HISTORIE DER INSECTEN.   Bv de ERVJEIN van F.lIOTITTTIYiN, 1766'.   KORT BEGRIP VAN DE ' HISTORIE DER INSECTEN. Uit het Fransch Vertaald* MET KOPERE PLAATEN. EERSTE STUKJE. Te AMSTERDAM, By F, J. van TETRO O DE , Boekverkooper. m d c c X C.   VOORBERIGT VAN DEN VERTAALER. J Jet Werkje 3 waarvan wy onzen Lezer dit eerfte Stukje in het Nederduir/ch aanbieden, is oorfpronkelyk in het Franfch gejchreeven, en in den jaare 1764 uitgegeeven door een Schryver, die zig reeds door een Cours d'Hiftoire aan de geleerde Wereld heeft lekend gemaakt, maar die zyn Gejlagtnaam verheft te verbergen. Het bevat omtrent vier Stukjes, van grootte als het tegenwoordige; en gelyk het zig dus door zyne beknoptheid enonkoflbaarheid aanpryfi, zo zal men in het doorbladeren %vel haajl zien, dat men den jongen Lieden niets nuttiger in de hand kan gee* ven,om hun hoofd al /peelende mei nutte kun* 1 Mg'  VOORBERIGT. digheden, en hun hart met edele gevoelens te verderen. Dit is het doelwit van den Vertaaier zo wel als den Schryver; en dit zal, hoop ik, het uitwerkzel by den Lezer zyn. UIT-  UITLEGGING der FIGUUREN. Fic. I. De beweeging, die zommige Rupfen maaken, om voort te koomen. Fic. II. De Stok-timmerman, in de gedaante zo als men ze op de Boomen vindt knabbelen. Fig. III. DeDoodkop, in zyne nutuurlyke gedaante. Fig. IV. Twee Kapellen, met gevederde Vleugelen , en twee Vederen van eene Vleugel afzonderlyk, in 'f groot, vertoond. Fig. V. De manier, hoe de Rupfen baar Draad maaken. * 3 Fig. VI.  Fig. VI. De groote Pauw , ih haare natuurlyh Gedaante vertoond, op de helft verkleind. Fig. VII. De Oogen van Vlinders, Vliegers, Torren, enz. veel vergroot. Berigt aan den Boekbinder. De Piaaten Ne. I. en II. moeten teffen over rag. 20S ingezet worden.  KORT BEGRIP VAN BE HISTORIE der INSECTEN. OPDRAGT aan de JEUGD. Zander u te willen vermaren, zonder de gulle blydfcbap te ftooren, welke de Natuur zelve in uwe harten uitftort, om dat zy onfchiddig zyn, moet ik u egter eene omangenaame waarheid zeggen, maar welke des te onaangenaamer wordt, naar moeite men die laater boort, en men 'er minder voor bereid is geweeft. Te weeten,dat de genoeglyke oogeriblikken, welke de Schepper, op deze wereld, zelfs aan de deugdzaamfte menfehenfebenkt, doch onvolmaakt, en altoos met bitterheid vermengd zyn, en dat bet menf cbelyk leven, over hei geheel genoomen, als eene laftïge ziekte befchouwd kan worden, waarvan de Bood alleen ten geneesmiddel dient. Bit is eene waarheid, welke u de ondervinding , niet dan al te zeker keren zal. En gy derbalSi ven  it OPDRAGT aan de JEUGD. •ven, beminlyke Jeugd, gy die begint te keven, en eerlang de gemeene kwellingen der Menfchelyklmd zidt beginnen te welen, gy moet dezelve in tyds gedeeltelyk keren voorkomen, gedeeltelyk verzag)en, en zoveele oogenblikken in gezondheid, of ten minften luiten het gevoel uwer kwaaien door te brengen, als eenigzins moogelyk zal wezen. Uwe jonge, uwe zuivere en onnozele harten, nog geheel ledig, zidlen de indrukzelen, welke de eerfte voorwerpen daar op maaken, lang behouden ; open daarom dezelve niet, dan voor zidke hartstogten , welke onjchuldig zyn, en, over het geheel genoomen, vermaak kunnen geeven of kwellingen verzagten j voor die laatfte blyft gy altoos meer of minder Moot gefield, maar zy.zullen dus egter minder toegang tot uwen boezem vinden, en als zy denzelven al eens prangen , zal het u gemaklyker wezen deeze daar weder uit te bannen. Maar nu, zodanige heihaame middelen tot vermaak, zidke nuttige hartstogten om kwyning of ongeneugten te weer en, en uwe ziel onbefmet te bewaar en van de wereld, biedt u eene verfiandige Natuur-befchouwing aan. Ouders met zig zeiven ingenoomen, en in hunne kinderen meer de voldoening eener grillige en bedorve inbeelding, dan derzelver waaragtig geluk, bedoelende, Leermeefters meer toeleggende om u voor het oog erner verblinde wereld behaagelyk te vertoonen, dan in  OPDRAGT aan de JEUGD. HE in dat der Godheid wezenlyk zote maaken, zullenzigdccb ever uwe zielen moeten verwonderen, daar zy niets anders deeden , dan uwe lighaamen, met allerlei belaggelyke gewrogten eener dartele mode wel bclaaden, en de natuurlyke bevalligheid uwer ledemaiten, onder koftbaare fluffen te bedekken; ik raade uwel uwe ouderen te gehoorzaamen, uwe Leermeefters te eerbieden, die naamen zyn heilig, en geen wysgeer heeft ooit gepoogd derzelver wettig gezag te verminderen; maar ik raade u tevens om uwe harten voet die eer/te verkeerde indrukzelen ie beveiligen; gy zyt verhoren, onherftelbaar verhoren, zo gy uwe verdienften geheel of ten deele in uiterlyke optooizels fielt; de rykdom* men moeten als dan uwe hoogfle wenjchen uitmaaken, eene misdaad, eene laagheid zal u gemaklyk vallen, als gy' 'er Jcbatten door bekomen kunt, en verliefl gy dezelve na dit alles, zo hebt gy alle gelukzaligheid in dit, en bet toekoomende leven verloren. Men vleidt u, men haalt u aan, men hoort u met infebiklykbeid, men vertelt u, dat gy geeft, dat gy bekwaamheid, dat gy de gelukkigfte gefteldheden der weereld hebt, en men vergeet u te zeggen, dat gy uwe talenten uitzetten, uwen geeft befchaaven, uwe gelleldheid volmaaken moet; men vergeet u te zeggen , dat men met alle deze voordeelen in zyne vroege jeugd, egter dikwils duizend dwaasbeden begaat in meer gevorderden leeftyd, en zyn eigen ongeluk zo wel als dat van anderen berokkent j men vergeet zelfs u te A » doen  ïV OPDRAGT aan de JEUGD. doen opmerken, hoe veele zottemyen gy uitjlaat onder eenige weinigegeeftigheeden, die u nu en dan ontfnappen, Waarombehandeltmenu zo wreed? waaromvergiftigt men uw hart, 't welk men, door bekwaame borjlweeringen, voor den toegang vanluïbeid, verwaandheid, en welluft moeft tragten te beveiligend Om dat de Fortuin u tot een hoogen rang verordent, verzidmt men u te zeggen, dat zy u, door eene haarer gewoone grillen daarvan moogelyk weder plotzeling zal ter neder werpen; onverfchoonelyke vergetelheid! men brengt u op, als of die toevallen u niet konden overkoomen; men leert u, u zelve trotfelyk verheffen, als ofgy boven hetMenfchdom waart, en belaas! men voert u als dwergen,als veragtelyke dwergen, op eene fpits, daar het minfte onwederuvan neer kan ploffen. Onderzoekt dan fleeds, met eene vreesagtige voor» zigtigbeid, het geen uwe ouders, het geen uwe Leermeeftersuzogunftig wysmaaken. De eerften zyn veelal verblind door eene al te flerke liefde, en het fortidn,datzy voor u bedoelen;terwyl de laatjlen, hun eigen fortuin door uwe grootheid meer dan verdienflen poogen te bevorderen. Zie daar twee voornaams klippen,daar uwe deugd, daar uw geluk, vaakopftrandt. Ik zoek u tot mannen van verdienflen te maaken; maar ik zoek u tevens uw leven vermaakelyk te doen Jlyten; dejludie, die ik u aanprys, en waarvan ik in dit werk  OPDRAGT aan de JEUGD. v werk eene kleine fchets vertoon , is daar toe byzonderlyk gefcbikt. Vefligt geduurig een oplettend oog op het bekoorlyk Schilderftuk, 'twelk de Natuur u vertoont, en gy zult wys, gy zult gelukkig worden, gy zult duizend kwyningen voorkomen, duizend ongeneugten weeren. Gewent u inzonderheid om zo veele geringe en veragte voorwerpen, als de Gekurvenenuaanbieden,met die opmerking en verwondering te befchouwen, welke de zigtbaare konft en tedere zorg des wyzen Scheppers, in derzelver maakzel en levenswyze zo heerlyk dcorlb-aaiende, van elk redelyk menjch billyk verdienen. En in plaats van een on. billyken wierook toe te zwaeijen aan die gewaande helden en veroveraars, wier geheele roem eeniglyk beftaat in fleden verwoeft en landen ontvolkt te hebben, zo eerbiedt die Ligten der wereld, die begunfli' gers van 't Menfchdom, die 't zelve leer en inftillen vrede Gods wonderen aandagtig te befchouwen. A3 KORT  KORT BERIGT VAN DE HISTORIE der INSECTEN. Ziakeh ke. inhou van dit Vertoog. Men kat liet Vermaal? de Natuurkundebeft Uewy zen door deze]ve INLEIDING. d'&<€$M£k 7al in d;tVoorberiet deze drie by. _ ^\ zonderheeden poogen op tc helde. Jrij X ren en aan te dringen. X^ViM Vooreerjl zal ik de Nutt:ghcid W,i,J/* van de beoefening der Natuur voordraagen. Vervolgens doen zien, dat de weiken van die groore Mannen, welke over dit onderwerp gefchreeven hebben, of al te geleerd, of al te op^ perviakkig, of te weinig voorzien zyn van zedelykc aanmerkingen, om van veel gebruik te wezen voor de jeugd. Eu eindelyk, dat dit gebrek in die werkje ten groeten deele vervuld zy, I. Daar is miiTclren maar één middel, om re bewyzco, dat de beoefïening der Natuur aangenaam zy , en dit middel is, dezelve zodanig te doen voorkoomen; ten welken einde men flegts een egt Schildery van dc Natuur behoeft te gee* ven. Het hait treed: niet met afgepafte fchree- den  Inleiding. ? den naar deszelfs voorwerp , het volgt de flaauwe » fchittering van den fakkel der rede niet bedaar, delyk na} het blyft ongeraakt, zo lang er geenc vermogende dringredenen op hetzelve werken; maar het vliegt als het door 't vermaak wordc uitgelokt. Laaten wy derhalven onzen toevlugt niet neeinen tot de zwakke ftem eener dorre Redeneerkunde , om te bewyzen , dat de beoeffening der Natuur haare vermaaken hebbe; wy zouden dus een opmerkzaamen geeft kunnen overhaalen , om deze waarheid te erkennen ; maar zouden wy hier mede iets gewonnen, zouden wy de Natuur aangenaamer voor zulk een geeft gemaakt hebben i Neen! laaten wy dan tot haar. zelve onzen toevlugt neemen; laaten wy haare bekoorlykheeden Schilderen met die edele eenvoudigheid , daar zy ons in alle haare gewrogten de ontwerpen van toont; dat de zoete verrukking, welke zy inboezemt , ons penceel beziele, onze kleuren verlevendige, onze trekken bevallif maake! Dan zal elk dier trekken her harte raaken, en , eene levendige zugt inboezemende om de Natuur nader te leeren kennen » een duidelyk bewys verftrekken, dat die kennis ten hoogden vermaakelyk is. Welk eene vertooning verfchaft inderdaad de Natuur voor Hen , die haar in alle haare ■ fclioonheeden weeten te befchouwen! maar wie i A 4 zyn aam ta laaken. Wie ei;enlyk;efchikt ,yn voor te beotf»  Natuur i Schets van een wysgeeri Laniibewooner. M Mep verje'yke de Opdragt. 8 Inleiding. ■r Zyn het, die dit weeten ? Dezulken alleen, die door ongelukken tot bedaardheid en opmerking zyn gebragt,of by welken eene gelukkige opvoeding het gebrek dier tegenfpoeden heeft vervuld, en die, van hunne vroegfte jeugd af, geleerd zyn wys en gelukkig te worden (a). Bewooner van een oord, boven de laagten en moeraflen der aarde verhee?ven, vene van het Hof en Stads gewoel afgescheiden , brengt hy zyre dagen door in een eenpaariggenoegen,en zyn nagten ineen(ti 11egeruftbeid. Alle morgens koomt de vrolyke Dagegcraad hem, dooreen zigten flaap verkwikt, verkondigen, dat zy gereed is, om de duifternisien des uagts te verdry ven 5 zy fchynt de poorten van het ooften niet dan in zyn gczellchap te willen openen ; de eerftc ftraalen des ligts tTcffèn Zyne oogen op eene zagte wyze , hy flaat dezelve met vermaak op alle voorwerpen, die hem omringen, maar fchynt nog onzeker tot welke zig te bepaalen; Hy haaft zig egter om te gaan herleeven, om de Natuur en zigzelven te genieten. Hy ziet allcreerft' de heugel yke zon haare lange fchaduwen langs beemd en velden fpreiden, en , het goud haares ligts vermengende met het zagte groen der planten , dcor deu daauw des n:srts  Inleiding. 9 nagts bepaareld, ftaat hy van verbaasdheid opgetoogen, en looft den liefderyken Schepper, welke hem her gezigt van zo veel bekoorlyk (choon zo mildelyk verfchaft; Hy vergeet, dat hy gifteren dezelfde voorwerpen met dezelfde verrukkingen heeft befchouwd , zyne ziel is met de tegenwoordige gewaarwordingen geheel ingenoomen , daar is geen plaats voor het geheugen over. Om het gezigt, "t welk zyne ziel met zo veel vreugd vervult, des te beter te genieten , ftygt hy den naaftgelegen berg luftig op i daar bieden zig duizend en duizend voorwerpen tevens aan zyn oplertende oogen aan. Hy ziet beneden hem een bofch , welks boomen , hunne takken door malkandercn ftrengelende, te zaamen ten hemel opfch-eten, om den vrugtbaaren invloed van lugt, en daauw en regen des te beter te genieten, terwyl de laage heefters of nog kleiner zoort van planten zig nader by de aarde houden, om dezelve frifch te bewaaren , en, door een liefelyk groen door oneindige fthaduwen veranderd, hc: oog des Wandelaars te verluftigen. Hy befchcuwt een be:k aan den voet des bergs, welke 'er. een gedeelte van omvat, zig vervolgens van verwydert, en van een andere zyde weêr naar toefchiet, door de vaki al kronkelende voortloopt, en, nu grooter dan kleiner, eindelyk het nieuwsgierig oog ontfnapt; het ziet dezelve ornA c der- Heugely- .  24 Inleidi Ng. Men moi zig egtei tot de ■waarneemingenalleen nie bepaalen. „ zig bcrooven van dat edel voorrcgt van vernuftige Schepzelen, dat namelyk van onze „ denkbeelden algemeen te maaken, en voordcel t„ met onze ondervindingen te doen. " Men kan met enkele waarneemingen op waarneemingen te ftapelen dit oogmerk niet bereiken; Het is door deze waarneemingen te vergelyken, t en 'er gevolgen uit te trekken , dat wy eigen. Iyk wyzer worden. „ De byzondere verfchyn„ zeis zyn de grond, daar een Natuurkundige 3, op bouwen moet, maar de algcmeene befluiten „ daar uit opgemaakt, door alle die byzonder* „ heeden onder zekere hoofdftukken te brengen, en derzelver getal, zoudei het te verminderen, », kleiner, derzelver befchouwing eenvoudiger te i, maaken, dat zyn de middelen, waardoor da „ fakkel der Rede in onzen geeft wordt ontftoo,, ken. 5' Ondertuflchen blyft het altoos waaragtig, dat men waarneemingen moet hebben gemaakt, vetzameld, en met den anderen vergeleeken, om uit derzelven geheel dat ligt te doen geboren worden, 't welk aan onze verwonderde en vergenoegde oogen het klein getal van Vceteu en Raderen ontdekt, waar door dit Heel-al bewoogen wordt, derzelver wederkeerige werking, en de v/onderen, welke uit deze wetking, om dat dezelve eenpaarig aanhoudt, onophoudelyk geboren worden. Een  Inleiding. 25 Een Natuurkundige , die , geen werk maakt van waarneemingen, die zyn befluiren niet uit de ondervinding alleen opmaakt, en daar opves« tiet, die verwart zig in befpiegeüngen, in onderftellingeiiidaar hy vergeelfch de verlchynzelen uit poogt af te leiden, weiketen grondflage daar van hadden moeten dienen; hy fchspt dracikolken, en verklaart het gebouw van onze wereld niet. Dus koomt een Wysgeet > die waarneemingen maakt , ,, tot de ontdekking der groote j, waarheeden, omdat hy de algemeene gevolgen „ zyner waarneemingen gadt-flaac , terwyl integendeel hy, die zyne wysgeerte op bloote redeneeringen wil veftigen , zig in zyne gisfingen vetwart, en harfenfchimmen voor bewy,, zen opneemt. Laaten wy dan de redeneeringen en algemeene' gevolgtrekkingen altoos met het waarncemen zaa-1 men voegen. ,, Dat laatfte is als het lighaam ,' ,, de eerfte als de ziel der weetenlchappen; en „ de werkingen der ziele bepaalen zig niet enkel met het lighaam te plooijen, maar vermeer,, deren en vergrooten ook hetzelve ; bepaalen zig niet, om den verkreegen voorraad in or,, der te fchikken, maar derzelver invloed ftrekt ,, zig ook tot op de waarneemingen zelve uit; één van haare voornaamfte verrigtingen is den Wysgeer ten geleide te dienen in het doolhof ,, der verfchynzelen, waarin hy anders nauweB 5 „ lyks laar daat edeneeingeu byi oegen.  c6 Inleiding. Alen moe zig niet blindeünj on het beligt der zintuigen verlasten ,, lyks weet wer waards zyn gang te rigten , ,, waar zyn oig te veftigen, om waarneemin,« gen op te doen ? En om, door dit middel meer en betere gronden te verfchaften aan de waar- heeden, welke hy op zyne ondervinding en opmerking bouwen zal. Daar is derhalven een konft van waarnee,, men; cn deze konft, van zo veel belang, is ,, niets anders , dan eene toepasfing van de konft 3, van denken. Laaten w'onze befchouwingen ,5 een oogenblik tot deze algemeene beginzelen bepaalen, laaten wy 'er den waaren zin van tragten te ontwikkelen. " t ■ ,, Het eerfte voorwerp dat zig tet onzer waar„ neeming aanbiedt, het eerfte, dat wy grondig behooren te kennen, zyu wy zelve. " Wy kunnen van de uiterlyke voorwerpen niet oordeelen, dan naar de indrukzelen.die zy op ons maken, en de wyze , waarop wy dezelve zien; *t is derhalven , alleen door ons zeiven wel te kennen , dat wy kunnen bepaalen, of wy ze zien op eene wyze om 'er wel over te kunnen oordeelen. Ten opzigt dier voorwerpen , welke onmiddelyk onze zintuigen treffen, moeten wy ons aan derzelver berigt niet, dan met veele voorzigtigheid , gedraagen ; en ten opzigr der zulken , die verder af zynde, ons niet dan door tulTchenkomft van werktuigen bekend worden, die vereifïchen nog meer behoedzaamheid ; die.werktui gen  Inleiding. 27 gen kunnen eene nieuwe oorzaak van dwaalraten worden 5 en de wyze , waarop zv ons de voorwerpen vertoonen , is dikwils zeer verlchillende, van die, waarop dezelve wezenlvk btftaau , in beide gevallen moet onze Rede derhalven onze zintuigen nooit verhaten, en, om het met deze gemeenzaame voorbeelden op te helderen ; terwyl het water myn ftok krom maakt, moet myn verfrand hem zyne vorige regtheid geeven ; terwy! de verrekyker my de Toren naby doet zien , moet myn oordeel dien te rugge zetten. Een ander vyand, nog meer te vreezen dan de ^ Zwakheid en onzekerheid onzer zintuigen is het, vooroordeel ; de ongerymdaeedeu , welke men < ons in onze jeugd heeft ingeprent, eerfl; met weerzin aangenoomen, worden ons allengs zo eigen, dat wy 'er niet alleen geen onderzoek meer op doen , maar dat wy dezelve als het ngtfnoer onzer denkbeelden aanneemende, alle andere waarhceden daar aan toetfen, en die aanneemen of verwerpen, naar maate zy met deze ingewortelde voornordeelen overeenkoomen of daar mede ftryden. Het vooroordeel is verwaand , het weigert alle onderzoek, waardoor de dwaaling egteralleen zoude ontdekt en voorgekoomen kunnen worden ; laaten wy hetzelve dan door eene geregelde twyffeüng te keer gaan, laaten wy niets voor waar< beid aanneemen . dan .'t geen wy beredeneerd heb- En zig oor het ooroorcel wagen. Een gere- gelde rwyse* lin» 'S noodig  als het Pyrrhon mus dwaas. De waar Wysbepeerte liedoelt nut 28 1 n l e i d i n g. hebben maar laaten w'ons aan den anderen kant van een even gevaarlyk uiterfte wagten5lk meen een algemeen-, en aanhoudende twyfïeling. s_,. Un Pyrrhonismus is niet anders dan de wan„ hoop eener zwakke ziel, welke, de valsheid „ haarer vooroordeelen ondervindende , geen » kragts of moeds genoeg heeft, om door die „ belet -oorzaaken door te dringen en de waar„ heid op te zoeken , terwyl eene geregelde „ twyfïeling eene bedaarde pooging is eener edel„ moedige ziel, die het jok der dwaaling poogt af re fchudden. " Geleid door de twyfïeling, welke ons de waarheid zo niet fchielyk, ten minftcn langs den veilig/ten weg, doet vinden, moeten wy onze treeden tot die vootwetpen rigten, die wy bovenal heb. ben te onderzoeken, den Menfch namelyk, de zedelyke, en de Natuurlyke wereld. : De waare wysbegeerte is geene enkele nieuws„ gierigheid naar de geheimen der Natuur; zy „ zoekt die kennis alleen te verkrygen, om de- ., zelve ten haaren nutte te gebruiken. Ter- >> wyl geheel Europa zig over de Ek&riciteit » verwonderde, en dezelve als eene aartige tyd,> korting befchouwde, toonde een Natuurkun,, dein America, een Quaker van Godsdienft, „ maar in de wysgeerte beter verligt, dat men ,, door middel van dit nieuw verfchynzel het „ Vuur uit den Hemel kon nederlokken, de ftof „ des  Inleiding. 29 des Donders aan onze proefnemingen onder„ werpen, en het verband, miffchien zelfs de „ volmaakte gelykheid dezer drie groote ver„ fchynzelen , den Donder namelyk , de Zeil„ fteen - kragt, en het Noorderligt bewyzen." Monfters waar te neemen , Schepzels op te merken, die buitengewoon zyn , en daat men, geen rede van kan geeven; Zig daar toe by1 voorkeur te bepaalen boven andete, waarom-, trent de Natuut haare gewoone wetten gevolgd heeft, toont een even groot gebrek van oordeel, als fterke zugt voor het zeldzaame en wonderlyke; men moet eerft de algemeene wetten der Natuur tragten te leeren kennen, eer men die gewaande uitzonderingen opzoekt , welke dikwils daarom alleen uitzonderingen zyn, of ons zodanig voorkoomen , ,, omdat wy geene ge„ noegzaame begrippen van de algemeene wetten ,, hebben. Een Monfter is in de Natuurkunde een verfchynzel , waarvan ons de oorzaaken „ minder bekend zyn. ——— Elk buitengemeen verfchynzel heeft altoos een zeket verband » met het geheel Syfthema, als wy alle de oor« ,, zaaken en gewrogten kenden, zouden 'er gee., ne Monfters, geene uitzonderingen, geene on,, verwagte verkhynzels wezen, en 't zyn deze ). algemeene oorzaaken en gewrogten derhalven, „ welke wy byzonderlyk moeten leeren ken< p nen, * Ten En houdt lig met ;eene en;ele zeld» ;aamhelen op.  3° Inleiding» Als n de Niti grondi| doorzie is alles dezelv* verbonden. en Ten dien einde nu is * niet genoeg, dat men mr de oppervlakte der dingen meete, dat men het t, uitwendig maakzel gade flaa , dus zou men de Naru'jt flegts in haaren flaap, om zo te fpreeken , in hanren ftaat van ruft leeren kennen , maar men moet haar in beweeging zien, „men >> moet alle de vereenigde en ftrydige kragten, „ welke in zeker verfchynzel zaamen loopen, » opmerken, om den invloed, dien elk derzei». ver heeft, of hebben zal, te kunnen bepaalen; »» men heeft een Mathematifch bewys in zyn ecg » of handen, als de geeft, opgeklaard door deze „ fakkel van eene verligte Rede, en door de onj» dervinding geleid, het uitwerkzel uit deszelfs „ eerfte oorzaaken weet na te gaan. Alles is in de Natuuilyke zo wel als zede>, Iykè wereld verbonden, en dezelve, van dit » oogpunt befchouwd, vertoont een grcot To„ neel, waarin het verbaasde gemeen niets be,, fthouw:, omdat het niet weet, hoe cf waar het zyne oogen wenden moet, maar „ daar een verftandig waarneemer, in 't midden i, eener fchynbaare verwarring, degrootfte order, i, in al het gewoel de uiterfte ftil:e,en in het heit vigft gedruifch de volmaaktfte harmonie be,> fpeurt; ■ Door zodanig eene wyze vaa waarneemen verheft hy zig van het geen nu ,, gebeurt, tot de moogelykheeden , of waarfchyn>3 lyke dingen, die kunnen of zullen gebeurenj >, zyne  Inleiding, 31 s, zyne ontdekkingen toonen de grootheid zyner ,, ziel, zyne verzekeringen bewyzen de opregt„ heid van zyn hart, en zyne Schriften gelyken ,, volmaakt naar de Natuur, die 'er in geichil„ derd wordt, dat is te zeggen, zyn tevens ver,, heven en eenvoudig. Dit was in alle tyden de wyze van waarnee- e men die alle groote Natuurkundigen volgden, j maar die Natuurkundigen waren in alle tyden zeer , zeldzaam, en hunne poogingen wierden door- j gaans kwalyk onderftcund , tot op de vernieuwing der weetenfchappen , een vernieuwing , een voorval zo roemryk voor bet Menlcheiyk geflagt, als voordeelig voor de Maatfchappy ; want zo de Weetenfchappen eenige misbruiken onder ons hebben ingevoerd , zy hebben die fchade rykelyk geboet, door het Menichdom te verligten , onzen geeft te befchaaven , onze zeden te verzagten , en ons eene gezelligheid en deugd te doen beminnen, die wy te voren niet kenden. Ik zwyge van duizend andere vooraeelen, welke de Maatfchappy aan deze gelukkige omkeering te danken heeft. De Kancelier BACO hadt den roem van den loopbaan te openen , die na hem zo veel ruimer is geworden; hy leerde "t Menfchdom, dat e'éne waarneeming, met oordeel gedaan , meer ligt zou aanbrengen, dan tweedui- z;nd n dit Qoet een ;ocd vaaineener opnerken. Ie Kancelier Baco VERU- Lam,  galile] t0ricel Pescar- tes , 34 Inleiding; zend jaaren twiilens; rnen geloofde hem op zya woord,men verliet de dwaalligtenea valfche flikkeringen , daar men zig twee duizend jaaren meê hadt verblirdt, men opende zyne oogen , men Zag, en men begon wys te worden, _ „ Terwyi Baco den weg aftekende, die ter „ kennis der waarheid leiden konde, wandelde ,1 Gaulei op denzelven met yverige flappen ,, voort, en moedigde dien door zyn voorbeeld niet „ minder dan de Engelfchc Wysgeer door zyne „ leffen aan ; hy zag reeds, dat de Hemelfche „ lighaamen in hunne drukking en zwaartekragt „ op malkanderen zekere wetten volgden , hy „ zogt en vondt die wetten, welke naderhand >, door Newton algemeener toegepafl:, het Heel» „ al verklaard hebben. Zyne Verrekykers ga,1 ven eene nieuwe gedaante aan hetzelve, en zy4, ne proeven over de zwaarte der lugt baanden Toricelli den weg, en verfehaften der wc„ k-ld eene verftaanbaare Natuurkunde, „ descartes verfcheen. en begon door zyne ,, Methodus ;Een werkvan eene diepe overdenking, ,, en 't welk den doodfteek gaf aan 't geen men » toen de Wysgeerte det Ouden noemde, en *t ,, 't welk zyne eige Wysgeerte onder den voet zou geworpen hebben, hadt hy zig naaar zy,» ne eige beginzelen geoordeeld ; hy verbande ,, de dwaalingen der Schooien, maar maabe ftoute o onderftellingen in dczelyer plaats, die naar i, maa-  INLEIDING. 33 „ maate zy de algemeene werktuigkunde van 't Hee!-al beter fcheenen te verklaaren, grooter „ belctfels voorde ontdekking der waarheid ftrekt, ten. Men leerde ondertuiTchen uit de dwaalingen „ zelve van CaRTESIüs , dat men , om de Natuur re kennen , haar zelve liever moeft raadpleei> gen, dan door een donkere nevel van overou5» de tyden > en ve'byfterde uitleggingen, cnderzoe„ ken , wat Aristotvles of Plato van haar ,, gezegd hadden. Deze grondregel eens aange„ noomen zynde verfpreidde zig de geeft der » Wysgeerte wel haaft door geheel Europa. „ Pascal , Boyle , Torkelli, en eene menigte ,, andere waarneemers kwamen te voorfchyn , en ,, die zelfde zugr, zig fleeds uitbreidende , bewoog ,, wel haaft de Vorften , om deel te neemen in „ den roem van de weetenlchappen te bevorde» ,, ren; men zag van alle kanten Academiën op. „ regien. „ Ter zelfder tyd fprak God } dat Newton zy '■ en daar was licht in *t ganfch Heel al. • Deez' bragt de Wysgeerte van de befchouwing ,, der moogelyke oorzaaken , tot de waarnee„'ming der wezenlyke uitwerkzelen; Hy zogt ,, naar de zaamenketening en 't verband van al,, le de vetlchynzelen , en hy ontdekte de Na. tuur in haare geheimfte werkingen. „ Leibnitz en MallebraNCHE hadden meC „ de Paschal, BOYLE, maar boïenalNEWTON rebben de aeWysbe. geerte doen hereeven. LE1ENITI en MAL-  LEBRA CHE he ben da; aan ooi veel go gedaan, 34 Inleiding. J- ,, de veel deel in deze omkeering en,om r' ., 'er de eerfte werk - oorzaaken van geweeft te : „ zyn, ontbrak ben moogelyk niets, dan voor „ Defcartes geleefd te hebben. " * * * Zie daar een kort uittrekzel van eene uitmuntende Redeneering ; de vereifthten, die dezelve in het waarneemen en beöeffenen derNatuur vordert, zyn veelal in agt genoomen in de gedenk» fchriften der Fnmfibe , Engelfcbe en Duitfcbe Academiën, in de werken van Swa.mmer.pam, Lesser , Lyonnet , Baker .Tremrlay , MAU. pertuïs , de reaumir , de BtJFFON enz. maar die gtoote en verheven werken zyn niet ge- fchikt voor de jeugd en om die rede ben ik te raade geworden , om 'er dat geene uit te kippen, en m een kort bedek by malkander te brengen daar ik denk, dat zy het meeft vermaak en voordeel van kunnen hebben } ik hoop hen door dit middel in ftaat te dellen, om a)iengs uit dk bronnen zelve te gaan ftheppe„, welke ik hen thans zal openen of aanwyzen. Het geen ik hen zal vosrdraagen , ben ik verzekerd, dat hen behaagen zal, zy zullen de werkingen der Na. tuur, welke zig inzonderheid in de Gekurvenen ,op eene verwonderenswaard.ge wyze, vertoonen,met opmerking en vermaak befchouwen, en zy zulJen bevinden, dat, naar maate zy zigaan dit ver- maak  Inleidïng. 35 imaak meer overgeeven , zy meer fmaak in '"c zelve zullen vinden; zy God en zig zeiven beter Zullen leeren kennen; zy wyzer en deugdzaamer zullen worden. Ik behoef, na het uittrekzel, dat ik van de voorgaande Redeneering uit de Colle&ion Academiqite de Dijon gegeeven hebbe, niet verder te bewyzen , dat meeft alle werken, welke over de Natuurkunde in het algemeen, over de Infe&en in 't byzonder, handelen , ongelchikt zyn voor jonge lieden. Die wyze van waarneemen , welke in de gemelde Redevoering met regt is aangedrongen , wordt in die werken, gelyk ik ftraks aanmerkte, gevolgd , en hunne waarde en voor» treffelykheid zelve veroorzaakt dus, dat zy voor de jeusd niet dienen kunnen. Maar daar is nog eene andere rede hier van; *t Is de Deugd, welke men der jeugd bovenal mpet zoeken in tc prenten, en 't is deze egter, welke de grootfte Natuur-befchouwers niet altoos boven alles in't oog gehouden hebben. Ik za! daarvan, gelyk ook van eenige derzelver ftraks nader fpree. ken. §. III. Jk zal dan in dit werkje tragten te vervullen, *t geen my toefchynt, dat in de anderen ontbreekt. Men oordeele 'erover uit het ontwerp, dat ik gevolgd heb, en 't welk ik ga voordtaa» gen. C i D't  36 Inleiding. Oorrmt en ont' werp \ dit wer Wy moe' ten ons zelven in rk Dit werkje is eene verzameling van ftukken, an die ik uit andere werken getrokken , en gepoogd fc. heb zo aangenaam en nuttig te maaken, als my moogelyk was; nuttig,door de menigte van byzonderheeden , en door de aanmerkingen , wel. ke ik 'er byvoege ; en vermakelyk door de verfcheidenheid , die in 't zelve heerfcht. Ik heb daat in verzameld al wat ik keurig en opmerkelyk gevonden hebbe in de werken van Swammerdam, Lesser , Lister , Lyonnet , den abt de Pluche enz. alle voortrefJelyke mannen, en wier fchriftcn als een fchat van wysheid kunnen worden aangemerkt ; ik heb tuflchen hunne waarneemingen eemge ttekken van den geeltigen la FoNTAiNE ingevoegd, als zo veele bloemen, waarmede ik geoordeeld heb, deze verzameling te moeten vervroiyken. Men zal bykans altoos,aan het begin der Hifforie van yder Gekurvene , eene zedelykc aanmerking, 'tzy waf langer of korter, vinden; men zal ze ook, in de Hiftoiie zelve, meermaalen aantreffen: z0 het waar is in het algemeen, dat men de kundigheeden der jonge lieden moet vermeerderen, dat is te zeggen , hun geheugen met zaaken verryken, en hen leeren om daar gevolgen üit te ttekken, en gebruik van te maaken, met hoe veel meer rede moer men dan de dierbaare zaaden der deugd niet met volle handen in hunne tedere harten zaeijen. Wat baat het ons het ganfch Heel-al te kennen , zo wy ons zelve niet kennen ? En wat nut zoude  Inleiding. 37 zoude het ons geeven ons zeiven te kennen, zo wy ■ die kenuis verkrygen konden zonder wyzer, beteren j gelukkiger te worden. Dit is het wat t ons de Godheid door de befpiegeling van alle haa -^ re Schepzelen voorhoudt > van die ongemeete \ klooten af. welke met zo veele majefteit boven £ onze hoofden rollen , en ons onze geringheid zo d duidelyk doen bemerken , tor op het minde wormp-z je toe , het geen den Wyzen leert, den Dwaas 1 hovaardig maakr. Laat ons het voorbeeld der eerden volgen j laat ons de Gekurvenen met opmerking gadeflaan , en onze hoogmoed, welke ons dezelven in den^ beginne als veragtelyk deedt befchouwen , zal l wel haaft begrypen , hoe veragtelyk zy zelve is •, ] Zy zal zien, hoe de Schepper geen minder konft ( en vernuft in derzelver formeering heeft gebezigd;' hoe hy dezelve met geen minder zorge gadeflaat, dan den verwaanden Menfch; zy zal zien dat die geringe diertjes ons voorbeelden van deugd verfchaffen, welke wy bloozen moeften vannooden te hebben; en hoe zeer hunne aanvallen ons menigwerven doodelyk zouden zyn, zo God met, uit medelyden met onze zwakheid, goedvondt, hunne wapenen te fluiten , tegen welke wy ons, met al ons ingebeeld vermogen en wezenlyke trotsheid, niet zouden kunnen befchutten. Zie daar de manier en wyze. hoe wy de InfecScn befchouwen moeten ; en gelyk dit zedelyk C 3 ge- onderleid leeennen:n o.n eugdaam te rorden. ,ulk eene ennis beoelt God iet alle yne gewrogten. elnfe&cn urmen laar in'c 'yzonder oe die. ten, ;n worden daar toe in dit  33 Inleiding. werkje gebezie De tuur is eenvoudi in haare gewrogten. Men be hoert de pntlcedingderInleóten ^ gedeelte een voornaam ftuk van dit werkje uit• maakt, zo heb ik het Natuurkundige met in die mtgeftrektheid verhandeld, die ,k 'er aan Zoude hebben kunnen geeven . Ik tragt flegts de Gekutvenenin hun maakzd, aart, huishouding, voor.of nadeden voor ons enz., te doen kennen, en wel byzonderlyk te doen kennen op eene wyze ,die ons beter maaken kan. Ik heb het opmerkelykfte, t welk my van elk dier diertjes is voorgekoomen,' by een verzameld , met oogmerk om er onze' leermeeflers en leidslieden van te maaken in de groote weetenfchappen van deugd en geluk. Het was onmoogdyk, en, tot myn voorgefield oogmerk, nutteloos alle lootten van Gekur. venen, en alle de deeltjes, waaruit zybeflaan, te befchryveu; ik heb, naar de wyze onzer befte fchryveren, dezelve onder zekere klaiTen gebragt en verhandeld. - Men zal door de eenpaarigheid, in ge'ee? nmgen dier kleine fchepzeltjes, zo verfch.Iende fn den fchyn, duidelyk zien, en men zou het uit de everee.rkomfl diet zelfde geleed.ngen met die der groote dieren nog zigtbaarder bemetken, hoe eenvoudig en verwonderlyk de Natuur in alle harre gewrogten is, Het is ongetwyffeJd fraei, het is nuttig, die gelykheid en overeenflemming op te merken om daar in de magt en wyshcid des grooren Schep-  Inleiding; 39 Scheppers te ontdekken; maar dit onderzoek totn' in de gerinfte deeltjes voort te zetren, de klein-„j fte ftukjes met de grootfte moeite naar te gaan, ™ en 't minft zigtbaare 'c meelt te belchouwen, is de zaak zeketlyk te verre trekken, en den tyd, dien God ons tot werken en genieten heeft vergund, in enkele belpiegelingen verliezen. Dat een DE Reaumur. , dat een DE BuFEON de ^ hand eens konftenaars beftiere in het maaken dier vetwonderlyke glazen , die de voorwerpen centge millioen maaien vergrooten j dat zy my, door middel hunner Zon Mikroskoopen, het kleinfte diertje van de grootte als een Rot, of een Luis, van omtrek als een kalf, op den wand verwonen, ik zal verrukt zyn van dit Schouwfpel, en 't zal myne ziel vervullen met eerbied èn erkentenis voor den grooten Man, die 'c my deedt zien •, maar dat heden van een veel geringer geeft, aan welken de aarde haare grove handen en ftevige fpieren, gefchikc om haar te bebouwen, met rede verwyt, dat zodanige Lieden diie vierde deelen van bun leeven befteeden om glazen te flypen, of de veertjes van een kapelle - vleugel onder het Mikroskoop te fchikken, dit verwart de order van 't Heel ■ al. God heeft ons eene ziel gegeeven bekwaam om 1 in een oogenblik het Heel-al door te loopen ;, hy heeft ons oogen gegeeven, waar in zig aller-s hande voorwerpen in eene oneindige menigte en verichddenheid, zonder het minfte ongemak, C 4 zon- :t tot e kleirheeden : te ekken, :lyk de eeten de dnmurt #i»erw. Vy moeen meer ■oorwerien zien.  4° Inleiding Dr ctken tenis verpligt ons om de fi'hrrveis der NatuiirlykeHiftorie ie leeren kennen; tls i Zonder eenige verwarring , fchilderen ; hy heeft onzer zie'e, en zelfs onzer oogen, eene begeerte ingeplant, om alles K zkn, alles te ontdekken; ja-ten wy derhalven die uitcrfte fynheeden overlaaten voor die bevoorregte Zlelen, welke van de Natuur verordend fchynen om voor ons te zien cn ons hunne fraeije ontdekkingen, de vrugt van een oneindIg nafpooren, mede te deelenj laaten wy dezelve zeg ik voor deze groote Mannen overlaaten , of die met erkentenis en eerbied uit aunne handen ontvangen; maar Jaaten wy ons vergenoegen met dat geen op te merken, 't geen Zig duidelyket aan ons gezigt vertoont; eene al te fterke aandagt op een enkel voorwerp belet ons de andere te genieten, en ons hart verzet zig tegen dat foort van ongelyk en geweld, dat men 't zelve dus aandoet. . §- IV. Eén der eerfte pligten van een erkentelyk menfch is de hand van zynen weldoender te ecrbieden, tetoemen, te ftreelen; laaten wyons dan ook van dezen pligt, 20 aangenaam als geheiligd, naar behooren kwyten; laaten w'onze erkentenis aan die doorlugtige Mannen betoonen, welke hunne ruft, hun gemak, aan een ingefpanne aandagt en geduurige waarneemingen hebben opgeofferd, em ons de Natuurlyke Hiftorie te doen kennen , en ontdekkingen te doen , daar wy vermaak cn voordeel van trekken ; laat ons jie mannen leeren kennen, die zo wel verdienen go  Inleiding. 41 gekend te worden, en laat ons dezelven altaaren in onze harten opregten. Ik zal 'er eenigen noemen, welker werken my den meeften dtenft gedaan hebben; De verzameling , die ik 'er uit gemaakt heb; zal, hoop ik , nutdg genoeg geoordeeld worden , om veele Lezers met my deel te doen ncemen m de erkentenis, welke ik die groote Mannen vericnuldlgd ben. Jan SwAMMHJfcDAM, wierdt geboren te Amfterdam den 12 February .637-, zyn Vader, die ^ een Apotheket was , fchikte hem tot den Predikdienlt, maar de Natuur hadt hem verordend, om haare werken te doen kennen. Op den zi February 1667 wierdt hy Dodtor inde Geneeskunde ;hy hadt zig inzonderheid op de Ontleedkunde toegelegd, en daar m reds veel roem verworven; hy ontleedde byzonderlyk de Iniecten meteen onnavolgbaare vaardigheid en netheid. De Groot-Hartog van Tosbaanen, welke toen 1,1 Holland reisde, boodt hem een penfioen van twaalfduizend guldens aan , op voorwaarde, dat hy de bezorging van zyn Kabinet der Natuurlyke Historie op zig neemen zoude. Die Vorlt waardeer, de uitmuntende Mannen , en hy hadt rede van Swammerdam aan zig te willen ve.bmden, Maar deze, geboren in den boezem det vyheid, op. gevoed in de gewoonte van zyn gedrag niet dan aan de wetten, of z.yne begrippen dan aan zyn aeweeten te onderwerpen , was al te wel beC 5 tlaSr» SWAIM" ERDAM,  42 Jnleiding. dagt, om uit een Holland/ene Stad naar een Iraliaanfeh Hof over te gaan, Swammerdam, die geene andere bezittingen hadt, dan zyn Kabinet, befloot egtenhetzelve te verkoopeu, om daar een /ommetje uit te haaien waarvan hy op 'tplatte Land zou kunnen leeven; hy voelde, hoe zeer het geluk yan vreedzaam en geruft buiten het gewoel der wereld te leeven verbezelyk is boven het vermaak van een fraei ■fvabinet te bezitten, Zyn Vriend Thevemot poogde vrugtloos 'er m Vrankryk een kooper toe te vinden , 'e was thans de eeuw niet van de'Natuurlyke Hiftorie. De Groot Hartogvan Toskaanen herhaalde hem dé aanbiedingen, welke hy hem in Holland gedaan hadti men vermaande hem omRoomlch te worden, en naar Italië te gaan : dog hy antwoordde ruftig dat zyn Kabinet te koop wos> maar dat by nog zyne Ziel nog Godsdienft veil badt. Jammer is het, dat zo veel verftand en edel. moedigheid , ajs in iit amwocrd doorftraaJt naderhand door zo veel bygeloof en dweepery wierdt bezwalkc; maar zyne ziel, zo zwak als zmver, was niet beftand tegen de gewaande ingevingen van Antoinette DeBourignon ; hy gai zig daar aan over, en ftaakte zynen arbeid. roen verviel hy i„ bekrompenheid en moeijeykeomflandtgheeden; want, gelyk ik zeid , hy hadt weiiage of geene bezittingen. Jan00rt [ die  Inleiding. 43 die hem een verblyf in zyn Kafteel hadt aangeboden, toen hy het niet noodig hadt, aaiielde , en maakte zwaarighcid om hem die wykplaats te vergunnen, toen hy, byna tot gebrek vervallen, hem zyne aanbieding errinneide, en om de uitvoering daar van vetzogt; onze gele rde, die beter de Infeden, dan de menichen kende, itondt zeet verzet over dat gedrag, en begon, op dit oogeublik, eerfthet Menfchdom te wantrouwen. *t Was, inde tuflchen tyden der verwarringen, waardoor zyn leven ontruft wierdt, dat hy zyn uitmuntend werk faamenftelde, 't geen hy noemde den BïBEL der NaTüüR, daar ik elders meer van zeggen, en dat ik dikwils gelegenheid hebben zal aan te haaien. De ongelukkige Swammerdam, leedt onderwyl niet minder naar den geeft,als zyne uiterlyke omftandighecden zyn leven verdrietig maakten;zyn hart door kwellingen bcneepen, zyne verbeelding verhit door droomeryen en harfeufcbimmen, welke met eene verftandige Godsvrugt en regtgeaarde liefde van het Opperwezen firydcu, fielden hem ten prooy van eene naare droefgeeftigheid, waar op eene kwynende koorts volgde, die hem eindelyk den 27 Febmary 1680 wegfleepte ; hy, die uit hoofde van zyn hart, zo wel als van zyn geeft, een zeer gelukkig lot verdiend hadc,en wien het Menfchdom belang hadt een hoogen en geze^cnden ouderdom toe te wenlchen, flierf,toen hy pas 43 jaren bereikt, cn , in dien korten leeftyd, allerhande  44 -Inleiding. de kwellingen cn ongeneugten beproefd hadf. De welfpreekende uitgever van de Academifcbt Verzameling van Bijou, voegt de grootfte ]of. ipraak, d,e men van iemand geeven kan, by dit «mge verwyt, dat men hem maaken kondcj ». Na z.g in de Wysgeerte zomtyds boven „ Descartes verheeven te hebben, ftelde hr „ «er zyn roem in, om zig voor de voeten var» ,. Antomeite de Bourignon te werpen " Swammerdam wasnoginden bloey zyner jaaren, toen hy walgende van de wereld en het leven, jaarm hy nimmer eenige vreugd hadt ondervon- droefgeelttghezdovergaf.Welkeenhaatelykgedrag voort"' Vu °ngdukke" hadden fa"»» voorkoomen of heritellen, met hem van hunne vermogens een weinig by te fpringen! Byaldten 27 h6m ü^tS 20 ^ geholpen hadden, dat hy op eene eenvoudige wyze, ten platten lande hadt kunnen leeven, gelyk hy verlangde . zo zoude hyzyn nutfgenarbetdvervolgd, de dweepcryen de betiteld en het Menfchdom verligt hebben. re^et ' ^ CVCn °™ft-digvande ande. regroote Mannen /preeken konde, welker werken * othet faamenltellenvanhet myne gebruikt heb 5 maar om deze In leidingniet te lang te maaken, za^ * %«m«een enkel woord van dezelvefpreeken.  Inleiding. 45 Antony Leeuwenhoek, geboren te Delft in Holland in 1651, heeft proeven, waarneemin. ^ (jen en ontdekkingen in de Natuurlyke Hiftotie gedaan , welke altoos in agting zullen bly ven , en heeft byzonderlyk de konft van glazen voor het Mikroskoop te ilypen zeer veel bevorderd. BsrnarD NiEUWENTYD, een Hollands Geneesheer, geboren in 't jaar 16.74, was een Wis-1 konftenaar en Wysgeer, en een Wysgeer, welke in dit opzigt byzondcr groot en agtenswaardig is, omdat hy zyne uitmuntende talenten hefteedde , om dien God te doen kennen en eeren, van wien hy dezelve ontvangen hadt. Hy verdient den hoogden roem wegens zyn voortreffclyk werk. de Wereld-beschouwing. Steven FransGeoffroy, beroemdGeneesheer, Kruid- en Scheidkundigc , geboren te Parys in 1671, ftelt in eene zyner Thefcs, by wyze van vraage, voor, „ of de Menfch heeft beginnen „ re beftaan in den ftaat van worm? " Men heeft een zeer goed Latynich werk van hem over de Materies Medica in drie declen in Odla»o, welke door Antony Bergier , Geneesheer te Parys, overgezet en in zeven (tukjes in r 10, uitgegeeven is. Dewyl het geheele ontwerp van dii werk door den Schryvcr zelve niet heeft kunnen worden afgedaan , zo vervolgen de Hcereti SALERNE en ARNOUD DE NOISLEVILLE, Ge neesheeren te Orleans, het zelve met veel yverer een gewenlchten uitflag; het elfde deel van di ver Lieu- rEN- OEKo NlEUventyd. geof- ?aor.  46 Inleiding. De R.e mub e de Plu che. Gelykheid va dit werl meteen gedtdti van het SCHOUV TON. D] Natuur vervolg is my tot een groot behulp geweed, gelyk men mecrmaalen zien zal. (v. De HeerenDEREAUMURen de Pluche zyn zo « bekend, zo beroemd , dat ik van hen niets zou kunnen zeggen , zondet te hethaalen het geen de geheelc wereld weet, nog hen kan Pryzen, zonder gevaar te loopen, van die lofi Ipraaken , welke rncn hen zo dikwils gegeeven :je heeft, te verzwakken. De Abt de Pluche in'c , byzonder heeft insgelyks voor de jeugd gefchreevcn , en ik heb lang in beraad genoomen, om 'R dien loopbaan in te treeden , waar in ik, met zo , vecl rede vreezen moefl, verre agter hem te blyven 5 eindelyk heb ik het gewaagd hem te volgen » en ik troofl: my, dat het my altoos een eer zal wezen, hem, zelfs van verre, gevolgd te hebben. Ik heb dikwils uit dezelfde bronnen geput, als de Heer de Pluche, maar nog meer Uit andere, daar hy niet gemeend heeft, dat hy gebruik van behoefde te maaken, of welke naderhand eerft geopend zyn , na dat hy zyn Schouwtoneel der Natuur geëindigd heeft. Ik heb geoordeeld hem myne eerbiedigheid te'moe. ten bewyzen, met hier en daar eenige plaatzen uit het eerde deel van zyn aangenaam en nuttig werk over te „eemen , maar, gelyk myn Ontwerp merkelykverlch.llende is van dat van het Schouw. toneel der Natuur, zo vleie ik my , dat men het een cn ander met vermaak en vrugt zal kezen. H i' S.  HISTORIE DER INSECTEN. OVER DE INSECTEN IN 'T ALGEMEEN. aar is ^ecn boom' ^cenc P^ant' ^ * ^ welke niet een of meer zoorten „ Cl D Cl van Gekurvenen voedt; de Dieren,1^ *V ^ ja wy zelve, hoe veel wy ons'op c onze meerderheid en heerfchappyS vermeeten,wy zelve ftrekken hen tot ipyze, wy zelve draagen ze in onze ingewanden. De lugt, de aarde, het water is 'er van vervuld; hun vermogen en getal zyn onbepaald, en de meeften derzelver zyn ons nideelig ; dit is een van die verborgenheeden , daar wy geene rede van kunnen geeven , maar die 'er by menigte in de Natuur voorkoomen; en waar in wy de oogmeiken des wyzen Scheppers aanbidden moeten, zonder die ten vollen te doorgronden; de Gekur. venen zyn gedugte vyanden voor het Menfchelyk geflagt, en hier door byzonderlyk getchikt om 't zelve te vernederen ; eenigen endertuflehen zyn ons ook nuttig, en dienen, om onze wezenlyke of ingebeelde behoeften te vervullen. Zonder van de Byen en de Zy wormen te fpreeken, zyn wy niet aan zekere gevleugelde Mieren van Alles is letlnfecin.verjkf, die ns doorians naeelig, somtyds nuttig Dit batfte blykt uit  het La Purper. Hetryp der viu£ ten, en byzoi derlyk d V/gen. De Gekurvenenkoomen ook in de Geneeskonft te pas , 4§ Historie i. van het Koningryk Pegu het Lak verfchuldigd, dat wy zo nodig hcoben om onze brieven*te verzegelen , 't welk van zo veel dienft is in het Terniflen, en va„ 20 vee| gebruik om het Maroquin leder rood te verven. Is het niet aan de ^Gekurvenen, dat wyhet Purper en de fchco„. - ftc kleuren te danken hebben? Het rypmaaken der eerfte vrugtenishuu werk ; men vindt wormpjes in de vrocgfte Aprikoozen, Peeren, Appels eriz.;zommi;»e vrugren kunnen zelfs geheel niet rypen, dan met hun behulp ; ren voorbedde hier |- van dienen de tamme Vygen op de Eilanden van de Archipel, welke niet ryp worden, dan door middel van een behulp, 't welk , by overlevering van den tyd van Theophrastus en Plinius , is aan-en, omen en gevolgd. Men hangt boven ' den rammen Vygen-boom een langen ftrook of bondel van wilde vygen, in de gedaante omtrent als een kroon; gelyk nu in yder dier wilde Vygen een worm huisveft, zo vallen deze op de tamme Vvgen, cn gecven daar aan den noodigen trap van rypbeid , welke zy buiten dat niet gckreegen zouden hebben. Kan onze weelde dat geene verfchaffên ? 't WeJk dezelve pragtigft en fchitterendft vertoonenkan, is dan het meefterfhik der Gekurvenen. In dezen moet men egter erkennen, dat zv nog niers doen , 'c welk hen minder veragtelyk maakt. Onze vrugten te doen rypen is een bezigheid van meer  van de Insecten in 't Algemeen. 49 meer belang , en zy verdienen deswegen met een min ongunftig oog befchouwd te worden. Maar wy zyn hen noggrooter weldaad vetfchuldigd; die, namelyk, van onze gezondheid zonityds te hetftellen. Men weet het gebruik der fpaanlche vliegen, der aardwormen, der bloedzuigers, der piffebeddenenz. Met dit alles moet men egter erkennen, dat, zo 'cr eenige Gekurvenen zyn» die ons voordeel aanbrengen , 'er veel meer gevonden worden, welke alle l.unne vermogens fchynen aan te wenden, om ons te befchadigcn,en daar in, gemeenlyk, niet dan al te wel, flaagen. Men zal moogelyk nog eenige eeuwen werk hebben, eer men een voldoenend middel zal uitvinden, om de Mot uit onze wolle ftoffen te houden, de Rupfen te beletten onze boomen kaal te fchecren, ons gedorfcht koorn voor de Myt, cn ons bewerkt hout voor de Wormen te bcvryden , welke 'er op fchynen teloeren, om het,'zo dra wy onzen arbeid daar aan verrigi hebben, geweldaadig aan te taften, Die ontzaggelyke Dyken, welke, als onwankelbaare rotfen , het geweld der golven wederftaan, en het beevend Nederland , tot verbaazing des vrecmdelings, tegen de woedende zee beveiligen; die koftbaare werken zullen moogelyk door eet veragrelyken worm vernield worden. De grootfft Schepen, welke de wereld, cn derzelver afgele genfte ooiden door een nuttigen handel zaamver. binden , of den dood medevoeren , daar z) D haars maar zyn toch, in weerwil dier voordeden . ons zeer nadeelig. Inzonderheid de Paal-,701men.  50 van de Insecten haare bulderende ftemmen laaten hooren, ftrekken dikwils ten prooy van hetzelfde ongedierte, en, van alle kanten als een zeef doorboord, vergaan zy, eer zy die geringe oorzaak vermoeden. Het trotfch Veneticn , 't welk de ontembaare zee wilt te temmen , zal eindelyk onder 't geweld dier golven ncderzinken, welke het thans zo fier braveert. Zulke vreeiTclyke uitwerkzelen , zou men zeggen, dat eene zeer groote oorzaak moeften hebben; maar neen, die oorzaak is een kleine worm , welke het hout doorknaagt (a). Men O) Venetien is geheel geveftigd op een geheid bofch , om zo te fpteeken , in het midden der zee. Geen wonder; dat de bekende Sannazarius zoo trotfch een Veis hier op maakte. rtdtrat lAdriacis ffnetatn TieptHms in mdis State urbem, Mi penere j«ra mart, N»wr mihi Tarpejas, Quantum yis, Jnpittr artis . Ob,tce & tlla tui mania Marlis uit, rn P'U^° ' 'h"im f"?"' Hrl"m "'ff'" «tramqut man Hommes , diccs, banc fofuijfe Deus, *?R.rA Volirjns de '"'«ifchootfche Overzettinge, voor de tofibr.ya„ dewijl, der Venttianen, gedrukt:in,8. by ta H. yan Damrnc, 1703. 1, Nephmin zag Matcus Stad in 't midden van de baaren » van 't AdriaatfcheMeirmetttotfche tippen ftaan „ En onder haar gebied den ruimen Oceaan, ' „ Zoo verdegroote Zee haar lendnen laat bevaaren „ Dat nu de Dondergod (rprak.fcliuddende zyn hairen ,, De Temmer van de Vloed) my zeite tot een kans n J3rpe'a s fterke Rots, 0I" Alavors hooge Trans, „ Of wat "er meer op aardzyn oogen mag verklaaren. ,, Heeft Trbur in zyn oog het voorrechr evenwel ,» En moet myn Hadria ontfangen zyn bevel, » Zo ,s een beter keur in ditgefchil vannooden: ,> Zie voor uw oogen heen aan deze en geene kant, £ En oordeelt.of "tniet zy.na'tzuiverde verftand, ,, Dit van de Alenfchen , deea' getimmerd van de Goden.  in 't Algemeen. 5: Men kan zig voor alle die nadeelen niet be. veiligen, nog dezelve verminderen , dan naar maate men de Gekurvenen ,die dezelve doen, beter kent; en't is dus ons belang, 'c is onze zekerheid zelve, die ons verpligten, om ons op die kennis toe te leggen. Derzelver beoeflening daerenboren is aangenaam door de menigvuldige wonderen, die 'er in voorkoomen, wonderen zo veel te verkiezen boven die van gewaande Hiftorien , als zy boven'de laatften, onder andere voordee1 len, die der waarheid heefr. Eer wy tot een by zonder vcrflag wegens de Ge. kurvencn tteeden, oordeelen wy verpligt te zyn, een woord van ecnigen dier beroemde Schryvers te zeggen, welke zig op dit fraay gedeelte der Natuutlyke Hiftorie toegelegd hebben , en gelyk wy , in onze Inleiding , de zulkenaangeweezen hebben, waaruit deeze verzameling getrokken is, zo ook nog ecnigen der anderen, welke in deze weetenfchap uitgemunt, en die door hunne fchriften bevorderd hebben, thans te noemen, zullende van de overigen , hier en daar,in ons werkje zelve, in 't voorbygaan Ipreeken, Eleazar Albin en Maria Sybilla Merian. hebben eene groote menigte Infcften naai de Natuur getekend; maar gtlyk 'cr geene verklaaringen, of ten minften niet dan weinige cn korte, by die plaaten zyn, zo zyn dezelve voor de oogen, om Zo te ipreeken , alleen geknikt. D » uit hoofde van dit alles moet men de Gekorvenen leeren kennen, en ten dien einde ook die SchiyverSj welke over dezelve gelchreeverthebben,aU  Ilïaz; Albin, JuJfrom Meriai> Goe. »aeht« 52 van de Insecten r eleazar Albin was een Engel/oh Schilder, die in 1720 eene Naiuurlyke Hiftoric van de Infecïen van zyn land gaf met honderd afgezette figuuren. Men vindt in dit werk Rupfen, die men nergens anders aantreft. ' Maria Sïbilla Merian, Dogter, zo men ' gelooft, van Matthius Merian, een beroemd Duitfch Etzer, ondernam groote reizen, zelfs tet Suriname, om Infccten waar te „eemen en te Ichilderen. Zy ftierf te Amfterdam in 1717. Jan Goedaert, of Godaat, zo als het doorgaans wordt uitgefprooken, heeft ook Infectcn gefchilderd, en heeft zyne plaaten leer. zaam weeten te maaken, door de verklaaringen, welke hy 'er bygevoegd heeftj 't is waar, dat de meefte dier verklaaringen onnaauwkeurig, en zommige zelfs belaggelyk zyn , maar men moet hem ten minften dank weeten, dat hy de waarheid bedoeld heeft. Die agtens waardige Man heeft, inderdaad, veele moeite genoomen , om de Natuurlyke Hiftorie voort te zetten , en dit gedeelte byzonderlyk grondig te leeren kennen; hy heeft vyfentwintig jaaren lang Gekurvenen gevoed , cn zig vermaakt met dezelve in hunne verfcheide flaaten te vertoonen. Zyn werk is in j66z gedrukt; het is in drie boeken verdeeld, en vercierd, of liever bezwaard , met plaaten, dier zeer kwalyk zyn uitgevoerd. De meeften der Infccten zyn daai in ou-  in 't Algemeen; 53 onkenbaar. De Heer de Mey, Doctor in de Geneeskonft, en Predikant te Middelburg, en de Heer WiEZARD , insgelyks Predikant in Zeeland, hebben de twee eerfte boeken in 't Latyn vertaald, het derde is naderhand overgezet door den Heer Lister, Lid van de Koninglyke Maatfchappy te Londen; daar kwam in 1700 eene franfehc vcrtaaling van uit, onder den tytel van Metamorpbofes Naturelles, ou Hiftoire des InfeUcs. Ulysses Aldovrandus was Hoogleeraar in , de Geneeskonft te Boulogne zyn Vaderland. Hy reisde veel ;hy wierdt blind en arm, door te fteri ke cn te koftbaate beöeftening der Gekurvenen. Zyne werken zyn, in'iooa, gedrukt in dertien deelen in folio. blancard, een Hollandfch Geneesheer, gaf in 1688, onder den weitfehen naam van Toneel der Rupfen , een middelmaatig en onvolkoome werk in 't ligt; hy brengt veel minder Acteurs op dit toneel, als 'er wczenlyk zyn; hy fchryft, op het einde van zyn boek, eene manier voor, om de Inlecten tc vangen en te bewaaren , en dat is het beft, wat 'er in voorkoomt. CoENRAAn Gesner , geboren in 1516, teZwricb, HooFdftad van het Kanton van dien naam, onderwees daar de Geneeskonft met een grootcn toeloop; hy gaf in 1^80 zyne Natuurlykc Hiftoric der Slangen en Scorpioenen in 't ligt; hy D j faadts Aldo- ■randui, blan- sard. c. Git  54 van de Insecten ïrisci hadt, gelyk Sybilla Merian en Aldomandus, veel gereisd om Infcdten te zien; de plaaten van zyn werk zyn in hout gegraveerd , gelyk die van Ai. dovrandus, maar de eene en andere zyn wel uitgevoerdj men heeft Gesner den Duitjeben PUnius genoemd ; zyne andere werken zyn eene Hijiorie der Dieren, eene Algemeene Bibliotheek , gedrukt te Zurich in rW in folio, welke men als het eerfte Hiftonfch Woordenboek, in delaatere tyden, kan befchouwen, en een Griek/eb en Latynfch Woordenboek, dat zeer geagt is, en waar van de Franfche Hiftoriefchryvet de Thou met veel roem gewaagt, [ ÏRISCH, Reétor van de Koninglyke Academie te Berlyn, heeft eene zeer uitgebreide befchry. ving van de Infecften van Duitfchland, ten getale van drie honderd, gegeven } zyn werk,'twelk hy in eene meer bekende taal hadt moeten fchryven, is een quartyn van eene redelykc dikte. Het beftaat uit twaalf deeltjes, welke hy een voor één heeft uitgegeeven van 1720 tot 1758. Het ware te wenfehen, dat alle Natuur - befchouwers geene andere byzonderheeden verhandelden, dan die, welke in hun land vallen, gelyk hy, ten opzigt der InfecTen, gedaan heeft 5 en dat zy dezelve altoos of zelve tékenden, of deéden tékenen , mee veel zorg cn naauwkeurigheid , dat zy ze in hunne natuurlyke grootte cn in dien ftaat, waarin men ze beft bekennen kan, vertoon- èrdert, o we! als ie: vernaak, 't welk hier netle vcrsnogt is.  Het ui wendig maakzel en de Ievenswvzderlnfec ten verfchaft vei le byzoif derheeden, 58 van de Insecten dertuflchen is het een byzonder vermaak voor deze vrienden der Natuur, zo wel ais voor ons, welke den fakkel volgen, dien zy ons toereiken, zo veele wonderen op te merken in deze diertjes , welke aan de oogen van het gemeen ontflippen: Dat doosje van Zyde, by voorbeeld, te ontt. dekken , waar in een zeker foort van Spinnekoppen haare eytjes draagen, en waar te neemen, hoede jongen, die 'er uit te voorfthyn koomen, » zig rondom de moeder voegen, en zig aan dezelve geplakt houden , tot dat zy haare hulp niet ■-meer van nooden hebben. Hoe andere Gekurvenen met een zagt en tedet vel geboren , zig wezenlyke kkederen maaken, de eene van wol,de andere van zyde, van bladeren van boomen, of andere ftoffen, die zy weeten te verlangen, te vcrwyden.op allerhande wyzen uyt te leggen,en te vernieuwen, als zy verileeten zyn. Zodanige zyn de Motten, en andere foorten van Gekurvenen, die in kookers huisvcften. Hoe een Veelvoet, in ftukken gefneeden, uit elk der zelve herboren wordt, en in even veel Polypen herleeft, als men deelcn van den eerften gefneeden heeft. Deze en duizend andere byzonderheeden van dien aart naar te gaan en op te metken, is zekcrlyk een vermaak, 't welk niet llegts de moeite van deze beöeffeniug rykclyk betaalt; maar daarenboven eene gcdeeltely ke vergoeding yerfchaft voor zo veele byzonderheeden ,  in 't Algemeen. 59 rieedcn , welke ons tct dus verre of geheel niet, of flets onvolkoomen bekend zyn. Het°inwendig maakzel der Infeften is nog ver- « baazender, dan alles , wat zy uitwendigwonderlyk no rertooncn. De Rups heeft een hart, of liever eene m opvolging van harten, langs haaren rug, van het een tot het ander einde,gefchikt. De Kreeftenkrygen yder jaar een nieuwe maag , waar van het eerlte werk is de oude te verteeren. Als de Rups in den ftaat van tonnetje of Popje is, zyn 'er geene haarcr uitwendige deelen, welker bekleedzel in den omflag, dat zy verlaat, niet gevonden wordt, enz. Duizend andere even verwonderlyke zaaken n noopen ons, om de Gekorvenen van naby te be-v tragten , en zo wy die moeite willen neemen , zal d dezelve rykelyk vergolden worden, door de menigvuldige vermaaken,welke deze betragtingver-j zeilen zullen; inzonderheid door dat, van den kleinen kloot, waar op wy met die zelfde Infecten kruipen,op zekere wyze voor onze oogen te zien vermenigvuldigen; „ Want als dan" zegt de Heer de Reaumtr, „ zyn de boomen, planten, bladen, , bloemen, voor cenen "Waarneemer niet meer *, enkele bloemen, bladen, planten of boomen; „ 't zyn zo veele landen, bewoond door kleine „ fchepzelen, welke, by veele naarftigheid, cn „ overleg, verfcheide andere hoedanigheeden be„ zitten, die onze aandagt nog meer verdienen." Me het inndige i» „bynder» it hoof» i van •elk illet e Infec;nverdieen geend te votden.  Menrr dezelv i'gier f ne ingi beelde zeldza: heederi toefen i ven, nog zede lyke deuj den fcher ken. 63 van de Insecten ' "v^r V \« ,3acfte Sedee!« dier Werking ee- van den Heer de Reaumur niet al te verre trekken! InL1" llf°°y}ge kk™£h^™ vervallen. De m. Infecten hebben de meerte d,cr zede'yke deugden m.ldelyk fchcnkenj dus>by vo3rbec] dwaashe.d, om aan een zeker foort van Spr.nkton, ter dezer oorzaak, Pregue.Dieu, of van het Landvolk mProvenc ge„aamd «ne Godsdtenftigheid toe te fchryven, om dat" zy de voorfle pooten zomtyds als gevouwe handen zaamen voegen. Dus is het dwaasheid de Byen eene eigenlyke kuisheid toe te fchryven, of haar uit deugdzaame inzigten te doen werken, die zy niet kennen , en die boven haar bereik zyn. Dc order eener Byenkorf is vcrwonderlykjmaar wat 'er Virgilius , die 'cr meer al» Digter, dan als Natuur - kenner, van gefprooken heeft ook van zegge, wy mogen ons verzekerd houden, dat alles daar ten naaftcn by werktuigelyk toegaat. . Men moet op de verzekering van Goedaerd niet -gelooven, dat de Mieren eene tedere vriendlchap voor de wormpjes hebben, om dat zy dezelve dikwils fchynen te itteelen5zy vinden op derZelyer hghaamen een honingagtig vogt, dat hen wc fmaakt5 en zie daar de eenige beweegoor. zaak hunner gewaande ftreeltngen; gelykende, irr dezen,naar zekere Kooplieden , welke met even- veel  in 't Algemeen. Teel greetigheid, en even weinig osrdeel, de perfoonen met vriendfchap en beleefdhecden overlaa» den, diezy nooit gezien hebben, maar daar zy groote winften yan verhoopen. Men moet met denzelfden Goedaert niet geloof ven , dat 'er onder de Hommels alle dag één is, v welke van de geheele Maatfchappy belaft is om' de anderen op een gezet uur op te wekken; om 1 dat de eerfte, die ontwaakt ,zyne vleugels , door de ruft des nagts vcrftyfd , eerft fcbudt en klapt, waar door zy , die *er naaft aan zyn, ontwa'akendc, zig op dezelfde wyze bereiden, om te vliegen, en, waar door dus de geheele troep wakker wordr, zonder dat de eerfte iets anders bedoelde, dan om gebruik te maaken van de wederkomfl der zonne, en, onder haare begunfliging, zyn voedzel te gaan zoeken; de meefte dieren , namelyk, dc gunft van dat weldaadig geftarnte beter, dan wy, waardeerende, regelen hun fiaapen en waaken naar den op - en ondergang van 't zelve, en zie daar dit geheele gewaande wonder der Hommels tot de enkele algemeene werkzaamheid van alle leevende Schepzelen bepiald. Dc Natuur egter, terwyl zy den Infeften niet zo veel rede heeft vergund, als aan de Menfchen, om dat zy 'er miffchien ook een liegt gebruik, als deze, van gemaakt zouden hebben, heeft dezelve meer dan enkele werktuigen gemaakt, en Defcartts heeft ze verongelykt, met ze op dien voe f 'er een' genlyk cniand n oordeel rider zolen ! fchoon het ook geene enkele M, ondergaan , in eene verminkte en wanflaltigc », gedaante te voorfchyn kwamen, als zy Vlin„ ders wierden , zo bragt deze ongegronde voor„ ingenoomenheid nier flcgts een verhaalt be„ fluit te weeg uit de twyffelagtige proefneemin„ gen , die hy zedert te werk Helde ; maar be» lettede hem zelfs die verfchynzels behoorlyk „ op te merken, welke zig van zelve aan l:cm ,, vertoonden." ColleÜ, Aciulem. de Dyon, Tom. V. Part, Etrang. p. 6oj. Naar maate de ftudic der Infectcn moeyelyker is door de kleinheid der voorwerpen , door dc oneindige verfcheidenfeid , welke in derzelver maakzel belpeurd wordt, en door het groot verfchil in hunne wyze van beftaan en leeven, is het ook gcmakkelyker om zig in de eene of andere dier byzonderheeden te vergillen. De ouden had. den de eytjcs, daar dc mecften der zeiver uit ge. 3oren worden, niet bemerkt; zy beHooten hierom , dat de enkele rotting, door de warmte der fitting welke er altoos by is, geholpen, de ge- meene  in 't Algemeen, 65 meene oorfprong derlnfeiten ware, zy meenden, dat een dood Kalf Byen voortbragt, een rottend Paard Wel pen en Hommels. een Ezel Torren, enz. Si qua fides tamm eli addenda frabatii : HoLe vdes, quxcmqM mori , jimdoqM calore Corpora tabnertnt, in parV* anmalta yertii [Dat is, volgens de Vertaahngc van Vondels Herfchepping VAN OviDius, bladz. 478 in 40, des Dtuks van 1671, vers 3 van boven: „ Indien men magh op proef en ondervinding l>en „ " Verrotte lichaam ziet ge in eenen 'Mee en* ,1 Begraef een'vetten Stier; e.vaerenthe.i zal t leeren. „ Uit rottende ingewant vetryltt een bycnzwarm. ] Deze dwaaling heeft tot op onze dagen ftand gehouden,en is het Gemeen nog niet uit het hoofd f te praaten: „Schoon deze gewaande manier van< „ voortteelen, volgens de uitdrukking van den „ Heet deReaumur, even belaggclyk is, als een „ Koey of Paard uit een hoop verrot Hooy tc ,, doen geboren worden ; of, zo als het dc Heer „ heffer (»hetuitdtukt,een Orlogic te doen vcort„ koomen uit het vylzel van yzer." Met dit alles kan men nog niet zeker bepaalen , of die manier van voorttelen , welke men twyflclagtige of vrywiilige voortteeling, (generation equivoque of ffontanée) noemt, niet zomtyds plaats hebbe in de Natuur, althans ten opzigt van zommi?e Diertjes, daar wy in het vervolg van fpreeken zullen. Zonder ons met ydcle befpiegelingen over de In- (a) Theol. des InjeH. liv, l.flk «. E Fraeije ezegden aai tten.  66 van de Insecten Waar ii de Infec ten van de Dier( verfchillen ? zo wel irfwe dig, ais HtiVendig, Infedten op te houden , laaten w'ons tot de merkwaardigftc byzonderheeden , die daarin vourkoo. men , alleenlyk bepaalen: en derhalven eetft zien, wat hun wezen uitmaak:, en waarin zy van andere Dieren onderfcheiden zyn. i j. Zy hebben geene Beenderen. 2. Dc zelfftaudigheid hunner Lighaamen is geen neigenlyk gezegd vleefch, maar eene weekeftof, een foort van beflag, dat byna vloeibaar is. '- ?. In plaats van Bloed, hebben zy een zeker vogt of fap , 't welk 'er de plaats van vervult. 4. Zy zyn de kleinften ouder de Dieren , als men alleenlyk uitzondert de Slang , de Pad, dc Hagedifch, en eenige andere, die men onder dc kruipende Dieren fielt; maar welke de meeftc 20 in-als uit-wendige kenmerken der Gekorvenen hebben. Dit zyn de kenmerken, die men inwendige, noemt. Zie hier nog vyf, die uitwendig zyn. 1. Het eerfte is, dat het Lighaam der Infetfen verdeeld is in ringen of infnydingen , en het is daar van, dat zy den naam van Injeclcn, of Gekorvenen, draagen, 2. Het tweede is,dat geen Inie£t, zonder Vleugels viervoetig is , en geen Infect met vleugels , tweevoetig, daar onder de Dieren alle de gevleugelde tweevoetig , en alle de andere viervoetig zyn, de Menfch alleenlyk uitgezonderd ; en nog beweeren een ge Philoiophen , dat deze oorfpronkelyk ook  in 't Algemeen. 61 ook op twee beenen geloopen heeft, en dat het alleenlyk door konft. en herhaalde poogingenxy, dat hy aan zyne voorfte beenen de gedaante en het gebruik van armen heeft gegeeven; Dat de menfeh die gedaante, en dat gebruik, waarfchyn* lyk niet ras verliezen zal, omdat hy minder zin dan ooit fchynt te hebben , om naar zyne oorfpronkelyke Natuur te leeven; maar dat dit eindelyk wel eens het gevolg van zyne afvvyking zelve zoude kunnen worden; dat hy geftadig meer en meer door ledigheid verweekt, door wellufl verflapt, ten laatften een klein zwak tweevoetig dier geworden , het vermogen , van op twee beenen te gaan, zoude kunnen verliezen, alsdan tot zyne oorfpronkelyke gedaante wederkeeren, eu op vier beenen loopen, in dien ftaat, meer voor de lugt bloot gefteld, en minder door de weelde bedorven, zyne, voorgaande kragten wederkry» gen, en nogmaals een tweevoetig ichcpzel worden , om zig op nieuws te bederven. Men ver» khoone my.dar ik de befpiegelingen dezer Wy»geeren hier in 't voorbygaan heb aangeroerd. Wy keeren tot dc Infedlen weder. Het derde uitwendig kenmerk, 'twelk de Infectcnvan andere Dieren onderfcheidt, is, dar, zy nog Reuk - nog Gehoor-deelen hebben, en door andere deelen hunner lighaamen adcmhaalen. 4. Het vierde, dat dc Kaakebecnen, of dc Tanden van de zulkcn, die dezelve hebben, niet werken £ 2 va*  É .waar ii zy met i Planten overeen koomcn Zy haale miilciiier voedzel uit de lngt. 68 van de Insecten van beneden naar boven , gelyk die der kauwende Dieren , maar van den linker kant naar den regtcr, cn van den regtcr naar den linker. •y. Het vyfde, eindelyk, dat hunne Oogen ont. bloot zyn van oogleden; dat men daar nog dc Iris nog oog-appels van gewaar wordt; dat zy oubcwceglyk , en met facttten of vlaktens geflecpen zyn. |e De Infe, (en ,en verfcheide zoorten van Wormen, zyn » hier onder begreepen. ■ Swmnm»dam, brengt, onder de vierde Klaffe, " JC Getur^nen, welke, als zy de gedaante van » N-rnphen of Tonnetjes aanneemen , dc Schede „ of Rok, die hen hunne eerfte gedaante «f.-*, " l" ww«p™. Hun lighaam maakt zig " V3n dit bekleedzel los, en naar maate het 'er » van losmaakt , neemt het eene nieuwe " fraantc aan> d.kwüs naar een ey o». Jykt; zodamg zyn de Vieefchwormen;zyfthy. >, «n ,„ een ey tc yér,ndeten f hun vel  in 't Algemeen. 75 | vel van worm de (chaal uitmaakt; zy koomen " uit deze fchaalen, in den ftaat van vliegen, te voorfchyn Die Natuur-befchouwer geeft aan de Popjes of d Tonnetjes, van deze vier klajfen , naamen. welke ^ derzelver verfchil aitdrukken. Hy noemt die van dc eerfte klaffe, Dierlyke; die van de tweede Worm-poppen; die van dc derde heet hy eigeniyke; en die der vierde. Warm'gelyke Poppen, De Ilife-èe* van die laatfte klaffe ondertuflcLen 'hebben verfcheide eigenicbappen gemeen met die der derde. De Heer ANTONY VaLLISNIETU , ■ R-dder en Profeffor in de Medicynen te Padua, welke ver. fchcide (choone werken over deze weeteniehap; over de Natuurlyke Hiftorie in het algemeen cn de Inftften in 't byzondcr heeft gefthreeven (s). brengt dezelve onder vier andere Verdeelingen , welke eenvoudiger , maar minder naauwkeurig zyn. Voor eerji, De zulken ,die op de bladen, bloe. men, v;ugten, daar zy op of in geboren zyn, blyven leevLn, maaken de eerfte klaffe uit. Dc tweede beftaat uit de zodanigen, die men Watcr-Infecfen zou kunnen noemen. De derde uit die, welke onder de aarde, onder het zand,in de flyk, enz. ieeven. Dc («■) Hy ftieif in 'tjaar 1730, oud zynde 69 jaaren. e vsa .eri.  die van d Reau- mur. 76 van de Insecten De vierde, eindelyk uit die, welke op 0f in andere Dieren leeven. Niets vertoont zig,in den eeriten opflag, een. voudiger en klaarder , dan deze rangfehikking, maar onder welke klaffe zal men dus zekere Inledten btengen , welke men tweeflagtige kan noemen, cn hoedanigen 'er zeer veclen melk derzelve zyn? Dus heeft de manier van Vallisnieri zyne ongemakken ; die van Swammerdam heeft de haare, en 't zal met alle andere eveneens gefield zyn.' De Laatere verdienen egter, in dit opzigt, dc voorkeur, en moeten natuurlyker wyze vermoed worden naauwkeuriger te zyn , om dat men, allengs, kens meer byzonderheeden ontdekkende , valfer gronden krygt,om wé] op te bouwen , en beter gc. _ tegenheid, om alles op zyn plaats te fchikk'en. De Methode van den Heer de Reaümur fchynt verkiezelyk boven alle , die voor hem geweeft zyn. Hy brengt alle de Infeden, welke eenelyzondcre groote overeenkomft cn gelykheid hebben onder ééne klaffe. Hy maakt 'cr , by voorbeeld eene van alle die geenen.die zigSchaalen of Doppen vervaardigen} eene andere van dte , welke zin Woonplaatfen of Scheden van verlche.de ftoffen fpiunen. £enc andere van die, welke hunne Eytjes leggen o? die boomen, die zy vooaf geftoo ken, en daar zy een drupje bytend vogt of venyn m geftort hebben, waar van die dikte of bobbel koomt,  in 't Algemeen. 77 koomt , die wy Gallen of Galnooten noemen. Hy heeft inzonderheid de oplettenheid om onIder yder klafle alle die Gekurvenen re brengen , l welke malkander door hunne uitwendige gedaante gelyken , dewyl deze gelykenis de eerfte is, wclI ke zig aan *t oog vertoont, en daar wy gevolge]yk meelt door getroffen worden. Die manier verpligt hem om een Gekorvenc izomtyds in twee klaffen te doen verfchynen; maar ! hy geeft kennis van dit dubbel gebruik ; en wel i verre, dar het dus verwarring zoude baaien, dient I het alleenlyk om zodanig een Infed des te beter : te doen kennen. Dus brengt hy, ondet de klaflen dier Gekurvenen , welke uit de Galnooten der t boomen koomen, de Kapellen, Vliegen en eenige andere Infecten te famen, welke hy egter verzendt naar die klaffe, waar toe elkderzelve, uit i hoofde zyner gedaante, behoort. Ook neemt hy zorgvuldig in agt (waar in zyne Metbode zekerlyk vernuftig en bevallig is; (a) om de klaffen der Infeften , die naaft by ons zyn , naauwkeurig te befchryven, gelyk,by voorbeeld , die der Kapellen, der Vliegen enz. Hy vertoont ons elk dier Infecten in den ftaat, waar in zy meeft bekend zyn. Wy zien dagelyks Rupl fen voor onze voeten, wy kunnen 'er proeven me. de neemen; wy kunnen ze onder glaasjes zetten, en fa) De Heer de BUïïON volgt dezelfde Methode ten lopzigt der Diëten,  Men za] zig in d werkje aan geei Methode binden. 78 van de Vermenigvuldiging en zien , welke Kapellen 'er van koomen. Integendeel zien wy dagelyks Vliegen , cn zelden kunnen wy de Wormen ontdekken, welke hen ten eerden omilage of bekleedzel gediend hebben, om dat die Wormen verborgen zyn aan de kan! ten der JVIoeraflen, in het vleefch der Dieren, in de Planten enz. Het is om de order en trappen van onze kundigheeden te volgen , dat de Heer de Reaumur de Rupfen voor de Kapellen befchryft, en de Vliegen voor de Wormen , daar zy uit voorrgekoomen zyn. ,t Ik zal my, in dit kort bcrigt, nog aan zyne Me. tbode, nog aan eenige andere binden. Ik one derneem niet eene volkomen Hiftorie der Infe&cn te befchryven. Ik zoek alleenlyk mync jon^c Leezers (maakte doen krygen in die ftaay gedekte der Natuur, hen eene begeerte in te boezemen, om dezelve grondig re leeren keuren meer door het hart dan door den geeft', cn hen, vohens dezelfde gunftige oogmerken d,er vriendelyke Natuur» waar va„ jfc htn de beoeflening aanprys, minder geleerd ; dan gelukkig te maaken, «-elk laatfte doelwit de meê.ic Schryvers der Natuurlyke Hiftorie meer of min verwaarlooft hebben. VAN DE VERMENIGVULDIGING DER INSECTEN. Uyaldien de Gekurvenen, vyf of zes jaaren lang.  der Insecten. 79 lang, zonder verhindering vermenigvuldigden, zou y 'er"de geheele aarde van bedekt worden. Godn'j heeft daar in gunftiglyk voorzien. De Infecten, In die veel vermenigvuldigen , leeven kort, en hebben veele vyanden. In dit gedeelte der Natuur heeft dezelfde grondwet, als in alle andere,plaats* Zo dra het evenwigt door ééne oorzaak zoude kunnen gebrooken worden, wordt het door eene andere herfteld, en 't is hierdoor, dat de order in 't Heelal wordt onderhouden. Men zal ftraks, onder het artikel van de Vooitteehng der Lijeden, Zien, hoe verbaazende hunne vrugtbaarheid, en hoe noodig het, ten dezen opzigte in het byzonder, is, om het gemelde evenwigt zorgvuldig te onderhouden. Yder Klaffe der Infecten maakt een leger uit, 'r welk God alleen kan rellen,om dat hy alleen het tt^e-verzamelt, onderhoudt en gebiedt; k is ten d.zen opzigre byzonderlyk, dat hy verkieli dc H&er heb. hhirschaar.en genaamd te worden. Hf belagt dc vereemgde kragten van der Menfchen kinderen , terwyl hy hunne vetwaaudhtid, dikwils,door deze verag.elyke vyan« den tugtig-.: Heft uwe oogen [op om hoog, en ziet, wie deze dingen gefebaapen beeft, die in getale haar beir voortbrengt, die ze alle by naamen roept, van wegen de grootheid zyner kragten, en omdat by jlerk van vermogen is, daar wordt 'er niet één gemift. Jefaias Cap. XL. vs. z6. OVER :rmevuldigderetten.  Aden haalinj öVr Infeften. De Voorzienigheid blyl< in het aüemhaalen derir feiten. 80 VAN DE ADEMHAALING OVER DE ADEMHAaLING DER INSECTEN. De Gekurvenen haaien adem, dcwyl zy leeven, maar zy haaien adem door zeer verfchillende buiZen van die, welke ons gegeeven zyn , gslyfc wy toonen zullen, als wy van elk derzei ve in het byzonder zullen Ipreeken. De rede alleen de overeenkomft met alle andere Schepzelen, zóude genoeg zyn, om te toonen, dat zy , zonder lU"t niet leeven kunnen 5 maar de ondervinding bew'yft dit batten allen tegenlpraak. Men behoeft flegts eemg Gekorvenc onder den Ontvanger van een Lugtpomp re zetten, en er de logt uit te pompen. om door zyne oogen overtuigd te worden dat zy niet zonder dezelve leeven kunnen. „ Des „ winters egter ademen deze Diertjes niet dan zeer „ weimg ; 2y zyn dan in een Zo0rt van ver„ dooving en llaap. Het zout en lymig vogt, 't " wdk uit hu"ne 1'ghaamen uitwaailemt, wordt » hard door de koude van buiten , en maakt een „ zoort van korft rondom hen. >> Men kan zig over de gunftige voorzorg, „ welke de Schepper voor alle zyne Schepzelen „ draagt, en de tederheid, waarmede hy in alle „ hunne behoeften voorziet, niet genoeg ver„ wouderen De lugr is hen noodig om te lee9, ven, hy heeft hen dezelve gegeeven. De hoe„ veelheid en hoedanigheid der lugt konden niet „ de.  de h dèmhAalinó der Insecten. 8i j, dezelfde wezen voor zo veele veifchillcnde foor1 ten van fchepzelen. Hy gaf hierom aan elk „, derzelver zodanige werktuigen en leden, waar „ door zy geene andere, dan die lugt, die zy „ noodig hadden, inademden , en ruilt zo veel als „ zy behoefden; hy kiêft en weegt dezelve, en ,, deelt ze elk, om zo te fpreeken, by de maat „ uit; yderinademing, en yder uitademing zyn „ zo veele geuiigeniileu der Goedheid - der Wys,, heid, en der Magt Gods: daar is geen co-en„ blik in ons leven , dat ons niet noodigt, om „ zyne volmaaktheeden te verkondigen , en hem onze erkentenis te betuigen. " De Pfalmilt was wei overtuigd van de billykheid dezer aanmerking, als hy , ten flot van alle zyne Godvrugtige Gezangen, uitboezemt; Alles ivat Adem heeft, loove den naam des Heeren. Pf. CL, vs. 6. OVER DE VOORTTEELING DER W* SECTEN. De Gekurvenen teelenbykans alle door koppeling, | gelyk de andere Dieven. Meed allen zyn zy Her-leggende. De eytjes van yder foor: verfchilleh van"malkander, niet flegts door de kleur, gelyk die der vogelen , maar ook dscr de ge. daantes daar zyn eyronde , ronde, kegelagtige en hoekige; daar zyn gefpikkeldc en geftreepte. .Die,by voorbeeld, van de bruine en ruige Riipftt» jr van  82 DE VOORTTEELING cn in d< zorg vo< ée Eytje Verbaa. zende VoorrteeJ'ng van zeker diertje. van 't gro-ote zoort, zyn rond, groen, cn met drie witte kringen omgeeven; als men ze met bet vergrootglas waarneemt, zyn zy zo glad en effen , als het fraaiftc porcelcin. t De Infecten, die vier-of vyf honderd eytjes tei. vens leggen , gelyk zommige Kapellen, zouden zeer belemmerd wezen met dezen laft, zo de eytjes, die zy draagen , niet week waren, om ligtelyk toe te geeven.en zig in hunne lighaamen op de gemaklyklte wyze te fchikken.aan den anderen kant, zouden de jongen, die daar in beflootec zyn, voor de ongenadigheid van het weder, en duizend andere gevaaren , bloorftaan , zo de Schaal van het Eytje niet hard en ftecvig wierdt, als het buiten het Wyfjes lighaam is! die twee zo noo. dige eigenfehappen heeft God in de Eytjes der Gekurvenen vercenigd; men zie , men erkennc daarin weder fcyne magt en voorzorg. De meefte Wyfjes onder dc Infecten, nadat zy hunne Eytjes op die plaatfen gelegd hebben, welke voor hen dienftig zyn , verlaaten dezelve , 't zy, om dat zy kort na het leggen fterven, 't zy om dat zy er niets aan doen kunnen om ze veiliger of eerder te doen uitkooroen. Leeuwenhoek heeft een Diertje waargenoomen, het welk wy in het vervolg van dir werkje nader zullen rragten tc doen kennen , waarvan de VoortteeÜng zo zeldzaam als verbaazend is. Het leeft flegts dertig of zesendertig uuren, ol Ifc-  der Insecten. 83 liever, het is onflerfelyk; want deszelfs dood is flegts een flaap van een oogcnblik, waar na het in agt Hukken breekt, het welk agt andere Diertjes zyn. Deze fpatten, derrig of zesendertig uuren daar na, wederom in agt reukjes; en brengen elk. agt andere Diertjes voort 1 het geen dus reeds vierenzeftig uitmaakt; zodat de nakoomelingfchap van één dier Diertjes, onderfteld dat hier geene belet-oorzaaken in den weg kwamen, in negen dagen, zoude wezen van tweemaalhonderdtweeenzeftig duizend, honderd vierenveertigen zes en dertig uuren daar na, agtmaa! zo groot, dat is te zeggen van twee mi!, lioenen zeven en negentig duizend honderd twee en vyftig; Volgens dien voortgang, zouden 'er in één jaar tyds meer van deze diertjes wezen, dan Zandkorrels op den Aardbodem. Hoe zoude het met zo veele andere Gekorvenen, niet min vrugtbaar, gaan, byaldien de Voorzieni"heid geene heilzaame belet-oorzaaken in den weg gelegd, cn dus paaien aan hunne Vocrtteeling gefield hadt. OVER DE VERANDERING DER INSECTEN. Dit wonder is reeds by de Ouden bekend geweeft. Ovidius, om eenige waarfchynlykheid aan zyne Gcflaltc • veranderingen te gecveu, vraagt al: . F > Verandaring der Gekorvalen.  s4 de Verandering De Schoonheid der Rupien doet nieti tot die de Vlinders. Mime vides .quoscafategitfexcngulafistus Melliferarwn Apium ,fine membriscorporanafci; Etferosquepedes.ferasque ajjumerepennas, [Dat iS) volgens de reeds gemelde Vertaalingc van Vondel, bladz. 478, reg. 27 van boven. ,, En hebt ge nooit bevroet „Hoc't honigdraegendeen wafchteelende gebroet, », In zyn zeskante cel geen leden wort gegeven ,,ln 't eerfte ,en eindelyk op Vleugels aan komt „ zweven, „Op voeten aentreen."] De Popjes , waarin de Gekorvenen veranderen, zyn gemeenlyk zagt, om dat zy vol zyn van vogten, welke verhinderen, dat de Infecten, die 'er in beflooten zyn, nier uitdroo^en. Als men een heel hard Popje vindt, zoo is dit een bevyys, dat dc Vogten verdroogd zyn, en het Diertje dood is. Daar zyn Popjes, die glad cn effen zyn en naar boonen of dadels gelyken; andere zyn hoekig j men vindt 'er van allerhande figuuren; die van .de Doormups, half wit, en half geel, heeft de figuur van een aangezigt op den rug ; zommigc gelvkea naar het hoofd van een hond, van een Kat, van een Vogel enz.;deze zyn duilter, geene doorfchynende. Haare kleuren zyn niet minder vcrfchilknde, dan  der Insecten. 85 idan haare figuuren. Zommigen der Ouden heb1 ben "eloofst dat de zulke, die fraey gekouleurd ' waren , altoos fchoone Gekorvenen voottbragten. De ondervinding heeft altoos het tegendeel ge1 leerd. De Pop, is ten opzigt, van het lnfect,dat 'er in is, het zelfdes, als de Wieg is ten opzigt ■ van het Kind ; men vindt dagelykfch leelyke Kinderen in fraeije Wiegen. De Infecten, in de Popjes bewoeld als in*hunnej luieren, zyn niet in ftaat om zig tegen hunne vyan- k den re befchutten, zy gebruiken hierom devoor-c zorg, eer zy tot dezen ftaat overgaan, van zo-^ danige plaatien uit te kiezen, waar in zy voor, derzelver aanvallen veilig zyn ; zy zoeken onbewoonde plaatfcn *, zy maaken gaten in de aarde , in het hout, in de muuren; zy verbergen zig in de bladen; zy legeren zig ; zy leggen agter borftwecringeuj zommige maaken, rondom hunne wykplaatfen, verreuitfteekende werken. Juffrouw MERIAN zegt 'er eén waargenoomen te hebben > die zig met ée'n Traliewerk omringde, en zig daar binnen in nederlag; wy zullen, in het ver. volg van dit Werkje , gelegenheid hebben, cm van ecnigen dier manieren van werken nader verllag te gecven, manieren van werken, die men met een even groot vermaak, als verwondering , befchouwen zal. Welke andere hand, dan die van een God, wiens Magt en Wysheid geene paaien kennen , F 3 kan oorzorg erGe- orvcnen er zv in opie<; erande- en. Uhboe[èmingvan The> VENOT.  86 de Verandering kan zo veele wonderen werken, THEVE NOT (a) een waardig Vrind van Swammerdam, en van alle de Geleerden,die zyneTydgenooteu waren, zingt dc nieuwe wonderen , welke de Natuur, wel waargeuoomen, ons dagelyks ontdekt, op een niet min verheeven als aandoenlyken toon. „ Be„ tiagt, zegthy, met een verftandigen aandagt, " ^e2erwotlderlyke Natuur, en dat uwe ziel, „ zo% wel geftcld is, zo zy het gevoel van ,, haaren Hemelichen oorfprong niet verlooren », heeft, zig boven die duiftere en dikke wolk ,, verheffe , welke het gezigt onzer Vooroudeié deren bepaalde ; dat zy zig verheffe tot de 3, waarheid , die dogter des Hemels , die het „ hen niet gegund was, door die droevige nevels ,, heen, in allen haaren luifter te aanlchouwen ; „ dat zy de verwonderlyke veeren gadella, waar „ door 't Heel-al bewoogen wordt; dat zy op „ de verbaazende gedaante - verwiiTelingen der Inlecten agt geeve ; dat zy rot in 't heiligN dom der Natuur doordringe, waar toe gemec„ ne logge zielen nimmer naderen. " Ex. ,0) MELCHISEDECH THEVENOT, beroemd Reiziger en Opzigrer der Koninglyke Boekery, was te Parys geboren, alwaar hy ook in 1691 geftorven is, oud zynde eenenzeventig jaaren. Het verhaal zyner Keizen is zeer geagt. Men heefteen Waterpas van zyne Uitvinding, 't welk naauwkeuriger en beter is, dan waar van men zig voorheen bediende.  der Insecten. 87 ExcuteNaturarnfoIlers, avitisque negatum Eruat e trifii prifcte caliginis umbra, Et cognata Polo redimat mens integra -uerum', Caujjarnm, plantarumque acies,&fetlaferarum, Nee non, qua varias fubeunt Infetïa figuras, Qiiceque tegitfacro pjgris Natura receflu, Et miranda tiU pateant fpeüacula rerum! Laat ons egter erkennen , dat, met al den luis. i ter, waarin de Natuur in onze dagen zeketlyk bo1 ven voorgaande duiftere eeuwen flikkert, wy deze 1 wonderen van Gods Wysheid en Mogenheid in dit leven egter nooit volmaakt doorgronden zullen; Dit ■ zal aan leergierige zielen eene aangenaame bezigheid voor eene gelukkigeeeuwigheid zyn, waarin zy deze Verborgenheeden fteeds dieper doorgronden zullen , zonder die immer uit te putten. OVER DE KUNNE DER INSECTEN De Mannetjes , onder de Gekorvenen , zyn kleiner, dan de Wyfjes; hunne fprieten zyn met< wol of vederen bedekt. Onder zommige Gekorvenen, maar zeer wei- ■ nige, vindt men nog Mannetjes, nog Wyfjes,, eigenlyk gezegd, en elk is vrugtbaar door zig zelve. In zommige foorten, welke egter even zeldzaam voorkoomen, hebben dc Mannetjes alleen Vleugelen; In andere, en deze zyu'cr veel menigvuldiger , hebben de Mannetjes gefpikkelde Vleugelen, cn de Wyfjes effene. f 4 Oir Het on- lerfcheid an Sexe, 5 niet al;emeen.  88 de Kunne dfr Insecten. Dcszelf' kenmerken. Waatorr deMmne tjes fchoo ner Kleuren en fterkeiGe luid hebben. Onder de Infecten, welke gaten in de aarde of ia bet hout maaken, om daar hunne eytjes in te leggen, zyn de Wyfjes alleen voorzien van een typ of buis, daar een boor inzit tot dat gebruik gefch.kts en dit is het kenmerk, daar men ze aan onderfcheidt. In 'talgemeeii hebben de Mannetjes de fchoon. ffe kleuren, en het fterkite geluid ;■ Zonder dit aan ingebeelde Meerderheid hunner fexe toe te fchryven, behoeft men alleenlyk in aanmerking tz neemen, dat de maunelykc kunne, ter berei. king van verfcheidene oogmerken, weike de Natuur daar mede bedoelde, fterker van geflel in 't algemeen moetende zyn, die fchitterender kleuren, en dat zwaarder geluid , daar een eigenaartig gevolg van fchynen tc wez.cn, Inzonderheid moet het Mannetje het Wyf je , in den tyd hunner Paa:inge , roepen , en hetzelve door zyn gezang vermaaken, terwyl het met huillelyke zorgen btzig is. Het is derhalven waarfchynlyk, dat, in yder foort, be: Mannetje een meer of minder fterk Gekweel, een onderfcheidener en hcldéter Geluid hebbe. Om da: wy de taal der Kapellen of gemeene Vliegen , nog die der Mieren, of Vlooi jen, niet verftaan , moet men niet bcfluiten, Jat zy het malkanderen hiec doen. TIET VERBLYF DER INSECTEN. Alles is met Gekorvenen vervuld. Daar zyn 'er in  het verblyf der Insecten. 89 de7.ec, in de Rivieren, in de Fonteinen. Daar A| zyn "er zelfs in die Mineraale Wateren, welke ™t digtby aderen van deiitumen en zwavel, door een onderaardfeh vuur aangeftooken, altaos kooken. Dc Gekorvenen vlieden de felle koude en leelykc reuken. Men vin.lt /er egter , die onder de fneenw leeven, zonder'er ongemak van te lyden, en andeie, die zig vermaaken in de onreinfte ftofteni maar die. na daar eenigen tyd in geweeit te zyn, daar uit kóomen, en zig rem gen; cn, ik moet deze aanmerking nogmaals in het voor. bygaan herhaaleh, de zinlykheid' is zo natuurlykaan alle wezens, a's het ademhaalen, waar uit men zien kan, dat de meakh «« ftwt' als waarin hy tegenwoordig veelal leefe, zeer verre af is, van de oorfpronkelyke fchikking der Natuur. Daar zyn Gekorvenen , zelfs tot in het Vuur, a's men Arijloteles en Plinius gelooft De 7 eerfte zegt, „ dat op het Eiland Cyprus in die « „ Ovens, waarin men de Kalk-fteen-n brandt,.„ „ men gevleugelde Infecten, wat grooter dan dc „ grootfte Vliegen, door het vuur ziet omzwer. „ ven." Maar zoude men deze Inktten niet in dezelfde Klaffe mogen plaatfen als dc Salamanders ^ die hun beftaan. alleen in de verbeelding der Cabaliften hadden, Hoe veel agting wy voor den gemelden grooten Wysgeer hebben, dc rede en ondevvinding gaan egter boven zyne verzekeringen. Nu vertoont zig dat verfchynzel F 5 ou' cs is Ge- renen. ,y!een egtet ;t in 'c ttt;  maar op andere Dieren, op malkan deren en de Menfchen. 90 het Verblyf der Insecten. onmoogelyk voor de oogen der Rede, en de Ondervinding bevefrigtdeszelfs wezenlyfcfieid niet. Arijloteles en Plinius kunnen ontrouwe berigtcn hebben gehad . en daar op gebouwd ; dit is hen betden , en inzonderheid den battten, meer mbeurd. h Daar zyn kleine Infedtcn, die zig aan grootere hegten , zig met hun vleefch voeden, en hen zelfs dikwils opvreeten. Alle Dieren , zonder ' den Menfch zelfs uit te zonderen, zyn, of geduurendehun leeven, of ten minften na hun dood, een prooy der Gekorvenen. Men weet dat 'er veele in de vrugten, in de erwten, in het water gevonden worden, en dat zy veel kwaad kunnen doen, als men ze in^lokt,• maar zy zyn ligt te ontdekken, als men 'er een weinig agt op geeft, en 't is aan de gulzigen of loshoofden alleen , dat dit ongeluk inzonderheid overkoomt- ,, De Menfch, de edelfte der Dieren, is een „ wereld, waar in eene menigte Gekorvenen „ huisveft." De beroemde Borelli (a), een Schryver , die zekerlyk geloof verdient, be wcett in het Menfchelyk Bloed Wormen te hebben waargenoomen van eene gedaante als die der Walviffchen , die daar in zwommen, als in eene Zee. (b). (*) joannes alphonsus borelli, HooTlfe^ raar in de Wysgeerte en Wiskonft , geboren te Napets />'~,r I,6°8' en Kefto'ven te Remc in 1670. (*) Tl,ul. des la/ia. l,y. I. Ch. p.  de Beweeging der Insecten. 91 VAN DE BEWEEGING DER INSECTEN. De Beweegingen der Gekorvenen, zyn zo verfchillende, als hunne karakters en geltalte-, eikei Klafle niet alleen, maar ook yder byzonder foort, heeft zyne eige wyze 'van beweegen, en allen, elk cm 't fraeyft , bevall.gft en verwonderlykft. Daar is geen oogenblik, dat men 'er met de trefTendftc voorbeelden van ontdekken kan. Wy zullen 'er flegts één bybrengen, de vaardigheid namelyk en ligtheid van zekere kleine groene Kikvor(chen,Graj//e^ofBoomkikvorfchen,gehee- ten,- „ zy klauteren, zonder moeite, langs de „ gladde dingen op, en vinden een loort van „ ladder, daar wy niet de minftc oneffenheid ontdekken (a)." Alles isin beweeging in de Natuur. Hoe komt het, dat zoo veele fbydiRe, zo geftadige bewcegingen, die van den wil van een oneindig getal vrye we. zens afhangen , de aarde niet in verwarring bren "en , ia niet t'onderft boven keeren ï om dat Goc B ' all U) Men zal, in het vervolg van dit Werkje, menig mralen, gelyk hier, de Woorden van een Schryve vinden afgehaald , zonder dat de Schryver genoerm wordt. Men mag .n zulk een geval altoos vittellen dat zy "it het werk getrokken zyn, t welk laadt t voren aangehaald is, en op die zelfde plaats ten naas ten byj Dit althans is in het zeilde kapittel ot boe te vinden. Bewee;tngen. Vaatdigheid van zommige Kikvorfchen, 1 t C  De Ge Icnfvenen «nzen op fchillend voedzel , 92 m Eeweegïng der Insecten-, alle die beweegingen regelt. Daarenboven, wat zyn alle Dieren te zaamen genoomen , invergelv. fang van den kloot, waarop zy verfpreid ' Me. zyn kinderen, die hunne -voedfter kunnen Haan, maar haar geen wezenlyk nadeel doen ... Ik vergis my,zommige flaagen:niet dan al te wel om haarte benadeelen, en tevens zig zeiven no* grooter onheil te berokkenen; Afgryzen van de Menfchelykheid ! vervaarlyke Oorloo- > zult t zy in het groeyend, >t zy in het dierlyk Ryk, waarop geene Infecten gebooren worden, zo zyn er ook geene, die dezelve niet tot voed- t :Cfekken' is *T zelfs, dat je hghaamen, waarop zy eerfl gebooren wor. den , ben tevens tot voedzel dienen. De Natuur is eene tedere maeder, welke op het ei-en oogenbhk, dat zy dezelve voortbrengt, haarde bo>(ten toereikt, om ze te voeden. ' Men bemerkt eene groote verfcheidenheid van Smaak onder de Gekorvenen. Dit £ wederom een gevolg van de Vaderlyke zorgen der Voorzien.gheul. By aldiertalfe de Infeften op het zelfde foort vanhghaamen gebooren wierden, en aasden, zo zouden zy dezelve ïn wei„,gc dagen verteeren , zy zou-  het Voedzel der Insecten. 93 zouden dat foort van Schepzelen cf lighaamen verdelgen . en eindelyk zelve van gebrek vergaan, daar zy nu over allerhande wezens verfpreid , die lighaamcn flegts oppervlakkig aanraaken, zonder ,, dezelve te befchadigen, en het overtollige afnee: men , zonder z; re verminderen. Verfcheide Iufeöen hebbeu een bepaalden Smaak, „ ; met uitfluiting van alle andere; zy moeten van; : zulk een Dier, of Plant eeten , of zy zouden zig i ! dood hongerenj andere zyn veel handelbaarder,6 : en fchikken zig, in geval van nood, naar alles; : zodanig zyn, in het byzondcr , de Rupfen , wel; ke het voor ons te wenfehen waie, dat meer , onderfcheid in haare verkiezing maakten , in plaats van op alles aan te vallen, en zig zo gc; maklyk naar verfchillend voedzel cn verfcheide j ne wyze van beflaan re kunnen fchikken , als i men uit de twee volgende gevallen zien zal. Ik lees in het Journal de Mèdecine & de CU-, 1 rurgie enz. van de Maand November 1762, dit : zeldzaam en verbaazend geval. JuffrfifuwCdbareP, ■ woonende te Mans, in dc Parochie van onze {I lieve Vrouw de la Couture, oud ruim dertig jaa* I ren, braakte, den 8 Juuy 1761, om elf uuren , des I avonds, een Rups van middelmaatigc grootte. I Des anderen daags tenvyfuuren 's morgens wierdt | de Heer RlEERT, bekwaam Geneesheer van de. zelfde Stad, geroepen. Hy vondt de Juffrouw be- iaat hovu en zig iet aioos by enerlei, ;e1yk am le Rupfen ezienh.  94 het Voedzel bevryd van die geweldige pynen, welke zy.voor dit braaken, gevoeld hadt. Hy vcndt dc Rups ingctrckke, verkort cn byna dood. Hy maakte dezelve watm met zyn adem, lag haar in een doosje met verfcheide gaten, gaf haar allerleie ioort van bladen, die zy niet eeten wilde, omdat zy, zedert eenigen tyd gewoon in een maag te leeven , en daar voedzel, dat byna verteerd was, te krygen, zonder nadeel thans geene raau-, we groente eeten konde, welke nu een onver* teerbaarc fpyze,een wezenlykvergift,vóórhaar geweeft zoude zyn; hy boodt haar dan gekauwd vleefch aan, daar zy gretig op aanviel; cn 't was toen eerft, dat de voorzigtige Geneesheer en Natuurkundige gelooven wilde, dat deze Rups waarlyk uit de Maag, der gemelde Juffrouw gekoomen ware, hebbende tot dezen tyd toe, in weerwil der fterkftc hethaalde verzekeringen, altoos vermoed , of dezelve niet wel onder het braaken van boven neder was gevallen, van het hoofd of lighaam dier Perfoonen , welke de Lyderes in haare benauwdheid hadden bygeftaan. Maar, in vervolg van ryd, wierdt deze overtuiging nog volkoomener, en aile voorgaand vermoeden volftrektelyk weggenoomen. Dezelfde Rups, namclyk, bleef geftadig op vleefch aazen, en leefde van den agtften tot den zeven- ;! twintigften Juny, zy ftierf zelfs toen niet, dan door dc onyoorzigtigheid van iemand, die, haar zul-  der Insecten. 95 zullende bekyken, haar uit de handen op dc vloer liet vallen. Zulke ruuwc handen behoorden zodanige dierbaare fchatten niet aan te raakcn* men kan , een ftuk fraey Porcelein breekende. dat ongeluk herftellen; men kan een fraeijer ftuk in dc plaats koopen; maar deze Rups, voor haare Staatsverandering geftorvc, is een onherftelbaar verlies. Nu weet men niet, nu kan men niet weeten, wat 'er van geworden, in welk (oort van Kapel zy zou veranderd zyn; hoe zy zig in dien ftaat, ten opzigt van de gewoone levenswyze van haar foort, zou gedraagen hebben enz. Inderdaad, wat ook logge zielen, die de werken der Natuur met eene veragtelyke onvetfchilligheid befchouwen , hier van zeggen of denken moogen, dit is een van die ongelukken, die elk regtlchaape Menfch moet bejammeren. Het ander voorbeeld eener Rups, die van geheel verfchillend voedzel leefde, dan 't geen dc Natuur voor haar verordend hadt , trek ik uit het Journal ds Trevoux, Avril 1718. De HeerMATHURiN DE LiGNAC, Heelmeester en Apotheker te Pont Sainte Maxence, ver-I haalt in eene DilTertatie, by die gelegenheid uit-' gegeeven, het volgend geval, daar hy zeer verftandige en wel beredeneerde Natuurkundige aanmerkingen over maakt, die verdienen geleezen tc worden. Eene Vrouw van het Dorp Cbtvriêre, in het Beau- Dit ilykt ook lit twee oorbeel» len.  p6 HET VOEDZEL Beauvoifis, hadt in een jaar tyds meer dan veertig Rupfen gebraakt, vry groot, en gelykendc naar die, welke men in de Maand September, op de bladen der Wyngaarden vindt. Kaar Man braakte 'er ook, van tyd tot tyd ; en een Koe, die zy op Stal hadden , was reeds een langen tyd kwynende, en gaf niet dan zeer flegte blauwe melk , welke daarenboven een onaangenaamen (maak hadt. Het geheele Huisgezin verder zukkelde , en was, gelyk men tkgt, betoverd; want de verklaaring van betovering ontleend , is altoos de groote tcevlugt der onweetendheid. De goede Vrouwe ging eindelyk den Heer de Lignac raadplcegen, welke, te verftandig voor degewaan* de Tovcry, dett ooifprphg van ': kwaad in eene natuurlyke, dog zeer zeldzaamc en wQtiderlykc oorzaak, ontdekte. De Koe hadt ongetwyfiè.'d b'aden gegeeten , daar ee ie of meer Kapellen haare eytjes op gelegd hadden; deze eytjes waren, door eene byzondcie ongefteldheid in de maag van het Beeft, welke dit werk begunfligde, uitgebroeid; en eenige waren in haar Chyl en Melk mede overgegaan, en met dezelve van dit Huisgezin doorgezwolgen , in hunn: maagen uitgebroeid , en insgelyks tot den ftaat van Rupfen gekoomen. De «rfte, die in de maag van 't Beeft haare verandering ondergaan hadden, decden 't zelve kwy. Bcn; en die, welke in de maagen der Menlchen \va-  der Insecten. 9? waren uitgckoomen, werkten dat zelfde nadeel, zo lang zy 'er in waren, maar wierden van tyd tot tyd uitgebraakt door eene natuurlyke poogiug der maag , om zig van dit vergift te ontdoen. Zie daar eene zonderlinge gebeurtenis , welke, hoe onwaarfchynlyk dezelve mag voorkoomen aan zommigen , die hunne bekrompe kundighec-: den, als het rigtfnoer befchouwen, waarnaar dc Natuur vcrpligt is, haare werkingen in te rigten, egter al te wél beveiligd is, oiri met rede in twyffel getrokken te kunnen worden , en my dus een nieuw bewys verfctiafc, voor de waarheid van 't geen ik gezegd heb, dat de Rupfen, in geval van nood, zig niet alleen met allerlei voedzel weeten te behelpen, maar ook in Zeer verfchillende plaatfen leeven kunnen ; het geen zy met zeer veele andere Infecten gemeen hebben. DcSmaaken der Infecten verfchillen in het oneindige, en God verleent aan elk derzelver de middelen om hunnen fmaak te voldoen; waaromtrent de Schryver van de Theologie des InJeües, van eene billyke verwondering en eerbied doordrongen , met David uitroept, Aller oogen tvagtm op u , en gy geeft hen hunne fpyze te zyner tyd; Gy doet uwe hand open , en verzadigt cd wat leeft naar uw welbehaagen. De Heere is goedertieren in alle zyne werken, Pfalm CXLV. ts. i<. 16. 17. G DE Waar teren geene fdele Viteryennaaten.  de Wapenen God i-.eefi de wapenen det Dieren uaat hnn' nen aart enz. gekrukt. DE WAPENEN DER INSECTEN. God beeft aan al'e Dieren zodanige wapenen , loosheeden en middelen van aanval- en verweeringe vergund, als met hunne karakters overeen, koomt, in hunne levens wyze fchikt, de oogmerken hunner verordening medebrengt, en ter vervulling hunner behoef ens dienen kan. Hy heeft aan het Paard ,'t welk tevens hovaardig en vrees* agtig is, tevens in (terktc en fhelhtid van loop uitmunt, zeer harde hoeven gegeeven , waardoor zy, met een enkelen (lag, hunnen vyand , of geheel ter ncderwerpen, of ten minden der wyze treffen kunnen, dat dezelve onmagiig is, om hen in hunne vlugt te vervolgen j'tii in de vlugt,datzy, na dien ruuwen ilag , doorgaans hunne veiligheid zoeken-, de Schepper, dit voorziende, heeft hen hierom de wapenen hunner verweering in dc r.gterfte voeten gegeeven, op dat zy, gelyk de Tartaaren, al vlugtende zouden kunnen vegtencn verwinnen, het welk volmaakt met hun Karakter overeenkomt. De Leeuw , die fors en trotich is, moeit klauwen cn entzaggelyke tanden , zo wel als eene groote lighaams-ftcrkte hebben, om zyn heerfchzugtig en geweldig karakter op te houden; De Koe, die log en vadzig is, heeft groote hoornen, die , haar verre voor uit den kop Iteekende, dc gevaaren , welke haar dreigen mogten, van zelve afwecren, cn haar beveiligen, zonder dit het haar  DER INSECTÈN. 99 haar eenig overleg of moeite behoeft te koffen. Bet Hert, dat zyne veiligheid alleen in de vlugt meelt zoeken, is zo vaardig ter been, als vrees* agtig van aart. Zodanig is de fcfejkkÜBg van den Wyzeu Schep- P per ten opzigt der groote Dieren; maar groot -1 pf klein maakt by hem geen onderfcheid; een Olyphant is, in zyne oogen, niet meer dan een Mug. Hy draagt geiyke zorg voor de eene als voor den ander. Hy heeft de minde Infecten zo we' gewapend , als de grootde Dieren ;En tcrwyi de eerden verwonderlyk zyn in alles, zo zyn zy het egter nog byzender in hunne kloekheid, behendigheid, fcherp gevoel, cn het gebruik hunner leden. De eene weeten opeenevaar» dice wyze te vlugten , de andere wederftand tc bieden, zy verzetten zig tegen hunnen aanvaller5 Zommigen , verordend om anderen ie verdelgen, weeten dize op zulk eene liliige wyze aan te taften, en zo juilte maatregelen tc neemen , dat nog dc ^aardigheid, nog de kragt van hun prooy, dezelve redden kunnen. Plet middel, waar van zig dc meefte Spinne* koppen en Rupfen bedienen, om z g aan de ver- | volging van ecnigen vyand, wie die ook wezen | mrge, te ontrekken, is van eene venvonderlyke eenvoudigheid. Zy hebben allen altcos de voorzigtigheid van zig wat boven den grond re hcuden , en , als 't gevaar nadert, laaten zy zig, Ga W :'yk ook ie dei ïièflen. Dit bljrkl lil de pinne:ofyen en Mipfen.  ioo de Wapenen der Insecten. Den Menfch heeft Go de Rede gegeeven by een draad, welken zy in een oogenblik weeten ' vad te maaken ter plaatfe daar zy zyn, neder, d talen, tot zulk eene hoogte, als zy cordeelen , dat hunne veiligheid vordert; zy kunnen dien draad naar welgevallen langer maaken, en houden zig aan denzelven, in dc lugt hangende, op, z gen, ofhy nooit eene Miunaares, of Vader, of Kind hadt wedergevonden, of zig ten minffen de tederheid der wcderzydfche aandoeningen in zu'k eene onrmoeting nooit ^vertegenwoordigd 1 En of hy daar uit niet kon cpmaaken , dat dc Byën haare Koningin wedeikrygende, niet ander: konden , dan de hinden ftreelen van hem die haai dezelve wedergaf j zelfs fchoon zy al geweetei hadden* dat het die was, welke haat dezelve optil, orneii hadt-, De Vreugd en Tederheid ver G 5 vul- 3w.iar,e sgenwci* ingen eze roefnee* aing.  icó 1'yzondere Eicenschappe>j vulden liaar geheele hart, en konden geene plaats voor andere aandoeningen, dan die van ctkentcnis overlaaten. EENIGE BYZONDERE EIGENSCHAPPEN, VAN ZOMMIGE GEKORVENEN. 'inl" JuffioUw Merian bcfchryfr, op de 40 Plaat f:aicsï.-van haar 1 oortreffclyk werk, een Infeö, in den riiMme. omtrek van Suriname, 't welk, na de gewoone veranderingen ondergaan te hebben, eene groote groene Vlieg wordt, en nog ecnigen tyd daar na nog eeoe andere gioorcre, cn luifterryker üaatjvtrwiiTeling ondergaat; daar gefchieden aan haar lighaam en vleugelen, niet dan eenige ligte veranderingen van kfenren , maar „ daar koonrt v haar van veren uit bet hoofd een zeer lange »> Blaas uitpuilen, gekleurd met rocd- en groen» a"!!ge H'cepcii, des daags dcorlchynende, cn ,5 welke desnag-s een ligt verlpreidende, daar men r> fchrift van een vry kleine letter by kezen kan."3 Pit diertje is, volgens de afbeelding, die zy er v"n Peelt, dan wel omtrent vier duimen lang, en zyn blaasje maakt, meer dan het vierde gedeelte dier lengte uit; In dien laatllen ftaat noemde n cn hct LantaarmWacger , en, tcnvyl het nog een grcejlc Vlieg was, gaf men bet cn naam, rmtleend van het gebrom 't welk het maakte, gefjkende tsaaf den toon van ce.-x Oude Viouw. Ee-  VAN ZOMMIGE INSFCTEN. KHJ Eenige Kapellen uit het beklecdzel of den omflag der Tonnetjes uitkoomenJe, laatenter plaatfe , daar zy dezelve verhaten , een groote druppel rood vogt.en dit wotdt, onder anderen, rot een Ondcrfcheidings • Teken der Soorten gebezigd. Dc Infe&en , of lieverde leevendige Atomi, welke wy ouder den naam van Diertjes kennen , zyn zo klein, dat'er in een druppel water, van grootte als een Gkrftc korrel,tot veertigduizend begreepen worden. DE SCHOONHEID VAN ZOMMIGE INSECTEN. Als men de Gekorvenen flegts een weinig waargenomen, of zelf, de befte werken, die 'er over handelen met eenigen aandagt geleezen heek,kan men,met eene njiddelmaatigebekwaamheid groote menigte derzelver beichryven, ah zo vcraronderlyk ichoon, dat men in de minftgevoelige harten eene begeerte zou ontvonken , om d^e'v'c van nader hy te leeren kennen. Ik zal dealbeeldzeis van zommigen derzelver in dit werkje doodverven. Ik vind 'er in de 'WologU des In* fe&es, twee, die al tc iraey en. wondtrlyk zyn, om 'er dit eerfte artykel me: mede te vcrcic- ten, t*i. ,, Het is onmoogelyk, ïegl dc Heer Lyonnet, Sehttre om  io8 de Schoonheid pnjrt vc!e Gou' Kiieg , cn rene Rups. 1 „ om zig leevendigcr en fchooner kleuren te verle,, beelden, dan de veranderende goud-en» vuur „ kleur, welke men op het lighaam van eene ze„ kcre Vlieg in de Nederlanden ziet fchitteren; », Ik heb nog geen Inleeft gevonden, dat 'er naar »'» gelykr, dan eene zekere Tor, welke uiteen „ wit diertje met zes pootjes, en een bruin hoofd ,, voortkoomt, en op dc witte brandnetels leeft. „ Eene asgrauwe Rups , welke men, onder „ andere, op de Kruis-belle-Boomen vindt, „ heeft boven op den mg twintig knobbeltjes, in twee ryen gcfchaaid, dc zes eerfte, en de ,. rwee laatfte zyn van een Turkooifch blauw, cn „ de anderen zyn rood." Tb. des Inf. L. i r. Pr l V. Welkeen pragt! welke blyken van heerlykheij cnluifter, heeft de Schepper niet goedgevonden, zelfs in deze zo geringe Schepzelen te vertoonen ! Welke fchatten maaken deze wonderen der Natuur in het Kabinet van een Liefhebber! Schatten zo dierbaar als onfchuldig! fchatten, welke eene welgclteJde ziel met een» erkentelyke verwonde/ing , nier een teder vermaak , befchouwt en agt, om dat zy fchitteren van een zuivere ichoonheid, en niet befproeid zyn nog met het z '.veer, neg met dc traancn, nog met het bloed ran ongelukkigcn. Men zal my verfthoonen van deze algemeene aanmerkingen over de Hiftorie der Iüfecien, gelyk  EER» vam zommige Insecten. to$ lyk ook myne befchouwingen over de wyze van dezelve te betragteu, in de inleiding, wat verd-r tc hebben uitgeftrekt. Ik heb geoordeeld , dat het weinig verfchil maakte, op welk een plaatsof onder welk eene vcrdecling, ik myne Lezercn die byzonderhecden voorhicldt, welke zy met vermaak en nut leezen konden. Ook zal men my,hoop ik.de fchynbaare lang■wylighcid van het artikel der Rupfen vergeeven. Dit is het eerfte, dit is het. waar in ik alles om« Handiger moet opgeeven, om naderhand by yder Infecft niet weder dezelfde byzonderheeuen op tc haaien , en dus of in herhaalingen te vallen , of oppervlakkig tc zyn. Dit Artikel wel verhandeld zynde, zal ik de andere Infecten mteftal fpoc; dig kunnen afdoen.  Tyd cr Plaats var het uitzoomen. der Ruplen. Jfio be Rupsen. EERSTE BESCHOUWING. D E RUPS E N. W« die ongevoelige ondankbaare Schepzelen, " welke dc Natuur kunnen belchouwen, zonder uit den grond hunner zielen uit te roepen* Hoe groot, hoe verwonderlyk , zyn uwe w rken o Heer! gy hebt ze alle met vrpbeid gemaakt, bet aardryk is vol van uwe goederen. Nauwe'yks is bet droevige Wintcrfaifoen voorby, nauwelyks heeft het koefkrend zonnevuur de laatfte (neeuw gefit,olten , of alles her» leeft ; alle Schepzels fchynen als op nieuws geboren tc worden. Laaten wy 'er flegts één, het geringftc in het uirerlyk voorkoomen, van befchuuwen, een Rups, die in de knop van een boom geboren wordt. Fen Kapel hadr in de laatfte dagen van den Hcrft, een zyner Eytjes op dezen boom gelegd, ter plaatfe, daar de knop moed uitkoomen; die zelfde plaats is het juift ook , welke het ey moeft hebben, om dc Rups, die het bevattede, te doen geboren worden ; dus koomen de worm, daar een Rups uit zal groeijen, en deknop, die denzelven voeden moet, te gelyk te voorfchtn, De knop cerft uitbortende was, wegens zyne teder* hcid ,  de Rupsen. in heid, het eenige voedzel,'c welk den worm die-* nen konde, en deze zou geen kragts genoeg heb» ben gehad om den knop te gaan opzoeken, byaldien,hy 'er riet op geboren was. Hoe veele wonderen ziet men dan hier weder niet in een byna onzigtbaar flip vereenigd 1 Schoon zelfs alle de Rupfen , en alle de Ka pellen voor den winter gefforven waren , zoude egter hun nageflagt, aan de zorgen der Natuur vertrouwd, golyk men uit de gemelde byzonder» heid kan opmaaken, geen gevaar loopen, van zig weder voort tc brengen; rraar daar zyn 'er altoos, welke de geflrengfte koude weder» ftaan; men vindt de eene verfcheidene voeten or>~> der de aarde, de andere in de Hammen van bol. Ie boomen, de andere in de fclieuren der muu ienj zy brengen den winter zonder behoeften door, om dat zy geene beweeging ,of doorwaasfeming hebben; zommige foouen van Rupfen verzamelen zig in groote menige, en ftapelen. zig op de takken der hoogfte boomen, zy maaken een foort vJn zeer fterk weefzel van haare zelfftandigheid, bewinden 'er zig in, en houden zig daar verborgen tot de wederkomft der lief— felyke lente. Als de Mcnfchen zo veel deel namen in het a!-; gemeene welzyn , cf zelfs zo gevoelig waren voorhun wezenlyk belang, als zy behoorden, zo! zouden dezeRupfen, wier wykplaatszoligtte ont ■ dek- Veela Ryeincf. ten •.oudei geuiaklvk rerdelKd mnnen  111 De Rupsen.- Men kan dc Rupfen jn zeven Khflèn verJcelec. dekken is, gemak! yk vernield kunnen worden ? *t zy met kleine haakjes, of met Hukken gegezwaveld doek, op Hokken vaftgemaakt , en brandende onder deze neften gehouden, of op verfcheide andere wyzen;Het oogmerk der VorHen in veele landen is, dat deze heilzaame jagt alle jaaren algemeen gefchiede, maar hunne beflc oogmerken worden dikwils fiegtft uitgevoerd. Voor dat wy den Worm nagaan, welke beurt» lings Rups , Popje , en Kapel wordt, moeten wy cerft den Heer de Reaumur volgen, om zyne' verdeeling te zien, welke hy van de Rupfen in Klaffen of Benden, en in Geflagten maakt. Het lighaam van yder Rups beftaat uit twaalf vliesagtige ringen, dat is tc zeggen, ringen, die gemaakt zyn van een vlies of weck en buigbaar vel; cn uit een fchaalagtig hoofd. Ditonderfcheidt de Rupfen van de Tonen, en andere Infecten, welker ringen fchaalagtig zyn. Dc gemelde twaalf ringen en het hoctd hebben alle Rupfen gemeen , cn derzelver onderfcheiding wordt inzonderheid aaar het getal der pooten gemaakt. Zes fchaalagtige beenen onder hetvcorfte deel des lighaams, welke men de voorjle, en twee vliesagtige onder het aarsgat, die men de agtsrfie \ pooten noemt, zyn wederom aan alle Ruplenge. meen. Maar tu fic hen deze twee foortcn vanbec. tien hebben zommige nog agt vliesagtige, die de middelpaden hcetcn, cn deze maaken de eerjlê  de Rupsen. 113 eerfte Klaffe uit; andere hebben 'er maar zes, dieindeeene nader by de voorfte, in de andere digter by de agterfte pooten geplaatft zyn, het welfe de tweede en derde Klaffe bepaalt. Üe vierde beftaat uit de zulke, welke.agter haare zes fchaalagtige beenen , nog agt vliezige hebben; gelyk die van de eerfte Klafle, maar, in plaats van agttien pooten, nog voorzien zyn van twee lange boomen, gelyk die der Slakken. De Rupfen van de vyfde Klafle zyn die, welke flegts vier middelpooten hebben, digt by de agterpooten. Die van de zesde hebben 'er maar twee; en kunnen, zo min als die van de voorgaande vyfde Klaffe, voortkoomen , dan door het geheele middelfte gedeelte haarer lighaamen , dat van geene pootjes vooi zien is,op te ligten en te krommen (zie de ïfte Figuur voor dit Hoofd» ftuk) , het geen haar in ftaat (telt, om het voorfte gedeelte te brengen op een gelyken afftand voor* waards, als het middelfte of gekromde deel, tot een regten lyn gebragt, kan afmeeten. 't Is om deze rede, dat men dir foor: van Rups Landmeeter of Timmerman noemt ; daar zyn ook Rupicn van deze twee Klaffen, welke eene lange , en, naar het fchynt, ongemaklyke gcftalte hebben, byna als die van een krommenftok, waar van zy dan haaren naam van Stok - Timmerman ook krygen, en in H wei- ris, 1.  U4 de Rupsen. Fig. 2. ' Segryne Rupfen, welke geftalre men ze op de boomen vindt knab* beien. Zie de zds figuur. Die van de zevende en laatfte Klafle hebben niet anders dan de zes voorde en dc twee ag. terlfc pootjes, welke wy gezegd hebben aan allen gemeen te zyn. Geen kimpend Infedt derhalven, zo het meer dan zeflrien , of minder dan agt beenen heeft, kan cigenlyk onder het geflagt der Ruplën gebragt Worden. Daarby moet men geene Inleften Rupfen noemen, dan die in Kapellen veranderen, en de Heer de Reaumur heeft waargenoomen , dat bykans alle die, welke meer dan zeitien, of minder dan agt beenen hebben, in Vliegen veranderen ; hy noemt zc Bafterd-Rupfen, Die Klaflen, welke wy aanvvyzen, bellaars uit verfcheide geflagten van Rupfen; zommige zyn eenkleurig, groen, blauw, geel; bruin enz.; andere hebben veifcheide kleuren;deze zyn glad,geene ruig. De gladde Rupfen hebben mceft al een fyn, teder, en zomtyds zelfs doorfchynend vel;daar zyn kr integendeel van dit zelfde geflagt, welker huid dik en ruuw is in het aanraaken , gelyk die dan den Zeehond. De Heer de Reaumur noemt deze Segryn-Rupfen. Zommige hebben, op den elfden ring, dat is te zeggen ,* die naaft aan het agtereinde is, eenhoorn, waarvan men nog het gebruik niet heeft kunnen ontdekken, Verfcheide  de Rupsen; "5 de eeuwen zyn aan dr bekwaamde mannen niet genoeg > om een Gcknrve Diertje te leeren kennen» zo verre overtreft de Konft en Wyshcid van den Schepper onze ingebeelde Schranderheid; zo ond^or-rondelvk zyn meenigma^len , zyne werken voor ons b. krompen Vernuft, het welk egter, naar maat' het dieper doordringt in die geheimen der Natuur, nooit m.ft alle wegen de volmaakiie order, de fch-jonfte evenredigheid, en wonderen van konft tc ontdekken. De andeie Rupfen , die glad zyn, doen zigt kennen aan kleine knobbeltjes , of boggeltjcs ^ evenredig op ieder ring verdeeld; deze knobbeltjes, die hair zekrrlyk van ccnig gebruik zyn, dienen tevens om haar tc vercieren, Het is van dit ge« flagt van Rupfen, dat de groote Kapel voortkoomt, die op haare vleugelen oogen heeft gelyk aan die , welke men op de Pauwenftaarten ziet, waarvan deze Kapel dan ook zyn naam van le grand Paon , de groote Paauw gekreegen heeft, Verfcheide Rupfen, 't zy glad, 't zy ruig, hebben, op het voo:fte gedeelte van 't hoofd, kleine Horentjes of Sprieten. Wy hebben vroeger eene gisfi g gewaagd , wegens het gebruik , daar dezelve moogelyk toe verordend zouden kunnen zyn. De geflagten der ruige, en der gladde Rupfen worden verdeeld in verfcheidene foortcn. Hetj eerfte is dat der Doorn-Rupfen, welke meteen' H a grof Andere retKnobehjes, :n Sprieen. rtjiige en ;iadde Uipfen.  né de Rupsen, grof hair of wol bedekt zyn, dat zig by de eene in takken verdeelt, in de andere flegts enkele punten maakt, en by anderen eindelyk niet dan een ftee! is,die, opwaards gaande,in dikte afneemt, en zig vervolgens verdeelt, en de figuur van een Hooyvork krygt. Het is met de Doornige Rupfen , gelyk met andere gelegen. Men kan 'er nog nadere onder» deelingen in maaken naar de kleur, de meenigte, en hoedanigheid haarer Doornen. Men vindt ip deOlmboonun een foort, 't welk de Heer de Reaumur de Bedél noemt, om dat zy in tweederhande kleuren is gekleed; het voorfte gedeelte is een heldere kaneelkleur, en het overige, boven op het lighaam, is een geelartig wit. Men kan de Doorn-Rups, als het cerfle geflagt onder dit foort van Rupfen, befchouwen, de heel ruige als het tweede, de half ruige als het derde. De heel en half ruige worden nog verdeeld in Piflebed-Rupfen.diekorten breed zyn , inFluwcele wegens de zagtheid van het Hair of de Wol , in Hermelyn of Zabel - Rupfen , wegens de overeenkomft van baar Hair met de 'Zabel- Dieren enz. De Hairtjes van meeft alle Rupfen zitten met kleine kwartjes by malkander; in de eene zyn zy naar alle kanten gekromd ; in andere rigten zy zig naar het hoofd; in anderen eindelyk naar het ag- tes-  de Rupsen, 117 Weinde van de Rups 5 de Zabel-Rups (trekt hier een voorbeeld van. Andere hebben geen Wol of Hair, dan rondom eenuitwasje of pyramide, die zy op den vierden ring draaeenj men vindt de Rupfen van dit ïourt gcmeenlyk op de Abiikoozt Boomen, De Rupfen worden in vericheide klaflen of^ foorten verdeeld naar dat zy glad of tuig zyn,, cn deze foorten worden wederom ouderlcheiden i naar haare verfchillende kleuren; maar om den Heer de Reamur in dit geheele verflag te volgen , zou men even veel geduld moeten hebben , als hy z.-lvc, Wy zul'en alleenlyk met hem aanmer» ken, dat zy alle van kleur veranderen en by yder gedaante-verwifkling een fchooner krygen. Nog dienen eenige byzonderheeden , eenige ongewoone deelen , gelyk de Pyramide, daat wy van fpreeken, om de foorten van Rupfen te onderfcheiden J daar is, by voorbeeld , ee' ne gladde , die gemeenlyk op dc Venkel zit, en twee hoornen heeft, in de gedaante van een Y« De manier van leeven der Rupfen, als van deze, die zig in eenzaamheid afzonderen, van andere, die gezellig zyn , de planten , daar zy op geboren worden, en van beftaan, de tyd waarop zy haar voedzel neemen , de loosheid waar mede zy de vervolgingen haarer vyanden oritduikenj en zig voor dreigende gevaaren beveiligen; dis alles zyn nog andere middelen, door welker beH 3 bulp Verlcheie andere erd.clin" en derelvcrj  DePoo jes tier Rupfen 118 de Rupsen. hu'p men nieuwe foorten aanwyzen , en dc on« dericheidingen vermeerderen kan; dog alle welke ondcrfcheidingen, wy alleenlvk behoeven te melden , of onze jonge liefhebbers daar, in Let vervolg, gebruik van mogten willen maaken ; zonder dat het roemerk van ons werkje vordert, om alle dezelve uit re haaien, om dat wy niet bedoelen van alle Infecten tc fpreeken ( a ). DE VERSCHEIDFNE DEELEN DER RUPSEN. * Dc deden der Rupfen, 't zy inwendige, 't zy uitwendige, door het vergrootglas belch -uwd, vertoonen een verwonderljk gezigt, eene verbaazende werktuigkunde. „ Dc Strffen, welke wegens haare hardigheid „ meed naar hoorn en fchaalen gelyken , welke „ meer zyn dan kraakbeenig , bekleeden de pl rats „ der beenderen by de Infecten." Het is van dit foort van hoorn, dat dc Pootjes der Rupfen ge- (a) Men behoorde op de wyze van leeven der Gekorvenen boven alles ngt re geeven;'tis hierdoor alleen, dat wy ons dez' lve nuttig maaken, of derzelver nadeelen voorkoomen kunnen, 't isdit gedeelte egter, 't welk dikwils verwaarloosd wordt. De Tuiniers kennen de Rupfen niet, die des nagts hunne kool opeeten, en zig des daags verbergen. Is zulk eene onkunde te vetfehoonen, en zoude het zo moeijelyk zyn , om nu en dan eens met dc Kaars Rupfen tc gaan vangen ?  i)t Rupsen. H9 gemaakt zyn; yder dier pootjes is eene verzameling van vier fchaalagtige pypies, eindigende ia een haakje, en zomtyds in twee, opdat deDiertjesin ftaat zouden zyn, om, volgens hunne ver. ordening , op de Boomen en Planten te klimmen > en zig op de bladen vaft te houden, terwyl zy eeten; yder Pypje is derwyze vertenigd en van leden voorzien met het Pypje, dat 'er op volgt, dat zy alle te zaamen eene vrye en gemaklyke beweeging aan het pootje geeven. . De vliesagtige pootjes , (.want men zal Zig, ligtelyk errinneren, dat de Rupfen pootjes van. tweederlci foorr hebben) fchoon dikker en vleezi., eer, zyn egter niet minder buigzaam, dan de fchaalagtige ; maar alle de vliesagtige pootjes hebben dezelfde gedaante niet; zy verfchillen veelj daar zyn *er,by voorbeeld, welke,verlangd zynde, niet kwalyk naar houte beenen gelyken. Daar is in de hoofden der vcrfchillende foorten van Rupfen veel meer gelykheid en cenpaatighcid dan in de beenen, want men vindt niet als twee voornaame maakzels van hoofden , op verlchillen. de wyze gefchikt. Men neemt voor Oogen zes of zeven uitpuilende Stipjes ,kringswyze om het hoofd der Rupfen gefchikt, en verfcheide proefneemingen maaken dit gevoelen byna zeker. De Rupfen kunnen geene andere oogen hebben , dan deze zwarte flipjes; het vargroorglas beflift het5 zy hebber) H 4 *ma etfcb.ilen inde indercheideoorten t neer dan ïetHoofd» Haate QQ~ gen.  Tanden. Kaakebee. nen» ISO DE R O P S ï H, immers oogen, zy zyn aandoenlyk voor het ligt; nademaal zy op het gezigt van een brandende kaars, die men haar in 't duifter voorhoudt, zig onruftig maaken, agteruit loopen, en zig verbergen. Op dezelfde wyze, als het zintuig van 't Gezigt der Slakken (zo deze eenig gezigt hebben , ■want de Jaatfre proeven doen ons hier met rede aan twyffelen, en ik zal daar te zyner plaatze nader van fpreeken) in haare hoorntjes is, of die hoorntjes ten minftcn dc plaats van het gezigt vervullen, eveneens is het gehoor van zekere Rupfen in twee kleine beweegbaare hoorntjes; waarvan het gebruik tevens fchynt te zyn, dat zy daar mede de bladen bcyoelen, cn derwyze houden, dat zy dezelve met haare tanden ontginnen kunnen, Dc Rups heeft maar twee tanden, waar van yder, in haar mond, evenredig dezelfde ruimte vult, als elk onzet Kaakebeenen, in dc onze be. flaat. Mceft alle Infeften hebben, gelyk als wy, cn gelyk andere groote Dieren , eene boven- cn eene onder.lip;maar in plaats dat onze Kaakebeenen horizontaal, en het een op het ander geplaatfl zyn, zo hebben zy dezelve verticaal, op cn neer, en tegen malkander; en als zy byten , brengen zy dezelve eveneens te zaamen, als wy onze handen, wanneer wy dezelve zaamenvoegen. Zora-  de Rupsen. 121 Zommige Rupfen eeten de Vezels det bladeren \\ niet, zy peuzelen 'er flegts het malfche gedeeltee< uit, en de bladen, die zy afgegeeten hebben, vertocmen een verwondcrlyk ontleedzel, 't welk -wy, met alle onze behendigheid , niet in ftaat zouden wezen, zo volmaakt na te doen. Dus, by voorbeeld , ontleedt een Zyworm , de bladeren van den Moerbezieboom;- de meefte andere Rup. fen, eeten allengskens de geheele bladen der boo. men, op welke zy leeven, en zommige, die zig van lange en fmalle bladen voeden, zwelgen ze'in twee of drie beeten door, gelyk wy een raap eeten ; zo doet die fchoone Rups , welke men op de gtoote Spurge met Cypreflen bladeren vindt; men ziet 'er van die foorten eenige andere, welke in vierentwintig uuren eens zo veel eeten als zy weegen. In den mond van yder foort van Rups, by de ( onderftelde lip vindt men de vorm of groifeerplaat, , daar zy den draad doortrekkeu, als zy fpinnen,' om dien overal van eene gelyke dikte te hebben, van welken draad zy, haar einde of liever haare ftandverwifleling voelende naderen , zig een dood. kleed weeven; doodkleed, waar mede wy ous oppronken, en 't welk nog eenige waarde aan zommige menfehen fchynt te geeven, die, buiten dat, geene verdienflen zouden hebben. De Zyworm is niet de eenigfte , welke deze Ichitterende overtolligheid voortbrengt 1 daar H f. zyn yze van ten. Vorm, laar zy len draad loor trekten, ïaare Zyie  «22 de Rupsen. «ou tot Vernis gebezigd kunnen worden. zyn nog twee andere foorten van Rupfen, dc LiVrey-, en de gemeenc Rups, welke ook een Gom trekken, of eene zyde ftofTe vervaardigen, daar men Gebruik van zoude kunnen maaken, of liever daar is 'er geene, die niet eene meer of min fraeije zyde vervaardigt; maar 't is de Zyworm alleen, welke der weelde haar dierbaarft cieraad verfchaft, omdat men zig- van deszelfs geühenken alleen bedient» Die zelfde Gom , getrokken uit eene menigte Rupfen cn in water gekookt, gelyk men in Mexico zekere roodagtige Wormen doet, zou. de, even als die wermen, een Zeer fchoon Vernis geeven, en , 't geen van nog meer belang zoude wezen, men zoud door dit middel veel fchadelyk ongedierte verdelgen. Nademaal de Zyde , welke rekbaar is , en men fpinnen kan, ook by laagen als Vernis gebruikt kan worden , als men ze in haar geheel uit het lighaam der Rups trekt, waarom zouden dan, omgekeerd, ook onze Verniflen , wel bereid en op hun pas met hars en gom vermengd, ook M niet rekbaar gemaakt, en zelfs gefponnen kunnen worden ? Het glas, het welk veel drooger en broifer Hof is, verkrygr, met behulp van 't vrur, eene volmaakte rekbaarheid. Het Vernis Zoude , als men "t eens ter deeg bezogt, die zelfde eigen fchap, op zyn beurt, ook verkry gen kunnen, en wy zouden kleederen van vernis draagen, welke, in  de Rupsen, 123 in Ichoonheid voor de fraeyfte zyde ftoffen niet zoud.n behoeven te wyken. n De lugtpypjes der Rupfen is een gedeelte vanm haar lighaarn» ?t welk onzen aandagt meer ver-^ dient , dan men voorheen geloofde. MALl'lGHI la) noemt deze openingen Stigmata, welk woord men weet dat wen'tekens beduidt, om dat dezelve gelyken naar een wond- of lidteken, 't welk na de geneezing eener kwetzuur overblylrj yder Rups heeft 'er agttien negen aan elke zyde; Het zyn zo vee! lugt gaten, welke de lugt inlaaten , en den doorrrgt daarvan bevorderen tot in agttien longen, of pakjes van higtp>pen, dat is te zeggen, van holk vaten, welke niet dienen dan om de lugt in de lighaamtn dezer Dieren in re laaten, want dc volkoome ademing gefchiedt niet door de gemelde openngen of Stigmata ;'tis door deze wel, datzy, gelyk ik zeide, de lugt inlaaten, cn derzelver doortogt tot naar de longen bevorderen , maar dc ui ademing gefchiedt door den mond , door het aarsgat, en de potent, hierin van de Menfchen en andere Dieren ten eenemaal verfchillende. De Rupfen hebben, in plaats van een hart , ccn (4) Marcellus MALPiGHi, beroemd Geneejheéi fa, Italië, wierdt geboren te (W"«, by Hbff», in 't ,aar 1628. Hy was Hoogleetaar in de Genees konll.eerfte Lyfmedicus van Paus Inneemt in den Xlien, en florf te t\f 'me, in het Paleis Quuinal in 109+. - S/»> tta !ec tpfen. laar Hart,  Ï24 de Rupsen; en uitwerpzelen. Da verandering dei Rupfen een grooten flagader langs den rug; Het bloéd t 't welk daar gemaakt wordt, en van daar door het overige van het lighaam vloeit, is een wiragtig vogt. Daar is niets aan deze Diertjes, tot hunne uit* werpzeien toe, 't welk niet iets opmerkelyks vertoont; die uitwerpzelen zyn het althans, door de regelmaatigheid van derzelver gedaante, welke altoos naar een Prisma gelyken, DE VERANDERINGFN DER HUID, DIE DE RUPSEN ONDERGAAN. Daar zyn Stand - veranderingen in de zedelyke, gelyk als in de Natuurlyke wereld ; Een Man van een middelmaa'ig fortuin, welke zig tot een hoogen rang verheft., is een Rups, die in een Kapel verandert, of die ten minften haare vleugelen krygt.en die, gemeenlyk niet dan al te gelyk aan dc Kapellen, altoos iets van de Rups overhoudt. Niets is aangenaamer, dan de verkleeding der Rupfen in het algemeen te zien } te zien met welk een drift en behendigheid zy haare oude plunje verlaaten, en fcliitterende, om zo te Ipreeken , van een nieuw levensvuur, te voorfchyn koomen. Maar niets is tevens minder aangenaam en nuttig , dan deze Diertjes tot in de miniïe byzonderheeden hunner veranderingen , na te gaan. Het is genoeg, dat men, gelyk dit met den  de Rupsen. 125 den eerften opflag des oogs gefchieden kan, in het vel , 't welk zy verhaten , de fcheede of kooker ontdekke van alle de leden hunner nieuwe lighaamen. Ik zag alle de leeden; ééne uitzondering , miffchien meer van dezen aart, zyn hier egter op te maaken. De Heer de Reaumur heeft onderzogr, of de haittjes , welke op het vel zitten, dat op het punt is van af te vallen, ook niet de kookertjes wezen mogten van die. welke zig , na de verandering op het tweede vel vertoonen , op het zeltde oogenblik, als de Rups het ee;fte verlaat; Hy heeft die proef op de volgende wyze genoomen ; hy heeft de hairtjes van het oude vel op zcmmige plaatfen afgefnecden, en wel zeer kort op het vel; Die van het nieuwe vel , zouden op die plaatzen merkelyk korter hebben moeten zyn , byaldien zyne gisfing of vermoeden hadt doorgegaan , maar de ondervinding heefc dit niet beveffigd. Men kan zig de vertocning van 't geen ik gaarne het tooneel der Ruijing noemen zoude,. ligtelyk bezorgen op de Planten , waarop de Rupfen van zekere (oorten in Maatfchappy leeven* 3tls daar, dat zy , in eene tent van zyde, welke zy zig gefponnen hebben, zig om flryd beijveren , om haar oud kleedte verlaaten, en met een nieuw en pragtiger gewaad te verfchynen , *t welk zy tot dus verre, onder dien ouden overrok Yerborgen hadden. Ver- evert een "raai gelig t uit.  Zcdelyki Schei ts b' die gelegenheid. Eefcbryvïng der Stsrdver arderingen. 126 de Rupsen.. Verfcheide Perfoonen onder 't klein getal van hen , die de vermaaken van het Land wetten te genieten, befch< uwden,on een zekeren dag, die aardige bezigheid der Ruifen, waarvan zommige reeds geheel uit haare bekleedzels waren uit. gecaan, terwyl andere nog maar de helft van 't werk verrigt hadden , zommigen flegts eenige poo-jes meer lehoefden uit te haaien , en eenigen eindelyk eerft begonnen hunne fchede of om (lag tebreeken. EenSchertzer, daar by te-.'enevoordig, zeide, dat hy in deze Ru'.-feu Maatfchappy, ele Mannetjes zeet duidelyk van de Wyfes onderfche-den koiide 5 ni.n vroeg hem, waaraan hy dit yerlcml bemerkte; hy antwoord- e, dat de "U'yfjcs zekerlyk de zuike zouden wezen, welke bet me ifc werk van den oplchik maakende, zig uit alle haare magt gehaaft , en nuflchien zelfs haar tyd wel wat vervroegd zouden hebben, om pragtig voor den dag tc koomen; ziet zelfs , voegde hy 'er by, die jonge Coquette fier op haar nieuwen Juilfer, rrotfelyk langs de Mannetjes heen en weder wandelen, met een ortruftig verlangen, dat dezelve te voorfebyn koomen mogen, op dat Zy hen mag aanhaa'en en veragten , beminnen cn p,a gen. laa ons de Rups in deze Stand - verandering, aan bykant, alle Inftdfen gen een een oogenblik volgen. Eene algemeene verdooving ftremt dc beweegingen, en zelfs byna het ademhaalen van het  de Rupsen. 147 het kleine Dier 5 Het vel, 't welk moet afvallen, ontvangt niets meer van het lichaam , daar het niet meer dienftig voor is; het gaat los, verdroogt , maar biedt het diertje niet de min ft e opening aan, daar het door uit kan koomen; Het moet 'er zelve eene maaken, en de Natuur onderregt hetzelve, hos dit aan te vangen; Het beweegt zig ftetk, het ligt den rug geweldig op, het fcheurt 'dat zwakke welfzel, daar het tegen dringt, het verlangt die fcheur zonder moeite, tot aan het agterfte gedeelte van deszelfs lighaam, daar op kromt het zig vlak anders om, en den buik uitzettende , terwyl het zyn hoofd en agterft opligt, weet het't eerfte door de gemaakte opening in den rug buitenwaardstebrengen , waarop het hoofd weder ncderwaards buigende , en den rug andermaal opzettende , het geheele lighaam outflaagen wordt uit de gevangenis, waar in het kwynde. Nog biedt zig hier eene vergelyking aan, van denzelfden aart als die, waarmede wy debefchry-a ving dezer Ruijing, Want dus moet ik ze nog ( eens noemen, begonnen hebben. Dikwils leeft een .Man, die tot groote zaaken geboren is , lang onbekend-, hem ontbrecken middelen om zig bekend te doen worden •, het Portuin is hem niet gunftigj onbeschaamdheid heeft hy niet, en hy blylt derhalven in het duifter verborgen ;hy rekt een kwyneod leven; maar het beflilïend 00- gen- Sedelyke mmering daar ver.  izS de Rupsen. genblik wordt eindelyk geboren; hy breekt door de nevels, die zyne verdienflen verborgen; hy koomt in een onverwagten luider voor den dagj hy doet zyne waarde kennen. Zie daar de Rups, die zyne huid aflegt, en eene nieuwe, die veel fcbooner is, aanneemt. Zie daar een Diertje, uit wiens eerden duideren leelyken daat men niets befluiten kan, ten opzigt van de nieuwe luiderryke gedaante, waar in de Vlinder zal vetfchynen. "Wy vinden nog meer Overeenkomdcn tuffcheneen groot Man, en een Infefd; maar wy zullen ons aan de bygebragte houden. Eene aanmerking moeten wy 'er egter by voegen, over het verfchil tuflchen dezen Man,en dien, waar van wy vroeger gefprooken heb. ben; De een, als hy zo ver gekooomen is, dat hy vleugelen krygt, vliegt verwaandelyk voort, veragt alles dat beneden hem is , en befchouwt zelfs nu als Rupfen dezulke, voor wier voeten hy kort te vooren laag genoeg was, te kruipen; De ander is zedig in zyne verheffing ; hy voelt, dat hy, hoe hoog hy zyne vlugt mogt indellen, altoos verpligt is, zig weder naar de aarde, zyne Voedder, te bcgeeven; hy ziet, dat hy dit met alle andere Schepzelen gemeen heeft, hy erkent derhalven zyne en hunne volftrekre af hankelykheid van dezelfde gunftryke Voorzienigheid; hy befchouwt zig zelvcn en hen allen als gewrogten van denzelfden maaker, die het hem betaamt» niet trctfelyk te veragten, maar vriendelyk op te teu-  van de Vlinders. 1:9 beuren, voort te li elpen, en wel te doen, zo hy zig niet de billyke ongenade op den hals wil haa« len van dien God, die hem door eenen adem zy. nes monds in zyn fnelften vaart kan fluiten, en uit zyne grootlle verheffing nedervellen, Hy kruipe dan liever met zyne zwakkere broeders op aarde, hy winne liever hunne harten deor toegeevendheid met hunne onmagt, dan dathy zig, door het zot vermaak Zyner vlugt, de dorre verwondering van een dom gemeen, de veragting van zyns gelyken, den haat zyner Meerderen, en bovenal de ongenade van zynen Schepper op den hals zoude haaien, VAN DE UITWENDIGE DfELEN DER VLINDERS. Het fchynt, dat wy eerft van de Popjes moes-^ ten fprecken, voor dat wy de Kapellen verhan- v delden. Maar de Heet de Reaumur, wien wy hier^ volgen, (leeds getrouw a^n zyne methode, env altoos bedagt om ons de beoeflening der Infecten aangenaam en gemalclyk te maaken,'veu toont ons dezelve eerft in dien ftaat, waar in zy ons naaft zyn; en wy ontmoeten overal wel Rupfen cn Kapellen , maar vinden zelden Tonnetjes, Wy hebben vroeger aangemerkt, dat van alle de Rupfen 'er geene andere waren , dan die, welke ten minften agt, of ten meeftei) zeflicn pootjes I hek- Waarom iet eerft an de opjesge. andeld ■orde ?  -3° van de Vlinders; Het ftof der Vleu gelen. hebben, die in Vlinders of Kapellen veranderen." Alle die minder of meer pooijes hebben , gaan tot Vliegen over. Dit is eene byzonderheid, die wy hier weder jn gedagten brengen moeten. De fchoonfle Rupfen worden zomtyds, en zelfs dikwils.de leelykfle Kipellen ; Deze, van wat foort zy ook wezen mogen , hebben twee Vleugels aan wederzyden van hun lighaam, waar op de Natuur vermaak fchynt genoomen te hebben, de fchoonfle kleuren te verzamelen. Deze Vleu. gels, in plaats van doorfchynende te zyn, geiyk die der Vliegen, cn van meeft alle Infecten, f want men moet fchaalagtige bedekzels, welke de Torren over hunne Vleugelen hebben, cn die inderdaad ook doof zyn, niet met dc Vleugelen zelve verwarren) zyn ondoorfchynende, of vertoonen zig ten minden zodanig, wegens het gekleurde Stof, dat dezelve bedekt, cn waarvan men dezelve meelagtig noemt. Een liefhebber, ingenoomen met de eer zyner Kapellen, zou het ons ten hoogden kwalyk neemen , dat wy hier van meel en meelagtig fpreeken j dat dierbaar dof, waar in het vergrootglas hem of Vederen , of Schubben van eene wonderlyke fynheid en fraeiheid vertoont, moet met zo gemecne benaamingen niet bezoedeld worden ; Dog men weet thans wat wy 'er door verdaan, en in zo kleine voorwerpen, kan het befte Mikroskoop weinig met zekerheid befliffcn,cn moet ïig  van de Vlinders; 131 zig mceft al tot gistingen bepaalen; Dus mecne ik, zonder /ergernis , Stof en Meel te kunnen noemen , het geen een verhic Liefhebber Vederen of Schubben heet. Dng hoec'anig ook het maakzel dezet Vleugelen zyn moge, het gebruik , 'c welk 'er de Vlinders van maaken, is egter nog wonderlyker; Zy zouden, vliegende , een regten lynbefchryven kunncn, gelyk de Vogels doen; maar de natuurlyke ingeeving , en de zugt voor hunne behoudenisi maaken , dat zy,zieg zaagende , vliegen; door dit middel outfnappen zy de Vogels, die op hen loc. ren, en die dus verhandeld worden, om volgens een bepaalden lyn op hen te vallen, dewyl zy door de ongclykheid hunner vlupt ter zelfder tyd byna boven en beneden den vyand zwerven , die op hen paft, en niet weet hoe zyn aanval tc beleggen. De Vlinder heeft, behalvcn dc Vleugels» nog drie groote deèlen ; het Hoofd , het voorfte gedeelte of de Borft, en het agterfte of het Lighaam; die twee laatfte dcclcn maaken (aamen dat geene uit, 't welk men in de groote Dieren , het Lyf of den Romp noemt. Het Lighaam bellaar uit ringen,waar van ten minftcu bet bovenfte gedeelte , Schaal- ofKraakbcenagtig, en het onderde vkefchig is-, Alle de. zc ringen te (aamen maaken eene holte of een foort van Ton uit, waar in dc ingewanden zyn. 1 » Het Wyze van Vliegen. DeVlinder beHaat uit dtie groote deelen. Het Lifjiaam.  Het Bori ftuk, en het Hoofd. Fig 7- Hoetlani de oogei geformeeidayn ? Frief vu den Heet Puget daar ine de. 13a van d£ Vlinders.' t- Het Uorftftuk bevat het geen wy, in het Menfchelyk lighaam , de edele deelen noemen zouden, het is aan dit borftfluk ook, dat de vier Vleugelen, en de zes Pootjes van de Vlinder valt zyn ; want alle foorten hebben juift dit getal van Vleugelen en Pootjes. Het geen het Hoofd het aardigfte vertoont,in de Vlinders zo wel als in de Vliegen. de Torren, de Sprinkhaanen, en bykans alle Gekorvenen , zyn de Oogen , welke in allen omtrent gelyk zyn, Zie de zevende figuur. = Het hoornagtig vlies, of het buitcnfle des oogs eener Vlinder, is een glas met hoeken gefleepen, maar zo veel fraeijer boven onze glazen van dien aart, als de Natuur in alle haare werkingen de Konft ovettreft; men vindt, in het hoornagtig vlies van een Scharhout , drieduizendeenhonderd eenentagtig zodanige Facettes of Ktiftallynen. Dus, in plaats van twee oogen , welke dezelve Ichynt te hebben, heeft zy 'cr inderdaad , zesduizenddriehonderd tweeenzeftig ; de Vlieg heeft *cr zeftienduizend, en de Kapel vierendertig duizend zeshonderd en vyftig. De Heer Pjget, ée'n dier hoornagtige oog. _ vliezen ichoon gemaakt, en onder een Mikroskoop 'uitgebreid hebbcnic, zag een Zoldaat door hetzelve als eene geheele Armdc; dc boog van een brug , vertoonde zig als ccn oneindig getal van boogen; Dit oog van de Vlinder moert ten naas- ten  van de Vlinders. 133 ten by zeventien duizend drie honderd vyfentwintig Zoldaaten, en zo veele boogen vertoo* aen, De Inie&en zouden waarlyk te beklaagen zyn, byaldien zy door hunne oogen op dezelfde wyze zagen, als wy daar door zien, maar gelukkig vertoont hen ydetFacette of vlakx niet anders dan het voorwerp, 'r welk zig daar in ïchilderr. Deze oogen, of liever die bolletjes, in een oneindige menigte oogen verdeeld, zyn verfchillend'' geplaatft ia de Gekorvenen ; De meeften heb- c ben ze, even als wy, aan 't hoofd; maar zom-E migen hebben ze wat laagcr, zommigen zelfs op den rug, gelyk dat foort van Spinnen, by de fianichen le Faucbeur, de Nederlanders deHooywagen noemen. Voor op het hoofd van yder Kapel zyn twee 7 hoornen ,die hy naar zyn welgevallen kan buigen { en rigten , waarin deze hoornen van die der groote Dieren verfchillen; Deze Hoorntjes, Sprieten geheeten, worden in zes KlafTen verdeeld. 1. De Sprieten met klompjes of knoppen, 2. De Knods > Sprieten. 3. Tie welke naar de Knods-Sprieten gelyken, behalven, dat zy aan hun einde die verzameling of bosjes van hair of wol niet hebben, als deze; maar daarentegen in dc gedaante van ramshoornen uitloopen. 4. De Sprieten , die mat prismata gelyken, cn, I 3 over Verfchil:ndelaatfing er 00- , en. esderleie )ort van prieten.  134 van de Vlinders. Waartoe de.xelve den Ka- Sellen iesen ? Gelyk ook de Snuit. r>ver het grootfle deel hunner lengte , een foort van prisma maaken. {. De Sprieten met kegelagtige en gekorrelde draadjes, «. Dc Sprieten met Pluimen. Men kan deze pluimen ook yoor Hair of Baarden neerhen, en onder de Nederlandfche Leefhebbers zyn zy ouder den naam van gekarnd» Sprieten beken i j het Mannetje in deze Klaffe heeft de Sprieten ruiger en hairiger dan hetWyfje, De Herrr de Reaumur maakt eene gisfing over de Sprieten . Hy zegt,dat het miflehien de werktuigen van het gehoor of den reuk der Kapellen zyn, of moogelyk zelfs van eenig ander zintuig, dat wy niet hebben, en daar wy ons geen meer denkbeeld van kunnen maaken , dan een doof of blindgeboornc van het geluid of de kleuren, of, met andere woorden, van het gebruik der ooren :n oogen. Maar terwyl de Ontlceders der Kapellen niet wceten, wat van dc Sprieten te maaken, zyn zy veel minder belemmerd , wegens de fnuit of tromp. Deze dient den Vlinders om hun voedzel te vatcn; Men kan hier niet aan twyffelen ; men ziet het met het bloote oog, zonder behulp van het irergrootglas. De fnuit der Kapellen is dan alleenlyk uitge* Irekt als hy dezelve gebruikt, om het fap der ?la!.ten, daar hy zig mede voeden wil, te zuigen;  van de Vlinders. 135 gen; al den overigen tyd verbergt hy dien zorg vuldig ,in malkander gerold , tuflchen twee gtoo re lippen, die men gebaarde fcbuttingen kan noe. men. Men heeft lang getwyffeld, of de fnuit der Vlinders uit één , of uit twee (lukken bellondt ? De Heer de Reaumur heeft daaromtient onder, zoekinqen gedaan, waar van het YCrflag myne Lezcren waarfchynlyk behaagen zal. Als hy één dier fnuiten drukte, fcheen zg de zelve tc openen. Maar ging zy waarlyk open of waren het flegts de twee deelen, welke natuurlyk juift in rr al kander flootcn, en nu door d( drukking van den anderen vei wydcrd wierdeo i Om zig hiervan te overtuigen, nam hy de poppen waar, wier fnuiten nauwelyks begonnen vooi den dag te koomen. Dus zogt hy 't verfcbynze] in zyn eerften oor(prcng, en hy vondt het daar; Deze fnuit toen nog omzwagteld, gelyk alle an< dere deelen van de aanftaande Kapel, is langs het lighaam van het Popje uitgefhekt; Zy is daal in twee takken verdeeld , welke tot malkande! koomen, cn maat ééne pyp fchynen uit te maaken, als de nieuwe Kapel zc beproefd en zaam. gerold heeft, ter zelfder tyd, als hy zyne Vleugelen los maakt, en zyne kluifrers breekt. Daar zyn twee foonen van Snuiten," de eene zyn lang cn plat, dc andere rond, kort cn dik," derzelver kleur verfchilt ook naar de foorten det I 4 VK«f Welke uit twee ftukken beftaat. Twt foorten van Snuiten,  I3<5 van de Vlinders. Hoec' KapeSIe tuii voe zei daar mede zi gen. VAN Vlinders :daar zyn zwarte, roffe, kaftanjebruine, donker geele, helder geeleenz.; het maakzel der vezels en der ringen , waar uit de fnuiten beftaan, maakt van dit gedeelte der Kapellen een verwonderlyk werktuig. ' ' Als men, een Kapel eenige dagen bewaard heb1. bende, zonder hem eenig voedzel te laaten toekoomen, hem eindelyk een ftuk je Suiker geeft, zo zet hy zig daar aan, zuigt her af, en als gy de Sui. ker wegneemt, volgt hy die na; hy is niet bang voor uwe tegenwoordigheid , de honger en uw onthaal hebben hem tam gemaakt;, die handelbaare geaardheid, 't is waar, zal niet langer duuren dan zyne behoefte, cn trek tot voedzel, n-aar men kan die twee uuren rekken , en geduurende dien tyd heeft men gelegenheid t'over, om hem waar te neemen, en met een vergrootglas de beweeging van zyn fnuit op te merken; Eerft dient hem dezelve voor een goot of buis, waar. door hy een drupje ontbindend vogt op de Suiker vallen laat; vervolgens haalt hy de Suiker, welke daar door gefmolren is, by wyze van zuicini* of inademing, door die zeifJeSnuitom hoog.cn houdt met dit fpel aan, tot dat zyn honger geftild is. De Heer DE MalPERTUIS heeft deze aardige proefneeming, na den Heer de Reaumur, verfcheide maaien herhaald.  van de Vlinders. *37 VAN DE KENMERKEN, OM DE VLIN. DERS IN KLASSEN, GESLAGTEN EN , SOORTEN TE ONDERSCHEIDEN. Daar zyn in 't algemeen twee focrtenvanVlin-j ders, de Dag- en de Nagt- Vlinders, waarvan c de iaatften beE grootft getal uitmaaken. Een groot ligt, in een ichoonen zomerfchen nagt in de opene lugt gezet, lokt 'er altoos eene menigte. De Sprieten van het eerfte, tweede cn der Je foort, welke wy hebben aangeweczen, fchyi.cn aan de Dag-Vlinders 5 die der drie andere tot dc Nagt-Vlinders te behcoren. De Nagtvlinders vliegen, niettegenftaande hun afkeer van het ligt, zomtyds egter op vollendag, maar dit zyn flegts de Mannetjes, en zy vliegen gemccnlyk niet, dan om de Wyfjes te zoeken ; men meent dat het drrze zelfde rede is, welke lien in hun verderf doet loopen , als zy eene brandende kaars aantreffen. Daar is op den rug der Wyljes iets fchiitetends, 't welk hen ongetwyffeld nog meer als zodanig voorkoomt, dan aan ons; zy meenen in het ligt van de kaars een Wyfje te zien, en fneuvelen daar in. Dit is inderdaad niet vreemd; de liefde verblindt aller oogen , zelfs die der Kapellen.. Ket verfchil der Vleugelen , der Sprieten, en Snuiten zyn de voornaamftc middelen, daar men zig van bedient, om de Vlinders te onderfchei. I 5 den; Dar-en lagt-Vlineis.  133 van de Vlinders. Zcvei Kernnet len dei Dag-Vli ders. den. Wy zullen cerit die van de Dag- Vlinders door'oopcn. \ I. üe EERSTE Maffe bcltaatuit die, welke Knop. Sprieten hebben, en die, als zy loepen, de Vleu» gelen zo heog houden, dat dezelve perpendiculair of Iootiegt ftaan met de vlakte, daar zy over loopen 5 ook bedienen zy zig, in het loopen , van kunne zes pootjes; zodanig is de witte Kapel met eenige zwarte vlakjes, welke van eene der fchoonfle Kool-R.i!pfcn voortkoomt. II. De Tweede Maffe bevat alle die, welker benedenfte Vleugels het lighaam van onderen omvatten, die flegts op vier pootjes loopen, en zig van de andere twee, gelyk als van handen bedienen, om hunne oogen te ftryken. III. De Kipellen van de Derde Maffe verIchilicn , van die der twee voorgaande, nog ten cpzigte hunner Sprieten, die zy ook met knopjes hebben, nog ten opzigt van 'tgebruik hunner pootjes, dewyl zy 'er ook maar vier nederzetten, maar in deze klaffe loopen de twee fterkfte pootjes uit in Snoeren, als ruige Palatynen; in deze daarentegen zyn zy gelyk aan de vier andere,htbalven dat zy kleiner zyn , en dat men 'er het gebruik niet van ziet. IV. De Kenmerken der Vierde Maffe zyn Sprieten met knoppen , dc Vleugels altoos lootregt opfhande boven de vlakte, waarop de Kapellen loopen , dc rand der onderftc Vleugels gekromd , oni  van de Vlinders. 139 om het bovenft van het lighaam tc omvatten, gcmcenlyk twee ftaanen , waarvan de Vlinders van deze klafle, welke onder den naam van Pages veelal bekend zyn , ook Staart - Vlinders heeten; zy hebben altoos zes wezenlyke pootjes. V. Men brengt ender de VïFDE klajjè, die, ■welke met Knop-Sprieten, en zts wezenlyke pootjes voorzien zyn,gelyk die van de voorgaan, de; maar hier in egter van dezelve verfchillen, dat zy de voorgaande kenmerken niet hebben, cn dat zy gemeenlyk, als zy in ruft zyn, hunne vleugelen gelykiynig of pararel houden met de vlakte , daar zy op loopen, VI. Die van de Zesde klajje draagen hunne V/eugïlen op dezelfde wyze, maar hebben KnodsSprieren, en hun aarsgat eindigt in een foort van gevo'.k.e - ftaart, door het lang hair geformeerd j Men moet onder deze klaffe brengen dc GonsVlinder, welke onder het vliegen gonlt of bromt, en de Vltegvlinder, of de Vlinder met verglaasde Vleugelen, zo als men hem ook noemt, om dat zyn Vleugelen niet dan hier en daar met ftof be\ dek", en de andere gedeelten van derzelver op< petvlakte zo doorfchynendc zyn als die der Vliegen. VII. De Heer de Reaumur, brengt in deze laatfte klafle der Dagvlinders de zulke, wier Sprieten als ramshoorns eindigen; maar deze klaiu: is  En zever der Nagtvlinders, Tig. 3. Dwaas by- geloof oiiitrent eien Dood' leop. 140 van de Vlinders. is niet zeer talryk, want het zyn de Nagtvlinders alieen, welke dit foort van hoornen hebben. Wy hebben wat hoogergezegd, dat alle Dagvlinders Snuiten hebben, alle Nagtvlinders niet, om dat zy kunnen leeven zonder eeten , of ten minflen, om dat zy na hunne Staats - verandering flegts weinige dagen te leeven hebben, Deze ontbeering van Snuit is een der kenmerken, welke men beczigr, cm dezelve onder eene klaffe tc plaatzen. Wy hebben zeven klaffen der Dagvlinders gehad. Zie daar zeven andere der NagTVlindlrs. I. De Nagtvlinders, welk'er Sprieten en Snuiten naar prismata gelyken, maaken de Eerste Maffe uit. Zodanig is de Vlinder welke koomt van de fchoonc Rups op de groote Spurge met Cypreffe-bladen'. De gedaante der Vleugelen, en de meerdere of mindere lengte der Snuiten, maaken in deze klafle onderdeelingen van verfchillende geflagten. Een der groorftc en fchoonfle Kapellen, welke" in deze klafle behooren , is die met de doodkop, fzie dc derde Figuur), dus genoemd , om dat hy op het middel - of borfl - ftuk een vlak beeft, welke men onderftelt naar een doodskop re gelyken. Men hoort hem, zegt men , een tagtlyk gefebrei maaken,en dit gewaand gefchrci s ongenvyffcld devryving van eenige zyner fchub- bcn.  Van dë Vlinders. !4i ben. Het volk van Bretagne gelooft veel meef van deze Kapellen te zien in zulke jaaren, als 'et algemeene ziekten regeeren. Deze reden van vrees als zy wettig was, zoude genoeg zyn,om zulke lieden, die moeds genoeg hebben, om een fchcon ftuk Porcelein zonder fchrik te zien breekeri, maar die op 't omvallen van een Zoutvat in flauwte vallen , van Ichrik te doen beeven op het zien van deze noodlottige Vlinders, Welk eene alleryfïelykfte aandoening moet dezelve nu uitwerken, nu zy weten, dat de gezegde doodelyke voortellingen in dezelve vereenigd zyn! II. Het onderfcheidend Kenmerk van de Kapellen der Tweede klaffe is, dat zy de Sprieten met kegelsgewyze draadjes, cn eene Snuit hebben. III. Men maakt de Deb.DE klaffe van zulke Vlinders, welke de Sprieten met kegelsgewyze draadjes, maar geen Snuit hebben, IV. Dc Vier.DE klaffe heeft gebaarde Sprieten en een Snuit, V. Die van de VYFDE klaffe hebben gebaarde Sprieren en geen Snuit. De dragt der Vleugelen , welke zeer verfcheiden is in de Nagt-Vlinders, geeft aanleiditig om de vyf klaffen , welke wy aanwyzen, in ver-1 fcheide geflagten te onderdeelen ; maar die on-derdeclingen , al te fyn en onaangenaam , koomen ; met Moei jeykheid3in nadere v'erdeeingen on!cr de 'linders e maaten.  Misvat ting van Cotdatit, 142 van de Vlinders; met ons beftek niet overeen , bebalven dat zy aan veele dwaalingen onderheevig zyn. Men behoort zekerlyk het Mannetje en Wyfje onder de Nagtvlinders faam tc voegen •, dit zal eg.-er dikwils miflen, als de dragt der Vleugelen tot geleide in deze fchikking dient: want'dikwi!s draagt het Wyfje dezelve geheel anders dan het Mannetje, zomtyds zelfs heeft het Wyfje 'er geheel getne, fchoon het Mannetje die wel heeft. Dit verfchil heeft Goedaert in eene groo:e misvatting doen vallen ; hy hadt eenige Rupfen van den Pruimboom opgevoed, waarvan verfcheidene, na dat zy in Poppen veranderd waren, niet anders voottbragten dan Kapellen zonder vleugels, of ten mmftcn zonder blykbaare. Hy was zeer verwonderd van een dier onvolmaakte Kapellen, die hy van allen omgang met anderen afgezonderd hadt gehouden, verfcheide eytjes te zien leggen ; hy dagt dat het een Wyi je was, door haar zelve en zonder toedoen van het Mannetje bevrugt; Hy riep wonder ; men geloofde hem, in dien tyd, op zyn woord, maar men heeft naderhand dc waarheid der zaak ontdekt. Dit kruipend Wyfje hadt de fiefkoozingen van haarcGade genootcn, welke, van Vleugelen voor. zien zyndc. de waakzaamheid des oppaflers hadt weeten teloor te ftellen; Goedaert, die niet dagt, d« zy een ander, dan kruipend Mannetje,gelyk *r ■  van de Popjes. 143 zy zelve, konde hebben, en die verzekerd wai dat 'er van dit foort niet by geweeft was.zwoe: dat zy door haar zelve bezwangerd was, gelyl dit in verfcheide andere Gekorvenen plaats hcefl VI. Die Nagtvlinders , waarvan de Wyfje, geene kennelykc Vleugelen hebben, maaken di Zesde klajje, VII. De Zevende of laatfte befhat uit d( zulkeii, wier vleugels der wyze gekloofd, en ir, de lengte opengefneeden zyn, dat men het vooi Vederen, gelyk die der Vogelen, neemen zoude. Zie de vierde Figuur, De Vlinders van dit foort zyn, om zo te fpreeken, tweeflagtig; zy hebben eenige kenmerken, welke den Dag-Kapellen eige zyn; zy vliegen ten minften zo veel des daags, als des nagts , maar hunne Sprieten, met kegelsgewyze draadjes , cn dc gedaante van de Pop, daar zy uitkoomen, brengen ze in den rang der Nagtvlinders, VAN DE POPJES. Men noemt Popjes de Rupfen, die beflootci, zyn in eene digte dep, waar in zy liaarelaatfte en heerlykfte Stand -verandering vetwagtcn , maar eene Stand - verandering , welke zy dikwils niet langer genieren, dan voor den korten tyd, dien zy noodig hebben, om eytjes te leggen cn tc ftetven. De  Het vt fchillenc! maakzel der Popje is niet ge maklyk na te gaan. Andere benamingen der Popjes, 144 van de Popjes. t- De dop, daar de Rups in zit, is doorgaans glad, zomtyds ruig; maar 't geen voornaamelyk stwee verfcheidene fcorten van Poppen maakt; is, dat de eene hoekig, de andere rondagtig zyn; de rondagtige worden ook boonen genaamd; zodanig is de Zywoim. Men kent geene hoekige, die geene Dag-Vlinders geeven, en weinig ronde, of daar koomen Nagt-Vlinders uit. Eene agtervolgde beoeffening der Popjes, met oplettendheid gedaan, zou een Natuurkundigen in Itaat ffeileii, om uit de fchikking der hoeken , cn de geheele gedaante der Popjes op te maaken,' van welk foort van Rupfen zy waren ; en welke Vlinders daar uit koomen zouden 5 maar die Studie moec flegts voor weinige Menfchen gefchikt zyn, zo wel cm dat 'er veel infpanning en oplettendheid toe vereifcht wordt, als omdat 'er weinig nut uit voortkecmt. De Popjes worden ook met eene griekfche benaaming Cbryfaliden, of met eene Latynfche Aurelia geheeten, beide woorden, welke de ryke eenvoudigheid van bun kofibaaren opfchik uitdrukken , de eene zyn geheel bedekt met goud, of met gebruineerd zilver; andere hebben 'er flegts eenige vlakken van, maar op de allervoordeeiigfte wyze geplaatft} anderen eindelyk, min glansryfc zyn flegts gre.cn, geeiag'ig, bruin of zwart. De  van de Popjes. i< t)e Heer de Reaumur heeft onderzont, vs waar de Tonnetjes of Popjes het goud, *ï wel hen zomtyds overdaadig bedekt , mogre koi menr en hy heeft bevonden, dat het goud 01 allerwegen misleide en bedriegt zelfs op de Po] jes der Rupfen. Men maakt verguld leder zortdet goud; ee bruin vernis, gelegd op een blad Zilver of Tin waarvan de glans door het vernis heen fchynt vertoont hei zelve aan onze oogen als een fchii l terend geel , en -wy verwarren het met goud,"ge 1 lukkig voor de Popjes is hun goud van hetzeli i de foort, het wekt onze gouddorft. niet op, ei i zy blyven ongeftoordEene zeer fyne bruim | glanzige en doorfchynende huid legt over eei i zeer helder witde koleur van dit onderfte vel i met die van het bovenlte vermengd, en daardoo I heen fchitterende, vertoont ons goud. daar he inderdaad niet is; 't Is op dezelfde wyze, dat d< Schubben vau verfcheide viffchen ons verguld voor. ikoomen; Een zeer dun bruin vlfesje bedekt dc Tchub , die ons buiten dat met anders dan als helder wit voorkoomen zoude, maar zig nu als goud vertoont; 'c Is door eene dergelyke manier van werken eindelyk; dat men in Dukfchland aarde Vaten maakt, gedubbeld of bekleed met ^Kwikzilver, dat geamaljcerd, of met andere Me-1 taaien vermengd, op glas vaft gemaakt, cn meteen K Ver- 15 n Wat bet ■ Schynbaat goud is, i-dar hen, vercieit f s r» 9 I I door gouue Vaten :nDuitfch: and opgeleverd.  146 van de Popjes. De Kape! is wez?n lyk reeds in het Tonnetje en in de Rups. Dit wierdt eertyds ontkend. Vernis beftreeken is, het welk aan die Vaten volkoomen de kleur en glans van goud geeft. Men wordt, met den eerden opflag des oogs, een even groot verfchil gewaar tuifchen een Rups, haar Popje, en de Kapel,die 'er uit te voorfchyn koomt, als tuflchen een Mier, een Tor, en een Vlieg. De rcgte Philofophen , in dien tyd zelfs , toen men nog die ontdekkingen niet hadt, die ons thans verligten, waren ongetwyfreld niet minder overtuigd, dat de Kapel daarom uit de Rups te voorfchyn kwam , om dat hy 'er in het klein in beflooten was geweeft, dat, ten opzigt der Ton» netjes, dezelve wezenlyk een wieg en luieren wa< ren, waar in het diertje bewonden lag, gelyk men dit met het bloote oog kan zien, en dat alle de deelen dus der Vlinder, tc zwak, om haar bekleedzel van Rups voor als nog te verhaten, in deze Tonnetjes efrft de noodige ftevigtc kreegen , gelyk een Kind in dc Wieg, in kragten toeneemt. Dit,zeg ik, moeit het natuurlyk befluit van alle regte Wysgeeren, zelfs in min verligte tyden zyn, en herhaalde ontleedingen hebben deze gedagte ten vollen beveiligd; maar onkundige liefhebbers van -wonderen, Lieden, die, met al hunne verwaandheid, flegts ten halven redeneeren, hebben het veel wonderlyker gedagt, te Hellen, dat de Kapel niet in de Rups konde wezen, dan de moeite te neenjen, van tc onderzoeken, of zy 'er  van de Popjes. 147 'er wezenlyk niet in ware? En dit is de oorfprong dier weidfche benaamingeh, van Gejlalte-veranderingen, gedaante - veruaijjeling enz., waardoor zy de verandering van het eene In fecft in het ander verftonden, en waardoor wy heden niet anders verftaan, dan de langzaame en trapsgevryze ontzwagteling der leden van hetzelfde Diertje. In den tyd, toen men geloofde, dat een Vlinder, onder her bekleedzel van een Tonnetje, een Rups konde opvolgen, daar voorheen niets van die Vlinder in geweeft was, fcheen deze onbegrypelyke geftalte - verandering een gefchikt mid del te zyn, om de verborgenheid van de Opftanding onzer Lighaamen te verklaaren 5 die opheldering was even duifter, als de verborgenheid» die men 'er door poogde op te helderen, en het bewys even zwak als veele andere van kwalyk Waargenoomene werkingen der Natuur ontleend; *t Is het geloof alken, 't is de verzekering van Gods Woord, waarop wy dit Leerftuk gronden moeten» en fchoon men het op eene andere wyze al niet behoorlyk ophelderen konde, is het genoeg , dat 'et niets ftrydigs, niets bnmoogclyks in is voor de Goddelyke Almagt. NieuwentïD heeft 'er een loort van vcrklaaring van gegeeven, welke verdient gelcezen te worden. Eene nette ontleeding ontdekt, zelfs in de Rups > het ontwerp der Vlinder , die 'er uit te voorfchyn ' K 2 koe- De op. (landing Ier Dooien wordt hier door niet verklaard. Hen kati Ie deelen Ier Kapel  148 van de Popjes. reeds in het Popje zièo. De Kapel wordt driemaal geboren. koomen moet; maar men vindt die Vlinder veel gemaklyker en volkoomener in het Popje, daar zy in bezwagteld is. Elk deel van haar lighaam is daar flegts beflooten , gevouwen , gedren. gen, ter tyd toe, dat het diertje het vermogen heeft om aan 't woelen te gaan in zyne Schede, 3ezelve te verbreeken, en 'er uit te voorfchyn tc koomen. Men kan reeds in het Popje zien, of de Kapel* die 'er in beflooten is, een Snuit zal hebben of niet, en hoedanig de Sprieten zullen zyn; men kan derhalven dan reeds oordeelenofhetecnDag. Df een Nagt-Vlinder zal zyn. De Dieren van alle loorten, geleid door eene natuurlyke ingeeving zo eenvoudig als onfeilbaar, gaan altoos tot de oogmerken, die de Natuur met :ien bedoelt, langs den kortften en zekerlfen weg. De Rups, of liever de Kapel, welke zig van zyn tweet, en eene zekete lymige ftof, daar de Natuur hem mede vooizien hadt, dien dop of omdag van Popje gemaakt hebbende, in welke wy hem ihans befchouwen ,fcheurt dien eindelyk en maakt 'er zig op dezelfde wyze van los, als hy, Rups zyude, elk dier huiden gefcheutd hadt, die hy de eene na de andere heeft afgelegd, De Kapel wordt, om eigc-nlyk te fpreeken, driemaalen geboren; uit het ey kocmthy als worm of Rups te voorfchyn,- van Rups wotdt hy Popje, en van Popje Kapel, Het is inzondeiheiddoor deze  van de Popjes. H9 deze zigtbaare Stand-verwiifelingen , dat de Ge« korvene van den Menfch en de andere Dieren verfchtllcn. Het Popje en zelfs de Rups kunnen als eytjes worden aangemerkt, waarin de Kapel op verfchillende tyden geweeft is, In het eerfte eytje was hy als een foort van kierhpje of Spruitje, 'twclk leven in zig hadt, maar dit nog niet toonen konde. In de Rups was hy als in een geledigd, beweegbaar, wandelend ey. In het Popje eindelyk als in het laatfte ey, waaruit hy geheel geformeerd te voorfchyn koomt, op dezelfde wyze als een kuiken het zyne verlaat, na het met zyn bekje doorboord te hebben. Popje te worden is voor eene Rups, een zaak van dc grootfte moeijelykheid , zo wel als 't grootft belang; het koft 'er veele het leven, en zo de Natuur haar niet aan die verandering onderworpen hadt, geloove ik, dat zy liever ver. kiezen zouden altoos in hnar veragten kruipenden ftaat te blyven, dan haare Vleugelen cn fchoonheiei, met zo veel moeite en gevaar, te krygen. Als de Rupfen den noodlottigen tyd voelen na*' deren, waarin zy Popjes zullen worden, begeeven zy zig naar een plaais, alwaar zy zig voor haare vyanden veilig agten , onder riete daken, in garen, in holle boomen, zomtyds zelfs, als zy geen kragts genoeg hebben , om verder re gaan , order dc uitfpringende cieraaden van een K 3 fraqj Het is Leer ge. raarlyk 'oor tie Rupfen, i'opie te gorden ? loe 7.y het ilsdan lanvanjen,  ei lioc fpoedig haare gi yangenis breeken. JS° van de Popjes. fraeiHuis; daar maaken zy zig valt metdenftaart, en houden hun hoofd om Jaag, of onderlteunen hun lighaam met een Herken band van Zyde, dien zy aan twee kanten valt maaken , en waar op zy zig in 't lang nederlcggen ; andere, zonder zig, op deze wyze, als cp te hangen, bewoelen zig alleenlyk in veel zyde, of zyde en aarde, daar zy een foort van pleifter van maakenj yder foort van Rups heeft byna eene byzonderc wyze van haar graf te bereiden, zommige blyven daar niet meer dan veettien dagen in, andere vyf of zes Maanden; De wyze hoe zy 'er uitgaan, is byna dezelfde, namelyk door zig opwaards re krommen, en met den rug bet bekleedzel te fcheuren, gelyk wy vroeger gezegd hebben.1 De Natuur Tieeft de Dieren geleerd , dat, :-naar maate de dingen moeijelyker zyn, zy dezelve moediger onderneemen, en vaardiger agtervolgen moeten ; Een Popje, 'c welk begint zig uit zyne gevangenis los te maaken, volvoert dit werk in een minuut. Als men een Popje op het oogenblik, als het een begin maakt om zig te ontzwagtelen, inbran. dewyu werpt, verdubbelt het zyne poogingen, en verfcheurt zyne banden, fchoon het de aandoeningen van het moorddaadig vogt reeds gevoelt; indien men verwaandheid in eene Rups onderfteiJen koude, zoude men niet zeggen, dar zy ten muiften de eer wil hebben van als Kapel tc fter- ven ?  van de Popjes. 151 ven ? maar haare beweegrede is ongetwyffeld edeler, en meer overeenkomftig der wysheid van den Schepper, die haar noopt; zy poogt de oogmerken der Natuur te vervullen. De natuurlyke ingeeving der Dieren {poortK hen onophoudelyk aan om dit einde te bereiken; E zy volgen blindelings het geleide van hunnen Maakcr, of zo men wil, de algemeene wetten, die hy aan elk zyner Schepzelen, van den aanvang der wereld af, heeft voorgelchreeven. "Waarom volgen wy dit voorbeeld niet? waarom is de ftemme der Natuur niet altoos het rigtfnoer onzer handelingen ? Wy koomen tot haar weder? zy zal ons onze vorige dwaasheid kwytfchelden , zy zal ons-, zelfs dubbele gund: bewyzen , met ve nieu-'1 wing van een fti! , maar wezenlyk genoegen;, zegenen, als wy,de ongeregeldiieedcn en beuze-N lingen, die de reft van 'r. Menfchdom bezig houden , laaiende vaaren, ons met ernft toeleggen om haare wonderen te befchouwen; 't is raar dien kant, dat zy ons zccki heen te lokken; 't Is daar, dat zy ens wagt, om ons haare genegenheid te toonen, en ons gelukkig te maaken } zy ontdekt ons, tot dit oogmerk, op yder Hap. dien wy doen, de verrukktlykfte wonderen, en dat zelfs in de geringfte voorwerpen. Tragt, by voorbeeld , een Natuurkundige te ontdekken, hoe een Popje de noodige lugt onmnge; waar K 4 dcor Door de atuur ■leid. Het ml •tol aak welk tle :oeffeing e!er [muur erfcUft.  I?» 'ar de Popjes, door Zy moet be«aan, zy noodigt hem om op de eenvoudig/te wyze, Cn zonder toeftel, een jneefterfluk van konft te aanfchouwen; hy houdt J« ouderfte gedeelte in den Oly 5 hy kat het ■cTlT f CCn,Sen,imcn 1*» Wyven, en haalt houd T Uk; hy ket» h« «»-. « oudt het bovenfte gedeelre daar flegts eene kor- ïe poos in, en vindt het dood, Derhalven befluit y. volgens de aanwyzing der Natuur zelve, dat de kleine buisjes ,waar door de lugt in het Pop, V. indringt, in het bovenfte gedeelte uüloopen. 4V daar reeds eene ontdekking, en gevol^elyk een vermaak; Hy onderzoekt dit Popje van nader by.en hy wórdtin dat zelfde bovenfte Veelte de Stigmata gewaar, waar door het inademt; Hy flaat emdelyk de Vlinder gade, die uit dit Pop,e gekoomen is, hy neemt 'er nieuwe proeven mede.hy beftneert alle de deelen van het lighaam «'et oly , hehalven het borftftuk; hy ziet de VJin- iaa, Pr0eJ? Wederftaa» • h befmeert het borftftuk emdelyk, en ziet hem fterven; hy beJat derhalven, dat de Vlinder eenige opening in dit borftftuk hebben moet, waar door l,v ademthy neemt het vergrootglas in de hand, hy zoekt' hy ziet die openingen voor zyn oogen; zie daar zyne nieuwsgierigheid voldaan , zie daar zvne ïiel met aangenaame denkbeelden, en zyn hart W\ een ftil genoegcn vcrvu)(). de ^ geldt  van de Popjes. ï53 geldt hem van nu af reeds de begeerte , die hy hadt, om haar te kennen, VAN HET MAAKZEL DER BEKLEEDZELS, OF DOPPEN. Dit gedeelte van de Hiftorie der Rupfen is niet flegts opmcrkelyk'en aardig, maar onzer. .weelde heef: 'er cok belang in, en wat belang c werkt fterker in het har: der meefte menfehen, * dan dat der weelde, Mogt het een weinig plaats voor de weetluft maaken ! Mogt het wat verminderen die onverzaadelyke drift naar overtolJigheeden , welke onze behoeften flegts vermeerderen, in plaats van ons ryker te maaken ! Mogten wy, eveneens als in een ftaat, welke ongelukkig niet anders dan in de verbeelding van eencn Wysgeer beftondt (a), de konftcn genieten, zonder 'er de flagtoffers van tc worden 1 Mogten wy allen in de wezenlyke gemakken des levens deelen , zonder laftige ove.tollighetden re kennen » Dan zoude het niet meer noodig wezen het grootft gedeelte van het Menfchdom voort te zweepen, om aan eenige weinige een overdaad aan te brengen,die hen walgt, om, met hunzweet en bloed, tien of twintig menfehen groot te maaken , die hunne f«l Zie de Eutopia, of het gelukkig Gemeenebeft van Thom/is MoRUs. K i Het verlogen der ragt oj» nzen eelt.  154 van de Popjes. Hceei AVysgsci zig hier moet ge drasgen byzondei lyk ten opzigt de Zyde, hunne grootfte kwelling in hunne verheffing zelve vinden; gcwiffelyk Wy meenen ons genoeg» door oyertolligheeden te vermeerderen, en wy Wdcn ons nieuwe kluifters, die ons prangen, wy operen een nieuwe bron van fmarten/die, naar maate wy dezelve door meer weelde poo. gen te floppen , fteeds wyder wo'dr, en ons verdriet vermeerdert, naar maate wy het poogen te weeten, Wy kunnen deze misbruiken niet verhelpen, "maar wy kunnen, wy moeten ze ten minden : beweenen; de rampzaligheid van het verdwaasde Menfthdom is zeker ftof genoeg voor een Chrisrelyken Wysgeer, om een traan van mededoogen te laaten rollen 3 maar een regtfehaape Wysgeer moet meer doen; hy moet de verkeerdheid der menfehen zelve tot de nuttigfte einden leiden; hy moet onze bezittingen vermeerderen om de ongelukkige)) te voeden , en tevens in ftaat tc ftellen, om de eiiTchen der weelde met minder moeite te voldoen, . Dewyl die Menfehen, die zig Heercn laaten rnoemen, onagtzaam uitgeftrekt in hunne rytuigen, door de handen van gemak en welluft on. derfteund, zig in fyne Zyde kleeden, cn , terwyl duizenden van Menfehen , in de aanwinnende duur. te van het Ieder, hetzelve niet bekoomen kunnen om fchoenen tedraagen , den minften hunner Dienaareri op Iedere kuiTens agtcr hunne Koetfen plaat- fen,  van de Popjes. 155 fen, paft het eenen Wysgeer gewiffelyk die ftof. fen te vermeerderen of te verbeteren, waar door de eerfte in hunne grillige verkiezingen, voor een tyd voldaan, cn de reft van 't Menfthdom des te ruimer en gemaklyker van kleederen verzorgd worden. Laat ons zien, wat 'er aan de Zyde is te doen. Die groote Rupfen met knobbeltjes, naarTurkoifen gelykende, welke op de Peerebcomen lee • ven, maaken haare bekleedzels of doppen van eene zeer fterke bruine Zyde, veel dikker dan de gewoone, omtrent als middelmaatig hair ; deze Knotten weegen driemaal zwaarder, dan die der Zy-Wormen; men zou ze moogelyk kunnen verwerken, en terwyl de Zy-Wormen eens adem mogten haaien, zoude men de Zyde Kleederen even pragtig, en, met minder moeite, veel fterker maaken. De Popjes der Zywormen, zo bekend, en waar< aan de ydelheid der menfehen zulk een hcoge waarde hegt, zyn op verre na de verwonder-i lykfte niet, wy zullen 'er eenige andere door-1 loopen. Zekere Rups , welke op een foort van Mofcb, dat op de (lammen der Eykebcomen groeit, aaft, waarvan zy ook de ligte afchgrauwe kleur, en haare naam van Lichenéé (a) heeft, kruipt langs de ( men. By de Zaal van de oude Louvre, waar in de: Academie der Weerenfchappen haare vergaderin- • gen houdt, is een deur, daar men mede uitgaat,, naar een terras van fteen , dat te :cn over die : muur ftaat, waar aan de Rupfen yernoomen i wa- '  van de Popjes. 163 waren; Rupfen tegen een muur, en wel rot zulk eene hoogte opkruipende , dat zy van alle foorten van planten , diehaar tot voedzel dienenkonden , afgefcheiden waren, wasin't eerft iets wonderlyks,iets tegenflrydigs zelfs; maar de plaatzing der muur, en van het tegenovcrftaande terras, in aanmerking neemcndc, begon men allengskens agtct het geheim te koomen; De Heer de Maupertuis deelde Zyne waarmeeming aan den Heer de Reaumur mede , cn zy bevonden , dat de gemelde Rupfen op het Terras t'huis hoorden, en daar leefden van kleine plantjes , uit het geflagt der Moflchen , welke op de fteenen van het Terras groeiden; zy agtervolgden met dezelve zeer geregeld tweemaal 's weeks tc bezoeken, dat is te zeggen, op de dagen , als de Academie vergadert, eu zy bemerkten , als deze Rupfen de gedaante van Popjes aannamen , dat zy zig het hair , dat waarfchynlyk thans los zat, uitplukten, cn hetzelve rondom zig plantcden als Fatiffaaden; dat zy vervolgens de pun'jes van dit hair, naar malkander overhaalende, cn daar diaaden tulfchcn wcevende, een foort van berceau over Zig heen maakten. Ik verbeelde my kleine Kupidootjes, flaapende op een bed van Mos, overdekt met paviljoenen vsn bladen, in deze Tonnetjes te zien. Alle Geflagten, alle foorten van Rupfen hebben haare byzondere wyze van zig een woonplaats «e vervaardigen, de cenc verwondarlyker dan de I. * an- Verdere )yzonderneedenier bedeedzels.  DeSchran dorheid ei het voor uitzigt 164 van dë Popjes. indere, Zommige werken, in het buitenfte weefzel haarer dippen , kleine ftukjes van zagte fteenen $ Men zou zeggen, dat zy zig huizen willen vervaardigen. Andere maaken kleine Schuitjes , maar die egter niet verordend zyn om tc vaaren; Die Schuitjes zyn in derzelver aanleg niet anders dan een foort van doek, yl geweeven, en naderhand gevuld. Dus berigt de Heer Lyonnet, in eene noot op de Theologie des InfeEles, dat de zwarre Tor ecu wit vlottend huisje of dop maakt, daar hy een maft in 't midden plaatft 5 dat hy daar zyne eytjes in legt, uit welke wel haaft Wormen koomen, die zig , te water begeeven, Wy zullen in het vervolg de Muggen ook Schuitjes zien maaken, om 'er haare eytjes in te leggen j maar Schuitjes geheel plat, en byna zonder rand, om dat de Wormpjes, welke uit deze eytjes voortkoonien zullen, geene pootjes hebbende, tegen hoogc boorden niet zouden kunnen opklauteren, om te water te gaan. Welk een konft , welk een •blind en verwonderlyk vooruitzigt dezer diertjes! [ welk eene zorg van den Schepper! andere Rupfen verzamelen kleine hoopjes aarde, maaken daat een kluitje van eene onregelmaatige gedaante van, laaten daar eene opening in , daar zy kunnen in- • gaan, als zy van buiten gefatfoeneerd zyn, en, welke zy van binnen fluiten, als zy zig daar in be- • geeven hebben; zy maaken zig in 't midden van 1 dit kluitje een rond kamertje, waarvan zy de muu- ■ ren 1  van de Popjes. 165 ren met een behangfel van Satynbekleedenj An'ere, en dit zyn die, welke op het wit en zwari Wolle- of Toorts-kruid leeven, maaken zig doppen of huisjes van aarde, welke niet vetfchillen van die , daar wy van fpreeken , dan alleenlyk hier in, dat zy minder dik zyn, en dat het binnenfle verblyf, daar zy in huisveften, in plaats van rond, eyrond is; Andere neemen een ftuk van een blad eens Vygebooms, en maaken I zig daar van eene wooning in de gedaante van : een vingerhoed, zy bedekken het bovenfte gedeel: te van dien vingerhoed met oen ftuk van dezelfde I ftof, daar zy het overige haarer verblyfplaats 1 uit maaken, ten welken einde zy de grootte van : dien lap vooraf nauwkeurig afmeeten , zonder ; zig hier in immer re vergiften 5 zy fluiten daar 1 mede haare kleine wooning, en maaken dezelve , van binnen verder volkoomen digt; Eindelyk, om deze optelling, die het zeer gemaklyk, maar i niet zeer nut, zoude wezen veel langer te maaken, ten einde te brengen, zullen wy flegts van nog twee Tonnetjes fpreeken ; dat namclyk van de i Pruimboomen- Rups , en dat van eene andere, Idie in een baal Sennebladcn gevonden is, welke van Mocha kwam: Vooraf moeten wy by het voorgemelde alleenlyk voegen , cn dit is eene 1 aanmerking , welke men niet genoeg herhaalen ;kan» dat God zulk eene ryke , zulk eene woriderlyke verfcheidenheid zelfs tot in de miufte GckorL 3 ve¬ der Kap (en in net maaken der Dop>f.n.  Toont he nanwezer van den Sthepper. Zonderlingefchrandei heid van den Pruim- boomen- Rups. ïóö van d È Popjes. venen gemaakt heeft, dat, dezelve op yder trede, : die wy doen, niet te erkennen en op 'c gezigte van yder rups, die ons voorkoomt, niet te aanbidden, is blinder te zyn dan de Wormen, diein de aarde wroeten en daar zelfs des Scheppers! oogmerken bevorderen , ongevoeliger dan de rotfen, welke, terwyl zy zig onder den grond of Ui dc zee verbergen , daar egter ten minden nog dienen, om dc fundamenten der aarde te onderfchraagen. De eerfte der twee Tonnetjes, waar van wy del . befchry ving nog beloofden, is van gedaante, als een ' foort van Peer, welk de Rups tuflehen twee klei-| ne takjes van den Fruimboom, legt; dit Tonnetje is gemaakt van eene fterkc bruine zyde, zo dik als hair, cn zo ftevjg derhalven, dat de Vlinder,! die 'er uit te vooifchyn koomen moet, het zelve] niet zoude kunnen breeken , byaldien dc Rupsij niet de voorzorg gebruikte om 'er eene opening i in te laaten, waar door de Vlinder zig verder een] weg kan baanen.... Maar eene opening is in dk\ huisje 1 Dus ftelt zig dan de Rups voor de onge-J makken der lugt, cn de aanvallen van kleine Ge-j korvetten bloot! Dus moet zy door haar voorzorg] zelve omkoomcu! Men zy geruft! De Natuur',] of liever dc Schepper der Natuur werkt met baar I mede, en zal zyne gewrogten wel bewaaren. Wy \ hebben reeds gezegd, dat het huisje de gedaanteï hadt van een Peer 5 nu heeft zy het fpitseinde daarji van h  vaiï de Popjes. 167 Tin laaten ukloopen als een Fuik, daar men mede vifcht , maar met deze wyze vootzorg weder > dat zy het bovenfte van dien tregter, of het wydc gedeelte dier fuik , alleen voor haar verblyf fchikt, en het fpits gedeelte wel ter deeg digt toelfopt en verzorgt met een ftort van Franjes, die de lugt af keeren, en door haare ruigte de Ia» {eden beleren in deze wooning te dringen, maar geen zwaaren we.icri'tand kunnen bieden aan de Vlinder, die dezelve ligtelyk zal wegftootcn, als hy uit zyne gevangenis moet uitbreeken ; Dus ziet men dan tevens de rede van deze byzondcre gedaante van Peer, om het ondereinde namelyk of den ingang zo veel dikker te kunnen toeftoppen. De Rups van Mocha, of ten minften dc Dop of het Tonnetje van die Rups, daar wy nog van fpreeken moeten, wierdt gevonden door den oud? ften Heer de JaJJieu, in een baal Sennebladm, waar in hy naar Planten zogt; hy ontdekte verfcheide dier Tonnetjes, en was een al tc bekwaam waarneemer, om niet tc vermoeden, wat dezelve waren, fchoon zy meer geleekcn naar eene lang ■ werpige vrugt, of naar hoorntjes van bordpapier , die met veel kunft gemaakt zyn -, hunne dikte was omtrent als die vaneen Daalder; zy waren zeer wit, en zeet hard. Men vind: ze op dek'eineiakjes van de Tragar-antha, of de Gom-Dragantboom 5 zy zitten daar met hun dikfte einde aan vaft, en L 4 fbc 'opjes van ie Rups i>an Mocha.  Fopjes van R.u| fen die Maatfchappyleeven. Men kan alle byzondeibeden daar van niet fchetzen. aan löS van de Popjes; fteeken als Pyn-appds om boog; Dc Kapel koome 'er door het bovenfte gedeelte uit. De wyzen hoe de Rupfen , welke in Maatinfehappy Jeevcn, zig by malkander voegen, en zig Ichikken in een foort van Zaaien, die zy, op gemeenc kollen, met tapyten behangen, is niet minder geeftig of verwondetlyk, dan alles,.wat wy tot hier toe van die fooiten, welke men Kluizenaars kan noemen, gezegd hebben; maar gelyk de neften van de zulke , die re faamen woonen, gemaklyker te vinden zyn , en de minfte wonderen der Natuur , met het oog zelve bezigtigd, verkiezelyk zyn boven alle de Schilderyen, 'welke* men 'er van maaken kan, zo willen wy onze Lezers liever verzoeken , om zodanige neften te zoeken, dezelve, aandagtig te bekyken , en zig het verrukkelyk vermaak te bezorgen , van het fchoonfte Toneel in zulk een gering en veragt gewrogt te zien. Het is vermaakelyk het Popje te volgen in - zyne vorderingen tot op het oogenblik , dat de Vlinder te voorfchyn koomt; maar dit zoude ons te verre afleiden , laaten wy dien bekoorlyken Lugt-bewooncr alleenlyk waarneemen , zo als hy van onder het laage dak, dat hem verborg, in zyne fchoonfte gedaante verfebynt. In plaats van het Konftwerk der Rupfen , welke in Maatfchappy leeven, onvolmaakt tc fchetzen, gelyk ik zekerlyk gedaan zou hebben , heb ik  yan de Popjes. 169 aan myne Lezers liever geraaden, om ze op de Planten , op de Boomen, daar zy haare Wykplaatzen maaken, zeivete gaan waarneemen , en de Natuur liever dan myn Schildery te betragten; Ik zoude her, om die eige rede, als een al te vermetelen of ten minften nutteloozen arbeid hebben moeten aanmerken, dat ik eene afbeelding gave van de vlugt der Vlinders , en zelfs eene befchryving van de andere zeldzaamheeden der Gekorvenen,- maar zie hier wat my geruft ftelr, omtrent de vermetelheid , en de fchynbaarc nutteloosheid myner onderneeming. Men ziet een afbeeldzel , fchoon flauw ge-nl fchetft, van een fchoon Origineel, altoos mete! vermaak, mits dat men daar in een gedeelte van v deszelfs bckoorlykheeden aantreft. Nu heb ik die t< der Natuur, zo veel moogelyk met haare eige kleuren getragt te fchetfen, en ik meen daar in gedeeltelyk gedaagd te hebben. Maar is dit een werk, waar van het voordeel de moeite kan opweegen? Ik denk ja! Het vermaak alleen betaalc die moeite by hen, die de Natuur beminnen , en men kan haaren luifter nooit te veel vertoonen aan die ongclukkigen, die daar ongevoelig voor zyn , omdat zy denzelven niet kennen ; Een reder Minnaar, een getrouw Vriend houdt zig niet flegts, zo veel moogelyk , by zyne Minnaares, en Vriend , maar draagt derzelver af beeldzcls altoos by zig; een regt Liefhebber der Natuur gaat L f de- 'aarom en dit ;ter ge:eltelykïrkiett doen.  Gelyk in dit Tafereel. 170 van de Popjes. dezelve nier flegts in 't veld befchouwen, maaj wil haar op zyn Boekvcrtick weder vinden. De jonge Vlinder, gewaarfcbouwd door zyne natuurlyke ingeeviïg , gelokt door de zugt tot geluk, voelt, dat hy gene egzaame kragtcn heeft gekreegen , om zyne k.'uifters te verbrecken, zyne gevangenis te openen, en zig in 't openbaar te vertoonen, hy ontflui; derhalven andermaalen de Poorten des Levens; want hy heeft het licht nog eens aanfchouwd; maar hy ziet het nu met nieuwe oogen, alle zyne leden zyn gevoeliger, zyn volmaakter geworden; zyne Vleugels, nog bedekt rret de vogtigheid, die nocdig was tot derzelver groey, nog week van de dampen der wieg , maaken reeds eene kleine beweeging; Zy zyn onverduldig; een langer ruft verveelt het Diertje; zyne Sprieten gaan nu hier dan gints, zy worden langer, zy fpreiden zig uit, zy doen op zyn hoofd, het geen de fyne cn iteile ooren doen op den kop van een moedig Ros, zy fchil. deien, door hunne bewergingen, de edele drift, die het bezielt. De liefde, het vermaak, de vry. beid en vreugde fchitteren in dc oogen van den jongen Kapel; hy vliegt op, en de lugt verblydt zig. dat zy zulken fchoonen Bcwconer mag ontvangen ; de Bloemen openen haaren boezem, om hem denzelven aan te bieden , en de zagte Beekjes noodigen hem , door een zoet gcruifch , om zig sn haare golfjes tc koomen baden j ja de geheele Na-  van de Popjes. 171 Natuur verwondert zig over deze heerlyke veran-> dering ; het Gevogelte alleen is 'er ongevoelig voor , • omdat het zynen prooy in de fchoone Vlinder beloert,' de Honger is blind en doof. Dus zal de Bek van eene Zwaluwe of Mus al dien luider, die ons verrukt, vernielen; En zo dc Vlinder haare wreedheid al ontkoomt, is het nog maat vcor een korten tyd , dat hem deze 'uifker gefchonken is; dezelve is al te fchittercnde om lang tc duuren, wy zouden 'er mogelyk ongevoelig aan worden, cn onzen fchuld vermeerderen, met de grootltc heerlykbeid der Natuur zonder verwondering te aaulchouwen. Eerlang dan zal de Kapel verdwvnen, maar hy zal zig voorat van een talryk Nagellagt verzekeren, 'c welk naar het ongeluk van niet meer te beflaan , draagclyker zal maaken; zodra zy aan dezen zr> wczeulyken, zo aangenaamen pligt voldaan heeft, valt zy in kwyning, haare oogen worden doof, de glans verdivynt, zy valt neder, zy fterft, cn 't zyn maar zeer weinige, die den dood ontfuappen, en den winter in garen overbrengen, ,, Dat de eene, zegt Horatius, zulk eene ver,, maarde Stad pryze , de andere zodanig een ,, aangenaamen Oort verheffe, wat my belangt, ,, ik vind niets myner liefde of verwondering ,, waard, dan de "Wateren van Tivoli, dan myn ., klein Sabine." Ik durf 'er byvoegen „ dat deze dc Pragt der Vorflcn befchouwen, geene zig lelioor- vkbeid lezer Oefk- nas.  17» van de Popjes; i, zig met den valfchcn Idlter, en de gemaakte t, bevalligheden der Vrouwen vermaaken, ik vol. „ doe my alleen in het befchouwen der Natuur! „ een Rups trekt myn aandagt, een Kapel be>, koort my. Deze, in haaren ttaat van majefteit „ en Juifter, door den Schepper zeiven gedofcht ,> in derykfrc gewaden, met Sapphieren en Tur„ koizen vercierd, en met meer dan Ridderlyke „ Vederboffen pronkende; Deze in al die heer„ lykheid lugtig, vrolyk, bly te moede, dartel 9, zelfs en huppelende in 't genot van eene on„ fchulriige vryheid. Deze zyn het, die myn s, aandagt wekken , die ik met vermaak bes, fchouw, en die door eene billyke verwondering „ my tot den ailerdiepften eerbied jegens myncn t, en hunnen Schepper leiden. TWEE.  173 TWEEDE BESCHOUWING. D E SPINNEN. Dit Infect, 't welk veele, anderzins zeerl redelyke menfehen , de zwakheid hebben | van te vreezen» als een monder, behoorde geen vrees aan eenig Schepzel, dan aan de Vliegen alleen, te baaren. waar van het de geflage vyandis. Wy handelen onregtvaardig met de Spin te befchuldigen, datzy zo kwaadaartig is ; zy is niet vyandig tegen de Vliegen zelfs, dan omdat zy die tet fpyze noodig heeft; Of zo zy haar eigen zoort, zelfs buiten gebrek aan voedzel , aantallen , hebben miiTehicn alle Schepzels, behalven de menfehen alleen, regt om haar dit te vcrwyten. 't Is eene doorgaande regel onder alle Roofdieren , dat zy alleenlyk hun prooy vervolgen en aantallen, als hen de honger noopt. God heeft hen dien ptooy vergund, en zy volgen zyn bevel, of ten minden zyne toelaating5 de Menfch alleen gaat verder, en valt, buiten nood, op alles, zelfs op zyn eige geflagt, aan-, zal Deze dan der Spin zyne kwaadaartigheit nog vetwyten ? De Spin, inzonderheid het zwarte foort, isj leelyk om aan te zien, en dit doet zeer veel tot haare' 3e Spin 5 minder laattlvk. dan r^en iaat doorraandsiciudt.  Zy beeft zelfs pot de eigen icbappcn ï74 van die Spinnen. haare veroordecling: Die leelykhcid egter vermindert welhaaft, als men haar zonder vooiingenomenheid durft befchouwen ; zy , die 'er 'ban? voor zyn , brengen nog t'haarcn laffe by, dat zy vcnynig is, en, cm bun haat tegen het geheel geflagt te billyken, dringen zy aan, dat'de Tarantula daar ock onder behoort. Men kan die bei.le tegenwerpingen zeer gemakkelyk beantwoorden. Dc Spinnen zyn venynig ten onzen nutte ,• zy zuigen de fchadelyke dampen der lugt in, welke wy zonder haar inademen zouden ; De Tarantula is , zo men wil, eene Spin ; maar daar zyn weinige Tarantula's ia de Wereld. Laten wy ons zelve regt doen. Wy zouden, als de gemelde rede tegen de Spinnen doorging, met nog meer rede het Menfthdom in het algemeen moeten haaten, of •er ten minften bang voor zyn, want daar zyn veelen onder ons geflagt, welke, ten opziet der Menfehen, even hetzelfde zyn, als de Tarantula s ten opzigt der Spinnen, Mén moet nooit over de dingen cordeelen , als men ze flegts van eenen kant bezigtigd heeft. . Daat is geene zaak, of men kan ze van ten mirfften rwee kanten befchouwen; De Spin, die men onbarmhartig veroordeelt , is althans voor éeite deugd vatbaar; zy verbindt zig aan haaten weldoener ; 't is inderdaad aan eigenbelang, dat men haare erkentenis gedeeltelyk moet tcefchryven; maar waarom nogmaals wil men de Spin vel-  van de Spinnen. 175 1 volmaakter hebben dan den Menfch ? bedoelen alle i onze verbintcniiTcn, de edclmoedigfre zelfs, die niet min of meer ? Een ongelukkig Ridder in de Baftille, een Man B zo rampzalig, als men hem maaken konde, als 8 zyndeineene naare Givangenis opgeflooten, waar-b in hy geen ander licht genoot, dan 't geen hem door een klein glas toekwam, hadt, voor alle ge. zelfchap en vertroofting , niet anders dan eene Spin , die zig voor dat glas gezet hadt; hy korte, de zyne laftige uuren met haar webbe te zien weeven; nooit ttok een Spinneweb meer aandagt i en verwondering, nooit wierdt het zelve zo zorg1 vuldig bewaard ; hy ging voor zyne Spin ter jagt, hy ving Vliegen op, en bragt ze haar; Op deze wyze, fprak„hy, by zig zeiven, zal ik my wreeken van het kwaad, dat my de Menfehen doen, ik zal hen goed wenfehen, omdit ik ten bunnen opzine niet meer kan, maar ik zal goed doen aan het ecnigfte Wezen, daar ik myne guuft toe kan uittfrekken. Dc Spin was gevoelig voor die gunlt, zv beminde baareii weldoener, zy toonde hem haare erkentenis . zy kwam als by haar riep, en (treeide hem op haare wyze, zy leefden in dit foort van verbintenis, welke voor beiden, in de tegenwoordige omfrandighceden, nier anders dan zoet en aangenaam konde wezen , als de onbarmhartige Oppaffer det Gevangenis, die tydkor» ting van den Ridder bemerkt hebbende, met een hart 1 vzondet :val, 'c ■elk dit :wyft.  *?6 yam de Spinnen. DeWree heid is geene o cieugd ii haai. mer nart, door zyn beroep zelve verhard, endoofvoor het gefchrey des ongelukkigen, befloot hem dit eenige vermaak re ontneemcn ; Gy vermaakt u, fprak hy met een bulderende ftem, met uwe tamme Spin; dit is 't oogmerk niet, waar toe gy hier geplaatft zyt; gy moet ongelukkig zyn, cn my is de zorg daar toe bevoolen; maar gy zoude het niet genoeg wezen, indien ik u uwe gezellinne liet behouden; dat zy fneeve, omdat zy ter verzagtingc van uwe rampen dien:! Daarop een zyner helfche flcutcls te voorfchyn haaiende, opent de Wreedaart de Gevangenis, doodt het arme Dier, cn befpot de traanen van den rampzaligen, die deszelfs dood en zyn verlies beweent. Ontmenfchtc Schepzcls .' wezenlyke Monfters! moet htt MenfcKdom zo verbafterd zyn van uwen dien ft te behoeven ! 3- Men verwyt der Spin eene ondeugd, die niet ,-dan een gevolg is van de wyze, waaropzybeftaat, ' cn welke zy met alle Roofdieren gemeen heeft, dc wreedheid namclyk, Men moet er haar niet óver befchuldigen; ook is het niet noodig, om 'cr haaren en onzen Schepper over te regtvaardigen j Alle zyne werken zyn goed; Een weerloos Lam valt in de wreede klauwen van een roofzieken Arend , of uitgehongerden Leeuw. Een Vlieg verwart zig i„ het net eener Spin , hun lydcn duurt flegts een oogenblik, eensklaps verliezen ty het leven, 't welk zy tot hier toe zonder kom-  van de Spinnen. 177 mer of verdriet genooten hebben; zy moeftei fterven , en een voorbygaand beklag is genoe» over een dood , die ons wreeder voorkoomt: dan zy dcnzelven gevoelen; laaten wy ons medelyden tot andere voorwerpen rigtcn, die het zelve zekerlyk veel meer van nooden hebben; laaten wy die rampzaligen befchouwen» welke door de haat, laffer, wraakzugt, wangunft, endier. gclyke verfchrikkclykc hartstogten, jammerlyk verfcheurd , dagclykfch duizend dooden fterven ; laaten wy hen beklaagen, welke 'cr de rampzalige Slagt-offèrs van zyn; laaten wy hen bcklaagen emdelyk , die, ongelukkig gefolterd worden door hun eige wangedrag, endoor dc wroegingen wegens eene boosheid, die zy t'clkcns wederom vernieuwen; of nog rampzaliger zyn door hunne ongevoeligheid en verharding zelve, want men is nooit regt ongelukkig, zo lang men niet ondeugend is. Na de Spin befchouwd te hebben onder een zedelyk oogpunt, 't welk altoos het eerfte moet wezen, en dikwils het eenige, daar wy ons toe bepaalen moeten, zo laat ons haar als Natuurkundigen bezigtigen, wy zullen'er wonderen in ontdekken. Dc Abt de Pluche telt vyf voornaame foor-1 ten van Spinnen 3 I. De Huisfpin , die haat web-; be maakt in vertrekken , welke verwaarloosd worden, z. De Tuinfpin, die in de opene lugt M een >e foor;n va» pinnen.  178 van de Spinnen. Worden ongelyk bepaald. Uiterlyk maakzel een klein rond webbe maakt, in welks middelpunt zy zig des daags ophoudt. 3. Dc zwarte Kelderfpin, rvclke haar verblyf houdt in gaten van oude muuren. 4. De zwervende Spin, die geen bepaald neft heeft gelyk als de andere, 5, De Vcldfpin, die wy de Hooywagen noemen. Dc Heer Homberg voegt, in eene Memorie, welk hy in 1707 aan dc Academie der Weeten* Jcbappen overgaf, by deze vyf foorten van Spinnen , nog dc Tarantula , of dc dolle Spin, die wy dus noemen, omdar zy de zulken, die zy byt, van hun verftand berooft. De Heer LlNDuS heeft in Zwceden een-en-dertig foorten van Spinnen gevonden, en Martin Lister agt-en-dertig in Engeland; Svvammerdam hadt eene Spin van Brazilien, cn eene van de Kaap de Goede Hoop, die van eene fraaye geftalte en levendige kleuren waren: De Zon maakt alles fraeycr, dat dezelve van nader by befchynt, de Spinnekoppen zelfs niet uitgeflootcn, maar men betaalt die fchoonheeden wat duur in de heete Landen, Her algemeene maakzel der Spinnen is het zelfde in alle de foorten; maat in ydet loort zyn eenige byzonderheeden op te merken, laat ons eerft zien, wat zy gemeen hebben ? Yder Spin beftaat uir twee groote deelen, een voorfte gedeelte, 't welk het Hoofd, endeBorft bevat 3 dit deel, daar de agt Pooten en de twee Armen der Spin aan valt zyn , is het kortfte en dun*  van de Spinnen, 179 i dunfte, het is van het agt-rfte afgefcheiden door : eene vernauwing of draadje, 't welk niet meer 1 dikte hecfr dan om den noodigen doortogt aan de \ Vogten te geeven, en de gemeenfehap van het I eene deel met het ander re onderhouden ; Het agj terfte deel, 't welk ligt en buigbaar wezen moeit, j omdat het reeds genoeg belaft is met de Iymagtige Stof, waarvan het de bewaarplaats verftrekt, is | alleenlyk bekleed met een zeer dun , cn zomtyds j doorlchynend Vel •, Het voorfte deel, 't welk van \ het meefte belang is, dewyl het Hoofd endcBorft i daar in begreepen worden, is met een zeer harI den baft voorzien. Aan de beide kanten van het Hoofd zyn op i verfcheide plaatzen zes , zomtyds agt fchoone 1 oogen gcplaatft. De Spin moeft 'er niet minder ; dan drie of vier aan yder zyde hebben, omdat zy ! onbewecglyk zyn» Voor op het Hoofd zitten twee Knypers, die t ruig en puntig zyn; en uit de uiteinden dier twee '. Knypers, koomen twee geharde en fcherpe Na-' ) gels te voorfchyn, welke, door eene byna on1 merkbaare opening, een zeer fyn Vergif uitftor1 ten in de Wond, die zy gemaakt hebben, deze 1 Nagels krommen zig naar welgevallen op het ein:. de, daat zy uitkoomen, ten naaftenby gelyk een n! Snoeymes, als men het toeknipt. De Spinnen hebben agt Pooten, welker gele) dingen zyn als die der Kreeften, cn aan 't einde M 2 var der Spinnen.  i8o van de Spinnen. Waar in da voor zorg der Natuur duidelyl blykr. Hoe de Spin haa: Prooy bcrgr. van yder Poot drie Nagels met haakjes , die 2a fyu zyn, cn daar zy zig zo wel van weeten te bedienen, dat zy, zonder moeite of gevaar, tegen dc hardfte en gladde dingen, gelyk marmer en glas opklouteren kunnen. Die zelfde Nagels dienen haar ook om zig aan haare draaden, en aan alles, wat zy aantreffen, zelfs met den kop omlaag, vaft te houden, Zulke tedere en nuttige werktuigen, en welke daarenboven voor zo veele toevallen bloot Honden, moeiten met de uiterlf e nauwkeurigheid bezorgd, en nog meer gadegeflaagen worden , dan de Knypers, daar wy van gefprooken hebben; 't Is hierom ook, dat de Spinnen een faort van Kuffentjes, of Sponsjes van de Natuur ontvangen hebben, daar zy haare Nagels in verbergen, als zy op zagter lighaamen loopen , op dat dezelve alsdan niet in die weeke Stoffen en Vezels zouden blyven haaken, en, of befchadigd worden, of haaren loop belemmeren ; Deze Kuflentjes (trekken haar dan tot ccn foort van Schoenen, cn men kan iets der. gelyks aan de Katten zien. De Heer de Pluche maakt een fraeye af beelding van de Spin ten Oorlog uitgeruft; Hy ifelt haar voor als een Jaager, die zyne Netten uitfpreidt, die zc vaft maakt, zig in hinderlaage legt, cn zig bedient van de allerfchranderfte listen tegen een Vyand, die hy niet in ftaat is te Tervolgen , omdat die Vyand vleugelen heeft, daar hy van beroofd is. r0.  van de Spinnen. iSr Zodra een Vlieg zig in het Webbe eener Spin 2 verward heeft, koomt Deze tot hem met haare £ beide Armen open, Zy vat hem aan, houdt hemz' vaftgeflooten , doodt hem met haare Knypers, en eet hem aanftonds op, of fpaart hem voor een toekoomenden nood; De Spin is eene wyze Leermeefter, welke ons > in alle de hoeken onzer Huizen , de maatigheid en eene nuttige voorzorg pre. dikt, cn door haar Voorbeeld zelve aanpryft, maar wy zyn zo verre af, van deze L:flen en Voorbeelden te volgen, dat wy dezelve niet eens hooren of zien , wy doen niet anders dan de Spinnen vervolgen, en wel meeft treffen zy dit lot in de pragtigfte Huizen, miflehien omdat men daar nog 't allerminff gefchikt is, om haare Zedckcr te betragten. Het agrerfte der Spinnen wordt ook de Buik' genaamd , het bevat, gelyk wy zeiden, eene Ly-> mige Stof, daar zy haar Webbe van maakt; Ey het Aarsgat zyn vyfTepeltjes, die haar voor Vorm of Groffecrplaat dienen} Het is daar, dat zy haaren Draad door trekt, en zy rigt dien, met een haarer Nagels, in diervoegen, dat zy loop: op den cerften Draad dien zy gefpannen heeft, en den tweeden gelyklynig of paralel maakt met den eetften; zy loopt eveneens op den tweeden , als zy den derden fpant, cn zo vervolgens; Deze eerfte Draaden zyn de Scheering of Ketting van haar Weefzel; Zy maakt den inflag van andere 1V1 j Draa- T is ?eer laatig «n >aarïam. loe zy aar Web» e ipain.  iSa VAN DE S PINNEN» en zig verbetgt, Draaden, welke dezekruiflen, maar die,in plaats van 'er door heen geweeven te zyn , gelyk die van ons Doek, met behulp van de Schietfpoel, daar alleenlyk boven op gelegd worden. Zy weet, dat de Zelfkant inzonderheid fterk dient te wezen, opdat het Doek niet ligtelyk fcheure , zy dubbelt en verfterkt derhalven de Draaden aan de uiteinden van het Werk. 99 De Spin kent haar zelve, zy weet, dat zy „ haaren Roof bang zoude maaken, indien zy ,, baar vertoonde, weshalven maakt zy, in het ,9 diepft van haar Webbe, een Huisje, waar in 9, zy zig verbergt, en als op Schildwagt houdt. 9, De twee uitgangen ,diezy 'erin gemaaktheefc, » de eene boven, de ander onder, ftellen haar 9, m ftaat, om overal by de hand te zyn, alles s, te voorzien , en alles fchoon te maaken: zy fchudt nu en dan het Stof af, dat op haar ,, Webbe is gevloogen ; maar zy ichudt het Web,, be zo voorzigtig met haaren Poot, dat het „ geweld der fchuddinge de fterkte van 't Webbe „ niet overtrefte: Zodanig, dat zy wikkende en ,, weegende alles wat zy doet, niet het minde ,, Draadje van haar Webbe breekr. „ Op het gantfche Webbe zyn veele Draaden, ,, die van alle kanten naar het middelpunt loo» ,, pen, waar zy zig ophoudt, en baar Fortuin „ afwagt. Het trekken van één dezer Draaden „ maakt een getril, dat tot haar koomr, enhaar waar-  van de Spinnen. 183 „ waatfchuwt, dat eenig Wild in liaar Netten „ is gevallen, en dat zy moet uitkoomen om het „ te vatten, 't welk zy nooit nalaat. Een ander nut, dat zy vindt by die Wyk, onder haare „ Webbe gemaakt, is haaren Roof veiliglyk te „ verfijnden , dc Lyken 'er in te verbergen , en „ van buiten geene tekens van wreedheid en flag„ ring over te laaten, die haar vcrblyf verdagt „ kunnen maaken, en afkeer daarvan geeven." (0) De zinlykheid, altoos met een Stoffer of Raag-H bol gewapend, is in een geduurigen Oorlog met*) de Spinnen; Zy vernielt byna dagelykfch haare nj Werken , cn byna dagelykfch hervatten het de Spinnen 5 Zy hebben een grooten Voorraad van Draad, en zy gebruiken dien zuinig; de Stof daar zy dcnzelvcu vau maaken, word telkens vernieuwd langs denzelfdcn weg, als het Vogt, het welk by haarde plaats van Bloed vervult. Gelyk egter alles vermindert, en eindelyk uit, geput wordt, zo verdikt zig haare Gom, wordtn droog , is niet meer buigzaam , nog laat zig, behoorlyk Spinnen , en het arme Dier,nu oud' geworden, zou van honger fterven , als men haar laatfte Webbe heeft weggeftofd , zo niet eenige andere jonge en fterke Spin Haar , 't zy goedwillig , of met geweld daar toe gedwongen, haat Woonplaats en Netten afftondt, om zig ( 0 ) ScUmvton. dir H*tu»r d. i. de spinnen. M 4 ;t welk dikils vereuwt 'ot dat Ef ud pevorden ,  z'g meei ter moet maaken van de Webbe v: andeie Spinnen, Zy leeft vier Jaaren, 184 van de Spinnen. zig elders te gaan nederzetten. Dit kolt onder, tuffchen veele der Strydende Partyen het Leven: Dikwils blyfc de oude fterke Spin meelrer in het n Gevegt , maar zomtyds verzoekt zy die gund vrugtloos by eene Spin, die zy daar roe niet met geweld kan dwingen, en welke haar dezelve egter met zo weinig moeite zoude kunnen vergunnen; daar zyn onder dc Spinnen ,zo wel als onder de Menfehen, hardvogtige, baatzugtige, onmeedoogende Schepzels; en, 't geen byzonderlyk opmerking verdient, cn de gelykenis tüsfchen de eene en andere voltooit, naarmaate de Spinnen in kragten en jaaren toeneemen, en zeive op haare aanftaande behoefte, en de noodzakelykheid van anderer Liefde meerder moeiten denken, zyn zy bekrompener van aart, en weigeren, op haare tegenwoordige fterkte vertrouwende, hardnekkiger om voor de ongelukkige, die haar fmeekt, te wyken! Deze keert zig, in zulk een geval, niet zelden tot jonger en z'wak. ker Spinnen, die zy met geweld tot rede brengen kan, De Huisfpin leef: ten minden vier Jaaren en yerwilTelt yder Jaar haar geheele Vel, zelfs dat haarer Pooten, Men vindt in het vervolg van de Materies Medica , van den Heer Geoffroy Tm. XI. verfcheide waarneemingen over de Spinnen, en eenige fraeye byzonderheden , die wy konelyk Zul-  van de Spinnen. 185" zullen mededeelen , en daar wy eenige andere zullen byvoegen, getrokken uit het Geneeskundig Woordenboek van Ja MES, en ia Hiftorie der Reizen van den Abt de PREVOT, twee Werken, waarvan de beroemdheid alleen de verdienden genoegzaam bewyfr. De Spin heeft een zeer net en vaardig gevoel; 1 te voelen , dat eenig infecï haar Webbe heeft f geraakt, en zig meefter te maaken van hetzelve, zyn by haar dingen die in hetzelfde oogenblik ge» fchieden; » Zy overtreft ons in fynheid van ge,, voel, gelyk het Wild Zwyn ons overtreft in „ fynheid van gehoor, de Linx in dat van 't ge« „ zigt, de Aapen in den fmaak, de Gieren in „ den reuk." Nos Aper auditu, Linx vifu, Simies guftu,. Vultur Odoratu prcecellit , Aranea tatlu. ParACELSUS (, zegt de gemelde Schryver, op een zekeren dag „ eenTuinfpin in een Glas met Wafch geflooten; ,, Zy leefde daar in den geheelen Winter door, ,, op eene zeer koude plaats, zondereenig voed,, zelj Na eindelyk agttien weeken langgevaii, ,, en de Maand van April overgebragt te heb. „ ben, gaf ik haar eene levendige Vlieg, daafzy „ zeer greetig op aanviel, en welke zy tot een on- voelen van zig zei ven hadt, dat hy, in de eerfte Les, welke hy als ProffeiTor te Bafe! gaf, Galenus en Avicenna verbrandede , en de andere Genecsheeren in dezer voegen aanfprak; ,, Weet Meffieurs» ,, dat 'er meer kundigheid in myn Muts, dan in „ uwe Hoofden is, en dat myn Baard meer onder3, vinding heeft, dan gy allen met malkander." Ik heb gemeend dezen Zeldzaamen Man in het voorbygaan wat nader te moeten leeren kennen ; Ik haat een Bygeloovigen eerbied; onze agting moet evenredig wezen met de verdienden van hen , voor wie wy dezelve koefteren. Men zie vetdet het Hijltrifck Wisidmhc-e\iix\ den Abt LADVOCAT,  van de Spinnen. 1S7 „ onregelmaatigen klomp bragt, gelykende naar „ hei uitwerpzel eener Rups; In de Maand van „ July gaf ik haar eene tweede Vlieg, Zy ont„ deedt zig vervolgeus van haar oude Vel; en „ leefde dus, van twee Vliegen, den tyd van negen „ Maanden , zonder dat zy in deze gewoonc „ Jaarlykfche verandering door dit weinige voed„ zei verhinderd wierdt; Zy is zelfs altoos lus„ tig cn vlug, Zy Spint haar Webbe. zo veel „ de ruimre van het Glas haar toelaat." De Spin, zegt men, dat een Vyand is van del Slangen, de Hagediffchen, de Padden, en de4 Zy wormen; Zy doodt ze met haar Venyn, ditf is moogelyk, en, ten opzigt der Zy wormen, zelfs waaragtig; maar dat haate Vyandfchap tegen die laatften koome, omdat zy fraeyer Zyde Spinnen, is een Sprookje zonder grond; De Infeften hebben, durf ik zeggen, tc veel gezond verftand, om zo veel werk te maaken van den opfchik , als wy Menfehen doen 5 En de zulken, daar wy de Stoffen voor onze pragtigftc gewaaden uit haaien, zyn de droevige Slagtoffers onzer Weelde , het welk de anderen hen zekerlyk niet benyden kunnen; Eu wat de wangunfl der Spin. ncn tegen dc Zy wormen in 't by zonder aanbelangt, die zoude althans zonder rede zyn, dewyl de eerfte inderdaad fraeyer Zyde fpinnen dan de laatften. De i eene 'yandin an verbeidelieren.  Zekere Verrellin ■wegens haar haai tegen de Padden. ï$8 van de Spinnen. De Oorlogen, of liever de Tweegevcgren der Spinnen tegen de Slangen en Padden zyn byzonderhecden, welke wel niet algemeen erkend, maar egter door eenige Geleerden, welker gezag eerwaardig is , te wél beveiligd zyn, om geheel verworpen te worden, zy vernaaien dit of zelve gezien , of van zeer goederhand vernoomen te hebben. r De Heer James berigt op het getuigenis van ErasmüS, en deze op het getuigenis van een ander, welke verzekert daar ooggetuige van geweeft te zyn, een voorval, dat, zo het waar is, den Naruurlyken afkeer van de Spin tegen de Pad ontwyffelbaar bewyft. Maar is het waar? een Verhaal , 't welk door de derde, en zelfs door de tweede hand gegaan is , zonder van an. dere kanten nader beveiligd te zyn? Men heeft dan aan Erasmus verteld, datzoker Perfoon zig op de vloer van zyn vertrek met het Wezen bloot, en opwaards gekeerd , te flapen gelegd hebbende, eene Pad, die uit ecni-e Struwellen, welke onder de Schoorfteen lagen, voortgekroopen was, zig op zyn Mond hadt ge zet, toen men inkoomende , dit zag, en ten mterften verlegen was, hoe zig te gedraagen. Den Slaapenden wakker te maaken, voor dat men de Pad hadt weggenoomen , was juift het middel, om hem dezelve in den Mond tc doen toornen, en het Venyn te doen doorzwelgen, dit  van de Spinnen. 189 dit zelfde zou waarfchynlyk ook bet gevolg zyn, ais men de Pad vooraf wegncemcn wilde, omdat men geen kans zag dit tc kunnen doen, zonder den Man te ontwaaken, en in de eetfte ontwaaking zyn Mond te doen openen,* men wierdt dan 1: raade, om een Blind, daar een Spin in hinderlaag op haar Webbe zat, zagjes los te maaken •, men nam dus de Spin met haar geheel vcrblyf, cn hieldt haar boven de Pad; zo dra zy haaren Vyand gewaar wierdr, ftortede zy zig op denzelven , Hak hem , en klom langs den draad , dien zy altoos eerft vaft maakt , ter plaatfe daar zy zig zal nederlaaten, inzonderheid in gevallen, daar dezelve haar zo wel te pas zoude kunnen koomen, als in deze gevegten, wederom naar boven. De Pad ligtcdc ongetwyftcld haar hoofd op, en opende haar bek, om naar de Spin te happen als zy wederkwam; Want dit, zegt men, is dc verdediging, die zy tegen haar gebruikt, maat zy nam haare maatregels zo wel, dat zy hem ten tweedemaalen ftak, zonder dat dc Pad het beletten konde. Deze was van den eerften fteek reeds gezwollen, en wierdt het nu nog meer , maar bleef egter leggen, op hoop van dc Spin meefter tc zullen worden 5 maar dezelve ten derdenmaale ncdergefchooten zyndc, ftak haar zo fel, dat eindelyk dc Pad van den Mond des Slaapenden afging, en dood nederviel. Zie het Algemeen Woordenboek der Geneeskunde D. I. op 't woord Aranea. Hoe  Wederlegd. Zy worri ook van veele Diëten en ook van Menfehen geteeten. 190 van de Spinnen. Hoe maakte de Pad, ftraks na dc eerfte en tweede ffeek, niet eenige fterke beweeging, die den Man deedt wakker worden, op wienslvlond zy lag; Waarom kwam zy niet ftraks van den Mond deszelven af, om Weegbree of 'Toortskruid tc gaan zoeken, het geen men zegt byzonderc Middelen tegen dc beeten der Spinnen te zyn. Waarom eindelyk, nadat zy moeds genoeg hadt betoond , om den dood op dezen Mond af tc wagtcn , hadt zy de beleefdheid van 'er af tc gaan , juift zo als zy voelde, dat zy fterven zoude ? c Laaten wy van dc Spin niet anders gelooven, dan 't geen zeker cn bekend is; Zy cct dc Vliegen, en maakt Menfehen van weinig Zielsvermogens bang; zie daar het geen wy vaft weeten, laaten w'ons daar by houden; laaten wy malkanderen geruft vertellen, naardien de ondervinding her zelve leert, dat zy op haar beurt wordt gegeeten door de Aapen , die 'er zeer grectig naar zyn, door verfcheide Vogelen, als deNagtegaal, de Bafterd-Nagtcgaal, het Roodborsje, dc 2waluw, en zelfs door eenige Menfehen, die daar een zeer lekkeren fmaak in vinden, zonder daar bet minfte ongemak van te hebben; Die Smaak is miifchien niet vreemder als van hen, die Mosfelen en Oefters eeten; Daarenboven heeft men zo veel minder regt om die Smaaken , welke wy wondcrlyk noemen, te vcroordcclen, omdatmen ze  van de Spinnen. 191 ze niet (leges by eene menigte byzondere Perfooncn van ons Geflagt aantreft, maar die zelfs onder geheele Volkeren vindt. ,, Dc liewooners vandc ,, Kuil: van Guinee in Afrika cetcn dc Muggen, „ die van het Eiland Ceylon in Ooft-Indien dc ,, Byën, die van Nieuuu-Spanje in America dc „ Mieren ; de Hottentttten aan de Kaap de Goede ,, Hoop de Vlooyen, andere dc Zywormen, zo „ men de Verhaalcn der Reizigers gelooven 5j mag." Wy zien even wonderiykc en buitengemcene Smaaken in de Dieten, welke met ons leeven, en wy kunnen daar uit oordeelen over dc andere, die wy minder kennen ; zommige Honden drinken Wyn, gebruiken Tabak, eeren Salaadc: Dc Tuiniers-Paarden rondomPary.r eeten Prey,Uyens, milTchien Knoflook en Attichokken; Ik heb op dc Landhoeve, daar ik my onthoudc, een oud Paard, dat veroordeeld was om den Steen van de Pers te draeyen, het Hef, of uitgeperfte Mark der Druiven en Appelen zien eeten. Het geen deze ongelukkigcn uit nood eeten, zouden anderen miifchien eeten by verkiezing, of liever uit grilligheid ; of meenen wy , dat wy dit voorregt van grillige Verkiezingen voor ons alleen hebben J Dat wy ons daar op ten minftcn niet verhovaardigen ; als het zo ware, zouden wy , in dit opzigt, minder gelukkig zya dan alle andete Dieren, Uit wntner- ungen laar over.  192 van de Spinnen. 2".y zyn wel Veir «ïig, maar evenwel nuttig vooi ons. Uit het geen wy gezegd hebben, dat zommige Menfehen de Spinnen eeten, zonder daar ongemak van te hebben, blykt, dat de Spinnen inwendig genoomen , ten minften niet Vergiftig zyn, dat is te zeggen, dat haar Venyn dan alleen kragt heeft, wanneer het, door den Angel uitgeftorr, zig met het Bloed vermengt, maar geen vermogen, als bet met het voedzel in de Ingewanden overgaaf. Eenige Geleerden beweeren, (en wat is'er, datzy niet beweeren?) dat de Spiunen, zelfs die met agt Oogen, welke men altoos erkend heeft, de Vergiftiglte tc wezen, het egter in 't geheel niet zyn. De Proefneemiiig van den vermaarden HaB-VAY alleen, werpt dit gevoelen omver; Hy kwetfl zig met een Naald, hy doopt die zelfde Naald in het Vcnyn eener Spin, en maakt zig eene tweede Wond, de plaats, daar hy zig die laatfte kwetzuür gegeeven heeft, wordt ontftooken, en hy gevoelt daar pyn , 'c welk by de eerfte geen plaats hadt. Die Proefneeming, welke de Heer James bybrengt, om te bewyzen, dat de Spinnen met agt Oogen Venynig z,yn, haalt Svoammerdam ook aan, om de uiterftc aandoenlykheid det Spinnen te bewyzen. Het fchynt dat de Spinnen al het geen kwaad en onzuiver in dc lugt is, na haar zuigen, en dat dit haar Venyn uitmaakt; men noemt haar de Magneeten van het Vergif in dc Lugt, gelyk men de  van de Spinnen, 193 4e Padden de Magnceten van het Venyn der Aaide noemt , om dat zy her beide aantrekken , en by haar houden, gelyk de Zeillteen het yzer tot zig haalt, en zig daar aan hegt. ,, Re Schepping der Vergiftige Dieren , en der Gekorvenen is een heer„ lyke blyk vanGods goedheid jegens 't Menfch„ dom ,• want by aldicn H- flegts de Venynige „ D'eren en Vergiftige Planten van de Aarde „ wegnam, zonde geen Menfch een oogenblik „ kunnen leeven" Mat. Med. Tom. XL De Draad der Spinnen is eene zeer fchoone' Zyde , maar welke het moeyelyk zoude wezen re i verzamelen , omdat het niet mo gelyk is de ' Spinnen in Maatfchappy te doen leeven ; De i Heer LYONNL-.T fielt een Middel voor , om,1 zonder moeite of oppaffen, veel van die Zyde te bekomen; Dat men met een Hark dat Vliegend Spinrag verzamele, waar van de Velden in dc Maanden van September en Oftober bedekt zyn, dat men 'et byvoege het geen met lange dikke Draaden aan de Boomen floddert, dat men dit Kaarde, Spinne, en vervaatdige, miffchien zal men zyne moeite door den glans of deugd der Stoffen , die men 'er van bekoomt, rykelyk betaald krygen; de Vrouwen zouden, in dit geval, moogelyk minder bang worden voor de Spinnen , die haar zulke fracije Klederen verfchaffen •, moogelyk zelfs die uit erkentenis beginnen lief te kry. N gen, [aar Veefzel is tn' fraei ; Zvde .elke de \ - ren .yonnet  en de Reaumur wilden vermeerdei d heb. ben. Groote Spin in Guinee, i9i van de Spinnen. pen, is 'er iets, dat haare erkentenis eerder of kragtiger opwekt, dan 't geen haare bekoorlykheden vermeerdert. De Heer de Reaumur wilde Volkplantingen van groote Spinnen uit de Indien laaten koomen, ornaat die veel meer Zyde geeven, dan dc onze;' Maar zonder ons met deze Zyde op te houden welke altoos het geringde Voorwerp onzer Aandagt behoort tc weezen , moeten wy eene andere Aanmerking maaken over de grootte dezer Spinnenj Die grootte is buiten twydel een uit. werkzel van de Moederlyke Zorgen der Natuur, welke, naar maate de Landdreek heeter, en de Lugt dus meer beladen it met kwaadaartige uitwaaiTemingen , meer en grooter Venynige Infecten in die zelfde Landdreek heeft geplaatft , op dat Deze zo veel grooter gedeelte dier dampen inzuigen, en derzelver kwaadaartige Werking dus voorkoomen zouden. Daar is in Guinee een Spin van eene Monderagtige groote, welke tien Pooten heeft, elk zo dik als een Menfehen Pmk, bedekt met Hair van lengte en kleur als Muizenbair; Men noemt haar Anause. De Negers, welke deze Kud bewoonen , zyn des te Zotter en Bygelooviger , naar maate zy volftrekter Slaaven zyn, en harder behandeld worden , wam Pygeloof en Domheid gaan altoos Hand aan Hand , en zyn meedal onaffcheidbaar aan Slaverny cn Elende verknogtj Gten  van de Spinnen. 195 Geen wonder derhalven , dat deze Negers vervuld van eeibied, ("dat is te ze< gen, v,n vrees, deu-yl de eerbied in gemeene Zielen niet anders is dan eene Shaffche vrees) vervuld van eerbied, ze:i ik, voor de Anaufes, om dat zy Vergiftig en verfchrikkelyk zyn om aan te zien , zig in het Hoofd geb; agt hebben , dat de eerfte Menfch door deze Spinnen gefchaapen ware. Men zie de Algemeene Hiftorie der Reizen, D. IV. Pag, 1^3. Faryfebe Duik. . Op het Eiland Cef.on is een ander Soort DEMOCULO genaamd, vau grootte a's een Vuift, lang, zwart, gevlekt, ruig; Haar Veigif berooft de Menfehen van 't Veiftand; Het doet weinig eer sewiifelyk aan onze rede, en geeft ons weinig' ftof, om ons zeiven verwaandelyk te verheffen , dat ons Vernuft, ons Vcrftand, onze Ziel zelve, om zo te fpreeken , dus van een veragtelyk Infecl: kan geftooken en vergiftigd worden. Alg. Hift. der Reizen D. VIII. fiag 148. Nieuw Spanje brengt eene andere Spin van dezelfde grooite voort , welker Pooten egter zo klein zyn als die onzer gemeene Spinnen , waar uit men kan opmaaken, dat haar Lighaam ten alleruitcrften Ligt moet wezen •, Zy heeft twee Tanden, of liever twee Hoornen , welke by de twee duim lang, z^art, glad, en zeer puntig zyn. Men bedient .'er zig van om de Pypen uit te pluizen, en de Tanden te reinigen , waar van N * zy« >p bet ïyland :eylon, :n in tfieuw Spanje.  igó van de Spinnen. Twvffel agtige be rigten, Met oor dee' aan n neciiien. zy, zegt men, de pynen wetrneemen; Zommigen agten haar Venynig, anderen niet D. XII. Pag. 641. Ziet daar wederom eene volkoorae onzekerheid in een Stuk, *t welk volkoomen zeker behoorde te zyn , omdat 'er zo gemaklyke gelegenheid is om het te onderzoeken en valt te ftellen, Ik zal my met andere Vertellingen, welke geen beteren grond hebben, niet ophouden; James by Voorbeeld , verhaalt uit Scaligers berigt , dat een zeker Bewooner van Vicence in de Republyk van Venetien opeen Spin trapte, waarvan het Vetgif zo fyn was , dat het dojr zyn Schoen heen drong, en zyn Voet deedt zwellen ; het moet zeker een zeer dunne ver< Ikete , omgekeerde Schoen geweeft zyn ; Hy voegt 'er by , dat 'er in Gascogne eene kleine Spin is , die zulk fterk Venyn by haar heeft, dat het de Glazen der Spiegels breekt , daar zy het op (fort; Het minft, dat ik myne Lezeren 'omtrent dergelyke Vertellingen raaden kan, is hun oordeel op te fchorren ; Gascogne! hetLtnd is wat verdagt; de Garonne loc-pt 'er dator, en men weet het Versje , 't welk in de lelemaque tra. vejlie , aan Calypfo in den mond gelegd wordr, toen het haar fpeet , dat zy by de Wateren van Styw cezwoorenhadt, om Tclemacbus te doen ver. trekken: Tour-  van de Spinnen. 197 Pourquoi a ai-je pas en ejfet Jurè plutot pat la Garonnc ? Dent tel eaux uobligent perfinne Z [Dat is, vry vertaald'zynde: ,, Ik had, toen ik a wilde weercn, ,, By de. Garonne moeten zwecren, „ Die Eed kon my noch iemand deeren.] Byaldien die Vertellingen loutere verdigtzelszyn, H. uitgevonden , om zig, ten koften van waarheid ie en het gezond verftand , of liever van de oplegt* n'c heil en eeilykheid zyner onkundige Medeburgeren, Itr tc ver maaken,zo gelieven de Vinders van die ge waande fraaiji htd.-n te weeten, en fteeds te bedenken , dat de Inmpftt Boerejöilgéö, tegen een verttandig Man, met eene naceboofte verwondering, k'nzeggen,oW vliegt een Hond door de Lugt'. en dat die verftandige Man, niet verwagtende befpot of bedrogen te worden , voor dat hy tyd heeft, om te 'bedenken , dat 'er zulke veragtelykc Spotters en bedriegende Zotskappen zyn , door ccne werktuiglyke beweeging van zyn hoofd naar boven , gelegenheid geeft aan den ingebeelden Schertzcr, om in een gefchater van laggen, *t welk zyncn aatt verraadt , onzinnig uit tc barften ; De verftandige Man bcfchouvvdt hem en zyne fyne loopjes met medelyden , hy vrèekt zig met zyne Schouders op te haaien , en laat den Gek loopen. De meefte der Spinnen , daar wy van gefproo- atelykd van ke va!sid uil re joijen, Hoe d<  Tuinfpin haar "We') be maakt. Haar ira:id, 198 van de Spinnen, ken hebben zyn Huisfpinnen ; wy zullen thans de Tuinlpm ook eens korteftk beichouwen. • Deze geeft aen haar Vv\ bbe eene uitgeftrekt. heid, eene ligtheid., een (oort van fraaiheid overeenkomftig naet de plaat fen daar zy haar verblyf houdt; als zy haare ne:ten fpannên wil, opent zy haare fpeenen , en dezelve met haa e agtèrfte pooten drukkende perft zy 'cr een draad uit, waar mede zy zig ter lengte van twee of diie ellen laat nederzakken. Dus wotdt zy door den waid tegen een nabuuri en Boom, laai, Hu,s of Schutting gedreeven , en heg: daar d >or haar na uuilyk Lym aan vaft; daarop laat zy zig « eder neder, tot dat zy tegen een derde vaiiigheid aanraake, meer heeft zy niet noodig, dan gaat zy eerft de draaden dubbelen , en wel verzorgen , veriolgens (pint zy, over het ée'ne lcopende ,daar een ander langs, en weet, met behulp dezer drie Steunpunten , een foort van vierkant te maaken, waar van alle de draaden in een gemeen middelpunt uitloopen, waar in zy zig zet, om haar prooy af te wao-rcn. In deze hindetlaage houdt zy altoos het hoofd om laag , om dat dus haar buik , die haar anders door zyne zwaarte belemmeren zoude, op haare pooten en borft wordt gefteund. Het Webbe van deze Spin is een yl Net van dikke draaden, twee vereifebtens die noodig zyn om door den Wind met befchadigd te worden' als de Vliegen , die zig daar in koomen te verwar.  van de Spinnen. 199 warren, klein zyn, eeten zy ze terftoud op, maar als ze groot zyn, doodt zy ze eerft, en brengt ze in een wykplaats, welken zy in den omtrek van haar Webbe vervaardigd heelt, om zig derwaarts te begeeven, als het regent, of {legt Weêr is. Men vindt in het Schouwtoneel der Natuur de J •werken der Tuinfpinnen op eene ganLch verfchil w. lende wyze door dm Heer de.Pluebe bttfchrecveu» S« dan waar op wy die , uit nadere bengten , hebben N. ©pgegeeven; Het is eenvoudig , en by gevolg na-^ tuurlyk , dat d; Wind eene Spin , die aan haar dtaadhangt, en die dezen draad naar welgev l.en kan verlangen, of daar by opklimmen, heen en weder flingere i het is zeer ligt te begrypen , dar deze Spin, regen eene vaiiigheid aan geflaageo, zig daar aan houde , en 'er haar draad op plakks.'oin dit zelfde fpclletjeop nieuws te beginnen , maar dat zy een draad van verfcheide eken lang uit haare fpeenen drukke , en deze laat omzwerven , dat die dunne fyne draad , daar de Wind geen vat op heeft, door denzclven met zulk eene kragt tegen een Lighaam, dat 'er ver af is, worde aangevoerd, dat hy daar genoeg aankkeve, om de Spin als voor eene brug te verft rekken , gelyk het in het Schouwtoneel der Natuur verhaald wordt, is zo wel iftet na te gaan, Ganfch verfchiltende van de Tuinfpinnen , welke doorgaans geftrcept , aardig , en, men mag zeg-' gen bevallig zyn, is de Kelderfpin daarentegen, N 4 wJ" 'rkeert 'gr, 't Ik het 1CUIW- itcl der taur des igaar.de :tt. De Kel- [erfpin is laate'yk.  zoo van de Spinnen. Middel te pen et ■ Venyn de Spinnen. welke ook de zwarte Spin genaamd wordt, yflc lyk om aan te zien, zy is zeer kwaadaarttg en venynig, en, door een ongeluk, 't welk niet dan al te gemeen is, haare (lerkte is evenredig met haare wreedheid; zy vreet een Welp op, die voor gten andere Spinnen vreeft, zy verbryzel: haare SchaaIcn en Beenderen met haare Knypers, evenals of het een Vlieg ware. . Men heeft tegen het Venyn der Spinnen , gelyk • ook tegen dat der Welpen, en der meclteInlecten, een voortrcffelyk hulpmiddel in de Salie, die men vryven , en Ipoedig op de kwetluur leggen moet; Het melkagtig Sap van den Vygehoom , en de b:aien van bet Weegbree in flappen Azyri gekookt, voork. onen ook het zwellen , en haaien het vergift uit j en dit laatlte middel is nog krag. tiger dan het eerfte. De zwervende Spin fpriagt en loopt geftadig, en is 'er te minder ryk en gelukkig door ; zy weeft zig nergens een vafle Webbe, zy geeft 'er zig den tyd niet toe; zy vangt hierom ook weinig Vliegen, welke haar daarenboven nogontkoomen zouden, wegens de dunte cn zwakheid haarer dr aden , zo de Natuur haar niet voorzien hadt van twee Vederbosjes aan haare voorfte pooten cf armen, waarmede zy de beweeging der Vleugelen van h aren Vyand tegenhoud; Het zyn de. ze Spinnen , welke "in de Maanden van Septem. ber en October de Velden en Weiden met haar Rag  van de Spinnen. zoj .Rag bedekken, bet welk doen' den Wind allerwegen worde been gevoerd. „ De Spinnen , die dezel? „ ve ont.noeten , zegt de Prior de Jonval , be,, dienen'er zich van . om b. malkander te koo„ men , om daar by op te klimmen , en z.gvan ,, de eene plaats naar de andere ie we pen, als ,, of zyvioogen; zy ftygeii tot op de toppen der „ Torens, en der hoogfte Gebouwen, „ Gy nmktdaar, hervat dc Gravin, een af„ beeldzei der gtoorftc Fortuinen, om 'er toe te ,, geraaken behoef: men den draad maar te vin„ den , die dei waards leidt. Als men dien vindt, „ kan men zig verheffen , maar men hangt enkel „ aan een d.aad." Laaten wy 'er by voegen, dat het de zwervende Spinnen zyn, welke dien draad vinden ■ maar hoe veel vetkiezelyker is het lot der Tuinfpinnen , zy hebben een vaft verblyf, en hun buigzaam net wykt voorliet geblaas der 'Winden , zonder dat het 'er merkelyk door belchadigd wordt. De Spin, die wy de Hooiwagen noemen, heeft Zeer lange en dunne pooten , om dat zy niet kunnende Spinnen, geen ander middel heeft om haar roof magtig te worden, dan door het'loopcn. Daar is nog een ander foort van Spin, vry gelyk aan deze ; men noemt haar Vlooy-Spin , om dat zy zig op haaren prooy werp:, en groote fprongen doet. Hoe veele wonderen verfchaft ons de Natuur N ^ °P  202 van de Spinnen. op yder flap , die wy in de befchouwing der Inlèclen doen; God fchynt onsonophoudelykte willen toonen , dat het oneindige zelve zyne almagt nLt kan bepaalen; Hy hadt, om zo te fpreeken, alle moo^elyke zaamenvoegingeii in de Planten cn Dieren uitgeput; hy fchept een nieuw Heelal in 't klein, waarin alles tevens gelykt naar den gee» ncn , die het gefchapen heeft, dat is te zeggen, deszelfs oneindige Magt en Konft vertoont, en waarin alles ter zelfder tyd zo vcrichilbnd is van den «Schepper, als het eindige van het oneindige onvermydelyk wezen moet; Zie daar dan, zegtk, een nieuwe Wereld , zie daar een nieuw foort van bezielde klompjes , welke zig be weegen , zig voeden , groeijen , vermeerderen , waarvan de eene Gewaafen , de andere Vleefch eeten , maar aile welke ondertuflchen , door hunne verlchiilende wyze van beftaan en werken, door de veifcheidene Wetten , welke de Natuur hen doet voken.in het geheel niet naar andere Dieren, en zelfs niet naar malkanderen gelyken» De koppeling der Slakken , by voorbeeld, ge« fchiedt door den hals ; de Kikvorfchen fpringen op malkander, op dezelfde wyze , ten naJtenby, als de Paarden,en die vereeniging duurt zes Weeken ; Die van zekere Spinnen met agt oo^en is nog verwonderlyker; Die Spinnen, gelyk als alle andere foorten , vreezen malkanderen , en naderen malkander niet, dan met veel behoedzaamheid  van de Spinnen. 203 heid en fchroom, hoe fterk anders haare verliefde driften wezen rao.'en; wy behoorden haar in dtzen na te volgen , daar zouden duizend ongelukken dcor voorgekomen worden. Als een Mannetje en Wyfje malkander ontmoeten geeven zy wederzyds op maikaiuiers beweegingen agt, zy meeten malkanJeren met de oogen , zy naderen lan?za?m , en met afgepafte treden ; Ik verbeelde my twee Metifchen te zien, die malkanderen op een cenzaamen weg ontmoetende, van weerskanten vermoeden dat zy Roovers zyn; ff, «m de gejykenis grootfeher en aangenaaraer te maaken \ Ik verbeelde my eenen Lodewyk den veertienden, en Philip pus den vierden naar de plaats hunner onderhandeling te zien rreedett. Zo dra de belde Spinnen onder 't bereik zyn, om zo te fpreken, van ma'kanders pooten, lig ten zy 'ei eik eene op, en bevi elen malkander, dan loopen zy fchielyk weder van vreeze agter uit, zy koomen weder, polien malkanderen op nieuws ; eindelyk komt 'er venrouweu onder haar , dit vertrouwen baart gemeenzaamheid » en het Mannetje eindigt dit Spel met een zyner Sprieten in het Lighaam van het Wyfje re brengen , waar door zy bevrugt wordt. Dc Wyfjes Spinnen maaken een Zak van dezelfde Stoffe als haar "Webbe , maar zy maaken dien vier of vyfmaal dikker cn fferker;'t Is de liefde , welke dien Zak vervaerdigt, daar wordt niets aan gefpaard; Zy lesrgen haare Eytjes in dien Zak  204 van de Spinnen. Zak, welken de eene tegen den buik geplakt houden , om hem overal mede te kunnen voeren, dc andere in den hoek van een muur, of agter het blad van een Boom vaft maaken, daar zy Zig dan verder nier van daan begeevèn, om dat zy, op 't mi: ftc gevaar , by der hand willen zyn , om het dierbaar Klooft, dat zy verwagren, hu.'p te kunnen bieden, De Tuinfpinnen hebben een zeer fnêdige lift, om de Vogelen, Welpen en andere Vyandcn van haare Eytjes af tc houden s zy maaken ter plaatfe, daar zy dezelve verborgen hebben, een klein pakje cf botje verdorde blade cn , waai onder deze Dieren niet vermoeden, dat iets Icbuilt, dat van haar gading is. Dc zorg , welke zy vóór haare jongen d:aagen . is niet minder verwondei lyk ; fchjon zy ter eener dragt eene verbaazende me.,igte voortijen 'en, dr.igen zy ze egter aHen op den rug, zy h.bben 'er eene gedaante van , ais c f zy ruig waien, want deze jongen zyn zo klein , en zitten derwyze in maikander , dat men dezelve filet ondeilcheidcn kan , zy verlaaten de Moeders nier , gelyk ook dtze zig hunner bezorging n'iet onttrekken, voor dat zy hunnen byftand milfen kunnen Veele Vrouwen , voor welke dit gedrag tot een wettig verwyt verftrekt , hebben rede van haar te haaten , maat nog meer van haar na te volgen. Behalven andere wezenlyke vêrlchillen tuffchen de Gekorvcne, en viervoetige Dieren , merkt men op, dat onder die katften de Mannetjes veel groo- ter  van de Spinnen. 205' ter zyn dan de Wyfjes, terwyl in tegendeel onder de eerden de Wyfjes de groo-ften zyn. De Heer Homberg heeft bevonden , dat onder de Tuinfpinnen vyf of zes Mannetjes pas zo zwaar waren, als een wyfje ; Ik onderdel , fchoon hy 'er dit niet byvoe-t,dathy de oplettenheid heeft gebruikt, van Mannetjes te neemen van denzelfden ouder, dom, en even eens gevoed als de wyfjes. De Tarentynfehe Spin, daar wy nog van fpreeken moeten , gelykt vry wel naar de Huisfpin} haar bord en hoof! zyn bedekt met een denken zwarten Bad of Schaal ; haare oogen , in plaats van donker en doof rood,zyn van een geekgtige en febittcrende witte kleur. Zy is gevaarlyk in hecte Landen ; zy kan niet dan eene ondiepe wonde maaken, en dort 'er ook maar weinig Venyn in , maar dat Venyn is des te bezwaarlyker te overwinnen , als deszelfs werking zig langzaam doet sevoelen ; het is niet dan na verfcheide Maanden , dat men het bemeikt , en jaarlyks , om denzelfden tyd, waarin men gebeeten is, begint het ongemak zig weder op nieuws te openbaaren ; welk ongemak hier in beftaat' Dat de Lyder droetgeeftig , naar , mymerend , en zwartgallig wordt, waar door hy eindelyk wordt weggefleegt, byaldien men hem niet geneed door een middel , 't welk een fpecifiek is tegen deze ziekte , gelyk tegen de meede andere , daar de geelt in betrokken is," De Muzyk, namelyk, dog niet eene brommende, geweldige, maar eene een  20ó van de Spinnen eenvoudige, natuurlyke Müzryk. Zo dra een Muzikaut op een helder luidend Iuilrument, een Viooi , by voorbeeld , een toon heeft gevonden, gefchikt naar den toon der Zenuwen van den Lyder , raakt deze in betveeging , danlt, fpriagt, tot dat hy khuimr van 'tzweeten, kragteloos nedervalt , en veiloft j, van 't vergift, dat hem in't graft gefleept zoude hebben. Swammetda.nmeikthei als een fabel aan, hetgeen wegens de beer van de Tarantula ,e van de wyze der geneczing verhaald wordt. Zie hier hoe by er van {preekt ; ,, wat de Tarantula betreft, „ Welker fteek , zo als men vertelt, door midiel ,, van de Muzyk geneezen wordt , een z.eer weet„ gierig en oplettend Man , die in Italië gereisd ,, heeft , vetzekeide my voer ecnigen tyd , dat „ dit zelfs ter plaats , daar het t'huis moeft hoo. „ ren , voor fabelagtig gehouden wordt, en dat „ het alleenlyk liegt Voikje en Lan.ilopers zyn, „ welke voorgecvende van deze Spin geftooken ,, te zyn , en door de Muzyk geneezen te wor„ den, hier hun koft mede-winnen, 'r Is 'er op „ dezelfde wyze mede gelegen, als met de zoge- naainde Heidens, die men in de Nederlanden „ malkanderen wys maakt, te kunnen waarzeg- g£n- De veivrlaers van Geoffroy Mat. Med. denken >cr op eene verlchillende wyze over j De ge», heele Wereld , zeggen zy , weet, hoe gevaar„ lyk de fteek van de Tarantula is, cn dat de- zel-  van deSpinnen. 107 „ zelve doodelyk zou wezen, als men niet by een „ gelukkig geval aan de Muzyk een Hulpmiddel zo zonderling als zeker tegen deze ziekte ge. ,, vonden hadt." Het berigt van den Heer Homberg, in de Gcdenkfchiiften van de Academie der Weetenfchappen, koomt hier mede genoegzaam over een; „ De Tarentynlche Spinnen, zegt hy, zyn zeer „ kwaadaattig, en byten gaarne , als zy in dc „ drift van 't paaren zyn; Ik heb ze tc Rome „ gezien , maar men is 'er daar niet heel bang voor, om dat 'er geen voorbeeld van is, dat „ zy iemand zwaar ongemak veroorzaakt heb„ ben , maar in het Koningryk van Napels doen zy veel kwaad, miifchien om dat het daar hee„ ter is, dan tc Rome." De Abt Nollec, na langen tyd in twyffel ge. Haan tc hebben , tot welke der verfchillende gevoelens, wegens de Tarantula zig te bepaalen, is eindelyk overgehaald door een Brief van een be» roemd Italiaanlch Geneesheer, om nog het venyn dier Spin, nog, bygevolg, die byzonderc manier van geneezen door de Muzyk te gelooven. De Heer James in zyn algemeen Woordenboek der Geneeskunde, na de wonderen te hebben verhaald , welke men aan de Tarantula toefchryft, brengt getuigenilfen van groote Mannen by , waar door dezelve worden om ver geworpen; hy beweert , dat de eenige uitwerking , welke de beet dier Spin veroorzaakt, is , dat dezelve afkeer voor zommige kleuren inboezemt, Dus  loS van de .Spinnen. Dus zyn niet alleen oiize denkbeelden en rede* neerinfen , n.aar Gevallen zelve , gebeurde dingen bezwai'teld met een floers van duifternis, die dezelve tor enkele raadzels maakt; zal ons vlottend verfhnd dan nergens een varren grond van waarheid vinden ? Ten opzigte ondettulTcben van de Zaak, daar wy thans van fpreeken , moeten wy aanmeiken , dar bet gezas van verfcheide Geloofwaardige Schtyvers , welke verhagen de Tatentynich S.in, en <"e wyze van geneezen gezien tc hebben, mee der geldt, dan de enkele ontkenning van Sw.m merdam en zyne Vrienden , die moogelyk een gevolg un:ur onkunde in deze byzonderheid geweeft is. Wy hruden ons derhalven aan hst gem. enfteii beft gevefrigd gevoelen , dat dc TarentynfcheSpai vergiftig is.en darmen deLyders door middel van de Muzyk he.-fte r; 'tis egter de Muzyk alleen nft, welke, di: wonder uitwerkt , 't is inzonderhe d de beweeging, de moeijelyke arbeid van den Lydcr , en het zweeten , dat 'er door veroorzaakt wordt. Zo dra het Mcnfchdom vaffelyk overtuigd is, hoe zeer eene ffrikte maatigheid met geregelde lighaams - oeffenineen gepaard , heil. zaam zyn, om alle.lei Ziektens voor fe komen en te genezen, en zo dra zy moeds genoeg hebben , om die oveitu'gmg ftandvaftig tc bekeven . zullen wy de Tempels van Elculapius byna fluiten kunnen , gelyk men voormaais te Rome die van J*. nus in Vrëdenstydèfl floot; en wy zuilen naauweJyks eenig ander behulp dan dat der Heehneefters noodig hebben.  tx. T