REGLEMENT ORDONNANTIE, op het HAVENEN en BETALEN van HAVENGELD, voor de SCHEPEN in de HAVEN van bet NIEUWE DIEP en de HELDER. ïn den HAAö, ter 'sLands Drukkery. 1797.   C 3 ) GELTKBEID, V R THE I Dl BROEDERSCHAP. PUBLICATIE. Het committe tot de zaken- van de ma» RINE, refiieerende in dem Hage. allen den genen die deze zullen zien, of hooren leezen, Heil en Broederfchap! Na dat de provifioneele Reprefentanten van het Volk van Holland, by derzelver Decreet van den 2oft©a Mey 1795* tot meerder bevordering en eenparigheid in het beftuur van de zaken van de Zee, hadden goedgevonden , de directie en het toeverzicht over de Haven van het Nieuwe Diep, met al dat geene daar toe betrekking heeft, aan ons op te dragen, hebben wywel onzen aandagtal aanftonds gevestigd op al dat geene, hetwelk zoude kunnen dienen, om deze Haven meer en meer te doen ftrekken, tot eene veilige Leg-en Bergplaats voor 'sLands Schepen van Oorlog, gelyk ook voor de Commercieerende Scheepvaart; doch, alvorens daaromtrent A 2 iets  * i 4 ) iets bepaaïdelyk te refolveeren of vast te ftellen, door een ruim verloop van tyd willen geïnformeerd worden, op welken voet en wyze eene Generale Ordonnantie of Reglement op het havenen van de fchepen in de Haven van het Nieuwe Diep aan de Helder en het betalen van een billyk ! en evenredig Havengeld , tot onderhoud van dezelve Haven, zoude kunnen worden gearresteerd en geobferveerd. Na een langzaam en bedaard onderzoek, vinden wy ons thands in ftaat, om, met eene behoorlyke kennis van zaken , omtrent een zoo gewigtig onderwerp billyke vastftellingen te kunnen maken. Wy hebben hier by onder anderen in confideratie genomen, dat de Commercieerende Scheepvaart, reeds zederd een zo geruimen tyd, van voorzeide Haven, de aanzienlykfte voordeden genoot; en dus zoo wel, als de Marine van den Staat, by de confervatie en verbetering van dezelve i het hoogste belang heeft: dat ondertusichen de gewoone inkomften dezer Haven , proflueerende uit de Haven - Gelden, zo als die volgens de Publicatien van de Staten van Holland en Westfriesland van 15 November 1788. en van derzelver Gecommitteerde Raden in Westfriesland en het Noorderquartier van i8.February 1789. tot nog toe worden geheven, geenzins genoegzaam zyn, om goed te maken de kosten, welke tot die confervatie en verbetering van tyd tot tyd moeten worden geimpendeerd: dat daarenboven die kosten, en wel byzonder die, welke tot uitdieping van de Koopvaarders Legplaats in meergemelde Haven vereischt worden, allengskens vermeerderen, dewyl het aanhoudend liggen ' der  ( 5 ) der Koopvaardy-Schepen op dezelfde plaats, de fchuuring van den ftroom belet, en de Ligplaats ondiep maakt. En het is om deze redenen , dat wy ons genoodzaakt hebben gezien, voorfchreve Havengelden eenigermate te verhogen. Voor het overige hebben wy de vorige Pubhcatien, en. Reglementen ten grondflage gelegd, en voor zo verre dezelven geene alteratiën behoefden, gevolgd, en aidus nu goedgevonden vast te ftellen en te arresteren, gelyk wy vastftellen en arresteren by deze het navolgend ^Niemand zal (zoo hy niet tot bewaring van Schip en Lading , het zy door het Gety , Storm of andere onvoorziene toevalligheden, daar toe genoodzaakt wordt) vermogen in de mond of het inkomen der Haven van het Nieuwe Diep te bly ven liggen, noch te ankeren, en alzoo den doorvaart te ftoppen, maar zonder cenig ver- A 3 wy1 REGLEMENT en ORDONNANTIE, op het Havenen en betalen van Havengeld t voor de Schepen in de Haven van het Nieuwe Diep en de Helder. Articul i.  ( 6 > wyl aan den Wal of Steenen Dam moeten korten, op poene van dezen contrarie doende , te zullen verbeuren drie gulden: en zullen voorts alle Schippers met eenig Schip of Vaartuig in gemelde Haven binnen de Hoofden komende, verpligt zyn hunnen Kluiverboom en Jaagftok, indien zy dezelve voeren , in te haaien, zullende zy by nalatigheid van dien, de fchadens, welke daar door aan andere Schepen veroorzaakt mogen worden, verplicht zyn, op de eerste aanzegging van den Havenmeester, zonder verder of hooger beroep te voldoen, en daar boven mede verbeuren eene boete van drie guldens. 2. De Havenmeester zal verplicht zyn, order te ftellen, dat nooit, en voor al niet by wintertyd , de pasfegie voor, of omtrent den mond of het inkomen van het Nieuwe Diep worde toegellooten door Schepen of Ankers: met lasten authorifatie opdenzelven, om, by aldien de Schippers, of Bevelhebbers onwillig mogten zyn, om alzulke in den weg liggende Schepen, offtaande Ankers, te brengen ter bekwamer gelegenheid, hun door den voorfz. Havenmeester aan te wyzen, zulks aanftonds. ten hunnen kosten te laten doen, en by wygering van betaling van dien, de onwillige of nalatige daar toe des noods te conftringeeren, zelfs met volk op alzulk fchip of fchepen te leggen, of met het af haaien van het roer, tot zoo lange de gemelde kosten aan voorfz. Havenmeester zullen zyn betaald; alle het welk mede zal worden in 't werk gefteld, tegen de zoodani- gen  ( 7 ) gen die weigeren mochten hun havengeld, de boeten waar in zy gevallen zyn, of anderfmts te voldoen. 3- Alle Koopvaardyfchepen, groot of klein, zullen, by het inkomen of uitgaan dezer haven, de vlag moeten heisfchen van die Natie, waar toe-zy met hun fchip behooren, zullende by gebreke van dien, voor alzulk fchip moeten worden betaald eene boete van zes guldens. En, ingevalle dezelve aan de bovengemelde ordres niet kwamen te voldoen, en op de rhede van Texel door het Wachtfchip of een ander van 'sLands Schepen op hun gefchoten wordende, zy, om daar voor te wyken zich in het Nieuwe Diep begaven, zullen dezelve van deze boetens niet bevryd zyn, en daar te boven nog moeten betalen voor het gedane fchot of fchoten aan den Commandeerende Officier van alzulk Ichip, zoo als zulks by Refolutie van dit Committé is bepaald. '4. Des niet te min zal het aan geene Koopvaardyfchepen, van welke Natie die ook zouden mogen zyn, noch ook aan de fchepen varende voor de Oost-Indifche Compagnie ,'* "onder de directie van het Committé tot de zaaken van den Oost-Indifchen Handel en Bezittingen ,noch aan die varende op de West-Indien, onder directie van het Committé tot de zaaken van de Colonien en Bezittingen op de Kust van Guinea en in America, in het 'Nieuwe Diep komende, of geduurende hun verblyf in het  C 8 ) hetzelve, geoorloofd zyn, te mogen voeren een wimpel of ftandaart, of iets daar naar gelykende , .noch ook 't zeil van de toppen der masten, ftongen of van waar dit zoude mogen zyn. En zal hier tegen niet in aanmerking genomen worden het voorgeven, waar mede zommigen zich misfchien zouden willen behelpen, als of men met deeze wimpel, ftandaart, of zeil, eenig fein deed om de Lootsfchuic of andere Vaartuigen aan boord te feinen, dewyl alle diergelyke feinen dooreen vlag of geus moeten gefchieden, en het voeren van wimpels en ftandaarten overgelaten aan 'sLands Schepen van Oorlog, aan welke de Koopvaardyfchepen gelast worden behoorlyk refpeót. te bewyzen. En ingevalle eenig Koopvaardyfchip door het voeren van een wimpel., ftandaart of iets diergelyks, contrarie den inhoud dezes kwame te handelen, zal hetzelve daar voor t'elken reize verbeuren eene boete van twaalf guldens, te appliceeren één derde part ten behoeve van het Fonds van den ouden en armen Zeeman, één derde part voor de Armen van de Helder en Huisduinen, en het overige één derde voor den Havenmeester van het Nieuwe Diep. 5- Alle Koopvaardyfchepen, dewelke in de mond, of benoorden het Jagthavcnhoofd , buiten de hand aan het hoofd, aan den Steenen-Dam, of in het gantfche Nieuwe Diep zyn liggende, en aan welken eenige fchade overkomt, zal zulks voor eens ramp worden gereekend, en die komen tot eens ieders byzondere las-  ( 9 ) ksten, zonder dat de een den anderen daar over tot vergoeding in rechten zal mogen betrekken. 6. Indien eenig Koopvaardyfchip, liggende bezuiden het Jagthavenhoofd, binnen de hand, 't zy bezuiden of benoorden de Sluisfloot aan de Westwal, en een Anker en Touw op voorfz. Westwal uitgezet hebbende, eenige fchade aangedaan wierd, zal de vergoeding daar van ten eenemaale en geheel moeten gefchieden door den geenen die dezelve fchade toegebragt heeft. 7- . ; De Sluisfloot zal door geene Schepen of Vaartuigen mogen worden geflopt, maar de pasfagie altoos vry en open moeten blyven; ook zullen geene Schepen of Vaartuigen aan het Jagthavenhoofd langer mogen liggen, of van die plaats langer mogen gebruik maken, dan de Havenmeester nodig oordeelen zal: zullende die plaats, als mede die van de groote trap, open en vry blyven, in de eerste plaats, voor 'sLands Jachten, mitsgaders voor alle andere Vaartuigen de Nationale Vlag voerende; ten tweeden, voor al zulke Vaartuigen, welke beladen met Goederen of materialen ten dienfte van den Lande, dezelve op voorfz. plaatfen moeten losfen of laden, terwyl alle andere particuliere Schepen of Vaartuigen ter gezegde plaats liggende op de eerfte order van den Havenmeester van daar zullen moeten weghaalen. En zal, by weigering van dien, B de  ( io ) de Havenmeester 's Lands Werklieden gelasten de Tomwen dier Schepen en Vaartuigen los te maaken of af te kappen, en dezelve ten kosten der Schippers van daar te haaien, en te doen plaatfen op alzulke plaats als hy zal vermeenen te behooren. 8. De Schepen of Vaartuigen , liggende aan de Westwal, bezuiden het hoofd aan de helling, zullen verplicht zyn, ieder een werp Anker Noord-oost op uit te brengen, om daar door eene vaste laag te maken, doch zullen zy het zelve Anker niet verder dan in 't Diep mogen plaatfen, op dat de pasfage niet belet worde; zullende die geenen die zulks in 't geheel niet of niet op de voorfz. wyze gedaan hebben, verbeuren eene boete van drie guldens, en hetzelve dadelyk in conformiteit van dit Art. moeten veranderen, en bovendien verplicht zyn te vergoedende fchaden, welke uit moedwil, of onvoorzichtigheid der Schippers daar door zullen zyn veroorzaakt geworden. 9- De Visfchers- en Lootsfchuiten, de Galjoots en andere mindere Vaartuigen zullen voor de KoopvaardySchepen, en deeze wederom voor'sLands-Schepen van Oorlog moeten wyken, geiyk ook de binnen Vaartuigen het zy Lichters, Kaagen of anderen, voor de Lootsfchuiten, GaljootsHoekers of diergelyke, alles op  ( II ) op poene, dat dezelve anderzints door den Havenmeester ten hunnen kosten zullen worden verplaatst. 10. By gelegenheid dat aan het hoofd van het Nieuwe Diep, het Wierhoofd enz. eenige reparatie wordt gedaan, zullen alle Schippers, zorge dragen dat geen fchaden aan de daar toe gemaakte Stygers, Heyën, Bokken, en andere Werktuigen, of Vaartuigen daar toe gebruikt wordende , worden toegebracht, op eene boete van drie guldens, boven de vergoeding van de toegebrachte fchaden. Voorts zullen geene Schippers, aan gemelde Stygers, Heyën, Bokken, losfe Paaien of Loopbruggen, eenig Touw vast maken, op de boeten en poene als vooren; zullende'dezelve Schippers voorts gehouden zyn, dezelve Touwen terftond los te maken, of by weigering of nalatigheid zullen die door 'sLands Werklieden worden losgemaakt of afgehakt. Ook zal niemand een Touw aan de Hand of Peilpaal ftaande aan -het Jachthavcnhoofd, op het Nieuwe Diep mogen vast maken op een boete van drie guldens; voorts ook geen Ballast, Zand, Steen of eenige andere zinkende waaren in het Nieuwe Diep mogen werpen, waar door verdroging in de Haven, of fchade aan Vaartuigen zoude kunnen veroorzaakt worden op eene boete van vyf en twintig guldens; en voorts gehouden zyn dezelve waaren wederom uit te vïsfchen, zullende, by B 2 na-  C 12 ) nalatigheid en na daar toe door den Havenmeester te zyn aangemaand, zulks ten hunnen kosten verricht worden. 12. . ^1Ie Schuiten of Vaartuigen, die opgelegd worden in het Nieuwe Diep, zullen moeten gebragt worden op de Wal, ter plaatfe by den Havenmeester aantewyzen,. en zullen wyders alle Schippers, wanneer de Havenmeester zulks tot inftandhouding der goede orde goedvindt, en dadelyk daar toe order geeft, hunne Touwen moeten opkorten of afvieren, zullende de nalatige vervallen in eene boete van zes guldens; en zal de Havenmeester voorts de nodige Manfchappen daar toe ten laste van alzulken nalatigen Schipper mogen aanneemen, ofwel zyne Touwen mogen afkappen. Alle Capiteinen , Schippers , of die geenen welke eenig gezag over Schepen of Vaartuigen voeren, en aaar mede de Haven van het Nieuwe Diep zyn ingekomen, zullen aan den Havenmeester aanftonds moeten opgeeven de quantiteit Buskruid, welke aan hun boord voor handenis, ookaanwyzing doen waar, en hoedanig hetzelve befloten ligt. Voorts zullen zy op de eerfte order van den Havenmeester hetzelve Buskruid aan Land doen brengen, en plaatfen in 'sLands Magazyn, ten einde onder bewaring van den Havenmeester daar m te liggen, ter tyd toe hetzelve Schip of Vaartuig wederom vertrekt en het gemelde Buskruid zal over- nee-  C ij ) neemen; voor welke bewaring aan den Havenmeester zal worden betaald agt ftuivers van ieder 100 pond, ten behoeve van den Lande, boven, en behalven de kosten van het aan Land te brengen , en weder affchepen van voorn. Buskruid; en ingeval ontdekt wierd, dat in eenig Schip of Vaartuig Buskruid was verzwegen , zal daar voor verbeurd worden ten behoeve als vooren, voor ieder honderd pond vyf en twintig guldens, de meerder en mindere quantiteiten naar advenant. Doch zullen alle zulke Schepen welke alleen één of twee etmalen in gemelde Haven zullen verblyven van het aan Land brengen van hun Buskruid, en de daar voorgeftelde betaling, bevryd zyn, niettemin onder gehoudenheid van de juiste quantiteit van hetzelve aan hun Boord, aan den Havenmeester optegeeven. . * 14. Op de Schepen in deze Haven liggende zullen geene brandbaare Stoffen van Pik, Teer ,Harpuis , Oly of dergelyken mogen gekookt of gewarmd worden, maar zal daar toe door den Havenmeester eene bekwaame plaats worden aangewezen , op poene van contrarie doende, telken r.eize eene boete van twaalf guldens te zullen verbeuren. Na dat des avonds het Wagtfchot aan boord van het Schip van den Commandant, liggende op de Rhede of in 't Nieuwe Diep zal zyn afgefchoten , zullen op geene Koopvaardyfchepen eenige Klokken mogen. B 3 wor-  C 14 ) worden geluid, het zy tot het opzetten van de Wacht of by de fchafting , maar zal zulks alleenlyk mogen gefchieden in cas van brand of andere onheilen, waar in men de hulp van 's Lands Schepen zoude mogen nodig hebben; en zal dit luiden alzoo voor een teken van ongemak worden gehouden. Voorts zullen alle Capiteinen , Schippers of Gezaghebbers , in 't generaal moeten in 't werk ftellen ai dat geene, het welk tot voorkoming van brand kan dienstig zyn , d. ar toe des avonds ten 9 uuren alle vuuren in de Scheepscombuizen, en in of op gevaarlyke ftookplaatfen uitdoen of laten uitdoen; en voorts des nachts voor 12 uuren, ook het licht en de kleine vuuren, eiï dezelve niet dan in geval van hoogenoodzakelykheid voor 's morgens ten 4 uuren weder mogen aanfteken , zullende zy in dit geval altoos verplicht zyn een Wacht op het dek te houden, alles op eene boete van zes guldens, zoo contrarie bevonden wordt, te appliceeren de ééne helft voor het Fonds der oude en arme Zeelieden, en de wederhelft voor de Klapperwagts in het volgend Art. te noemen. Doch zullen 'sLands Jachten, ais mede deOorlogfchepen en andere gewapende en ongewapende Vaartuigen, welke altoos eene vaste Wacht op 't dek hebben, daar van uitgezonderd zyn. 17- Tot meerder - fecuriteit zal van 's Lands wegen in het  C 15 ) het Opzienders Havenhuis aan land {taande , van den eersten Oótober tot den laatsten Maart geplaatst worden een Wacht, waar van ieder avond een man met de klap langs het Nieuwe Diep en de^ laag der Schepen zal rond gaan, van 7 uuren des avonds tot 2 uuren des morgens van uur tot uur, welke Wacht getrouw elyk zal toezien of alle precautien tot voorkoming van brand in het voorig Art. bepaald in de Schepen zyn genomen, en des contrarie bevindende , de nalatigen calangeeren, als hiervooren is gezegd. 18. Niemand zal de Klapperwacht mogen molesteeren, of met woorden , gebaarden en andere dreigementen infulteeren op de boeten van zes guldens iedere reis te verbeuren; en zal de Gezaghebber van ieder Schip voor zyn Bootsvolk moeten inftaan, en de breuken voldoen. 19. Ingevalle brand op eenig Schip of Vaartuig zoude mogen ontftaan, zal deszelfs Gezaghebber direót. een man (onder het aanhoudend geroep van brand) moeten afzenden naar het Opzienders Havenhuis, ten einde aldaar den Opziender en Havenmeester, wanneer het dag is, of de aldaar zynde wacht, als het nacht is, daar van te informeer en, wordende dan de Capiteinen , Schippers of Gezaghebbers der andere fchepen en vaartuigen gelast een aantal manfchappen, naar mate hunner equipagién, met een' Onder - Officier aan land te  C i5 ) te zetten, en zich te vervoegen naar het BrandfpuitMagazyn, ten einde aldaar onder directie van den Havenmeester en Opziender der Werken aan de Haven, of, byabfentie derzelven, van hunne gequaliüceerden, de Brandfpuiten naar het in brand zynde fchip aan te voeren en verder te bewerken, zoo als door den voorn Havenmeester, den Opziender of derzelver gequalificeerden zal worden geordonneerd. 20. Geene fchepen komende van plaatfen, die wegens Pest of andere befmettelyke ziekte fuspeót. zyn, en deswegens quarantaine moeten houden, zullen de haven van het Nieuwe Diep mogen aandoen, maar verplicht zyn, na alvorens de gerequireerde examinatiën te hebben ondergaan , op te zeilen , door den Balg en Amfteldiep, naar 't nieuwe Veer, als de plaats tot het houden van quarantaine voor Texel en het Vlie by dit Committé bepaald: waartoe de Monfter - Commisfaris aan de Helder, volgens het 14. Art. zyner Inftruótie den 16. November 1795, by dit Committé gearresteerd, naauwkeurig toezigt zal houden, dat alles punótueelyk worde achtervolgd. Evenwel zal het aan zodanig een fchip in den hoogften nood, wanneer het om 't verlies van fchip en volk te doen ware, vryffcaan, de haven van het Nieuwe Diep aan te doen, doch in dat geval niet anders dan na voorafgegaane vifitatie en fchriftelyke authorifatie van den Monfter - Commisfaris aan de Helder, welke zoo  ( 17 ) zoo dra hy oordeelen zal dat alzulk fchip in ftaat, en weder en wind daar toe dienstig zy, het zelve uit gemelde haven zal doen vertrekken, en ordonneeren op te zeilen naar het nieuwe Veer hier boven vermeld, om aldaar quarantaine te houden, volgens de wetten van den Lande, aireede bepaald, of nog verder te bepaalen. 21. En ten einde door het betalen van een billyk en evenredig Havengeld, door de Koopvaardyfchepen, die van de haven van het Nieuwe Diep gebruik maken, eenigermate worde te gemoet gekomen in de kosten, welke by aanhoudenheid tot onderhoud en in ftandhouding van dezelve haven, ook ten voordeelc en nutte van dezelve Koopvaardyfchepen, moeten worden geimpendeerd, zullen alle dezelve, zoo Vreemde als Nationale,in Texel of het Vlie binnen komende,even veel werwaards dezelve binnen deze Republiek gedestilleerd zyn ('sLands Schepen en Vaartuigen van Oorlog, of ook dezulke die by fpeciale Refolutie van dit Committé daar van vrygefteld zullen zyn, alleenlyk uitgezonderd) voor Havengeld moeten betalen tegens één en één halve ftuiver per last, waarop gemelde fchepen blykens meetcedul van het Committé tot de zaaken van de Marine, of 00^ nog van de thans vernietigde Collegiën ter Admiraliteit, voor zoo verre die nog van kracht zyn, en het Committé tot de zaaken van de Coloniën en Bezittingen op de Kust van Guinea en in America zyn gemeeten. C Voorts  ( i« ) Voorts zullen de Schepen, die van de Haven in het Nieuwe Diep gebruik maken, het zy uitgaande of thuiskomende moeten betalen vier en een halve ftuiver Havengeld per last, zonder onderfcheid of zy daar kort of lang blyven liggen, nogtans met dien verftande, dat de Schepen welke genoodzaakt mochten worden, na uit die Haven vertrokken te zyn, weder binnen te loopen, alvorens hunne reis te vervolgen, flechts éénmaal voorgemelde vier en een halve ftuivers zullen betalen: en verder dat van deze vier en een halve ftuivers zal worden afgetrokken de één en één halve ftuiver hier boven vermeld, wanneer dezelve reeds bevorens by het komen in Texel en het Vlie zal zyn betaald; en dat, zoo wanneer de Schepen in Texel en het Vlie niet zullen zyn geweest, ten tyde dat zy in de Haven van het Nieuwe Diep komen, en aldaar dus de vier en één halve ftuivers zullen betalen , dan ook bevryd zullen zyn van de een en één halve ftuivers, welke by hunne komst in Texel en het Vlie anders zouden moeten betaald worden. Eindelyk, op dat deeze belasting niet geheel en al geheven werde van de Schippers, Rheders of Boekhouders tot aanmerkelyk bezwaar van de Scheepsrederyën , maar dat ook de Ladingen welke door eene goede en veilige Legplaats van Schepen beveiligd worden, in die belasting naar billykheid mede dragen, zullen de Schippers van de Ontfangers der Ladingen tot dat einde mogen vorderen ééne penning per iedere gulden vragt van de Schepen in Texel of het Vlie binnen komende, wanneer dezelve beneden de tien duizend gulden aan vracht  ( 19 ) vracht maaken; doch die fom of meerder aan vracht makende, bovendien nog één halve penning per gulden vragt , voor zoo veel dezelve die fom komt te boven te gaan. 22. Daar het niet meer dan allezints redelykis, dat in deze belasting mede eenigzints werde gedragen door kleinere Vaartuigen, die mede van tyd tot tyd van deze Haven gebruik maken, en daar van in menigcrley opzicht zeer veel nut trekken, zal ook een Havengeld moeten worden betaald van alle Binnenfchepen naar de onderftaande order, geëvenreedigd aan degroote van den Bodem, eenmaal in het Jaar, namelyk: Somerdykers, Vishoekers , ter Visvangst varende Lootsfchuiten, Lichters, Kaagen, Tjalken, hoegenaamd met Luiken of Dekken, boven de 20 lasten f 4- 10- o Kleinere Vaartuigen van 20 tot 10 lasten 3- 5- o Vaartuigen van 10. tot 4 lasten 2- 5- o Alle kleine Visfers van buiten en binnen inkomende, als andere Vaartuigen, groot vier lasten en daarbeneden — 1-2-0 De betaling van dit verhoogde Havengeld, zoo veel het Jaarlyks by de Binnenfchepen , volgens bovengemelde taxatie moet worden betaald, zal gerekend worden aanvang te hebben genomen den 1 July 1797. en zullen mitsdien alle Binnenfchepen de Verhoging voor ket nu ingegaane half jaar, met de helft volgens bovenftaande Lyst als nu moeten betalen; terwylhet Verhoog- C 2 de  ( 20 ) de Havengeld, met betrekking tot de Koopvaardy Schepen, buiten varende, verftaan word in te zullen gaan met en op den i. Augustus aanftaande, en zal deze betaling moeten gefchieden in het Nieuwe Diep aan zodanig Perfoon, als door het Comité tot de zaken van de Marine tot Havenmeester aldaar is aangefteld, tegens overgifte van behoorlyke Quitantie. 23. Alle boetens, uit het niet nakomen van dit Reglement en Ordonnantie zullende provenieeren, zullen,' voor zoo verre daar over by een of ander Articul niet anders is gedisponeerd, komen een derde voor den Bekeurder, een derde voor den Havenmeester, en een derde voorde Armen van de Helder en Huisduinen; en, voor zoo verre de Havenmeester zelve de Bekeurder mocht zyn, als dan de helft voor denzelven, en de andere helft voor de Armen als vooren. En zal voorts de Commandant van de Rhede daar toe verzogt zynde, gehouden zyn den Havenmeester in het executeeren van dit Reglement alle hulp en asfiftentie toetebrengen. 24. Alle questiën en disputen, welke over de applicatie van dit Reglement op eenige gevallen mogten komen te ontftaan, zullen door Commisfarisfen uit het Committé tot de zaken van de Marine, in loco zynde, de plano worden afgedaan: en, by abfentie van dezelve door den Bailluw van den Lande van Huisduinen en de Helder, den Monfter - commisfaris, den Opziener van  I C 21 ) van 'sLands ordinaire Werken, en denTonnenlegger, welke daar toe combinatim worden geauthoiïfeerd en gequalificeerd by deeze; behoudens nochtans dat die geene , welke zich met de uitfpraak van voorfz. gequalificeerden bezwaard mocht vinden , zich binnen veertien dagen na de uitfpraak zal mogen adresfeeren aan het Committé tot de zaken van de Matine refideerende in den Hage, mits namptifeerende in handen van gemelden Bailluw de fomme der boete in de uitfpraak begrepen , daar van doende blyken by zyn Adres aan welgemelde Committé te maken. En op dat geene der Koopvaardy Schippers onwetendheid van dit Reglement zouden kunnen voorwenden, maar in tegendeel een ieder hunner weete, waar naar zich te reguleeren , wordt dé Havenmeester gelast, een Exemplaar van dit Reglement op alle Schepen, het Nieuwe Diep ingekomen namelyk Raazeilen, Gailloots, Haring Schepen, Hoekers, Koffen, Smakken, of andere buiten gaats vaarende, overtegeeven, en daar voor ten zynen behoeve te ontfangen twee Huivers: blyvende ieder Gezaghebber verplicht hetzelve te conferveeren, en op aanvraag van den Havenmeester "te exhibeeren, zullende anders doende van den Havenmeester onder betaling als voren, wederom een nieuw Exemplaar moeten ontvangen tegen andermalige betaling van twee ftuivers. C 3 26. En  C 22 ) 26. En word gemelde Havenmeester wel ftriktelyk gelast, op alles in het Nieuwe Diep goede toezicht te neemén, te letten dat de Schepen bekwamelyk en ordentelyk worden geplaatst , en aan niemand eenige overlast gefchiede ; en voorts deze Publicatie en Ordonnantie , in conformiteit van zyne Inftructie , te achtervolgen , als meede de Notificatie van Gecommitteerde Raden in Westvriesland en het Noorder Kwartier van den 8 July 1774 tegen het afzeilen van het Dryfbaken voor de Haven van het Nieuwe Diep op de punt van de Harfens geplaatst; en voorts alle Refolutien en ordres tot gemelde Dryf baken relatie hebbende. En op dat niemand hier van eenige ignorantie zoude prsetendeeren, zal deeze in alle de Departementen, en ook aan de Helder, op 't Nieuwe Diep, en in 't Nieuwe Werk , worden gepubliceerd en geaffigeerd , ter plaatfen daar zulks te gefchieden gebruikelyk is. Aldus gedaan en gearresteerd by het Committé voornoemd in den Hage den 24 July 1797, het derde jaar der Bataaffche Vryheid. Gt van O L I V I E R , vt. Ter ordonnantie van hetzelve J. K A N T E l* A E R. QUI-:  C 23 ) Q U I . T A N T I E. Ontfangen by my ondergefchreven, als daar toe by het Committé tot de zaken van de Marine, reiideerende in den Hage, by Refolutie van den 24 July 1797, behoorlyk gequalificeerd, uit handen van Schipper voor zyn Schip genaamd groot Lasten, de fomma van tegens ftuivers per Last, we¬ gens Havengeld van bovengemelde Schip, in de Haven van het Nieuwe Diep van den tot den volgens Publicatie en ordon¬ nantie van het Committé voorfz. van den 24 July 1797. In den HAAG, ter 's Lands Drukkery. 1797.