( 9 ) ren , en die hier uw brood vindt ; — die van voedfcl en dekfeï en van alle nooddruft wordt voorzien !• Vergeet niet dagelyks aan GO D , den Vader van deeze initellinge , en aan de waardige Regentenen Regentesfen van dit Huis, die middelen in Gods hand zyn tot uwe behoudenisfe , met hartlyke dankbaarheid te gedenken, en over .hen, en over de milddaadige Weldoeneren van dit Huis zyne -beste Zegeningen aftefmeeken. Tracht eikanderen door onderlinge liefde, eendracht en behulpzaamheid uwen toeftand , zoo veel moogelyk , draagbaar te maaken, en door een Uil en godvruchtig gedrag den Weezen ten voorbeelden te zyn. De Heere zy U fteun en fterkte , en troost in alles. Wy willen u tot hulp vveezen ! • En Gy, lieve Weezen ! En gy ? lieve Weezen ? die in dit huis uw beftaan en opvoeding vindt, envee' len althans, zo niet allen, veel beter vindt, dan uwe Ouders, zo zy leefden, u zouden hebben kunnen^ bezorgen, dankt den goeden God, die u uit de kaaken van een genoegzaam zeker bederf, zoo krachtdaadig heeft gered, en voor het verderf bewaard; — die u handleiding in dit Godshuis heeft bezorgd, om ook te eeniger tyd met uwer handen arbeid voor u en de uwen een ftuksken brood op eene eerlykewyze te kunnen verdienen. Befproei in uwe gedachten de asfche en het dierbaare overfchot van den waardigen Dominus de Wys , die waarlyk de Aanlegger en dryfveer van deeze infrelling is geweest, en laat zyne gedachtenis by u in zegeninge blyven. Met welk eene vreugde zou menig een van uwe Ouderen uit zyn graf zich opheffen , en God danken als hy u zag van al het noodige voorzien, en tot waare GodsA 5 kennh  ( H ) En gy> gy leeft gerust; door trouwe zorg geleid . Vindt ge al de nuttigheên des leevens, UW voedfel en uw dekfel tevens, In dit weldadig Huis, tot uw geluk, bereid; Nooit, nooit ontrollen hier, door bittrenramp bewogen De traanen der behoefte uw' oogen. •O- Met recht dus wekt uw lot d'erkentnis uwsgemoeds; Ce voelt, waardeert dat lot volkomen, • En zwaait, door blydfèhap ingenomen, Aan God uw offer toe, als d'oorlprong alles goeds; Want Hy verlaat hen niet, die Hem van harte vreezen l Hy is een Vader van de Weezen! • «> 't Beilieren van uw hart; door nutte kundigheén Aan uw geluk en vergenoegen Zoo veel als mooglyk toe te voegen, Die zorg is onze pligt en ons vermaak met één; En gy, gy kuntdoor blyk van deugd en vlyt te toonen, Ons best die trouwe zorg beloonen. -t> Te ontdekken, dat uw hart gevoelig, deugdzaam is Dat gy, vernoegd en wel te vreden, Gehoorzaam en gefchikt van zeden, Ons liefde en achting toont met dankbre erkentenis, Ziedaar ons heerlykst loon; dan durven wons beroemen' Dan kunt ge ons uwe Vrienden noemen: O, dat  ( ij ) O, dat ons hart altoos die zoete vruchten plukk'! Genegenheid van beide zyden Geeft dubble (toffe tot verblyden , Is de onderlinge band van uw en ons geluk; Zy maakt in onzen post ons langs hoe meer flandvastig. En zorg noch moeite ons dan te-lastig. <$> En daar Weldaadigheid alleen de Schatkist is, Waaruit wy uw beftaan bezorgen , Bidt God ootmoedig, eiken morgen, Dat Hy de harten neig' tot Liefde en deerenis; Dat Haarlems Burgery, door Christelyk erbarmen, Vertroosting geeve aan Wees en Armen! „ 6 Vader! die zoo wys uw fchepslen gade flaat! „ Gy hebt een reeks van vyftig jaaren „ Deez' nutte Stichting wel doen vaaren, En de arme Wees vond hier zyn troost en toeverlaat! Laat (leeds, weldadig God! uw zegen op haar daalen, „ En blyf haar met uw gunst beftraalen! 4>> „ Geef, door uw goeden Geest, hun, aan wier toe„ voorzicht 5, De Wees en de Arme' is opgedragen, „ Dat ze in hun post gelukkig flaagen, „ Geef  ( Itf ) „ Geef hun vereischte kracht in'toeffiierj van hun pügt! „ En laat dit rrtit Gedicht, bevryd van tegenfpoeden, „ Al de Eeuwen door den Armen voeden!" (*) Alvorens deeze Plechtigheid te befluiten , zou Ds. vander Aa hierop een Gebed en Dankzegging tot God hebben gedaan, maar, terwyl zulks door dit Vers noodloos wierd gemaakt, is zulks agter gebleeven, en de plechtigheid door Zyn Ew. befiootej4 met deeze woorden : De Genade des Vaders , en des Zoons, en des H. Gèestes zy over onze Gemeente , over dit Huis, over deeze Stad, en over dit Land, zoo lang de tyden duuren. Om Jezus wil. Amen ! (*) Niettegenfraande 'er zekerlyk verfcheiden gebreken en onnaauwkeiirigneden in dit Vers zyn overgebleeven , die naa de voorleezingjgemaklyk zouden te veranderen geweest zyn, heeft de Dichter liever goedgevonden, hetzelve letterlyk in het licht te geeven , zoo als het ge]cezen is, dan 'er een ff.uk van te maaken , dat de tyd, die hy 'er toe gehad heeft, hem niet zou hebben kunnen toelaaten ; was het niet de bedoeling van eenig Voordeel voor de Weezen en Armen , die hem in den druk van deeze weinige regels doet toeftemmeu , het zou vvaarfchynlyk nooit uitgegeeven zyn ; ook niet de Aanfpraak van Ds. vander Aa , als daartoe geheel niet beftemd 9 gedaan , nogte opgefleld.  3 AANSPRAAK in het® WEESHUIS der LUTHERSCHE GEMEENTE TE HAARLEM, Den 20. January 1789. by de Vleringe der vyftigste verjaaringe van dat Godshuis ; door C. C. H. V ANDER AA, Owiften LeeraiT in^{l£Zelve Gemeente. Op verzoek^r^^^^GENTEN gedaaa^n iaJset Licht gcgeeven. De REGENTEN van het LUTERSCHE WEES - en ARM-HUiS , aan de WEEZEN en ARMEN van het zelve , By gelegenheid der 50 fte Ver'] aar mg van deszelfs Stichting op den zo. January 1789. DICHTSTUK. Gedrukt ten voordeele van het Weeshuis i en voor Zes Stuivers te bekomen.-   AANSPRAAK IN HET WEESHUIS DER LUTHERSCHE GEMEENTE TE HAARLEM. ZEER AANZIENLYKE , ALLE ACHTING WAARDIGE , EN MY ZEER WAARDE VERGADERING! I Genade , barmhartigheid en vrede van God, deti Vader , en van zynen Zoon, Jezus Christus, in de gemeenJchap des Heiligen Geestcs, ' zy met ons allen ! Amen ! Tcrwyl dit Godshuis , mi onlangs vyftig jaaren (*) geleeden, is opgericht en tot ftand gekoomen , en door Gods goede Voorzienigheid tot op heden nog is, V geen het is^ vieren wy billyk vrolyke gedachtenis van deeze heilzaame in/lelling , en van de Godlyke Zegeningen, by dit Godshuis geduurende dien tyd genooten. Hoe (*) Den ii. fanuary 1739. zyn de Eerfte Weezen ia dit Godshuis gebragt cn opgenomen. A a  ( 4- ) Hoe verdraagzaam men ook dcnkc over de gevoelens in het ftuk van den Godsdienst, waarin andere Christenen van ons verfcheelen ; zeker blyft het echter , dat elk oordeelt , dat de gevoelens , dien hy is toegedaan, nopens God, nopens Jezus _ onzen Verlosfer , nopens het werk onzer Verzoening , enz. best gefchikt zyn, om waare Godsvrucht, in het: hart aantekweeken ; en in nood en dood te- bemoedigen en te troosten. Het is derhalven den Oprichteren van dit Huis ,, niet anders , dan ten goede , te duiden , dat zy , nu vyftig Jaaren geleeden , het befluit namen , 'om de: Kinderen der geftorvcne Leden hunner Gemeente ,, na zich te neemen , voor hen te zorgen , en ze 1 zelfs optevoeden ; ten einde hun zoodanige gevoelens in te boezemen , die hun gefchiktst voorkwamen ,, om die tedere Zielen tot waare Godsvrucht te vor- ■ men, en haar de verhevene gelukzaligheeden van den i Christlyken Godsdienst, en hier , en naamaals te: doen genieten. Het dagt hun redelyk met een, dat zy zelfs de \ zorg voor het onderhoud der behoeftige Leden vat» hunne Gemeente op zich namen , zoo verre hunne: krachten zulks maar eenigfints gedoogden. Hunne vermogens waren klein , maar hun vertrouwen op God groot. De tyden waren voorfpoa-- dig. De Koophandel en Fabricquen bloeiden. Het getal der Kinderen , die men zou hebben inte- ■ neemen , beliep in het geheel op drie. Dati der Behoeftigen was weinig: De menschlie-- yendheid en milddaadigheid der liaarlemfche Burgers en Burgeresfen alomme bekend. Hünj  ( 5 ) Hun uitzicht op gelukkig gevolg van hunne onderneeming fcheen dus, by eenen maatigen onder/tand van Godlievende menfchenvrienden, tamelyk zeker. Maar ftraks daar op kwam het droevige Jaar van 1740. 't geen met zyne ftrenge koude , de armoede , den honger , en elende , over het gantfche Land, en byzonder deeze Stad, medefleepte , terwyl de Fabricquen kwynden , de Koophandel verflaauwde , en neeringen en handteeringen ftil (tonden. Hier door kreegen huisgezinnen, die my zelfs verklaard hebben , dat zy voormaals duizend Guldens 'sjaars hadden gewonnen , zoo geweldigen fchok , dat zy van tyd tot tyd , ondanks allen vlyt , en zuinigheid , zoo deerlyk agteruit gingen , dat zy geheel vermagerd , en eindelyk uitgeteerd , genoodzaakt wierden , om , met betraande oogen , om on- derftand te bidden. En hoe het dan met de mindere Gemeente ging, kan elk begrypen. Men greep alle middelen by de hand. De Kerk fchoot uit haare kas van tyd tot tyd verfcheiden duizenden guldens vöor. Braave Ingezeetenen en V'-einden fprongen by. Maar het gewicht der elende nam hand over" hand toe. Het getal der Weezen wiesch zoo , dat het voor nu twee jaeren geleeden, van drie tot tachtig was geklommen. —- En het getal der huiszittende Armen , werd viermaal zoo groot, dan te vooren. Dus niemand zal vremd vinden , dat de braave Regenten van dit Huis dikmaals gcdagt hebben , en by deezen kommerlyken Winter en neringlooze tyden , by zich zelvcn denken aan het Woord van den Heere Jezus : „ Vanwaar hepen (vanwaar krygen') wy brood, A 3 dat  ( ) ^ dat deezen eeten , — om deeze Weeshens en Af* n «M* , en ftokoude Lieden voor honger en &öWdte „ te bewaaren ? ? Maar , myne Vrienden , koomt, in weerwil van dit alles , met onze harten na boven ! met onze harten na boven l Vyftig Jaaren lang heeft toch dit Godshuis ge/laan , en , in weerwil van alle [ukkelingen , ftaat het nog tot op deezen dag, en het heeft zoo mecnig Weesken groot gebragt en voor de Maatfchappy behouden, en zoo veel Armen behoed, dat zy niet van honger en kommer zyn vergaan (*); jaa het heeft Weezen gekweekt tot Mannen en Vrouwen , die dit Huis tot eere (trekken en nuttige Leden van Kerk en Burgerhaat geworden zyn. Billyk verh.ugen wy ons dan op deezen dag , en vieren met dankbaarheid aan God, dat dit huis, als Weeshuis voor onze Gemeente , nu vyftig Jaaren heeft geftaan. Billyk juichen wy : Tot 'hiertoe heeft ons de Heere geholpen ! En zou Hy nu niet verder helpen ? nu niet ver-, der helpen ? Daar Weezen zyn is God, zegt een uitmuntend Dichter. En hy heeft recht. God heeft zelf meer dan eens verklaard, dat Hy was der Weezen Vader , en gezegd , dat des Vaders zegen het huis bouwt. En zou Hy dan , die het doen kan , en _(*) Het petal der in dit Huis opzevoedde JVeezen is ruim 170, der Arme Befteedelingen omtrent 300, **— en der Arme Huisgezinnen ruim %oo.  C 7 ) • cn dien liet aan gécne middelen ontbreekt om zynen wensch te yerkrygen, eene in/telling, die zyn bevel ten grond heeft , en in vertrouwen op de vervullingevan zyne beloften, is begonnen en voortgezet, nu by gebrek van zyne hulpe laaten verlooren gaan ? zyne Kinderen , de M^eezen , laaten verlooren güan ? _— Is zyne macht dan verkort, dat Hy niet meer zou kunnen helpen ? Of is Hy ten einde raad, dat Hy niet weet hoe ons te redden ? Met andere woorden, heeft Hy opgehouden God te zyn ? Hoort Hem zelf zich daarover verklaaren by den Propheet O) : Kan ook een Vrouw (zegt Hy) haar Kind vergeeten, dat zy zich niet ontfermen zou over de vrucht van haar lighaam , en , of zy het al vergat , zoo wil ik u nochtans niet vergeeten. Hoort zynen Zoon , die met reden zeide , die my ziet, ziet den Vader ; hoort Hem zeggen , My ■jammert des Volks , want zy zyn nu drie dagen by my geweest en hebben niet te eeten, en als ik ze ongefpeisd liet f huis gaan , zouden zy van honger versmachten (&). En zou God zich dan niet erbarmen over het fchreijen der. Weezen , en het kermen der Armen , die tot Hem om brood roepen ; Hy , die het Vee zyn, voedfel geeft, en het roepen der jonge Raaven verhoort (O , zou het gefchrei van zyne merfchen niethooren! Hagar (i) was over Ismacl, toen hy gevaar liep om van dorst te fterven, derwyze getroffen, dat zy hem onder éenen boom nedcrleide , en zich al fchreijende omkeerde en zeide : O) Jef. XLIX. vs. 15, (&) Mare. VIII. vs. 2, 3. (O Pfalm CXLVII. vs. 9. ('J) Gen. XXI. vs. 16. A 4  ( 8 ) zeide : — Ik kan den Jongen niet zien ff erven. -—4 En God zou zich over de Weezen niet ontfermen ? En God zou medogenloos den armen mensch van honger en koude laaten vergaan, en zyn oog en hand daarvan aftrekken ? Wel aan dan , waardige Mannen en Vrouwen , braave Regenten en Rcgentesfcn van dit Godshuis, houdt (bid ik u ) moed en bezwykt niet onder den last van dit Huis, waar onder gy geboogen gaat zwaar is de last, die gy op uwe fchouderen hebt; onaangenaam de befïiering van eene huishouding , waarin de inkomfien , hoe zeer met alle oplettenheid cn voorzichtigheid bezuinigd, niet toereiken, om in de noodzaaklyke behoeften te voorzien , waar by de fchulden van dag tot dag vermeerderen , en de middelen om ze te bet aaien , hoe langs hoe moeilykcr worden , om ze te vinden. Dat die post u zwaar valt , dat zy ü zorg en zuchten en traanen kost ; dat gy gaarne wenschte, daarvan ontjlaagen te weezen , als 't kon gefchieden , jaa dien lastigen arbeid met eenig geld (indien het met uwen plicht en gewcetcn beftaan kon) gaarne zoud willen ajhopen, begryp ik duidelyk. Maar (ik bid u !) laat den moed niet zinken. Ziet om hoog en weesü gemoedigd ! God is der JVeezen Vader ! Hy doet wel geene Wonderen. Hy heeft ze ons ook niet beloofd. Maar Hy heeft toch der menfehen harten in zyne hand, en leid ze als Waterbeeken. Hy heeft dat beloofd, en Hy is getrouw ! Hy zal 't ook doen ! Hy zal ons niet ver laaten of verzuimen ! Arme Lieden ! die door ouderdom of zwakheid , p>f blind of hm, buiten iïaat zyt om u zelfs te genee- ren ,  C io ) kennis en Godsvrucht opgeleid. En zoud Gy ondankbaar al dat goede genieten ? Ik bid u , ziet op die braaven , nu Mannen of Vrouwen „ of Jongelingen of Jongedochters , die, voormaals ook in dit Godshuis Weezen , zich nu in zulke gelukkige onhandigheden bevinden , dat zy zelfs in Haat zyn, om Weduwen en Weezen van het hunne bytefpringen. Ziet, waartoe gy het door braafheid en naar• ffigheid brengen kunt. Ik ftaa voor u , als een bedienaar van Jezus Christus , en vermaan ü in Gods plaatfe , dankt God geduurig voor al het goede , dat gy in dit huis geniet, in vergelykingevanverfcheide anderen in andere Landen , die by gebrek van zulke Godshuizen , al beedelende, bynaa van honger en gebrek vergaan. Denkt nooit dan met dankbaarheid , met eerbied en met liefde , aan die waardige Mannen en Vmouwen , die met aan een zyzettinge van hunne eigene belangen , voor U, voor U) voor uwe fpyze, voor uwen drank, voor uwe legging, voor uwe kleeding, en met één woord voor alles, wat gy noodig hebt, zorgen , en dan , wanneer gy het Huis verlaat , u nog niet naakt en bloot in de waereld zetten , maar u in ftaat feilen om op eene eerlyke wyze voor den dag te koomen , en u onder de men- fchen te begeeven. Ik bezweer u by de liefde van God en van Jezus Christus , en (als ik het mag zeggen) by de asfche en 't koude gebeente van uwe verltorvene Ouderen , draagt tog zorg, dat zoo veele^ wéldaaden van goedhartige menfehen aan uliedcn niet vergeefsch moogen geweest zyn. • Dit Huis heeft den roem verkreegen, dat zyne Voedftcrlingcn , de Weezen , die uit dit huis komen, zoo gefchikt  ( II ) gefchikt zyn in bekwaamheid en zeden, dat zy daarin boven veeie anderen uitmunten. Ik bezweer u , by den levendigen God, dat gylieden deeze cere aan uit Godshuis niet. ontrooft, maar het uwe doet, om dien edelen roem te bewaaren en te vermeerderen ! Zyt omtrent de geenen , die ever u gefield zyn , in alle opzichten dankbaar en onderdaamg , en denkt dikmaals, 't is zonder verplichting , maar enkel uit goedheid , dat men ons zoo veel goeds bezorgt. Boezemt dat, ( Gy , die meerder in jaaren van onderfcheid zyt gevorderd !) deezen tederen Wichten , deezen onnozelen Kinderen , die by het eerst ontluiken van hunnen dag reeds niet u Weezen zyn„ met woorden, maar vooral met uw voorbeeld, op de b:ste wyze in. Daar door zult gy het hart uwer waardige Regenten- en Regentes fin aan u verbinden. Zy zullen u niet kunnen uit het oog laaten , Zy zullen , waar zy kunnen , 'er vermaak in (tellen om u voort te helpen ; Zy zulleii de harten van anderen opwekken om u te begunjfigen , en u behulpzaam te weezen. En gy zult, fchoon nu Weezen , eens waardige Leden van Kerk en Burgerfiaat, braave Christenen , en Êifgenaamen der Gelukzaligheid worden. Eindelyk , myne Vrienden , die hier met my zyt. Laaten wy hier niet enkel geweest zyn , om te zien en ie hooren wat 'er gebeurde. Laaten wy dit Huis niet verlaaten , zonder te bedenken , waar wy geweest zyn , en wat gelegenheid gaf om hier te koomen. Laaten wy God danken, en de waardige Regenten en Regentesfien zegenen. Van Hen bedient zich God als middelen , waar door dit huis nog (laat. — Laaten wy, vóór dat wy heengaan, bedenken, dat  ( ia ) dat elk' Weesken , dat daar voor ons ftaat , ons met zyn daarzyn toeroept, uit de Klaagliederen van Jeremias ( a) : Wy zyn Weezen en hebiien gccnen Vader. En zoo menige Arme , als daar ftaat, ons toeroept: Wie zich des Armen ontfermt , die eert God (£) : Wie den Armen geeft, lkknt hbt den Heere ; Die zal hem weder het goede vergelden (c). Op dat wy ook op dee¬ zen dag dit Huis in zyne kommerlyke omftandigheden onderfteunen , en het met eene milde gifte ver- blyden naar ons vermogen. Al het recht, dat Jezus had op onze dankbaare erkentenisfe , heeft Hy op de Weezen en Armen overgedraagen, en gezegd: Al wat gy doet aan deeze mynegeringJle Broederen, dat doet gy my. En zouden wy onzen Verlosfer afwyzen , voor den Zaligmaaker onzer zielen gééne ryke gifte over hebben? Daarvoor (hoop ik) zal ons God behoeden ! # (a) Klaagl. V. vs. 3. (6) Spreuk. XIV. vs. 31. (e) Spreuk. XIX. \i, 17. Naa dat Ds. vander Aa deeze Aanfpraak geëindigd had , werd het volgend Dicht/luk, 't geen op aanzoek van de Regenten , nog den avond te voren door den Dichter vervaardigd was , door den Heer Sterk voorgeleezen. DE  ( 13 ) D E REGENTEN van het LUTIIERSCHE WEES- en ARM-HUÏS te HAARLEM, aan de WEEZEN en ARMEN van hetzelve, By gelegenheid der 50/ïe Vetj'aaring van deszelfs Stichting op den 20. January 1789. ö Cjïy •> die' onze zorS en toezicht aanbetrouwd, Uw boezem van een rein genoegen En zuivre erkentenis voelt zwoegen, . Die billyk deezen dag als zegenryk befchouwt; Ons hart, altoos vernoegd om't geen uw hart kan ftreelcn, Wil in uw gulle blydfchap deelen: <£> Ons hart befeft,, met U, het voordeel van uw ftaat: Hoe menig Weesje fchreit beftendig, En fmeekt en bid, doch blyft ellendig; Hoe menig Arme vind noch troost noch toeverlaat; Daar kommer en gebrek hen onophoudlyk knellen En tot in 't (omber Graf verzeilen. En