t O REGLEMENT OP DE HOGEVEENSCHE VAART. Droft en Gedeputeerde Staten der Landfchap Drenthe, hebben ingevo'ge van, en ter voldoeninge aan de refolutie van de Heeren Ridderfchap en Eygenerfdens van den jongftleden Landsdag, op den voet van het rapport op den Landsdag van den jaare 1780 uitgebragt, en aldaar geapprobeert, gearrefteert en vatëgefteld het navolgende generale Reglement, opzigtelyk de Hogeveenfche vaart, waar na Directeuren en Participanten van 'tEchtens Hogeveen , benevens de Verlaatsmeefters, Schippers en alle die geene, welke eenig gebruik van voorfch. vaart begeren te maken , mitsgaders de angelanden an die vaart, tot vermeerdering van den bloey der Colonie, verbetering van defecten, redresA_ fc Q. 85 Ne 6  (*) fe van misbruiken, en wegneminge van veelvuldige herhaalde klagten , inkomltig zullen moeten reguleren. ART. i. D e Hoofd en mede Directeuren van de algemeene Compagnie zullen de nodige ordre moeten (tellen, dat de Vallaten op de oude vaart, of beneden de Echtens 'Vlooien, uiterlyk voor den i Nov. 1784 werden gefield, en inkomstig onderhouden, op den gemiddelden peil, tullchen de Meppeler Sluis,en hetzogenaemde Mallegats fchur (zynde sgt duim onder de tegenswoordige Sluisdeuren van de Meppeler Sluis) van Vallaat tot Vallaat conform het peilkaartje, in de gedrukte ftukken des huifes Echten geinfbreert , opklimmende zodanig , dat met het Vallaat No. 5 of het zogenaamde Arent Coops Vallaat niet hoger dan in alles 18 voet 1 duim, boven dien vaftgedelden gemiddelden peil werde gefchut : zullende ten dien einde deefe juifte peil, by alle de Vallaten op de oude vaart, door een zigtbaar merkte-  (t) teken van een koperen nagel, voor ieder een, ten allen tyden , kenbaar worden gefteld ; waar toe des Landfchaps Ingenieur en Landmeeter L. Grevylink word geauthorifeert. ART. 2. Als mede dat na de bovenpeil de boven drempels voet, en naar de beneden peil de beneden drempels ten minften drie voeten diep moeten gelegt en onderhouden worden, op dat de geiaedene praemen te gemakkelyker kunnen afvaeren, en om daar door by overftroming van het oude diep den afloop des waters te bevorderen. ART. 3. Wydcrs zullen Hoofd en mede Directeuren de vereifchte ordre moeten ftellen , dat de vaart in 't Generaal, binnen den voorfch. tyd, tot bevordering van hun eigen en der angelanden belang, van Vallaat tot Vallaat, A 2 op  (4) op een, diepte van vier voeten onder den vaftgeGclden peil, werde gegraven en onderhouden , in den bodem twintig voeten wyd>. ART. 4. Wordende Hoofd en mede Directeuren mirz dezen gequalifkeert, en gelaft, om in cas nalatigheid, na den voorlch. ryd, het een en ander ten kofte der zuimagtigen ten effecte te doen ftellen,. ART. $> Verbiedende nadrukkelyk , dat niemand' *tzy Verlaatsmeefters-, Schippers of anderen, onder enig praerext, of door eenig hulpmiddel, het water bovens defen figtbaren vaftgefteldenpeil zullen mogen opdringen, by een boete van tien G-Gls. en daar en boven casfatie van de Verlaatsmeefters en verbod voor de Schipperen om geduurende (es weeken de vaart niet te mogen gebruiken. ART.  ( 5 ) ART. 6. Dat , ter meerdere voorkominge van te vreefene overilromingen, de Participanten zullen verpligt zyn, hunne.vaart te voorden van behoorlyke Houwen, ter hoogte van anderhalve voet boven het peil water, en ter breedte van fes voeten, alles Drentlche maate: En zullen de angelanden gehouden zyn agterdeefe fes voeten ftouwe, dezelve an te vullen, ter plaarfe daar een weg is op ander halve roede, en alwaar geen weg is op een roede, breedte, binnen welke diftantie geen afgraving of bepJantinge met hout zal mogen geichieden, dog Participanten en angelanden hieraan niet voldoende, zullen, verbeuren ieder vyf G-Gls. ART. 7; Zullende die ftouwe ter vermyding van de afLibbeling der landen en verwyding der vaart, zo na mogelyk moeten gelegr worden op vaartswalle, tn glojende oplopen by de boete van een Gok-Gulden; A ? ART.  («) ART. 8. Dat het hout het welke door de angelanden na het verbot van den 14 July 1745 op de vaart, ter plaatle alwaar een weg is, binnen een diflantie van anderhalve roede, en daar geen weg is binnen de diftantie vaneen roede breedte, bylangs de vaart, zonder tydverzuim door dezelve zal moeten worden geremoveert, by de boete van een Golt-gulden : En het overige het welk reets voor dien tyd aldaar is geplant geweeft, door de eigenaren , byaldien het zelve zelfs niet mogren willen removeren, na een redelyke taxatie an de Participanten moeten worden afgeftaan, om daer door in de Scheepvaart niet langer re worden belemmert, zullende binnen voorfch. diltanrie de angelanden de grond op de vaart met hout inkomflig niet wederom mogen beplanten , by de boete van vyf Gold-guldens. ART. 9. Dat de angelanden door het plaatfen van jukken of rikken op de kaden den loop van hun  ( 7 ) hun vhee uit het eene land in het ander wel mogen beletten, dog op een wyfe, dat daar door an de Participanten de occafie niet werde benomen om, door ommegangen, om, of door de jukken of rikken , de communicatie van een voetpad langs hun fes voeren ftouwen open te houden, by de boete svan een Golt-gulden. ART. 10. Dat de angelanden op de vaart alwaar geen wegen zyn, begerende te losfen en laden, gehouden zullen zyn, om hout, fteen, turf, heide, takkebosfchen en diergelyke, op een diftantie, van ten minden , fes voeten van diepswalle , ordentelyk te moeten opzetten of 'eggen, zonder de wallen of ftouwen te befchadigen, by een boete van een Gold-gulden. ART. ii. Zullende alleeplykde mift, ter plaatfe alwaar zuiks zonder hinder van wegen kan gefchie- den,  (8) den, op de ftouwe den tyd van fes weeken mogenblyven leggen, mits drie voeren fchoon wal latende, en zullen geen mettoevers diepwaarts in binnen de ftouwen tot vernauwing van het vaarwater worden gedoogt by de boete van twee Golt-guldens. ART. 12. By het afbrengen der mift van de ftouwen zal de grond niet mogen worden afgefteken en verlaagt of befchadigt, by de boete van twee Gok guldens. ART. 13. De angelanden zullen ten allen tyden hunne los en laadplaetfen ten hunnen kosten in goeden ftaat, 't zy met een befchojinge of anders moeten onderhouden, by de boete van twee Golt-guldens. ART. 14. Ter plaatzen alwaar de oude ftouwen notoir gedeeltelyk in de vaart mogten verlpoeld zyn,  ( 9 ) zyn , en daar door de publyke pa/lage anmerkelyk vernauwt, zullen voor den i Nov. 1784. wederom uit de Vaart moeten worden opgemaakt, by de boete van twee Golt-Guidens, ART. 15. ' Terwyl daar en tegens tuflchen het vierde en vyfde verlaat , an de. zuid zyde, tegens het Land van Albert Roelofs en Jan Geerts Cloofter, de dyk ten deele notoir in het land vergraven zynde, door gemelde Angelanden , binnen voorfch: tyd , wederom zal moeten worden verbreed, by de boete van twee Golt-Guldens. ART. 16. Dat de Angelanden, als van ouds, zullen geregtigt blyven, om, in tyden van droogte, het benodigde water tot drenking van hun vhee, dog niet anders dan door pompen of B zy-  ( io ) zylen met bekwame fcheutels of kleppen voorfien te mogen aftappen, mits het zelve door vafte en digrgeflotene dammen in de Slooden zorgvuldig bewarende, en verbieden wel expresfelyk het aftappen van overtollig water, meerder dan tot voorfch. gebruik nodig is, als meede om het zelve te verfpillen, of elders na andere reviertjes uit telosfen, zullende de overtreders op de eerfte bewyslyke anklagte hebben verbroken , voor de eerde reife tien Golt-guldens, voor de tweede reife dubbelt, en by verdere overtreding na exigentie van zaken arbitrair gedraft worden. ART. i£ Ter voorkoming van gedadige af kabbeling: der oevers en groenlanden, en verwyding der Vaart , beide voor de Participanten en Angelanden ten hoogden nadelig , zal naar vereifch van zaken van tyd tot tyd order gefteld worden, op het zetten van hoofden, kribben paal en tuinwerk, ter plaatfen alwaar zulks telkens bevonden zal worden nodig en dien-  ( ») diendig te zyn, als meede dat de oevers der Vaart met Calmus of dicrgelyke worden beveiligt. ART. 18. Byaldien de Vaart en Vallaten op de Art. 1: 2 en 3. bepaalde diepte en peil, als meede de ftouwen op de in Art. 6. bepaalde hoogte gebragt en onderhouden worden, zal het aan de Vaüaatsmeederen inkomdig vryftaan, by andrang van dromend water, door het zetten van een plank op het valfchut, of eenig ander balancerende middel, het in en uitfchutten der praemen naar den aart defer dromende riviere Ee mogen faciliteren, mits het zelve niet werde misbruikt om het water regens den inhoud van dit Reglement, bovens den vadgeftelden figtbaren peil op te fchutten , by pcene als Art. 5. gemeld. ART. 19. En om den efFecte van dit Reglement te erlangen, word mits dezen de Landfchryver in der tyd geauthorifeert, om tydelyks op requifitie van de geintresfeerdens, na voorafgaande B 2 ker-  ( >o kerkenfprakc, de vereifchte vifitatie en fchouwe van Vaart, Vallaten, Stouwen en den ankleve van dien te doen, onvermindert de domeftique directie en fchouwe als van ouds. ART. 20. En zullen alle quaeftien over de executie van dit Reglement ontftaande, by het Collegie van de Heeren Droft en Gedeputeerden, en, in cas d'appel by de Heeren Staten zelve worden gedecideert. Aldus gedaan en gearrefteert op den ordinarisfen Regtdag gehouden binnen Asfen den 12 Auguftus 1783. G: W: van der FELTZ Vt Ter ordonn: van Welgem: Heeren C. W. ELLENT S. 1783.