591 K 40   D E HARTLOPER. VAN STAAT. BEKENDMAKEN G. De zeer respectable, en even zo achtingswaardige Wethouderfcliap der Stad Rotterdam , den Uitgever van dit geheel iiieu-zv Weekblad, J. Heiulrihfen met die Vriendlijkheid , welke men van rechtfeha-pen Regenten verwagten kan, aangezegd hebbende, dat de Post naar den Neder-Rhijn , welk Tijdfchrivt me; N°. {'2 bij hem is beginnen vervolgd te worden, (en zulks met behoorlijke voorkcnnisl'e té van den Wel Ed: Gelrr: Heer Hoofd-Ofïïcier, ah van den Wel E3: Geftr.Heer Prtefident Schepen der Gem: Stad) niet meer te Rotterdam mag gedebiteerd worden, alleen uit hoofde van de Refolntie, die in het naaftverlopen jaar bij welgem: Wethouderfchap tegen het gedagte Weekblad is gearrefleerd , waarbij het debiet f ah dap Blad, in't generaal, was geinterdiceerd; en wel* ke Refolutie nu niet meer kon worden ingetrokken, zo maakt gem: liendrikfen, bij dezen bekent, dat hij, aan de voorfch: Aanzegging met alle vol vaardigheid willende gehoorzaamen, vooidaan geen l'oft naar den N. R. meer uitgeven zal. Nu. I. Waarde L/.ndge.nóden! Verwagt geene vooraffpraak, of Inleiding , of enige de a!lerminfte beloften van ons : dit houd maar op, en het zegd niets. Wij gaan dus teïftöhd maar over tot de ftoffe, die het onderwerp van dit Nu uier za! uitmaken. . . Wij hebben voor om aan te tonen , dat d« Prins Ervltadhouder geenzins oen Etffièn Dienaar vak Stam, (zoals Hoogst de ze've door Zijne vijanden genoemd word) maar wel degelijk he: Eminent Hoüfo ven de Republiek is. —— En dit zullen wij betoogen door de vier volgende bewijsgronden. —— A 1.) ye9f.  co tO Pboreerfl: — de Stadhouder moet de band der Unie, de fnoere der Eensgezindheid in alle Stads en Staats"vergaderingen zijn; — dit is ene waarheid, die door Vriend noch Vijand, die door niemand gelóchend word. Dan ; za Ij Republiek dit onwaardeerbaar nut van de Stadhouderlijke 'Regéring deelagtig zijn, zó zal elk met ons moeten toeftemmen. dat die hoge Waardigheid dan ook voorzien moet wezen van die magt, welke volllrekt vereischt word, om dit allerheilzaamst effect te kunnen voordbrengen : welke magt zig ten allerminfte zó verre uitftrekken moet, dat de Stadhouder volftrekt bevoegd zij ,om , wanneer erin d'eneof andere Stads of Staats Vergadering één of meer onruftige Leden mogten gevondeli worden , die vermaak fchepten , om de Hevlijke Eendragt in hare ftille kalmte te verftoren, en die , onaangezien alle vriendlijke middelen van perfuafie, op den duur mogten voortvaren, om door ïtijvhoofdige overdwarfingen de belteen rechtvaardigde befiuiten te verhinderen, en hunne eigene grillige caprices door te drijven, als dan, ten einde in tijds voor te komen de ongelukkige gevolgen, welke van zulke disfentien ouvermijdlijk te wagten zijn, en alzo voorzigtiglijk te verhoeden , dat de fcheuringen in't einde niet geheel onherftelbaar worden, zódanige onnuttige , ja allerfchadeliikite Leden terftond te mogen uit de Regéring zetten , eu in derzeJver plaatz zulken aan te ftellen, van welken men grónd heeft, om rust-en-eendragt-lievender gevoelens te mogen verwagtcn. Zonder met deze magt bekleed te zijn, is het voor enen Stadhouder volflrektonmooglijkom de zó hoogst-nodige Eenftemmigheid onder de Leden van Staat behoorlijk in itand te houden, en alle zódanige Landverdervende verdeeldheden, Partijfchappen, en Cabalen, welke in ene Republikainfche Regéring , voorall in tijden van Oorlog, al ligt kunnen worden te wege gebragt, teweeren; ■ welk een en ander echter wel degelijk de voornaamire en onbetaalbaarfte voordeelen zijn, die het Stadhouderfchap aan het Ge- ménebelt fchenken kan. Maar wie is er nu , die dwa'az genoeg zal zijn , om iiaande te houden , dat zulk ene magt geen Eminent sezacb aankondigt, of dat zulks het werk van enen e rften Diei aar van Staat is ? 2.) Tm tweac : Zal de Stadhouder aan deoogmerken JZljner Regéring voldoen , Hij moet noodwendig het voorwerp van den hoogften Eerbied, niet alleen bij het Volk; maar ook bij de Leden van de Regéring Zijn ; — om dat van dien Eerbied voornaatnlijk afhangd de gewerschte invloed, dien Hij, om van aar en « izenlijk nut te zijn, op de hoge directie va.) 'sLa.jd.^ Zak oet hebben. Neem dien Eerbied weg, —*- en gij zult, gelijklijk, op dien zelvden oogblik weg-  Cs) weggenomen hebben de hoogst-uódige deference , welke men, die hoge en billijke Eerbied voor den Stadhouder plaatz hebbende, altoos zeer gaarne voor hoogst den zeiven betonen zal; gij zult Hoogst des zelvs allerheilzaamfre voorfla- gcn met ene onverfchilligheid , die, vrierd zij door de bevinding niet geftaavd, bijnaar ongeloovüjk zou zijn, zien aangehoord; gij zult Hoogst des zelvs Vaderlandlievendfte oogmerken op alle mooglijke wijzen verijdeld, en in enkelen rook verdwenen zien. De gezonde Staatkunde vorderd derhalvcn, dat alwat maar eniger mate ftrekkenkau, om dien Eerbied enigzins te verminderen, zorgvuldiglijk worde vermijd , en daar en tegen, alwat maar enigzins dienen kan . om dien zelvden Eerbied , zó veel mooglijk, en tevens beftaaubaar is, te cultiveren, of aan te kweken, met even zó veel zorgvuldigheid aangewend worde. En dit nu zó zijnde, zal men ook niet kunnen ontkennen, dat de Eernaam van Eminent Hoofd, die elk gevoeld dat den fchuldigen Eerbied voor den Stadhouder inboezemd, veel verkiezliiker, dan de benaming van Eerfin Dienaar van Slaat is; om dat hier door de weg gebaand word, niet alleen voor de Natie, maar ook voor de Leden van de Regering, om dezen verëïschten Eerbied wel verre van te bevoorderen . in tegendeel al hoe langs zó meer uit het oog te verliezen. Hoe toch kunnen de Leden van Staat den nódigen Eerbied betonen voor ene perfonage, die zij niet hoger, dan als hunnen bedienden befchouwen ? . Zeker! dit is er zó verre af, dat die beledigende Benaming veel eer tot de oneerbiedigfte, tot de laagfte gedagten , uitdrukkingen , en gefprekke:.i omtrent den Stadhouder aanleiding geevt. Wat! — kunnen wel ligt zulke Regenten zeggen, die den Stadhouder niet hóger, dan als den Eerften Dienaar van Staat befchouwd willen hebben , — wat! —zullen wij eerbewijzingen aan onzen Minifler doen! Zullen wij onzen knegt agter'tgat lopen! Zullen wij ons van onzen Bediender de wet laten ftellen ;'aten- ringeloren , laten regéren ! Daar zullen wij voor den D op pasfeu! Wij moeten meester; — wij moeten baas blijven ! onze Adviezen moeten gelden ; onze gevoelens moeten doorgaan ! — onze haan moet Koning kraaijen, —enz.— enz. — Indien er nu Regenten gevonden worden, die onder e'kander zulke taal fpreken; wat moet dan het volk doen ! —— En evenwel is het gansch niet onmoogüjk , dat door zulke menfehen, die het verlagend denkbeeld van Eerjien Staats-Dienaar op den Stadhouder Milieu rocgepaft hebben , op deze of foortgelijke wijze ge- fproken en geredeneerd word : Maar nu is de vraag , welke nuttigheid een Stadhouder in zódanige ene gefteldtenis van zaken aan den Lande toebrengen kan ? En indien A 2 de  co de Stadhouder in zulk enen toedragt van zaken geen Nut aan de Republiek kan fchenken ; — en dat gebrek van Nut alleen aan gebrek wmEerbied toe te fchrijven is; — en dat gebrek van Eerbied wederom een gevolg van het even zó dwaaz als ongelukkig begrip is, dat de Stadhouder maar ee-i Dienaar van Staat zou zijn; dan vragen wij andermaal, of bij de hdelling van de Stadhouderlijke Regéring, (die ongetwijffeld hare gróte nuttigheden hebben moet) bij enige mooglijkheid aan de benaming van Eerfien Staats Dienaar gedagt kan zijn ? — of die benaming , uit hoofden van den even zó verdervlijken als onvermijdelijke!! invloed , die dezelve niet alleen op de Leden van de Regéring, maar ook op de gehele Natie moet hebben , niet, zó veel doenlijk is, behoord te worden tegengegaan ? en of het niet wenfchlijk zij , dat alle hooge Staatsperfonen , daar in met den anderen mogen overeenkomen, om bij alle voorkomende gelegenheden, te doen zien, dat zij, wel verre van in de meergem: benaming enig welgevallen te fcheppen , er in tegendeel enen billijken afkeer van hebben; — om alzó aan de goede Gemeente, die zig zelden ongenegen toond, om de deugdzame en Vaderlandlievende voetftappen harer Overheden te drukken, een heilzaam voorbeeld ter navolging te géven, en langs dien weg den Stadhouder wederom eens zo wel door hun, die regéren, als door hun , die geregeerd worden , als het Eminent Hoofd van de Republiek geëerbiedigd te zien ?—i 3.) Ten derde : Indien die enige rede , die aan¬ leiding gegéven heeft, om den Stadhouder als enen StaatsDienaar te doen voorkomen, ten klaarde doet zien, dat de Uitvinders van die benaming zelve, in hunne-ziele overtuigd zijn van het gene wij hier bewéren; dan mogen wij daar uit gerust befluiten, dat wij de waarheid verdédigen : dit voeldt elk, dat in dit geval doorgaat. — Maar nu zal 't er op aankomen, waar in die rede gezogt moet vrorden. • Welaan! -t- dit moeten wij zien. • De Drijvers van den meergemclden nieuwen Stadhouderlijken Titul, hadden zig eerft alle moeite gegéven om de Natie in den denk te brengen, dat den Stadhouder te veel magts, te veel gezachs, te veel invloeds op het hoog beduur des Lands is opgedragen ; fti of zij , om dit te bewijzen zig half gfk of dol gedudeerd hebben, en dit voor de rede van die jcrankzinnigheid of razernij, die zó dikwerf in hunne fchrivten doordraald. moet gehouden worden, — dat wéten wij niet: — dit is ondertuflehen zeker, dar zij er tot dus verre geen één bewijz voorhebben opgeléverd; . en zij hebben on- getwijffeld ook zeer we! begrépen, dnt zij , den Stadhouder b!» het Eminent Hoofd van de Republiek (zö als Hij waarlijk is) coniiderérende, te vergeevsch naar enig bewijz in  C 5 > \t dezen zouden blijven zoeken. • Dan; wat nu gedaan om evenwel van deze eens aangenome Helling niet weer af te gaan? . Er was volftrekt niet anders op, dan den Stadhouder tot enen Dienaar van Staat te maken ; dewijl het toch niet ontkend kan worden, dat, het Stadhouderfchap als een ampt van enen Dienaar van de Republiek befchouwd wordende, het aan geene redenen behoevd te ontbreken, om te bewijzen , dat het zelve met meer magts,gezachs,eninvloeds. bekleed is , dan in enen Mimfter , of Dienaar , of Kncgt van Staat fchijnt te kunnen piaatz vinden. Die nieuwe benaming is dcrhalven alleen hare geboorte verfchuïdigd aan een < pzetiijk voornemen, om volftrektjiets te willen (taande houden, het gene men voorshands zag dat niet was goed temaken; — en had men nooit gedroomd, dat de Stadhouder te veel magts in handen had; of had men dit opgeraapt begrip, behoudens het denkbeeld van Eminent Hoofd, maar met een fchijn van rede kunnen Haven, men zou ongetwijffeld nooit aan de, benAming van Staats-Dicnaa.r gedagt hebben: — liet is derhalven met deze politieke Uitvinders van nieuwigheden gelégen geweest even zó als het (bij voorbeeld) met enen knegt zou zijn, die dwaaz genoeg was, om te willen betogen, dat bij niet zijn Heer; maar ziin lieer hem zou moeten bedienen. Zó een zotskap zou volftrekt genootzaakt wc'zen, om, ter onderfteuning van deze aüerbclachlijkfle Helling, tegen ziin beter weten, en zijne eige overtuiging aan, ene twede even zo belachiijke Helling voor ene bevoeze waarheid aan te némen; naamlijk , dat hij Heer, en zijn Heer kncgt. •was 4.) Ten vierde : Als men de gevoelens van die Partij, die de naam van Eerften Staats-Dienaar tans in den mond bedorven ligt, in derzei ver regten zamenhang befchouwd, zal men zó klaar, als den dag, befporen , dat,fchoonzij den Stadhouder onder den N a a m van Staats-Dienaar willen voorgefteld hebben, die benaming echter, volgens hunne eige fentimenten , in de daad, die zelvde uitnemendheid van gezach te kennen geevt, welke onder den Titul van Éminent Hoofd word aangeduid. Immers zij bewéren flijv. en fierk, dat (in hoe verre dit gevoelen al of niet gegrond zij, Haat ons hier niet te onderzoeken) deSouverainiteitvan den Lande in den boezem van het volk berust, en dat de Héren Staten door de Natie (dat is dan gevolglijk door den Souverain ) alleen maar aangefteld zijn, om uit haren naam het Land te regéren, en op hare belangen acht te géven. —Daar het nu niet kan ontkend worden, dat, volgens dit gevoelen , de Héren Staten zeiven , in de daad , niet hoger , dan als Dienarren van de Natie (dat is van den Souverain) •f, 'tgene het zelvde is, als Staats-Dienaren kunnen aangeA 3 merkt  co merkt worden ; — en daar men den Stadhouder den naam van Eersten (Jat is Voornaimsten' 'staats-Dienaar geevt, zorTpreekt het dan ook van zeiven , dat de Stadhouder, naar de eige begrippen van onze Partij in dezen , onder den naam van Eersten Staats- Dienaar ene ruim zovnsT ?ai en de Perfonage moet wezen, als men ooit door den Titul van Eminent Hoofd aan Hoogst den zeiven heeft willen toegekend hebben. . * * * Rotterdam den \6. Ju/ij 1784. MIJN HEER HENDRIK SEN! Even zo als ik ftond te kijken , toen ik den Post naar den N. R. bij U den twee-en tagttgfien rit zag doen ; even zo verwonderd was ik, zo even te vernémen, dat gij uw Pni-Comptöir al met de eerde week denkt te (luiten; en een ander Blad te beginnen. — Wat hier de reden van zij, onderzoek ik; maar dit weetik dat het mij zeerfpijt: — Want de meede gebragte tijding van dien Post ingezien hebbende, voldeed mij de zelve in het begin vrij wel; en vooral, dat hij in een particulier Berigt omdandig zou opgeven de reedenen, waarom zijn paartje zo lang heeft moeten op dal (laan. Het overige was, jaa! ook goede kod, doch de vragt kwam mij wat ligt voor: ik denk, dat zijn kleppertje het loopen wat afgewend was, en daarom had ik reeds een paar fuffifante fpooren voor hem in de maak gedaan, welke ik,zoo rafch zij zouden gereed zijn geweest, hem tot een prefent zou gezonden hebben , en zijt verzeekerd, dat, zoo hij daar meede aan zijne hielen gepronkt had , zijn paartje, mits hij het maar volop haaver had gegeven , niet geloopen , maar gevloogen zou hebben, en dat hij ten minde ttfee ritten tegen één van zijnen' confraire had moeten doen; want die zijn oude Ruin begind zoo merkelijk te,hinken , dat ik vrees, dat hij onder weg nog eens zal blijven liggen en voor al als hij wat veelRot- terdamfche brieven in zijn valies doet : — hij heeft het arme beest nu al reeds zoo gevoelig met de fpooren moeten prikken , dat het de traanen over de oogen liepen En twiifeld men hier aan , men neeme dan den brief maar eens in handen , dien hij bij zijn 247de rit heeft mee gebragt, en men zal hem (denkelijk zal het Valies voor het paard zijn borst gehangen hebben) nog zóó nat van de traanen vinden, dat hij naauw- Jijks te leezen is. Ik voor mij, ik hoor te Rotterdam thuis (doch ik moet er bij zeggen, dat ik maar een nulletje in 't cijfer ben) maar Gij zond niet gelooven , hoe ik ontdelde, toen ik dien Floed van heete, en bittere Rotterdamfche traa-  07} traanen van den Neder-Rhijn zag koomen aanrollen. Kt was reeds bijnaar gerefolveerd, om onder het dak van mijn huis te vlugten, want ik verbeeldde mij niet anders, dan dat ganfch Rotterdam zou onderloopen. Ach! riep ik uit, wie weet, hoe velen mijner Stadgenoten zig allerdeerlijklt aan die beete traanen branden zullen! • Maar ondertufichen had ik toch voorgeuomen , om er zoo veel vleflchen vol van te bewaren, dat ik nooit geen Engel/cbe Maag-elixer (want het waren ook biltere traanen) zou hebben noodig gehad. Dan, mij van de fchrik wat hertteld hebbende, begon ik in zoo een fchaaterenden lach uit te barflen, dat ik niet anders dagt.ofik zou waarlijk totaanmijn dood toe gelachgen hebben; maar, gelukkig! ik bedaarde weer: en na eene profeflbrale magnificentie te hebben aangenomen, begon ik dien brief met eene, op zijn allerminlt gereekend, tien dubbelde attentie in te zien; en ik weet al niet, welke wonderlijke gedagteu er onder het leezen bij mij opkwamen. Ban meende ik er iet prcdikantagtigs in te vinden; dan verbeeldde ik mij, er men advocaat in te zien ; en dan had ik weer de gekheid, om er iet j'oliiciteuragtigs in te befpooren: doch allerlevendigft zag ik er een hartelijke zugt voor ons geweezen Vrij-Corps, eene taamelijke vordering in de kunit van liegen , een kwaadaardig opzet, om den eenen burger ongelukkiglyk tegen den anderen aan te hitzen, en een oogmerk in door dralen om de onruft, die al zoo iangin onze Stadgeheerfcbc heeft, van de halzen baarer waare oorzaken, op die van het zoogenoemd Gemeen te fchuiven. ó! dat redenloos, dar. ongeiukktg, en mi/Icid Gemeen! (zo als onzen Traaneiï'ltorter bet noemd) dat maakt het tans maar regt gortig, dat zij zo maar openlijk voor den Prins, en het Huis van (/ranja durven uitkomen: en deukeii;k zal hij onder dat Ge¬ meen geteld willen hebben alle die genen , welke die nieuwe kleeding van fommige fchutters en burgers niet willen in volgen , en die voor beminnaars van den Orat.ie-P'orji bekend liaan; en vooral zei hij de achting-en-lof-waardige ondertekenaren van dat ruftzoekend, doch bij hem en zijnen aanhang zoo verachtelijk, en thans zoogenoemd Zoopjes ■ Requejl in 'het oog hebben: maar de tijd zal nog eens doen zien, waar de befte Burgers onder gevonden worden, onder dit zoogenoemd gemeen, of onder die genen, die er mifl'chien gaarne over zouden willen heerfchappij voeren, die hunne wettige Overheid befchimpen , haare bevelen verachten , en haare verzoeken met minachting aanhooren, alken omdat hunne zotte caprices niet ingevolgd, en hunne heerfchzugtige oogmerken niet voldaan worden. Het heeft mij onder het leezen van dien brief ook zeer bewonderd , dat onze Huilebalg met zijn Neder.Rhijnfchea School-  C 8 ) 5chooimeefter niet reeds overeengekomen zij omtrent de flraf die zij ongetwijfeld onze waardige Wethouderfchap wel gaar•ne zouden zien aangedaan, omdat Hun Ed: Gr: Achtb. hebben kunnen goedvinden, om Pojlver/atirs , of tékenaren van het Zoop/es- Requefl tot onderofficieren in de Compagnie N°. 9, en zulks, waarfchijnlijk , tot bitter hartzeer •van den verdien/lelijke» E , aan te (rellen. Onze Traanenflorter maakt van een Boekje gewag, waar in de/lille, ruftige, gefchikte, en bedaarde Burgers befchuldigd worden met de verdoemenis van uilen die .teegen het Frij-Corps hebben getcekend, gedrmken te hebben. Wel fchrikkelijk! welk eene onbefchaamde aantijging is dat! wie weet of er wei 20 getuigen zouden te vinden zijn, die dit zouden willen beveiligen ? en of er ook al wel meer getuigen zouden gevonden worden,die durfden flaande houden, dat men braa■ ven burgers, die me<- geen wit Kamizool en Broek, maar met zwart ondergoed ter wagt kwamen, heeft toegeduuwd ;„ het „ w it is het waare; maar het zwart is verdoemd, en „ hij, die bet draagt". — Geen wonder dan ook, dat het fchrijven van zulke Boekjes op lhaffe des doods moeit verfeoeden worden, indien het deezen Huilebalg naar den zin zou zijn; — terwijl hij intuflehen wel gaarne op zig neemen zal, om onze braave Rotterdamfche Regeering ingewikkeld aan te klaagen, dat Zij, tegen het verbod van den Sonverain aan, kinderen, rijkelijk met Oranje vercierd, langs de ftraaten laaten trekken. — Het is mij ook voorgekoomen, dat deeze Held, al vrij veel op zijne hoorens moet hebben , «m dat hij zo bang fchijnt te zijn, dat hij wel in een mosfelfchulp kruipen zou. — Zeeker! onze Stad zou geenzins onveilig zijn , indien dezelve door den aanhang Van deezen Brieffchrijver en misfchien ook wel door hem zeiven, niet onveilig gemaakt wierd: — en wil hij de oorzaak van alle de oproerige beweegingen, die te Rotterdam en elders ongelukkig, iijk hebben plaats gehad, naarfpooren, dan zal hij gewis de eerfte en voornaamfte in zijnen raadgever den Pojl van den N. R. vinden; — wiens getrouwe raad, om een WuflrcEx. trcitie Genoodfchap in de plaats van het Frij-Corps op te rigten, mij een weinigje overboodig toefchijnt, alzoo er reeds verfcheiden zulke Genoodfchappen, waar van demeefren uit 'Rotsgezellen beftaan, alhier gevonden worden. — Zie daar, Heer en Vriend! geliefd Gij, bij gebrek van 'beter (lof, van dezen brief gebruik ta maken; 't zal mij lief zijn. Ik teeken mij intuflehen &c. Te Rotterdam, bij J. HEND RIKSEN, en verder alóm a 1 5 Stuijv.  t) Ë HARDLOPER VAN STAAT. No. 2» Wel Edele Heeren, Ik heb dezen brief vervaardigd gehad, om den zelven aan den Pofl naar den N. R. te zenden; maar door 'tfubietoverlijden van dat Blad mijn voorneemen verijdeld ziende; doch te gelijk uit uw eerfte Nommer ( dat ik met veel fmaak heb geleezen ) ontdekkende, dat wij juist niet veel aan den gem: Post verliezen, en dat Uw Ed: met hem van een en het zelvds zuiver Patriottisch gevoelen zijt; zoo neem ik nu de vrijheid om dezelve aan Uw Ed: ter leézing toe te zenden, en te gelijk te verzoeken , om , zo dezelve Uw Ed: goedkeuring verdiend, in uw tweede Nommer een plaatsje te verleenen. Als ik, in mijn hooge jaaren , bedenk, gebooren , opgevoed te zijn, en nog te leeven in eene Stad, wier meeste Inwoonden zulken zijn, die, hoe diep de verbastering in ens Land ook moge ingedrongen wezen, evenwel nog niets zijri afgeweeken van hunnen ouden denkensaard; die , in't midden van alle tegenkantingen, nog gloeijen van vuur en ijver voor dat Huis, waar door de Republiek de Republiek, geworden is, en die geheel en al van top tot teen, tot in't gebeente toe, met liefde en Eerbied vervuld zijn vooreen Vorst, die ieders liefde en Eerbied waardig is, als ik , zeg ik , dit bedenk, dan dunkt mij , dat de blijdfchap, die op dat ogenblik mijn hart zo wel vervrolijkt, als verjeuchdigd , ook te gelijk mijn verflenst en afgeleefd gelaat geheel ontriinpeld : maar als ik, daar-en tegen, de droevige eil me¬ nigvuldige blijken van verbittering en haat onder de burgers! eens begin na te leezen, en ik ftel mij de gevolgen voor oogen, die vroeg of laat, den eeneu tijd, of den anderen, van zulk eene verbittering te wagteu zijn, gevolgengewis- felijk ! die men ligt kan nagaan dat niet zagter zullen weezen dan die eener losgebarite woede! ■ ó! — dan zijn aile,te urige hartstogten te gelijk in mij werkende 1'. . I . ,  C io) Dan kan ik mijn lief Rotterdam, en de braave Burgerij van die fchoone Stad niet genoeg befchreije.n 1 Menigmaal heb ik mij moeite gegeevenen mijn beft ga. daan, om het een of ander middel te vinden, waardoor de rust en goede harmonie onder de Burgerij weer herfteld en die heevige verbittering wat tot bedaaren gebragt mogt worden ; dan, ik moet bekennen, dat ik genoodzaakt ben het op-te-geven, en met te weeten, wat in dit geval, met eerri- gen vrucht zou uit te denken zijn. . Daarom, mijne Heeren! neem ik de vrijheid, Uw Ed- ernft>g te verzoeken , om uwegedagten eens te willen laten gaan or er dan niets zou te practizeeren zijn, waar door die ver fchnkkeüjke haat, die hier onder de Burgers heerscht, wat verzoend wierd : en dit verzoek hoop ik niet,dat Uw Ed- aan mime grijze haircn zult weigeren Kunt Uw Ed-iets ïl^i elnde1toebrengen, gij zult er niet alleen een'goede en Jpftelijke daad, maar er onze Stad ook een weezenlijken diens' iDfeggen!"—^ """^ ^ bij de geheele BatS™> do<* Waar mede ik mij met achting teken Wel Edele IIeeken Uw Ed: D: JV: Dienaar ZORGHARDU S FR E DE LIEF. ANTWOORD. Eerwaardige GrijzaardI T7et middel, om den bitteren haat onder de Burgerij te J.1 Rotterdam van weers kanten weg te nemen, zou naar onze gedagten, met mocijelijk te vinden zijn, indien er maar kans ware om het , naar behooren , te appliceren, of om onzen raad naauwkeurig ten uitvoer te doen brengen —— Indien, bij voorbeeld, deganfche Prinsgezinde menigte eens konde goedvinden om zig bij Requefte aan alle hare Te-en ftaners te addresferen, en daar bij, onder anderen, te kennen te gewen, dat zij, ter herftelling van de burgerlijke rust en ter bevoorderug van den bloei van deze Stad, die anders gew.flehjk nog eens door alle hare Kooplieden té gelijk on énen dag zou verlaten worden, zeer genegen en vo'lko! men bereid zijn om hun wil en Welbehafen, in allen dé en met de néderigfte gehoorzaamheid te volbrengen • - Dat z.j ook zeer gaarne in allen opzigten zó willen leeven en han delen,als hunne Tegenpartijders hun zullen gelieven voor e 1* 'm" 'a DaC 2ij al wiiders bereid z>> . om precies ïerfn '^^ ^ra1en,hUn ^aar zal gelieven te ordón neeren: Dat zij ook al plegrig bejooven, om geen woord te  te zullen fpreken, of geen voet te zullen verzetten, zonder vooraf verzekerd te zijn, dat zij hunne vijanden er dienst en plaifir raeé zullen doen: — Dat zij, na hunne confcientie zo wat toegefchroeid te hebben , hunne gevoelens, &o in t Godsdienftige ,als ontrent den Stadhouder, ook genegen zijn zódanig te vcanderen en in te rigten , dat zii met de ijverigfte Remonftrantfche voorltaners van het Rotterdamfche geweeze Vrij Corps gelijk zullen zijn : — Dat zij almede aannemen den Prins en Zijne Vrienden altoos in hun hart te zullen blijven vervloeken : en dat zij voor 't overige in alles zodanig denken en handelen zullen, als enen waaren hater van de Stadhouderlijke Regéring paft, met uitdrukkelijke belovten, om voordaan al wat maar eeuigzins naar de Oranje Couleur zweemt te zullen vertrapden, verfcheuren, of verbranden: En, indien zij om alle deze redenen verzogten , om dan nu ook' in genade aangenomen te mogen worden onder den eerlijken en braaven burgerdam; niet meer onder het vervloekt Cana-. •'' Gemeen , het /legt, oproerig gepeupel, het agjMè; e gereekend te worden , — en als broe- göffigp : te mogen op en neer gaan : Indien _ jittlS|8l die voor den Prins is, kon goedvinden, tÊ$Ê$$$m¥^'$$$at bandje-vol ontaarden , welke den Vorst • '?|'j;Sï '■ '~;ie Hoo.V t den zeiv.m na--i .h'.rr: z c ; -zp-~y_ ff tty i, met mïsff.bien da?ehjl-(chè vcrvloekin- queste te prsfenteren ; dan tiMj^ï. = ssJ\ , of die Deren zouden nog al iticlini'IWd^: 12 ""noor a!,n te géven : en a'zo zon -= . ~- icdig alles eenen lijn trekken, en de ris: ; • nder den burger herfteld zijn. — ■t11: "^^^oed dit middel nu nu ook op zig zeiven f?5ÏKïS ' A'iets • • Waarom ? om dat he: niét gesppliceerd worden zal : altans wij geloven niet, dat wij in ftaat zouden zijn , om de Prinsgezinde Partij door middel van ons Blad tot zo een klein (tapje te brengen. Ondertnsfchen is'ditzéker, fdat, alsveelewel- geïntentioneerden fomtijds een weinig minèr luijdrugtig wa- ren ; zig wat minër misnoegd over, en wat meer te vrcede betoonden, met de wijze fchikkingen hunner Overheden; en zig wat meer van ergerlijke uitdrukkingen en befpottingen onthielden; dit voor hun zeiven niet alleen tot Eer zou (trekken , — maar ook g'anfch geen kwaad voor de goede en wel-geïntentioneerde Partij , in't gemeen , zou zijn. Hoe ! zal men mrsfehien met verwondering vragen, klaagd men over onze luidrugtighcid ? — op welken grond rust die klagte toch? Wij raazen en tieren niet, wij fhorkén en zwetzen niet; — wij leven Uil,en bemoejen ons met niemand. Wij willen dat alles zeer gaarne geloven, en er zelfs geen B z onge-  e io ogenblik aan twijfelen; maar men gelieve dit in aanmerking te némen, dat, als des avonds, bij het optrekken van dewa<*t flegts d'éne vriend tegen den anderen, niet harder, dan men gewoon is te fpreken, den vaderlandfchen Wensen Oranje boven! uitboezemd : — dit alleen genoeg is , om twé dagen daar na, in deze of géne Courant te zien , dat weereen ganfche menigte van dat Prin/è Janhagel zig voor het Stadhuis vergaderd, en door dat muitzugtig gefpuis de gewone leus- of oproer-krect Oranie boven bij herhaling uitgeschreeuwd is. Dus zijn de onfchuldigfte beuzelingen in ltaat,omer verregaande aantijgingen, en uit die aantijgingen weer verdere verbitteringen , uit voord te doen komen : Indien men zig dan voor die geringe beuzelingen zo veel mooglijk wagten konde, zulks zou misfehien ook nog iet, hoe gering het dan ook zijn mogte, tot herfïelling der onderlinge burgerlijke verftandhouding kunnen toebrengen.— Wat nu het misnoegen over de wijze fchikkingen der Overheid aanbetreft, 't welk wij zo even niet onduidelijk te kennen gaven, dat door fommigen wel eens betoond zou zijn : -~ daar op zal men mooglijk aanmerken, dat dit ene onverdiende betigting zij ; dewijl de Prinsgezinden zig in deze dagen aan reene morringen tegen de eefluiten hunner wettige Overheid hebben fchuldig gemaakt. Dat zij zig tegen een willekeurig Vrij Corps aangekant hebben , dit is niet morrender wijze, maar eerbidigbij Requefte;en alleen, om dat (jat Corps de Burgerlijke rechten aantastede, gefchied. . Wij antwoorden, dat, wat de pogingen van een zeer groot aantal brave burgers aanbetreft, om het reeds lang vernietigd Vnj-Corps zodanig te krijgen, de zelve aan die ruft lievende menigte grote Eer aandoen, en allerlovlijkst zijn: . dat ons voor't overige ook niets van de morringen der Prinsgezinden tegen de wijze befluiten van hunne Overheid bekend is , en dat wij ons zelfs volkomen van het tegendeel verzekerd houden : — maar, dat men hier ook al weer in het oog houden moet , dat men thans niet meer behocvd tc zeggen, dan „ is't evenwel met hard! dat men nu de leus •Vin bet P~rij Corps onder de TVapcnen mag dragen \ en dat wij l'rinslui met geen onfcbuldig Oranje-jlrikjc voor den dag mogen komen!!" , dat men, zeggen wij, tans niet meer, flan dit, behoevd te zeggen ,.om er deze befchuldiging tegen dat vervloekt "rinfe-vee uit te haaien, dat zij niet alleen morren ? maa" zich zelfs met geweld verzetten tegen de goede en wijze fc likkingen der Ed: Cr: Achtb: Regéring • ~* en dat men dus, onzes eragtens, ook alweer niet kwalijk ?ou handelen , niet zig van dusdanige gezegdens te onthouden voor al, in't openbaar, en op alle zodanige plaatzen ^sar d 'm deze dagen van gisting en verhitting onder de Burgerij, een nieuw uitgevonden leus, waar door het vernietigd Vrij Corps zig van de wettige Schutterij plag te onderfcheiden, onder de wapenen gepermitteerd, en een onnozel Oranje firikje, dat altoos is gepermitteerd geweest, en daar men altoos zig een eer in heeft gefield, te verbieden? Moet dat geen groot gemor, geen groot misnoegen onder de burgerij verwekken ? Ja moet het niet nog des temeeraanlloot, en voedzelaan de verbittering géven, indien daar nog al bij komt, dat men, ten fpiit van den ftillen en vreedzamen burger , in de volle uniforme van het geweze Vrij Corps (een Corps, dat van de burgerij ganfeh onderfcheiden was) ter wagt verfchijnt ? Zó lang , ( zal men er mooglijk cindlijk nog bij doen ) zulke ergernis-wekkende en verbitterende nieuwigheden nog blijven plaatz houden, en het daar en tegen aan de goede Prinsgezinde menigte verboden blijvt, om, onder een ftil en burgerlijk gedrag, hare verknogtheid aan het dierbaar Oranje-Huis , met een eenvoudig ftrikje, alleen maar onder de wapenen, te mogen vertonen, zó lang heeft men rede om te vrezen , dat Rotterdam niet ligt in rust raken zal. Wij moeten bekennen, dat deze tegenwerping al vrij gevoelig aankomt : Dan men gelieve aan den anderen kant te confideréren , dat wij hier niet onderzoeken, of het gemor en't misnoegen, dat bij een groot gedeelte der Burgerij nog plaatz heeft, gegrond, of'ongegrond zij; maar dat wij hier alleen de bevordering der rust en eensgezindheid onder den Burger betragten; welk einde toch , zo't ons toefchijnt, niet zal kunnen bereikt worden , zonder dat de goede Partij foortgelijke ergernisfen over 't hoofd zie : —— en dit zal men zoo veel te gemaklijker kunnen doen, indien men van zig konde verkrijgen , om des avonds naar het optrekken die Compagniè'n , waar van men zulke aanftootlijkheden te wagten heeft, niet te gaan zien, maarflil in huiste blijven. — Dat is een goede raad, zal men ons mifTchien hier op te gemoet voeren, voor deaanfehouwers; maar hoe moeen het zulke Schutters maken, die zelve onder de Compagnie zijn, die de wagt heeft? dte kunnen toch niette buis blijven! — en hoe aangenaam het zulke menfehen vallen B 3 moer  C i+ 3 most, met die zwarte itrikken even als gefart en geplaag te worden, en zelve geen Oranje couleur te mogen vertonen is ligt te begrijpen. ' . 'QLfV. wii voeIe" zeer wel, dat dit ganfch niet imaaklijk kan vallen; maar men moeft zig voor dien tijd clan, zo veel mooglijk, zien te houden, als of men die zwarte ftrikken niet eens zag; dan zou dat onaangename al fchielijk over-te-komen zijn , . dunkt ons. Ja, dat is zeer goed, rcpliceerd men wel ligt wederom- maar dan moeiten zig anderen ook gehouden hebben als of zij onze Oranje itrikken niet zagen, dan zouden wij om het dragen van zo een ftrikje, voor geen Oproermakers door hun uitgekreeten zijn. Wij (temmen dit volkomen toe; maar hopen tévens. dat men ons niet zal trachten te betwiften, dat men om de ruit en goede verftandhouding onder de Burgerij te bewerken , zo naauw ziftende niet diende te zijn, en, ter verkreiging van een groot genoegen , een klein misnoegen wel mag voorbijzien. Belangende nu dé erger/ij/'e uitdrukkingen, en befpottingen, waar van wij, zeiden, dat de welmntentioneerde Partij' zig ook zorgvuldig.diende te onthouden: . daar omtrent ver.vagten wij, dat ons zeer te onvrede zal toegeworpen' worden, dat die vermaning ook al niet wel gef»la!atzt is; de-' wijl zij, zonder zig van aanltootlijke uitdrukkingen en befpomngen te bedienen , veel eer zelve de voorwerpen der verguizingen, en vervloekingen van anderen zijn. Wij antwoorden, dat wij niets daar tegen'in te brengen hebben, dan alleenlijk dit; dat, indien het voor een ergernis en- een beijïóttihg gehouden word, wanneer de een vriend flegts tegen den ander zegge, daar gaat er weer een van t geweeze vrij Corps, men dan zulke of foort gelijke gezegdens, ten aanhoren van anderen, ligt zou kunnen vermijden. Hoe geringer de zaak is, die ter bereiking van een zeker groot einde te doen ofte laten is, hoe gemaklijker da: j»m le dan ook bereikt kan worden. Ze.r wel gezegd, zal inen ons miflehien hier al wederom op invallen; maar, als men anderen dan hoord zeggen, daar gaat er weer een van dat Prinfe jan hagel, of, daar gait weer zoo'n laage Dl van bet Zoopjes Requefl; — en als men brave burgers hoord vervloeken, om dat zij met' zwart ondergoed ter wagt komen, en zo al voords; is dat dan beter? Neen, répliceercu wij, dat is oneindig veel erger; dat is zeer laag, dat is aller verachteliikft: maar omdat andef'eu zeer grote laagheden en fielterijen plegen 3 moeten wij hen daarom met een kleine laagheid beantwoorden en ons alzo, in een zekeren fmaak, niet hen egaal ftelIeu? In  C 15 ) In 't kort: hoe bedaarder, en voorzigtiger zig de goede ...Partij, in allen opzigten, aan hare zijde gedrage, hoe 'meer eer het haar aandoet: en hoe meer zij zig ont- houde van alles , wat maar een fchijn van aanftoot of ergernis zou kunnen veroorzaken, hoe verflandiger zij handelen zal. Zien de goeden zig gehoond, gelinadigd, en-met de haatlijklte (chimp- en fcheldnamen overladen'; ach dat niets, dan een verontwaardigend ftilzwijgen hun antwoord ware! dat zij voords alle de gasconades hunner vijanden met ene oude hollandfche deftigheid (til, en gelaten aanhoorden; —'— en dat eindelijk die nieuwigheden, welke bij het optrekken van fommige Compagnien, zo met opzigc tot de zwarte itrikken als ten aanzien van de kleding, plaatz hebben, en nu nog maar de enige Hénen des aanltoots, de enige redenen van mifnoegen onder de goede Burgerij fchijnen uit te maken, met ene zekere onverfchilligheid wierden voor bij gezien! Wij zouden geenzins twijfelen, of dit. een en ander zou een generale ommezwaaij in de gemoederen brengen. Hier mede, oude Heer! vertrouwende aan UWEdns. attentie voldaan re hebben, némen wij de vrijheid UWEd. te folliciteren, om met de aanhoudendheid van UWEdns. correfpondentie vereerd te mogen worden, en blijven U/VEDns. DIV. Dienaren. Volgens de Couranten zouden eerft 76, en daar na nog 21 van de voornaamlte Kooplieden ene Requefle aan de Héren Staten van Holland en Weftvriefland geprefenteerd, en hunne pratenfe bezwaren in den fchoot van Hooggedagte Héren Staten nedergelegd hebben. — Waarlijk, een fchoon ituk, zo dit waarheid is! Een ituk, 't welk, indien het door dat zogenoemde oproerig Prinfe Fee gefchied ware, ten allerminfte als een mifdaad van gekwetzde Majeiteit zou uitge- fchreeuwd worden: maar nu, nu het van den kant van het gewéze vrij Corps komt; . nu 'zal men dat zelvde ftukje als een jovlijke daad, als een heldenftuk, als een doorflaand bewijz van nooit genoeg geroemde mannenmoed hóren uittrompetten. Dan, wie die Kooplieden welke dezen onbefchaamden flap gedaan mogen hebben , zijn* of niet zijn, het verfcheeld ons niet; wij durver' zeerwel zeggen, dat het ons voorkomt, een zeer ongcregelden itap te wezen. Zegt toch eens, Heren Kooplieden! wie heeft U bevoegd gemaakt, om, met voorbijgaan Uwer eige wettige Overheid, de wethouderfchap van Rotterdam, terliond uw adres aan-dé Héren Staten te maken? of waar aan hebben Uwe ge- trouwe Burger Vaderen , die geene billijke en gegronde' klagten met onrerfdiillige óren aanhoren; maar zig altoos bereid  C iO reid tonen, zo veel mooglijk, den kiagenden recht te" verfchaffen, waar aan hebben die getrouwe Burgervaderen zo een gevoelig affront verdiend? Of weet gij niet, dat gij door de Regering uwer Stad voorbij te gaan, Hun Ed: Gr: Achtb: reeds ftilzwijgende hebt aangeklaagd van geen gehoor, geen heul, of trooft bij hen te kunnen vinden? -Endenkt gij ■> dat dit ene handelwijz is, die aan ftille burgers welke Voor het befte en het aanzienlijkrte gedeelte der Stad willen gehouden worden , en den eerlijke Burgerftaat met den verachtlijken naam van gepeupel beftempelen, paft, en betaamd» Of verbeeld gij TJ, dat, om dat gij Kooplieden zijt* en er milTchien veele onder U zijn , die confiderable fchattea hebben, gij, daarom, niet alleen uwe brave en vredige Médeburgers als de grootfte oproermakers en verftórers van de algemene rust moogt aanklagen; maar zelfs Uwe waakzame Regéring bij den Souverain verdagt moogt maken ? Zo gij in dit vertrouwen ftaat, dan geloven wij, dat gij U deerlijk zult bedrogen vinden; ■ dewijl wij geenzins ver- wagteu, dat de achtingswaardige Regering van Rotterdam de verre gaande belediging,Haar door deze Uwe gefupponeerde demarche aangedaan, zo maar met ftilzwijgen pafferen Gij klaagt aan den Staat, volgens de Couranten, over de onveiligheid Uwer perfonen, en veizoefct daar bercnerming te-en • — maar Heren Kooplieden! Wie is het doch , die U enig leet' enige ergernis, enig ge weid aandoed ?—wie moeid U doch ? — Wij weten wel, dat voor enige weken,(en wel bepaald den i aden Juny) de Schrijver van dePofi naar den N. R. en de Uitgever van dit Blad, zijnde de eerft gem: ganfcli weerlooz, en de ander alleen van een ftok voorzien, des avonds onder de Boomtjes door drie moordzugtige knapen, (terwijl er nog 3 a 4 onder de bómen waren blijven ftaan) met de blote degens in de vuis, aangevallen zijn; dat deeeiftgem: met alle geweld is tegen de grond gefmakt, en de ander, zo wel als hij , deerlijk mishandeld is; en dat zij , de eerfte met verlies van een ganfch-nieuwe hoed, en de ander met verlies van een paruik, de verwoede handen dier fnode boos wigten eindelijk weer ontkomen zijn: . maar van dit fchreeuwend geval, zult gij zekerlijk in Uwe Requefle geen gewag gemaakt hebben : want de twé mishandelden , waren lieden die bekend Honden voor het Huis van Oranje te ijveren; en de fchelmfche aanvallers waren Leden van het vernietigd Vrij-Corps, daar zij zeiven voor uit kwamen. Te Rttterdam, bij J. HE ND RIKSEN, en verder alörR i 1 j Stuijv.  8 Ë HARDLOPER VAN STAAT, N»> 3. Amflerdam 31 7»/// 17844 Myn Heer Hardloper, Gij' zijt, gewislijk, toch die één en zelfde man , Dien men voor Waarheid, Hecht, en Trouw deed in den ban } En uwe 82 ritten, in quaiiteit van Post naar den Neder* Rhijn gedaan, komen nu zo ongemeen fterk in aanuiet- king, dat ik het zelf nooit had durven denken. Veelen * die niet wisten (en ook oiimoogelijk konden gisfen) dat gij uw voorig werk met N°. 82 gefloten had, waar meede Gij door gansch Nederland, ja door geheel Europa heen. even zo veel roem, als de vijanden der waarheiden Gerëchtigheid, door hunne gefchriften, fchande, behaald hebt, hebben hief in Amfterdam öm N°. 83 dé Doekvêrkoopers de deur afgeloopen, waar van ik zelf oog en oorgetuigen geweest ben; • Trouwens, dat kan niet anders ziin; want Uwë vijanden zelve, al zijn zij ook 7.00 boos als de Droelië, dié inoeten liaan of zij beiooverd zijn ^ (gelijk zij ook dóén) dat men U zo geweldig en wreed ^ als of Gij een ivloedermoorder waard., bij het jaar lang heeft opgélloteri gehouden j uwe pakies heeft ««gezien , -—- doorgezien , ove>~ zien, gewikt, ■ - gewogeri, getoetst, en her¬ toetst heeft; en .dat men U eindelijk, niet tegenfhande dit. alles , ' wie moet zig niet verwonderen ? ~) goedwillig of kwaadwillig, als een eerlijk, braaf, en ijverig Postillon, vari dien akeligen Aal, daar men U zo lang, en zo onrechtvaardig heeft gekerkerd gehouden, heeft moeten ontdaan ; —— U den vrijen loop heeft moeten wedergeven; • U vervols gens, tot fluiting van uw loffelijk ondernoomen, en manmoedig doorgezet werk, even als eene zeegevierende overwinning over alle de geweldige vervolgingen , die gij als een orife'iuldig en beklaagelijk Aagt-offer hebt moeten dndergaari i n©g een twee-en trtgtigflen rid* mét voorkennis, eri, tü mij G verzekert  C 18 ) verzekerd is, met voiïoome toejleiriming van de IleeVen Hoort Offi cier en Prrehdent Scheepen van Rotterdam, heeft laaten volbrengen; en, toen gij op het punt ftond, om Uwen drie-en tagtigflen rit te doen (te weten des middags den 16 dezer) aan Uwen Postmeester gecommuniceerd, of, zo ik wel geïnformeerd ben , vriendelijk verzogd , of geraaden heeft dat hij , uit kragte van het Verbod, in het laatst verloopen jaar teegen uwen Post geëmaneerd, geen Post naar den Neder Rbijn meer zou uitgeeven; terwijl uwe vlugheid van Geest geen ogenblik moet in beraad gedaan hebben , om op het zelvde ogenblik, dat gij Uwen Post afdankte, terftond eenen Hardlóperwa te neemen, die Gij nu in plaats van Uwen geachten Post, weekelijks naar den Neder-Rbijn en na elders afzend, om de fchot- en fchand-fchriften al meer en meer te keer te gaan; de goede Gemeente de ogen te openen; demismoedigen te troosten; de zwakken op te beuren; en de dwalenden te regt te brengen. ileb dank, groote Man! • heb duizend en duizendmaal dank van alle echte, welmeenende, oprechte, ouderwetfche Patriotten voor Uwe trouw tot den einde toe ! Wat mij aanbetreft; ik wist zeer wel, dat men zig deerlijk zon vergisfen, toen ik hoorde, dat men U, als den fnoodften Booswigt, in een akelig moordenaars Cachot geworpen had; want uit uwe gefchriften was genoeg te zien, dat zij geen onn'oozelen Sul voor hadden, die zig maar zo gemakkelijk zou laten overduivelen. Wat zal, wat wil men dien goeden mensch toch doen, vraagde ik wel duizendmaajen? Alwat hij immers fchreef, was zoo bondig beredeneerd, en fteunde op zulke gronden van waarheid en echtheid, dat 'er niets teegen kan ingebragt worden; gelijk ook niemand, mijnes wectens, de pen teegen hem opgevat heeft, om zijne gezonde reedekavelingen te vveederleggen. Hoe veele dingen heeft hij ons niet voorfpelt, welke men naderhand voor O Ogen zag gebeuren, en waar in men nog van dag tot dag al hoe langs hoorneer, door de bevinding bevestigd word! Toen onzen Staat door de Britfche kroon, onzen toenmaaligen vijand, een particulieren Vreede, onder de bemiddeling Haarer Rufch-Keizerlijke Majesteit, wierd aangebooden, bewees onze getrouwe en doorzigtige Postfchrijver, dat het onze zaak niet was, dat aanbod van de hand te wijzen ;en voorzieide, op goede gronden, dat wij, bij het fluiten van een slgemeenen vreede, op verre na, zoo veele voordeden niet zouden kunnen bedingen, als waar toe dit aanbod de gnnitigfie geleegenheid aan de hand gaf; en is deeze voorzeg¬ ging door den aiderfchadelijkften en fchandelijkrten Vreede, waar roe de Republiek is gedrongen geworden, niet genoeg bewaarheid? Eer  C 19) Eer Amerika nog voor een vrij volk was verklaard, beeft onze goede Post-fchrij ver immers met kragt van reedcncn betoogd, dat alle dê voordeelen, die men zig van de vrijhe d der toen nog rebelleercnde onderdaanen van de kroon van Engeland beloofde op enkele wind zouden uitloopen; ja dat zelfs de onaf bangelijkheid dier Noord Americafche Colonien door den tijd, onvermijdelijk, voor onze Commercie, eu vel fpecialijk voor onze Cabotage, of Wagtvaard, tot merkelijk nadeel zou moeien ftrekken; en beginnen dever- itandige Kooplieden, over't algemeen genoomen, al niet reeds van de gegrondheid deezer voorzegging overtuigd te worden ? en itaat dezelve door de uitkomst nog al van tijd tot tijd niet meer en meer te worden bekragtigd? Hoe trouwhartig heef' hij ons niet gewaarfchuwd tegen die partijfchappen en verdeeldheden , welke de oprigting van VrijCorpfen in de Steden onder de Burgerijen te weeg zoude brengen! Heeft hij in 't bijzonder van Rotterdam niet voorzegd, dat zoo een Corps het regte middel was, om een bloedbad in die Stad aan te rigten; en kunnen Rotterdam, Leijden, en meer andere Stéden van de gegrondheid deezer voorzeggingen niet de jammeiiijkite getuigenisfcn dragen ? Ach ! dat er geene Stads Overheid gevonden wierde , die haare toeftemming tot het oprigten van het een of ander afzonderlijk Corps . alleen beflaande uit zulke Lieden, den welken den naam van Oranje een walg is, gcgeeven had , er zouden zoo veele braave en vreedzame Burgers niec gevonden worden, die, met eenen ouden vadeilandfchen zugt voor hetdierbaai Oranje /vWs doortrokken, en aiei zonder rëede bedugt zijnde, dat zulke Córpfeu alleen de vernieling van den luister van dat l)ji.rliigtig Huis ten oogmerk hadden, uit eenen billijken afkeer van zulke rustverltoorende, en Stad en Land verwoestende nieuwigheden , de paien der burgerlijke tevreedenheid zouden te buiten gegaan, ais fcheimen, als verfloorers van de algemeene rust, als opeiibaare Oproermakers in de gevaugenisfen gelleëpt, en gelliaft zouden zijn! Toen de Koning van Prüisfen zig het allereerst de zaak van onzen lievenswaardigen Erf Stadhouder begon aan :e trekken, voorzag onze verftandige Po.-t-fcln ij ver zeer wel, (en bekleedde di: vooruitzigt ook niet de bondiglte reedenenj dat die oude Monarch liet bij die eene l\le.notie niet zou laaien berusten; dat Hoogst de zelve ten iierkfte zou blijven aanhouden, dat Zijne Doorlug'tigfte Hoogheid in zijne wettig verkregeüe rechten, baneveus die pneiogativen, welke men Hoogst des zelfs lieer Vader (gljrieufer gedagtenis) al vrij viiligheeft opgedraagen, en waar van Hoogst de zelve, van de aanvaarding Zijner hooge waardigheden af, altoos in het gerust beC 2 zit  zit geweest is, herteld wierde; en dat Hoogst geda-ne Zijne Majesteit, alle herhaaide inftantièn deswegens te vergeefsch Zijnde, alsdan ongetwijfeld zodanige kragtdadige middelen zou in t werk tellen , welken hoogst des zelfs naauwe verbintenis met het doorlugtig Oranje-Huis onvermijdelijk maakt. "n . J./^'ho°" elk om het llardst Schreeuwde, dat het Zijner Pruisfifche Majesteit nooit regt ernst zoude zijn; —dat Hoogst dezelve onze zoogenaamde Patriottifche Regenten maar een fehrik zogt aan te jaagen , en niets anders; -—_ ja fchoon men zig zelfs niet ontzag der Natie diets te maaken, dat de Heer Baron de Thulemeijer door de zoo genaamde verdervende bandzou omgekogt zijn, en alles buiten ke unis van zijnen koninglijken Meester verrigtede; onze oordeelkundige Posi-fchnjver, ferm in ajles wat hij zeide, bleef ïogthans zijn geiteldeal even ftijf en terk ftaande houden: ±,n wie is er thans, die niet moet beginnen overtuigd te worden, dat deeze doorzigtige Man het, in dit opzigt, ook al VrlrXu re$e.elnd.e Sehad h^ , en d« Hoogst gedagte zijne SffiS.^.'»'"-'^*1^ Van icts toetegeeven omtrent zijne allerbilhjkfte e.fchen, in tegendeel op het punt Haat , om. door efncacieufe maatregulen dat einde te bereiken, het welk Hoogst de zelve, langs den weg van vriend-nabuurlij*e, en al van trap tot trap hoe langs hoeernltigér gewordene minzaamheid te vergeefsch getragt heeft uit te werken? a„ü\ Zu ^Correspondentie van gedagten Post aanbetreft; dezelve heeft hij immers getoond zoo echt en naauwkeurig te weezen dat men er van moest verdomd daan. Libellen ZIaZIa r Laster-fchriften wnmers., als zij nog onder de Janden der fchrij vers, of no6 maar even op de pers waren , had hi er al de echte berigten van : Om maar één voor- bee.d hier var. bij te brengen: in N°. 62 van den Post naar £nX?LWtjn vmmen., in dien tijd, een brief, waarin de Natie gewaarschuwd wierd , dat er eerlang een haatelijk, en allerbrutaalst Laster-fchrift, onder den Titul van , mijne-edagten en Droom en, dond in de waereld te kooraen: —- En ziet! het leed naauwlijks twee weeken, of men zag dat zelfde fchand-fcnrilt bij den Boekverkooper Allart te Amderdam uitgeeven onderden cenigzius veranderden titul van,, 'degevoelens van eenen Nederlander, waarbij zijnen Droom §c. Zoodanig immers had de gemelde waarfchuwing van gedagten Past den fchnjver va., djt Pasquil, die daar uit zeer we! konde merken, dat zoo wel hij, als zijn gefchrift ontdekt was, metfchr.koverlaaden, dat hij, denkelijk al een duiveltje voor dat inham gelchnft op hand ontvangen hebbende, en hetze' ve, genoegzaam half afgedrukt zijnde, niet wel voor Scheur-' ïT™ .Jr'a^, ]iggen, terdond den eerd vast-gedelden tim^snijneGcJagien en Droegen, in die xw, de gevoelens van  ( 21 ) van eenen Nederlander , zvaar hij zijnen Droom, veranderen; om alzoo zijn Godloos gefehrifc voor iet anders te kunnen verkoooen , als waar voor het door den Post naar den N R voor at' aan de Natie was bekend gemaakt, Alle deeze (taaltjes moesten, Betuuriijfc» wijze, deezen Post zoodanig in crediet brengen, en zoo confideiabel veel ingang' bij het onbevooroordeeld gedeelte de. Natie doen vinden, dat het niet mi:,fen konde, of de bitfche Nijd moest er wel rasch over gebelgd raaken, en alle zijne kragten inlpannen, om dat nuttig wee.biad in eens den nekilag te geeven: d n, wqlke geweldenariieu men ook moge hebben in t werk gefield, men heelt zig, tot bli dfchap van alle weldenkenden, met U, Mijn Heer den Ham loper, dien ik (neem het mij toch niet k« aiijk) met den fchi ijver van den Poif naar den N. R. voor eenen en den zelfden perfoon houde, allerdeerlijkst bedroogen gevonden. Men heeft lang geroepen, dat de Prins een Tijran, een Onderdrukker, en Overbeerfcher was; maar de onmenfchelijke handelwijs, die ik verneem dat men met U, in qualiteit als fehriiver van den Post naar den N R gehouden heeft, kan tot ('toffe van beöordeeling (trekken,aan watkant de Tijrannij, de Onderdrukking, en Overheerfcbing gezogt moet worden — En , in allen gevalle, kunnen de wreedaardigheden, U Mijn lieer den Post, en nu Haraloper aangedaan, ter onweederfprecklijkebevestiging (trekken van het gene de koning van Pruisfen in Hoogst des zelfs alöm bekende Misfive zegd , dat zij, die voor Zijne Doorlugtigiie Hoogheid de pen opvatten , vervolg 1, mishandel !, en gejlrafd worden*, ja! gestrafd worden! want, i'choon Gij waarlijk fchuldig bevonden waard, zou men U, door uwe langduurige gevangenhouding, en door de fmartelijkheden U daar door veroorzaakt, U, buiten tegenfpraak, reeds zwaarer (traüe hebben aangedaan, dan U , volgens de Placatenvan den Lande, naar Recht en Billijkheijd , voor al in de losbandige tijden , waar in Gij gefchreeveu hebt, bij mogelijkheid zou kunnen worden opgelegd. Maar, om eindelijk tot het waare oogmerk deezes briefs te koomen; Ik heb altoos gedagt, Mijn Meer! dat niemand, 'tzij hoog, of laag in rang; ja al ware hij ook maar een doou-arme beedelaar , zoo hij in eene Vrije Republiek woond, door die genen , welke men aldaar den S uiverain wil genoemd hebben, zonder eene allcrduidelijklteaanwiizingeenerbepaalde misdaad, bekragtigd door de overtuigendlte bewijzen. van zijn beroep of ampt kon beroofd, veel minder uit dat Land kon verdreeven worden; ten zij men die Republiek wil¬ de doen ophouden niet alleen een vrij Land, maar zelfs een Land van billijkheid (ik zwijg nog van een Land van Kriste* lijkbeidj te zijn ; en ten zij men de heiligheid van het Recht 1 Z in  C 32 ) in eeneTijrannifche «iIUek*irigbrid, van het al'erergfte (oost, W1!de doen verkeeren Dan, hoe gegrond, en regtvaaN digm.j dit gevoelen altoos ook moge voorgekomen zijn , zoo heb ik deezer dagen , toch dikwerf moeten ondervinden , dat m.| het zelve door zulk foort van lieden, die al wat zi voorgenoomen hebben, met te beaamen, ook met een ver! fteend gelaat zullen blijven ontkennen , hoe klaar en duidelijk het hun ook moge worden aan 'tverftand gebragt, (lijf en flerk wederfprooken is: En , fchoon het wel eene waarheid is, dat men geen een enkel bewijs voor zijn geltelde heeft aangevoerd, zo kan ik echter niet ontveinzen, dat de ftandvastigheid, waar meede men mij altoos heeft te keer gedaan mij, die, zoo als Gij ook uit mijn fchrijven ligt kuijt opmaaken, maar een eenvoudig mensch ben, nu 'eindelijk eeniézins in dit opzigt heeft aan't wankelen gebragt. Oui dan nu desweegens uit den droom te zijn, zoo neem ik de vrijheid, om U Mijn Heer den Hardloper \ diedoor.üwen Post naar den N R., en Lw gehouden gedrag aan de ganfche waereld getoond hebt een verftandig, fchrander, en getrouw man te zijn (en tis waatl.jk thans al iets zeifaams, indien men verftand, Schranderheid, en trouw, in één mensch, bijelkanderen vindj allerootmoedigst te verzoeken , om mij vobr de vuist eens te zeggen, of ik gelijk, of ertgelijk in mijne (telling hebbe, en of ik mijn (tuk gerust mag (taande houden , dan of ik het voor mijne Teegenfpreekers moet opgeeven- - waar meede Gij ten uiterite zult verpHgten Uwen goeden en getrouwen Vi iend * * * * ANTWOORD. Onze geëerde Correspondent zal zeer wel begrijpen, dat het mocijelijk, ja bijnaar ondoenlijk is, om op zo ene algemene vraag, als zijn Ed: ons gelieft voor te (teilen, een bepaald antwoord te géven; dewijl de bijzondere onhandigheden dei zake hier ten (terkife in aanmerking komen. Het is zeker aitoos voor ene zeer groote onrechtvaardigheid' te houden een braav eerlijk man , tegen wicn men geene ïllervoldingendite bewijzen van fchuld in handen heeft, van zijn ampueberoven; hem het Land te willen doen ruimen'; — en hem alzo, in cftecte, tot een eerlooz baunisfement te verwijzen: en deze onrechtvaardigheid word, dunkt ons, nog oneindig groter, wanneer de zelve gepleegd word in enen vrijen Burgerhaat, waar geen willekeurig gezacb, nochie euigede ininitcoverheerfchinggelden mag; maar daar de Beihirers van den Lande zelvcn aan dc geheiligde banden van Recht en Gerechtigheid ten (terklte verbonden zijn: En evenwel zou het ganfeh niet onmooglijk wezen, dat die zelvde daad, hoe onrecht-  C =3 > onrechtvaardig zij op zig zeiven ook zijn moge, met zulke om Handigheden verzeld ging, dat zij niet alleen eenigzins verfchoonlijk wierd,- maar dat zelfs de gezonds Staatkunde haar vólftrëkt' noödzaaklijk maakte. Bij voorbeeld, indien, door zo ene onrechtvacrdigheid te plegen , een geheel Land bevrijd korde worden van een eminent gevaar,'t welk anders vo'ft rekt onvermijdliik zoude zijn; of wanneer door zo ene daad van iniustitie een zeer groot heil of voordcel aan den Staat zou kunnen toégebragt worden, 'twelk ook al niet anders, volfr:kt nïet anders. dan door zodanig enen flap zou kunnen verkregen worden; in zulk een geval fchijnt het ons toe, dat de Staadknnde zoude vorderen, om een op zig zeiven onverantwoordlij k kwaad te doen, ten einde een gxooi goed voor den Staat, een goed, dat bij geene mooglijkheid door enig ander middel te obtinéren zij! er door uit te werken: — en dus voeld onze geëerde Correspondent ongetwijfeld reeds, dat wij zijn Ed: meer voldoende zouden kunnen antwoorden , indien wij wisten, welk geval door zijn Ed: in't bijzonder bedoeld wierd. Misfehien heeft zijn Ed: het even zo ongelukkig, als onbezeflijk geval van Zijne !"): Hoogheid den Heere Hertog van Bmnsvljk wel in'toog:-—- dan, dit zo zijnde, willen wij wel bekennen . dat wij eniger maten verlegen zouden zijn, om onze gedagten des wegens ruiterlijk aan den dag te leggen; dewijl zig reeds; volgens de Couranten, verfcheiden Provinciën en Steden op dit ïujet gedeclareerd, eugerefolveerd hebben, Hooggem: Heer Hertog te dimitteren , en, met behoud van Hoog des zelvs tractement als Veldmaarfchak, van het grondgebied van den Staat te verwijderen; en wij thans in enen tijd febijnen te leven , waar in het fommigen fchijnt vrij te daan, om de wijzftebefluiten onzer Overheden, ja zelfs Memorien, en eigenhandige Brieven van naburige geduchte Mogendheden op de haatiijkfte wijze tetuaxéren, en erdehonendde reflexien 'op tg maken ; terwijl men daar en tegen de gegrondde, bedaardlte., en vaderlandlievendde aanmerken van anderen hun al zeeriigt tot ene grote misdaad zou trachten toe-te rékenen. Wij maken echter geenede minfte zwarigheid, voor de vuist te declareren, dat (zonder nogtans de betluiten der onderfcheide Provinciën en Steden, op dit fujet of reeds genomen, of nog te némen, daar door in 't allerminst te tuaxéren) wij, voor ons, geen fchün van mooglijkheid zien, hoe, zonder dat eni-, ge de°allerminite rede van noodzaaklijkheid zig daar toe opdoet, een Vorst, die zo véle reëele dienden aan den Staat heeft bewezen ; dienden, die door de Heren Staten der Zeven Verenigde Gewesten met de eclatantde blijken van goedkeuring en dankbaarheid beantwoord zijn! een Vorst, die men op de derkde wijze heeft trachten te bewegen, om Hoog  Hoog des zelvs uitmuntende vermogens bij aanhoudendhei i ten nutte van deze Republiek te blijven aanleggen;- een Vorst waartegen men geen één enig bewijz van Ichuld produceren kan; - ja een Vorst die , aan de Magdgfte Hoven van Europa door banden van bloedverwandfchap op het naauwst verbonden ongetwjffeld, als het er op aankomt, befcherming vinden zal; __ hoe zeggen wij, zó een vórst, zonder ene daad te plegen die nochte door Rechtvaardigheid, nochte door gezonde Staatkunde ooit te billijken is, zou kunnen gedimitteerd; w.j zwijgen nog van ingewikkeld tot een fchandhjk bannisfement verwezen te worden: en dat wij, voor ons. ook met kunnen bevroeden, hoe uit zódanig een flap en ge fc„ mmru m'mShf,dvoor den Lande zou kunnen voord! Sn rnr?' l u°e de "2V!ietm 1 a!lermi,]st ™u kunnen toebren* gen tot hertelling . an dat hoogst-noodig vertrouwen, en die even zonoodzaakujke eensgezindheid, welke door alle welgenitentioneerden, den welken het behoud en't waare welzijn van den Staat maar cnigzms ter harte gaan , al zo lang te vergeefsch verlangd z»n: kunnende wij in tegendeel niet ontvel zen dat ons deze Hap, naar onze zorglijke voor-uir-zi -,en toelehunt wel eens ligtelijk van zulke ferieufe, en alleronaangenaamte gevolgen voor den Staat te kunnen wezen, dat men z.gdenzelven, misfehien als te laat zal zijn, allerjammerl.jkst beklagen zal —- Mooglijk zullen wij ons , bijdeeersrvolgende gelegenheid, over dit onderwerp"wat nader en bréder expliceren. Wi] bedanken onze geëerde Correspondenten Zeer voor de ons toegezondene Brieven, en verzoeken vriendüjk bi» continuatie, met derzelver aangename correspondentie ut mogen verëerd worden. De volgende Druk-fauten gelieve onze gunftige Lezer, volgends de daar bij gevoegde Correctie, te Veranderen ,N • 2- P"ë: 0 de to<**fo regel, fiaa-; alle, te urine- te* i alle treurige. pag: 12 reg: 4* fiatit; morren ? '■ Ueii morren; pat;: n reg: aflaat; optrekken die Com' pagmen • leer; optrekken van die Compagnien Enre<" 46 en 47 ftaat; moeen 1 leez ; moeten. pas- Urea-aa en 21 ftaat; attentie: leez; intentie. Te Rttterdam, bij J. HE ND RIKSEN, en verder aiön* a 1 | Stuijv.  D E HARDLOPER. VAN STAAT. JV". 4. Delft 26 Julj 1764, Mijn Heer. de Hardlooper ! Onze wakkere Schutterij maakt zulke verwonderlijke vorderingen in den edelen wapenhandel , zonder welke een arabagtsman toch onmogelijk met god en met eere aan de koft kan geraaken , dat men zou zeggen, hoe kan 't krilïelijk of meugelijk zijn! — De een legt het geweer nog wel eens op de regter en de ander op de linker fchouder; ■ maar dat is maar een énkeldc; daar en tegen word dit klein abuisje weer rijkelijk vergoed, door dat de vleugelman, die voor exerceerd , het geweer nog fomtijds bij de voet heeft Haan, als alle de Schutters het al op d' een of andere fchouder hebben weeten te krijgen. De luft tot den zo dierbaren wapenhanhandel is hier bijnaar algemeen: — ieder is van de onbetaalbare nuttigheid van het Soldaatje fpelen zódanig overtuigd , dat hij eten en drinken, ja zijnganfche beroep, er wel om verla at en zou. Ook gefchied onze wapenoefening hier geheel wij: met dat onderfcheid nogthans, dat wij er door da. gefielde boete van een gl. toe gedwongen worden. De gemeene man begind al hoe langs hoe meer te bemerken, dat hun die heerlijke exercitie ganfch geen windcijeren leid; en wie zou iet kunnen inbrengen tegea eene zaak, dieniet alleen plaifirig; en gemakkelijk , maar daarenboven nog profitabel is? Dat de Schutters hu ook, zederd enigen tijd, ai weer tot een nieuw plaifiertje, zo lang voor het Vaandrigs Huis, niet als jongens, maar als Soldaten of mannen van de wagt, hebben moeten fchtlderen, tot dat die Heer zijn nieuwe Staartparuik heeft opgezet, en alzo goedvind, met Staartparuik en vaandel te gelijk voor den dag te koomen , dit ïchijnt elk ook bijzonder wel aan te ftaan. En als ejk Schutter nu eens een fplinter nieuwe fnaphaan, een fabel en patroontas praefent krijgt; op die eenvoudige conditie van alles bij termijnen te moeten betaalen, en nogthans, uit de compagnie gaande, er voor geen enkelen duit eigendom aan te hebben: en als elk Schutter, hoofd voor hoofd, op dii zelfde billijke conditie , ook eens een befte nieuwe Staartparuik, en, door den tijd, ook al op de zelfde conditie, eene geheele zonderlinge uniforme prasfent krijgt, dan zal D ge-  C 26 } de bhjdfchap onder de Burgerij onbefchrijfelijk ziin F* als dan aile die oude en jonge Dames, die als honoraire Le den van ons gevveeze Vrij-Corps, u-aar aan wij alle die eranjes, pretjes, en profijtjcs te danken hebben, hebben ineeteS kend, eens in Amazoonfche kleeding, op Engelfche Hemrften van die kort (taartjes, in't voorite gelid van ieder Compagnie vcrfchijnen; te droes! dat zal dan PPri> regt verrukkend (laan! 1 aan eerft Ik hoor, dat de fleeren Kapiteinen (ten minfte fommigen) des avonds, bij het eindigen det Schutterlijke-militaire Evolutien. cn Manceuvrcs, aan hunneonder zig hebbende Bur ger-kr.jgsheden zulke hart- en ziel roerende aanfpraken doen om den luft tot den Wapenhandel al meer en meer in hun op te wakkeren en hen eenen onvertzaagden Helden moed in te boezemen, dat de traanen van meedeüjden hen, foms, langs hunne manmoedige kaaken zouden biggelen- 1 dan of dit wel waarheid zij, daar zoud'ik mijn zegel niet aan'willen iJfSS' T~ ■mC"-ïlud overal tochfpreeuwen, die, omdat zij het onbegrijpelijk nut, en onbetaalbaar voordeel van den Schutterhjken Wapenhandel nog niet regt beseffen zig nie ontz.en om er even als den fpot meede te drijven-, -1 maar met zulke Guitjes is noch te eggen , noch te ploegen • — en w.e weet of zij niet fpotten zouden, al waare het, dat zij de geheele Schutterij, met haar voile geweer en waapenen en fplmter nietrwe Staartparuikjes op, des Zondags als lam maren naar de Kerk, of naar de Oeffening of naar de Kroeg z gen ku.jeren i-Dan, hoe het hier ook meede zij; dit is toch zeekei dat de Burgers voor een.ge dagen zoo nat' van 's Stads Doelè thuis kwaamen dat, zoo hun het waater de pijpen va, de broek niet tut liep, zij ten minüe droopen, daar zij gingen! of Honden; — maar, daar zij flegts eenige uuren lang, even als ot er het leeven aanhing, in een llort.vge:, haJden noetS exerceeren; zoo is het immers ligt naa te gaan dat die nattigheid eer door den reege:;,dan door he:\l ,-t.'n vj'., ViZ,caZ lijdeus traanen kan veroorzaakt zijn; • cn 't.-, immers wel denkelijk, dat alle de Burgers, . vooral zu'n-e hand- wcrksliedenen, en anderen, die juift geen al teirrootc^^" derobe hebben, en misfehien wel hun befte pikje zullen htbr ben aangehad, op dien avond , de ; j ;• ' .noegen op hunne aansczigten aüerleevrrci h"i ih- '''.'j hebben. -En dan zou men misfehien voorgeeven, dat dit geen vrije, voordeelt;- vr rl'C-eTièt^ • (ei! plaifirige, wil ik zeggen) waap.-roc ',V " j '--'' - 'l' De zes Hoofdlieden van de twee groene vaandels hefchpr» -zig.hier allerloffelijklt en manmoedigd gedraagen, door hm oud recht om, naamefijk, hunnen hellebaard op den l^l- »e* tt* tB f/''aage"' ftfjf.fn rterk va(1 « houden; en me: h trtelfjk genoegen verneem ik , dat de Edele Gr: AchtbLecre.iJiurgemeefterea deezer Stad, die teffens onze Burgen Ce--  C 27 3 Coïortellen zijn, die brave mannen daar in onderde-und hebben: waar van dan ook het gevolg is geweefl, dat die Hooft!-' lieden, welke, niet zoo zeer uit laagheid , als wel miffchien uit' al te groote infchikkelijkheid , van dat recht afftand gedaan, en den Hellebaard op den linker fchouder hadden beginnen le draagen, den gedagten Hoofdlieden der twee groene Vaandels wederom van zeiven toegevallen zijn. Ook heb ik hooren verhaalen en verzeekeren, dat zceker Burger-Officier alhier eenen gemeenen Schatter, die den hoed, naar zijne gedagten niet Soldaatiigtig genoeg op het hoofd-, bad daan, den zeiven afgeligt, en vervolgens weederom , naar zijnen zin en welbehaagen, taamelijk ouzagt op het hoofd ge-- drukt heeft: Edoch, dat deeze Schutter, die waar- fchijnelijk van geen graauw papier zal geweefl: zijn, dit arrogant, en voor eenen Vrijen Burger waarlijk beleedigend gedrag van dien Officier juiff zóó, en in dier voegen opvattende, als het behoorde opgevat te worden, hem ogenblikkelijkdaar op, op eenen ganfch niet vriendelijken toon, in fubftantie te gemoetc voerde, dat, als hij Officier de couragedurfde hebben, om zulks nog ééns te onderdaan, hij wecterc zoude, wat hem re doen dond; — en dat hij zig niet moeit verbeelden, een Heer van een agt en twintig; maar een Schutter voor te hebben, die zoo wel, als hij Officier, een* xrije Ncerlands Burger was. De Officier (zoo mij ver- zeekerd is) wien dit antwoord ganfeh-niet liefelijk in de 00- ren klonk, droop dilietjes af; fprak geen woord; en bloosde van fchaamte. Men verneemt wijders, dat onze braave Prinsgezinde Burger-Kaptein, de Heer Van der Boon , voornecmcns is, en reeds zijn belt doet, om, daarliet gewceze Z-^ ijfCorps- alhier de onbefcbaamdheid heeft, om, teegen den uitdrukkelijke!! wil, en de waare intentie van de Ed: Gr: Achtb: Ilceren van de Wet aan , en, niet teegenftaande de geheelc Schutterij zig eenpaariglijk ia den Waapenhandel beffend; evenwel nog,on-> derden naam quaü van Exerciiie-genooafchap, afzonderlijk; tot ergernis van de ftille Burgerij, regts en lings, zwerk\ enje [nap baan op fchouder te fpeclen , nu ook een Oranje-Corps op te rigten, ten einde om, zo dat zoo genaamd ExercitieGenoodfchap eens, in 't geheim, verraderlijke ontwerpen: mogt fineeden, en den eenen of anderen tijd eenen woeden, en beroerenden aanval in den zin mogt hebben, ais dan inftaat te zijn 0111 zulke ruftverftaorers, en oproermaakers met kragt van waapenen te keer te gaan; »«■ voor de Conflitutie te ftrijden; - voor Oranje te vegten; de braave Regenten te befchermen; en de Rechten en Vrijheden der Burgeren te verdcedigen. Ach! dat dit edelmoedig, dital- lerprijzens-waardigft voorneemen deezen wakkeren Kaptein regt ernft ware! dat dit gerucht alzoo der zuivere waarheid «vereenkomflig bevonden wiérde.1 ■ cn dat de uir_- D 5 koiuft  C ) komft; mogt doen zien, dat er in dit Vorftelijk Delft, daar de heilige a.che ven den nooit vol-roemden Grondlegger der Nederlandfche Vrijheid, dien waaren, grootmoedigen Held Willem den l.j nog in de zorgvuldiglïe bewaaring gehouden word, nog veele regtfchaapen Burgers gevonden wierden die van hunne dankbaare Voorvaderen nog niet ontaardzün ' — Eindelijk verneem ik van goeder hand, dat die oude zugt voor üranje,_ uj den getrouwen Dorpeling ook al hoe langs boe meer begind te ontbranden, en dat het aangenaam Overfchie eerlrdaags, door het op-igten ook al van een OranieCorps ^daar van .een allerfpreekendft blijk ftaat op te leveren — God geeve, dat deeze tijding echt mooge zijn! en dat £ a a-]u v. de Waal in den jaare 1780, in het winterfaifoen, als Adelborst van IN10. 9, op zeekeren a"ond de wagt had, het als toen gebeurde, dat een Vrouwsperfoon, die ongelukkig in't water geloopen, en door de Klapwakers er uit gehaald was, van koude verkleumd, door de zeiven wierd in de Hoofdwacht gebragt. P. de Waal, wel verre van eenig meedetijden met dit mensch te toonen, kon veel eer van zijne baldaadigheid verkrijgen haar in ftilte alle de rokken los te fnijden, en haar vervolgens te vraagen, of zij ook een glas biers begeerde? Dit mensch hier beleefdelijk op geantwoord hebbende, ah bet U belieft mijn Beer! en hij haar hier. weer op gerepliceerd hebbende', dat Zij dan maar bij hem zou koomen , zoo ftaat zij op , niet weelende , wat haar wedervaaren was; terwijl haar alle de Tokken van het lijf vielen, en zij alleen in haar hemd liaan bleef. —— Schoon nu dit fieltenftuk door veele braave Burgers verfoeid wierd; zoo waren er echter ook velen, die er in een fchaterenden lach over uitbarsteden; zelfs de com- jnandeerende Officieren toonden er hun genoegen over, 't Welk, natuurlijkerwijze, een fterken voet tot verdere baldaa- digheden geven moest. P. de Waal dan ziende, dat hij reeds zoo veel vrolijkheids door die zoo genaamde grap verwekt had, en het gelach nog gaarne, ware het moegelijk, willende verdubbelen, — neemt een brandende kaars; —> ligt het befchaamd mensch het hemd op, enzeide, G.. d...me! ik moet het eens ter deeg bezien.' — trekt haar vervolgens agterover op de bank; — en rteekt haar de brandende kaars tn eene plaats, die mij de betaamlijkheid verbied te noemen: .... Wie gruwt van zoo eene beestachtigheid niet! Wat dunkt U, mijn Heer! zou dit ééue Haaltje (om vaa D 3 ande-  C 33 ) anderen thans maar te zwijgen) voor de Ed: Gr: Achtb- Wethouderfchap deezer Stad niet .neer dan reede geboeg gèwees, zijn, om, op het dringend verzoek van veele braave Burgo s zoo een atfchuwelnk mensch den rang van Burger-oiclr eeXfe* keUr6n ? e" kan het de" ^ Elzevier or eer ftrekken niet alleen zoo een maak tot dien rang te verhef- fen, maar z.g zelfs nog aan de Heeren Staaten te be- ÏS' °m/iat T^^erer, van de Weth om de al ergeerondfte reedenen hem daar weer van ontzet hebben? — Mij Beeft d ? ^ ^ H?5 ' die het ZClv in beland gezi n Sld ï VrSS ?'°a 6ei? d t0 geva!' een Perfo«>" Pnblfêk gegeefeld en gebrandmerkt is geworden; fchoon hij het maar lond — aa'1 lemand' diC bij dk V00r een h«er bekend V^V'fÈtïl Waad,£jd Va" de See'^eerde Euveldaad v ,J" C? v,nden bi de" Hcer Bèijermaë, No- tans en Procureur op de Wijnhaven - -.s Wat nu Mulder aanbelangd, daar van zal ik niets anders zTZfrl mij' verzeeI^d is, dat hij zich ni on J zien heeft te zeggen , tot geene geringe beleediging voor'de Regeering, (waar van ook miskien*getuigenisfen zouden kunnen b.jgebragt worden) dat, ah bi'door de TVethoudel fchap aangefield was, hij Jen rang van Officier niet zou lebben aangenomen; - ja dal bij or de d. ...r van zou gegei ven hebhen- en dat bi; den zeiven rang alleen daarom"geac- Wat zegt Gij er af, mfjn Heer! is 't al niet ver genoeg ^-komen , als men meer refpect en gehoorzaamheid vooreen MrSk kaptcin dan voor z.jne Wettige Overheid betoond. Waar meede &c. Mijn Heer de Hardloper van Staat! OfSö°n0^het Tij/an ha"en ,eet doet' dat om uwen 7Y,lo°Pte verhinderen, uw Postpaard heeft weggenomen zoo ben ,k egter met bekommerd, dat UWEd: fcfoon reeds m den beginnen gedwarsboomd, en no- veel r^ZrlV^ -ngteitde zijnde, in uw begonnen S Si £ " laar L ft 7a vrii z™ «ard rennen als hijS laat het ftof, dat zi,n moedig Ros, oP de gemeene wecen" ren als nog verblinden, geen nood, mijn Vriend' God en de goede zaak die gij voorftaat, en met alle bezadigdheid onder 't oog der Natie zoekt te brengen, zullen v oei öf la t uwe pogingen ten belle va-n onzen lieven Vont 'doen k ld on hT7 15 6r 0oitJeen ^« wa" jn de u-aarh q tl keldt op de ftraaten , en dat regt is niet doorgaan kan- ia dar ziet^het'if? T b°0Z,e Wijkt' Z«'S tot"en SS z et het is tn deeze onze dagen! Want daar men von--ró, mge jaaren het zig een eer rekende, aan het h^'VL Ora.fjé ver-  C 31 3 verkleefd te zijn, daar word het bij veelen thans eene fchande geacht: En hoe zielgrievend dat voor onzen onfchuldigen Vorst moet zijn, gevoelt ieder in zijne ziele , die Zijn H: ondanks deze donkere wolk , en ten fpijt zijner vijanden' „nog in zijn hart lief heeft; herdenkende de duure verpligting, die wij allen, als inwoonders van Nederland, aan die dierbaare Prinfen bebbben; en raadpleegende met 's Lands Hiftorien , die vervuld zijn met de fpreekeudfte bewijzen dat die Oranje Helden goed en bloed hebben opgezet voor ons Land en onze Vrijheid; Ja niet langer geleeden dan in den jongften oorlog met Vrankrijk, heeft immers die weergalooze Held Prins Willem de IVde vrijwillig zig aangebooden , om het Land uit die benaaude omftandigheden te helpen redden, om zoo veel in hem was toe te brengen, met Gods hulp, tot uitkomst; willende op eigen kosten reizen, werwaards de Staaten van Zeeland, (daar het toen het bekommerlijkfte was) Hem gelievden te zenden. Als ik aan dit alles denke, dan word mijn ziel als van een gereeten ! deels van verontwaardiging, over zulke laage zielen, die het zig een eer rekenen te lasteren, dat ze niet weeten; die raazen en tieren op d*n Prins, Dienze nauwlijks kennen, veel min dat ze iets ten Zijnen laste zouden kunnen bewijzen; die het te veel is,om te onderzoeken, wat er van de zaak zij;—Ja wat zeg ik! die het zelfs niet durven waagen, om iets te leezerï ten voordeele van Zijne Hoogheid, op dat ze tog niet mogten overtuigd worden van het tegendeel; en deels van verdriet over de verregaande verbittering , die er bijkans algemeen heerscht bij het door vooroordeel ingenoomen Volk, die of opgehitst door ijveraars , die zig als eene Hercfiraat op de asfche van Diana's Tempel eenen Naam zoeken te maaken, om was 't mogelijk den verachten Prins geheel te doen tuimelen; ef die uit oogendienst, of belang haar ziel verkragten, en tegen beeter weeten aan, al mede fchreeuwen, weg met deezen! Maar egter,niet tegenftaande dit alles,geloov mij mijn vriend ! dat er nog veelen zijn, ja meer, dan men denkt, die het wel met den Vorst, en de zijnen meenen; ja ik weet, da: er zijn, daar die oude lievde zoo diep geworteld zit, dat ze veel liever met den Prins hun Vaderland en anders denkende vrienden zouden verlaten, dan zonder hem er in blijven: ja' die alle ogenblikken gereed ftaan om den Vorst bij tefpringen" iagevalle zijne haaters de overhand kreegen. Lr zullen er gewis nog veel meer, dan zeven duizend zijn , die hunne kniè'u, voor die ingebeelde vrijheids Baal niet zullen buigen: ja zelfs in die Plaatzen, daar er zeeker weinige gevonden worden , daar zijn de waare aankleevcrs; daar ze zig als fch'uil moeten houden, of opentlijk veracht worden, daar wil er nog zelfs wel d'een en ander vrijmoedig voor uit koomenÜ — Daarom vrees niet! Overal, daar ge doortrekt, hebt gé uwe begunftigers; ja de zulken, daar ge op 't eerfte gezigc bat  C 30 . ■ het reegendeel van zoud denken. Ik weet wel; onze haateri zeggen , dat ons Land met zoo veel tegenheeden bezogt word, is, omdat we, als eertijds Israël, Afgoderij pleegen en wel met onzen Vorst; dog wie voelt niet, dat dit te kinder' agtig is,om zig aan te Itooren?Het past ons beter te zeggenals God Israël bezogt om hunne z'onden van Afgoderij &c ' en zij tot erkentenis en fehuldbelijdenis kwamen , dan verwekte God hun rigters om hun te vcrlosfen: En dit is juist ons geval. Getuigen zij onze Gideon , Willem de Vierde! Ja ook daar in komen wij overeen, dat er geen weldadigheid bij den huize Jerubbaals oïGideons gedaan word na al het goede, dat Hij aan ons Land beweezen heeft. ' Nu dan mijn Vriend ! laat ik u niet langer ophouden»' Wees maar niet verdagen, hoe het ook gaan moge! Staa als een muur, en Itrijdt voor uwen en mijnen Prins en zijne zaak * Verhaast u niet! Gij hebt de tijd wel; het is ook in dezen; Wie gelooft zal niet haasten. Het is de zaak van uwe tegenpartij, om door te draaven, maar niet de uwe; Gij weer immers, dat, toen de Duivel in Judas gevaaren was, de Mond" der Waarheid tot hem zeide, dat gij doet, doei dat haaflelijk; wel weetende, dat, als hij zig lang daar op-bedagt en al wat voor, en tegen was bedaard overwoog* hij dan misfehien tot inkeer komen zou; maar nu moest hij in een dollen drift dienstbaar zijn , om dat van Eeuwigheid beraamd plan te helpen uitvoeren: -- Het ontbreekt ook hun zoo min als Judas, aan geld en hulp; doch Iaat dat zo zijn: de Duivel heeft groot en toorn, om dat hij kleinen tijd'heeftlaat bij u de bedagtzaamheid de wagt houden , en de voorzigtigheid zal u behoeden. Dit is zelfs het geene dat menlchen, die maar eenigzins onverfchillig denken, nog afkeuren m uwe tegenpartij , dat dezelven zoo verregaande bits en lasterziek is; en in u goedkeuren, dat ge zoo bezadigd té werk gaat; niemand te na komende; maar, met kragt van redenen, uwe zaak zoekende aangenaam te maken. Trouwens het voorbeeld van onzen lieven Vorst moet u gewiste lijk daar toe uitlokken: Nu ik moet; doch kan haast niet afbreken. Waarlijk! als ik overweeg, hoe hart het zoo een Prins moet vallen, die, nog zo kort geleden overal met de grootlte hoogagting wierd onthaald , en nu allerwegen het voorwerp van haat en verguizing Is; en hoe zielgrievend het moet zijn voor die Alleraanminnigde Koningiijke Princes dat haar Gemaal zoo mishandeld word; en welk een aaklig vooruitzigt dit moet zijn voor die lieve Oranje Spruiten' — O! dan verlies ik mij zeiven bijnaar in de teederfte aandoeningen mijner zieie! — Vergeef mij toch mijn Vriend! mijne uitweiding! Ik ben met waare hoogachting, U. Ed. L.. Z... S. Te Rotterdam, bij J. HENDRIKS EN, en verder ahSra a i \ Stnijv.  D E HARDLOPER. VAN STAAT. n2 5. Hebben wij, bij het (lot van onz derde Numer, beloovd, om ons, bij de eerst volgende gelegenheid, op het fujet van Zijne Doorlugtige Hoogheid, den fiere Hertog van Brumtsifk , nader en breder te expliceren, dtn wij bij het gezegde Numer, hebben kunnen doen. — tans hebben wij ons nedergezet; om aan deze onze belovte te beantwoorden. > Het (preekt van zeiven , dat, (en dit zal, zo wij vertrouwen , met alle gereetigheid door elk worden tocgeftemd, en dus geen het minste bewijz nodig hebben) indien Hoogstge-' dagte Heer Hertog ooit of ooit van Zijne aanzienlijke Charges antzet; en, zo als men tevens fchijnt te willen, van het Territoir van den Staat geëloigneerd, of verwijderd zal kunnen of mogen worden; die frap, als dan, even zo wel als alle verflandige daden, ondernemingen, gevoelens, en beduiten, op de onzvrikbaarfle gronden moet rustende zijn.— Die gronden nu moeten, in dit geval, enkelijk en alleen gezogt worden of — in de billijke admin 'dlratiè van Recht en Gerechtigheid; — of, in ene tvijzt uitoefening van de voorzigtige voor/chi ivten ener Gezonde Staatkunde : — andere bronnen kunnen hier niet in aanmerking komen. — Wat de adminiftratie van de Jullitie aanbetreft; zal deze bron ons de nodige gronden ter billijking van den gezegden flap opleveren, dan is het onbetwistbaar zeker , dat Hoogstgedagte fleer Hertog zig moet hebben fchuldig gemaakt aan zodanigeen wanbedtijv, of zodanige wanbedrijven, welke Hem niet alleen de voordere geruste posfesfie Zijner hoge 1'osteu, of Eereamptcn; maar zelfs het verblijv op het grondgebied van den Staat heeft, of hebben onwaardig gemaakt; —■ en dat dat n nr.bedtijv, of die wanbedrijven door de klaarde,de overtuigendfle, en onwederfpreekbaarlle blijken buiten allen kans vantwijffel gefield , en volkomen moet of moeten bewezen zijn. — Zonder dit een en ander zou de gemelde flap, we! verre van flegts, enigermate met de adminiftratie der Jujlitie te kunnen over een gebragt worden , in tegendeel ene daad van de a'.lerfchreeuwendfte onrechtvaardigheid zijn. — Dit daa nu zo zijnde, zo moet hier noodzaaklijk de alleree/fte vraag vallen, Wat de Hertog misdreven hebbe, of wat Hoogst deszelvs misdaad zij ? & Heelt  C 34 > Heeft die Vorst het Land verraden? - Smeed hij verdervtake: ontwerpen jpor den Staat ? - Zoekt Hij oVe dlSE? en zo.duur gekogte Vrijheid de hart-ader af te üekenStaar Hij oi zeiv naar het 'Opperde irez.rh nf,„!i u'- i den Prins Erv-Stadhouder in|P«%b»ÏÖS énige verandering in de co.ftitutfonele Regéring van dl Re publiek te wege te brengen? - Legt i lij 'het er op toe om e've ™ckSPa,t 'wCÏ" Van "»s Gouverneni^ te ve. wekken? — Worden de'Burgers door Hem, of van ZJept wegen tegen den anderen in -t harnas gej agd? Beeft Hij de oprigt.ng van zulkeCwy,/,,, of Qtnoodfcbaypen, waar door zo veie partijschappen , zo veel haats en verbitter.ngs, - zo véle verwarringen, onlust n ' moordden, baldadigheden, _ verkwistingen , e, zcvee. armoede veroorzaakt zijn, - beeft Hij, vraag' wij, deze Land beroerende nieuwigheden aangeraden, begunstigdTe?' voorderd? - Heeft Hij den Prins Erv-StadhouTr ooit on verdiend befchuldigd , gehoond, gelasterd! gëKrd óf alle deze icbandlijkc gedragingen in't hijm'elijk a ngemoef *gd , of , daar het >n Z.jne magt was, en daar Hij onder de' duure verpligting lag, dezelve te keer te gaan, openlijk oï geknten? _ Heeft Hij daar en tegen zulke i^S^t m de zaak van den Prins Erv-Stadhouder niet Jver v'en -' tligd , — de Natie tot hare vorige lievde jegens dien Vorsr te rug gebragt; - de go.de Burgerij tegen de heimelijke en ua re bedoelingen der gewapende tzamenipanningen; (den, vtorende Frij-QorpfeH meenen wij) 1 bedoeling d?e n« anders, dan van de gevaarlijklle vooruitzicluen ku i, eu befchouwd worde,! - trouwhartig gewaarfchuwd/en alE wehnenendsr aangemoedigd, wierd, om die bedoelingen 5-, ti ds eer het tejaat zou zijn, op de bes: modglijke wijzè e de: SSh57 'dt m f ^eefebrivten, herhalen wij door de geweldigfte maatregulen in hunnen loop verhinderd ? Heelt Hij brave en welgeintcnt.ionee.de Burgers, aan-ed-an över den onverdienden fmaad, en het bitter verdriet 't welk het voorwerp hunner lievde, den beminnelijke,, OranieForst, ondergaan moest; -en doorvuld met enen dankbaren en Pr.jzenswaardigenzugt voor dat doorlugtig Huis.W n bet zo dikwerf öp den oever van zijnen ondergang gebijt Neder and altops zijnen Redder gevonden heeft, enkellfjk en1 leen , om dat zij hunae oprechte verknogtheid aan dat allèrverdienstehjkst Huis dóór bet dragen van een onfchuldig £?£ jUf»tj*, door bet aanheffen van een vrolijk Vivat OrrJej of doorliet uitboezemen van dien Vaderlandli'evendcn Wensen' ' dat Oranje triumpheren mogt boven zulke woelende Cabalen f£JZi°P dfszelvs ondergang gemunt mogten hebben,-als fchelmen en boozwigten, - als openbare oproermakers, la! ten  C S5 3 'ten bij den kop vatten, in de gevangenisfen flépen, ca zó wel in het Tuchthuis als buiten de Provincie laten bannen, om alzo, door zulk ene Tijrannige geftrengheid, de ganiché Prinsgezinde menigte een fchrik aan te jagen, en den edelen zugt voor Oranje in de boezems van Vrije, en allè.e,m oook. Pranjè Vrij gewordene- Burgers te fmoren? — Heeft de Heer Hertog ooit medegewerkt, of de hand geleend, om Zijne Doorlugtigfle Hoogheid den Here Pfinfe Erv-Stadhouder in Hoogst deszelfs wettig verkregene Réchten en Pr«r gatieven te verkorten? — Heeft Hij aan den enen oi'andereri der Naburige Mogendheden enige reden tot zulke gegronde klagten,, en,Zulke billijke vorderingen gegeven, welke van tijd tot tijd al van hoe l'angs hoe donkerder vooruitzigten worden? — Heeft Hij door onderhaudfche konkelarijeu, of door baatzugtjge fmokkelarijen de .Republiek in een allerrampzaligst Oorlog gewikkeld? — Is het de fchufd van den Heer Hertog, dat de Staat, al. niet jaren lang, vopr de rupture met Groot- Britannien , zo wel te Land, als ter Zee, in een geducht postuur gebragt, en aldus aan beide de zijden, daar het zelve voor vijandelijke aanvallen bioot ligt, in veiligheid is gefield geworden? — en heeft de Heer Hertog de aller* heiUaauilie. Propofitieu , door Hoogstgedagté Zijne Öddxiugtigfte Hoogheid, ten dezen ópzigteh, bij jierhaling.gèdaan op da beuzelagtigfte voorwendzelen, en wel voqrnaam.ïjk* pm voed.zel te verfchafferi aan dat allerongegronst wantrouwen , dat de vernaeerderiug. der Laudmagt te veel gelegenheids aan den Stadhouder zou verlchaffen , om zig van de Souvee rainiteit van den Lande meester te maaken, en onze Vrijheid te onderdrukken, op alle. moogiijke wijzen gedwaisboomd ' — de Hoogst nodige Wapening der Republiek, zo wel terZee als te Land , daar door geheel en al te rug gehouden- . en alzo den Staat,, zo ongewapend als Hij was, san de* Ge» nade of ongenade der TMubuurige Mogendheden overgeladen? ■7- Is er iet van dit alles, waar aan de Heer Hertog zig.hebbë. fchuldig gemaakt? — Antwoord men, —twen! — Welk ja des Hcrtogs, misdaad dan, vragen wij? — men noeme d»ej — en men ftelle de zelve door de conyincantlle, de irrcorochabelfte blijken buiten alle mooglijkheid van contradictie Antwoord men, —ja l Wat is dan bet poinct, waaromtrent de Heer Herteg zig misgrepen heeft? — zig zó, —ZO mis.." grepen heeft, dat Hoogst dezelve niet alleen verdiend hebbe gedjmitteerd te worden , maar zelfs niet waardig zij, dat Zijne vaeten den Nederlandfchen Grond betreden ? — en waar zijn de Bewijzen? waar zijn de klaarjle^ de duebtigfie voldingendfle bewiizenl — Is het nu dat er zodanige,bewtjx;n niet voor handen zijn, (gelijk wij des wegens niet alleen iovit iet hebben vernomen; maar zelfs zeer gerust elk' én een  C 36 > i'gelijk zouden durven uitdagen, om één enig genoegzaam bewijz van zo ene misdaad, welke met het gewilde a'ierfchatidlijkst affront in 't allerminst geëvsnredigd is. regen den Hére Herrog te produceren) — dau kan het ook door niemand on'kend worden , dat de adm:ni(lratie van de Juflitie Voor de demisfie en de verwijdering vart den Hére Hertog in 't allerminst niet kan militéren; ja zelfs vcor het tegendeel ten alleriterkfte pleiten moer: — en dan vragen wij met dien e~nst en nadruk, welken het belang, dat ieder Vrij Burget daar bij heeft, ten frerkfté vorderd; — waarom moet dan Ho&gst gedagt* Heer Hertog, zo onfchuldig, als Hij is, of ten minste zo onfchuldig als Hij als dan, naar Rechten, moet gehouden worden, niet alleen van Zijne Hoge Ampten ontzet, maar zelfs, in effecte, als den fnoodflen fchelm, buiten het geheel grondgebied van den Staat gebannen werden? Om Staalkundige redenen zal men ons wel ligt hier op te gemoete Voeren: en in déze vooronderftelling, zullen wij dan Ad, in de tweede plaatz, met alle onzijdigheid onderzoeken, of de gezonde Staatkunde maar énen enkelen grond aan de hand geevt, waar door het dimittéren , en verwijderen van den Hertog flegts ene gedaante ener verftandige daad zou kunnen aannémen. Dan; — voor en al eer wij alhier tot een gedetailleerd onderzoek overgaan, zullen wij eerst dezen algemenen, en ontegenzeglijken regel , welken wij in het derde Numer van dit onz weekfchrilt reeds hebben aangeroerd, alhier vooraf dienen vast te Rellen :( want er moet, in alle gevallen, altoos, ten allerminste, éëN zeker principe, 't welk niet kan worden ontkend, of tegengefproken, aangenomen worden, indien men niet geheel en al, zo als meta zegd, in den wind fchermen, en geenen voet géven wil, om alles, — volftrekt AU.es te kunnen contradicéren) — en dit principe, of deze alseméne regel beftaat hierin, dat, zonder de allerdringendste voodz ;ak!ijkbeid, de uitfpraken der Staatkunde, öiet voorbij zien van de onzijdige voorfchrivten der aller 11 rictfte lifcbivairdigbcid, voor al in een v-ü Land, daar geene de minste willekeurige magt, ter benddeling of onderdrukking van des .eenijken Burgers Recht en Veiligheid, kan of mag worden geduld , — neen maar, daar het Gezach der Ov rhèden zelve altoos binnen de grenzen van Recht, Wett, en Billijkheid beperkt, en op de onwrikbaarfte gronden moet!,- ja moet gevestigd zijn, geen het minste gehoor verdienen mogen; — dat is, (om zo duidelijk te fpreken ,dat een kind ons begrijpen kan) dat de Overheden des Lands, nochte alle zodanige Kollegiè'n, waar aan de handhaving der Juftitie is toeuetrouv.'d , alleen om der Staatkunde te wille te zijn, één énige  inige daad van blijkbare Onrechtvaardigheid mogen plegen* ten zij, door zodmi <■ ene Onrechtvaardigheid allem,het een of ander dreigend gevaar, 't welk anders onmoogliik, — ONfciooG.ujK zou fetrnnea worden vermeid, zou'afgewenteld, of een fcr'dot heil voor den Staat, 't welk anders, even zo pnmooglf'k zou kunnen worden genóten, zou verkregen kunnen worden. — Wierd deze allerheilzaamfte regel in onz Land nier met alle naaiiwkeürigheid in acht genomen, — dan zou wel haast het Beeld der geheiligde juflitie den blinddoek afgeügt, — den evenaar ontnomen, en het zelve, daar en testen, met alle de bedrieglijke tooiifelen enervalfche, heerschzuchtige , en Tijrannige Staatkunde mogen opgepronkt worden; — dan zou men alie deihoge en lage Juinde Kollegien . ja de frèr'gaderingirh van de Söuv'eraihen des Lands z«l fs, wel dra in S vth- affcbuweliffre mot/fiersherfchapen zien, als waar vo"r den Hozen Krijgsraad heeft weten uit te fchreeuwen, — dan zouden alle die Kollegien, ongetwijfeld met al zoveel rechts, als welgemelden Hogen Krijgsraad, dienen vernietigd te worden . — of zig ten minste zeer gemaklijk den naam van Staalkundige Inquifitte -Raden, of bVillekew rigc Dw'fhget/ttftk Vergaderingen kunnen waardig maken; — en dan zou de braavfte en eerlijkfle burger, alle wiens daden en bedrijven door de reinfte onfchuld beftuurd zijn , geen ogenblik langer van de vredige posfesfie van zijn wettig beroep,— van zijne rust en veiligheid, — van zijne Eer en zijnen goeden naam, — ja van zijn leven zelfs kunnen verzekerd zijndan het een of ander der gedagte Kollegien, misfchieü door één enig nijdig en kwaadaardig Lid opgeltookt, zou kunnen goed vinden, hun van dit alles te gelijk te beroven; dewijl het der lóze Staatkunde toch nooit aan fchooafchijnende voorwendzelen ontbreekt,om zelfs het affchuwlijkst waubedrijv nog enen' aanneemlijken glimp te géven. — Dit dan nu zo zijnde, zo zouden hier de altereerde vragen deze moeten zijn, door welk gevaar de Republiek word gedreigd, waar van de zelve alleen door de demisfié en verwijdering van den Here Hertog zou kunnen bevrijd blijven? of zig, bij voorbeeld, ook enige de mir.fte grond van vreez opdoet, dat door d'ene of andere naburgie Mogendheid het öorlogs zwaard tegen ons ftaat uitgerukt te worden? en of er, aan den anderen kant, alle grond van verwagting is, dat dat zel'.-d; zwaard, door meergemelden flap, nog gelukkiglijk zal. — en volft-ekt door niets anders kan, in de fcheede gcho i'dfcn wo- den ? — Of dat men ook enige rede heeft van bed icfit te zijn, dat, indien de Heer Hertog niet eerlang van Wijfie aanzienlijke Ee'a'npten ontzet, en van het Territoir va. den Staat v.'-wijderd vorde, de ganfehe Natie als daa gereed is om der Stedelijke Vroedfchaps, en Staats VergadeE 3 rin-  C 3« 3 ringen rtormender hand in te fïuiven , en Hoogst deszelvê demistie en verwildering met geweld te eisfchen? dan daar zig aan niemands oog ilegts de allerflaauwlle fchaduw' van zuke of dergelijke gevaren opdoet, zo kan het geenen den minden twijfel lijden, of alle deze vragen moeten dan pok van zelve vervallen. - En wat de zo genoemde ftemme desVoks ofte der Natie aanbetreft, daar fommigc Courantiers en Schrijvers van Weekbladen den mond zo vol van hebben ; wie ziet niet, hoe in 't ooglopend dwaaz, ja hoe belaehlijk het is, zig daar op in dit geval te willen beroepen; daar het toch niemand onbekend kan zijn, dat de Natie zig od het fujet van den Hére Hertog, zó ilil en bedaard houd, als of er nooit iet ten nadéle van dien Vorst gefchreven ware? en dat derhalven dan ook die zo genoemde Stemme des Volks niet anders, dan door die Schrijvers, welke zig even zo se reetig als onverflandig bij aanhoudendheid daar van bedienen gehoord kan worden? — Indien die Schreeuwers eens moeten voorgenomen hebben, om voordiim , in plaatz van de Stemme des Volks of der Natie , de Stemme va» Europa of de Stemme der gebéle waereld (die toch even zo gaauw' ais de Stemme der Natie gefchreven is) in te roepen; zij zouden aan dit hun opzettelijk voornemen , ongetwijffeld met de zelvde volvaardigheid, als mi, beantwoorden• — hoe zeer zij ook in hun hart van het tegendeel 'overtuigd mogten zijn. — Zodanig word het verhand' door de drift beneveld! Om hiér, in 't voorbijgaan, maar één Haaltje'van de deernis-waardige uitzinnigheid van den voornaamden dier Schrii- veren bij te brengen. Terwijl hij bezig is, om niet zijne gewone lompe onbefchaamdheid , het voortreffelijk hoogst wijz, en allerrechtvaardigst Antwoord van Zijne Door'' Hoogheid door Hoogst déiizelven op den 15 Julij laatstleden aan de Heren Gedeputeerden der Steden Dordrecht Haarlem, cn Awftrdam, op der zeiver voordel, ter verwijdering van den Here Hertog , den 8ften dier zelvde Maand aan Hoogst gedagte Zijne Hoogheid gedaan, overgegéven in het allerhaathjkst licht te plaatzen; zo geevt hij (na zig eerst met ziwe pufonile kwaadaardigheid in door hem aldus genoemde billijke eisfchen der ganfche Natie te herfcheppen zo wat afgetobd, en, voor 't overige, zo wat mannetjes in de maan gemaakt te hebben) zijne bijzondere verbaazdheid te kennen over de volgende pasfage, die in het gemelde Antwoord van Hoogst gedagte Zijne Hoogheid voorkomt en waar bi] Hoogst dezelve zegd „ van Oordeel te weezen, dat „ mets van gevaarlijker gevolgen zijn kan, en meer flrijdig „ met de natuur van eene Vrije Rep «bliek is, dan dat iemand, i, al was het de geringjle der Ingezetenen, van een ambt, dan  C 39) „ aan hem wettig gerefereerd, worde ontzet, en van het L Territoir van den St.iat verwijderd, door eene politieke ,', Refolw.ie, zonéer dat aan Hem gelegenheid worde gegi,, ven, om zig van, het gene tegen hem wo> d ingebragt te „ jtj/iifi.éren." Hij is in zijne ziele overtuigd, dat uit den mond der Rechtvaardigheid zelve geen edeler taal zou kunnen voordvloeijen, en evenwel kan dezelve zijne haarlijke en bittere reflexien pnmooglijk ontkomen. — Hij brengt verfcheide voorbeelden bij, waar uit blijkt dat Willem de Hde, Willem de lilde, en Willem de IVde ene menigte Regen ten van hunne posten ontzet, en andere wederom in der zeiver plaatz aangefteld heeft: — Voorbeelden! die, fchoon zij, uit hun waar oogmerk, en in alle hunne omflandigheden befchouwd wordende', zonder tevens de tijden, waarin dezelve gebeurd zijn, uit het oog te verliezen, allen lov waardig zijn, en de doorflaandfte blijken ener hoge Wijsheid met zig brengen , echter van dezen beaddigdeh, en oriztidigen fchrijver ten fte.rkfteyeracht en verfoeid werden I — en evenwel. niet tegengaande dit, geevt hij gansch niet onduidelijk te kennen, dat Zijne Doorl: Hoogheid onze tegenwoordige Prins Erv-Stadhouder , die voetftappen Zijner Doorlugtige Voorouderen, welkehij zelv in die roemrijkeVorften ten hooglte condemneerd, in het geval van den Here Hertog van Brunswijk had behoren te drukken. — wie is er nu, die bij zo ene betoogtrant flegts één ogenblik met bedaardheid blijvt flii ftaan , en er dan niet zo klaar als den dag uit bemerken zal, dat deze mensch of waarlijk niet meer weet, wat hij zegd, of dat hij zig volftrekt voorgenomen hebbe , om alles , wat de Prins zegd, of febri/vt, of doet af te keuren, te laken, en er befchuldigingen in te zoeken, zo al niet regtftreeks tegen Zijne Doorlugtige Hoogheid zelve, dan moge het tegen Hoogst deszelvs Doorlugtige Voorvaderen zijn. — Zeker! indien zulk ene redeneer- en- denkwijze niet in den Post van den N. R. (No. 053) of in dergelijk foortvan fchrivten wierd aangetroffen ; het ware volfïrektonniooglijk, dar ze;fs de begunftigers van dit blad zig, aan den enen kant, over der zelve volflage dwnazheid •<'an lagchen 3 en, aan den anderen kant, overdei zelve kwaadaardige laagheid van de uirerfte veröi.twaardiging zouden kunnen onthouden. — Intnsfchen kunnen wij toch geen ogenblik in twijfFel trekken, of de Schrijver van het gem: weekblad, indien hij flegts de moeite had genomen, om de doorhem goallegueerde voorbeelden maar eens ter loops met het geval van Hoogst gedagten Here Hertog te vergelijken, zou zig, al ware het alleen maar uit lievde voor zijn crediet geweest, w'el foigneuslijk gewast hebben, om die voorbeelden op dit geval van enige de miufte applicatie te maken. (liet vervolg hier na.'') Het  C 40 Het volgend Dichtltukje, waar voor wij des zelvs geëerde Zenderesfe bij dezen onze hartlijke dankbaarheid betuigen, plaatzen wij met zeer veel genoegen; terwijl wij de vrijheid nemen haar Ed:, benevens onze geëerde Correspondenten, welker gezondene (lukken wij in No. 3 en 4 geplaatzt hebben, en wieu wij bij dezen ook onze neufche'dank erkenjcnisfe voor de zelve betuigen, allervriendlijkst te verzoeken, om ons voorder met hunne altoos gehonoreerde correspondentie te willen beguniligen. Ter. 33de Verjaringe van Hare Koninglijkb Hoogheid, Mevr ouwe fREDERIKA SOPHIA WILHELM IN A Cebore Kroon Princesfe van Pruisfcn, Gemalinne van Zijne Doorlugtig/ie Hoogheid WILLEM DE V IJ F D E, Prinfe van Oranje en Nasfau , - Erv-Stadbtuder, - Kapiein-, en - Admiraal Generaal der Perëenigde Nederlanden ; enz. - enz. - enz. pen 7de van oogstmaand' 1784. Een Parel aan de Kroon van't roemrijk Nederland; Een vasten (Irik van den gewenschten Eendragts-band; Een zuivre Voedtlervrouw der Vorstelijke telgen; Een Steun der Vrije Maagd; — Een Toeverlaat der Belgen ; Een teedre Echtvriendin, zoo deugdenrijk, als fchoon; Een Goddelijk gefchenk van 's Allerhoogflen throon; Een lijdzaam, ned'rig, wijz, godvrugtig, zédig voorbeeld ; Een Deboravoor'tLand, die de Eendragt meest bevoordeeld ; Een Edele Prinfes, wier onfchuld nijd braveerd; Een Vrijheids Judith, die den Godsdienst hoogst waardeerd; Een Hoogst doorlugteVrouw,—de Bloem van't oudGermanje ! Een Puikjuweel in trouw aan 't Vorstlijk Huis Oranje; — Een Leid-Ster voor het Volk, die God en Vrijheid mind; Een Eer voor Bato's Kroost, waar d' Armoe toevlugt vind ■, — Die op deez dag een nieuwen Jaarkring mag beginnen, Is grooten Fredrks Nicht, Vorst Wil'j.em's Gemalinne. — B. R. Te Ketter dam, bij J. II END RIKSEN, en verder alóm a 1 | Stuijv.  HARDLOPER. VAN STAAT. Vervolg van N". 5. Dan, — om tot die voorgewende Stemme des Volks nog eens te rug te kéren: — Gefupponeerd voor een ogenblik, dat er waarlijk een morrend misnoegen ten aanzien van Hoog gedagten Hére Hertog onder de gehele Natie befpoörd wierde, en dat de begeerte, om dien Vorst van Zijnen Post ontzet, en van het grondgebied van den Staat verwijderd te zien, onder het volk zó algemeen ware, als men die bij mooglijkheid zou kunnen Hellen; — zou dit dan nog wel ene rede van Noodzüaklijkbeid kunnen zijn, om den Hére Hertog niet alleen te dimitieren, maar pok van het territoir van den Staat te eloignércn, en alzo der heilige Gerechtigheid ene allergevoeligfte kneuzing toe te brengen ? — Neen zeker! En waaromniet? — Omdat dat onredelijk misnoegen dan nog geenzins van dien aard zou zijn, dat er enig het allerminst gevaar voor den Lande uit zou te duchten wezen? en, fchoon men al eens wilde (lellen, dat er door den tijd wel enig gevaar uit zou kunnen prosluè'ren, dan evenwel da: gevaar dezen verregaanden (lap met opzicht tot den Hére Hertog nog in genen dele zou noodzaaklijk maken, aangezien het geenzins aan een gefchik: middel ontbreken zou,om het onredelijk gemor, 't welk hier dan alleen als de oorzaak van dat gevreesd, fchoon bersfenfcbimmig , gevaar zou kunnen aangemerkt worden, in tijds uit de boezems vari het volk radicaal uit 'te roojen, en, alzo, dat ■\ev'iai ■ zclv dan ook geheel en al voor-te-komen. — Bij voorbeeld! indien , in het vooröndcrfteld geval, de Héren Staten der Zéven Vrije Gewesten door alle de Couranten eens in f bltantie déden publicéren, dat Hoogstdezeive vernomen haddén'-, dat er een algemeen misnoegen tegen den Do'órlugtigën i'erfoon van den Hére Hertog var. lïruuvti-iik onder het volle ware opgevat: —dat aan Hoogstdezeive echter geen de minfle grond tot zulk een misnoegen ware voot gekomen: — dat echter Hoogstdezeive niet konden ontveinzen, in't begrip tezijn, dat zulk een algemeen tremor niet wel zou kunnen veroorzaakt worden, zonder dat hier of daar het een of ander perëxemptoir bewijz van fchuld tegen Hoog gedagten HereHertog, 't welk tot dus verre voor Hoogsrgedagte Héren Staten ware verborgen gebleven, ontdekt, en voor handfn» ware: — dat Hoogsigemelde Héren Staten, aan den énen kam. F het  C 42 ) het Recht, en de Gerechtigheid, in gevolge Hoogst der zeiver dure verpligting, moetende behartigen , en , aan den anderen kant, den vrijen Ingezetenen des Lands zeer gaarne, zo veel ais met die dure verpligting begaanbaar zij, willende genoegen géven , uit dien' hoofde , aan elk en een iegelijk, die vermeende iettves ten nadéle van Höofi gedagten Hére Hertog te kunnen inbrengen , gelasteden, om zijne gegronde poincten van bez-.vaar, of befchuldiging tegen dien Vorst, onder zijnen eigen naam, binnen enen zekeren bepaalden tijd, in te brengen : — dat Hoogst gemelde Héren Stateu intusfehen alle de gedragingen en verrigtingeu van Hoog gedagten Hére Hertog, van Hoog deszelvs overkomst in deze Republiek sf, tot NU toe, met alle naauwkeurigheid onde-zojken ; — vervolgens, de ingebragte hezwa-- m, of beich-iidigingen tegen Hoog gemelden Vorst met de zuiverdeonzijdigheid examineren; — en einulijk, naar bevind van zaken, langs den ongekromden weg ener edelmoedige Re.'htsoeffening . ene ftütige uitfpraak doen, en aan "t Publiek méde dé'en zouden : — edoch, — dat Hoogst gemelde Heren Staten hangende Hoogst der zeiver deliberaticn over deze zaak, aan alle Schrijvers, en Uitgevers van Couranten, Weekbladen, en andere Gefchrivten wel cxpresfelijk verbekten, om enige de minste, 't zij regtflreekfebe, 't zij ingewikkelde aantijgingen, ofte ietwes, dat maar naar enige verdenking tegen. Hoog gedagten Here Hertog mogte zwérnen, of maar een fchijn van wantrouwen tegen dien Vorst mogt kannen veroorzaken, in hunne Couranten of Gefchrivten te inferéren; en dat Hoogst gemelde Heren Staten, daar benévens, alle- IJerzelvcr Ingezétcnen allerernstigst vermaanden, om zig z«rg+ vuldiglijk te onthouden van alle zodanige uitdrukking..-!), die flegts ene fchaduw van betigting tegen Hoog gedagten Hére Hertog mogten aanduiden: — alles op popne van als openbare lasteraars, eerrovers, en valfche bel'chuldigers aan-' gemerkt, en als zodanigen geftraft te zullen wojden: — wat dunkt U, geëerde en geachte Lézer! zou dit hubmidd-Aje in. het voorhanden zijnde geval niet van een ge.veuscht elléct 2:jn? — Twijffeld men hier aan, — men gelieve zig dan flegts een ogenblik te bepalen tot de Re-folutie van lieren Gecommitteerde Raden van de Staten van Holl: en VVestv: in dato 27 Julij 1784, waar bij " goed gevonden en verllian „ is, dat Heren liurgermeesteren en llegérersder Stéden in „ déze Provincie, alwaar Publieke Nieuwstijdingen worden „ uitgegeven, bij Misfivc zouden worden verzogt, om, ie„ der in den zijnen, de veré'ischte voorzieniuge te doen, „ dat de Schrijvers en Uitgévers van zodanige Nieuwstijdiu„ gen zig foigneusljk zouden wagten van in de zelve te „ plaatzen de Inflructien en Orders aan de Ministers van dezen „ Staat te Bruifel, ten aanzien van de aldaar tans verhandeld ' m wordende dilFereuten, gezonden, of enige verdere Hukken s». of  C 43 } , of zakeii deze differenten concernerende; en Voords dé Courantiers van de Haagfche en Zuidhollandfche Couranten ,f bij dezen te gelasten , zig insgelijks te abltinéren van in hun„ nc Nieuwspapieren de voorfch: Inftructien en Orders, of ,, enige (lukken of zaken, de voorfch: differenten concerné„ rende, te (lellen:" — en men vrage dan zig zeiven, of deze Refolutie niet terflond heeft tc-wege-gebragt, dat zedert in geen één Nieuwspapier van de differenten tusfchen Zijne Keizerlijke Majefteit en de Republiek enige de minste mentie meer gemaakt is? ja zelfs, of men zedert de gezegde Refolutie, van de gemelde differenten, (altans op publieke plaatzen) wel fchier een woord beeft hóren fpreken ? — dan zullen wij, op onze beurt, de vrijheid némen van te vragen, Waarom wij dan ook van ene dergelijke Refolutie , met betrekking tot Zijne Doorl: Hoogheid d;n Here Hertog van Bruf.swijk, door de Heren Staten van elke der Provinciën genomen, niet met grond een even zo gewenschte uitwerking zouden mogen verwagtcn? — En wierd er, op publieke plaat/.eu , niets ten nadéle van Hoog gedagten Heer Hertog meer gefproken; — wierden er vooral in Couranten, Weekbladen , en afzonderlijke Brochures geene haatlijke onwaarhéden, en ongegronde vermoedens, die dikwerf ter goeder trouwe aangenomen worden, en niet Zelden de veldénkendften, bij gebrek aan bétere en echtere informatien, misleiden, onder liet Volk verfprcid; — wierd intusfehende Kaak van Hoog gedagten Heer Hertog door , of van wegen de Hoge Overheden des Lamls zelve, met even zoveel onzijdigheids, als ernsts en nauwkeurigheids onderz 'gt; — efl kon de Natie zig gerust (lellen, dat des wegen3 ene rechtvaardige uitfpraak gedaan , en dat de zelve tevens aan haar zou worden bekend gemaakt; — dan dunkt ons, dat niemand met enigen grond zou kunnen cegenfpreken, dat, hoe algemeen men het gemor, of misnoegen tegen den Here Hertog ook zoude willen (lellen, het zelve echter als dan van zeiven verdwijnen zou. — Dus vertrouwen wij klaar en overtuigend genoeg bewézefl te' hebben, dat zig zelfs geen fchijn van vreez opdoet voor Zulk een eminent gevaar voor den Staat,'t welk alleen, —cri niet anders, d.tn, — door de demisfie en verwijdering van Hoog; gedagten Here Hertog zou kunnen voorgekomen worden, erl dat, bij ene allerwettigfle gevolgtrekking, zulks dan ook. in dit geval, onmoogiijk d lof de Staatkunde als ene rede vin modzaa/clliibeiil kan worden aangevoerd. —Tans zal er der* halven nog maar één Politiek voorwendzel ter billijking van dezen (tap overfchieten na-.imiijk; —dat het dimittcren. en verwijderen van den Here Hertog den Lande, of des z.lvs Ingezétcnen, een groot heil, — een heil! dat langs geenert anderen weg, of door geen andermiddel zou te verkrijgen zijn, — aanbrengen zat-, en dat gevolglijk die Stap, hoe onrecht» F si Vaar*  i- t« C 44 ) vaardig hij, oP zieh zelve, ook zijn moge, echter, meteen SSSS iSü.g bcfchord rrJende' v'n de 35*Tnood. zaaun kheid is: — en dit is het poinct, 't welk ons dan n,r vervolgends zal te onderzoeken liaan. -1 U Dan; — zullen wij in de mooglijkheid zijn, om des wc gens een geregeld onderzoek te houden; het fp eek" van zet ven, dit w., dan voor-af, bepaaldlijk dienen fe we en waa .n men dat voordeel, 't welk men zig van de deSJ en verwijdering van den Here Hertog, 't zij voor den S aat oo z-g zeiven, zij van Lailds tnfezétet/en n «Mt °P ven, gezogt wil hebben: - en dit geert ens dan -namut hjker wijze, van «elven aanleiding, om hier te vragen" tn toch bepaaldh,k dat nut, of dat heit, '/ weTmen zol Nol\TTe\'an t" ">eerSem- S<«P ^naan7en vZ boften? S Hert°g U >'ft«*« Z Hpna!4-bijH°0rbce'd' d0or lle dcm!sfie en verwijdering van den Here Hertog tc-wege-gebragt worden, dat de Staaf eerlang zo we van ene geduchte Armee, a s van ene"iriikê Vloot voorzien, rake, ten einde de Republiek zig do0 Se der naburige Mogendheden zou behoeven te laten dw n 'en of zig de wett te laten voorfchrijven ? - Neen -Zuil™ die binuentandfche Onlusten, dij hevige pa i fchappe e„ Verdeeldheden, welke al hoe langs hoe meer, nie tnsfehen ït»*p^*'™; maar tusfehen Vr >5 en £ai/i-/W»,-Ge*nden, allerwegen beginnen plaatz te vnden door meergemelden Stap to: bedaren gebragt, vereffend en mt den weg geruimd worden? - Neen zekf - dTwaar» tïïST •rwedr7?n'DSA T Wel bevroedende het b£ har enket, t welk Zijne Doorlugtigne Hoogheid ongetwiif- Sn n"ftaetena.Êe;0elen'J'Uli^ h« ^AndTSl van, in cltecte, als enen eenózen Misdadiger van het Grond- Vol w?erdfaa^ " ^ Vénen onfchnld£ Vorst wierd aangedaan, die Hoogst den zelveu, van kindsbeen af, tot énen getrouwen en lievde rijken Vader aft eh heelt en waar aan Hoogst de zelve door de téderfte ba den zo wel enernaauwe vermaagfehapping, als derzuiverfte en oPrechtte vr.endfchap zo zeer verbonden is; -de wSbenunt naren van den Prins , herhalen wij, in het fmartlijk Siet htt doorlugtig voorwerp hunner lievde en hoog achtingdoor he onverdiend verwijderen, en dimittéren van ZO éneVomve" oorzaakt, een hartlijk deel némende, zouden, buiteS fpraak, (altansnaar ONZ geringdoorzigt) doorzXene wlSkeurige, en voorZijne: Doorlugtigfte HooVheidzo wel,als voor Hbo* gedagten Here Hertog, allergrievendfte handelwijze aï hoe langs hoe misnoegder worden, en hunnen welmenende*i ver voorden dierbaren Oranje torst al meer en meer in 't openbaar beginnen ten toon tefpreiden; terwijl zelfs hun bil i°k en g£ giond misnoegen daar door wel een ligclijk C't welk God verhoede 0  C45) de!) zou kunnen overflaan tot die zelvde hevige en verwoedt verbittering, waar van de Antt-P rim-gtzinden al zo véle doorflaande blijken hebben opgeléverd; — en wie moet dus niet overtuigd zijn, aat de meergemelde Stap ten aanzien van den Here Hertog, wel verre dat daar door iet het allerminste tot herftelling van de rust en eensgezindheid onder den Burger zou worden toegebragt, integendeel, veel eer Ilrekken zoude , om het vuur van twist en twédragt onder de Burgerijera al hoe langs hoe fterker aan te blazen, en de fcheuringen al gróter, en nog gróter te maken? Wat zal dan nu het heil of voordeel van de demisfie en verwijdering des Hére Hertogs moeten zijn?— Zal er door dien Stap wórden uitgewerkt, dat, indien men eens gewoon mogt zijn, de onpartijdige handhaving van bet Recht, op deze en gene plaatz in de Republiek, geweldiglijk te krommen, oogfchijnlijk te kreuken, en onherftelbaar te lebenden, voordaaii die voorname flut en (leun van der Burgeren Vrijheid en Veiligheid met behoorlijke onzijdigheid, en zonder enig aanzien van perfoon, zal worden in achtgenomen, zódanig, dat wanneer zelfs de geringde ambagtsman genoodzaakt ware tegen de gehèle Regéring ener aanzienlijke Stad, of tegen ene andere hóge, 't zij politieke, 't zij kerkelijke, Vergadering Proces te voeren, en het Recht aan zijne zijde had, die geringe mensch dan ook openlijk in 't gelijk gefteld, en die ganfche Regéring, of die gehele Vergadering, daarentegen dan altoos, naar drictheid van Rechten, anderen ten exernple, gecondemneerd zoude worden? — Neen' hier zien wit ook a. geene t'zaamenhang. — Wat dan? — Zal' dan door het dimittéren, en verwijderen van den Hére Hertog veroorzaakt worden, dat die Gemene middelen , daar de lage Burgerflaat (die altoos het grootite gedeelte ener Natie uitmaakt) het meest belang bij heeft, (zo als het middel van de Ronde-maat, bei Gemaal, ae Tvrv, het Bier, bet Beesiiaal &c.) zo veel mooglijk, ten aanzien van 's Lands Impost, verminderd en daar en tegen die Geméne middelen, welke het meest door den gegoeden Burger, en door de Aanzienlijken in den Lande gebruikt worden, en die de Ambagtsman geinakiijk zou kunnen ontberen, — verhoogd zullen worden; of dat anders de vermindering van 's Lands kasfe , doer de vermindering var* de gemelde Gemeeue middelen te wege gebragt. zal vergoed worden, langs zulk enen weg. of door zulke middelen welke meer over de fchijven van de beurs derPcrmóeende«rt Aanzienlijke Ingezétcnen van den Staat, dan wel over die der fóoere vruchten van het zweet en bloed der//w^/j-en-andere- Mingegeede-lieden, (die toch geen goed, gezond en verfterkend voedzel ontbéren, nochte van koude verkleumen kunnen) lópen zouden? — Neen! toch niet!— eris niemand die ons enig het allerminst verband tuslchea de demisfie en verwijdering van Hooggedagten Here Hertog, ea tnsfeken zodaF 3 iiige  C 46 ) aige alicrwenschlijkfte veranderingen, en (naar onze begrippen) aller heilzaamfté verbéteringen aantonen kan! — Wel wat zal dan toch in Vredesnaam! —hetheil, ofhet voordeel moetenzijn, 't welk het dimittéren en verwijderen van den Hére Hertog't zij aan den Staat, 't zij aan 's Lands Ingezétenen fchenken zoude? Dit, — dit zal het heil, dit zal het voordeel van dezen Stap zijn, zal ons misfehien wel ligt d'een of ander niet-welfaerédeneerde, en flegts oppervlakkig denkende Politiek hier op antwoorden; — DiT zal het heil of voordeel van dezen Stap voor de Republiek zijn; — naamlijk: — Men weet, zaï men mooglijk zeggen, dat véle Léden van de Regering een fterk misnoegen tegen het beftuur van Z: D Hoogheid, als Admiraal Generaal van de Unie, gedurende de rupture met Groot Biitanje, hebben opgevat. — Dit misnoegen nu (zal men voordgaan is enkelijk en alleen ontdaan uit een groot wantrouwen, 't welk men tegen Hoog gedagten Hére Hertog van Brumwijk heeft weten te verwekken, en't welk die Vorst heeft verdagt gemaakt van zo veel invloeds op den geest van Hoogst gemelde Z: D: Hoogheid te hebben, dat Hoogst dezelve alle des Hére Hertogsraadgévingen maar blindIijks opvolgde, en alzo 's Lands waare belangens uit het oog verloor. — Zo lang nu dat misnoegen tegen Hoog gedagte Z. D: Hoogheid blijvt plaatz grijpen, zó lang is het ook onmooglijk dat men het hoog nodig vertrouwen tusfehen Zijne Hoogheid en de Léden van de Regéring kan herlïeld zien.— Maar het is ligt te denken, (zal men al voorder redenéren) dat dat misnoegen zó lang zal blijven aanhouden, tot dat de waare oorzaak daar van volkomen uit den weggeruimd, dat is, tot dat de Heer Hertog van B-unswijk geheel van het Grondgebied van den Staat verwijderd is; —en, bijgevolg, zal dan ook het hoog nódig vertrouwen tusfehen Z: D: Hoogheid en de Léden van Staat onmooglijk kunnen herlTeld worden , zo lang de verwijdering van den Here Hertog niet daadlijk gefchied zij: — Terwiil, integendeel, die verwijdering actuè'el gedaan, en aldus de oorzaak van het meergemelde misnoegen weggenómen zijnde, het zo gewenscht vcrtiouwen tusfehen Z: D: Hoogheid en die Léden van Staat, welke enig ongenoegen of mistrouwen tégen Hoogst den zeiven mogen opgevat hebben, wederom van zeiven"harléven zal. — Zie daar, Lézer! het fterkfle argument, dat voor de demisfie en verwijdering van Hoog gedagten Hére Hertog bij enige mooglijkheid kan worden aangevoerd,in alf zijne kragt voorgeftcld. — Dan, — wat zegd het nog? — Niets! — Vraagd men; waarom? — Wij antwoorden; omdat het middel, 't welk men hier wil geappliceerd hebben, te weten» bet dimittéren , en eloignéren van Hoog gemelten Heer Hertog , geenzinsgefchiktis, om het oogmerk, dat men bedoeld, naamlijk, de herftelling van bet hoog-t nodig vertronwen tusfehen Zijne Detrl; Hoogheid den Prins Erv-Stadbouder en tas-  C 47 ) tusfehen de Leden van Staat, er door te bereiken : —en wij vleijen ons niet vele woorden nodig te zullen hebben, ora elk daar van te overtuigen. Zou het dimittéren en verwijderen van den Here Hertog waarlijk dat effect of dat gevolg hebben, 't welk men er zig van fchijnt te voorfpellen, dan zou het vast en zeker moeten, zijn, dat Z-. O: Hoogheid, zo dra de Heer Hertog zig buiten het grondgebied van den Staat zoude bevinden, als dan terffond een geheel ander Politiek Sijstema zoude aannemen, als Hoogst dezelve tot dus verre getoond heeft geamplecteerd te hebben ; en dat Hoogst dezelve zig voordaan in allen delen, zoude fchikken naar dq gevoelens van die Staats .perfouen ,. welke enkellijk en alleen., omdat Z: D: Hoogheid met huu in féntimenten verfchilde, en hunne begrippen iH alles niet konde volgen , een misnoegen en wantrouwen tegen Hoogst den. zelven hebben opgevat. — Buiten zodanig ene verandering van Zijner Hoogheids Staatkundig Sijstctna fpreekt liet van, zelven, dat dat eigen wantrouwen en misnoegen, 't welk* reeds ai zo lang ongelukkiglijk gefublilteerd heeft, ongetwijf-. feld zoji blijven 1'ubliHéren, hoe verre de Heer Hertog zig qok van het territoir van den Staat mogt verwijderd hebben. ■—--Of zou men bij enige mooglikheid kunnen Hellen, dat de> Leden van de Regéring, weike enig misnoegen of wantrouwen tegen den Prins Erv-Siadhouder, mogen hebben op-. ;£evat, die zelvde gevoelens en gedragingen, welke zij in Hoogst den zelven hebben afgekeurd , zo lang de lieer Hertog zig binnen- de Repub iel; ophield, eu welke zij als toeu attribueerden , alleen aan enen meer dan betaamlijken invloed , dien zij -zeiden dat Hoog gedagte Heer Hertog op den Geest van Z: f): Hoogheid had; of welke zij niet anders aanmelkten, dan als verkeerde raadgevingen van enen ontrouwen Raadsman; —zou men met enige mooglijkheid k.innen Hellen, behalven wij, dat zij dan die zeivde gevoelens en ' gedragingen , zonder enig wantrouwen of misnoegen , in, Hoogst gedagw Zijne Hoogheid zouden goed keuren,zo dra d« ïleer Hertog zig maar van het grondgebied van den Staat verw-jd.»rd had? — Neen zéker! want dan zou men een openbaar bewijz geven, dat men het geenzins op de fnii-, ihcnten en raadgevingen van den Here Hertog; maar opdien Forst zelven had gemunt: —' dan zou men voor het oog der gehele waereid tónen alleen met enen per-fonélenonverdienden haat, zonder enigen grond daar voor gehad te hebben, ingenomen geweest tq zijn: — dan zou men openlijk doen zienniets anders bedoeld te hebben, dan Hoog gedagten Heer Hertog, met een opzetlijk voornemen, aileen uit ene kwaadaardige vervolg zugt, den voet te ligten , en een aderfchandlijkst affront aantedoen; — en wie ziet niet, dat zulks den Leden van de Regéring, wel verre van tot enige Eer te flrekken, i:i tegendeel, zelfs nog bij de late Nakoomlingienap, eaen  C 48 ) enen onuitwisbareri fchandvlek zoude aam-rijven? Het kan derhaiven niet ontkend worden, dat, indien door het dimittéren en verwijderen van Hoog gedagten Here Hertog ene gewenschte heritelling van het vertrouwen tusfehen den Prins Erv - Stadhouder en tusfehen de Leden van Staat zoude veroorzaakt worden, Hoogst gemelde Z: D: Hoogheid dan ook geheel van Sijstema veranderen, en bij alle voorkomende gelegenheden zou tonen moeten , NA de verwijdering van Hoog gedagten Here Hertog gansch anders te denken, en te handelen, als Hoogst de zelve, gedurende des Hére Hertogs verblijv binnen deze Republiek, altoos gedaan heeft.— Dan, wat mensch , wiens verflandlijke vermógens niet geheel en all verdwaazd zijn,zal flegts enige de minste fchaduw van waarfchijnlijkheid kunnen aanwijzen, dat zo ene verandering van Sijstema, na dat Hoog gemelde Heer Hertog zig van den Nederlandfchen Bodem zou verwijderd hebben, bij Zijne D: Hoogheid den Here Prinfe Erv-Stadhouder zou plaatz vinden? Daar er dan geene de minste bepaalde befchuldiging tegen Hoog gedagten Hére Hertog ingebragt, veel minër bewezen word; — daar het dus ene alleronrechtvaardigrtedaad zou zijn, een onfchuldig, eerlijk Vorst willekeurig van zijnen Postte ontzetten , en , in effecte,als een 1'chelm te" bannen; — daar zig vervolgends nergens enige fchijn van vreez opdoet voor een zodanig eminent gevaar, waar voor de Staat nog gelokkiglijk door het dimittéren en verwijderen van den Here Hertog, en door geen énig ander middel, zou kunnen beveiligd blijven; — daar men ook al geen het allerminst vooruitzigt heeft, om door zo ene daad van verre gaande Injuftitie het een of ander groot Heil of Voordeel voor den Lande, 't welk anders onmooglijk zou te verkrijgen zijn, zou worden uitgewerkt. — en daar er dus nergens enige kwelling ener dringende noodzaaklijkheid gevoeld word, om zulk een op zig zelven onverantwoordlijk ftuk te plegen; — zo concludéren wij dan nu ook, en, zo wij vertrouwen, op goede gronden, dat de demisfie en verwijdering van Hoog gedagten Here Hertog nochte met de goede handhaving van RecLt cn Gerechtigheid, — nochte met de voorzigtige voorfetriften ner gezo'n de Staatkunde zou kunnen worden overeengebragt. — jamaar, zegd men misfehien, bet Souverain welbehagen. of de uitoefening der Souveraine magt van den Staat is hier alleen genoeg: — de Heren Staten der Zeven gewesten hebben alleen maar tegen den Here Hertog te zeggen: 14 ij hebben u niet meer nodig; en hier mede is alles afgedaan; — zonder dat Hoogst gemelde Heren Staten in 't allerminst gehouden zijn om van zo éne aanzegging rekenfehap te geven. — De plaatz ons nu ontbrekende, zullen wij, bij ene volgende gelegenheid, deze tegenwerping oplosten. — Te Rotterdam, bij.J. HE ND RIKS EN, en verder alom a 1 \ Stuijv.  HARDLOPER VAN STAAT. No. 7- Vervolg en Slot van N°. é. Schoon wij, voor ons, niet kunnen ontveinzen, zeer in twijfel te trekken, of het 'wettig gezach van de lieren Staten der onderfcheiden Provinciën (wij zeggen het wettig gezach; want tegen een willekeurig, of eigendunkliik gezach valt niet veel in te brengen) zig zo verre uitftrekt, om een. eerlijk man, wie, of hoe hoog of laag in rang hij ook zijn moge, zonder énige duchtige réde van bezwaar, bepaaldlijk, en op grond van de klaarfte en zékerde bewijzen, tegen hem te kunnen inbrengen, van zijn ampt te kunnen ontzetten; en fchoon wij zeer wel zouden urven daande houden, dat zulks altans met de uitfpraken van Recht en Billijkheid niet zou kunnen overeengebragt worden; voor all niet, wanneer zulks gel'chiedde op ene wijze, die maar enigermate fletiisfant ol onteerende voor zo een onfchuldig man zoude zijn; terwijl v ij tevens wei voor de vuist willen betuigen van fentiment te zijn, dat, indien de Overheden des Lands megten goedvinden , den enen of anderen hogen of lagen Post, bij het leven van des zelvs tegenwoordigen eerlijken bekléder, geheet en al te vernietigen of af te fchaffen , zulks dai altoos-behoord te gefchieden pp zó ene manier, waar door die brave man geen het minde nadeel, nochte énige kneuzing of kwetzing aan zijne Eer of zijnen goeden naam zou kunnen kómen te ondergaail: _ zo zuilen wij echter, om alle onnodige yerfchillen alhier te vermijden, voor een ogenblik toeüaan, dat de magt der Héren Staten op ditrefpeft, in 't algemeen , zó volftrekt en onbepaald is, als men die zelv zig geiievd te ïmaginéren; — maar dan ontkennen wij nog wel dégelijk, dat die magt, in V bijzonder, met opzigt tot Zijne Doorl. Hoogheid den Here Hertog van Brunswijk, behoudens, naamlijk, de beginzelen van eerlijkheid, billijkheid, en trouw, door dc Héten Staten der refpeative Provinciën (onder reverentie) zou kunnen of mogea uirgeoeffend worden: — En zulks om deze twé alles-afdoende rédenen. . - i°. — Als de Koning van Engeland, in den jare 175,6, ter oorzake van het Oorlog, 't welk tusfehen Hoogstgedagte Zijne Majesteit en de Kroon van Vrankrijk, en tusfehen het Huis. van Oostenrijk en den Koning van Pruisfen begonnen was,  C 50 ) liet nodig had geoordeeld ene gecombineerde Armee yan Hanoverfcbe:, Hesfifcjie Brutmvijkfcüe, en andere Ö van de Dun che Stenden, aan den Neder-Rhyn te forméren ömWestphalen en de Duidche Staten van Hoogst geda«en Lonmg van Engeland te dekken , vo„d Zijne Groot - Oritannifche Majesteit goed, om het Commando daar over aan Hooe gedagten Hére Hertog niet alleen aan te bieden; maar zelf* •He moogiijke infttntien te doen, om Hoog den zelven tot het op zig nemen van het Commando over die Armee te bewégen.—Wat doen nu tic Meren Staten defRifheéHve Provinciën 1:1 _d,t geval? _ Zij némen déze zeer aanmerklijke Refolutie n dato 23 September 1756; „aar bij Hoogstdezeive zig onuer anderen, In deze bewoording uitdrukken, . daoHare „ Konmglijke Hoogheid zou worden verzogt, om aan den " ™? -forke (destijds Minister Plenlpotentiaris „ Zniier Groot-Britannïfche Majesteit) te rebrefentéren de „ zwarigheden , dewelke in het gedane verzoek en de iuöari" \Tn T fine Majesteit gevonden wierden , en „ (KB.) de noodzaakh;kheid 'én importantie voorden Staat „ en voor Hoogst dezelve, dat de Heer Hertog van Bruni, „ wijk zig van nier niet kwrime te abfentéren; en voords aan " d.e';'iereHe''tBg te verzoete», zig op de beste en convena„ bet/te wijze te excufirtn van bet Cómmandement en Chef ,, aan Hoogst denzelven geofereerd:" — Terwijl Hoog gedagte Heer Hertog aan zijnen kant, toen ook wel de goedheid iieett willen hebben, 0111 aan dit verzoek allerguufligst te voldoen, en alzo een zeer lüifterrijken Post. alleen ten gevalle van deze Republiek, te laten varen. — (Men zie het Kort Voorstel van het gene èmtrent den overgang van Z. H. den hére Hertog van Brunswijk in den dienst van de Republiek ts voorgevallen; pag: 11). Wie is er nu, die niet volftrekt alle redelijkheid heeft afgelegd, en er dan nog flens den ailergeringften fchijn van billijkheid in vinden kan, om enen Vorst, die zig niet alleen, op de dringendfte verzoeken, met zeer veel moeite heelt laten bewégen , om alle de lii -omflen van Zijne Hoge Eèrampten in het Duitfc!^ Keizerrijk vaarwel 'e zeggen, en in dienst van dezen Staat over te gaan; maar zelfs voor de aanzienlijkfle Charge, Hem naderhand ten 1'erkftc opgedrongen , op verzoek i ar. ae L'jge Overheden des Lands zelve, edelmoedig te bedanken, alieen om deze Republiek maar vr.a nut te zijn! — om zó énen Vorst, na Zijn Fortuin zo wel, als Zijne edele en voortreflijke zielsvermogens voor de beTShgens van dezen Staat te hebben opgeofferd, — nu, — nu Hij zig in 's Lands dienst heeft afgefioovd, ja oud en grijs daar in geworden is, niet alleen van alle Zijne Ampten te ontzetten, maar zelfs der State.; Bodem geheel te willen doen ruimen? En of dit niet genoeg ware s zo gelieve men zig nog flegts aO  c so 2.) hi de twede plaatz te herinneren de naJrrtküjfte folutien. welke den 8 Maart 1766, zo bij Hun Ed: Gr "Moede Héren Staten van HoU: en VVestv: , als bij Hun lUogMog: de Héren Staten Generaal der Verenigde Vederlanden na dat Zijne D: H: de Heer Prinfe Erv-Stadhotider in de daadlijke Exercitie Zijner Hoge Charges getreden was ten aanzien van den Here Hertog genomen zijn; — en waar bij Hoogst gedagte Hun Ed: Gr: Mog:, na de allerflatteusfte betuigingen van des Here Hertogs gehouden gedrag, gedurende de minderjarigheid van Hooglt gem: Zijne Doofb' Hoogheid, te hebben laten vooraf gaan, met even zo vél» woorden verzékeren „ dat het aan Hun Ed: Gr Mog: altoos 1> bijzonder aangenaam zal zijn gelegenheid te hebben, om de blijken van der zeiver waare erkentenis aan dén da<* te „ leggen. — dat Hun Ed: Gr: Mog: vuriglijk wénfcbën; da* „ (NB), de Staat de heilzame vrugten der gefighatee'rdè „ vei dienden van Hoo^ gem: Zijne Hoogheid {At Heer 1 lèhög!) „ Bij continuatie mag blijven genieten." — Terwijl Hun Hoog Mog:, na ook de allerlovlijklre getuigenlsfen van den Hére Hertog , in de uitgczogtfle termen te hebben uitgê"boezemd, mede met even zo vele woorden zeggen; „ dei „ Hun Hoog Mog: om hunne erkentenis tot den hoogden tot te doen rijzen , hem Heer Hertog ov het vriendlijkst 5, verzoeken , Zijne grote vermogens , bij continuatie* i» ten nl'tte van de Republiek te willen besteedên* i, Hem vcrzéke.rende , dat deze gunst van hunnen kant ;■> altijd met alle tékenen van Hoogachting en affectie voor ., Zijnen Doorl: Perfoon zul/en worden beantwoord." Hebbende Hunne Hoog Mog: al wijders in het verblijv van Hoog gedagten Here Hertog binnen deze Republiek zo veel belang gefield, dat Hoogst dezelve bij ene afzonderlijke Refolutie, mede in dato 8 Maart 1766, hebben goedgevonden cn verdaan, Hunnen tocnmaligcn Extraordinsris Ènvoi é aan het Hor' van Wenen , den Here van Kurmtnia, aan te ich'ri'ven, onder anderen, „ dat Hunne Hoog Mog: door lange „ ondervinding kennis hebbende van de grote en ongemene „ verdienden en bekwaamheden van gemelden Heer Hertö» • ,, en niets meer verlangende, dan Hoogst denzclven in de ,, funftien , aan Hem toevertrouwd , hier te Lande nog lange „ te behouden, oöK met aangenaamheid ontwaar worden „ dat y.ijnc Hoogheid de Heer Prinfe van Oranje gaarne ,, nog enigen tijd van desr-elvs wijzen raad eu adïistentiK „ gediend zoude zijn: dat hij Heer van FiUiinianta de'r„ halven, op de wijze, die hij het convenabe'lle zal vingen „ daar van aan Hare Keizerlijke en Koninglijke Majesteiten „ kennis zal géven, met betuiging, dat Hun Hoog Mog: altoos met dankbaarheid erkennen de goedheid itffc H Hoogst dezelve hebben gehad, te vergunnen, dat Gemelde G 3 u U&f  „ Heer Hertog hier te lande heeft mogen komen ; en dat „ Zij, van wegen de oude goede intelligentie envriendfchap, „ tusfehen Haar, en den Staat fubfifterende, zig vleijen, en ,„ vertrouwen, dat Hoogst de zelve wel zullen willen agre- „ ëren en bewilligen, dat Hoog gemelde Heer Hertog ver- ,, der in den dienst van dezen staat móge CONTINUéREN."— ;Wij willen het zeer gaarne aan het oordeel van elk onzijdig, .bedaard, en eerlijk mensch overlaten, of de Héren Staten der Refpeétive Provinciën, aan den nadruklijken inhoud dezer aanmerklijke Rcfolutión flegts een ogenblik gedenkende , ■poit of ooit, zonder de allergewigtigfle rede, of de gegrondde bewijzen ener verregaande misdaad, met enigen fchijn.van billijkheid en trouw, tegen den Here Hertog zullen kunnen zeggen: fffii hebben U niet meer nodig! — wij vinden goed U niet alleen Uwe Funclien te ont némen; maar U zelfs te gelasten , on: U van het grondgebied van dezen Staat te verwilderen .' — en Wij ziin niet voorémens om U van deze onze Politieke Refolutie énige de allerminfte rekenfebap te géven. — Wat nu die zo genoemde /lelie van Confulentfchap aan.betreft: wij kunnen ons niet verbeelden, dat er een verftandig man zou gevonden worden, die daar uit iet het allcrminfte zou willen tuilen, 't welk de demisfie en verwijdering van den Hére Hertog flegts een fchaduw van billijkheid zoud,> .bijzetten; daar toch dat ftuk zijne volftrekte onfchuldigheid den bedaarden en kundigen beoordelaar, bij de blóte lecture doen in het oog vallen. — 't Zij men immers op bet wezen van die /iele, 't zij op den tijd', waar in de zelve gemaakt is, acht geert; in beiden déze opzigten is de onfchuldigheid van dat ftuk zo klaar en overtuigend, dat het alle bewijz ontbéten kan. — i. — Belangende het wezen dier Acte; — Wat is zij anders, als zodanig ene verbindenis, waar bij Hoog gedagte Heer Hertog, onder cede, beloovd en aanneemt, om zijne ■Doorl: Hoogheid, den Here Prinfe Ervjladbouder, in hei beleid van alle zaken tot Hoogst des zelvs gezach behorende , ten allen tijden, en zo dikwerf, als Hoogst de zelve zulks requireren, en zo wel dienjlig als nodig oordelen zal, getrouwlijk , als een oprecht vriend en bloedverwant , met raad cn daad te zullen adfiflércn, en in alles zo te zullen, adviferen en handelen, zo als Hoog gedagte Heer Hertog, in gemoede zal men'n , niet alleen tot bewaring van de Hoogheid, Prartgaticven en Gerechtigheden van Hoogst gesnelden Pi ins Erv - Stadhouder , maar ook ten meesten dienste en welvaart van deze Republiek, te behóren: (blijvende het echter altoos aan het vrij welbehagen van /.. 1). Hoogheid, om , in alle gevallen , den gegeven raad vin den Hére Hertog al of niet te volgen; — zódanig dat des Here Hertogs advis, in deze of gene zaak, door Hoogst gem:  (53 ) gein: zijne Hoogheid gevolgd wordende, dan niet meer het advis van den Hertog ; maar van den Prins vnn Oranje zelve is) — Terwijl daar cn tegen Hoogst gedagte Heer Prins Erv-Siadboitder, aan Zijnen kant, naar alle gronden van billijkheid, plegtiglijk boloovd en aanneemt, om Hooggem: lieer Hertog ter zake van al bet gêne Hij tot praftatie van dit engagement, en in bet geven van den gerequireerden raad en adftjlertie zal hebben gedaan en verrigt, van alle11 aan/praai', ndmaning, en verantwoording volkoomenlijk te zullen bevrijden. — Wie is er nu, die in zodaning ene ondejhaadfche Conventie , die alleen tot verzékering der beide contraherende Partijen is in de waereld gebragt; aangezien het den Hére Prinfe Erv-Stadhouder, fchoon er zulk ene Acte nooit hadde geëxfifteerd, toch altoos onbetwistbaar zou hebben vrij geltaan, om het Hoog-wijz advis van Hooggedagten Hete Hertog zo wei in te winnen, als van elk en een iegelijk , van wien Zijne Doorl: Hoogheid zoude menen, een goed en veiftandig adyis, zo ten meeften nutte van tien Lande, als tot confervatie van Hoogst des zelvs eigene rechten en prserogativen, te kunnen bekomen; vvic is er , vragen u ij , die in zódanig ene /icïc iet kwaads, iet nadeligs, iet berisplijks aantonen kan? — En wie zal nog niet des te meer van ds volkoome onfchuldigheid van dat Contra& ('t welk, in allen gevalle, der hoge contracterende Partijen alleen aangaat, en, gevolglijk, daar dooi ook alleen, naar welgevallen, gecontinueerd, of vernietigd worden kan) overtuigd moeten zijn, wanneer hij 2.) In de twedeplaatz in aanmerking neemt, dat het zelve is aangegaan in enen tijd, dat de Hege Bondgcnóden, gezaamlijk , ( uitwijzens de hier boven geallegueerde Staats Refolutien) den Hete Hertog reeds zelve, op het vriendlijkst, halden verzegt, om, ten einde Hoogst derzelver erkende nis tot den Hoogjlen top te zien rijzen, Zijne grote vermogens, BIJ CONTINUATIE, ten nutte van de Republiek te willen hefteden; Hem verzekerende, dat deze gunst, van Hunnen kant, altoos, met alle tékenen van Hoogachting en Affectie voor Zijnen Doorlugtigen Persoon zoude worden beantwoordt — ja in enen tijd, dat die zelvde Hóge Bondgenoden, ook al gezaamlijk, hadden betuigd, met aangenaamheid ontwaar geworden te zijn, dat Zijne Hoogheid, de l'tms van Oranje, na Hoogst des zelvs meerderjdi igheid, nog gaarne van den WIJZEN RAAD, en DE ADS1STENTIE van Hoog gedagten Here Hertog gediend zoude zijn; en, ten dien einde, aan Hare Keizerlijke cn Koninglijke Maje-uit en hadden Inteh verztekeu, om te willen agreéren, en bewilligen, dat Hoog gemelde Heer Hertog verder in den dienst van DEZEN Staat mogte contunuere^n? G 3 tB-  C5+ ) Indien den Here Hertog konde btwizén worden , Zijne Doorltigt.gde Hoogheid, den Here Prinfe Eïv Stadhouder door kwaden ra id opzttlijk misleid te hebben, dan fpreekt het van ze.ven, dat hij daar voor ten hoogde draffchuldig zoude zi,n: maar die welverdiende ftraffe zoude dan S Zins vooruvloeijen tut de exfiftentie der gemelde zogenoemde ASte van Confulentfebap; maar uit daarddXdrZ nisdaad zelve; welke misdaad Hoog gedagte Heer HatE zeer wel zou hebben kunnen begaan': fchoot e,■ ooi rtda! mg a*Me vanConfnlentfebap ware in de waereld geweett — Dan ,o dit geval , begrijpt men zeer ligtiijk , dat zulk of foortgelijk ene misdaad, bevorens de Verminde ftraloeffemng zou kunnen te pas komen , eerst volledig zou moeten bewezen worden: {waar toe wij, wij durven het zeer we herhalen, - genot lij* & en een iegelijkZi^Z du, ven «tdigen) en zulk een poinét, \ welk nog in geeneu dele bewezen „ en echter volftrekt bewezen moet worden als ene reeds; beboorlijk-beweze waarheid aan re « ofte vooronderdellen, en op dien grond tegen de klippen aan en nog voorder, voord te redenéren, merkt ieder,*die , è van aUe verfiandlijke vermógens geheel ontbloot is , 7Cer wel, dat of het werk van énen dwaaz, of van enen opzecijken bedrieger ia , die kwaadaardig voorgenomen heeft, tegen zijn béter weten aan, van de onkunde en onvatbaarr^l enVa— ' ^ mcnfc::el1 £eil 'chelmsch misbruik te En hier mede zullen wij deze qurestie houden vooraf-ehirjdela;- nidat wi, toch vooraf elk en een iegelijk , die daartoe het vere sebt oordeel en doorzigt heeft , allernederigst eii hfemelijkst zullen gebéden hebben (gelijk wij ook doen bij dezen) Qm, hoe fpoeaiger zó beter, een goed middel aan de hand te geven, t welk gelchikt genoeg zijn zal, om, wan! neer de re'peftive Provinciën eenpariglijk eens mogten goed*nden om den .ere Hertog niet alleen te dimittéren, maar Hem ;:e..s a/s den m-aamden fnoodaard, het bctréden van den Nederland icneu grond te ontzeggen, (daar wij,. voor ons echter rog z-er weinig vreez voor hebben) als dan die Refc lUt.e {zonder der Republiek, naamlijk, de jeduebrfte g-volge» op den Ms te balen) behoorlijk ter executie te kunnen eggen; in gevalle het den Here Hertog eens mogte goeddunien' £?• K™mi vvi' 00k al «eene de minde rede hebben van te tw.iffelen) Zijner vlekloze onfehuld voHtómen bewust het overige Zijner ■dagen, ten fpijt van alle zijne valfche befchulthgers en dolzinnige vervolgers, te Oijten in een Land, daar Hij de duurde verpligtmgen met de ontaardde erkentW r%Ar-ya P,efSfte belovten en vefzékeringen met de fchandhjkde trouwloozheid heeft beantwoord e vonden — Intusfchen zull«n wij moeten afwagten, wat de hógeBond- fie-  c 55' ) genoden m dit geval tenpdrigUjk zuilen goedvinden te befluiten; — welk befluit wij altoos zó zeer eerbiedigen zullen, als van de vrijheid enes vrijen Burgers van een vrij-gevogsen Land maar enigzins kan of raag gevergd worden: terwijl wij inmiddels plegtig betuigen kunnen, bij dit onz geheel Vertoog niets minder bedoeld te hebben, dan de fentimenten en beraadCagingen van énige Staats- of Stads-Regéring in 't allerminst te bedillen; maar alleen te hebben in het oog gehad,'om, met die cordaatheid en onzijdigheid, welke enen trouwhartigen Vade.iander pasfen , de onfchuld te verdadigen, der waarheid hulde te doen, en, naar de régelen van een juist- oordeel , te onderzoeken , wat ae Rechtvaardigheid aan den enen , cn de gezonde Staatkunde aan den anderen kan., in het voorhanden zijnde geval, zou kunnen lijden. — * * * Overfchie den .... Ai:g. 1784. Mijn Heer de Hardloper! Ik ben zeer verblijd, en UWEd: zeer verpligt voorde waarfcnouwirig, door UV/Ed: in Uw 4de Nommer, aan alle welmeenenden te Overfchie gedaan; dat zij, naameiijk, in hun goed voorneemen zig door riem -nd moeten laten alfebrikken — Ik, voor mij, vind deeze waarfchouwing zeer noodzaaklijk, om reedenen, die ik, voor als nog, verkies voor mij zelven te houden; — doch dit durf ik zeer gerust zeggen , dat zig alhier een gedrochtje ophoud, 't welk ik waarlijk niet weet, waar bij ik 't best za! vergelijken ; maar ik geloof voor't naast, dat het onder de InpSleri, en wel onder de IVurmtjes behoord; — en dan komt het mij voor, dat het wel het allermeest naar een Boekwurmt'e gelijkt: — ja daar zoud' ik zeker haast geen ogenblik aan twijfelen; want, nauwlijks waren N°. 3, er. 4 van UWEd: geacht weekblad alhier aangekomen, of ik weet, dat het beesje zich terftond daar in vervoegde, en zulks met zo veel drifts, dat het fcheen, sis of het de zelve zo maar in eens wilde vertinden: —en, alhoewel men weet, dat zulke fchepzeltjes eene fpraak-vermogens hebben, zo maakte egter dit würmtje zo een wouderbaarlijk geruis in N°. 4 van uw weekblad, da: men er waarenteling bijnaar het woiord Libel uit zöh verdaan hebben; en teen zat het arme diertje juist te kabbelen cp het woord Collecteur, 't welk het beesje met zijn maagere pootjes bijnaar geheel dekte. — _ Wij hebben den laatflen heuchelijken Verjaardag van Hare Koninglijke Hoogheid hier vrij vreugdig gevierd; doch de vreugdebcdrijvingen zouden ongetwijfeld veel algemcener i;cweest zijn, indien veelen niet hadden gedasrt, dat niemand il'uniineeren zou; — maar wij hopen al het gebrekkige op den aahftaanden verjaardag van onzen teer-geliefdcn Erf-Prins, denjï4 deezer, meer dan  C 56 j dan dubbel te verbeeteren. — Ook wenfchén alle welmeeiienden (en dus bijnaar het ganfche Dorp) op dien blijden dag, naar ouder gewoonte, de Vlag van den toorn weer te zullen zien afwaaijen; althans men verzeekerd dat de Burgerij daarom zal verzoeken ; en , bevoorens dat verzoek geweigerd is ('t welk men niet verwagt) hebben wij geene rede van ons te beklaagen. — Intusfchen verlang ik zeer, (trouwens daar twijffel ik niet aan) dat alles in zoetlieid en rust zal toegaan. — Men weet toch, dat een vriendelijk verzoek meer ingang, dan een gebiedende en dreigende toon heeft. — Ons dorp is zeeker een van de fraaijfte van Holland; maar als hier of daar nog eens een fpringende Fontein, al was het maar vanDelfsch aardewerk , geplaatst wierd; dat zou het dorp nog een groot firaad byzetten; mits de zelve geen troebel, of ftir.kend, maar klaar en zuiver waater op gaf: — dan, wat nood! — hoe vuil en Hinkend dat waater ook zijn mogt, het zou toch niet in fta-at weezen, om op een vrolijke prinsjesdag onze ftille illuminatien uit■ te-blusten , veel minder, om een braaven Overfchieëuaar (vooral als hij met een helm gebooren mogt zijn) zijne vlag te doen intrekken. — Waar meede, &c. Goosen Eenvoudig. N*. 3, pag: 17, de laatfte regel, ftaat; rid: leez, rit. — Pag: 19, reg: 8, ftaat; wagtvaard: leez, vragtvaart: en reg: 25 ftaat; den welken den: leez, den welke de. —Pag. 20 , reg: 46 , ftaat; kon : leez , kunnende. — Pag. 21, reg: 1 en 2, ftaat; te veranderen: leez, veranderd heèft: — en reg: 29, ffaat; zou men U : leez ; zou men. — Pag: 23 , reg: 33 en 1 eg: 40 , ftaat; tuaxéren: leez ; tauxéren, of taxéren. — Np. 5 , pag: 36 , reg: 44, ftaat; dat de Overheden : leez; dat nochte de Overheden. — Pag: 37, reg: 16, ftaat; waar voor den: leez; waar voor men den: — en reg: 29 ftaat; hun: leez; hem. — Pag. 40. de 5de regel van bét dicbtftukje, ftaai; teedrc: leez; teedere. N*. 6, 41 ,reg: 17, ftaat; prosluëren: leez; profluëren: en reg: 36 ftaat; perexemptoir: leez; peremptoir. — Pag: 44 de laatfte reg: ftaat; wel een : leez; wel eens. — Pag'47>>'f£-'33» ftaat; behalven wij: leez; herhalen wij. — Pag.48, reg: 28: ftaat; om door: leez; dat door: — reg: 32, ftaat zulk, leez; zulk: en reg: 37. ftaat ner: leez; éner. — Wij fchamen ons, dat wij onzen Lézereri met zulk ene lijst van druk-feilen moeten onder de ogen kómen. — Wij verzoeken er néderig verfchoning voor; en hopen, dat men de zelve aan onze abfentie van.de Pets gunftigljk zal gelieven toete-fchrijven. — Te Rotterdam, bij J. HE ND lil K/S EN, e» verder alëm ■i 1 -* Stuijv.  HARDLOPER VAN STAAT. Dit dubbel Numer word voor den ordinair en prijs uitgegiverii No. s. Mijn Heer de Hardlooper! Wie, of wat voor een fchepfel. gij zijt, daar heb ik geert denkbeeld van, om dat ik U, bij mijn weeten, noot: onder mijn oogen gezien heb ; maar indien Uwe gedaante zoo verwonderlijk is, als de Loopen, die Gij tot nu toe ge* daan hebt, (ten minde volgens de algemeene getuigenisfen, die ik daar van hoor) dan zou ik wel gaarne een dubbeltje, en al was het nog meer, aan je verkijken willen: nu! dat is tot daaraan toe! — Maar ik merk, dat je niet ongeneegen bent, om voor deezen en genen eens een brief of een boodfchap te bededen, en dan antwoord te rug te brengen; — ei lieve! — zou ik je durven vergen, om deezen brief voor mij ook ereis meêteneemen , en mij een klein lettertje tot antwoord te bezorgen; of ik weet, zoo waar! anders niet, hoe ik er meê aan moet. — Ik zal je zeggen, Heer Hardlooper! ik heb door zuinigheid en vlijt een mooi ftuivertje gelds bij malkanderen gezaameld, en daar voor zou ik mij nu een groot Koopmanj huis te_Rotterdam zien aan te fchaffen, om dat ik hoor, dac die huizen daar binnen kort zoo dol goedkoop zullen worden , dat men er voor een appel of een eij, zoo als het fpreekwoord zegd, zal kunnen aankoomen; want men heeft mij in het oor geluiderd, dat, als er geen kans is, om dc teegenwoordige Regeering, die ik van ieder een hoor roemen en prijzen, te veranderen, en zulke Heeren op het kusfen te brengen, die als vuur eri vlam teegen den Prins zijn, *n teegen allen, die Zijn Hoogheid beminnen, alle de Kooplieden, die zig het beste gedeelte van de Burgerij willen genoemd hebben, en misfehien, fchoon zij Reiaonarantsch , of Mennonietsch, of Roomsch, of Atheïstisch waren, wel gaarne zelve zouden willen regeeren, als dan, zoo maar eens klaps, met pak en zak opkraamen, en Rotterdam verlaaten zullen; en als dit gebeurde, dan zou ik daar fchoon op mijn dag kunnen koomen: ja wie weer, of zij dan, door den haast, die zij denkelijk met hun vertrek zullen maaken, niet de huizen seH he'èl  C 5«3 heel voör niet, en de koopmanschappen nog toe zullen gegeven ; — doch ik zal er zetker wat gaauw bij moeten zijn, wil ik niet zien , dat het een ander voor mijn neus weg heeft. Maar, Hardloopertje! nu is er nog eene zwaarigheid, waar over mij de moed zoo wat aan 't zinken gaat, en die is deeze; dat men, (zoo als ik althans verneem) indien de teegenwpordige Regeering aanblijft, als dan geweld gebruiken, en eerst nog eens piukhahren zal, om te zien, wie het veld behouden, en zijn zin zal hebben; de heeren kooplieden, of ten minde negen tiende parten van Rotterdams Ingezeetenen: — en als het daar toe zal moeten komen, dan vrees ik , of ik wei ligt een groot koopmans huis voor niet krijgen zal; want ik ben onderrigt geworden, dat hun complot al vrij derk is, door dat zij veele huurlingen hebben in dienst genoomen ; en wel de zulken , die ook den eed van getrouwigheid aan der zeiver Overheid gedaan , doch , door hunnen invloed tot hunne oproerige Partij overgehaald, dien eed verbrooken hebben: — ook heeft men mij gezegd, dat zij zoo knap en handig met het geweer kunnen omgaan, dat er geen voorbeeld van is; — en daarenbooven zouden zij nog een wapenrusting hebben, die zoo verfchrikkelijk is, dat men er van ijzen en beeven moet: — gelaade pistoolen! fcherpgefleepen houwers! moordpriemen! — en de drom. mei weet niet, wat nog al meer; terwijl zij op een witte bandelier hunne Leus of hun Wapen zouden dragen, bedaaude in 4 fabels , twee en twee , kruiswijze , teegen over malkanderen geplaatst, met een doodshoofd in het midden, en onder het zelve een moord-dolk, met deeze Zinfpreuk; Sterven of overwinnen: — maar, 't geen nog het ergde van all is, is, dat zij reeds al toonen, zoo vol moeds, zoo onver tfaagd, en dapper te zijn, dat zij met hun zeevenen of 'agten ten minde twee ongewapende menfehen met bloote deegeus aanvallen , ja zelfs één enkel jong Heer braaf afkloppen durven. Nu, zal ik zeggen, Heertje! was mijn voomeemen, om, nie' teegendaande alle die fchrik-baarcinde toerustingen waarelijk plaats hadden, evenwel maar, bij provifie, te Rotterdam bij iemand in de kost te gaan, ten einde er wat gaauw bij te kunnen zijn, teegen dat het beste gedeelte van Rotterdams burgerij (ik meen zoo eenige kooplieden) de reis zal aanneemen; — en in dit voorneemen ben ik nog al vrij wat gederkt door dat mij verzeekerd is, dat, fchoon men mogt beflootcn hebben, om all het Oranje-Vee te vermoorden, ja tot firikkadjl te kappen, dat Prinfe-Canalje wel agtmaal zoo derk is , als de troep moordenaars; — dat zij meest allen plegtig durven zvveeren, om, hoe dil zij zig nu ook houden,  Op:) den, als het er op aankomt, den laatften bloed-druppel voor. hunne braave Regeering te zullen overhebben; — dat zij zig ten dien einde, ook, in ftilte, reeds zóódanig hadden gewaapend, en dat alles reeds zóówel, en wijfelijk was verzorgd, dat zij de fchreeuwertjes, en wind-maakertjes zeer wel durfden afwasten ; en dat , indien de hekfpiingertjes eens, te eeniger tijd, lust mogten krijgen, om iet vijandigs te onderneemen, het. Stadhoudersgezind gep/upcl maar in 't geheel geen quattier zou geeven ; — dit alles, zeg ik, heeft mij in mijn voorfchreeven voorneemen zoo merkelijk gefterkt, dat ik er bijna niet meer ben af te brengen, omdat, indien de ge.haatte CabaaJ eens een aanval waagen mogt, ik aan onzen kant , .(want le moet. weeten , dat ik ook in, mijn hart ën ziel een Prinsman ben) om alle de gemelde reedenen, geen oogenblik aan de overwinning zou twijffelen, — en als ik, in dat geval , te Rotterdam woonagtig was , dan zou ik misfehien nog een hand toeftecken , en. deezen een geenen Schurftkop, of Neetnek voor mijn reekening neemen kunnen; — zie je! ,. . 't Is waar, als ik niet loerde, om, of door een vrijwillige opkraaming, of door eene totaale overwinning van de gaufche rustverftoorende meenigte, eens eerlang een mooi koopmans-huis half te geef, of geheel voorniet te zullen bekoomen, ik zou heel wel een middel aan de hand kunnen geeven, dat vrij wat beeter, dan een vegt-partij., gefchikt was om niet alleen de ganfche Republiek in korten tijd van all het 1'rinfejan hangel te zuiveren, en fchoontemaaken, maar om zelfs den zugt voor Oranje uit de harten van het Volk met wortel en tak uit te rooijen; — maar nu heb ik er den brui van, want als ik dat middel openbaarde, dan zou mijn koopmans huis wel eens heel ver kunnen te zoeken zijn. — Trouwens, wat kan 't mij ook fcheelen! — ik ben toch wel gerust,, dat men zig van mijn recept, als het in Uw Weekblad gevonden word, niet bedienen zal, en daarom zal ik er ook geen geheim van maaken. — Indien men dan maar eenvoudig bewerkte, dat er door 't geheele Land heen, in alle fleeden,' dorpen, vlekken, en gehugten een gebod uitging, om geut Oranje-peen meer te moogen teeleu, — geen Oranje Leeliè'u ofte eeuige andere Bloemtjes , .die maar eenigzins. naar die couleur zweemen, in de tinnen te moogen hebben, — en, wanneer de Natuur zulke Bloemtjes op de beemden en velden, mogt doen uitfpruiten, om als dan dezelve terftond onzigtbaar te moeten maaken; — om vervolgens geen Oranje Zalm, geen Orleaan, geen Saffraan, nochte iets, dat. maat naar Oranje gelijkt, of waar van die couleur zou kunnen gemaakt worden , meer te moogen gebruiken , verkoopen ,' *0Ch' invoeren: — óm wijders .in 't geheel geen hoenders,: H a noca-  C 60 ) nociite eenden , nochte eenig ander gevoogelte te moogenhouden, waar van de eijeren tot fpijze kunnen dienen, en welker dooijeren niet zelden wat Oranje-agtig van couleur zijn; of ten minfle, om die eijeren volftrekt niet te moogen oopenen , veel minder te gebruiken : — en om eindelijk geene Oranje Sjerpen, zoo min door militaire- als door burger-Officieren, meer te moogen draagen , of in zijn huis hebben : — en dit alles ten allermlnfle op ftraffe van de dood. — En, als daar en booven, in alle fteeden en plaatzen van de Zeever) Provinciën dan eens een foort van htquifttie-Raad wierd aangefteld, (welker Leedeu men zou dienen uit de Vrij- Corpj'en te neemen) met den Itrictilen last en order, om van huis tot huis te gaan; kisten, kasten, kabinetten &c. te doen openen ; met alle naauwkeurighcid te onderzoeken, of er ook iets gevonden wierd, 't welk de couleur van Oranje had; en het zelve, gevonden zijnde, terftond te Verbranden, of op eenige andere manier te vernietigen: en om eindelijk elk en een iegelijk, zonder aanzien of onderfcheid van perfoon, die maar eenigzins mogt worden verdagt gehouden niet met all zijn hart teegen den Prins, en het Huis van Oranje te zijn, en niet daagelijks met de welmcenendfte vervloekingen daar op mogt willen uitvaaren, maar op (taande voet, buiten allen onderzoek, voor eenige jaaren in 't Tuchthuis te confineeren; terwijl all die genen, welke men mogt vermoeden nu en dan nog eens ten goede aan Zijne Hoorheid , en Hoogst des zelvs Doorlugtig Geflagt te denken oogenblikkelijk, zonder eenige forme van Proces, met het eene been zouden moeten worden aan de galg gehangen. En als dan nog, booven dit alles, Zijne Doorl: Hoogheid ten allerftrengfte geordonneerd wierd, om zig voortaan geen Prins van Oranje, maar alleen Prins van Nas/au te teekenen, op poene, bij voorbeeld, van demisfie en vei wijder ing van bel territoir van den Staat ; — dan zou ik wel eens willen zien , dat er beeter middel wierd uitgedagt, om den zuct voor Oranje zóó te onderdrukken en te (rnooren , dat hij nooit, of ten eeuwigffen dage meer zou oprijzen. Maar, om hier nu ereis af te (lappen: — wat zou je me raaden ? Hardlooper ! — Zou ik maar , bij provifie , te Rotterdam naar een kosthuis gaan zoeken, of niet? Wat denk je? — hé? Ik ben Een Dorpeling. A NT W. O O R D. Wij zouden onzen geachten Correspondent raden , maar zó lang op zijn Dorp te blijven, tot dat de Kooplieden uit Rot-  C 6i) Rotterdam zullen vertrekken zijn: — voor all, indien er cp ziin Dorp niet véle zulke brave Prinslieden gevonden worden, als wij uit zijn fchrijven opmaken, dat hij zelv is; omdat hij dan, intusfehen, daar ter plaatze misfehien nog vrij wat nut zou kunnen doen. * * * Dordrecht ... Augustus 1784. Mijn Heer de Hardloper! Schoon wij nog al eniger maate in gevoelens verfchillcn, zoo neem ik toch de vrijheid (dewijl- Gij mij, om de waarheid te zeggen, al zeer onpartijdig voorkomt,) om U ook eens een brief te fchrijven; maar het is waarelijk uit meedelijden met mijne blinde Meede-burgers, ik meen die üortfche Helden, die nu als piet fnot zitten te kijken, nu zij den overleeden, en (dit mag men toch gerust zeggen) ter regter tüd geftorven baron V. D. Capellen zijn zin gedaan; — de taal van Seigneur de Vost v. d Neder- rhijn, even als een orakel, precies opgevolgd; — meesterlijk foldaatje gefpeeld; en dat werk zoo maar bij de hand gevat hebben, als of al het geld, dat bij ons gemunt word , ter hunner disjiofitie, voor den wapenöeffening gereed lag, en die nu van agteren het hinkende paard eerst agter aan zien koomen: — is het, bij mijn zooien! niet om gek te worden! — Die niet dommer dan een Ezel is, moest wéten, dat, als men een huis wil bouwen , men eerst de kosten dient te bereekenen; — en fchoon men hun, al wat nu gebeurd, zoo net als een hair voorfpeld heeft, zoo hebben zij evenwel nog vergeeten, dat zij onder in de zak de reekenkig zouden vinden. — Hoe dikwerf en ernftig zijn zij niet gewaarfchuwd, dat zij zig zoo arm als de mieren zouden maken! — maar ja! — dat moest dan de taal van de Verdervende hand heeten ; — en ondertusfehen leerd reeds de ondervinding , dat die zoogenaamde Verder? tule hand niets minder dan dé waarheid gefpaard, maar juist de gevolgen van die zotte grillen aangetoont heeft. — En denkje dat de meesten dat evenwel nog zien of gelooven willen? — Neen toch niet! dat oude deuntje; '/ is zoor de Vrijbein! — voor onze Rechten en Voorrechten! blijft nog al even hard voordgaan : Zou je op den ganfehen Aardbodem wel gekker volk vindeu, dan een partij Nederlanders? en bijzonder, een partij Dortcnaars? — Dat legt daar te exêrceeren, niet als of het Burgers, maar als of het zoo compleete Soldaten waren ! — dat wil ook al niet als Burgers, maar al meede als Soldaaten gekleed zijn! — dat laat het handwerk of middel van beftaan maar vlotten en drijven , zoo als het wil! — en in plaats van voor zijn hulshouding te zorgen, fchiet men de burger- B 3 foi-  C62 ) foldaten-phinje aan, — vat de fnaphaan op, en draaft naar 't Exercietieveld, als of'er de weereld aan hing: — en nu, — nu krijgt, hij Hot van reekening, de militaire'kas van onze helden zoo verfchrikkelijk de teering, dat ze niet meer, dan een enkel geraamte fchijnt; en de medicamenten, die hun door onze burgers zijn toegediend, hebben al meede hunne kragt verlooren , door dat eene meenigte beurzen aan een fierke buikloop beginnen te laborceren) daar, naar alle gedagten, de dood opvo'gen zal; — en dus kan men ligtelijk naagaan, dat het heilzaam kruid pecunia, het eenjg'fte middel ter hunner redding en behouding! hier niet genoeg voor hun moet groeijen , onr toereikende te zijn. — Maar nu heeft het fchrandér Genoodfchap de Vrijheid, door een wijsgeerige denkenskragf, een middel gevonden, waar van metf zig al vrij vee! fchijnt'te beloioven; — doch denk niet, dat het een beedelarijtje is! — het lijkt er niet "naar.! — neen, al heel niet! — maar zij hebben'eenvoudig vernoomen, dat er zoo hier cn daar, door de ganfche Repubdek heen , Lieden zijn, die den Snaphaan cfniet kunnen, «.'niet willen dragen; en echter niet ongeneegen zouden' zijn, om door eene'milde liefdegift den band van verecniging met het gemelde genoodfchap toe te haaien; en zulks wel voor de diérbaare'Vrijheid in 't gemeen, doch voor de Rechten en Voorrechten van ons oude Dordrecht in 't bijzonder (wie (och'twijlfeid er aan, of er is aan de Rechten" en Privilegiën van onze Stad zóó veel meer , dan aan die der andere Steeden geleegen , dat , nl ■woonde men ook aan het ander'endje van de Republiek, men, alleen uit kl'ink-klaare Vadcrland-ücfde, zeer gaarne de' beurs zou trekken, om, ter bewaaring van die Rechten én Privilegiën,' booven alle ande-en, het gcldverkwistend fol- daatje fpeelen binnen onze S'ad maar niet te flremmen). Alle die Lieden nu, indien zij zöo veel Vaderlands bloéd (hoewel hunne ducaten beter zijn) in hunne anderen möögén Lebben, om Leeden van het gemelde Corps te willen zijn, hebben zig maar needrig aan-te-bieden: — Voor een onnoozele halve rijder voor den Entré, — en een jaarlijks Foufnïsfemeht van 2 ducaten kan ieder de eer koopen van een Lid des gemelden Genoodfchaps te zijn, zonder dat hij er een hand voor behoefd aan 't geweer te Haan: j— alleenlijk zullen nog de Leden,' die buiten onze Stad wonen, en eens willen komen zien, waar hun geld blijft, de ongemakken en de kosten van de reis zelve moeten draagen; — maar daar vobr kunnen zij dan ook, zonder eenige kosten, vrij en onverhinderd op het Excrcitiè-veld verfchijnen, indien zij, uit hun eigen beurs, zig alleen maar van een panache hebben voorzien. Nu; — dit Vaderlandsch ontwerp is hier door de Schutterij van de Ed: voetboog, wier kas ook ai met vreefelijke dood' ' ' ' flair  fluïpcn begind te worfleien, en waar van ik de eer heb meede een lid te zijn, zoo nobel en goed gevonden, dat dezelve ook reeds haar gunst heeft verzogt; en daar kan men zelfs nog voor minder prijs te regt koomen; want die Luidjes zijn met een halve rijder in 't geheel te Vreeden; — en, ('t geen magtig-groot is !) daar krijgt ieder dan nog een zilvere Medalje voor! en zoo is hij, in ééns, Ridder van St. Joris 1 . . . dat is eerst een fprong! — En als hij verkiest z"ijn Lidmaatfchap weer neederteleggen, heeft hij eenvoudig de Medalje maar te rug te geeven , of er anders een ducaatje voor op te dokken: — op mijn eer! — dat is immers door *t edelmoedige heen! — En, 't geen mij nog het mooist van alles voorkomt, is, dat de Dames, als Donatrices, haare dubbeltjes hier ook gereetig kwijt kunnen worden; — oud, of jong, dat doet er niet toe; — al Iprongen zij op krukken; — als wij haar halve rijder maar hebben! — dan, of die Dames, of Donatrices zelve mêe exerceeren en mauoevreren zullen , of dat zij geëxerceerd en gemanoevreerd zullen moeten ivo-den, dat weet ik niet regt; — maar dit weet ik zoo veel te beter, dat onze kasten op het punt liaan van te bezwijken .... Te drommel! wagt! — ik had haast nog vergeetén, dat alle die genen, die iets tot onzen onderliand zouden willen contribueeren, nooit of ten eeuwi. den dage eenije aanfpraak op de meubilaire goederen van onze Genoodfchappen, Corpfen , of Schutterijen zullen moogci) maaken. — Om alle welke, en meer andere reedenen, Monfieur Hardlooper! in tijden en wijlen , is het nood, naader te alleg ren, ik zeer vriendelijk verzoek, (dewijl je toch het grootst gedeelte van Nederland doorloopt) om deezen poef, zoo fpoédig mooglijk, mee te neemen, en alzoo onzen rioad, alwaar gij komt, bekend te maaken. — 't Is .aar. dit is al reeds door d'eene of andere Courant gefchied; maar hoe meer onze behoeftigheid den Nederlanderen word onder hé g gebragt, en hoe meer de menfehen tot meedelijden n opgewekt, hoe meer wij kans hebben, om er hiar oi da r nog eens een in de fuik te krijgen. — Ik zou dit zelfde zoek ook wel aan den Post van den Neder rhijn geda i hebiben; maar die, eenigen tijd geleeden. al een d'ouceu ie, of liefdegiftje voor zijnen vriend den Stam vaan , aiias oen Graaf van Nassau la Lecq (die thans zeeket zuo ais men uit dat beedelend verzoekje oprriaaken kan, in eenen veel armoedigeren toeftand moet zijn, dan hij nog ooit geweest is) verzogt hebbende, en, zoo ik hoop, zeer doch, zoo ik geloof, zeer /legt gedaagd zijnde, zoo heb ik die moeite maar liever willen fpaareu. — II 4 Nu,  Nu, ik bid je, lieve Hardlooper! doe toch mv best voor ons! — en, weet je een ander en beeter middel ter onzer redding uit te denken , — ik bid U ! — meld het ons toch m uw weekblad. — Denk niet, dat, fchoon wij al eens van U in fentimenten moogen verfchillen , bet Geld daarom , ons door Uwe recommandatie bezorgd , ons niet aangenaam zou zijn ; — neen zeeker! — Wij zijn, wel is waar, niet Oranje-agtig; — maar de naar-'t-Oranje-zoo-watzweemende Couleur, die op ét goude Rijders en Ducaten ilikkerd, is toch, met dat al, ons eenigst, echt, en waar geneesmiddel; — en het zou immers eeno eeuwige, eene onuitwisbaare fchande zijn voor Hollandsch oud Dordrecht indien, na zoo veel moeites, zoo veel zorgs, zoo veel tijds' en ('t geen toch het minst van alles is) zoo veel gelds verfpild te hebben, onze boedel nu nog eindelijk infolvent zoude «aken,—en (God weet het!)onzeTropheèti, onzcZeegetekens, ja ons geheel Oorlogstuig , nog eens , te eeniger tijd ten prooij ter fchuldenaars zouden worden; of indien wij onze geliefkoosde Liefhebberij, die ons zoo dikwerf het dreelend genoegen , het Recht en Privilegie verfchaft heeft , om snagts, lugtig en vrolijk, met een'berooiden kop ie moogen t huis koomen , en ons telkens het geld zoo aardig heeft weeten uit de zak te futzelen, alleen uit gebrek aan fchijven-, zouden moeten vaar wel zeggen, en tot onzen ouden, bedaarden , (lillen, en vreedigen Burgerdand zouden moeten te rug keereu! — Nu! — denk, als het U geliefd, eens een middel uit, Ilardloopertje! — en geloof intusfchen, dat ik ben Een Dortsciie Ed: Voetboog-Schutter. ANTWOORD. Zonder het middel, ter herflelling der op derven liggende Exercietie-Gencodfchaplijke kasfen te Dordrecht, in den bovendaanden Brisv gemeld, in 't allerminst te verwerpen; zó denken wij, (onder verbetering) dat het nog van al zo veel eliea zou zijn, indien men het zó verre konde brengen, dat er in alle de Kerken der voorfchreeve Stad een bijzonder zakje omging alleen ter onderdeuning der reeds zó jammerlijk kwijnende Exercitie-Genoodfchappen: — Wij twijffelen niet, of Dominns Van den Dovrjltg, Brouiver en andere predikanten , zouden bij het doen der recommandatie van dit zakje wel zó wakker doorflaan, dat de menfchen, misfehien,lievernietsaan den  C 65 ) den armen zouden géven, om dit zakje toch maar wel te bedenken. — En als men, daar en boven, nog eens kon verkrijgen, dat er aan elke Poort der gemelde Stad een Vrijburger, met ongedekten hoofde, een houd bakje in de eene, en een rn r.v.V'W^re hand, mogt flaan, en elk in, of uit' gaand x^^wÊ^tit of een oortje &c. verzoeken of af. ri .; .^jMpt zou ook al een heel ftuivertje kunnen rn nr :cn . 1'il'wfifwlw. — Doch; indien deze beide middelt. s.,;- !>.sj|:paan, dan geven wij in confideratie, of bet wel k'-va|Mpl zijn , indien men eens bij Rcqueste verzegt, om::'|||(H(?olleete door de ganfche Provincie te mogen doen. — Als het een of ander Dorp geheel, of veor een gedeelte afgebrand is, en des zelvs Inwooners daar i-. : t.i ta:tip!'[-::id gedompeld ziin, dan vind men we! eens gopd, om, tot fonlagement van zulke ongelukkigen, zo ene Cj^Ü.ft'Ae te permitteren: — Wel! wie weet, of zódanig ene jjp|fmk6éa mits daar om ootmoediglijk verzogt wierde, ook ui.: I'. ogstgunftiglijk verleend zou worden, ter verligting, en ter-hu!pe-koming van zulke rampzaligen, welker beurzen door de hette, ja den b>and van den drift tot de wapenöeffcning bijnaar geheel verfmolten zijn? — vooral, wanneer bij zo ene Requeste, naar waarheid, en in allen ernst, wierd geallcgueerd, dat de Supplianten, en hunne deerniswaardige huisgezinnen nooit tot dien beklaaglijken toeftand zouden gekomen zijn, indien hunne Régering, op wier doorzigt, en burgerlievde zij zig gerustlijk verlaten hebben, nooit enig Vrij-Corps, of Exercitie-Genoodfchap, nochte enige andere kostbare nieuwigheden , die van zeer fchadelijke gevolgen zouden kunnen zijn, had toegedaan; maar integendeel liad gelieven te voorzien en te begrijpen, dat dit alles, door den tijd, de totale ruïne van den Burger noodzaaklijk zou moeten naar zich nepen, en, over zulks, in zijne geboorte efficacïeuslijk behoorden gefluit te worden. — En, indien men, na het einde van dit jaar, een gedeelte van alle de tractementen van Zijne Doorlugtlge Hoogheid , de Heer Hertog van Brunszviji , konde bekómemen ; dit zou ook al een groote fleun kunnen zijn. — Zie; — het ootmoedig eeibiedig verzoeken ftaat vrij: maar word aan het verzoek niet voldaan, — patiëntie! — men kan dat voor af niet wéten! — En indien op zulk een verzoek een gunflig fiat mogte volgen, zou het zeker niet misfen kunnen, of zeer vélen zouden er door overtuigd moeten worden, dat de Vrij-Corpfen of Exercitie-Genoodfchappen in deze Provincie met volkome goedkeuring van den Souverain plaatz had, dan, dewijl zij zelfs door Hoogst dezelve onderfleund wierden; en in dat geval zouden wij, en misfehien duizenden H 5 met  met ons, mooglijk niet lang m beraad ftaan , om méde-léden van het een of ander Vrij-Cerps, of Exercitie-Gcnoodfcbap te worden. — Dit is al wat wij aan de behoevtige Dortfche Schutterijen, in goeden ernst, raden kunnen. — * * * Am ft er dam den ... Augustus 1784. Mijn Heer de Hardloper! Een gezelfchap van vrijgeboorene, en zuiver-patriottifche Nederlanders neemt de vrijheid U W. Ed. te verzoeken, om deezen brief een plaats in U W. Eds. geachte Weekblad te willen inruimen. Zedert dat wij door de rabbel fchriften van vreemdelingen en bastaards, waar in zij den Laster den vollen teugel vierden, zijn ontroerd geworden, dewijl wij zagen, dat zij onder de fchoone naamen van Vrijheid, en Vaderland-liefde ons Land aan alle de ijsfelijklieden van een jammerlijk Bloedbad zogten overtegeeven, cn intuslchen, ter bereiking van dat oogmerk, niets anders deeden, dan onzen lieven Stadhouder en alle braave Mederegenten door helfche leugens en verguizingen in haat en verachting te brengen ('t welk hun, helaas! bij veele onnoozelen , en eigenbelangzoekenden, maar al te veel gelukt is; — want de flëgte gelooft toch allen woord) —- zeedert dien tijd, zeggen wij, zijn we, wel verre dat all die listige, en fciioon opgednukie fchcndtaal eenigen den minden nadeeligen invloed op ons hart gemaakt zou hebben, in teegeudeel in de achting, den eerbied, de hefde , en den ijver voor onzen wettigen Stadhouder, en verdere Leden van de Hooge Overheid nog des te meer verfterkt geworden: en gevolglijk kon 't dan ook niet misfen, of wij moesten greetig Uwe Schriften leezen; voor al, nu wij niet alleen al hoe langs hoe meer bevestigd zien, 't geen Gij ons voorfpeld hebt; maar nu Gij zelv ook, met nadruk, een lijdende getuigen der waarheid zijt geworden, cn door Uwe provifionele overwinning ons, cn de geheele waereld reeds genoeg van de gegrondheid en verantwoordelijkheid van alle uwe dellmgen en gezegdens overtuigd hebt;' waar door Gij gewisfelijk der gandfche Prinsgezinde Partij een riem hebt onder 't hart gedooken. — Wij zeggen er U in 't openbaar onze liefde cn hoogachting voor toe! en wenfchen dat God U verder, met alle oprechten in den Lande teegen de fnoode raaddagen der boozen flerken, en bewaa- ren mooge! Nu ter zaake. — U W. Ed. weet, dat onlangs het voeren van oproerige gefprekken, en het draagen van partijdige en opreerige leuzen, bij  C67 ) bij eene publicatie, door onze Hooge Overheid is verboden geworden. — Die verbod moet ongetwijfeld eiken Vader, lander ten ufterflen aangenaam zijn , vermits alle oproerigheid van de allerakeligfte gevolgen zijn kan: — maar wat doen nu de oproerige onrust- dookers ? — Zij bevestigen hier het fpreekwoord; IVaar een Bic boonig uit zuigt, daar zuigt een Slang venijn uit ; — geevende zig alle moeite van de weereld, om menfehen, die niet veel doorzigts heb. ben , diets te maaken , dat men door die verboodene Leuzen de Oranje Couleur zou moeten verdaan , niet tegenfhande die Couleur in de ganfehe Publicatie niet genoemd word. — Dat zelfde Volk. dat anders den mond zoo vol van de Vrijheid heeft, zoekt nu de hooge Overheeden zelve re doen voorkoomen, niet alleen als of Zij haaters van O anje, maar zelfs, als of Zij menfehen waren, die een Vrij Volk tot die laagte zouden willen verneederen, dat men zelfs geen Or, nje lint , (terwijl alle andere couleuren , zo als wit, zwart, rood , &c., zelfs de couleur, die Caca de Dauphin, of Kak Couleur van den Dauphijn genaamd word, niet uitgezonderd', gepermitteerd zouden zijn, om er linten of ftrikken, of iet anders van te dragen naar welgevallen) en dus geen lint tiaar zijn fmaak en verkiezing zou moogen dragen. — Maar nu is de vraag , of zulke Lieden , die ons zoeken op de mouw te fpelden, dat de Hooge Overheid ons het draagen van de Oranje-Couleur zou verbooden hebben, zig wel met eenige moogelijkheid van het voeren van oproerige gefprekken , en het aanblaazen van partijfchap kunnen verontfchuldigen ? — Onzes bedunkens, neen! — Want wij kunnen zoo klaar, als den dag, bewijzen, dat wij diefeboone, en aangenaame Oranje Couleur niet alleen vrijelijk draagen inoogen , maar dat wij er zelfs onze Overheden door vereeren; en hdog-achting toedraagen. — En dit nu zoo ; jnde, hoe kan dan al dat roepen en fchreeuwen, dat ons deOranje Couleur zou verbooden zijn, anders befchouwd wor n, dan als een voorbedagte list, om het volk in den denk te brengen , dat wij niets minder dan in een Vrij Land meer leeven; — dat ons zelfs de oHfchuldigfte kleinigheden verbooden worden ; — dat wij gevolgelijk op een verregaande wijze overheerscht, ja even ais gedwongen worden; — dat men zig daar teegen in tijds met alle magt diend te verzetten, en zoo voord ? — Wat is dit nu anders, als eenen bitteren haat, en minachting (in plaats van liefde en hoogachting in de harten van 's Lands dille , doch op hunne dierba 're Vrijheid zeer jaloerfche Ingezeetenen teegen hunne wettige Overheid te ontdeeken, en hen alzoo teegen dezelve in 't harnas te jaagen? — En wat is dit dan weederom anders, dan het voeren van muitzugtige gefprekken; — het zaaijen van  C<58 ) van het zaad van oproer; — en het asnftooken van de bet- vigfte partij(chippen? — Maar nu zal het vr op aankoomeu om onweedetlpreekelijk te bewijzen, dat de Oranje Couleur met vernoouen , maar in teegendeel vei ëeremlc van 's Lands Souvereineu is: — en daar toe zullen de volgende rede« wij vertrouwen , meer dan genoegzaam ' loor eerst; ten bewijze, dat het draagen van Oranje in t gemeen, en van linten of ft'rikken van die couleur in 'c bijzonder, door de Hooge Overheid niet verbooden is hebben wij ons alleen maar op die Publicatie, zelve te beroepen , waar in dat verbod zou moeten voorkoemen. In die Publicatie nu word alleen , in generale termen , van Leweit gefprooken, zonder eene enkele verboode couleur, nochte iets, dat van zodanig eene couleur gemaakt is, bepaaldelijk op te geeven ; en dit zou evenwel noodzaakelijk zijn geweest, om te weeten, welke couleur al of niet onder'de verboodene zou moeten geteld worden, en wat men al of met zou moogen draagen : — daar nu echter zoodanig eeue noodzaakelijie bcpaaling in de Publicatie niet gedaan is —zoo beCuitea wij dan ook te recht, dat geen ééne couleur hoe genaamd, nochte éénige cocarde , of ftnk, van wat couleur die ook zou moogen weezen, bij de bedoelde Publicatie is verbooden geworden; — en dat wij dus, na de gedagte Publicatie, nog wel deegelijk alle couleuren moogen draagen, die van onzen fmaak zijn, of daar wij zin in hebben; — en zulks overeenkomllig die Vrijheid, die men eenen rvederlanrifchen Burger volftrekt njet mag entneemen, en die wij, — niet teegenftaande alle zulke Publicatien, of Refolutien, of Placdten, waar door men die Vrijheid mogt trachten te nekken , en welke dcrhalv'en, als het wettig gezach der Volks Reprefemanten van dit \tm Land ten fterkfte overfchreedende, ook in geenen deele behoeven geöbtempereerd; of gehoorzaamd te worden, — gerust en vrij moogen blijven uitoefFenen; wij meenen eenvoudig die vrijheid, om te moogen draagen de couleur, daar wij zin in hebhen. — En dat bij de gedagte Publicatie geenerhande cocarde oïftrtk, (en dus ook geene Oranje) onder de Leuzen geteld moet worden, blijkt ten klaarde, als men in aanmerking neemt, dat de zwarte cocardes, die voor de gemelde Publicatie al tot een Teek en verftrekten , om de Vrij-, Corsputen te onderfcheiden, r,u nog, al even vrank en vrij gedraagen worden; zelfs daar ter plaatze, daar (en dus ten fpijt van de Regeering) het Vrij-Corps, allcrwijfelijkst en burgerlievendst, door de Regeering vernietigd is: — wel waarom zou dan nu een Oranje Strik, die ook enkel en alleen maar gediend heeft tot een Te eken, dat men voor den  den Stadhouder, en dus voor de conftitutienüe en gevet' tigde Regeeringsvorm van ons Land is, die door elk Regent pie;Uig is bezivooren geworden, en die ook door elk Rep-ent moet worden befchermd, indien hij zig althans niet waardig wil maak'.n, dat hem het kusfe worde t'huis gezonden ■ -~ en gevolgbjk ook tot een Teeken, dat men voor'*'* Regent is; — waarom, vragen wij, zou dan eene Oranje Sttii- als verbooden moeten aangemerkt worden? en zulfei uit kragte van eene Publicatie, waar bij geen ééne couleur bepaaldelijk word genoemd;— waar bij alleen, in 't algemeen , van Leuzen gefprooken word; — en waar uit men dus, bij geene moogelijkheid, weeten kan, wat de Hoo<*e Overheid door Leuzen verfïaan wil hebben-? . ö INu Itaat ons nog in de tweede plaats te bewijzen, dat het draagen van Oranje in 't gemeen, en van een Oranje Lintje of' Strikje in 't bijzonder, wel verre van door de Hooo-ê Overheid verbooden te zijn, in teegendeel niet anders, drm tot een Teeken var. vertering en hoogachting voor Hoogst de zelve kan befchouwd worden. — En hier van zal elk en een iegelijk overtuigd moeten weezen, die flegts een oogenbhk tot de Refolutie, die de Hooge Overheden der Republiek met opzigt tot de Dtggersbankfe Helden (jat waarlijk Helden! ; genomen hebben. — Bij die Refolutie nu wee' de geheele waereld , dat Hunne Hoog Mogenden hebbed goedgevonden en verfiaan , dat de eere - teekenen , de goude en zilvere Medailles, waar meede Hoogst d'e zelve op den voordragt van onzen lievenswaardigen Orante Vorst' als Admiraal Generaal van de Unie, die altoos waare Verdienfitn in aanmerking neemt, en naar waarde belooner wil, hebben gelieven te befchenken, voor de hooge Officieren, uit hoofde van distinctie, aan Ora< ge-blancbe- blevimten , en die der laagere Officieren aan zuivere Oranje linten op de borst hangen moesten. — Bewijst dit niet overtuigend, dat Hoogst gedagte Heeren Staaten Generaa' daar door een fpreekend blijk hebben willen geeven, dat Zij de Oranje couleur, voor de recht - faderlandjcbe Couleu; willen gehouden hebben, en dat Zij voor die couleur booven alle andere couleuren, met eene gedistingueerde Hoogachting bezield zijn ? — En waar door kan men iemand meer vereeren, meer veraangenamen, en meer hoagSehthïgs bewijzen , dan door dat gene te doen, 't welk hij zelf toond' dat hem bij uitneemendheid welgevallig is? Men zegge hier niet, dat de gemelde Eere-teekenen alleen maar door de Doggerbankfe Helden, en door geene anderen gedragen mogten worden; — want men begrijpt ai terftond' dat zulks wel waar is met opzigt tot die Êere - teekenen op zig zelven., maar geenzins ten aanzien van d». linten-, waar  C 7ö > waar aan de zelve moesten gehangen worden. — Hunne Hoog Mog- hadden zoo wel zwart, Of blaauw, of groen, of kak- coulettrig lint, als juist een Oranje, en Örangeblancbe-hleu lint kunnen ördonneeren, om de gemelde Eereteekenen aan te hangen; indien Hoogst dezelve niet aan de geheele Natie hadden willen doen zien, dat Zij die couleur als de waare Vaderlandfche couleur wilden hebben geconfidereerd, en dat dezelve daarom ook bijzonderlijk van hunnen fmaak was. — Maar nu is de vraag; daar dan geene couleur, hoedanig die ook zou moogen weezen, nochte eeniger hande linten of itrikken bij de gedagte Publicatie zijn bedoeld geworden, en echter alle /. uzen, in 't generaal, verbooden zijn, wat men dan nu door leuzen verfiaan moet ? — Wij antwoorden: — leuzen zijn zoodanige teekenen; die men opzetlijk draagd, of, op eene andere wijze, toond, met een blijkbaar oogmerk, om er oproer door te verwekken, of om anderen te dwingen, om, door het aannet men van dat t e e k e n , zig meede te verklaaren voor d i e Partij, waar toe men openlijk aanduid te hehooren. — Al wat aan deeze befchrijving niet volkoomen voldoet, durven wij ronduit ze;gen, dat geen leus genaamt mag worden. Men ziet derhalven uit deeze definitie, voor eerst, dat alle teekenen geenzins leuzen zijn: — en zeeker, indien dit ook anders ware, dan zou elke livrei-rok van een knegt; elke monteering van een foldaat, (welke beiden niet anders, dan teekenen zijn, waar aan men hen kennen, en waar door men hen onderfcheiden kan) — ja elk uithangbotd voor een leus moeten gehouden worden; — en wie gevoeld de belachelijkheid daar niet van? — Ten tweede; Ziet men uit deeze definitie van een leus, dat het oogmerk, het blijkbaar oogmerk het éénige is, waar door iets tot een leus gemaakt word. — Een en het zelfde teeken derhalven kan en een leus, en ook geen leus zijn, naar maate het oogmerk is, waar meede het gedraagen of vertoond word. — Vraagd men nu, waar uit men zal kunnen bewijzen, dat iemand het een of ander te eken vertoond, of draagd, met een oogmerk, om er een leus door aan te duiden? — Het antwoord is zeer eenvoudig: aan het gedrag, dat iemand bij het draagen, of vertoonen van zulk een te eken houd. — Men zegd, dat de Vrij. metzelaars verfcheidene te eken en hebben, waar aan zij door elk, die van hunne Broederfchap is, gekend kunnen worden; — maar die teekenen zijn op zich zelven geene leuzen, zoo lang zij daar bij een (lil en vreedig gedraghouden , en aiemand, om het niet vertoonen van die tee-  C 70 2enen, eenigen overlast of eenig geweld aandoen; — maa-t het zou terftond overtuigend blijken, dat men die teekenen tot leuzen wilde doen dienen, indien men elk en een iegelijk, die dezelve niet wist te vertoonen, aanpakte, mishandelde, «n dwingen wilde, zig meede door die teekenen van anderen te o'dderfcheiden: — en in dat geval behoefd er zelfs in 't geheel geen teeken gedraagen, of vertoond te worden: — onze gevoelens zelfs kan men tot leuzen doen vertrekken , zoo dra men anderen met geweld noodzaakt, om meede die gevoelens aan te neemen. — Het wapentje van een Courant, en de iitel van een Weekblad ftrekt voornaamelijk tot een teeken, om die courant, of dat weekblad daar door van anderen te distingueeren; en in dit opzigt is zulks ook geenzins voor een leus te houden; — Maar, wanneer men met het een of ander gefchrift langs de deuren loopt, — het zelve aan anderen opdringt, en de zulken, die het zelve niet gewoon zijn te leezen, met fcheldnaamen en vervloekingen overlaad, ja hen zelfs aanpakt en mishandeld; — dan toond men met de daad, dat men een oogmerk heeft, om het leezen van , en het inilemmen met zulke gefchriften voor een leus te doen doorgaan. — Bij voorbeeld, — die beruchte twee-duits prullen, (om van anderen vodden maar te zwijgen) die hier te Amllerdam tweemaal ter week onder den naam van Louw en Kreelis, en Grietje en Diewertje uitkoomen; — die ieder weet, dat door oproerige Guiten zeer lasterlijk en boosaardig worden opgefteld.; — waar van ieder bijnaar de aanflookers en voornaame beflierers met naam cn toenaam noemt; en waar om zig niemand van lagchen onthouden kan, als zig de fchrijver van die nesten als een boer doet voorkoomen, en men dan te gelijk nier onbewust is, dat die Kaerel, fchoon magtig-rijk, echter bce~ ren-fchoenen met banden draagd; — Oproerige prullen, noch eens! — waar in ieder weet dat alles op ean God-tergende wijze bedild, en berispt word; waar in men de goede Burgerij al 4 jaaren lang teegen haare braave Overheden heeft aangehitst; — waar in alles vervloekt word, dat anders denkt als die fc.irijver; — welke weeklijks langs de deuren worden omgebragt, — en misfehien niet zelden den menfehen even als opgedrongen worden; Zouden dte, en foortgelijke oproerige Prullen,' vragen wij, niet met alle recht onder de leuzen geteld moogen worden? — Nog eens • — toen de roemruchtige Overwinning op Doggersbank behaald was. zag men bijnaar niet anders, dan linten en hoedjes a la Zoutman diagen, tot een teeken van de hoogachting, welke men dien dapperen Bevelhebber toedroeg: — Maar wie is er, die dat teeken ooit voor «en vetboode leus gehouden heeft ? — Gewisfelijk niemand }  C 72 ) naad! --En evenwel zou het wel deegelijk een leus geworden zijn, mdien men het gedragen had met een oogmerk om er oproerige beweegingen door aan te rigten en dat oogmerk had ten toon gefpreid door anderen met de daad te dwingen, om zig meede met zulke//»/*», of hoedjes op-te- l,eren En even zoo is het ook met het Oranje m met al wat van die couleur gedragen word, geleen-en 1— Een Oranje Strik, of/Ju aan den hoed, of op eene "andere wijze gedragen, onder eene (rille en bedaarde conduite alleen tot een teeken van de liefde en hoogachting, die men voor den dierbaren Oranje torst in zijnen boezem koesterd en omdat men in die couleur een bijzonder behaasen fchent' terwijl men anderen de volkoome vrijheid iaat, om zulks tl volgeni of niet te volgen; — dit is ongetwijfeld zoo we! geoonofd , als een zwart, of ander Strikje, of Imtü van wat couleur het ook zou moosen weezen; en die 'zié daar door geërgerd vind, of iemand eenige onaangenaamheid of mishandeling aandoet, - die is zelfde oproermaker, en wet, die t Oranje draagt : - maar, indien men anderen geweld aandoet , of noodzaakt, om zig meede van een Oranje teeken te voorzien, en hen alzoo, teegen wil en dank, tot onze Partij zoekt over te haaien; — dan — dan alleen — en anders niet, kan het Oranje voor een leui gehouden worden: —maar in dat geval zou, met een woord, alles een leus zijn t welk met dat zelfde oogmerk gebruikt wierd. Wij zijn &c. ë Wij bedanken onze geëerde Correspondenten zeer voor de ons toegezondene (lukken, en verzoeken voorder met der- zeiver correspondentie vereerd te mogen worden. Den Buev mtAmfterdam in dato 13 Augustus, als mede dien van den geachten Leidenaar zullen wij zoo fpoedig mooeliik plaatzen. — Ook zouden wij zeer gaarne gebruik maaken van den Bnev van enen Stadboude, sgezinden Overfcbiënaar, indien wij enige verzekering hadden, dat des zelvs ganfchê inhoud der waarheid conform was. Te Rotterdam, bij J. HE ND RIKSEN, en verder alto a 1 l Stuijv.  HARDLOPER VAN S T A A T. N°. 9. Extract uit een Briev uit Rotterdam, in dato . . . Augustus 1784. /"\m te kunnen oordelen, met welk recht die heeren KoopV/ lieden en andere Rotterdamfche Ingezeetenen, welke bij Requeste aan de Heeren Staaten van Hollanden West-Vriesland om beveiliging en befchertning hunner peribonen, mitsgaders om de hertelling van de rust binnen deeze Stad, hebben verzogt, deezen zeer uitfpoorigen, en voorde braave en achtingswaardige Wethouderfchap van Rotterdam zoo beledigende» flap gedaan hebben, en ot'onder aeeze onrustige meenigte van Requestranten niet de waare bronnen en oorzaken van die» onveiligheid, die binnen onze Stad, zoo ongelukkiglijk als boosaardigiijk, zeedert eenigen tijd heeft plaats g'egreepen, moeten gezogt, en kunnen gevonden worden ; — daar toe zal, onder anderen, het volgend taaltje niet onaardig te pasfekoomen.— Voor eenige dagen (en, zoo ik her wel heb, den 6den deezer loopende maand) des middags, de klokke twee uiiren, koomen er eenigen van die Requestranten over den Goudfchen weg gaan, en de Laugewarande ingeflagen hebbende, ontmoeten zij, of zaagen zij aankoomen, den op e(én na jongften Zoon van den Heer Kloppenburg. — Haa! — dat was recht een lekker boutje voor die helden! — Dien jongeling kon men toch gemakkelijk met hun Zeevenen aan! — o jaa! — dat kón eenigzins fchikken! — Althans men had moeus genoegd om eenen verwoeden aanval te waagen, en dien bedaarden jongen Heer zoo allerjammerlijkst te mishandelen, dat hij in fiaauwte ter Aarde viel. — ■ . Dan; — nog was de Euvelmoed van deeze Booswigtcn daar meede niet gekoeld! — neen! Zij moesten dit bijnaar leevenloos mensch eerst nog eens oprigten, en hem vervolgends met zoo veel gewelds teegen een boom fmijten, dat hij, ik weet niet hoe veel, te rug ftuitedc: — en waren er toen geene menfehen tet zijner reddinge toegefchooten; — •t is Gode bekend, of zij dan dat onnoozel flagt-oiter hunner wreedheid niet geheel zouden hebben afgemaakt! terwijl zij nu roch Itewrverkoozen hunne behoudenis in de vlugt, en in een daar Hij geleegeti thuin hntme fchuilplaats te zoeken;— na dat, Intusfehm, van dit moordzugiig zetvevW eerat nog eens, naar gewormte, deeze heldhaftige woorden had uugeboezemd „.daa- heb ik regt deeg van, dat d>e Lng.licoe #/,,.,.! 253 krijgen! I -—- .,;  C 74 3 Brie van die fnoodaards zijn Hubert, — Baalde, — éa Blokhuizen ; — de naamen der andere vier ziin mij ont- tt wVj ~" "]aa,r bij' geleeSenheid zal ik de zelve dan u. W. hés meededeelen. fcP?,C/rde Har Kloppenburg heeft deeze oiimenschlijke behandeling terftond aan den Heer Hoofd- Officier aangegeeven: men twijffeld geenzius, of Zijn Wel Ed: Gertr: zalerziff (in gevolge van zijnen edelen denkensaard) ook ten fterkfte li?J™An f le,eSe» leSSen: - en te gelijk houd men zig verzeekerd, dat het de oude Heer Kloppenburg er ook maar gandsch niet bij laaten zal. - Er zijn reeds, zoo men verneemt, verklaaringen ingewonnen van menfehen, die dit jammerlijk fchouwfpel van den beginne af, zoo uit thuinen als anderzins, hebben aangezien. Ook ben ik, van goeder hand, geïnformeerd, dat da fchreeuwende baldadigheeden en geweldenarijen, op dra jongden agtden Maart, of den laatden Verjaardag van onzen gelievden Erfftadhouder, den braaven ouden Heer vAM dpr v en , op de beurs, door eenige bekende Roervinken aangedaan, reeds zeer ernstig zijn begonnen onderzogt te worden: en dit zoo zijnde, ('t welk elk welmeenende allervuuriglijkst verlangt, en ook met grond verwagten mag) — dan kan het ook met misfen, of de uitkomst zal binnen kort doen zien, dat die mazende hellewigteu of in flilte het hanzen-pad gekoezen hebben, (als zelven wel weetende, dat hunfcbelmschgedrag geen het minde Rechterlijk onderzoek lijden kan) of wordenm™an a"deren' naar allen «fc*». Seftraft zullen Eindelijk is mij van eenen zeer geloofwaardige» kant, op zoodanig eene wijze , dat ik geene reede van twijfeling gevonden heb, verzeckerd dat reeds zóó door het inwinnen van verklaanngen, als anderzins, zou beweezen zijn, dat de patroonen, die op den derden April deezes jaars, door, in edecte, met anders, dan eene bende Moordenaars, (waar van , zoo als elk weet , de beruchte van Zwijndrecht de eer/Ie aanvoerer en dus de voornaamfte Moordenaar geweest is), onder de gedaante, quasi, van eene Burgerwagt, (welke qualiücatie niet weinig tot hun bezwaar flrekt) op hunne eigen weldenkende Meede-burgeren, zijn afgefchooten , met GESTOOTEN GLAS , en PORSELIIN z™ gemengd geweest, —. en dat de Juftitie des wegens ook gandsch niet flaapende is Toen men in den jongften oorlog den Engelfchen ten laste leide , dat zij met zulk of Stt Trldmg °nS' als teSe" h«™e openhaare « '/ i ? * hadden' - w'*tmen, daarom, die Natie als de barbaarfte, en affchuwelijkfte van den ganfehen Aardbodem uit te krijten: - Iicve God.' - wat zal meu dan van zulke godvergeeten fchurken moeten zeggen , drontmensclu genoeg zijn , om het zelve tegen hunne éiga on-  C 75> cn&hnlda'ge Medeburgeren, op de verraaderlijkffewijze, van gebruik te maaken! Het zal U W. Ed: zeeker niet onbekend zijn, dat er, op den dag der laatite wapenfchouwing alhier, een timmermans lcnegt, die, zoo verhaald word, door eenen Burgerofficier wat zeer onzagt in de borst gegreepen, en te rug gefteoten zijnde, den zelven met eenen gevoeligen klap om de ooreu betaald had, door eenige Adelborften en een Officier is onder 't Stadhuis gebragt; op welke expeditie al verfcheide aardige, en voor die Adelborften zoo wel, alsvoordien Officier, juist niet zeer gunstige reflexien zijn gemaakt geworden, omdat men zegd, dat zij daar door in den post der Gerechtsdienaars zouden getreeden zijn: — maar het geen ik verneem dat te Delft gebeurd zou weezen, zou, zulks waarheidzijnde , zeeker nog eert toontje hooger klinken — Immers men verzekerdmij, dataldaar op den avond van den 31 ften Julij laastleden twee menfehen, die, een weinig befchonken zijnde, Hoezee! — en, op het zien van eenen Burger-Officier met een Oranje Sjerp, Vivat Oranje! — of, zoo als anderen zeggen, Oranie booven! geroepen, doch, zoo als bij de uitkomst gebleeken is, niets misdaan hadden, bij abfentie van de dienaars der Justitie, door eenen Advocaat; — en wal (opdat hier, zoo als men zegd, de onfchuldige niet mag worden bij het hoofd gevat) door den Heer Mr. Koetsveld, (die te gelijk Procureur van den Heer Hoofd-Officier der gemelde Stad is) geadfifteerd, zoo men mij berigt heeft, door nog 2 a 3 perfoonen, welker uaame» mij niet genoemd zijn, bij welgcmelden Heer Hoofd-Officier zijn aan huis gebragt; met dat gevolg, dat de zelve vaa daar met fchout en dienaars naar het Raadhuis getransporteerd, en in gevangenis gezet; doch, na het eerfte verhoor, weër in volkoome Vrijheid gefield , en derhalven , zoo als ik meen gerust te moogen vast Hellen, onfchuldig bevor.den ziin. — Zou men niet zeggen, hoe kan 't moogelijk weezen, dat een Rian, die met allen recht onder de fatfoenlijke Lieden gerangeerd mag worden, alleen op het hooren uitboezemen van den Vadqrlandfchen wensch Vivat Oranje! of Oranje booven! of door vervolgzugt, of door verbittering, of door eenige andere hartstocht, of door wat het ook zoude moogen weezen, zijn karakter, en den rang, waar in hij zig geplaatst vind, zoo zeer zou kunnen vergeeten, om tot de laagheid te koomen van den rol van gerechtsdienaar, of, 5t geen mij nog al zoo haatlijk voorkomt, den rol van delateur of aanbrenger in 't publiek te fpeelen? — Wat fatfoenlijk Man zou er zijn, die zoo eenen (naar mijne manier van denken) waarlijk-verachtings waardigen mensch niet alle converfatie ontzeggen, of die flegts een ogenblik met hem in een en het zelfde Koffijhuis vertoeven zou? — Ik althans kan niet ontveinzen, dat hij er uit zou moeten blijven, of ik, eca vau beiden; — en derhalven wil ik wel bekennen, 1 q aalt  C 76) -san dat geval, voor als nog, maar zeer weinig, of in't geheel geen geloof te (laan. Waar meede &c. — Briev van een Gezelfcbap waare Patriotten /« Amflerdam, in dato 13 Augustus 1784. MIJN HEER de HARDLOPER va* Staat! Als Haat en Wrok het mom word afgeligt Blijft vaak de Deugd met leugentaal betigt, En, voor een tüd, de Liefde tn Trouw verfchooven: Maar — komt Bedrog en List eens aan deu dag, De Dwlnglandij ontzenuwd van. gezag; Dan drijft de glans der waarheid eeuwig booven! Dit waaragtig vaersje, 't welk allen oprechten Patriotten niet dan aangenaam kan zijn, wierd ons onlangs door eenen ten minfren 80 Jaarigen, zeer verftandigen, en waarin Patriot , en dus ook eenen goeden Prins gezinden , fchoon hij wel 7. a 8 uuren van ons verwijderd was. en, onder een hil vertrouwen op Gods trouwen waarheid, met ziiue deugdzame Echtgenoot voor onzen lievenswaardigen Stadhouder en Hoogst des zelfs dierbaar Huis met een geloovig harte bad, echter zoo duidelijk en klaar opgezongen, als of die Grijsaard midden in ons gezelfchap was. — Zeg niet, mijn Heer! — dat is derk. — Het is waarheid; en die het vatten kan, die vatte het. — De inhoud van dit vaersje bragt ons juist dat even zoo dol, als aanhoudend gefchreeuw van die zoo genaamde Vtlks-fiem te binnen, waar van men zig al zoo lang, teegen zijn beeter weeten aan , bij gebrek van eenen goeden grond tot goedmaaking zijner zaake, heeft weeten te bedienen. —Dan, na ons alle gebeurtenisfen in ons Land, zeedert meer dan drie Jaaren, naauwkeurig herinnerd, en alles met bedaardheid nagegaan te hebben, moest elk onzer, (en zoo wij vertrouwen, elk onzijdig mensch in 't gemeen) nog betuigen, niets daar in te kunnen vinden, 't welk flegts een fchijn eanef algemeene ftemme des volks had. Een klein getal menfehen in Steeden, die men zelve zegd dat 20 a 30, ja 60, 70 duizend inwooners omvatten; — Vierhonderd onderteekenaren, van een Request in onze magtige waereld-fhd Amflerdam, die alleen meer dan honderd duizend ingezeetenen kan opleeveren; — en, alles en alles te zaamen genoomen, flegts twee cn twintig honderd onderteekenaars in de ganfche Provincie van Utrecht der Natie voor de flemme des volks te willen opdringen, merkt ieder, dat de belachgelijkheid zelvs is: — En evenwel heeft men nog geene moeite gefpaard o.n die ftem voor de flemme Ceds te doen doorgaan, en de zelve te vergelijken bij die algemeene ftem, die in 1747 door de ganfche Republiek gehoord wierd. — Trouwens de oproerige haaters van Oranje hebben niets anders gezogt, dan nu, ten hunnen voordeele, zulk eene algemeene flemme, als in dien  C?7) ■ dien tijd, te doen opgaan. — Daarom moest het Doorlugtig Oranje-Iluis in 't gemeen, en onze dierbaars Erflladhouder irt 't bijzonder, door eene meenigtc naamlooze fchriften , voor het oog van 't Publiek, op zoo een verre gaande wijze belasterden beloogen, en zoo valfchelijkbefchuldigd worden! — Daarom moest de Eijfelijkheid van het Stadhouderfchap, ja zelfs de gebecle Stadhouderlijke Regeer Ing, van ter zijde, zoo listig en bedriegelijk worden aangevallen! — Daarom moest men.het volR in den denk brengen, dat zij in hunne vrijheden, rechten en privilegiën verkort waren; — dat men die verkorting enkeltijk en alleen aan de dwinglandij en overheerfching van voorigc Stadhouders, had toe tefchrijven; dat men deu burger nog ai hoe langs hoe meer zogt te onderdrukken; en dat men onze vrijheid den voet op den nek zogt te zetten ! — Daarom moest men den (lillen burger ontrusten, en eenen onbezuisden drift tot den wapenhandel inboezemen, ten einde zig in ftaat te (lellen, om alle zoo genaamde verloore vrijheedtn, rechten, en privilegiën kragtdaadig te rug te kunnen eifchen, en teegen alle verdere voorgewende overheerfching te waaken! — Daarom moesten alle die bittere rampen, die allergevoeligfte (lagen, ons ongelukkig Land door eenen rampfpoedigen, en heimelijk berokkenden oorlog toegebragt, alleen aan een voorgewend kwaad bejluur, en aan de werkeloosheid van den ['rins worden toegel'ehreeven! — Dit alles, zeggen wij, en nog meer andere kunstenarijen moesten er gefchiedeu alleen om den haat der Natie teegen den V\..:st gaande te maaken, en alzoo zulk eene ALQEMEBN8 volkstem TEEGEN Oranje te doen aanheffen, als in 1747 cll{tM1 Nederlander, door de .'eheele Republiek* heen, VOOR O.ianje in de ooien kionk. — Dan, -s» God zij gepreezen I — dit fnoode oogmerk is tot dus verre gelukkiglijk verijdeld! — 't Is waar, men heeft aller weegen de beklaagelijkllc partijfchappen cn verdeeldheden in het Land weeten te verwekken; — maar de waare bedoeling begind — dank zij der goede Voorzienigheid! hoe langs 'hoe meer te misl'en! — en die oogen heeft om voor uit te zien, merkt klaarer dan het middag-licht, dat men zig al meer en meer in zijn eigen ïtrop bemind te verhangen. — En God bewaareook alle eerlijke Vaderlanders, dat eene gevloekte heerfchzugtLe Cabaal ooit koome te triumpheren! want dan, helaas! z'ou't met de zuivere Leer van Jezus Kristus, en met de waare Burger vrijheid heheel gedaan zijn ! En ten bewijze, dat de Volks ftem thans gandsch anders is als de Factie die wel gaarne hooren zoude, behoeft men niet meer te doen, dan de eigen fchriften der contre-partij gei eegeld en BEDAARD te leezen; om dat men daaruit, bijnaar bij aanhoudenheid, kan vernemen de bittere klagten over die Bijnaar, algemeene Volks-ftem; — over dat Vivat Orante of Oranje booven, 't welk in de aanzienlijkfle Steeden en Dorpen van onze Republiek word aangeheft! — Van Rotter* 3 dam9  C 7» 3 dam, (bij voorbeeld) van Delft, — van liet allerlofwaardigs* Overfchie, en van de meeste Steeden en Dorpen van ons Gejneenebest zegd men , onder anderen , dat het wenschlijk waare, dat die zoo genaamde oproerige algemeene Polks-ftem van Vtvat Oranje! en Oranje booven! eens even zoo als te Leyden onderdrukt mogte worden! — Een fterk bewijs gewisfelijk, dat de algemeene ftem te Leyden ook al VOOR Oranje geweest is; maar dat men die. of door geweld of op eene andere wijs, heeft weeten te fmooren. — O! wat zal alles mooij op zijn pooten neêr koomen! De Keizer '" De Koning van Pruisfen! ! ! — Nu loop toch, in Gods $aam! maar voord, Hardloper! en geloof, dat wij zijn U Wel Ed: getrouwe Vriendev * * * * Mijn Heer de HARDLOOPER! Met ontroering heb ik in de Haarlemfche, en Delffche: Couranten van laatstleeden Zaturdag geleezen, dat de gevangenen te Arnhem van de deftigste Burgers wem; en't kan niet anders zijn, of zulks moet den zulken , welke daar eenige betrekking op hebben, ten innigfte fmarten: — Maar met geen minder verwondering heb ik gezien, dat deeze reeds gearresteerden , beneevens nog andere Amhemfcbe Ingezeetenen, die ook geciteerd waren, alleen verhoord wierden, om de voornaamste BELHAMELS maar te ontdekken: en om dit oogmerk te bereiken, dagt mij, dat juist niet veel moeite zou behoeven gedaan te worden. — In 't laatst afgeloopen jaar is men uit zeekere Courant, die toen noch 't Orakel was, en uit zeeker Weeklijks Blad, dat toen ook vrij wat meer, dan thans , wierd aangebeeden , onderrigt kunnen worden , hoe dat twee Rechtsgeleerden B en B... den braaven Arnhemfchen Burgers allereerst hebben opgeftóokt, door haar onder 't oog te brengen, war, quafi, hunne Rechten en Privilegiën waren, en hoe men die (zoo men het heeft willen noemen) gefchonden en vertrapt had. — Deeze Rechten en Privilegiën, nu wilden die Rechtsgeleerden, dat de Burgers van hunnen Magiftraat weder eischten, of dat zij, Zo de zelve onverhoopt niet herfteld Wierden, hunne Overheid, als dan, met de wapenen in de hand daartoe zouden noodzaaken. — Dit was, in fubftatitie, de zoo genaamde Vaderlandfche taal van die valfche Vrijheids Zoonen, —, waar van de geweldige beroeringen, zoo in 't voorleeden jaar, als in deeze loopende maand alhier voorgevallen de bittere gevolgen geweest zijn: — Wat dunkt U, Mijn Heer! Zou de Wel Ed: Achtb: Magiftraat der Stad Arnhem nu wel veel moeite behoeven aantewenden, om de eerfte aanvoerers van die burger-onlusten uittevinden ? — Of zouden zulke oproervinken, welke het gemeen de voorfchreeven gevoelens hebben ingeplant, en waar uit alle de troubles binnen de gemelde Stad ea. elders gebooren zijn, niet voor de waare oorzaakeu van  ( 79 ) vin alle die verwarringen, die buirenfpoorigheden, dieblcïd*-5 ilortingen, die ongelukkige huisgezinnen, en faratlien, welke door die akelige gebeurtcnisfen zo deerlijk ontrust zijn* moogen gehouden worden ? Ach ! dat de Overheid , dit in aanmerking ncemende, toch confideratie mogt gebruiken omtrent die geenen, welke door opftooking en verleiding in zoo een ongelukkig geval gebragt zijn! en dat zig eerlang eens eene gegronde hoop mogt opdoen, dat de Republiek in rust geraaken, en de Natie tot haare oude denkwijze te rug-keeren zou! — Dan, Mijn Heer! zoo lang de Verdervende hend nog zoo den meester fpeeld, en door niets beteugeld word , weet ik niet, of er nog wel veel goeds te wagten is; want het word er van die raazende Cabale op toegelegd, zoo als het fchijnt, om het geheele Land te verderven en te ontrusten. — Gister avond in een Gezelfchap hier over fpreekende, zoo verhaalde een Heer, die in de voorige maand een reisje door Vriesland had gedaan , hoe zeer de listige Partij daar ook haaï best doet, om de Natie op te ftooken, en de goeden af te fchrikken. — In Sneek in een Logement zijnde, vertelde heaa de kastelein, hoe zeer de braave Burgerij aldaar door lïioodaards was verbitterd geworden , zóódanig zelfs, dat, zoo hij zekeren Grietman (bekend voor een Prinsgezinden) in zijn huis durfde logeeren, en de raazende partij zulks ontdekte, zij hem het huis zouden onder den voet haaien: —« 't welk hem gelukkiglijk gewaarfchOuwd zijnde, hij daarom dan ook, in de voorige week, dien Heer moest weigeren ia te neemen. — In ds trekfchuit van Harlingen naar Leeuwaarden zittende, komt er een Heer in, die (na met hem terftoncï in een vriendelijk gefprek getreeden te zijn) hem verhaalde, dat hij Grietman over verfcheiden Dorpen was. Een weinig daar na volgt zijn knegt met een pak-piereri, zoo veel hij houden kon. — Mijn vriend nam de vrijheid zijnen reisgenood te vraagen, waar meede des zelfs knegt zoo zeer belaadeu was? — Dat zijn Posten van den N. R. mijn Heer! antwoordde de Grietman , en Politieke Kruijers. — Wel; — repliceerde mijn vriend, wat doet mijn Heer toch met zoo een geheele boel van die fchriften? — Dat zal ik d'Eer hebben U te zeggen, ^voerde de Grietman hem hier weer op te gemoet) die laat ik weekeh'jk, zoo er zaaken van eenig belang ih zijn, opkoopen, om ze door mijne geheele Grietenij uit te deeleh: — Want je zond niet geloovcu, mijn Heer! ging hij voord, hoe lomp en eenvoudig de boeren daar nog zijn in hunne denkbeelden. — Hunne achting en liefde voor den Prins van Oranje is maar uit hun hart niet weg te neemen, «ü mea kan den Stadhouder door geene rcedenen bij die lieden in haat brengen: — Altijd praaten zij van die oude heldendaaden van dat Geflagt, en de dienften, door het zelve nafj den Lande beweezen, liggen hun geduurig in den mond  C 80 -j beftorven: — Waar nu geef ik hun alle die (tokken re leezen die betrekking op den Prins hebben, en in ftaat zijn, om Hem M het vélk in veragting te brengen. —'t Is waar, vervol-de hij, door hunne diepe eenvoudigheid verdaan zij die fchriften met; maar je gelieft te weeten, dat ik in ieder plaats mijne Kreaturen heb, die gefchikt genoeg zijn, om hun dezelve uit te leggen en te doen begrijpen; — en je zond niet gelooeen wat ik door deeze vinding al gevorderd ben; — ja ik twijffeï met of ik zal alle mijne boeren wel fpocdig tot volflaaren Patriotten gemaakt hebben. — 1 Zie daar, mijn Heer! wat kunst en vliegwerk de raazende Part,] niet al in 't werk fleld, om haare gevloekte oogmerken re bereiken ! - 't Is haar om het eeven, of zulks door list bedrog of door geweld gefchied, als zij haare teegenpartiï maar afbreuk kan toebrengen: — doch hier uit kunnen in' tusfehen alle onzijdigen, en weidenkenden zien, wie in de daad tot de Verdervende hand behooren, en waar voor men zig te wagten hebbe. — Waar meede &c, 16 /„tg. I784. _ L EU DE NA AR. _ Overfchie den 30 Airnstus intx. Wel Edele Heer Hardlooper! t Ik fo niet in gebreeken pe.,'eeven lijn, om U VV. Ed. cerftond berige te te ven van de a gemcene Vreugdehedrijviagen, welke „p uen .Ir[f„ deler ter Et re van onzen Veelgeliefden Erf-t'rins alhier bij Gro'n! en van de bVdlehap en het vergenoegen, da top ieders ge'aat «rchifder?i Sereid lZZZ T meCS ""tb",k' Uwe "Wchtefteigenwoor. Zr? . 'k a veelen gevleid hadden, eoodanig d.c uw afw-ezrgblijven des avonds eene ijroore neergeflaagenheid veroorzaakte* waare her Biet 'at ik eerst lr.d wi len afwanen . rf niet de eerTof andere ir.iL.rab e Courant, onze a'leGnts onberispelijke, ja bij alle weldenkenden prijzenswaardig Vreugde, in een verke rd iicht piaatfen e„ :f° «« ««kire b wijzen z u. da: er waarlijk alhier een \.,, f." eene«(.-r*»bm rtag/fe op ons beminnelijk OverschiÉ — , ' ■]— ca' ''U'k van ',: e Nederlandse Dorpen i ,s :en tuon gcipreid ; en dit oogmerk nu reeds bereikt hebbende , dor r de y e televen, 1uit Lelft, die ik deiwecgens in de NtrMsutr.ht Pr'™ "'>""■;> «O dMH 27, en joAugu-tus, sel-eïcn bcb, b reikt ln-t.!ynde, zoo zal ik er nu • ,ok niets meer behoeven bii te doen. ' Indien het betoflfde ne»igt in ,a tsr -melce Cuurj't zonder den naam van den hchriiver urttamt, zal ik er mij in 't al! -rminst met over bekreunen en :k twijfFel niet of ek braaf en e.le mo.dig Overfchienaar zal het me: eene *eTv Met deezen heb rk het geluk UE: te melden, dat alhier het uit^eeven en debiteeren van beiden de periodique gefchriften, de Na-Courant en Praatmoer, verbóden is. Veelen dagten, dat de weTraeelïende Gemeente hier omtrent eenig misnoegen zou betoond hebben ; — te meer, daar de eerlooze Weekbladen, de Batavier en de Praatvaar, (zonder van den Post van den JVederrhim, Politique Kt uijer, Courier van Europa , en eenige Couranten te fpreeken) onbelemmerd hunnen loop blijven behouden : niet teegenftaande dat iuist de papieren zijn, door welken het verderf van ons Vaderland zoo na bij de volmaaktheid gebragt is, en CGod verhoede het!) waarfehijnelijk den totalen ondergang der Natie nog bewerken zullen! — om deeze, immers niets beduidende, reede, zeg ik, waren veele van gedagten, dat de zoogenaamde Oranje-Cabaal, — die toch niet gaarne de oogen der heilige Gerechtigheid den blind-doek ziet ontweldigen, of den Reprefentant der Burgeren op eene barbaarfche wiize alle verfmaadingen laat aandoen, hier omtrent wel eenigermaate te onvreede zijnde, zulke buitenfpoorige uitftapjes begaan zoude, dat de wetyge Overheid deezer Stad fommigen der zelven zou moeten doen in de gevangenis zetten. — Dan, Mijn Heer! de belisfende uitkomst, die altoos de geloofwaardiglle getuigen is, heeft gelukkiglijk aan die gedagten (welker gegrondheid of ongegrondheid ik hier geheel aa'n haare plaats zal laaten) niet beantwoord: — in teegendeeï: — de fmalle Gemeente is hier niet alleen wel te vreeden; maar zelfs verheugd over zulk eene wijze fchikking onzer braave Stadsvaderen. Gij verwonderd U waarfehijnelijk over de vreemde denkwijze, dier onweetende en laag kruipende zielen; — niet omdat onze wijze Vaderen zulke prijswaardige maatrégelen ter hand neemen; — neen! — ma;r omdat deeze zoogenaamde landberoerende Factie, — die, toch maar door het goud gerugfteund, de oorzaak is van eene bijnaar algemeene binnenlandfche Burgertwist , op dit onderwerp zoo wel te vreeden zij, fchoon het ontegenzeggelijk is, dat zij door deeze en dergelijke befnoeiiingen de magt al meer en mear uit haare dus geheete verderflijke hand moet kwijt raaken. — Kj Voor  C 3a ) Voor mij, durf ik althans rondborstig belijden, dat ik geenfins koude begrijpen, waar aan deeze even zoo algemeene als onverwagte vergenoeging aan waare toe te fchrijven; waarom ik dan ook geene moeite heb gefpaard , om daar naar te verneemen; en, na lang fiikkelens, heb ik eindelijk geleegenheid gevonden, om met eenen deezer dus genoemde Aterlingen in gefprek te treeden; en dat gétprek, voor zoo verre ik het althans onthouden heb, zal ik UE. nu vervol- gei-ds woordelijk meededeelcn: • Wel, Piet! vraagde ik deezen fnaak, hae gaat het toch met de Prinfe partij? begin jij lui wat te avanceeren? — o ja, dat gaat regt naar wensch, was het antwoord. — Gij weet', vervolgde hij, dat de Sociëteit, voor Vaderland en Vrijheid, zoo niet booven onze braave en nooit kwaadvermoedengeevende Schutterij verheeven, ten minde in alles met de zelve gelijk gedeld is; en dat nu de Praatmoer, en de Nacourant verbooden zijn : — ea deeze fchikkingen onzer welmeenende Burger-Vaderen (ging hij voord) geeven ons zoo veel moeds, en belooven ons zoo veel goeds, dat wij vertrouwen onzen Godvrugtigen Stadhouder eerlang geheel hetdeld te zullen zien in die Rechten en Voorrechten, welke Hij van 't begin Zijner Regeering af vrij en onverhinderd heeft uitgeoeffend. —■— Hoe! — viel ik hem in de reede, — Ziin dat de middelen, oai den Stadhouder in den voorigen luider zijner wettige Waardigheden te hei dellen? — Wel mijn arme Piet! — vervolgde ik, zijt gij nog zóé onnoozel, om te gelooven, dat die gewaapende Sociëteit voor Willem den Vijfden ijverd ? — Weet gij dan niet, dat, hoe vermoogender dat Corps word, en hoe-meer de welmeenende Schutterij beuren luider verliest, hoe eer de Prins van Oranje de voetftappen van den Hertog zal moeten gaan zoeken? — en dan zal de Oranje Partij al heel wat gevorderd zijn, niet waar? Zóó zoud ik ook denken, antwoordde Piet, wanneer ik mijn plicht wilde verzaaken; maar mij, even als alle Stadhoudersgezinden, daar aan vast houdende, denk ik juist het tegendeel ; en dit is de reede , dat ik mij verblijden kan over voorvallen, die, wanneer ik anders dagt, mij zeeker zouden moeten verbitteren. — Hier op vraagde ik hem, hoe hij, en alle Stadhoudersgezinden dan, volgends hunnen plicht, dagten? — Hoor, Mijn Heer! kreeg ik ten antwoord; onze Godsdienst bepaald ons om van onzen Naasten nimmer kwaad , maar altijd goed te vermoeden; — de Machten, die over ons gedeld zijn, te eerbiedigen; niet gcloovende, dat zij ons en zig zelven moedwiilcns ten verderve zullen leiden , of ons ten voorbeeld van onrecht en wreedheid zullen llrekken; neen! — maar dat zij daar en teegen, volgends de voor- fchrifien, Hun door den giooten Wetgeever voorgefchree- ven.  CS35 ven, ons niet alleen gaarne willen beuieren; maar dien wü ook werkelijk ten uitvoer brengen. — Hoe moeten wij dan nu omtrend de verheffing van het Exercitie-Genootifchap denken? vervolgde hij. — Te gelooven dat zulks tot verfmaading der loffelijke Schutterij gefchied zij, is niet geoorloofd; want dan denken wij kwaad van onze Overheden , die zulks met eene enkele weigering hadden kun ■ nen beletten. — Dat aan die Leijdfche Helden zoo veel zou toegedaan zijn, om den Stadhouder weêrfland te bieden , wanneer Hij eens in den zin mogt hebben, de Hem ontnoome Rechten, en Prarogativen te rug te vorderen; — datmagmen ook niet denken; — want ik kan niet wel vermoeden, dat die wijze, en rechtvaerdige Burgervaderen teegen zoo eene vordering iets hebben zouden: — elk mag immers in eene vrije Republiek om het zijne vraagen? — Dat de verheffing van dat Exercitie-Genoodfchap gefchied zou zijn, om, wau° neer Zijne Doorlugtigfte Hoogheid eens te eeniger tijd grooter in gezag, ja Graaf van Holland mogt zoeken te worden, Hem als dan dien pas te kunnen affnijden door gewaapendc mannen , waar op men ftaat zou kunnen maaken ; — dit geloofd ook niemand; omdat, aan den eenen kant, Willem de Vijfde de neederigfte onzer Landbefiierderen is, en, buiten dar, met geen fchijn van grond naar esn grooter gezag verlangen kan; — en, aan den anderen kant, omdat onze Burger-heeren, denkelijk, wel wijzer zouden zijn, dan om jonge vlasbaarden cn kinderen, zoo als het grootfte gros onzer Vrij Corpfisten is, voor een manfehap aan te zien, waar op zij booven de bedaarde Burgerij, zouden kunnen ftaat maken.— Der Kade te doen begrijpen, dat onze dappere Sociëteit'het alleen daarom zoo verre gebragt zou hebben, om, wanneer na rijp onderzoek, de Stadhouder aan inactiviteit, of kwaade directie in den jongst afgeloopen Oorlog met Engeland mogt worden fehuldig bevonden, Hem als dan, in weerwil van alle omkoopingen, den Lande gemakkelijk te kunnen uitdrijven of, naar 's volks wetten, te ftraffen, — daar in wil ik wei bekennen ook al vrij wat zwaarigheids te vinden; —- want ik vrees waarlijk, dat veelen zullen van oordeel zijn, dat het dan veel beeier geweest ware, die wapendragers, even als waardgelders, in foldij te neemen, en hen in dén Haag te inquartieren, omdat zij daar elk oogenblik van den dag geleegenheid hebben om den Prins bij de lurven te pakken, en'in 't cachot te werpen: — dan! — welk eene gekke uitdrukking doe ik daar! — onze Magiftraat, die zeeker de Memorie van Zijne Hoogheid met het Vervolg, berieevens de daar toe beboerende Bijlagen, met alle noodige attentie en met de vereischte naauwkeurigheid zal geleèzen, en herleezen hebben, weet dan ook zeer wel, dat de Stadhouder, in qualiteit van Admiraal Generaal, wel verre van inactief geweest t« zijn, in teegcadceJ alles gedaan en aangewend heeft, wat ' K a vaa  C H ) van Zijne Hoogheid, overeenkomftig alle plaats gehad hebbende omflaiidigheden, maar eenigfins kon gevergt, of van Hem verlangt kon worden. Dit alles nu zoo zijnde, vraagde Piet mij eindelijk, wat fchiet ons dan nu nog anders overig, dan gerust te vertrouwen , dat onze Groot Achtbare Magiltraat de teegen, of misfehien ook wel voor, den Stadhouder geïntentiöneerde Sociëteit met der braaven Schutteren , en andere voorrechten begunstigd, en minderjaarigen in den Eed van getrouwheid genoomen heeft, enkel en alleen, om aan de geheele waereld te doen zien, dat Leijdens Burgers niet flegts Helden teegen den Dwingeland, Philips den tzveeden, geweest zijn; maar dat zij, daar en booven, ook Helden in verdraagzaamheid moogen genaamd worden, die zig teegen alle rampfpoeden en onderdrukkingen gehard vinden ; die geene vrees voor moordzugtige Landberoerders moogen betoonen, maar, getroost in Gods kastijdingen, dien alweetenden Wreeker van ongerechtigheden behooren te fmeeken, om, wanneer door eene gevaarlijke Cabaal her lieve Vaderland eens tot zijn uiterlle verderf mogt gebragt zijn, als dan nog aan hunne vaderen te willen gedenken; om de Kerk van Jefus te willen fpaaren; hunne waapenen te willen zeegenen ; het geweld te willen verbannen ; en den onfchuldigen Vorst dagen van vreede te willen doen genieten? — Wanneer onze dierbaare Magiftraat, vervolgde hij, in dit zoo heilzaam middel gelukkig (hagen mogte, (waar aan ik geen oogenblik kan twijffelen; vermits er reeds zoodanige beedeftonden door de Stadhouders-gezinden in ftilte gehouden worden) dan heeft men meer dan gronds genoeg, om gerust te mogen verwagten, dat ons gefolterd Nederland wel haast zijne voorige gedaante weer aamieemen zal: — dan zult gij zien, Mijn Heer! vervolgde Piet, dat onze misleide Landgenooten met fchaamte en leetweezen tot den regten weg zullen te rug koomen; dat de verleiders des Volks zig zullen voordvlugtig maaken; — dat hunne eige confeientie hun tot een vijand en vervolger (trekken zal; — dat zij, die het op den Hervormden Godsdienst gemunt mogen hebben, van angst voor Gods Rechtbank, het rampzalig beflait van Judas, 's Heilands Verraader, verkiezen zullen; en dat die geenen, die misfehien naar het bloed van den onfchuldigen en Godvreezenden Stadhouder mogen flaan, voor Hem in het flof kruipen zullen. — Wat dunkt U? vraagde Piet mij ten laatfte; is de denkwijze, en de daarop (leunende verwagting van mij en alle Stadhoudersgezinden nu wel zoo ongegrond, als Gij Ueerstverbeeldede? en hebben wij geen dubbelde reede om God te danken van zulke braave mannen aan het roer van ons Stadsbewind te moogen vinden? Hier zweeg deeze Prinsgezinde Piet; en, dewijl hij mij in zijn ganfche gefprek vrij wel voldaan had, zoo kon ik niet na-  C «5 ) nalaaten, om hem nu ook nog naar de oorzaak van zijn ge« noegen over het verbieden der Na-Courant, en Praatmoer te vraagen: — en zijn antwoord was, dat men diende te gelooven, dat dit met het zelfde doeleinde, als de verheffing der gewaapende Sociëteit, gefchied ware: — dat men hier geenfins moest denken, dat de ondeugendheid dier gefchriften zelve eenige aanleiding tot dat verbod gegeeven had; want dat men dan de Libellen der Landontrusters, en Overhaidfehenders voor al zou moeten verbieden; maar dat de Magiitraat ongetwijfeld zeer wijslijk zal begreepen hebben, dat men, door zig met booswigten gelijk te (tellen, onze weezenlijke Plichten zou uit het oog verliezen ; de God onzer Vaderen vergeeten zou; ert dat, op die wijze, aan de prijswaardige meening, die de Ed: Gr: Achtbaarheden met de goede Gemeente voor hadden, niet zou kunnen beantwoord wsrden ; maar dat Zij inteegendeel daar in van tijd tot tijd al meer en meer zouden worden te leur gefield. Wel Piet! vraagde ik hem nog met een woord ;_ als onze Magiftraat dan zoo wel voor den Stadhouder en Zijne voorftanders geïntentioneerd is, hoe komt het dan, dat Zij nu laatst eenige Prinsgezinden in de gevangenis geworpen, en fommigen reeds gevonnist heeft ? — Hoor ! antwoordde Piet; behalven verfcheiden andere even zoo gegronde en wijze reedenen, als de Magiftraat tot het verbieden der NaCourant en Praatmoer bewoogen hebben, zoo zou het niet onmoogelijk zijn, dat zulks, onder anderen, gefchied ware, om eens een proef te neemen , hoe veel , of hoe weinig Rechtsgeleerden voor de goede zaak wel zouden ijveren; en zulks is men nu in dit geval genoeg gewaar geworden; en nu weet men precies welke Advocaten al moeds genoeg gehad hebben om Hun Ed: Gr: Achtbaaren onder 't oog te brengen, of het niet de Rechtvaardigheid zelve zij, de zulkeu, die lang gefart, en lang verdraagzaam geweest, maar eindelijk tot fpreeken gedwongen zij» , te ftralfen; zonder zelfs de allerminfte teonvreedenhejd aan de waare bronnen des muitzuchts te bctoonen. Met dit antwoord mij voldaan houdende, zoo nam ik affcheid van Piet er; zeer wel bemerkende, dat hij mij veel te reedenkundig was, om met hem te disputeeren. Alleen verzogt ik hem nog, om hem, bij eene volgende galeegenheid, nog eens nader te moogen fpreeken; — 't geen hij mij toeftond. Wanneer ik nu bemerk, Heer Hardlooper! dat deeze brief U E. wel gevalt, zal ik niet manqueeren, onze discourfen meermaalen aan UE. meede te deelen. — Ik ben intusfehen, Myn Heer! U Eds: D: W: Dienaar en Vriend PATRIOT. K $ Over'  C 86) gereekend, bijnaar wel half voor niet verkoet is) tofte zen den; om verzeekerd te kunnen zijn, dat U W- EInt,!' wdp" Zr°Ud blijve'1 V.an ecn ^" ' *frffcfw56wS£ lens Perfoon en uw hoog geacht weekblad, beneevens voor alle die braave en lofwaardige Overfchieë' aan,Lil» \ ui, op eene befpotteiijke wifze, oSS^l^» of rtilzwijgencte bedoeld worden, vrij-wat-meer v ree re de' dan beleed.gende vind. - Althans ik wil wel voor de vui« bekennen dat het mij nu van agteren tot in mijrTv el fmert dat ik op den laarften allerheugeHjkflen Veriaardi^ ™„ „ ' zeer geliefden E^pRINS mJ^SkV^SSVPySS Vaderlandlievend Dorp niet meede geïllumineerd heb" ê den eerften dag, dat nu weer een Prins of Prinfe van het t^ l\?7"jM Verjaard' Ct Seen' tot mijn 72 weezen niet voor den a£t en twintigen November zijn zal) zal n' tllummeeren, en een pragtige Vlag uitbangen , al ware 'e dat ik geen eenen naavolger hadde. - ra1 ja'i dat heb /ii goed vor 't zeggen, (zult U W: Ed: wei ligte ijk met'een vriendelijk ghmlachje, denken) want gij weet zeer'wef d, gjj op den eerst-hoornenden Ufion NovSr! zoo n J" A7w» mlllunnneeren, als in andere hetaamelljke&Tprit zemwaardtge Vreugdebrij vingen, meer cordaate «kmffij Navogers, dan ooit hebben zult; - maar, dat zf zoo k zal dan ondertusfchen één van die oprechte PatriöKè Oyerfchieenaars zijn, die te vooreu nog nooit gevlagt S getUummeerd hebben, en die oprechtelijk kunnen betui en daar toe alleen door het gemelde omstandig bmiqit te zHn aangemoedigd O! wat h het ftreelendt, waUs 't T lokkende door eene laage en laffe ziel', die zelve ten duL" del.jkfte bewijst, dat lasterzugt, nijd, en Kwaadaardigheid ha re een.gfte beg.nfelen zijn, veracht en beieedigd e worden, alleen om zulke gevoelens en gedraagingen, die de ganfthe weldenkende waereld voor edelmoedig aanzat > ü Niemand derhalven mijner meededorpelingen zal zig oveTw S^fj-1110^ ee,nigZillS behoeven tefchaatien 'jan alleen d e weinigen, welke er in gepreezen worden, naamelijk de Predikant, de Secretaris, de Collecteur, en dan nog iemand! door  C *7 ) door den Berichtrchrijvet de Heer Bon't genoemd; maar die op gansch Overfchie niet te vinden is; doch die , in eenen Bonk veranderd zijnde, misfehien beeter bekend zou zijn. — Indien de Vaderlandliefde , welke door den Berichtfchrijver aan onzen Leeraar word toegekend , zoo groot en loffelijk is, als de liefde en zagtmoedigheid, die hij aan zijne kleine Catechifanten betoond; dan maak ik (laat. dat hij het lieve Vaderland nog eerlang op den nek trappen, of ten minite wat zeer onzagt kastijden zal. — En zoo die fierehike en verrukkende Preekheer in de verbeelding zij, dat hij den Kinderen de Goddelijke Waarheden injiampen zal, dan zou ik hem raaden, om eer van daag, dan morgen, van verbeelding te veranderen. — Onzen Overfchiefchen Geheimfchrijver, Fontein, betreffende; het zal mij van harten lief zijn, indien die Heer waarelijk zoo braaf is. als Hij van den Berichtfchrijver genoemd Wprd; — en , als het waarheid zij, dat hij gezegd hebbe, dat hij wei om eenige ducaten wenschte, op den laaiden verjaardag van Haare Koninklijke Hoogheid aan ziinen buurman Licbthelm niet te hebben aangezegd , dat hij zijne Vlag moest inneemen , dan zal dit zeeker tot een bewijs van 'sMans braafheid kunnen verdrekken: — maar, zoo het, aan den anderen kant, ook waarheid zij, dat hij gisteren of eergisteren teegen iemand, in fubdantie, gezegd hebbe, dat, indien hes van hem afhing, bij dan U, Mijn Heer de Hardloper ! maar in fttlte doen oppakken, en op een oorlogs-j'chip •werpen zou, zonder dat ooit iemand zou weeten, waar gij geflooven, of gevloogen waart; dan zal dit alleen ook bewijs genoeg zijn , dat hij eer den naam van eenen even zoo kwaadaardiger!, als beklaagcwwaardigen zot, dan die van eenen braven geheimfchrijver verdiene; — te meer nog, wanneer hij zig ook al niet ontzien hebbe te zeggen, dat op den jongden verjaardag van onzen dierbaaren Erf-Prins geen één Fatfoendel'ijk mensch geïllumineerd, noch gevlagt hebbe. — En, als eenebelachgelijkeboka^tige onbeleefdheid, 't zij door het ophouden van den hoed, wanneer men door een vreemd Heer minzaam gegroet word, 't zij op een andere wijze in 't openbaar betoond , ook voor een teeken of blijk van Zotheid mag gehouden worden, dan zouMk niet veel moeite noodig hebben, om nog één duchtig bewijs daar voor op te leeveren. — En de Berichtfchrijver fchijnt zelfs zoodanig van het verfland van onzen Heer Secretaris overtuigd te zijn, dat hij 'hem zelfs zot genoeg durft houden, om van hem te denken, dat hij van onze aileronfchuldigfte vrengdebedrijvingen aan het een of ander Gerechtshof zou hebben kennis gegeeven.— En wat onzen zoo genoemden kundigen , vrijheid- en vredelievenden Collecteur aanbelangd; indien de kundigheid, en de liefde tot vrijheid en vreede alleen daar in beftaan, dat men den l'ost van den Nedcrrbijn naast den Bijbel waardeerd, dan is hetzeeker niet geheel onmoogelijk,. dat deeze edele Ziels- • gaa-  C 38 ) paren ganscbi niet ten onrechte door onzen onvergelijkelijk ken Berichtfchrijver op dien Coilefteur zijn toegeoa t ' ir, dit is ai wat ik, voor het teegenwoordige, van dien man 'ver kies te zeggen. vcr Onze braave Prinsgezinde Kaïtelein Pieter van Kralingen moet door dien febranderen Berichtfchrijver mleen daarom onder de domfte menfehen geplaatst, en als een man zonder oordeel en befebeidenbeid afgefchilderd worden! om da" hii er m t geheel geen doekjes omwind, maar er openlijk voor u.t durft koomen . dat hij liever waare Vaderlandl evad" Voorflanders van het dierbaar Oranje Huis, dan Windbuilige Vrij-Corpsisten ziet: - en de Vrouw van den geachten Llebt helm word door dier. Fielt alleen om haare Vroomheid be- £n m Van.i een,fnaas wo/d ™™ Predikant gepreezen.... O! welk eene Eer! - of-welk eene fchande - L een van beiden. — ' Dat de gewamde SehieJatnfche Deriohtfchrijver zoo zeer verwondt , *m, omdat h.j (z.o als hij zich verbeeldde) het hois van ««TdEndW *ijP) — ^ Berjchtfchrijve neerf, ~ ofIJS S!?m<*,en of, omdat hij misfehien J» ^is, of 1^ „ ZZtl %Hè " Yndtn ffW? " Hebben. -EJ- eigen naam, terftond een plaatl aan te wiizen daar hii r^rf , v""J tot een Prem,e omvangen ka- Ik heb de Eeitic * * * * Z>> even, na dar ditNumer reed' peheel wis afc,,n, dat op den «ito, of W*» dezer ( J^rrato ) A L L' i^SwT.*! en door de Wel Ed: Gr; Achtb mLw! ' 77 Leyden ve,boden zijn; alleen uitgezonderd'd„ï?£ï^L*"" tócTcoS» .Topt ktB^P^t? a i* Stuiv.  1