KONSTAN TYN.   KO N STANTYN, BURGER TREURSPEL, IN VIER. BE DRYVEN. Te ROTTERDAM, By J. II E N D R I K S E N. TE L E T D E N, By j. v a n T H O I R. M i c c c.   B E JL I C H X, jDit tooneelftuk, dat een: wars gebeurtenis ten grondzuil heeft, is reeds in het jaar i796 vervaardigt, door een jongeling die toen de ouderdom van zestien jaren noch niet bereikte. Het %evoel zyns onvermogen weSrhield hem zyne lettervrucht in het licht ie geven, en de reden lat dezelve thans in de waereld verfchynt is het driegend aanzoek eener vrind, aan wien het den jchryver niet mogelyk waar iets te ontzeggen. J Let  6 BERICHT. Het woeste karakter van lussan, dat niets tot de hoofdoorzaak van het fluk bybrengt en dus overtollig of ten min ft e nodeloos genoemd kan worden, is door den fehryver in zyn fluk ingelascht om een zynsr bekenden, wiens karakter zodanig vsare , de hatelykheid daar van, onder het oog te brengen en hem te verbeteren. Gaarne bekend hy dat het hier, daar toe, geenzins de rechte plaats is. — Voor alle andere mis/lagen vraagt hy nedrig verfchooning, zich overtuigd houdende dat zyne befcheidene landgenooten, by de lezing zyns werks den ouderdom waar inhy het fchreef, inliet oog houden zullen. T. Rotterdam, «7—99.  iDriften! hoe vervoerd uw kracht de beste menfcheni L> W. V. WINTE R, gek V. MERKEL  PERS ONAADJEN. » irik o u e. t. katharine, zyne vrouw* lus sa k. koene lia, zyne vrouw, zusier van Dirikourt. konstantyn, zoon van Dirikourt en Katharine. Het tootieel is in een eenzaam oerd, in Vrankryk,  KONSTANTYN, BURGER TREURSPEL. EERSTE B E D R V F. Het tooneel verbeeld eene kamer in het huh van Lusfan* EERSTE TOONEEL. kornelia alleen • zittende aan eene tafel, haar hoofd met haar hand onder-/leunende, in eene onrustige gefialte. ryfelyk gepeins, hetwelk my fiddren doet, Mynredenkrachtmeontroofd, myn nare vrees fteeds voed, Ja', dat myn angftig hart de rust reeds heeft ontnomen! Laat my een oogenblik weêr tot my zelve komen. 6 Aaklig voorgevoel, dat fteeds myn moed befcryd, pat door uw wreede kracht my 't angstig hart doorfnyd, Dat my, ondanks my zelv', voornadrend weê doet vreezen J Laat uwe foltering me een wyl onttogen wezen. Verfchrikkelyke droom, die noch my 't hart bekneld, Die ftraks my overviel, myn moed heefc neergeveld ! Wyk voor een oogenblik uit myne ontroerde zinnen; Laat my een oogenblik uw aller kracht verwinnen. Op dat ik overpeins wat of toch de oorzaak is Die my met Vrees vervuld in deez' gefteltenis; A Di»  2 KONSTANTYN, Die my door voorgevoel voor naadrend wee doetfchroomeii, En my het hart bekneld door de akeligfte droonien. « (Eensklaps verwilderd van hare pel cpfpringende.'). Waar ben ik?... hoe verward... ó God wat gaar my aan ?. Help hemel! wat tafreel zie'k voor myne oogen ftaan ? Myn waardlïe magen , zie 'k vermoord voor myn voeten Vermoord?... neen niet vermoord; 'k zie hen hun misdfcad (boeten. .. Waar hemel! dwaale ik heen ?... wat yslyk oogenblik!... Hoe rustloos klopt my 't hartgefchokt doorfchrikopfchrik' Ach! was tnyn Lusfan'thuis, licht zou het beter wezen... Myn gade?., • gruwzaam woord datmy op nieuw doet vree- (zen ! Zou mooglyk wel myne angst, de ontroerdheid van myn hart, Dat aaklig voorgevoel, myn al te birtre fmart Zync oc»rfproug fchuldig zyn aan Lusfans lang verbeiden?. Ach! moest myne onrust dan my noch decz' vrees bereiden! Ik ken zyn eedlen aart maar ook zyn vurig bloed, ïk weet hoe vaak zyn drift het fiedend koken doet, JEn hem fomtyds om niets in woesten toorn doet blaakcn !... -6 Wat verward gepeins', het welk ik niet kan ftaaken, Licht heeft men door verraad de vryheid weêr belangd: Licht is het eedgefpan zo min naar wenscli gellaagd Als zy, die reeds voor hen tot vryheids neerlaag woelden, Hun grootheid, zelfbelang, en Vrankryks val bedoe'den ; Licht heeft men 'tfnood verraad gelukkig wcêr ontdekt, En mooglyk dat dit tkans myn Lusfans yver wekt: Li ht  T RE URS PEL. Licht voegt hy ih Parys zich by de heldendrommen Wier yver bezig is om 't fnood verraad te ontmomaérr, (k ken zyn vryheidsmin, zyn zucht voor 't vaderland, Die oogenbliklyk blaakt wanneer 't word aangerand; Hy is deze ochtend vroeg, reeds naar Parys gereden, Nooit toefde hy zo lang, en 'k vreesde nooit als heden..: Wyk, wyk verward gepeins! het welk my fiddren doet! 6 Hemel! fterk myn kracht. fterk myn verflaauwde moed, Voorkom, ik bidde 'i u, de aannadrende ongelukken... Myn hart voeld reeds de (lag die ons gewis zal drukken» 'Myn Lusfan! dierbre vrind, waard voorwerp mynerminl Hoe zucht myn hart om u! keer tot uw zielsvrindin; Keer... maar indien de kracht hem daartoe waar benomen? 6 Hemel! ja gewis! myn Lusfan kan niet komen! . . . (7« een diep gepeins weggezonken.') Elcndige! wie helpt, wie red u in deez'nood? Geen flcrfling red my, neen ach red my dan, 6 dood? T.WÈ E P È TOON E Ê 1.. 'l ü s s a N , kornelia. lussan, Kornelia in èene fluimering ziende. ■ My dacht ik hoorde myn Kornelia hier fpreken. kornelia. Laat af wreedaartig fpook! door 't ysfelykfte teekeil.*. " Lussan. Kornelia!.,.wat'sdit?... wat maakt u dus bevreest? A 2 KOP'  4 KONSTANTYN, korneua , verfchrikt opziende, en op het zien van Lusfan haar aangezicht in hare handen fluitende. 6 Hemel! welk een ftem! (Zy werpt zich aan Lusfans voeten.) Myn Lusfans dierbre jjeesti tvssAN, ten uiterfie verbaasd terug tredende. Myn god! . . . Kornelia! (Haar oprichtende.) Wat doet u voor my vreczen ? kornelia, 6 Schrikverwekkend fpook! waarom zyt gy verrezen » Ik fmeeke u keer te rug, naar 't ak%, fomber graf . . . (Hem eenflags teder aanziende.) Waarom rukte u den dood, zo fpoedig van my af? lussan, befluit ehos. Kornelia ! ik dood ?... ftaak uw angstvallig fchroomen ; Die warring uwer geest, zal . .. „ weet niet waar va,. (komen !" Ik bidde u weest gerust. Kend ge uwe Lusfan niet ? 't Is Lusfan dierbre gae die ge u omhelzen ziet. kornelia, hem van haar afwerende. Ik fmeeke u, dierbre geest! heb deernis met myn fmartc: Verlaat my, 'k bid het u... „ Ach! de angst doorknaagt (my 't harie!" lus-  TREURSPEL. 5 LUS SAN. Wat toch zoude oorzaak zyn waardoor zy voor my fchroomt ? Licht heeft ze in eenzaamheid iets akeligs gedroomd, Licht kon die nare droom haar zinnen dus ontroeren. kornelia. ö Lusfan" moest den dood u my zo vroeg ontvoeren l u s s a n. Ik leef Kornelia! fta?k dia angstvalligheid Die u uit vrees voor my van 't fpoor der reden leid. kornelia. 6 Lusfan lus san. Myn vrindin! kornelia, als ontwakende Zyn flcrn ! zou hy noch leven? (Verwilderd rondziende cn hem ontdekkende.) ö Ja! hy is het zelfs! (Zich in zyne armen ■werpende.) Wie heeft u my hergeven? l u s s a n. Herkend gy my? kornelia, hem angstig in ha re armen klemmende. 6 Ja! A 3 LVf  KONSTANTYN, lusjan. Geef rust aan 't kloppend hart. Zeg uwen vrind, vrindin ! thans de oorzaak uwer fmart. Kan 't zyn ! Kornelia, zo vol van. meed yoordezen, Schyut thans, gewis om niets, zelfs in myn arm tevreezent kornelia. Ik vreczen in'uw arm? oneen! ik vrees niet meer: Gy immers zyt by my ? ik heb myn Lusfan weer! Myn fchroom is door uw komst ten eenemaal verdwenen , Myn hart word , in uw arm, weer door derustbefchecnen. Doch zeg my, dierbre vrind! ontmoette u eenig leed? Een aaküg vóórgevoel, dat my ontroeren deed, Voorfpelde my op 't wreedst de folterendfte flagen: h Voorzeide my den dood van myn geliefde magen ; En eindlyk toen myn hartom u, myn Lusfan .'dacht, Was al myn moed op eens door vrees voor u, verkracht. lus san. Neen,myn Kornelia! my is geen leed weervaren. kornelia. Dit woord, geliefden vrind! doet my geheel bedaren... Maar neen! 'kvoel dat op nieuw de vrees myn hart beftryd, 't Is of een voorgevoel op nieuw myn ziel doorfnyd!... Waar toefde gy zo lang? l u s s a n. 't Geen ik u zal berichten Zal  TREURSPEL. ? Zal wis, myn ziclsvrindin .' vcor Yreugde uwe angst doen (zwichten: 'k Ontmoette by Parys de vrind van Konftanryn. . . (Op een verrasfende vjge.) Hy leeft r kornelia, verbaast. Wie ? lussan. Onze Neef! k o a n e l i a , als voren. Hoe kan dat mooglyk zyn ? 't Bericht van zynen dpod dat men ons heeft gegeven.. , t L us s a n. Dit was een valsch bericht; noch eens hy is in 't leven. Ale.vs, zynen vrind, reeds fin's zyn kindfehen tyd, Heeft my, gelyk ik u, met dezen maar verblyd; Hy heeft my voorts verzocht zyn' dood te wederleggen, En aan zyne ouderen 't gene ik u zeg, te zeggen. Hy vlcid ons zelfs, vrindin ! in 't kort hem hier te zien. Maar hoe '■ gy beefd op nieuw l is 't mooglyk '• kan 't gefchiên! Kan zelfs de vrees dc vreugde u in het harte fmooren* (Oploopende.) 'k Vervloek de zotte vrees die onze rust kan itooren i ■ OU*  s KONSTANTYN, kornelia. Wat toch zou de oorzaak zyn waardoor ik vreezen moet? Wat is het dat myn hart zo angstig kloppen doet ? lussan, haar gerust/lellend by de hand nemende. Al de oorzaak uwer vrees, ik bidde u hoor naar reden, .Zyn licht Hechts droomen die u dus ontroeren deeden, Daar by gy waart alleen... Zie hier het all', vrindin ! Ik bidde u wees gerust, band dwaasheid uit uw' zin. kornelia. Die akelige droom, die dwaling myncr zinnen, De vrees die my beftryd, die ik niet kan verwinnen Die heef.: zyne oorfprong niet Hechts uit een bloot geval: Hetis een..lach!'kweetniethoeikhetnoemenzal. 1USSAN. Kan 't zyn, Kornelia! 'k Had nimmer durven denken Dat gy u om een droom een oogenblik zoud krenken. Waar is uw grootsch verftand ? waar is uw redenkracht2, Vergeef t'my, myn vrindin! 'k had nimmer zulks verwacht. kornelia. Gy weet niet, dierbren vrind! hoe myn gedachten dwaalen; Ik kan, ondanks my zelv' niet op my zegenpralen; Myn hoofd is zwaar als lood, myn zinnen zyn verward, Daar alles als om fcryd my op het wreedfte mart. Ach! gaf den hemel flechts dat myne nare vreezen ïücu anders dan 't gevolg van droomen mogten wezen ? Dan  TREURSPEL. 9 3an ,achi ik ducht, myn vrind'- de aannaderende nacht... {Eenflags buiten zichzelve.) Zie, zie; ziet gy het niet? wie ligt daar omgebragt? L USSAN. Moest thans haar zotte vrees myn ware vreugd verkoelen' Kornelia... zy moet.-, kan men iets voorgevoelen? Misfchien een wreede flag... weg laffe dwecpery!... Wat angst beftormd me op eens? wat vrees bemagtigt my? Wat nare fiddering die ik niet kan weêrftreeven ? Ik beef!... Kornelia ! zaagt gy my immer beven? Is 't mooglyk dat uw vrees my dus ontroeren kan? Dat zy myn ware vreugd door hare kracht verban? Dat ze in myn moedig hart op eens de moed kan doven, My eenflags van myn rust voor zotten angst, beroven? My eenflags met een vrees, die 'k nimmer kon, bezield? Op eens myn moed, myn rust, myn ware vreugd vernield? Gy hebt, Kornelia, die aU'myn hart ontreeten; Dit altoos moedig hart word thans door vrees bezeten! Gy hebt... Angstvallige! herroep, herneem uw moed: Wat toch is de oorzaak thans die dus u vreezen doet? Hoe! de oorzaak! .. . zy is .. . niets'. Korneliaas pynlyk ( lyden... Moet dan den angst der vrouw het hart eens mans door- (fnyden? Weg vrees die my ontëert, die my belagchlyk maakt! Waarom heb ik terftond uw invloed niet verzaakt? Kon ft vreezen myner gaê myn moedig hart dus raken? A y FoeiJ  IO KONSTANTVN, r oei! dat een vrouw hyna een man tot vrouw kon maken Weg tos-hcid d.c'k verfoei! myn vrees Is thans niet meer Jk overwin haar kracht, en ik ben Lusfan wéér. korne iia} tot zkhzshen komendf. AehJ ldssan. Lieve, dierbre gaêj 'k bid overwin uw rampen. kornelia. Hoe wreed moet ik deez'dag met angstopangstenkampen! l u s s a n, 'k Bid toon dat «w verftand op dwaasheid triumfeerd: Verwerp een' angst, vrindin' die waarlyk u ontëert. kornelia. 't Is my onmooglyk myn zwakheid te overheren ; Maar moet den angst der vrouw haar daarom firaks ont_. (ëeren ? Die taal doorgrieft my »t hart, my die uw gade ben; . . . 't Is taal daar ik uw aart, uw woestheid aan herken. lussan, met klimmende wede, Myn woestheid! gruwzaam woord dat my een vrcuw doet (horen J Moest gy ten tweedemaal my dan het hart doorbcoren? Spreek, wreede! welk een woord ontglipte aan uwen mond £en woord dat myne ziel op 't allerwreedlte wond i Myn*  T RE URSP E L. II Tyn' aart?... Ken dan myn aart... de fpyt belet my 't (ipreeken, Let dan, wreedaartipe! dat ik die hoon kan wreeken! )it is dan 't loon der trocs die ik terllond u gaf! )f licht moest gy een troost die vteijend ware , ea laf! )f mooglyk waande gy dat ik uw vrees zou ftreele», Ét u vertroostende in uw laffe vreezeu delen! laaghartige! kan 't zyn!,.. Denk anders van dit hart pen! toorn uw föffï vrees op 't allerfterkfte tart «. ïVierd door een' my gelyk, dien hoon my aangevreven, k Zweer u, 'k herkreeg myne eer • ten kosten van zyn leven! Dan beef, rampzalige! vrees thans een andre wraak!... (Hy wil in zyne woede, vertrekken.") kornelia, hem wederhoudende. Ik bid, geliefden vrind ! befehouw bedaard de zaak. Aeh! dat een eenig woord onachtzaam uitgefproken U 't eigcntfle oogenblik het vurig bloed doet koken!.., Eenaaklig voorgevoel, dat flraks my overviel, Doorgriefde my op 'c wreedst de fterk ontroerde ziel; k Bezweek; een doodfche droom de naarftevan myn dagen, Deed my het fterven zien van myn gelieffte magen! Verfchoou, myn' vrind! de taal die uwe drift ontftak: Ik wist, door angst vervoerd, niet dat ik honend' fprak, Uw troost was waarlyk bits; en troost kon ook niet baten, 'k Scheen in dat oogenblik van elk, van god, verlaten! Noch eens vergeeft de hoon , die 'k in myn angst u deed... Of.., neen', verfchoon my niet: wees driftig, woedend', (wreed ; Wreek