1755 F .20 01 1093 0799 UB AMSTERDAM   LEERREDE OVER DE BELANGEN EN DE PLIGTEN VAN ALLE WELMEENENDE LEDEN DER HERVORMDE KERKE, IN DEZE DONKERE DAGEN; naar O P E N B. XIV: 4b. dezen zijn V, die het Lam volgen, waar ha ook heen gaat. waar agter EENIGE BES C HE IDE NE CONSIDERATIEN EN VOORSLAGEN, WEGENS DE BEST MOGELTKE INSTANDHOUDING FAN DEN OPENBAREN GODSDIENST, ONDER HET HERVORMD KERKGENOOTSCHAP , //V DEZE LANDE X. door P. H. VAN LIS, Predikant te THOLEN. - '^t--^&^s>^€.a^~x>^ Te UTRECHT* sy W. van YZER VVORS T, 1798,  Uitgegeven naar Ilerlen-Ordeninge. C. P. WINCKEL, Pred. te Halteren. qq. F. H. WEL MAN, Pred. te Tholen. qq.  VOORBERlGT. J&.eéds iange zag ik uit, of niet eenig Hervormd Leeraar iets ten dienfte zijner geloofsgenoten in het licht zou zenden, om hun in deze donkere dagen eenig opwekkend bellier aan de hand te geven tot die pfigl ten , die de Koning der Kerke , bij zijne zoo geheel nieuwe en öngewoone leiding met ons, nu van zijn vólk eisóht en verwagt. — Mij dunkt, zoo iets kon tegenwoordig zeer nuttig zijn: het kon de bedagtzaamheid en den ijver der heiligen ópwekken, om zig zeiven en de bunnen mi haar zijn oogmerk te verbeteren, en vóórts, hunne verkleefdheid aan zijn Godsdienst ëri * 2 zaak-  iv VOORBERlGT. zaak, nu het er op aan zal komen, met daden te bèwijzen: en het kon op die wijze zeer veel toebrengen tot de inftandhouding van onze Kerke en den openlijken Godsdienst onder haar, waar voor anders zoo veele en billijke reden van vrees is. Doch, ik heb. mijne hope tot hier toe niet mogen.vervuld, zien. — Het fchijnt dat de onrustige tijden bij veelen den moed en den lust daar toe beneemen. — En dus vond ik mij dan eindelijk zelve opgewekt, om. het mijne, hoe gering dan ook, tot deze groote en goede zake.,toetebrengen. — Voor twee jaren had ik het geluk, dat een bundel door mij uitgegeven' Leerredenen., meest allen op de tijdsomftandigheden flaande, van veele opregte Godsdienstvrienden in ons Genootichap, hoe verre ook .anders hunne politique denkwijze uit een liep, egter met genoegen ontvangen, en gelezen is;  VOORBERlGT. v is: — en dit vervrijmoedigde mij, om ook wederom thans, niet zonder hope van eenige voldoeningen vrugt, een woord tot allen te fpreeken, die het in de agting- en liefde voor onzen dierbren Godsdienst eens zijn, hoe zeer dan ook hunne ftaatkundige geloofsbelijdenis verfchillen moge. Eene Leerrede, onlangs voor mijne eigene Gemeente gedaan, bij gelegenheid van een voorftel tot behoud van haar Kerkgebouw, kwam mij niet ongefchikt hier toe voor: — en ziet hier dan dezelve, eenigzins uitge, breid, en met eenige bijzonderheden vermeerderd, die ik op den predikftoel toen geene gelegenheid had voortedragen. In dezelve, oordeele ik het oogmerk van den proefweg, dien de verheerlijkte Mesfias thans met zijne Kerkê in ons Vaderland houd, ook voornamenlijk te beiten, in de loutering der zijnen van die godsdienftige 3 ver-  rx VOORBERlGT. verbastering, die hun eene gantsch verkeerde beantwoording van den tot nog toe genoten' uitvvendigen voorfpoed, heeft aangebragt — en ik zie Hem zoo wel tugtigen om ons te rug te brengen tot het gezette leven en den opregten Godsdienstijver onzer brave voorvaderen, tot hunnen HuisGodsdienst, tot de Christelijke opvoeding hunner kinderen ; als om ons nu meer gevoelig te maken voor het gewigtder inllandhouding van den openlijken Euangeliedienst onder ons, en om de nodige opofferingen daar voor van onze handen te eifchen — —en met deze gedagce zal, twijfele ik geenszins, ieder opregt en godvrugtig Christen caarne ïuflemmen. — Zonder dat toeh ieder zig zeiven verbetere en reinige, om het waar Christendom in zijn haft optewekken en met zijne daden meer te vertoonen, ch' ook de zijnen zorgvuldiger daartoe optelei- den;  VOORBERlGT. vu den; zal de ijver tot behoud van den uiterIijken Godsdienst, hoe nodig en loffelijk anders ook, het minfte betekenen; en zal het voornaam inzigt van Mesfias tegenwoordige zoo merkwaardige leiding, in 't geheel niet bereikt worden! Dit neemt niet weg, dat ik ook de pogingen en opofferingen, om den openbaren dienst in onze Kerke in ftand te houden, allen egte leden van ons Hervormd Genootfchap op het ernftigst aanprijze -— en mogt mijn eenvoudig, doch hartelijk welgemeend voorftel, daar aan iets toebrengen , hoe zeer zou ik mij dan verheugen! Om die goede zaak zoo veel mogelijk te bevorderen, en het nut van dit ftukje zoo veel in mij was te vergrooten, heb ik de vrijheid genomen, agter de Leerrede eenirjo bijzondere Confidcratien en Voorflagcn desWegcns intevoegpn: en ik beveele die met alle  vin V OORBERIGT. alle befcheidenheid der gunftige overweging mijner geloofsgenoten aan — mogten zij eenigeaanleiding geven, dat de groote en gewigtige zaak, het behoud van onzen dierbaren Godsdienst — al was het dan op eene gantsch andere wijze, en al wierden mijne gedagten geheel afgekeurd — egter met den ijver des verltands bezorgd worde, en door Gods zegen wel gelukkeü De groote Koning zijner Kerke zij ons genadig: Hij fchenke ons zijnen eigen'Geest, leide ons op zijn eigen'weg: Hij blijve bij ons, en doe zijne Kerke onder ons nog eenmaal zegevieren over alle uitwendige hindernisfen -— maar vooral, over haare grootlte en gevaarlij kfte vijanden, „ de onverfchil„ ligheid en verbastering haarer eigene le„ den!!" —* Dit is mijn vuurige wensch!! LEER-  LEERREDE over Openb. XIV: 4*. 1 _d , dezen zijn die het Lam volgen, waar het ook heen gaat. e weg,, dien de verheerlijkte Mcsfias thans met zijne Kerke in ons Vaderland houd, is, buiten eenige bedenking, merkwaardig en zonderling genoeg, om de opmerkzaamfte aandagt van ieder* Christen te verdienen. — De vraag is voor het tegenwoordige zoo natuurlijk en te gelijk zoo gewigtig: „ wat heeft de Vorst van Zion thans met zijne „ gemeente in ons midden voor? waar toe leid Hij „ haar op zulke duistere en zorgelijke wegen? waar„ om gaat het licht: van uitwendigen voorfpoed „ fchuil, en fchijnen 'er dagen van verdrukking te „ naderen, zoo als wij, noch onze Voorvaderen ini „ verfcheiden geflagten, niet beleefd hebben? A „ en  2 LEERREDE OVER „ en, wat moeten wij nu doen, om aan zijne hooge ,, oogmerken in dezen, regt te beantwoorden?" — Üp deze belangrijke bedenking wilde ik U heden ee:;ig leerzaam en gepast onderwijs trcgten aan tc bieden, en U dan ernft;g opwekken, om daar ook met een onderworpen hart aan te voldoen, en het Lam daar, gewillig, te volgen, daar het nu heenen gaat! — en ach! moge ik iets kunnen toebrengen, toe aanvuuring van den ijver ziines volks, om zig ook nu hunnen Heer en Koning getrouw te becoonen, nu de dngen van uitcrlijken voorfpoeJ zijn voorbijgegaan; nu de weg van verdragen en opofferen zijn weg begint te worden! — mogt ik hun dat alles kunnen beneemen, wat hen tot dit nieuw en moeilijk , maar nogthans nodig en c lel werk, dat zijne wijze regtvaardtgheid hun heden oplegt, lusteloos en ongenegen maakt! —— mogt ik ecnigerraare dienstbaar wezen, om den voortreffelijken en volijverigen geest onzer brave voorvaderen, die alles voor den Godsdienst te over hadden, in ons, hunne nakomelingen, optewekken; op dat wij dat niet door traagheid en verzuim verliezen, wat zij ten koste van goed en bloed verkregen, e;> ons als een heilig pand nagelaten hebben! De taal, die ik U, ten grondflage van mijn voorftel deswegens, hebbe voorgelezen , is zeer gepast om mij daar toe, a!s:van zelve, ecne gefchikte inleiding aan,de hand te geven — zij bevat de karak-  3 rakerfchets van die uirgelezenen, die waarlijk den eernaam van Christenen verdienden, die dit mee daden toonden toen het er op aankwam, en wier nagedagtenis in de jaarboeken der Christen-Kerke, en, wat meer zegt, in den hemel zei ven, in eere en zegeninge blijft — eene karakterfchets, die het zoo gelukkig zijn zou, als zij ook de onze mogt wezen, als wij ze ons in dezen tijd mogten waardig maken, als zij eenmaal in den hemel op ons mogt toegepast worden! — „ ach! dat bec „ Lam 'er ons, in deze laauwe en ongodsdienffige „ dagen, zelve toe verheffe en heilige!!" Ik zal U dan — eerst, dit getuigenis aangaande die Godgetrouwen behoorlijk toelichten — om U dan ernftig aantefpooren, en getrouw den wèg te wijzen, om die edelen, in de tegenwoordige dagen van opoffering en ftrijd, op het zelfde pad van eere na te ftreeven. h Voor het eerde, willen wij, in overwegïnge nemen het ftak, waar in wij deze loffpraak vinden — dan, haarè meening openleggen — er U, vervolgens, de waarde van doen opmerken — en er dan nog eene aanmerking over maken, die Ü haar aanbelang ook voor ons zal doen kennen. A. Wij vinden deze karakterfchets in een tafereel A a vaot  4 LEERREDE OVER van het Openbaringsboek van den Euangelist eri Aposrel Jonnnes, dat met Hoofd. XII: 18. begint, en tot het einde van Hoofd. XIX doorloopt — en dat de heerfcbsppij van den Antichrist, de volflandigheid der Godgetrouwen b'j deszelfs wreede vervolgingen, de Godsgerigten die het menschdom, Jlaande zijn onderdrukkend geweld, zouden kastijden , en zijn' eindelijken en gedugten val en den ondergang van alle zijne werktuigen , op eene treffende wijze fchildert. Allereerst, meld het ons de opkomst, en de geweldenarij van dien voornamen vijand der waare Kerke, den Antichrist, wien Satan een deel zijner magt over de zondige wereld zou affiaan, en die door een groot gedeelte van het menschdom zou aangebeden worden (XII: 18. XIII: i —10). Onderfleund, door listige en gewelddadige invoerders van bijgeloof en gewetensdwang, door eerloze verdigrers van gewaande wonderwerken tot misleiding der menigte, en door wreede vervolgers, die moord en bloed zouden ademen, en de regten van mensch en burger aan allen ontneemen, die het merk van den Antichrist niet zouden willen dragen (12—17): wordende deze nieuwe en gecugte tegenpartij der Christenheid door Joannes voor deskundigen nader tiangeduid, door zeker geheimzinnig getal, waar aan men ha;:r zou kennen Daar is alle re- • Verder, „ zij volgen „ het Lam, in allerlei omftandigheden en roepin- „ gen." (vs. 4b.) Nog meer, „ zij zjn van „ God verkoren en geheiligd tot zijne trouwe en „ begunftigde dienaren," gelijk oudstijds de eerdelingen onder Israël door Jehova voor zig genaast wierden (vs. 4C.) —— Voorts: „ zij hebben de „ taal van bedrog en leugen niet op hunne lippen „ genomen, maar zijn in de waarheid ftaande ge„ bleven." (vs. 5a.) — eindelijk, „ zij zijn 011„ berispelijk bevonden voor God, en verkeeren ,, zoo voor zijnen throon." (vs. 5b.) B In deze verzameling van ioifpraken over de zegenpralende overwinnaars van de verzoekingen des Antichrists, bevind zig ook die, welke wij afA 4 , k-  I LEERREDE «VER lazen — getuigende van deze waardigen, „ dat zij r, J. C. getrouw zijn gebleven in allerleie omftan„ digheden en roepingen, ook dan, als Hij hen „ agter zig op den weg van kruis en verdrukkingen „ leidde." • dezen (zoo word dit uitgedrukt) dezen zijn het, die het Lam volgen, waar het ook heen gaat! — helderen wij de meening van dit getuigenis nog een weinig op. En dan komt dit, over den letter deszelfs, vooraf in aanmerking; dat de tegenwoordige tijd hier, nadrukshalven, gebruikt word, doch dat wij egter deze loffpraak, die hun voormalig gedrag vermeld dat zij geduurende hun verblijf op de aarde gehouden hadden, in den voorleden tijd moeten opvatten; even als of eritond, dezen zijn ,t, die het Lam volgden, waar het ook heen ging, — Dit fpreekt trouwens van zelve; thans waren zij in den hemel geplaatst, en deze volgzaamheid, zoo als die hier bedoeld wierd, kwam alleen op deze wereld te pas, toen zij nog tot kruis en lijden geroepen wierden. Het Lam — is hier, „ de verheerlijkte Mes„ fias, J. C." — die nu in den hemel verhoogd is tot alle magt en eere, maar die weleer ter verzoening van de zonde des menschdoms, als een lam is geflagt, en zig als een lam ook gewillig opofferen liet. —- Naar dien bioedigen dood, door Hem sils het van Gode beftemd zoenoffer zoo gedut-  O P E N B. XIV: 4b. 5 duldig geleden, (gelijk hij zoo door meenig een, ten zondoffer geflagt lam, onder de Mozaïfche mrigting was afgebeeld) word hij hier nog, in zijnen ffaat van hoogheid, het Lam genoemd: — en zoo. is Hij ook het voorwerp van de lofgezangen en dankzeggingen der verloste hemelfchaaren. (Openb. 5: 9.) — hier, was deze benaming zeer gepast, om dat er aan Hem gedagt wierd, als het hoofd en den voorganger van hun, die om dezelfde roemrugtige zaak der waarheid zig gewillig hadden laten mishandelen en ter dood brengen. Dit Lam word hier gedagt, zoo als Hij, als de overfte leidsman, de zijnen op verfcheiden wegen voorgaat. — Namenlijk, Hij, die alle dingen van wege den Vader regeert, en inzonderheid het befchik heeft over de lotgevallen van zijn koningrijk, de w;.are Kerke, Hij wijst zijne onderdanen hunne roepingen aan: Hij leid hen langs allerleie wegen, brengt hen in allerleie verfchillendeomflandigheden van voor- en tegenfpoed. — In het bijzonder, vind hij het fomwijlenook goed,hen tot hooge en wijze eindens verdrukkingen en lijden, en dat wel door middel van booze en vijandige menfchen, toe te zenden; even gelijk Hij zelve daar eenmaal aan was blootgefteld, en zijn leven daar bij opofferen moest. Dit gebeurde inzonderheid bij de groote vervolgingen van den Antichrist, die duizenden waare Christenen die het beest niet wilden aanbidden, door de wreedA 5 fte  T® LEERREDE 9 V E' R fte martelingen heeft doen fneuvelen — toen ging het Lam, die dit al'es befchikte, de zijnen op den weg van kruis en lijden voor: en het was zijn wil en roeping, dat zij hem daar op, gewillig, gehoorzaam, moedig, zegepralend, zouden volgen, en deze verzoeking zoo overwinnen, gelijk Hij zelve eenmaal de zwaarfte overwonnen had. En nu beftond de loffpraak derGodgetrouwen, die de hemel hun toekende, en die Joannes daar vernomen had, toen hem het gezigt der Goditad hier boven was opengefteld, daarin, dat zij, altoos, en ook toen, het Lam waren gevolgd, waar het ook was heen gegaan, Ik zal hier niet beflisfën, of deze uitdrukking ontleend is van de Romeinfche Oorlogslieden, wier krijgseed hen ook dat beloven deed, „ dat zij den Overften zouden volgen, waar „ hij hen ook zou voorgaan:" — Zeker is het, dat dit getuigenis van alle die edele zielen te kennen geeft, „ dat zij, in alle roepingen, ook in de he„ vige vervolging van den Antichrist, die de ver„ heerlijkte Mesiias om gewigtige redenen over zijne Kerke befchikt had; Hem, den overftèn „ leidsman gereedelijk en ftandvastig, waren ge„ volgd — dat zij hun huis en goed, en levea „ zelve voor zijn naam en zaak ten beste hadden; ,J en het niet in bedenking hadden genomen, zig ,, die beflelling hunnes Heeren gewillig te onderwer„ pen. —— Dat zij zig, in één woord, zoo had- „ dea  ' o p e n b. XIV: 4b. ir den gedragen, als Hij zelve weleer den weg van „ lijden, getroost en onbezweken, ten einde toe „ betreden had." Ziet daar, wat de hemel van deze braaven getuigde! C. En nu zal u de waarde van deze loffpraak reeds van zelve in het oog zijn gevallen. O Voorwaar, dat was een heerlijk getuigenis! — het tekende den egten Christen, maar tenens den Christen, iri alle zijne grootheid — en, dat de Godsdienst van Jefus den mensch zoo hoog verheffen kan, dat er onder het menschdom nog zulke mannen gevonden wierden, en dat de hemel zelf zulke Godgetrouwen waardeert en zulke loffpraken over hen doet; hoe verheft dat de ziele tot waardige en blijde gevoelens, hoe kragtig weit dit den edelften naarijver op. — a) Voor het overige, is deze loffpraak fchoon uitgedrukt. Zij bevat alles, wat men van de roeping en het karakter eenes regtfchapen Christens zeggen kan, in een paar juiste en ftoute trekken: „ het Lam gaat hem „ voor, op alle de wegen zijner wijsheid: de „ Christen — volgt zonder eenige bedenking, zelfs „ op dien weg daar hij alles verliest en den dood „ vind!" Voorwaar, Joannes hoorde hiet een getuigenis, der hemelfche welfpreekendheid waardig! D. Nu wil ik er nog eene aanmerking over maken, die het groot aanbelang van deze loffpraak ook  I* LEERREDE OVER ook voor ons zal doen kennen — het is deze: ook enze vaderen, hebben aan dit getuigenis beantwoord, en ft aan in den hemel ook met dien lof bekend. — — Ik zal u thans geen fchrikverwekkend tafereel ophangen van die bloedige vervolgingen, die de geest des Pausdoms zoo veele eeuwen, elders verwekt heeft — ik zal niet ophalen: hoe Duitschland die aanfchouwde, bij -het verraderlijk ombrengen van den vroomen Hufsi bij den verderfelijk en Religie Oorlog, bij de verbanningen in :het Saltsburgiche en den Palts — hoe Frankryk die beleefde,; bij. den affchuwelijken moord van Parys, bij de herroeping van het Edict van Nantes, bij de woede tegen de Hugenoten, bij de onwaardige behandeling der Proteftanten, nog in deze eeuwe — hoe Groot Brittanje die ondervond, bij het bloeddorftig woeden van eene bijgeloovige Maria, bij het ontzettend buspoeder verraad , bij den moord in Ierland. Niet ophalen zal ik, hoe het bloed van duizend brave Waldenzen meer dan eens door Piëmonts dalen vloeide — hoe Spanje's gruwzame Inquifitie ieder jaar haare fla<;toffers door de vlammen tot asfche deed verteeren, ®f nog wreeder vergaan in haare duistere kerkerhoJen, met het geheim eener boosheid den duivelen gelijk, voor alien toegang der menfchelijkheid afgeflot'en — en hoe er naauwlijks eenig bekend Wereldoord gevonden worde, daar die gee^t zijne ver-  ©pene, XIV: 4b.' ïg verwoestingen niet verfpreidde — maar dan ook, hoe men overal edele zielen leerde kennen, die zelfs bij zoodanige verzeekingen, tot den wreedfien dood toe getrouw bleven, de wereld door het geloof overwonnen, en de hier gegeven loffpraak met hun fchitterend voorbeeld bekragtigden, Maar ik kan hier in thans r.iet uitweiden: laat ik u alleen erinneren dat, wat in ons Vaderland gebeurd is, en hoe onze voorvaderen getuigen zijn geweest, dat deze eernaam hier niet vergeefsch geplaatst is. - — Ook ons Vaderland, beleefde de bloedige fchriktoneelen van den wreedfien gewetensdwang, ook dat wierd mede, bij het doorbreken der gezegende Hervorming, de zetel van den vervolgingsgeest des Antichrists — daar zag men een onmenfchelijken bloedraad opgerigt, die duizenden onfchuldigen gewetenloos ter dood doemde — daar wierd de Bloeddorffige Alva Regent van het land, een moiïfter dat zig naderhand zelve beroemde, 18600 menfchen,.om het geloof, door beulshanden te hebben doen om het leven brengen — daar Honden overal de moordfehavotten opgerigt, om de belijders der zuivere Euangeiieleere te onthoofden, op te hangen, te verbranden, of op eene andere barbaarfche wijze van het leven te berooven ! Hoe gedroegen zig toen onze voorvaderen, toen al wat voor de waarheid durfde Hitkomen, te vuur en te zwaard vervolgd wierd ? — #!  14 LEERREDE OVER OM. V. hoogs: gedenkwaardig en belangrijk is de gefchiedenis van hunnen tijd!'—— Welk een ijver was er toen in deze landen, om Gods zuiver woord te hooren! boe kwam men, bij duizenden, van alle oorden, op lijf- en levensgevaar, buiten de (leden en in de open' velden bij een, om een eenvoudig en beweeglijk Euangelisch voordel bij tewoonen! welk een toneel zag men menigmaal, bij die veldvergaderingen! eene fchaare van duizen den hoorders, allen in de diepfte aandagt, allen met bewogen harten luisterende naar eene taal, daar de kragt en het eigen gevoel der waarheid in fprak en tot het binnenfle doordrong, die Jefus aanprees als den eenigen naam onder de menfchen gegeven om zalig te worden, die ieder bezwaard en verflagen hart zoo vertrouwelijk tot hem riep, maar dan ook ieder een zoo ernflig opwekte, om nu ook voor dien goeden Verlosfer alles over te hebben, en gaarne verdrukkingen te lijden, om zijnent wille! hoe zag men dan de traanen in de oogen, en het vast befluit op bet gelaat getekend, om getrouw en ijverig, zelfs ten koste van zijn leven, voor het Lam uit te komen! en hoe gehartigd en vertroost fcheidde men dan van een! — hoe groot was de menigte der vroom e martelaren in deze oorden! hoe veel offerden onze brave voorvaderen voor den zuiveren Godsdienst op! — hoe flandvastig verzetceden zij zig tegen de vleiendlïe aanbiedingen, tegen de fchrik- ke-  ©pene. XIV: 4b» 15 kelijkde bedreigingen, om hun geloof en Christendom te verzaken! hoe menigmaal verdomde de eenvouwige waarheid die op hunne lippen fprak, alle de verdrikkende tegenwerpingen van het welfpi-eekendst ongeloof! — en wanneer zij op het draftoneel hun leven moesten laten, wat was dit menigmaal een aandoenlijk fchouwfpel! daar zag men die onfchuldige flagtoffers van bijgeloof en geweten sdwinglan dij, onder duizend fmerten, getroost en, boven hun lijden verheven, bezig met hunne medegenoten hartelijk te vermanen tot dandvastigheid en moed, of met een gepast woord van waarfchuwing en opwekking te fpreeken tot de omftanders! men hoorde hen blijmoedig Pfalmen en Liederen aanheffen, terwijl de vlammen reeds hunne leden begonnen te fchroeien • terwijl de vijanden en vervolgers daar verflomd en fchaamrood (tonden; en zig meenig toeziener zoo kragtig opgewekt voelde, om die edelen op het zelfde lpoor van moed en trouwe natevolgen, en ook dat voor Jefus te lijden, wat zij geleden hadden, zo dat men foffitjjq's buiten (laat was, zijnen ijver te bedwingen van in een luiden uitroep uit te barden! — — L. li l dat waren, dat deden onze voorvaderen! door het licht der waarheid dat hunne harten bedraalde, door de kragt der genade die hen verderktc, door de liefde tot Jefus die hen bezielde, door den ijver tot het zuiver Euangelie en deszeifs uitbreiding onder hun-  Ï6 LÉÈRRÈDÊOVËR hunne broederen, die hen vervulde, en boven alle menfchelijke belangen en bedenkingen en zwakheden verhief, en door de Godvrugt die in hunne harten Woor1^! Zoo (treden zij den goeden ftrijd, voleindigden hunnen roemrijken loop, en bewaarden de trouw tot hunnen laatften adem! Zoo beantwoordden zij aan de loffpraak, hier door den geest der openbaring aan de zulken gegeven.' — dat waren uwe voorvaderen — misfehien wel uwe eigene voorouderen, M* V.! mogelijk hebt gij wel onder uw eigen geflagt zulke overwinnaars in den hemel; en kunt gij die daar eenmaal vinden en met hun verheerlijkt worden, als gij het zelfde pad van moed en eere wilt volgen! I L En komt, laat ik U daar toe nu ernfHg mogen opwekken, en getrouwelijk beffieren — ,, om ook „ nu te worden, zoo verre het van ons zal worden „ geëischt, wat zij geweest zijn: om ook nu het „ Lam te volgen, waar het heen gaat, al ware het „ dat zijn weg, gelijk het fchijnt, die van gemis en „ opoffering zou worden." Dat was het voornaam oogmerk van deze mijne Rede — en, M. V.! gij wilt immers gaarne weten, wat gij nu behoort te doen, om zulke bekroonde-overwinnaars, waar op gij zoo veele betrekking hebt j op dezelfde glorie  O P È Nli XIV: 46. ij riebaan te volgen, en hunne loffpraak ook eenmaal in den hemel over u te hooren ? .— Verleent mij dan uwe gunftige en deelneemende aandagt; eh laat ons, om dit onderwerp op eene ordelijke eh gepaste wijze te behandelen, A. den weg befchouwen, dien het Lam thans met zijne Kerke in ons Vaderland houd, en ver~ der fchijnt te zullen houden. B. Ons zelveo, dan, den grooten pligt erinneren, die ons nu te betragten ftaat: om het Lam ,, te volgen, waar het ook zal heen gaan.^ C. Vervolgens, de redenen nagaan, die daarvoor zijn, en die wij ons zclven diep behooren in te prenten. D. Verder, eenigcn der tegenwoordig meest ge* weone bedenkingen en zwarigheden daar tegen, oplosfen. E. En dan eindelijk, met een ernjlig en opwek* kend woord, onze rede befluiten. A. „ Lang, M. H! heeft de verheerlijkte Mes-: „ fias, met zijne Kerke in ons Vaderland (*) een „ aan- C*) Ik moet hier eens vooral reden geven, waarom en in welken zin ik aan ons. Hervormd Kerkgenootfchap «iien naam t oeëigene — Ik gclove voor mij zeiven volË kdi  tS I, I £ R R E D E OVER „ cangenamen weg van uitwendige rust en voor„ fpoed gehouden, en haar veele uiterlijke voorreg- „ ten doen genieten." Onze Heiligdommen, onze Leeraren en Hoogleeraren, wierden van'sLands wege bezorgd. — De Godsdienst kostte ons geene opofferingen, veel eer waren er — ik onderzoeke nu niet, niet hoe veel regt — verfcheiden' uitwenkomen, dat ons Keflrgeflootfchap een dier genen is, wier aangenomen' leere naast overeenkomt met den eigen' Godsdienst van Jefus, en daar de verheerlijkte Mesfias de zijnen openlijkst in vergadert: en daarom maakte ik geene zwarigheid, om het den naam van Christus Kerke in ons Vaderland te geven. Maar dit meene ik niet zoo, dat ik daar door andere Proteftantfche Kerkgenoot fchappen van hetzelfde voorregt wil uitgefloten hebben! verre daar van daan! ik houde de Lutheranen, Doopsgezinden, Remonftranten, en andere Proteftantfche Gezindheden , in zoo verre zij de zuivere leere hunner Stigters zijn toegedaan, mede zeer gaarne voor gedeeltens van de Kerke' van ]. C., en gelove zeer bereidwillig, dat ook daar veele egte leden van het Christendom worden gevonden,- wier naamen zijn gefchreven in het bock des levens ik eigene die eer dan geenszins iij' uit fluiting toe aan ons Hervormd Geuootfchap, maar' ik befchouw ze toch in de daad als ons voorregt: en, daar het in deze landen verre het talnjkfie is, durf ik, van „ de gangen van Emanuel met ons Genootfchap" fpreekende, die, met te meerdere gerustheid, als zijne -wegen en oogmerken met zijne Kerke in ons Vaderland kefcb. ouwen.  o p e n e. XIV: 4^. 10 wendige voordeden aan verbonden. Men kende geen lijden om de zaak van J. C; die iemand moge verdrukt hebben, om dat hij het zuiver geloof beleed, zoj, zoo ras bekend, algemeen verfoeid en kragtdadig betoomd, zijn geworden — voor hec goed en bloed onzer brave voorouderen, waren wij geheel veilig voor alle geweld en onderdrukking van den geest des Antichrists — in één woord, het vrolijk zonnelicht befcheen ons pad, en daar waren geene iteenen des aanftoots op onzen weg! „ Thans, k de flaat der zaken geheel veran„ derd." — De Godsdienst — ik zal nu ook niet onderzoeken, met hoe veelof weinig reden — is van den Staat gefcheiden — geene uiterlijke voorregten zijn meer aan de belijdenis der zuivere leere van het Christendom verbonden — wij zullen onzo godsdienftige vergaderplaatzen zeiven moeten bekostigen; en veelcn onzer gemeentens zullen zig van hunne gewoone heiligdommen beroofd vinden, en elders eene plaats voor hare bijeenkomflen moeten zoeken — na eenen korten tijd, zullen onze Leeraren aan de bezoldiging hunner eigene gemeentens , of aan de liefde hunner elders woonende geloofsgenoten, worden overgelaten —- het aankweeken van jonge Nazireërs, om het Euangeliewerk onder ons te vervullen, zal al mede voor onze eigene rekening komen — het Christelijk onderwijs in de lage Schooien, wel is waar, tot heden toe allerB 3 jan>  SO L t E S. R É ü E OVER. jammerliikst ingerigt, zal egter nn welhaast geheel ophouden: en tot de opvoeding der armen tot nut* figè leden van den Staat, ook nicc meer nodig worccn gerekend — voor het overige, wie niet geheel een vreemdeling is in den tegenwoordigen ftaat der zaken i kan de inzigten en de woelingen van veelen, die den geest der tijden, misfehiea niet regtvaardig en edelmoedig, te baat nemen om bijzondere driften te voldoen ,• ten nadeele van ons Hervormd Genootichap , niet zonder bekommering aanfehouwen — en, daar eene laauwe onverfehilligheid, eene dartele ligtzinnigheid, en eene woeste zedenloosheid, in ons midden, zoo zeer toenemen, is 'er van het laffnijden en moeilijk maken van veele gelegenheden tot den openbaren Godsdienst wel zeker niet dan het verderfelijkst gevolg voor den bloei van Christus Koningrijk onder ons te vreezen. — Ja welligt zou hij, die op het menfehelijke ziet, al ras tot de twijfelmoedige en angfrige vraag komen, „ of dan het Christendom in ons Vaderland zal te „ gronde gaan; en of wij, bij zoo veele voordee„ Jen die men thans in deze rampvolle dagen mis* „ fen moet, ook ons beste pand, don zuiveren „ Godsdienst, verliezen zullen?" „ Intusfcfeen,. M. V! — en dit is eene waarheid „ die wijl ons niet levendig genoeg kunnen inpren* „ ten — ook deze weg, deze gantfehe toeftand „ der,zaken, is de weg van het Lam.''' -ut Hij,  o p e n b. XIV: 4b. 11 Hij, die, aan 's Vaders regtehand de lotgevallen aller natiën befchikt, en ook het lot van zijne Kerke regelt, waar zij zig op aard bevinden moge; Hij befcbikt ook in ons Vaderland, alles wat haar gunftigs of onaangenaams bejegent, en daar gebeurt haar niets, of het is ingevolge zijn hoogen raad en wil. •—- Maar nu, dan is ook dit lotwisfel, dat haar thans in het land onzer irwooninge treft, de beftelling van het Lam: en Hij is het, die ons op dit pad, ons zoo geheel nieuw en ongewoon, het pad van onthouding en gemis, voorgaat. „ Maar dan is het verder ook even zeer waarpg„ tig, dat deze weg, gelijk alle de wegen van den „ verheerlijkten Kerkkoning, een wijze en regt„ vaardige weg is" — En ook da;r van kunnen wij ons niet levendig genoeg overtuigd houden. „ Ja, M. V! ook bij deze Leiding, heeft Mes„ fias groote en gewigtige oogmerken, die Hem „ waardig zijn." .— En bet is wel zoo, dat wij, kortziende ftofbewooners, geheel buiten Haat zijn, tot zijne diepe en wijduitgeffrekte inzigten door te dringen; doch evenwel geeft ons een verfhindig opmerken zijner gangen in het Heiligdom van ouds af, in dit belangrijk ftuk eenig licht. — Wij zien dan, namenlijk, dat de Opperbeftierder zijner Kerke, wanneer die door voorfpoed en rust in haar ijver verflaauwde, wanneer de invloed van zijnen Godsdienst bij haar verflapte, wanneer het zedenbederf B 3 on-  LEERREDE OVER onder haar de overhand nam, en geene vermaningen tot verbetering meer konden baten; dan veel«jds gewoon was, buitengemeene en ftrenge middelen tot haare loutering te gebruiken, en door zwaare kastijdingen haar tot de oude reinheid en de eerfte liefde weder te rug te brengen. - Wanneer wij dit nu op den ftaat der Kerke in ons Vaderland toepasfen, en dan onbevooroordeeld nagaan, hoedanig zig die nu een aantal van jaren heeft ver' toond; — hoe daar het diepst verval in den Godsdienst heerschte, en geduurig meer toenam: hoe • groot en fchandelijk de onkunde was van ontelbaren haarer leden; hoe losbandig de zeden wierden; hoe men de heiligde pligten van het Christendom geduurig openlijker en onbcfchaamder met den voet «rad; hoe algemeen het verzuim wierd van de openbare prediking; terwijl bij het zediger foort van menfchen ook veel meer uitwendige vertooning, als een dadelijk Christendom, wierd befpeurd; ja de beste Christenen zeiven door het bederf der tijden allengs wierden aangedoken, en zoo verre afweken van dat, wat hunne ijverige en diptgodvrugtige voorvaderen geweest waren, — en dan nog, hoe weinig zoo veele getrouwe vermaningen, ernftige waarfchuwingen, ja vreesfelijke bedreigingen, van wege den Koning der Kerke gedaan, konden baten om dat inbreekend bederf te duiten; daa, M. V' laat het zig vrij gemakkelijk verkla- ren,  © p1 e k b. XIV: 4b. $3 iffn, waarom Mesfas ook nu goedvind, ziine leiding geheel te veranderen, en ons dat te doen overkomen, wat noch onze vaderen, noch wij zeiven voor eenige jaren, hadden kunnen denken dat immer zou gebeuren ? — Hij doet dat namenlijk met het oogmerk, dat de roede der kastijding, ons zoo hoognodig geworden, dat gene nu bij r.s zou uitwerken, wat een rijkdom van verdraagzaamheid en langverbeurde goedheid niet uitwerken kon: — en zoo is dan deze weg, een wijs en onberispelijk, fchoon buiter gewoon gehreng, middel, dat Emanuel tot zuivering en verbetering zijner gemeente in deze gewesten gebruikt, daar de zsgie en gewoone middelen niet meer helpen konden. „ Wij kunnen zelfs de zaak, van dezen kant, ,] in een, nog meer uitgebreid en teffens bemoedi„ gend, gezigtpunt befchouwen." — Daar word ons in de H. S. hoop gegeven op eenen zeer bloeienden Kerkftaat in het laatst der dagen, wanneer waarheid en Godvrugt door geheel de wereld zullen heerfchen, en c;e naam van J. C» geëerbiedigd worden onder alle natiën. — Bij de tegenwoordige gefteldheid des Christendoms is dit uitzigt intusfehen verre te zoeken: alles neigt zig veel eer tot de verbastering der midden eeuwen, toen men billijk vroeg: „ waar is toch de waare Kerke, waar „ is de eigen Godsdienst van Jefus , te vinden?" — Wel nu dan, de verheerlijkt; Mes&s vind zig geB 4 nood-  *4 LEERREDE OVER noodzaakt, de volken der aarde, en zijne Kerke daar onder woonende, met zulke zwaare ftrafgerig. ten te tugtigen, dat men eindelijk de noodzakelijkheid van Godsdienst en Christendom zal erkennen, dat men daar eindelijk de toevlugt zal zoeken tot zijn tijdelijk en eeuwig geluk, dat men eindelijk van zijne verkeerde wegen zal te rug komen en zig tot Davids groeten Zoon bekeeren: en ziet daar dan die zalige tijden gekomen, en het Koningrijk van Christus heerfchende over geheel de aarde! - Deze weg, thans door het Lam gehouden, waar in Hij dus ook zijne Kerke in ons Vaderland leid, is dus de naaste en beste weg, ter voorbereiding'tot die groote en gelukkige gebeurenisfén, die ons de fchriften van het O. en N. v. zoo heerlijk afschilderen j — en als het menschdom hier toe genoeg getugtigd is, dan zal hij eensklaps de dingen die nu niet zijn, noch zelfs mogelijk fchijnen, roepen als of zij waren! En ziet daar nu, wat kortzigtige ftervelingen, egter op voorgang van Mesfias eigen onderrigt^ kunnen femelen over den hoogen weg, thans door hem gehouden — genoeg evenwel, om dien weg eerbiedig te billijken, gereedelijk te volgen, en gaarne tot deszelfs groote en goede oogmerken, van onze zijde, mede dienstbaar te wezen. B. En deze aanmerking brengt ons van zelve tot #uze tweede hoofdzaak: „ de .'{overweging van den „ groo-  Ó P ï B P. XIV: 4b. S| „ grooten pligc, die ons ingevolge daar van word „ opgelegd, om ook nu het Lam te volgen, waar „ het hetnen gaat." .— Laat ik u en mij zeiven hier erinneren, wat het Lam zoo, van ieder onzer, — voor zig zeiven — voor zijn huisgezin — en voor de Kerke en zijn Woonplaats en Vaderland, wagtende is. a. „ Wat heeft ieder onzer thans voor zig [zel„ ven te doen, volgens den wil des verheerlijkten „ Koning der Kerke, om het Lam op zijnen weg „ te volgen?" Dit, voor alle dingen, M. V! „dat wij dezen „ weg van het Lam regt beoordeelen." Wij hebben nu iéts gezien van de redenen en bedoelingen, die de verhoogde Mesfias met deze zijne gantsch ongewoone leiding heeft: en wij zagen meer dan overtuigend, „ook deze wegdesHeeren is regt!" — Toehoorders! dat moeten wij nu vast geloven, daar mogen wij in 't geheel niet aan twijfelen! Wij moeten niet hooren naar de taal van drift en ongeduld, niet naar de inboezemingen van het ongeloof, dat alleen moedeloos op het fchepfel ftaart, en dan niets dan onverklaarbare verwarring ontdekt! Neen! ons geloofsoog moet hooger opzien, tot de gangen van Emanuel, en dan vasthouden, „ alles is „ wel gedaan! en het eind zal alles volkomen op„ helderen, tot zijne eer!" —— Zoo te geloven, offchoon men nog niet ziet, en door liet gelooi* B 5 zija  zijn hart bereid te houden tot alle de uitkemften va» Mesfias raad; ziet daar de les van dezen tijd! en hij is wijs, die ze leert! „ Verder moeren wij ons, zwijgend en aanbid„ dend, naar dezen weg van het Lam fcmkken, ,i en ons daar aan gewennen," — hoe veel opoffering van uitwendige voordeden, en gemak, en middelen, die vordert; hoe ongewoon en moeilijk het valt, zig aan zoo veel verlies en gemis, en zoo menig wezenlijk ongemak en ongenoegen, ta onderwerpen; en hoe zeer ons hart zou heet worden in ons binnenfle, als wij op de bedoelingen en het woelen van menfchen da!r bij zien; zwj- gend volgen, is onze pligt! want het Lam gaat voor! — hier moet dan de uithardende drift bedwongen worden! hier moet de hand op den mond! hier mag geen ftap van voorbarig en vergeef ch tegenftreeven gefchieden! — hier moet de groote les van het Euangelie worden beoefend, word van het kwaad der menfchen en tijden niet overwonnen, maar overwint het kwaad door het goed! Dit zwijgen en volgen toch, moet ons niet werkeloos laten! — neen! tot het bewandelen van dezen weg, dien Jefus Mesfias ons heenen leid, kehoort ook vooral, „ dat wij er ons ernffig op „ toeleggen, om die oogmerken te bevorderen, die „ wij duidelijk zien, dat het Lam in dezen weg n met ieder onzer voorheeft." Loutering van de  o p e n a. XIV: 4b. de verbastering dezer eeuwe, opwekking van den ouden ijver en de verlaten liefde. Ziet daar zijn doel, bij deze gefirenger leiding; en ziet daar dan, waar door wij thans in zijn plan zullen medewerken! Nu moet onze zorg zijn, niet alleen om te houden wat men nog heeft, om bij de zuivere Euangelieleere, bij het vast en levendig Christen geloof, bij de waare en Christelijke deugd, ftaande te blijven; maar om ons ook vooral te fchikken tot dat veel gezetter leven voor, tot dien veel meer volvaardigen en ijverigen dienst van, Jefus den Heere, waar in wij zoo verre ten agteren zijn geraakt, en waar toe Hij ons, door onthouding en kastijding, weder te rug wil brengen! Dat is toch de groote zaak, dat deze proefweg ons los make van dat bederf, dat de ligtzinnigheid dezer eeuwe ook over ons bragt; en dat wij dus, als regtgeaarte kinderen, door de tugt van onzen Heer, waarlijk verbeterd mogen worden! „ Tot deze drie groote pligten, daar ons de „ flaande hand van Mesfias voor het tegenwoordige „ zoo ernftig toe roept, wil ik u nog eenige bij „ zondere lesfen, als zoo veele hulpmiddelen, voor„ fchrijven." — „ 1) Staat voor alle dingen naai? „ het waar geloof in J. C, dat de eenige bron is „ van eene regt Christelijke gehoorzaamheid." —* Dat alleen verbind de harten aan de leiding, neigt het hart tot de tugt des Heeren! — dat alleen  leen gecf.de kastijding die kngt en dien invloed PP ^ Ziele, waar door men, losgemaakt van alle banden der ondeugd, zig mec biijdfchap aan den getrouwen liefdedienst van Jefus toewijd, en hem met meer wil wederdreeven — dat alleen, overwint allen tegendand, en leert volgen, ook daar men zijne beste panden moet los laten, en dat no, «eer «g^ daar raen ^ ^ > het kruis moet hegten! _ Zonder geloof daar ?n tegen, en zonder het waar Godsdienftig -voel d« het geloof verwekt, kan men het Lam L ag! ter na wandelen; en hoe zeer Mesfias fiaat en wond om ons te verbeteren, «en blijft onder zijne kastijding even verblind en verhard! _ z) Verd^ " ^ °ok naar ee" g^st van ootmoed en nederig! ,, heid" - die zig geene verdienden toeeigent, die zig niet geregtigd waant tot vooifpoed en gemak, ook als lid der Kerke, maar die gaarne bekent, wat men zoo lange heeft genoten, ja wat ons nog word overgelaten, geheel verbeurd te Hebben Zulk eene zielsgefteldheid maakt den mensen zoo buigzaam om Jefus leiding zonder morren te volgen, al is de weg met doornen be- Zet:. 3) » Verhefc uw ha» boven het fchep- " 1 r' T fteIt u êeduuriS ™r, „ Jefus regeert, . .Kus befchikt alles! _ en, al was het fchep! „ fel zrjn verklaarde vijand en openlijke lasteraar, » het is alleen zijn werktuig geweest, het is het nog,  ©pen b. XIV: 4b« *? j; nog, en het sa/ niet anders zijn !* — als het hart dat gelooft en daar aan vast houd, dan komt men, uit een ftcrmende 'zee van driften en kwellingen over dat wat menfchen zoeken en weten uit te werken, ëensklaps in de ftille haven van bedaarde Zielskalmte en hopend toeverzigt ■— dan krijgt men eene vastheid van geest; die zig niet door de wisfelende kansfen en lotgevallen der wereld flingerea laat, maar, onder de regeering ran het Lam, in fHlheid met vertrouwen zijne fterkte zoekt en vind: en men leid dan, hoé zeer de ftormen woeden', een gerust en gelukkig leven. 4) „ Verloog- „ chent u zeiven ook meer aan fommige, tot nu toe „ genotene, uitwendige Godsdienftige voorrechten „ en gemakken; om zoo veel te meerder gezet te ,•, zijn op het wezenlijke in den Godsdienst." —— O! als men, naar mate men van de eerftcri verliest, zoo veel te meer in het laatfte toenam: als men het hart fteeds tot eenen heiligen Godstempel gereinigd hield, als men Mesfias en den Vader fteeds met gelieel zijn wandel de offers van lof en dank toebragt; wat zou men dan eene edele gezindheid vertoonen, die haare Gödsdienffigheid op vaster grond, dan wat van den lotwisfël der ondermaan- fche dingen afhangt, gevestigd had! > 5) Nog eene gewigtige les: „ leeft nü meer dan ooit van de wereld afgezonderd." Neemt zoo wei¬ nig mogelijk deel in haare woelingen, en in de ver-  _>© LEERREDE. OVER verderfelijke partijfchappen dezer eeuwe, die ons zoo veel onheüs berokkend hebben! — Zoo draa men zig toeh in den draaikring der tegenwoordige tw,sten en bedoelingen begeeft, is het uit met de bedaardheid en onfchuld der ziele; het hart word te veel verlaagt en door de werddfche dingen gefchokt, om alleen op den weg van het Lam te zien, en zig daar aan getrouw te houden; en men valt gewisfelijk uit zijn fïerkte! _ 6) Eindelijk, mijn Christen! „ houd nu een mauw en du. „ verkeer met den Koning der Kerke" - bewaart eenen tot hem toegekeerden geest — raadpleegt veel en ernffig zijnen wil: zijn woord, de eigen aart van zijn Godsdienst, de zoo blijkbare bedoeling zijner tegenwoordige leidingen, uw eigen gefteidheid en geestelijke belangen, en boven al het licht zynes Geestes, kunnen u dien duidelijk'genoeg doen kennen: en indien gij hem dan weet, zalig zo gij hem doet! — nadert meenigmaal tot hem in den gebede, om hem dat alles vertrouwelijk te vragen, wat gij in dezen tijd zoo nodig hebt, om uwen Christenpligt te doen: en vooral, ia het uur der verzoeking, als uwe driften zouden ontvlammen, als het ongeloof u moedeloos zou maken, als uw hart zou neigen tot de verkeerdheden dezer eeuwe, dan zij het roepen tot Hem uw eerfte en ijverigfte werk! Gewis, het zal niet vergeefsch zijn! Ziet,  opens* XIV: 4J3. 31 Zkt, dat is het nu» wat het Lam van ieder onzer, voor zig zeiven, bij zijne tegenwoordige leiding wagt: — en zalig hij, die zijne ftemme hoort, en hem volgt! b. Maar „ de verheerlijkte Mesfias roept den „ Christen nu ook , om met en voor zijn huis, „ aan zijne betamenlijke oogmerken in dezen weg „ dienstbaar zijn." — En laat ik daaromtrent het volgende mogen aanprijzen. „ Verbind u ieder nu plegtig, met uw huisge,, zin, om van heden af het Lam te volgen." —1 Gelijk het pad, waar op hij thans zijne kerke in deze gewesten leid, ■ geheel ongewoon is, en het volgen veele moeite en zelfverloogchening zal kosten; zoo dient dat nieuwe werk en leven op de meestmogelijk verbindende wijze begonnen te worden. — En dan is eene plegtige afzondering van zig zeiven en zijne huisgenoten, op eenen daar toe gezetten dag, om genade tot dien hoogen pligt te zoeken, maar ook om zig en de zijnen tot het befluit van Jofua, voor het aangezigt van Jefus den Alomtegenwoordigen f op het ernfljgst te verpligten, daar een zeer gefchikt middel toe. — Zulk een Hatelijk bedrijf, trouwens, geeft diepe indrukken van het gewigt des nieuw aan te vangen werks; en eene levendige nagedagtenis, wat men denHeere daaromtrent beloofd heeft, die nog lange en menigmaal daar na van het kwaad kan wederbouden en tci  L È E R k E Ö E ' Ö V È & ten goede opwekken. •— Wel nu, M. V! dat men —• fchoon de zaak zelve reeds van heden af beginnende — egter, het aanfiaand Nieuwjaar eens fchikte tot zulk een plegtigcn Verbondsdag? en dat het alzoo gedenkwaardig begin van een nieuwen jaarkring, bij véelen, het nog meer gedenkwaardig tijdftip wierd van eene geheele levens verandering, ten diende van Jefus en zijne zaak? — Zou dit niet goed en billijk wezen? Maar verder, „ behoort dan ook de zoo beta,i melijke en nuttige huis gods dienst wederom her„ vat te worden." — Die deed in de huisgezinnen onzer Vaderen zoo veel goeds: die bewaarde de huisgenoten bij eene zedige en godsdienftige ingetogenheid, en maakte de huizen tempelen van God — hoe verderfelijk was reeds lange het verzuim daar van! en hoe nodig is het, dat dit goede wederom hoe eer hoe beter in de huisgezinnen der Christenen worde ingevoerd! — leest dan^ huisvaders en huismoeders! van heden af, dagelijks met uwe huisgenoten, het woord van God, kiest vooral die gedeeltens, die ons nu best tegen de verzoekingen dézer eeüwe kunnen wapenen; heldert dan ook, naar uwe kennis en begaafdheid, zoo veel mogelijk, het goddelijk onderwijs aan uwe kinderen en huisgenoten op, en dringt het door beweeglijke vermaningen en opwekkingen op hunne harten aan* «——- Zoekt vervolgens met  d f e n ft. XIV: 4b. 35 met de uwen 'sHeeren aangezigt, dat die zijn woord aan uwe harten heilige, en u door zijnen eigenen geest op zijne paden leide! — L. V! gij zoudt niet geloven, hoe veel goeds dit nog zou kunnen uitwerken, om u zei ven met de uwen bij den dienst van Jefus te houden, hoe ligtzinnig anders ook dè tijden mogen zijn! „ Inzonderheid, gij Christen ouders! geeft uwen kinderen toch nu, meer dan te voren, eene „ Godvrugtige en Christelijke opvoeding!" — Het godsdienflig fchoolonderwijs was in ons vaderland, ik bekenne het, zeer ongelukkig ingerigt; maar _ zal het geheel gemis daar van, eene verbetering zijn? Dat moet dan ondertusfehen nu ieder huisvader en moeder, met meer ijver en wijsheid als voorheen, zelve ifl hun huis beginnen. — Als men de gefchiedenisfen der brave Waldenzen leest, welk eene Godvrugtige opvoeding gaven die aan hunne kinderen, van de teerfte jeugd af! hoe vroeg reeds boezemden zij hun egte Godsdienftige beginzelen in, maakten hen bekend met de eigen', eenvoudige, doch zoo kragtig op het hart werkende, Bijbelleere, en daar in zoo kundig, dat lieden van jaren en aanzien die hen hoorden daar over verftomd moesten ftaan! hoe zorgvuldig waakteri zij verder over de zielen en de zeden van hun kroost, zo dat het Christendom van kindsbeen af diepe wortelen in hun fchoot, en hen tegen alle de' C ver-  3 4 LEERREDE OVER verzoekingen hunner ccuve wapende! Dat'was de reden, dat zij zig tegen de woeder.de vervolgingen van den Antichrist zoo lang en moedig (taande hielden, en dat men zoo veele en fchitterende voorheelden van eene bewonderenswaardige ilandvas i 'heid en trouwe aan hunnen Heiland in hunne gefchiedenisfen aantreft! — Dat bchooren Christen ou iers thans ook met allen ijver natevolgen. O ! gij, die God met kinderen gezegend heeft, maakt hen reeds vroeg gemeenzaam met den Bijbel, doet hen de dierbaarheid der Euangeïie leere gevoelen, en wekt eene vaste en. onbepaalde verkleefdheid daar aan in, hunne tedere zielen op! Vooral ook, tragt hun eene eerbiedige en vuurige liefde voor Jefus den Verlosfer inteboezemen; erinnert hun meenigmaal wat die al aan ons menfchen deed, en hoe duur wij hem verpligt zijn, en hoe het nu de tijd is om voor Hem en zijne zaak uit te komen, en de kroon der eere te bejagen! — O! M. V! hun dit zoo voorteftellen, dat het de jonge harten treft, dat het hen kragtig beweegt om zig reeds vroeg aan het Lam en zijne navolging toe te wijden; en hen dan zelf met een goed en opwekkend voorbeeld voor te gaan; — dit kan zoo veel toebrengen om het waare Christendom in jeugdige zielen te planten, en van het opkomend geflagt nog wat goe is voor de zake Gods in ons vaderland te kunnen hopen! c.  e p e n n. XIV: 4S. 25 ' c. Op deze wijze worden de huizen kweekfl'h'ooIen van Godzaligheid en ijver, ten diende van het Lam, „ — maar deszelfs eisch is ook nog, in „ den weg dien het 'met ons houd, dat wij voor „ zijne kerke en zijnen Godsdienst dat alles in „ onze woonplaats en in ons vaderland doen, wat „ die nog kan (taande houden, en zelfs bij het ge„ mis van veele uiterlijke voorregten meer' dan te „ voren doen bloeien". ——- En daar omtrent willen wij u ook nog een paar voorname pligten aanprijzen. ,, Daar moest meer verbindtenis, nauwer en gezet- ,, ter verkeering onder de Godvrugtigen zijn!" Wanneer de Christenen, eensgezind in de zake Gods, in de liefde en trouwe jegens het Lam, met aflegging van alle burgerlijke partijfchap, te finnen ftigtelijke bijeenkomftcn hielden, om elkander ten goede opiewekken en te verfterken — wanneer daar de gewigtigè vraag ernftig wierd overwogen: „ broeders! „ hoe zullen wij ieder, nu het er op aan komt, best „ toonen, alles voor het Lam over te hebben? —. „ wat zullen wij" nu best doen, om onzen dierba„ ren Godsdienst nog te behouden ? — wat zul„ len wij doen , om de kerk van Jefus, dat kostelijk „ kleinood, nog onder ons te bewaren? om er „ zelf getrouwe en voorbeeldige leden van te „ zijn?" — Wanneer men die vraag biddend voor Jefus bragt, en met vereenigde harten zijn licht en C 2 kragc  $6 LEERREDE OVER kragc inriep, om zijne wegen regt te mogen kennen en te bewandelen, wanneer de een den ander zijn besten raad gaf, en hartelijk aanmoedigde, —. hoe zou dit de harten verbinden! hoe veel goeds zouden zulke verbindtenisfen nog kunnen uitwerken ! en wat zou die eendragt magt maken! Maar vooral is het nu de groote zaak, „ dat „ ieder ernfh'g bedagt zij, om den openbaren „ Godsdienst in zijn woonplaats en Vaderland in „ (land te houden; — en, daar die van veele„ uitwendige gelegenheden en hulpmiddelen ver- floken word, dat gemis door eigen pogingen en „ opofferingen, zoo veel mogelijk, te vergoeden".— 1) En, „ hier komt allereerst in aanmerking, de „ zorge, om ieder in zijne woonplaats de nodige „ vergaderplaatzen tot den openlijken Godsdienst, „ daar het de Staatsregeling medebrengt, te be!-ou„ den, daar het die ondoenlijk maakt, zig anderen „ aan te fchaffen." Daar voor, Christenen! moet gij gewillig van het uwe geven! — daar toe zal het teffens zeer dienstig zijn, ieder in den uwen, eenige kundige, bedaarde, Godsdienst lievende perfoonen het bellier dier gantfche zaak op te dragen: om de middelen te vinden tot aankoop en onderhoud uwer Kerkgebouwen, om ware Christenen tot ruime giften op te wekken, en anderen daai* in zelf een aanmoedigend voorbeeld te geven —- 2) „ dan komt vervolgens, met den tijd > » de  opene. XIV: 4b. 37 de zorg voor hec onderhoud der Leeraren aan; „ dat na weinige jaren geheel voor rekening der „ gemeenten zal gelaten worden". — En hier , zal nu een ijverig en bedagtzaam Godsdienst vriend, reeds van heden af (bij voorbeeld, weekelijks) iets afzonderen; op dat er tegen den beftemdcn tijd een behoorlijk fonds gereed zij om den openbaren Godsdienst te behouden; dat die toch niet gefhakt worde! —■ Is bij meer bemiddeld, hij zal niet alleen, bij zijn leven, rijkelijker wegleggen, en als het zake is uitdeelen; maar hij zal ook zorgen, dat na zijn afïlerven iets van zij-,e bezittingen ten behoeve van den Godsdienst worde gefchikt, op dat zij die na hein overblijven, dat zelfde dierbaar voorregt mogen behouden, en zijne nagedagrenis zegenen — ~ Van nu af, zal hij reeds bedagt zijn, dat ook over die gewigtige zaak, wijze, be* kwaame, en volijverige mannen, in den zijnen, worden aangebeld, die, zeiven voorbeelden in milddadigheid voor de zake van J. C., alle gelegenheden zullen opzoeken en aangrijpen om het nodige daar toe te vinden ; om, met diergelijke aanfle'lingen in andere plaatzen verbonden, en tijdig onder een algemeen hoofdbeftuur vereenigd en medewerkende, tegen het ophouden der betaling van 'sLands wege, een genoegzaam welgeregeld fonds tot in ftand houding van die groote zaak bij een te hebben. ■ — En nier zal een verfianC 3 »  38 LEERREDE OVER „ dig Godsdienstvriend — niet alleen zorgen, „ die in zijne eigene woonplaats de openbare „•Godsdienst in. iïand blijve, en hij zijne eigene „ Leranren die hem lief geworden zijn behoude; — „ maar hij zal, van ftonden aan, hec bewaren „ vm onzen openlijken Godsdienst als de gemeene „ zaak van ons Hervormd Genootfchap in deze „ Laivhn, befehoiiyven en behandelen; en zijne „ milddadige giften dus fc:dkken voor-, de belan„ gen van geheel ome Hervormde K^erke, zoo „ dat.fl^e Gemeentensin ons Vaderland, zoo veel „ doenlijk, haar' openbaren dienst en bedienaren „ mogen behouden." — Op die wijze zal toch de groote zaak best beijverd, het treurig verval van zoo veele gemeenten, de ondergang van zoo menig anders diepongelukkig' Leeraar, veele fcheuringen en verwarringen in onze.Kerk, zullen voorgekomen worden; en de Leeraars zeiven zullen bij de nodige onafhangelijkheid bewaard blijven, om hun ambt getrouw en met vrugt in den Heere te kunnen bedienen. 3) „ Verder, zal een verftandig en „ ijverig Christen ook denken aan het oprigten en „ inftandhouden van eene of meerdere openbare „ kweekfchoolen, ter vorming en opleiding van be„ kwaame Leeraren tot den dienst van Jefus Kerke „ onder ons" — dat het ons toch nimmer ontbreke aan kundge en verrichte Euangeliédienaren, in allen opzigte wel onderwezen , en toegerust om hun-  ors nb. XIV: 4b- 39 hunne bediening heerlijk te maken: — en dat het voortreffelijk opzienerambt toch nimmer vuile in ongefchikte handen., die, geheel onberekend voor dien gewij;tigenpost, ons genootfchap bij anderen, en de eerwaardige Euangeliebediening in hunne eio-cn gemeenten, veragtelijk zouden maken! Neen! in een tijd waar in alles op den Christeüjken Godsdienst, en zoo veel op de eer van ons Hervormd genootfchap, aanvalt; moeten wij om eenige kosten te fparen geene onervaren' en onbefchaafde menfchen willen invoeren, om het Euangelievverk onder ons te vervullen! dat zou de doodfteek wezen voor on:e Kerke! en hij is voorwaar geen vriend, althans geen verlicht en verfbandig vriend, van onzen Hervormden Godsdienst, die dat zou aanprijzen!! — maar nu, dan behoort ook ieder weldenkende in tijds te zorgen, dat de middelen daar toe niet in ons Vaderland ontbreken 4) „ Voor het overige zijn er nog andere, gewig„ tige dingen, die een vvelmcenend en vooruitziend „ vriend der Kerke, ten zijnen tijde, tot betêr „ inftandhouding en meerder bloei van Jefus Ko„ ningrijk in deze gewesten, zal wenfehen te be„ vorderen." — Hij zal, ter regter tijd, gaarne willen medewerken tot een algemeen, welgeregeld hoofdbeftuur van ons Hervormd Genootfchap in deze Landen: dat door den gematigden en zagtC 4 moe-  40 LEERREDE OVER moedigen, maar ook den waakzamen en volijverigen geest des Euangeüums, meer gefchikt en dienstbaar is, om waarheid en godzaligheid onder ons te bevorderen,'en het ligtzinnig ongeloof en der losbandige zedenloosheid, palen te (lellen — hij zal ook bedagt zijn op eenen meer behoorlijken invloed der Christengemeenten! in het beroep hunner Leerqren, daar zij dan toch de kosten der Euangeliebediening zeiven dragen: dat de gemeente overal meer gelegenheid hebbe, om zulke mannen te kennen en te kiezen, die best gefchikt voor haar zijn, en wier leere en leven beiden haar het meeste zullen kunnen ltigten en opbouwen: en dat de-Leeraars van hunne zijde meer verpligting en aanmoediging hebben, om zig niet alleen met allen ijver op hun werk in den dienst der heiligen toeteleggen, en zig daarin meer en meer te volmaken, maar ook, om blinkende voorbeelden te zijn in tedere en volijverige godzaligheid. — Ook zal een verliandig Christen met ernst denken aan zulke middelen, als he% onderwijs op de hooge fchoolen in het ambt en de pligten van een Euangeliedienaar, naar ie behoeften van dezen tijd, kunnen uitbreiden en verbeteren — en eindelijk aan dat alles, wat den inwendigen tqeftand der Hervormde Kerke, in kennis, en geloof, in reine deugd, zoo diep vervalle^s onder dm goddelijken zegen, een anr dere  O p e n b. XIV: 4b- 41 dere en betere gedaante zou kunnen doen verkrijgen. (*) Ziet daar, iets van dat gene , wat een bedagtzaam en ijverig vriend van Koning Jefus en zijn Zion thans, bij dezen weg van het Lam, te bedenken en te doen vind, — En hier moet ik nu aanmerken, dat alle deze middelen tot initandhouding der Kerke tenfpoedigften moeten bedagt en bezorgd, en veelen daar van met de daad van heden af begonnen, worden: wij moeten niet wagten tot het laatst oogenblik; dan zou alles in de grootfte verwarring geraken. — Egter behoort ook eene wijze voorzigtigheid met dien arbeidzamen fpoed gepaard te gaan; op dat drift en overhaasting in dit nodig en gewigtig werk geene verderfelijke belemmeringen veroorzaken, die al het goede zouden verijdelen, en niet dan wanorde, en vvelligt de inflorting van heel het Kerkgebouw, ten gevolge kunnen hebben! C. En wat zou ik hier nu nog niet kunnen zeggen, van „ datgene, dat het Lam thans van ieder „ wagt, naar mate van de bijzondere betrekking „ die hij op zijne kerke in ons vaderland heeft — „ van den Hoogleeraar — den Euangeliedienaar „ den (*; Ik noeme hier maar alleen eenige weinige hoofdzaken op — ik zou er nog veelen kunnen bijvoegen — misfehieü in het vervolg iets naders van dit, mede ailergewigtigst, lïuk, C 5  4& LEERREDE OVER „ den mede opziener eer gemeente — den onder„ wij>er in den Chriscelijken Godsdienst" — maar ik kan hier thans niet dieper in treeden: ik moet mij met de algemeens aanmerking vergenoegen, dat het nu ieders zaak is naar mate van zijne bediening, enzijn invloed op de gemeente van J. C., dat .alles, met verdubbelden ijver, tot volmaking van zig zeiven en anderen, te doen, wat de zake Gods, van buiten zoo vijandig belaagd, inwendig zoo zeer verloogchend, onder ons egter nog zou kunnen {bande houden, en zelfs midden onder de verdrukkingen doen bloeien. - En daar mede ga ik dan over tot mijne derde hoofdzaak, die ons allen raakt, tot „ het voordellen „ der redenen, die wij hebben, om zoo het Lam „ te volgen, en ons dat opgelegd werk en die ge- „ ëischte opofferingen gaarne te getroosten" die zijn er, M. V! zeer gewigtigen: laat ik er u eenigen van opnoemen, en die op uwe harten aandringen. Dit, wat wij reeds hebben aangemerkt, ftaat voor alle dingen vast: „ Jefus regeert — en be„ fchikt ook het lot zijner gemeente in deze gewes„ ten.' — Al wat ons thans wedervaart en nog dreigt, is de weg van het Lam: en wij hebben hier eigenlijk niet met het Schepfel, dat alleen zijn werktuig is, maar met Hem, te doen. „ — En „ zijn weg is ook nu, Majefteit en Heerlijk- „ heid"  o p e n b. XIV: 4b. 43 rf heid" —« — zou Jen wij dan niet moeten volgen? Zouden wij Zions Vorst niet gehoorzamen moeten? Zou dat geen Christen pligt zijn. Ook dan, wanneer zijn weg en wil voor vleesch en bloed min aangenaam en gemakkelijk vallen? Vooral behoort dit bedagt en erkend te worden: „ Wij hebben het zelf verdiend en over ons gehaald, „ dat het Lam ons langs een nieuwen en moeilijken „ weg, den weg van kastijdingen gemis, heenen neeren ƒ 100 - : - de tweede ƒ 80 - : - de derde ƒ 60 - : - de vierde ƒ 40 - : - de rijfde ƒ 30 - : - de zesde ƒ 20 -: - de zevende f 15 -: de agtfte ƒ 10 - : - de negende ƒ 5 - : - da tiende of laatfte ƒ 1 - : - En cp dezen voet, wage ik het dan nu, eene ruuwe berekening te maken (die nader kan en moet befchaafd worden) en van de fom, die het onderhoud van den openbaren Godsdienst jaarlijkse!) zal vereifchen: — en van de middelen, die volgens mijne voorflagen daar toe jaarüjksch zouden kunnen gevonden worden. De fom, die (althans provifioneel, en buiten de menagementen die men vervolgens kan uitdenken en effeétueeren, en waar van ik fixaks nog iets zal zeggen) s'jaars zou nodig zijn tot onderhoud van onzen openbaren dienst, calculeere ik, en gr osje als volgt: Het Traktement van 1600 Leeraren, ieder met het Kindergeld, door een gereekend op ƒ 1100-:- s'jaars — bedraagt te fam:n . ƒ 1,760,000 E 4 Voor  /2 EENIGE BESCHEIDEN» Voor 50 Emeriti, Leeraars en Hoogleraars, volgens N°. 3. den Addieioneele Artijkelen tot de Aóle van Staatsregeling, kunnende vallen in de termen van niet betaalbaar te zijn van den lande; ieder door een a ƒ 1000 - : - en 50 dito Weduwen, ieder op ƒ 500 - : - Waarbij, ieder jaar door een, dan nog op nieuws komen 10 Emeriti, en 40 Weduwen; ter zelf der Traélementen: is te famen in het jaar . . ƒ 105,000 Voor het onderhoud van 250 Organisten; ieder door een a ƒ 300 - : Verder, van de Kosters, Voorzangers , en andere Kerkenbedienaren van ïöoo Kerken; voor iedere Kerk ƒ 250 - : - is 'sjaars . . ƒ 525,000 Jaarlijksch onderhoud van 1800 Kerken, zoo als er gereekend kunnen worden in deze landen aan ons Genootfchap te behooren ; iedere door een gefchat op ƒ 1000 - : - en 1300 Paüoriën, op het platte land en in de kleine {leden; ieder door één it ƒ aoo - : - idem ... ƒ 2,060,000 Voor  CONSIDERATIEN EN VOORSLAGEN, ENZ. 73 Voor een of meerder Kweek fehoolen, tot vorming van Leeraars: aan Hoogleeraren, voor onvermogende Studenten enz. enz. —— idem . ƒ 150,000 Kosten tot het Kerkbeftuur — in 't jaar , ƒ 50,000 Summa totalis ƒ 4,650,000 De middelen daar toe nodig , vinde ik dan, volgens mijn voorgeflagen ontwerp, op de volgende wijze. De jaarlijkfche renten der particuliere Gemeente goederen, door heel de Republiek, rekene ik op . . ƒ 100,000 De revenuen der Kerken, zoo van eigen goederen, als van de verhuuring der Zitplaatzen,, (iedere Kerk door één op ƒ 500 —) en van de Paftoriën; — te famen . . f 1,000,000 De jaarlijkfche Collecten in de Gereformeerde Kerken, door heel het Geraeenebest; op ƒ 1,000,000 De jaarlijkfche Contributiën der Ier den van ons Genootfchap, bereekene ik, als volgt; % . 2500  74 EENIGE BESCHEIDENS 2500 Huisgezinnen in ons Vaderland, geven 'sjaars ƒ 100 is ƒ 25,0000 5000 —— 80. —— 400,000 7500 —— 60 —- 450,000: 10000 - 40 —— 400,000 iooco ——— go ■ ■ ■ 300,000 15000 —-— 20 - 300,000 20OCO —— 15 ——- 300,000 25COO — IO- — ■ - 250,000 35ooo —- 5 175,000 70000 ——• I —— 70,000 is de gehecle jaarlijkfche Contributie van 200,000 huisgezinnen f 2,895,000 en de fumma totalis der inkomften ƒ 4,995,000 Op deze wijze word niet alleen eene genoegzame fom tot voldoening van alle de gewoone en nodige kosten opgebragt: maar men zou jaarlijksch een batig flot hebben van meer dan 3 tonnen gouds; voor extraordinaire uitgaven, of om het ten meesten voordeele te beleggen, en alzoo met den tijd eenige vaste eigendommen en revenuës voor ons Hervormd Genootfchap, in mindering der jaarlijkfche Contributiën, bij een te zamelen. Voor  CUNWDKUATIEN £N VOOf.S LAGEN , E\'Z 75 Voor het overige zijn er nog eenige andere middelen uit te denken en in het werk te Hellen, tot bevordering van het groote punt; doch alzoo dezelven niet zoo zeker zijn, en zig provifioneel ook niet nauwkeurig laten bepalen, heb ik ze niet in de opgemaakte Calcule kunnen brengen, maar plaatfe dezelven hier liever agter aan. Bij het afilerven der Leeraars (want die, bij levenden lijve, door loting als anderzins, van hun dienst en beftaan te beroven; dezen Schandelijken blaam van wreedheid en laagheid wenfche ik vuurig, dat noch ons Hervormd Genootfchap, noch eenige gemeente daar in , op zig zal willen laaden !) Bij het affterven, dan, der Leeraars, zou men reeds van nu aan — ten platten lande, verfcheiden' plaatzen kunnen combineeren — in kleinere en grootere lieden, de openvallende vacatures, tot zekere mate toe, onvervuld kunnen laten, endaar voor iets van den weekdienst of de vroegbeui'ten afkorten — en zoo zou het getal der te onderboudene Leeraren en Kerken welhaast aanmerkelijk verminderen, en de kosten zouden ligter te dragen vallen. Verder komen hier nog in confideratie, jaarlijkfche extraordinaire toelagen van bemiddelde en'godvrugtige leden van ons Genootfchap; bij voorbeeld, donadën, legaten, enz. die den last der fournisfementen merkelijk zouden verligren. — Waartoe, (be-  j6 EENIGE B E S C H E 1 ü E Pf E (behalven de leden der na te noemene Commisfiën) ook vooral ieder braaf Leeraar en Ouderling zou gerecommandeerd zijn, zulke waardige en godsdienstlicvende perfoonen, ieder in den zijnen, bij bekwaame gelegenheden, Christelijk optewekken. Eindelijk kunnen er, in iedere gemeente, naar haare gelegenheid en omilandigheden, nog andere middelen worden uitgedagt; bij voorbeeld, eenige extra liefdegiften bij den trouw, de aanneeming tot ledematen, den doop der kinderen, enz. enz., die al mede tot het bewust einde het hunne konden toebrengen. Wanneer alle deze middelen, reeds van heden af behartigd, bij den aanvang van den bepaalden termijn, waar op alles voor onze eigen' rekening komt, bevonden wierden, eene aanmerkelijke vermindering der jaarlijkfche contributien te permitteeren; kon het daar van gekomen' furplus op renten gezet, en de quoten, vooral der minvermogende Clasfen, tot de jaarlijkfche bijdragen, naar rato verminderd worden. I I I. Nu moet de vraag nog behandeld worden: „ welk de beste wijze zal zijn , om deze middelen „ tot onderhoud van onzen openbaren Godsdienst in „ te zamelen, en te bellieren?" —- Het fpreekt van  CONSIDERATIEN EN VOORSLAGEN, ENZ. '?f van zelve dat hier veel van een goed begin afhangt": als het werk toch eenmaal aan den gang is, zal zig alles veel gemakkelijker fchikken. De volgende inrigting kwam mij niet geheel on- aanneemelijk voor. i) Dat het onderhoud van Kerkgebouwen en Pastorijen, geduurende de jaaren 1799 en 1800, nog ter directie bleef van de Commisiien daar toe in de gemeenten verkoren — zullende de middelen daar toe kunnen gevonden worden, in de revenuen der gemeentegoederen , en der Kerken en Pastoriën zeiven, en in de collecten, die (bij het ophouden van het Diakonie-armenbeituur) geduurende den openbaren godsdienst zullen gefchieden —. terwijl voor het dan nog te kort komende, de gemeente zal verzogt worden het nodige, bij wijze van liefdegiften (die mogelijk best, bij wijze van Collecle, om het vierendeels jaars, aan de huizen zouden worden opgehaald) te willen contribueeren — hebbende deze Commisiie tot de Kerkgebouwen met den Jare 1801 uitgediend; wanneer het Artijkel van het onderhoud der Kerken en Pastoriën mede ten laste van de generale jaarlijkfche contributie der gemeenten voor alle de behoeften van onzen openbaren Godsdienst, komen zal. 2) Ver-  73 EENIGE BESCHEIDENS 2) Verder zou ik het zeer dienfh'g rekenen, dat er (behalven de Corcmisfie tot de Kerkgebouwen, het geen nu nog eene zaak apart is) met het aanftaand jaar 1799, in iedere gemeente nog eene andere Commisfie wierd verkoren, die den naam kon voeren van deplaatzelijke Commisfie tot de middelen ter inflandhouding van den openbaren Godsdienst; beftaande, naar rato van de grootte der gemeente, uit een meer of minder getal van kundige, Godsdienstlievende, en zoo veel mogelijk gcgoedde petibonen; ren einde de infchrijving tot de jaarlijklche contributien, waar van firaks gefproken is, zoo veel doenlijk bij de gereformeerde huisgezinnen te bevorderen, hen daar toe door ^Christelijke redenen te adhorteeren, en zeiven daar in met een loffelijk en opwekkend voorbeeld voor te gaan — zulke pcrfoonen°zou men in, en buiten den Kerkenraad, kunnen vinden. Misfchien zou het best zijn, dat de Leeraaren zeiven (of fchoon de goede zaak daarom toch evenwel met raad en daad bevorderende) zig daar niet direclelijk in Haken 3 om allen fchijn van eigenbaat te mijden, en in het aanzoeken der gemeente voor alle onaangename bejegeningen bevrijd te blijven. 3) Daar het zelf contribueeren tot den Godsdienst een ongewoon, en in deze drukkende tijden moei-  CONSIDERATIEN EN VOORSLAGEN, ENZ. moeilijk , werk zal wezen; en dar.r men toch nog ruim 2jaren voor handen heeft, eer ce betaling der Leeraaren enz. geheel ten onzen laste komt; zou men het opbrengen van jaarlijkfche fournisfementen voor de gemeenten, in den beginne, zoo gemakkelijk mogelijk dienen te maken ■— en ten dien einde zou men bij de infchrijving, die toekomend voorjaar reeds kon worden begonnen, bepalen kunnen, dat ieder, voor ditmaal, alken maar de helft van zijne quote, geduurende den jare 1799 (en dar, zo hij het verkoos, mede in 4 kwartalen) zou behoeven op te brengen —; terwijl men eerst het volle fournisfement met den jare 1800 zou beginnen te voldoen — — op dien voet, zal er tegen het eind van den door de Gonftitutie bepaalden termijn, toch anderhalf jaar contributie van de gemeentens in voorraad wezen: (het geen zeer wel komt, vermits *2 inkomften van gemeente goederen, Kerkenrevcnuën, Collecten onder den Godsdienst, geduurende de jaren 1799 en 1800 fpedaal aan het onderhoud van Kerken en Pastorie a zullen bedeed zijn) en dus eene genoegzame fom , om alles wat tot onzen openbaren Godsdienst vcreischt word, zijn' gewoonen voortgang te doen hebben — op die wijze, zullen de leden der gemeente ook minder tegen het in- fchrij- )  So EENIGE BESCHEIDENS Schrijven opzien: men zal zig allengs aan eigen bekostiging van den Godsdienst gewennen, en de uitgave zal voor eerst gemakkelijker te dragen vallen: terwijl wij inmiddels van eene gun* dige Voorzienigheid willen hopen op betere tijden, waarin de nu opgeftopte bronnen van welvaart wederom zouden mogen vloeien, en het onderhoud van onzen openbaren dierst eene ligtere zake worden. 4) De plaatzelijke Commisfien (art. 2. gemeld) zonden zig, ieder in den haaren, bebalven hee rendgaan met de Infchrijvings lijst bij de Gemeente , verder ook gelieven te belasten met .den ontvangst der penningen, uit de fournisfementcn der reip. huisgezinnen proflueerendes — om die provifioneel, tegen behoorlijke quitantie, -onder zig te houden, en vervolgens op dezelfde •wijze, daar te bezorgen, daar het zou behooren. Iedere plaatzelijke Commisfie zou een zijner leden kunnen verkiezen, om, nog in den jaare 1799, naar de hoofdplaats van het Departement, waar toe zijne woonplaats behoorde, •te reizen; ren einde aldaar met zijne derwaards medegecommitteerden uit andere plaatzen, eene Departementale Commisfie tot de finantieele lelangen des Hervormden Genootfchaps (beilaande, bij voorbeeld, uit 8 perfoonen) te verkiezen ; om het middelpunt van Correspondent  CONSIDERATIEN EN VOORSLAGEN, ENZ. 8l dentie tusfchen de plaatzelijke Commisfien binnen dat Departement uit te maken, daarover het opzigt te hebben, en die behulpzaam te wezen in het maken van goede Ichikkingen enz. enz. kunnende daar toe, viermaalen des jaars, bij een komen. Welke Departementale Commisfien, ieder in den haaren, één of meer Ontvangers zouden aanftellen, die voor een behoorlijk falarïs, de penningen, in de bijzondere Gemeenten onder haar resfort gelegen gefourneerd, van de plaatzelijke Commisfien zouden ontvangen, en daar uit wederom volgens eene naauwkeurig», hun door de Departementale Commisfie gefuppediteerde lijst, aan de Leeraars en verdere Kerker/bedienaren, alsmede tot het gewoon onderhoud der Kerkgebouwen en Pafioriën, en verder tot voldoening van andere Kerkelijke onkosten, onder hun resfort gelegen, betalinge doen: — zullende deze Ontvangers aan de Departementale Commisfien, en ter laatfier inftantie aan het aanfïónds te noemen Hoofdbeftuur, verantwoordelijk zijn. 6) De Departementale Commisfien, nlzoo aangfcftelcl, zouden ieder uit den haaren jaarlijkscli twee leden verkiezen en commkteeren, tot eene algemeene bijeeukomst; (rije men best .te Utrecht, als zijnde in het middenpunt des F lands  b? eenige bescheipene Jands gelegen, zou kunnen bepalen) — Deze vergadering, die misfehien voeglijkst in de maand April van de jaren 1800, en i8oi? en vervolgens in het zomerfaifoen, bij een kon komen; zou het Algemeen Finantieel Hoofdbefluur des Hervormden Genooifchaps tinnen deze Republiek uitmaken; en het opperst toezigt hebben over de inzameling en directie der Godsdienltige fondfen, over de Gemeenteen Departementale Commisfien, als mede over de Ontvangers — zij zou op haare jaarlijkfche bijeenkomst, de generale balans van ontvang en uitgave voor ieder jaar opmaken ——• het deficit van een te kort komend Departement, uit het furplusvan anderen, vervullen; Op dat overal de betaling gelijkelijk en prompt gefchiedde, en alle onkosten ftiptelijk voldaan wierden — verder zou zij haar definitief oordeel uitfpreeken over alle huitengewoone requifiticn, die tot opbouw en reparatie van Kerkgebouwen en Paftoriën, als anderszins, gevorderd wierden — zij zou alle finantieele quaeftien, zoo verre dezelven merè Kerkelijk waren, ter laatfter inftantie beflisfen — nog zou zij zorgen voor alle mogelijk menagement en verbetering van het kerkelijk finantie-beftuur — en het jaarlijksch orerfchot op de voordeeligfïe Wijze beleggen 1— en eindelijk nog, ieder jaar  CONïIDEUATiEN EN VOORSLAGEN, ENZ. $3 jaar de generale en fpecifique re^ëmng van ontvang en uitgave in openteren druk uitgeven; ten einde alle leden des 'Hervormden Genootfehaps van het welaangelegd gebruik hunner gefourneerde liefde giften kennisfe en fe> curiteit konden hebben. 7) Tot-de gemelde Departementale Commisfien, en dus ook tot het Hoefdbcfhur, zou men kundige, godvrugtige, geaccrediteerds, en zoo veel mogelijk bemiddelde leden der gemeenten verkiezen: • doch wederom zou het best zijn, dat geene Leeraren daar in wierden gemelleerd: — deels, om dat hunne Ambtsbedieningen hun daar toe den nodigen tijd niet overlaten; deels ook, om allen febijn van eigenbelang, en alle gelegenheid tot heerfchappij over hunne broederen, voortekomen, !?) Zoo wel de Gemeente- als de Departementale Commisfien, en de Gedeputeerden tot het Hoofdbeftuur, zouden hun werk, ter liefde van den Godsdienst, kosteloos, gelieven te doen — alleen zouden hunne reiskosten en verteering, gelijk billijk was, uit het generale fonds, betaald worden. 9.) Na den jare 1801, wanneer alles op een vasten voet is gebragt, zou de helft van de leden der plaatzelijke en Departementale Commis* fien, jaarlijksch kunnen aftreeden; .—. en, F a b»'i'  84 EBNIGE BESCHEIDENË C0N5IDERATIEN ENZ. beiden op de gebruikelijke wijze, in hunne plaacze wederom anderen verkoren worden. 10) De Gemeente- en Departementale Commisfien, als mede het Hoofdbeftuur, zouden eene vriendelijke correspondentie onderhouden met de refpective Clasfen en Synoden der Gereformeerde Kerke in ons Vaderland — zoo tot de nodige illucidatien in de eene of andere voorkomende zaak, als om de banden van broederfchap te vaster toetehalen en ongefchonden te bewaren. Ziet daar eenige, ik bekenne het, fuperficieele gedagten en ontwerpen, die mij tot bevordering der groote en gcwigtige zaak, voor den geest zijn gekomen — ik biede ze nu, met alle befcheidenheid, aan de beproeviug van verlichte en kundige Leeraren en leden onzcs Hervormden Genootfchaps aan — niets vuuriger wenfchende, als dat deze mijne geringe poging eenige aanleiding zal geven, niet alleen tot het voorjlaan, maar — daar het vooral op aan komt — tot het dadelijk uitvoeren van goede en folide maatregelen, ten nutte van onzen dierbaren Godsdienst ——« dien God zelve in ons Vaderland beware, en door zijnen Geest levendig en kragtig makel! N A-  NASCHRIFT. het afdrukken van dit (hikje, las ik in de Boekzaal van October met veel genoegen, een Rapport van Gecommitteerden uit de Clasfis van Thiel, op de laatstgehouden' Gelderfche Synodufr ingelevert, over de beste wijze om fondfen aan te< leggen ter inftandhouding van onzen openlijken Godsdienst, met alles wat daartoe behoort. Bij ernfb'g nadenken verbeeld ik mij egter, rede te-1 hebben om bij mijne medegedeelde gedagten en ontwerpen, inde voorname hoofdzaken, vooralsnog te blijven. Met dat al, is het lezen van dat fluk mij nuttig geweest, om mij in een en ander verder voor te lichten. Het is, bij voorbeeld, zeer wel mógelijk, dat de Gemeentens die eenige bijzondere eigendommen F 3 be-  86 NASCHRIFT. bezitten, niet te bewegen zullen zijn, die ten algemeenen gebruike afteftaan, en de revenuen daar van in eene algemeene Genoodfchapskasfe te Horten: — in dat geval, zouden deze fpeciale eigendommen afzonderlijke fondfen bij iedere zoodanige Gemeente kunnen blijven, wier toelage uit de algemene Kasfe dan zoo veel minder zou zijn, als de fom der jaarlijkfche revenuën haarer eigene goederen bedroeg. Verder zou er eenige verandering in het door mij III § 5, 6. geprojecteerde kunnen gemaakt worden, en dit zoo gefchikt: — dat op de Algemeene Vergadering van het Finantieel Hoofdbrfhur in den jare 1801, na ingekomen' berigten van dej ftaat en de behoeften van iedere Gemeente, en van de bij ons Kerkgenoodfchap ingezamelde middelen en gevonden fondfen, een generale Rooster wierd ■vervaardigt, waarop het Contingent voor iedere Gemeente, provifioneel althans, wierd" bepaald —■ dat men vervolgens, (in plaats van de Ontvangers door de Departementale Commisfien te verkiezen , gelijit door mij §. 5. was opgegeven) in die bijeenkomst, op een behoorlijk falaris, aanftelde een' Algemeenen Rentmeester, die dan ook te Utrecht zijne relidentie zou jdienen te houden. — Verder, dat de Gemeente Commisfien de bij hen ontvangen? penningen (niet, zoo als in mijn ontwerp §. 5. bepaald'5was, aan de Departementale Ontvangers; maar)  NASCHRIFT. 87 ttiaar) aan de Departementale Commisfien, op de meestmogelijk geregelde en faciele wijze, zouden bezorgen — dat de Departementale Commisfien vervolgens, zoo Ipoedig en min kostbaar doenlijk, de bij hen van de Gemeente-Commisfien ingekomen' gelden aan den Algemeenen Rentmeester zouden zenden — bij wien iedere Gemeente dan wederom haar bepaald aandeel zou kunnen ontvangen terwijl eindelijk, in cas de behoeften der Gemeen» tens eenige meerdere of extraordinaire toelagen kwamen te vorderen, die vooraf, na kennisneming en advies der Departementale Commisfien, door het Hoofdbeftuur zouden moeten geapprobeert, en de betalinge daar van geaccordeert, zijn. N O-  NODIGE VERBETERING INVULLING. EN Op pag. 72 regel 1 en volgg. is het Artijkel der Emeriti abufief geftelt. — Men leze aldus: Voor eenige Emeriti, die, volgens N° 3 der Additioneele Artijkelen tot de A&e van Staatsregeling, zouden kunnen vallen in de termen van niet betaalbaar te zijn van den Lande: — als mede voor volgende Emeriti, zoo Leeraars als Hoog' leeraars, en derzei ver Weduwen; jaarlijksch een post van ƒ 150,000 — (NB. Dit zal dan op de fumma totalis een verfchil geven van ƒ 4500a —; en die zal dus zijn f 4,695,000). Op pag. 78 reg. van ond. 9; na de woorden, zulke pcrfoonen zou men in en buiten den Kerkenraad kunnen vinden; voeg nog bij: — in kleinere Gemeentens, en waar men dat verder verkoos, zouden dezelfde leden, die in de CommisJÜe tot de Kerkgebouwen zijn, daar toe benoemd kunnen worden. Verder Haat pag. 32 reg. 5 , alzoo: lees, altoos.