievend' aart. Wier aandacht leeft, waar klank aan poëzy zich paan 1 Ik, duur aan u verplicht, door zo veele eerbBwyzen , Als uwe goedheid my reeds jaaren lang bewees , Waardoor , voor my , myn lof tot aan de wolken rees; Ik wy , uit dankbaarheid , ter nedrige belooning, Dit zangftuk aan uw' fmaak, en booge op uw bekrooning ; Die hierin zal beftaan , dat ik die eere erlang, U vlytig hier te zien by klank en maatgezang. KOMST  KOMST DER HERDEREN TE BETHLEHEM. EENIGE HERDERS OP DEN WEG NAAR BETHLEHEM. LIED VAN EENIGE HERDEREN. ö BetMehem! 6 kleine ftad, Wier omtrek praal noch pracht bevat! Hoe zyt ge ukneemend uitverkorenl Daar gy, in dezen zelfden tyd, Ontluisterd en vervallen zyt, Is u van nu af aan alle eere en roen belchoren , Wr.nt in uw' omtrek is des waerelds heil geboren. Wr.ar was een plaats, r.1 de aarde in 't rond, Waarin men ooit den luister vond, Dien wy u heden zien omringen? Geen oord, door alle de eeuwen heen, Was immer met u lotgemeen: Gy koestert in uw' fchoot de hoop der fiervelin^en; Dus rr.oet uw lofgalm door het zwerk der heemlen dringen. A 2 Al  6 KOMST DER HERDEREN Al blonk van ouds uw lof ook uit Door 't graf van Labans jongde fpruit. Schoon Boaz in uw' omtrek woonde, Die vrind van Ruth en Noami, Al voedde uw grond een' Ifiu', Al bragt ge een'herder voort dien 't lot tot koning kroonde, 't Heil van deez'nacht blinkt meer dan al 't gebeurde toonde. Noch Babyion, hoe trots en prat, Noch Palestina's fchoonlte ftad, Noch Rome met haar praalgeftichten, Noch vorstelyk Jerufalem Haalt by het nedrig Betlilehem: Vcor Davids ftedeken moet 's waerelds grootheid zwichten : Daar daagde een zon op, die alle eeuwen zal verlichten.. EEN OUDE HERDER. KECITATIVO. Wel, brceders, vind niet reeds uw aller ziel Zich fterk doordrongen van verlangen? Gloeit de yver thans niet op uw wangen Om 't Kind te zien, opdat ge ootmoedig nederkniel',. En, met vereende lofgezangen, Het zelve hulde doe door godlyk eerbewys? EEN  TE BETHLEHEM. ? EEN ANDERE HERDER. é Ja j wie juicht niet reeds Gods groot en naam ten prys ? Wie onzer zou niet vuurig haaken, Dat Wondertelgje te genaaken? A R I sf. Wat is ons God uitneemend goed, En onuitfprèekelyk vveldaadig, Ja, boven duizenden, genadig, Dat ons dees zegening ontmoet? Wy, fchaamle en laaggeboren menfchen! Wat koning zoude om de eer niet wenfchen, Dat hem een engel zulk een blyde boodfchap bragt Gelyk a;,n ons, in deezen nacht? Wat is ons, enz. RECITATIE O. Hoe flreelend was 't gezang der juichende englenchooren! EEN ANDER. Hoe lieflyk klonk van verr' der ferafynen Item! 'ü Eer, eer zy God, verbeeld ik me altyd nog te hoorerj. DE OUDE HERDER. Maar,broeders, zyn wy met reeds dicht by Bethlehera? 't Komt my voor , ginds gedruis te ontdekken. Iets vleijends blyft myn zielverlangen wekken. ECN  I KOMST DER HERDEREN een ander. De tyd viel my zeer korc. een ander. Daar hy, by droevenis, Zich altyd fchynt te rekken, Is 't ofhy, by de vreugd, meestal fnelvluchtende is. Wy kunnen thans niet verr' van Davids ftad meer weeze::. een ander. ü Neen; wy zyn 'er by. een ander. 't Gedruis, dat gy verneemt, Vernam ik ook; maar dit dunke u niet vreemd, Al hoorde gy 't daar nooit voordeeze de oude herder. De keizer heeft, in 't Joodfihe land, Alom bevel gegeeven, Dat elke inboreling, 't zy hoog of laag van fiand , Zich daar ter plaats vervoege, alwaar hy 't leven Ontfing , opdat gedachte en naam worde opgefchreven^ een andere herder. Myn broeders, 't is gewis,.' Dat ook in Bethlehem een groote menigte is. D U 0:  TE BETHLEHEM. 9 DUO. een herder. 6 Zoete hoop! hoe ftreelt gy myn gedachten! Ik zal 't beloofde Kind haast zien. de oude herder. Konde ik wel ooit die grooie gunst verwachten Dat ik het zélf zou hulde biên ? te saam en. Ons lot gaat ieders lot te boven. Wy zullen dan de Godheid looven, Terwyl zy, in het vleesch, op de aard', Zich aan den fterfling openbaart. 6 Zoete hoop, enz. verscheiden herders. 6 Menfchenliefde zonder gade! Wat onuitfpreekbre heügenade! Hing ons dit lot thans boven 't hoofd. En wilde 't ons deeze eer vergunnen! drie herders, by afwisfeling. Had ik, had ik dit ooit geloofd anderen. Wie had dit ooit begrypen kunnen? B YE*.-  ïo KOMST DER HERDEREN VERSCHEIDEN HERDERS. God, die ons harte dus verblyd, Zy lof en eere toegewyd. DE OUDE HERDER. KECITATIVO. Hier,dunkt me, zyn we 'er. Treed met my hier binnen, vrinden Wy zullen 't dierbaar Kind ras vinden. De hemelbode, die verfcheen aan ons gezicht, Verhaalde ons dat het Kind in eene kribbe ligt, In lynwaad toegewonden. EEN ANDERE HERDER, 't Is of een hemelgeest me aan deeze plaats verbind, En my inwendig zegt, hier is, hier is het Kind!.. Hier is geen twyffel meer, wy hebben 't Kind gevonden. EEN ANDERE HERDER. Ziedaar de kribbe, alwaar 't gewenschte Wichtje in ligt. EEN ANDERE HERDER. Welaan, volbrengen wy, eerbiedig, onzen plicht. HYM~  TE BETHLEHEM. n HYMNE DER HERDEREN, BY DE KRIBBE VAN DEN ZALIGMAAKER. Annbidlyk Kind, tot heil in *t v'eesch verlchenen! Zolang beloofd door 't waar profeetendo n! Wy, die en harte en mond verheugd vercenen, Wy noemen U, met eerbied, wellekom. t> Isrels hoope! ö bron van allen zegen, Die blydfchap brengc aan Adams nageQacht! Gods menfchenliefde , uitblinkende allerwegen, Heeft kalmte en rust aan 's menfchen ziel gebragc, Aanbidlyk Kind, zo nederig geboren, Zo ryk omftuwd met fchitterenden glans , Van eeuwigheid tot 's menfchen heil verkoren, Wiens lof weergalmt van hemeltrans in trans,. Voor wien alleen en englen en aartsè'nglen, Uit dankbaarheid en God tot eere en prys, Hun choormuzyk voortreflyk faamenmenglen! V«rfmaad toch niet ons nedrig eerbewys. B a Aan.-  12 KOMST DER HERDEREN Aanbidlyk Kind, dat wy thans blyde aanfchouwen,. Waarmee de vrede op de aarde is neêrgedaald, Dat aller hoop hervormt in vast vertrouwen, En 't groot heelal met hemellicht betlraalt! Waar was 'er ooit voor ons meer zielsgenoegen, Waar was 'er ooit meer heil voor ons bereid? Wie ziet dus niet zyn zaligheid vervroegen? Geloofd, geloofd zy God in eeuwigheid! EEN HERDER. RECITATIE O. Wie twyfFelt nu nog aan 't geen de engel ons deed hooren-, Toen hy, in deezen ftillen nacht, Aan ons de blyde boodfchap bragt, Dat, hier te Bethlehem, de Christus is geboren ? Toen duizenden van engleu, ryk in glans, Zich fchaarden aan den breeden hemeltrans, En God ter eere zongen, Dat hunne galmen tot in onze zielen drongen? EEN ANDER. Toen ons geboden wierd naar Davids ftad te gaan, Om 't heilig Kind daar zelf te aanfchouwen? Kom,, laaten we iedereen' dat heilzaam nieuws ontvouwen. DE  TE BETHLEHEM. ij. de oude herder. Ja *t geen wy zagen moet elkeen van ons verdaan: Nooit zal dees nacht uit myn gedachten gaan. een andere herder. Noch uit de myne. Ik zal 't gewislyk melden. Maar fpoeden we ons weer derwaart heen Waar 't eenzaam vee ons wacht in ftulp en op de-velden. Men hoort een Herderslied door eenige mttzyk~ injlrumenten uitvoeren. een andere herder. Wie keerde ooit van een plaats zo wel te vreên t ARIA, RONDO. Wat is myn ziel thans opgetoogen ! Wat draalde 't Kind een glans uit de oogenf Waar blonk volmaaktheid ooit zo fchoon, Als in Maria's Zoon? 't Rood zyner wangen gloeide alsversch ontlooken roozen;. Hy was in blankheid aan de leliën gelyk; Elk trekje in 't aanzicht gaf van godlykheid een blyk;. Men hoorde 't teder Wicht geen enkel zuchtje loozen; Geen traantje ontrolde 't oog langs 't miunelyk gelaat. Wat is myn ziel, enz. B 3, ©*  ï4 KOMST DER HERDEREN De weltevredenheid der englen was te leezen In d'opflag van het oog, en praalde op 'tvrindlyk wezen; En, waar 't zich keerde of wendde, omfcheen in overmaat, Elk, die de kribbe omringde, een heldre dageraad. Wat is myn ziel, enz. EEN ANDERE HERDER. RECITATIE O. Met welk een zedigheid en ernst droeg zich de moedei! Zy wierd op ieder woord in diepe opmerking vroeder. Zy keerde vaak haar aangezicht, Verheugd van hart, naar 't godlyk Wicht. Toen wy de boodfchap van den engel deeden hooren, Scheen haar geheele ziel geboeid aan luistrende ooren. Ons fpreeken zette haar den diepiten aandacht by. DE OUDE HERDER. Geen wonder, wie was ooit zo zegenryk als zy? ARIA. Wat moeder, op deeze aarde, Die zo gezegend baarde! Niets, niets haalt by haar lot. Zy heeft geen wedergade: Wie dus deelc in genade, Is, meer dan iedereen, begunstigde van God. E E N I-  TE BETHLEHEM. 15 EENIGE HERDERS. Ons aller hart, van vreugd doordrongen, Erkent het goede aan ons gedaan. 't Gebeurde leeft op onze tongen, En zal 't geheugen nooit ontgaan. C H O O R. Ons aller hart, enz. EEN HERDER. Wy zagen 't Telgje, voortgefproteu Uit Jesfe's herderlyken ftam, 't Geen d'ouden luister kan vergrooteu Van 't nagedacht van Abraham. EENIGE HERDERS. Wy looven God met dankbre pfalmen. Zyn goedheid, die den mensch verblyd, Doet aarde en hemel wedergalmen Van 't haüelujah, hem gewyd. C II O O R. Wy looven God, enz. ALGEMEEN CHOOR. FINALE. HALLELUJA II,