ftige gelegenheid, om tot verftandige kennisfe, en goede wetenfehap tekoomen! OHeere! geef ons ten dien einde leergierige harten, en boezem ons eerbied en orttzach, agting en genegenheid in voor Hun, die ons leeren moeten. Laat ons voorts deezen ganfehen dag in het goede, en naar uw welbehaagen doorbrengen, en beflrier ons op den weg der deugd tot aan het einde onzes leevens. Vergeef ons onze fchulden, gelijk ook wij vergeeven onzen fchuidenaaren; want uis't Koningrijk de Kracht, en de Heerlijkheid, tot in eeuwigheid, Amen, 6 God ! groote Schepper en# Regeerder van de Waereld, gij die den dag gefchikt hebt, om te arbeiden, en den nagc, om A 3 uit  kwaam te zijn, zo laat ons ook goede vorderingen maaken in de dingen, die ons hier geleerd worden. Mogten we nu reeds onzen Ouderen tot eenigen fteun zijn, en ten behoorlijken tijde in Haat gefield, om op eene eerlijke wijze ons Brood te winnen! Bewaak en bewaar ons den aanftaanden nagt; geleid ons altoos door uwen geejl en wijzen tand op aarde, en neem ons namdals op in heerlijkheid. Onze Vader, die enz. Alleen wijze God! wijgeeven U gaarne dank en eere voor alle die goede gaaven, die gij in ons als redelijke Schepzelen, gelegd hebt; wij geeven u dank en eere , dat ge ons wyzer gemaakt hebt dan de beeflen des velds, en geleerder dan de vogelen des hemels,   GEBEDEN VOOR DE ARMEN-SCHOOLE DER VEUE ENIG DB DOOPSGEZINDE GEMEENTE, 1786.   me 6 >§e uitteruften van den arbeid; gij moet wel hartelijk van ons geloofd en gedankt zijn, daar gij ons dezen dag wederom vergund hebt, ons handenwerk te doen, en nu denzelven te befluiten met oefeningen, die ons Hart zo wel, als ons verftand befchaaven konnen. Weldaadige Vader 1 hebben w'onzen tijd niet zovlijtig in ons werk, en niet zo opmerkzaam in deeze onze Oefeningen doorgebragt, als ons wel betaamde; wij hebben 'er berouw van, en bidden u in allen ernft, weerhoudt ons van de Luiheid, die doch niet anders geeft, dan Honger en gefcheurde klederen, gebrek aan alles, en fmaad en fchande bij de menfehen. Wek meer en meer in ons op een en vuurigen yver in 't wel behartigen van ons Beroep; en om daartoe eenmaal ten volle bekwaam  ma 3 ym mels; dat ge ons in ftaat gefield hebt om u , den God onzesheils te leeren kennen en aanbidden, ó Heere! laat dit Hemelfch licht toch nimmermeer door eigen agteloos verzuim, en moedwillige verwaarloozing, in ons verdoofd worden, op dat we niet t' eenigen tijde vervallen moogen tot de domheid der beesten, die vergaan-, En daar gij ons, zo goederderenlijk de gelegenheid aanbied, om door noodig Onderwijs en Oefening, onze verftandelijke vermoogens meer en meer te befchaaven en uittebfeiden, daar bidden wij u, geef ons een opmerkzaam harte, om daar mede al het voordeel te doen, 't geen wij konnen doen, en doe ons wel befeffen, dat deeze gelegenheid teveronagtzaamen, onverantwoordelijk in ons zijn zal  GEBEDEN VOOR DE SCHOOL E» zou u niet hoven b Beere \ wie uwen naame niet verheerlijken ! want immers 't komt u toe. Alle uwe redelijke Schepzels, allen, die u kennen als hunnen Schepper, als hunnen Weldoener , en genaderijken Vader: allen behooren ze u de eer te geeven van alles, wat ze zijn en wat ze genieten. — Wij bijzonderlijk moeten u danken ö God! daar wij, na 't genot van eenen gezonden Slaap, geduurende den laaft-voorleeden nagt, en onderzo veele anderen zegeningen , nu wederom den Dag beginnen moogen, met ons te fchikken tot leerzaam onderA 2 wijs*  wijs. Een onderwijs, 't welk ons zo veel te dierbaarer zijn moet, daar het ons om niet wordt aangeboden, en zonder deeze weldaad der getrouwe Bezorgeren deezer lofwaardige Scboole, niet verkrijgbaar voor ons zijn zoude. Een onderwijs, daarenboven ö Heere! 't welk ons zo nuttig en noodzaaklijk zijn kan in den loop van ons tijdelijk niet alleen, maar ook van ons Godsdicnftig leeven. — Zouden Wy u dan niet looven ó onze God! Zouden JVyuwen naame niet verheerlijken! ja zeker , wij doen het met ons ganfche harte, en in de leevendigfte erkentenisfe uwer onverdiende goedheid jegens ons. — Mogten wij dit ons voorregt maar altoos wel ter harte neemen, en fteeds een vlijtig gebruik maaken van eene zo gun- ftï-  8f< 9 )*S zal bij God en by de menfchen, Laaten de goede poogingen, die wij van onze zijde aanwen-, den, gezegend, en onze vorderingen in kennisfe en goed verüand voorfpoedig zijn! Alles ter eere van uwen grooten naame, die in Hemel en op Aarde geheiligd en aangebeden moet worden tot in eeuwigheid! Amen. Altoos weldoende God en Vader! wij danken u, dat we het tegenwoordig uur wederom mogten doorbrengen in 't beoefenen van die dingen, die ons zo nuttig en noodzakelijk zijn, in het natuurlijk zo wel, als geeftlijk leeven Hebben wij eenige vordering gemaakt in kennisfe en weetenfchap; laat die niet leedig nog onvrugtbaar in ons  ons zijn, ó Heere! maar ons dagelijks meer en meer opleiden tot een gefchikt en befchaafd gedrag onder de menfchen, en tot een deugdzaam en godsdienflig Leeven voor u o Vader, die in els Hemelen zyt, enz,