312  at  de ONTWAAK ING van EPIMENIDES, te P A R IJ S.   7] lAw 312 DE ONTWAAKING VAN EPIMENIBES, te P A R IJ S, B L IJ S P E L. naar het fransch van den heer DE F L I N S. te haarlem, bij j. van wal ré en CO mp. m D C C x c i.   TT £■ n het Voorbericht van 'den Franfchen Vichter voor dit Jluitje, -zegt hij ,r rlnt hpt aS&u ?j>er gunfiig is ontfangen ; dat de Rol van den Cenior echter eenig gemor had veroorzaakt\ Men heeft (zegt hij") dezen trek, Ik kan niet fchrijven; wat overgedreeven gevonden: ik heb hierop alken te antwoorden: ik ken het origineel, dat ik heb willen fchilderetr, en zo ik het noemde , men zou mij, niet meer tegenjpreeken.,y Ik htb geoordeeld dit ook aan den Hollandfchen Lezer te moeten doen weeten; de Franfche Voorreden heeft an* fiers niets merkwaardigs voor denzelven* Voor zoodanige Lezers, aan welken degefchiedenis van Epimenides minder mogt bekend zijn, neem ik dt vrijheid hier kort lijk bij te voegen, dat hij was een Wijsgeer en Dichter, welke leefde, omtrent de XL VI Olympiade, op het eiland Crtta, en dat van hen; verhaald word, dat hij, in eer grot in Jlaap gevallen zijnde , eer.e reeks van jaaren dooi (liep, vindende, bij zijn A  ontwaaken, in zijne woonftad alles veranderd; men kan bij Luiscius en Hoogftraaten brteder omtrent hem on* def richt worden, en vind daar de bronnen aangettekend, waar uit zij geput hebben: wat 'er van de waarheid zijner gefchiedenis zij, de Fleer de flins heeft 'er een geestig gebruik van gemaakt tot het volgend Stukje , Welk mij voorkwnm iu/k epnc nnrtig» 'n helangrijke fchets van de tegenwoordige onderfcheiden volksbegrippen der Franfche Natie, en tevens daar door een vernuftig gedenk/luk op te leeveren, dat ik hetzelve met veel vermaak vertaald heb en mijn Landgenoottn aanbiede: Heb ik het geluk, bij de vergelijking met het oorfpronglijke, in 't oog van deskundigen, eenigzins gelukkig geflaagd te zijn, dan heb ik dubbele reden van vergenoeging. PER-  de ONTWAAKING van EPIMENIDES, te P A R IJ Sa B L TJ $ P E U A 9  p E R S O O N E N. epimenides, gekleed als in de Eeuw van Lodewijk XIV. aristus josepiiine, Dogter van Aristüs. d' harcocrt, Minnaar van Jofephinc. Madam brochure. g o r g i , een Blaadjes - fchrijver. fatras, Advocaat Generaal. Een abt. DAJIO N. schrab, Koninglijke Cenfor. c a b r i o l e , Dansmeester. Chris aktes, Edelman uit Bretngne. klaas, een Boer. Een capitein. ( in Uniform van de Nationaale Een grenadier. r Garde. Een musketier. het Toneel is in de Tuileries.  de ONTWAAKING van EPIMENIDES, TE P A R IJ S. -B L IJ S P E L. EERSTE TONEEL. a r i J T u s. josephine. ü' h a r c o u r T. josephine. E n 't is van daag dr.t hij ontwaakt? a R i s t u s. Ja, mooglijk is hij reeds uit zijnen flaap verreezen. josephine. En over honderd jaar is hij in flaap geraakt? A 3 ar is-  6 r>e ONTWAAKING van EPIMENIDES, A R I S T U S. Het is zoo als ik zeg. JOSEfHINE. Hoe kan het mooglijk weezen..? De naam, mijn vader, van dien flaperigen vrind Is? A R I S T U S, Epiménides, mijn kind 5 De dood heeft op hem geen vermogen; Heeft hij een zeekren tijd geleefd, Een zachte fluimring fluit hem de oogen; Hij blijft als met een wolk, die flaap verwekt, omtogen, Totdat hij honderd jaar gerust geflaapen heeft; 't Is dan dat hem zijn flaap begeeft, Dan leeft hij weer op nieuw met de andre ftervelingen, Befchouwt de wereld en haar lot-veranderingen. JOSEPHINE. pan heeft hij veel gezien! A R I S T U S. Hij zag in Griekenland De mannelijke deugd, die Perfiè' deed bukken, Door lafheid en verraad verdrukken; Hij zag hoe Rome kwam tot {tand; Hij  B L IJ S P E L. 7 Hij zag, op Brutus fpoor, de vrijheid wraak erlangen Voor 't fterven van Lucretia; Hij zag die ftad, zoo lang in gunst bij Mars ontfrngen, Vijf eeuwen zonder wedergaê, (geeren, Door deugd, door zegepraal, door kunnen grootsch reMaar linaren fcepter ook, met zoo veel roem en kracht Door Cefar's hand gezwaaid, verneéren En in de handen van Augustulus gebragt: In Frankrijk, boven al, zag hij verfcheiden zeden, Verfcheiden Itaatsomltandighecden, Wier ftrijdigheid hen, door elkaêr, Zelfs binnen korten tijd, te dikwerf deed verftooten; En dus den troon, zoo onbepaald als vol gevaar, Steeds dobbren rusfchen Vorst en Grooten. Bij de eedle dwaazen, die, door riddermoed geleid, Bij elke kruistogt zich bevonden, Zag hij de buitenfpoorigheid Met Godsdienstijver znam verbonden; Daar 't een of ander lied, of dit iets basten kon, Zich dikwils mengde met het bsldren van 't kenon. Nog onlangs leefde hij in die beruchte dagen, Die dagen, tot Condd's, Turenne's eer befleed; 'gen, Toen Lodewijk zijn Land den last zijns roems deed draaAan deezen alles wijdde en voor dat L?nd niets deed, Bewonderd van een volk, door hem geftort in 't leed. jos£Piiine tegen cfHarcourt. Die man, d' Harcourt, is wel een kenner der hiftorie. A 4 ARIS*  ?■ de ONTWAAKING van EPIMEMDES, aristus, vervolgende. Onze Epimenides zag al de valfche glorie Dier tijden ; hij ontwaakt: hoe is het hier herfteld ! Hij vind meer waarheid, minder luister: De dwaasheid en den waan , begraven in het duister, En 't volk in 't eind voor iets geteld. josephine. Ik ben nieuwsgierig na 't figuur van dien verrezen ; Hoe oud, mijn vader, zou dat vreemde mensch wel weezen? aristus. Wel, vijf- zesduizend jaar. josephine. Kan 't zijn dat dit gefchied!' 'k Word zeker bang voor hem. aristus. Neen , hij veroudert nietv josephine. Den ouderdom zoowel als aan den dood te ontkomen, 't Is aartig, maar het fchijnen droomen.  B L IJ S P E L. 9 Ttgm Aristus. Gü gaat hem haaien ? A R I S T V S. Ja; wacht mij, tot dat ik keer', Hier in de Tuileriè's weer. JOSEPHINE. Alleen.. ? A R I S T U S. Een echtgenoot. . . . JOSEPHINE. 'k Vrees de opfpraak van mijne eer, Daar overmorgen eerst .... D1 H A R C O U R T. Met mij is niets te fchroomen.. A5 TWEE-  lo de ONTWAAKING van EPIMENIDES, TWEEDE TONEEL. JOSEPHINE. d'lIARCOURT. JOSEPHINE. Hoor, lieve vriend d'Harcourt, ik bid u, fprcek oprecht; Mijn vader is altoos aan boerterij gehecht; Maar ver, dat mij uw hulp tot onderfteuning diene, Is 't duidlijk, dat gij, édns met alles wat hij zegt, Eenvouwdig fpot met Jofephine i d HARCOüRT. Een vader, echtgenoot en minnaar zijn het dan, Wier woorden gij verdacht durft houên? Dit's waarlijk wat men noemen kan Zich op geen fterveling vertrouwen. JOSEPHINE. O, word niet boos, mijn lieve man, Dan zoude ik droevig zijn en vreezen .... Maar zeg eens, hoe kan 't mooglijk weezen, Dat Epimenides, wien nooit de dood verwon , En die, fchoon thans in flaap, niet ophoud van te leeven, Zoo in 't geheim bij ons verborgen blijven kon? Wie heeft mijn vader 't uur te kennen kunnen gecven, Dat deeze man ontwaaken zou ? d' h a r- m  B L 1] S P E L, ii D' H A R C O U R T, Hij was een vriend van 't huis en moest zelfs door de trouw Met deeze of geene dogter paaren, Uit uw gedacht van vroeger jaaren; 't Is die, 'k herinner 't mij, wier frisfche beeldtenis Volmaakt het evenbeeld van uwe fchoonheid is. JOSEPHINE. Wel dit kan grappig zijn . . wel nu, vertel mij nader. D' H A R C O U R T. Toen dus uw overgrotevader Zijn fchoonzoon, op den huwlijksdag, In de armen van den flaap zoo eensklaps vallen zag, Heeft hij hem in uw huis in gijzeling doen blijven; Daar hij eene eeuw, en meer noch min niet, flaapen mag, Kon ook uw vader ligt dien tijd vooruit befchrijven. JOSEPHINE. d'Harcourt, al wat ik van u hoor Komt langs hoe meer mij vrij gelooflijk voor En kan, in weinig oogenblikken , Zich tot een aartig grapje fchikken. p' HARCOUR T. Een grapje? jo-  12 de ONTWAAK ING va-: EPIMENIDES, josephine. Zeker; want dnar ik zoo fierk gelijk Na linar, voor wie, reeds over honderd ja.aren , Onze Epimenides een liefde heeft gevoed ; Genoeg, om zelfs met hwr te parren, Bemint hij mij gewis zoo ras hij n ij ontmoet, En ik ontdek, hoe, in mijn grootemoeders dagen, IIet vryen zich hebb' toegedrar.gen. d' h a r c o u r t. Maar, 'k bid u, denkt gij, wat gij doet? josephine. Zeerwel, Mijnheer; wees niet jaloersch toch in het minnen; Gij zijt mijn minnaar wel, mijn echtgenoot nog niet; Dat is een tijtel, dnar gij fijntjes voor moet fpinnen, Ja, zomtijds u zoo ver verwinnen, Dat gij met vreugd uzelf ten doel der kortswijl ziet: Gij moet u deezen dag, d't wil ik, zoo gedraagen, Dat onze dwaalgeest in het vaste denkbeeld raakt, Dat gij mijn broeder zijt; 'k wil hem alleen behaagen; Zorg tog vooral, Mijnheer, dat gij me uw hof niet maakt, Of 'k breek een echt, u door mijn vader, voorgeflagen. ( Zij gaan wandelen in 't verfchiet.) DER.  B L IJ S P E L. t3 DERDE TONEEL. epimenides. aristus. epimenides. 'k Zie dan die tuinen weer, die, tot een roem van *t rijk; Le Nótre had geplant voor Grooten Lodewijk! Voor mij, ik zrg altoos met fmerte, Dat Groote Lodeuyk, voor zich en voor zijn hof, In plaats van dit palels, zoo grootsch, zoo rijk in lof, Dat zoo veel eedlc huizen tartte, Dat nog op nieuw mijn oog verkwikt, Verlailles dof kafteel ter wooning heeft gefchikt. A R i s t u s. Wel nu, laat nieuwe vreugd uwe oude fuiert verpoozen, Dit blijde nieuws (lelie u gerust, Dat zijn afftammelitjg, der Franfehen vreugd en lust, Hier onder ons, zijn volk, zijn wooning heeft gekoozen; Zijn bijzi'n, (leeds gefield op zulk een hoogen prijs, Schenkt vreugd, geluk en kalmte aan gansch verrukt Parijs En kon den moetwil en uitfporigheid betoomen ; ( vrind; De Vorst heeft thans geen wr.cht van vreemden meer, mijn Wat kan een vader aan het hart van kindren fchroomen? Hóe nader men hem ziet, hoe meer hij word bemind. E P I-  14 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, epimenides. Zoo ging die trotfche pracht dan gansch en al verlooreri Eens Konings, die, door fmerte en flil verdriet gekweld, Steeds tusichen 't volk en zich zijn grootheid heeft gefield ? a r i s t u s. Geen weidsch en kostbaar Hof kan onzen Vorst bekooren. 't Volk is zijn flerkfie toeverlaat. epimenides.' 'k Zie Frankrijks zegenriiken ftaatt De tijd van zijn geluk is zekerlijk geboren; Al 't misbruik uwer eeuw is thans te niet gedaan. a r i s t u s. Ten minsten veel. epimenides. Niet lang geleeden Zag ik, niet ver van hier, een aantal mannen gaan , Zeer deftig van kledij en achtbaar in hun treden; 't Volk vloog om hen te zien en riep met blij gelaat: „ ö liraave burgers blijft, getrouw aan recht en reden, „ De flerklle fteunfels van den Koning en den Staat!" a r (I*  B L IJ S P E L. 15 A R I S T U S. Men is die hulde aan hun verheven deugden fchuldig; Hoe kan het anders zijn? zij hebben 't pleit bellccht, En 't onderdrukte volk, al leed het lang geduldig, Is eindlijk, door hun ftem, herfteld in al zijn recht. EPIMENIDES. 't Srstema van de hoverngen ! Is 't mooglijk dat het nu zoo veel veranderd is! 't Zijn ongeloofelïjke dingen! Hebt gij ook mis, mijn vriend? A R I S T U S. Geenszins, gij zelf hebt mis; Geen' hovelingen zijn gefchikt tot Confulenten, Zij zijn het niet wier raad een deugdzaam vorst bemint. EPIMENIDES. Wel nu, dan zijn 't de Parlementen ? A R I S T U S. De Parlementen? neen mijn vrind. EPIMENIDES. Dit alles komt mij vreemd te vooren; Welk  i$ de ONTWAAKING van EPIMENIDES, Welk een verandring mag ik zien! Wie heeft de Vorst dan tog tot zijnen raad verkooren? a r i s t u s. Al de eerelijke en braave lièn ; Hij mint hen. epimenides. Dat is goed. a r i s t u s. Uit ieder der gewesten Verfcheen een zeker tal aan 'c Hof; 't Schikte alles in gén dag juist niet terftond ten besten, En veelen m-akten 't gruwzaam grof; Maar men verbanne zelfs h geheugen van die pesten; Wanneer de lucht zich breekt, bi] 't einden van den ftorm, Moet men den ftorm niet meer herdenken: Intusfchen alles krijgt zijn vorm ; De Reden zegepraalt en wij voldoen haar wenken: liet volk, in waarheid vïy» blijft, van den dwang gered, Zijn koningen altoos oprechte liefde fchenken, Gehoorzaamt den Monarch, en de Monarch de Wet. epimenides. 6 Wettige oppermtgt! o eedle en waare grootheid! Gij zijt een breidel voor de fnoodheid! „ . . 'k Zal  J3 L JJ S P E L. i; 'k Zal leven in Parijs, daar Reden zegeviert! In 't midden van een volk, zoo groot, zoo hoog te roeMaar Hechts 't beminlijkst volk te noemen, (men, Toen 't allerdiepst vernederd wierd! 'k Begrijp intusfehen, dat 'er, eeven als voor deezen, Om wel te leeven, ook nog geld zal moeten weezen. a r i s t u s. Wat meer. epimenides. Gij hebt gezegd, dat gij mij helpen zoudt, Om eenen kleinzoon van een mijner oude vrinden, Die in zim tijd een braaf Notaris was , te vinden : 'k Had, vóór mijn laatften flaap, hem eenig geld vertrouwd, Ik hoop dat, vóór mijn vrieuds verfterven, Die fom door deezen braaven man Voor mij gefteld zal zijn in handen van zijne erven, Naardien ik thans dat geld bezwaarlijk misfen kan; Wil me ook een Procureur bezorgen, Met wien ik fpreeken moet van zekere oude zaak; Zendt me ook een fnijder, die, vóór morgen, Mij nog een nieuw pak kleêren maak'; Dit, dunkt mij, heb ik wel van noode, Want dit is, naar ik merk, juist niet naar de eerfte mode. A r i s t u s. Ik zal 't bezorgen, zoo 't behoort. B VIER  i8 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, VIERDE TONEEL. epimenides, alken. Zoo ben ik dan op nieuw een burger van decze aarde ; Mijn lot is eenig in zijn foort, En echter mijn geluk verkrijgt geen hooger waarde. 'k Maak vrinden op dit wereldrond, En zelfs de liefde boeit mijn hart door haar vermogen , Maar zie ik voor mijn heil den langgewenschten ftond, Dan fluit een diepe flaap voor honderd jaar mijne oogen; Ontwaak ik uit die doodfche rust, Dan is mij alles vreemd, ik ben van niets bewust; De vrinden, die ik had verworven, Mijn lieve minnares, mijne allerhoogfte wensch, Zijn allen overlang geftorven, En ik herken geen enkel mensch: Daar is nochtans, van al het geen ik nu moet derven, Niets, welks gemis mij nog met zoo veel fmert beftormt, Dan 't minlijk beeld , dat ik tot egaê zou verwerven ... Maar ze is gewis niet meer, of door den tijd misvormd... Vijl'-  B L IJ S P E L. JQ V IJ F D E TONEEL. epimenides. josephine. d' ii a r c o u r t. Josephine, tegen d'Harcourt, in 't verfchiet. Neen , blijf Mijnbeer; gij kunt mij niet weerhouèn ; 'k Moet hem van nader bij befchouwen. ((F Harcourt blijft M een laan , zoo , dat hij van de aan. Schouwers kan gezien worden.) epimenides, Jofephine gewaar Ö wordende. h Zijn haar gelaat, geftalte en trekken; zeker ja! Zij is 't, het is Amelia. (Tegen Jofepliine.) De tijd, die alles hier beneden Verflind , verfchoonde dan uw lieve aantreklljkheeden! Uw oog heeft zoo veel vuur, uw kleur is nog zo friscb Alsöf uw leevensloop geen uur gevorderd is. josephine, Het compliment is waarlijk aardig: Het fchijnt dat mijn gelaat u tot verwondring ftrekt l En 'k ben misfehien erkentenis - waardig Dat u mijn oog geen fclirik verwekt. b 2 ep!}  «o de ONTWAAKING van EPIMENIDES, epimenides. Neen: maar ik dacht geenszins (ik wil 't ronduit verklaaren) Dat, volgens de natuur, het immer kon gefchiên, Dat ik u nog zoo fchoon, zoo jeugdig weêr zou zien; Gij hadt genoegzaam twintig jaaren, Toen ik u in Parijs mijn liefde blijken liet; Sints fliep ik reeds eene eeuw; want minder flaap ik niet; En nu vind ik u weêr, veel fchooner dan voor deezen; 'k Staa dus met recht verzet; het is iets vreemds, voorwaar, Om op zijn honderdtwintigst jaar Zoo jeugdig en zoo lief te weezen.... Gij zwijgt: verdien ik een onthaal, zoo ftug en ftraf ? Ontrouwe! zij befpot me en wend haare oogen af. josephine. Ontrouwe!.. 'k ben dan vrij voorbarig in mijn zaaken: Mijnheer, wij moeten eerst nog zamen kennis maaken. epimenides. Ons echtverbond nam, door mijn flaap, een andren keer. josephine. Aan mijne zij kreeg nooit een minnaar vaak, mijnheer. epimenides. 'r. Taar zestien honderd ....  B L IJ S P E L. ai josephine. Neen! uw reekning doet u dwaalen;.. Geen honderdtwintig jaar ... ik kan naauw zestien haaien. epimenides. AmeÜa! josephine. Die naam wekt eerbied en ontzag, Mijn vaders grootmama heeft ook dien naam gedraagen En menig'een, om mij te vleijen of te plaagen, Zegt, dat ik mij bij haar volmaakt gelijken mag. epimenides. 't Word me alles klaarder dan te vooren. JOSepiiine, tegen i Harcoutt. Kom maar terug, gij moogt het ovrige wel hoorei', Daar is nu geen geheim meer in: Al wat ik weeten wilde is mij genoeg gebleeken, Maak dus volkomen Haat op mijn geirouwe min, In weerwil van al uw gebreken. B 3 ZES-  23 de ONTWAAK ING van EPIMENIDES , ZESDE TONEEL. De vorigen. gorgi, (fchrijvcndc in een Zakboekje.1) g o r g i, (ter zijde. ) Het blad van Drusfel moet nog af. — Hoe veel van Oostenrijk zal ik 'er feiten vallen? Twee- of drieduizend? neen! daar moet wat meer na't graf! Mijn nieuwspapier moet met meer aakligheeden brallen , Dan de overigen met hun allen ... Wel twintig duizend man bleef in den laatften^flag. (/;(/ loopt tegen Epimaüdes.') 'k Verklaar u , dat ik u niet zag : Vergeef me , ik ga. e p i m e n i de*. Gij kunt wel blijven} *k Zal u niet hir.dren in uw fchrijvcn. t g o r g i. : Ik meet wel fchrijvcn, 't is mijn zaak.., Mij.ihceren , zo gij in wilt teeknen..? epimenides, Mijnbeer, wsaröm niet? met vermaak: Maar  B L IJ S P E L. 23 Maar zeg ons eerst, waarop?'k wil liever eerst bereeknen Of 't wel een werk is van mijn fmaak. (:bd ; :■ :'. i; GORGIt • , Mijnheer, het is geen geld vcrloorcn : 't Is.een belangrijk blad, dat, eeven naa den nacht, Reeds in de ftad wordt rondgebragt En dan aan gansch Parijs, met zekerheid, doet hooren Al wat in Braband is gefchied den dag te vooren. I>'h A R c o u r t. Voor mij, ik (la 'er van verftomd, Dat gij ons 's morgens reeds voorziet van nieuwigheeden Uit Brusfel, Brugge, Gend of bijgelegen fteden , Daar hier de post niet eer als 's avonds binnen komt. corgi, De post komt veel te langzaam binnen; Ik wacht niet na het nieuws; ik raad het al, mijnheer:' Het geen de post ons brengt leg ik eenvouwdig neêr, Dat haalt niet bij 't geen wij verzinnen. e p i m e k i d e s. Dat is bedrog van 't volk. B 4 gor'  s4 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, g o r g i. Het volk is braaf en goed! 't W!l maar bewogen zijn en 'k zoek het te behaagen; 'k Schrijf (leeds van eedgefpan, van heimelijke laagen, Van mijnen , van kanon, van vuur en ftaal en bloed; Ach lleeren! wilt gij niets van eigen vinding leezen, Wat zou dan toch de (taatkunst weezen? d'harcourt, geld geevende. Gij fpreekt 'er waarlijk aartig van. — Nu, 'k teeken in op uw roman. c o r g Mijnheer gelieft 'er mee te fpotten. ( hij gaat voort met fchrijven.) De Aartsbisfchop, door zijn moed bekend, Verloor zijn laarzen en zijn harnas, in het end; En men vermoordde, digt bij Gcnd, Maar twce-en-tagtig Patriotten. ZE'  B L [] S P E L, 25 ZEVENDE TONEEL. EPIMENIDES. JOSEPHINE. D1 HARCOUR T. EPIMENIDES. Gij Haat hier fchriften toe, zoo vol bedriegerij? D'll A R C O U R T. Men lagcht om hunne auteurs, hun fchimpen en hun raazen; Zij vinden geen geloof als enkel bij de dwaazen. EPIMENIDES. En word dat niet gefluit, van de eene of andre zij? D' HARCOUR T. De drukpers en de tong, het is hier alles vrij. EPIMENIDES. Men was voorheen min zacht; zelfs om een zotternij Kreeg men, op order van den Koning , De holen der Bnflille een tijd lang tot zijn wooning. B 5 d'har-  aC de ONTWAAK ING van EPIMENIDES, d' h a k c o. u r t. Die wooning is te niet, die vesting Maat niet meer. e p i m e n i d e s. Kan 't zijn! wat zegt gij mij! d'h a r c o u r t. Haar mnuren liggen néér. epimenides. Hoe, dat Kafleel, zoo groot, zoo fterk, zoo hoog verheDat aan geheel Parijs de wetten fcheen te geeven, (ven, Waar tegen zelfs Condé, zoo wel door list als moed , Drie maanden vruchtloos heeft gewoed? josephine. Men is nu vlugger als te vooren, In onze dagen was een uur of twee genoeg, d'h a r c o u r t. Een braave Burgren-ftoet verloste ons van dien toren En groef de grondvest uit, die zi jne muiiren droeg, "t Befaamd gebouw viel néér, dat, zeden zoo veel jaaren, De razernij en wraak van veel geweldenarren , Der vuige woede van een bi zit of haar vriend Eh  B L IJ S 1' E L. |jp> En blinden argwaan eens Ministers had gediend; Ik zag, voor de eerftemaal, die ijsfelijke holen, Gegraven tot een draf voor een verflokt gemoed, Doch in wier duisternis de deugd vaak wierd verfchoolen, Ontfluiten voor den zonnegloed; 'k zag 't floopen van dien burg der vrijheid aanbevolen, En, door zijn val, den fchuld der Koningen geboet. I e i m e n i d e s. Dit nieuws verkwikt mijn hart meer, dan gij kunt bézbffêfi; Daar zou , in waarheid , mijn gehoor Geen blijder tijding kunnen treffen; Ik dank 'er u van harte voor. Al fchijnt hier alles in Parijs tot vreugd gefchapen, Hoe veel of welk vermaak men had , "t Verloor toch altoos iets door zeekre vreeze, dat Men in die droevige Baflille nog kon Happen, A G T S T E TONEEL. De vorige». Madam brochure. Madam brochure. Wie wil, wie koopt ci: nieuwe ffwk ? Twee duivers, Heeren; fraai van druk; 't Kan tot prefent u dienstig weezen, d'h a ?-  ï» de ONTWAAKING van EPIMENIDES, d'harcour t. Ons? Madam brochure. Voor de Juffrouw; zij houd zeker veel van leezen. josephine. Ho! 't is Madam Brochure. Is '< nog gelijk weleer, Heb: gij veel liedjes? Madam brochure. Ik verkoop geen liedjes meer; Ik fchik mij naar de omflandigheeden, Want, andre tijden , andre zeden ; *k Verkoop nu vonnisfen, befluiten, bij de hoop; Voordellen, fchets der Cónftitutie; Van elke zitting een extract der Refolutie; Men vind hier alles goede koop. josephine. Laat ge al de grapjes dan nu ganschlijk in den loop ? Madam brochure, zingt. 'k Verkocht lang liedjes, aart'g, blij; Galante grapjes; liefde-blaadjes; Ver.  B L IJ S P E L, 29 Vertelfeitjes, vol guiterii, Vercierd met allerlieffte plaatjes. Den jongen liên, die, blij te moé, Om al die (tukjes kwamen loopen, Lachte ik met oogmerk vriendlijk toe. Op dat 'er ieder van zou koopen. Thans, daar die neering minder word, Houd ik bij eedier werk het leeven; Den Geest der wetten, in Int kort, Kan ik goedkoop aan ieder geeven. Komt riken, armen, altegaêr, Komt na Madam Brochure loopen ! De wijsheid voor twee duivers maar, Op dat 'er ieder van zou koopen. Toen zij (teeds rammelden van geld Beminde ik nog de Ariftocraaten; Maar nu, tot Burgeres herfteld, Nu moet ik die parti] verlaaten: 'k Heb goede fchriften; Heeren, hoort! Komt, bid ik, allen tot mij loopen: Ik heb van allerhande foort, Op dat 'er ieder van zou koopen. EPI*  30 di ONTWAAKING val EPIMENIDES, epimenides. Zoo dat gij, naar het geen wij hoorcn, Een boekverkoopfter zijt. Madam brochure. Ten naasten bij, mijnheer ! epimenides'. Gelukkig! 'k vind hier dan die fchoone werken weêr, Wier fchrijveri 'kheb bemind, wier flijl mij kon bekooren; Molière... Madam brochure. Neen, mijnheer; die is niet meer in tel. epimenides. Zijn verien evenwel! die moeten nog behaagen ? Madam brochure. Ja, nu en dan nog in den fchouwburg wel, Maar dat zijn tog de flegte dagen. epimenides. En dan die meester in de kunst, die groote geest, Corneille... Ka.  B L IJ S P' E L. 31 Madam brochure. Glnd gedaan! epimenides. Racine .... Madam brochure. Staak uw vraagen; En weet, Mijnheer, dat thans geen mensch meer verfen leest. epimenides, Hoe! d' ii A r c o u r t. Ja, voor iedere eeuw moet zeekre fpeelpop weezeir Men maalde tien jaar lang van d'Encyclopedie. josephine. En veelen maakten ook voor deezen Een grooten ophef van de werken der Chymie. D'HARCOUR T< Nu won het deeze kunst, dan die!  32 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, josephine. Ook heeft 'er meer dan één' zich aan het hof gekweeten, Die, daar hij zorgde voor de kas, Dan huishoukundig wierd geheeten, Offchoon niet één huishoudlijk was. d'h a r c o u r t. En daar de beurt nu aan de Staatkunst was gekomen, Heeft ze alle harten ingenomen. Madam e r o c h u r zi Elkeen regeert den Start; en 't meisje, hoe coquet, Leest zelfs het Menschlijk Recht, met fmaak, aan haar toilet. d* ii a r c o u r t. Een koopman durft beitann de Koningen te leeren ; Een jongfte klerk meent zelfs de wetten te verkeercn. josephine. Een liedjeszanger zoekt verbeetring in de Kerk; Een danfer ijvert voor het werk Der Admiraliteit beftendig. Madam brochure. Mijn bakker, wijzer dan die andren, fchrijft van 't meel. 't Is  B L IJ S P E L. 33 't Is zeker, altemaal elendi;;, Maar 't word in 't eind verkocht en dan is 't eeven veel. NEGENDE TONEEL. De vorigen. g o r g i. schrab. Madam brochure. Hoe gaat het vrind Gorgi, begint het wat te vlotten Met de ochtend-blar.dj.es? « o r g i, voongaande met fchi-p'ven.-- . ■ gt Is gedaan y , fl , De Ariflocraat befhijd vergeefsch. de Patriotten, Hij kan zijn val toch niet ontgaan, (j Tegen MaddiïL' Srotlmre.) O, nog maar eenige complotten En dan is mijn fortuin gemaakt. Madam brochure, op Sdn-ai vrjzende. Wie is toch deeze heer, wiens oog van gramfchap blaakt? c o r g i. Dat is heer Schrab, mijn kind ; atf die voorheen iets Deed zijne vitterij en vinnig fehrabben beeven. (Tchreeven C Ma-  3{ de ONTWAAKING van EPIMENIDES, Madam b r o c h u r' e. Zijn drift is, naar het fchijnt, inwendig aan den gang* corgi. Zijn fchoone toeleg was reeds lang, Gegronde kennis en goed oordeel door te furiiken; Schoon hij geen kwaad meer doet, hij maakt nog altoos bang, En ik, ik heb geleerd de Cenfors maar ïe ontwijken. (Madam Brochure vertrekt met Corgi.) TIENDE TONEEt. schrab, epimenides, josephine, d' h a r c o u r t. ( schrab. \ ) Die fchrijver is wel infolent. Maar niets verwondert mij in deez' bedroefde dagen ; Men refpeéteert niets meer; is 't niet impertinent, Een Charge van de Kroon , mij wettig opgedragen, Geheel te niet te doen ? daar men mijn rechten fchend, Mij mijn gezag ontneemt? epimenides. Wel dat lijd geen verfchoning! Wat  B L I] S P E L. 33 Wat waart gij dan, Mijnheer! SCHRAB. 'k Was Cenfor van den Koning. Wie had 'er meer gezag dan ik? Ik heb Jean Jacques, 'k heb Rainal, ik heb Voltr.ire Cecenfureerd; ó, 't was een netelige affaire , Maar 'k heb mijn pligt betracht; 'k heb altoos, voor mijn De grootfte fchrijvers zelfs zien Adderen van fchrik: (blik, Ik fchrabde menigmaal'tot comma's zelfs en punten, Wanneer de auteur mij was verdacht, 'k Hield, onder mijne plak, al 't geen dat uit zou munten Getrouwlijk altoos buiten kracht; Kooit wierd de autoriteit verneedring toegcbragt; Als dikwils een oproerig fchrijver Blij dwong te roemen 't geen ik eertijds had gedoemd, Dan fchrabde ik des te meer, ter ftaaving van mijn ijver; En 'k word op't laatst nu Schrab genoemd. EPIMENIDES. Men heeft, naar 't geen gij mij doet hooren , Het Cenfors-ampt dan afgefchaft. SCHRAB. Een naar geval. D' HARCOUR T. Ja, voor mijnheeren de Cenforen. C 2 SCHRAB.  36 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, schrab, Men zal al 't kwaad haast zien, hierdoor aan 't Land beEn hoe ons Frankrijk word geltraft. (fchoorcn, ep i m e n i d e s. Wat rampen, deukt gij dan, dat daar uit fpruiten zouden? schrab. Elk een zal fchrijven wat hij denkt. epimenides. Dat's flegt! schrab. Maar dat men ons geen penfioen zelfs fchenkt! Dat wij ook dat niet mogten houden!... 'k Voel duidlijk dat ik dan veel minder wrok zou voén; Maar ons te laaten gaan zoo zonder penfioen! d' n a r c o u r t. Ziedaar het groote leed; maar kom! gij kunt als fchrijYer Iets maaken, daar altoos nog wat op overfchiet. schrab  B L IJ S P E L. 37 SCHRAB. Ik heb gefchrabt met grooten ijver; Maar iets te manken!... neen, dat niet! B' II A R C O U R T. 'k Herinner me echter, dat te vooren Zeer fcbrandre mannen 't ampt bekleedden als Ccnforen, En dat men d'Alembert, den grooten Crebillon, En anderen van naam daar onder tellen kon. SCHRAB. Die d' Alembert ? die was altoos in 't misvertrouwen Van 't Minifterie; ja, dat was een mlslijk heer; Daar was op hem maar niets te bouwen ; Hij zou Voltaires profe als eerbiedwaard befchouwen: En alles nam hier, door zijn kunde, een kwaaden keer. D' H A R C O U R T. En gij? SCHRAB. Neen, zulk een fmet is mij niet aan te wrijven; En 'k raak toch alles kwijt. ü' H A R C O U R T. ó Hou maar moed! C 3 SCHRAB.  35 de ONTWAAKTNG van EPIMENIDES, s C m r a b. Ik, moed? d'h a r c o u r t. Daar is nog raad. schrab. Neen, neen; wat zou Ik tog bedrijven? d' ii a r c o o r T. Een Secretaris - plaats misfehjen.... schrab. Ik kan niet fchrijvcn, epimenides. Kunt gij dan niets ? schrab. Ja, cenfurceren kon ik goed. E L F-  13 L IJ S P E L. 3Ï> ELFDE TONEEL. d'harcourt. josephine. epimenides. epimenides. Neen , ik kan Frankriiks lot niet meer in twijuel trekken; 't Is vrij; ik zie dien (tap gelijk een weldaad aan, En 't moet voor zijn geluk ten zeekren waarborg (Irekkew, Dat bier het Cenforfchap eens is te niet gedaan; Bedacht, op dat een vorst altoos omringd zou flaan Van ftommen , die men moet beklaagen of verfoeijen : Geen dwingeland lag ooit den vrijen geest aan boeijen, Dan om eerlang het volk in ketenen te (laan. josephine. Mij dunkt, hij fpreekt zeer weL TWAALFDE TONEEL. De vorigen. a s. t s t u s a r i s t u s, tegen Epimenides. Zij zullen daadlijk komen. C 4 epi-  4^. ee ONTWAAKING van EPIMENIDES, e p i M- e n i o e s. Gij heb' te groot een zorg en moeite op. n genomen• a r i s t u 6. Gij zult hen allen .zien , wier bijfhnd gij begeert; Maar toen ik iedereen deed weeten, Dat, naa zoo ing een Harp, bijna een dood te heeten, Thans Epimenides hier was terug gekeerd, Keek eik mij aan en lagchte , en 't vond bij geen van allen Geloof: eik wilde u zien en weetcn, of't zoo was? Zij volgen mij; gij zuit u ras op 't lijf zien vallen..... Ziedaar, daar is mijnheer Fatras. DERTIENDE TONEEL. De vorigen. fatras. fatras tegen Epimenides. ■ Gij zijt, Mijnheer, naar 'k heb vernomen, Uit de andre wereld weêrgekomen? üeez' wereld heeft al wat veriindring ondergaan, Die gij gewis, naar mijn gedachten, Ook zult bafpotten en verachten, Want 'k zie u voor een man van zeer goed oordcel aan. £ l' i-  B L IJ S P E L. 41 EPIMENIDES. Ik ben een groot vrind van verandering ten goede, Maar vijand, zo ze onnuttig Is. FATRAS. Nu, die van onze fiad brengt u gewis in woede ; Wij zullen 't eens zijn, naar ik gis: Het Recht, bij voorbeeld, dat's een zaak, die voor mij Dat 's een beroep, dat ik verftaa; (klaar is, 'k Heb veertig jaar geleefd van Aflens, van Salaris, Advijs, Befogne, etcetera. De vracht der (lukken van 't proces deed vaak mij zweeten, En 'k heb op deezen rug tien tabbaards reeds verflceten; Maar niets heeft ooit mijn fmaak geftuit Voor 't Crimineele Recht, dat was mijn lust en leeven; Daar muntte ik eigenlijk in uit; Nu word een nieuwe form mij zoo maar voorgefchreeven, Op dat ik in 't vervolg daar naar mijne uitfpraak doe! Van onze vroegere Decreeten Word niets gerefpefteerd, die worden maar vergeetcn; Zij fehaffen alles af, tot zelfs den pijnbank toe. Hun nieuwe wijz' van procedeeren Stelt, dat men , eer men flraft, de misdaad moet prouveeEn dat, zoolang het feit niet klaar beweezen word, (ren Het vonnis daaromtrent moet worden opgefchort; O, wil men alles maar voor goede munt ontfangen, Dan word 'er nooit een opgehangen. C 5 EPI-  4tt OE ONTWAAKING van EPIMENIDES, 'epimenides. Zeer goed; die fchïkking vind ik puik. fatras. Dr.t hoor ik mij door elk vertellen. a r i s t u s. Waarom uw geest dan zoo te kwellen ? d' ii a r c o u r t. Ik hou het met de rede. fatras. Ik met het oud gebruik. Ik zie maar al te klaar, die gruwelijke fehrijvers, Eerlooze ontdekkers van het Bijgeloof, alleen Zijn de oorfprong van dit kwaad, ja , die zijn de eerfte Van die vervloekte nieuwigheèn. (drijvers Wij hebben dan vergeefsch gewoed en door beuls-handen, Ter fmo. ri ; van hun naam en van een werk, zoo fnood» Vergeefsch in 't openbaar die fchriften doen verbrandep, Daar die vervol,rng zelfs hun glorie nog vergroot: Wij zien Rousl'e. \x en dien Voltaire uit hunne graven Het volk nog aan" hun leer verflaaven. Ik voel een zucht na wraak in mijnen boezem woên; j«  B L IJ S P E L. 43 Ja *k zal mij wreeken en, uit enkle desperatic, Een eisen doen. a r i s t u s. Tegen wie? fatras. Wel tegen onze Natie. Gewis, Mijnheer, dat zal ik doen ; 'k Zal die doormengen met de vinnigfte apoftroofen Omtrent een Koning, die zoo goed was en oprecht, Dat hij zijn Sanctie heeft gehecht Aan 't raads befluit van Filofoofen. (hij loopt weg.) VEERTIENDE TONEEL. j0sepiiine, d' harcourt, cheisantes, klaas , epimenides. josEPiiiNE t'gsn d'Harcourt Die kwast is grappig als hij gromt. d'h a r c o u r t tegen Jojeph'mt. Hoe fpot gij met zijn toorn? ep i-  4* de ONTWAAKING van EPIMENIDES, epimenides. Zo gij 't mij kunt doen weeten} Zeg dan, wie is die lieer, die ginter tot ons komt? a r i s t u s. 't Is een oud krijgsman, die Chrifantes word geheeten. d' ii a r c o u r t. Zie welk een wind hij maakt, wat kuuren hij vertoont! josephine. Hij fchijnt vooral niet zacht van weezen. a r i s t u s. Hij is een Edelman, die in Bretagne woont, Ik ken hem zedert lang voor deezen. josephine. Hij heeft een dogter die ook lang mijn vrindfehap had. ( Tegen Klaas.) Dag Klaas! chrisantes tegen Arïstus. Die boer is één van mijne afhangelingen. k laas,  B L IJ S P E L. 45 KLAAS. . Wel, w.u is dat Parijs een flad! C II R I S A N T E S. Wat doe jij hie; ? KLAAS. Ik heb gedaan met al mijn dingen, Den zomer hard gewerkt, den herfst ter jagt geweest, Nu zoek ik in Parijs wat rust voor lijf en geest: Ik hoop, Mijnheer zal 't mij vergeeven. CHRISANTES Jou lompen! zeg, heb je een proces hier in de flad? KLAAS. Wij hadden 'er een groot; wijl 'k vrees voor d'uitflaghad, Deed die mij vaak voor al de Franfche boeren beeven; Nu winnen wij 't, en ik, door dankbaarheidgedreeven , Ik kom hier in Parijs, om hen te zien alleen, Wier zorg, door wijze rrjidsbefluiten , Ons, landlién, weder in ons wettig recht doet treên • Het misbruik affchnft en het kwaade zoekt te fluiten; Die ons verlost heeft van de tienden, ons verd;iet; Ik fpreek nu zelfs nog van de hceren - dienften niet. c H R i-  4oj} «»o flov ooJv i V IJ F T I E N D E TONEEL. De vorigen^behalven c n r i s a n t e s. epimenides. Uwe eeuw word indedaad de fchoonfte der hiftorie, En 't Franfche volk, dat thans zijn rechten grondig weet, Naa dat het ailes voor eer Vorllen grootheid deed, Werkt eindiijk voor zijn eigen glorie. ZES-  4T3 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, ZESTIENDE TONEEL. De vorigen. een abt. De abt, zingende op de wijze : ]'ai perdu mon Euridice. Ik verloor mijn benefieies, Niets, niets haalt bij mijne fniert;... epimenides. De fmert fchijnt hem niet erg te ranken Die hij met zang te kennen geeft. De abt, ter zijde. Zoo van ons goed, terwijl men leeft, De Natie erfgenaam te maaken. epimenides. Hoe dat? De abt. Die randen van een Koning, veel te goed, Die menigte Gedeputeerden, Wien  B L IJ S P E L. 0 Wïen , zonder dat men weet waarom, elk hulde doet; Die nooit dan bij geval iets nuttigs refolveerden, Doen voor't belang van'tLand(zoo't heet) een kostlijk werk: Ze ontneemen ons ons geld om 't aan den Staat te geeven; En willen ons, ö fpijt! zelfs dwingen , om te leeven Naar al de Canons van de Kerk. josephine. Wel dat is waarlijk al te fterk! De abt. Ik vind hun flaatkunde onbefcheiden; De flrikken, die men fpant, zijn tegen mij juist niet) Ik kan nog al een zoet, vermaaklijk leeven leiden Van 't weinigje, dat men mij liet. a r i s t u s. Waar kunt ge u dan nog om bekreunen? De abt. ö! Leed ik Hechts alleen, dan had Het minder nood; Voor andren, buiten mij, is 't onheil ruim zoo groot. Zij, die 'k weldadig door mijn hulp kon ondcrfteunenj Zij allen moeten, daar ik zoo veel minder trek, Nu in een Gasthuis ligt gaan flerven van gebrek» De nood der fchoonen kon altoos mijn deernis winnen} Ik heb» toen mijn beflaan zoo naauw niet was bepaald, Wel duizend kroonen 's maands betaald , Tot troost van arme bloedvrindinnen. D d ' n a R-  50 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, d* ii a r c o V r t. Voor vrinden niet? alleen voor bloedvrindinnen maar? ' De abt. Bloedvrinden heb ik niet, wier nood ik kan verligten; 'k Heb niet als enkle lieve nichten: 't Zijn weesjes. josephine. Van hoe oud? De abt. Wel de oudfle is twintig jaar. Mijnheer, gij kunt dus duidlijk merken , Hoe gaarne ik goed aan al mijn bloedverwanten deed; En dat ik de inkomst van tien ampten heb belteed, Niet om mijn nut, maar 't nut van andren te bewerken. a r i s t u s. Wel, men behoorde toch nog eenig onderfcheid Te maaken met een man, van zulk een edel harte. De abt. Men neemt ons alles af. e p i.  8 L IJ S P E L, 0| epimenides. ■ Uw onheil baart mij fmertê» d'h a-r c o u r t. 'k Beklaag die arme Geestlijkheid. josephine. En ik beklaag die arme nichten.— Gij houdt de Vesper en de Metten-toch? Gewis.' Zie welk een vuile trek dat is; Ze ontneemen ons het geld en laaten ons de pligten. d' h a r c o V r t» Terwijl thans elke Hand hervorming ondergaat, Was ze ook wel eeuigzins van nooden in uw ftaat. De abt. Zo zij de zaak uit een gansch fhïjdig punt befchouwdea En deeden niet'als nu, zij Haagden mooglijk eer. ;ï30b* anbssn ^isïoqiiiv t'ic&dnjter ,a*cft'>{itn o.'ü Da jo.  52 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, josephine. Wat moesten zij dan doen, naar uw begrip, mijnheerP De abt. Ons 't werk ontneemen en het geld ons laaten honden, ( Hij vertrekt.) ZEVENTIENDE TONEEL, c a b r i o l e en de vorigen, behalven de a p, t. cabriole. Mijnheer, bedroog mij mijn verw*chting, Of is het waar, dat ik in u den man ontmoet Die Epimenides genaamd word? epimenides. cabriole. 't Is de achting Die mij tot u, mijnheer, vrijpostig naadren doet. epi-  B L IJ S P E L. 55 epimenides Gij doet mij zeer veel eer. cabriole. Mijnheer,gij zaagt voor deezen Den Grooten Lodewijk in al zijn heerlijkheid. epimenides. cabriole Welk een rijk, mijnheer, daar kon geen grootfcher weezen! epimenides. 't Had ongetwyfleld majefteit. cabriole. Hij minde dans, muzijik en kunflen boven maaten En in VerfaiÜes wierd altoos gemuficeerd. epimenides. Ja, maar daar zijn 'er veel, die zijne ftaatkunst haaten. D 3 ca-  54 de ONTWAAKING van EPIMENIDES» CABRIOLE^ 'k Had zeker toen ter tijd in 't danfen gebrilleerd { epimenides. Voor 't nieuwe fteliel knn ik 't oude wel vcrlaaten. Zijn Hof... cabriole. ó! Welk een Hof 1 daar ging elkeen, met glans, Een Maarfchalk, Hertog, ja de Koning zelf ten dans'; Mar.r Frankrijk kan niet meer het oude Frankrijk heeten, 't Ontaart geheel en al en 't danfen word vergceten! De Staaten knijpen ons de keel toe; 'k weet geen raad ; Het krielt van boeken, daar de fchrijversons meè plaagenj Want ieder is, in deeze dagen , Een wetgeleerde of een foldaat. Moet men niet met verwondring hooren, Dat menig hoveling, pas in zijn jouglings tijd, Zich reeds der drooge ftaatszorg wijd! Al zulke jonge liéti zijn voor den dans verlooren! 'k Loop fints zes maanden werkloos rond; Mijn vrinden zijn, helaas! gevlugt na de Sarmaatenjj 't Was onder onze Ariflocraaten, Dat ik mijn beste foort van leerclingen vond, a r i s t u s. 't Is thans uw zaak, u tot den burgerftaat te keeren. C A'  B L IJ S P E L. 55 cabriole. Ik wilde liever liên van de eerfle Clasfe leeren; Maar 'k zie wel, hoe "t hier ook meê zij , Dat ik thans daalen moet van haar tot burgerkindren; Dat ik , met enkle Grooten , mij . —„ Moet voegen bij de volkspartij ; 'k WH met Montmorencij mij wel zoo wat vermindren; 'k Zal ook een burger zijn naar de algcmeene wet En ik verander van methode : Ik geef een bal; het zal een feest zijn naar de mode, Met een Nationaal ballet. d'harcour t. Zulk een ballet zal wis behaagen: De zaakcn neemen thans, mijnheer, Van tijd tot tijd een goeden keer En eerlang zien wij beter dagen ; Dan komt die zachte vreugd en die befchaafdheid weêr, Die Frankrijk fleeds zoo veel beminlijks wist te geeven, En, door de omltandigheen i.i haaren loop belet, Siuts vijf zes maanden wel een weinig is verdreeven. cabriole, (ilanjende heen gaande.) Zoo zal de groote kunst van danfen weêr herleeven. D 4 d'iiar-  (0 PK ONTWAAKING van EPIMENIDES, d' ii a r c o u r t. 6 Ja. cabriole. Dan is de flaat gered! AGTT TIENDE TONEEL, ï p i m e n i d e s. josephine, a r i s t V s , d'harcourt, gorgi, schrab, Madam brochure, d 1 ji o b, a r i s t u s. Daar komt een Democraat, die Damon heet. d'h a r c o u r t. Gepreezeu Als Redenaar door 't volk, dat na zijn lesfen haakt; Die eertijds plagt fpion te weezen En nu gemeensman is gemaakt. damon, tegen den Alt, op Epimenides wijtende. Is 't deeze ? De  IJ L I] S P E L. 5? De abt. damon. Naar 't geen zich uit verfcheiden zaaken, Zijn trotfcheu gang, zijn fier gelaat, Zijn groote bef en pruik gemaklijk op laat raaaken , Is 't zeker een Ariftocraat. Madam brochure. Ei denkt gij dat? d a m o n. Wel ja; wie kan 't in twyffel trekken? De abt. Corgi kan hem altans niet tot een voorfpraak {trekken, Wijl hij niet ingeteekend heeft Op 't blaadje, dat hij daagiijks geeft. Madam brochure. Men kan 't voor 't minst wat laaten duuren, D 5 De  de ONTWAAK ING van EPIMENIDES, De abt. Hoe is Gorgi niet hier? hij komt dnn nog misfchien. Wij hebben veel gelijks; volmaakt dezelfde kuuren, Wij zijn zelfs dikwilsvoor malkander aangezien. QDe Rollen van Gorgi én den Abt worden door denzelfden Aeleur vervuld.) damon, tegen Aristus. Hoe ? gij, als burger, zoo het feheen , zoo braaf en waardig; Gij, die in onze Wijk zoo wél, zoo ijvrig fpraakt, Gij loopt met een' , die in verdenking is geraakt Van heimelijk verraad ? aristus. Wie, hij? dat's niet onaardig; Hij komt pas uit een flaap,( dus heeft uw vrees veel fchijnj) Die zedert honderd jaar zijne oogen hield gefloten. josephine. Men kan ook in den droom fomtijds verraadiijk zijn." damon. Hebt gij dan niet geleefd bij Lodewijk den Grooten? I p i-  B L 1] S P E L. e9 epimenides, Dat fpreekt van zelf. u a m o n, Dat Hof was 't volk niet toegedaan; En gij, gij kost welligt een heimlijk zendling weezen .. josephine, Uit de andre wereld weêr verreezen... d' ii a r c o v r T. O! daar gelooft men niet meer aan, Al I 51 ii s, Hoe? zoekt gij eeuwig dan dien argwaan op te wekken, Die, daar hij dient ten glimp aan wreedheid en geweld, Den invloed van de wet baldadig zoekt te rekken En gaarne als heilig zag geteld Die gruuwlen, die reeds lang tot Frankrijks fchande firckken? josephine. 't Is haatlijk, buiten tegenfpraak. li Bemin het volk en zijne zaak; Maar 'k gruuw van bloeddorst en ik kan nog niet vergeeten, Dat mijn fehoenmaker, een onfchuldig fterveling, Mis-  <6o de ONTWAAKING van EPIMENIDES, Misfehien, bij toeval, ééns Ariliocraat gcheeten , Ter naauwernood de galg ontging. d' h a r c o u r t. Verwijdren wij niet meer hen, die, naar de ondervinding, De fchoone kunften en den handel bloeijen deen; Hunne oogenblikken van verblinding Zijn reeds genoeg geboet; beiivrcn we ons alleen, Om hier de kunften en den welvaart op te beuren; Wij zullen hun gemis, zo 't langer duurt, betreuren. damon. Wnaröm toch maakt gij u ftecds moeilijk zonder reen? 'k Verdenk dien lieer; dat moet ik zeggen en geloovcn; Dit 's 't recht der vrijheid dat mij niemand kan ontrooven. a r i s t u s, De vrijheid geeft geen recht tot fmaad; 't Is flegt, als 't misbruik vóór het nut der vrijheid gaat. damon, 'k Beken mijnheer, uw taal gaat mijn begrip te boven;-» Gij fpreekt zeer vreemd en wonderlijk; En wil men hier het geen gij zeggen durft vertrouwen, Hoe zal men in 't vervolg eene aanklagt dan befchouwen, Zoo nuttig, t'allen tijd, voor 't welzijn van een rijk. irr  B L IJ S P E L. gij wilt nochtans 't verfoeilijk misbruik ftaaven , Dat fteeds een bronaer was van veel bekommernis, Elk aan den lira! bren wensch der ftaatsliên wil verflaaven Of 't haatlijk momtuig van een trotfchen volksvrind is? d' h a r c o u r t. 't Is waar,men zoekt fints lang, zijn toevlugt tot die fnoodheid. josephine. Men zoekt ze, maar ik ftel, dat dit vergeef>ch gefchied; De Franfchen zijn te goed; hun hart te vol van grootheid. damon. Wat mij betreft, dat doe ik niet: Ik klaag met drift en moed Ministers aan en Grooten, Die ons verachten en verftootcn : 'k Eisch rustig, dat men recht aan 't volk verfchaffen zal; Men moet het wreeken. a r i s t u s. Men berainn' het boven al! Men  62 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, Men tmchtc aan 't zachte juk der wetten te gewennen Dat volk, het geen rol moed het dwangjuk wierp te neêr; Men hitz' zijn drift niet aan, maar martig' die veeleer En leer', tot zijn geluk, het volk zich zeiven kennen. epimenides. Mijnheer, 't is zeker, dat het volk ,ten allen tijd' , Zi n vleijers had, zoo wel als al de dwingelanden; Hoe menig loosiiart heeft zijn dienst aan 't volk gewi:d, En zocht, uit trots, zijn gunst, ja kuschte het de handen; Die eevenëens, wierd hem Hechts hoogheid aangeboön, Gelijk een Vorften - (laaf zou knielen voor den troon. De braave volgt zijn hart; haat alle kruiperren ; Spreekt fteeds gelijk hij denkt en kan geen ftervling vleijen» damon. Als alles komt tot rust en ieder is te vreên, Dan is het uit met mijn belang bij 't algemeen, Geen mensch zal in Parijs mijn hulp dan meer begeeren, JOSEPHINE. Dan kunt gij weder na de vreemde Hoven keeren. ( Damon gaat heen.') N E-  B L Ij S P E L. 6i NEGENTIENDE TONEEL, De vorigen, behalven damon, epimenides. Wat mensch is dat! ar i 119 Si Het is een huurling, die, om geld, Alleen zijn voordeel zoekt in haatlijk volkberoeren; Die, tegen vrijheid, woest geweld En vuigen moetwil aan wil voeren; Hij is in 't eind bekend en heeft geen invloed meer: Wij fnuikten reeds de magt en hecrschzucht der tijranncn Laat ons de hoofden ook van 't muitziek volk verbannen En vellen wij hun trotschheid neêr. Gaan we ook regeeringloosheid tegen; Door haar heeft vaak op nieuw de flavernij gewoed; De wijsheid is 't alleen, die ons verzeekren moet 't Geen wij door dapperheid verkreegen. TWIN-  04 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, TWINTIGSTE en LAATSTE TONEEL. epimenides. josephine. a r i s t u s. d' harcour t. klaas. Een Officier ca twee Soldar.ten van de Nationaale Garde. a r i s t u s, tegen Epimenides* Ziedaar de Ileeren, die 'k, op uw verzoek, ontbood. De sn ij der, (Militair.) Mijnheer, 'k ben tot uw dienst.... epimenides. Uw goedheid is te groot.. .< ( Tegen Aristus.) Ei zeg wat doen hier deeze lieden, Soldaaten met een Ollicier? 'k Had u verzocht voor mij te ontbieden Een ihijder, die ... De s n ij d It r. Is Musketier HU  B L IJ S P E L. 6$ epimenides. IVlijn Procureur? De procureur (Militair.") Is Grenadier. epimenides. En mijn Notaris,... ook bij deezen? De notaris (Militair.) Heeft de eer van Capitein te weezen. d' h a r c o u r t. Elkeen voert hier 't geweer, en die vereende magt Maakt, dat der Franfchen vorst bij zijne legervaanen Zoo veel foldaaten telt als dankbaare onderdaanen; 'k Heb morgen aan zijn hof de wacht. klaas. ö Ja, die eer heeft nu de burgerlijke Garde; Ceen onzer die voor hem niet in het vuur zou gaan; En zie, al heb ik juist den blaauwen rok niet aan, Ik draag ten minflen de Cocarde. ft I pi '  66 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, epimenides. Vergunt me één oogenblik, dan fpreeken wij ta znam': De naam van Franschman is voor mij de fchoonfte naam. a r i s t u s. Wel, blijf dan in Parijs. epimenides. Ja, 'k word uw medebroeder. d'harcourt, tegen Epimenides. Hoor; zo gij bij geval ('t geen mooglijk kon gefchiên) Dit lieve meisje alleen mogt zien, Neem haar dan toch niet voor haar overgrootemoeder. Het Ballet begint. LIEDJE. josephine. Als eens iemand mijner vrinden Weër vertrouwlijk met mij praat, Moet ik u niet geemlijk vinden; Maak  B L I] S P E L 67 Mank op mijne liefde fiaat; Wil op mij vertrouwen (tellen, En befpied mij niet altans: Laat u geen jaloersheid kwellen... Foei, dat woord klinkt (legt in 't Fransch. D'HARCOUR T. Neen, geen poging kan mij baaten Tot verfterking mijner min; Word de fcheiding vrijgelaaten Ligt verandert gij van zin. j o s e p 11 1 n 1. Neen, daar zal ik nooit om vraagen; Wees niet wuft als veele mans, Laat ik fteeds uw oog behaagen En word nimmer al te Fransch. cabri ole. 'k Min hen, die, door dappre daaden, Eer doen aan 't gemeenebest; Hen, die zich met bloed verzaaden, Schuuw en haat ik als de pest. E 3 Laat  <53 de ONTWAAKING van EPIMENIDES, Laat Europe ons Vrij befchouwen, Steeds bemind en fteeds gevreesd, En laat ons altoos behouên Onzen blijden Franfchen geest. De abt. Zegt van Brusfels Krantenfchrijver, Lieve Juffers , tog veel goed ; Daar ge, al liegt hij in zijn ijver, Alles niet gelooven moet. Men wil wel verdichtfels hooren; Gij weet, tot uw fchade, altans, Dat bedriegers ook bekooren; Uwe minnaars zijn wat Fransch. Madam brochure.' Deelen wij, zoo veel wij konnen , Elk de vrucht der vrijheid meê: 't Is door haar dat wij verwonnen; Schenken we als verwinnaars vreè. Laat ons Frankrijks haaters leeren, Hoe we ons wreeken door een lied; Zij die andre wraak begeeren, Hebben 't hart eens Franschmans niet. Dé  li L IJ S P E L. <59 DC A B T. 'k Zie mijn ftaat geheel verkeeren, 'k neem het alles vrindlijk op; Veele geestelijke Ileeren Steekt het erger in den krop. Wil de min mij gunftig blijven Zoo als ze altoos is geweest; "k Zal mijn druk door zang verdrijven En behoü den Franfchen geest. EPIMENIDES. 6 Beftuurder van mijn leeven, Vorst der menfchen en der Goón, Wil mij, zo het zijn kan, geeven, Dat ik voorts hier leeve en woon'. Doch zo 'k weêr in flaap moet raaken, Gun mij dan dat goedheids blijk, Dat ik altoos mooge ontwaaken In der braavc Franfchen Rijk. EINDE.  ■ El  Bij de Uitgeevers deezes is mede gedrukt, .zedelijke t0neeloeffeningen,4 deelen in 8vo, bevattende de volgende (lukken : I. Deel. Onderzoek over het DRAMA. ADELAARTofdeZEGEPRAALENDE DEUGD, gevolgd naar Jencval, ou le Barnwell Frajipis , van Mercier. De DESERTEUR, Toneelfpel, naar Mercier. De ENGELSCHE VONDELING of de ADELY- KE SCHRIJNWERKER , Toneelfpel, naar 't Fransch gevolgd. II. Deel. De RECHTER, Toneelfpel, naar Mercier. De FABRIKEUR van LONDEN, Toneelfpel, naar 't Fransch van Falbaire. De EERLIJKE ARMOEDE , Toneelfpel, naar Mercier. III. Deel. EUGENIA , Toneelfpel. naar Beaumarchais. De JAGTPARTIJ van HENRIK DEN VIERDEN, Toneelfpel, naar 't Fransch van Collé. De EDELMOEDIGE WEDUWE, Toneelfpel, naar 't Fransch van Costard. ERASTUS, Toneelfpel, naar 't Hoogduitsch van Gesner. IV. Deel. De VALSCHE VRIEND, Toneelfpel, naar 't Fransch van Mercier. en De ONVERWACHTE WEDDINGSCHAP , Blijfpel, naar 't Fransch van Sedaine. NB. Bovengemelde Stukken zijn met fraaije Tijtelplaten vercierd, en op gr. en kl. papier te bekomen. Als medeï willek de eerste, Prins van Oranje, Treurfpel, in gr. 8vo.