( *) T W E D E, en veel Sterker B R IE V, dan de EERSTE, van een ander Heer uit LEEUWA A R D EN aan Zyne Hoogheid den Hertog van B R U N SWYK WOLEFEMBUïIEL. D 0 ORLUG TIGST VORST EN HEER! Ïn den gehelen re'eks van jaren, dat Uwe Hoogheid in deze Republicq den Luisterryken Post van Generaal Veld - Maarfchalk hebt bekleed, geloof ik niet, dat er 20 veel van Uwe Hoogheid gefproken. en gefchreven is, als nu gedurende üegts enige weinige maanden. Wat de gefprekken aanbelangt; daar van heb ik gelegenheid gehad er vele, zo in, als buiten deze Provincie onder groot en klein ce horen, en dezelve zyn doorgaands vry fterk, en buitenfporig geweest. De gefchrivten zyn, zo als Uwe Hoogheid bekend zal wezen, lang Allegorisch gebleven; doch egter zo duidelyk en klaar, dat men niet meer dan een kind behoefde te zyn, om er de mening van te begrypen. Dan, zedert de Stad van Amfterdam zig met hare gewone en genoeg bekende Vrymoedigheid •wegens Uwe Hoogheid by den Stadhouder geaddresfëerd ; Uwe Hoogheids verwydering van het Hof geëischt; en uwe Hoogheid opentlyk verklaard heeft voor den dienst van den Staat volftrekt onnut, en verdervelyk te zyn; zederc dien tyd, zeg ik, is de Allegorijcbe manier van fchryven geheel opgehouden; men drukt tans met ronde woorden uit, het geen men meend; en men fchryvc nu alles, zonder de minfte verbloeming, van den Hertog Louis van Brtjnswyk Wolffenbuttes,, h geen men voor de gem: demarche nog min of meer onder bedekte termen fchreev. Men fchryvt tans brieven, direct aan Uwe Hoogheid geaddresfeerd, waar in Uwe Hoogheid met de afichuwelykfte trekken gekenfehetzd word; trekken! waar mede men voorheen (en mogelyk nu nog wel) gefchroomd zou hebben een gering eerlyk borger, of een braav Soldaat te tekenen. Een fterk voorbeeld daar van is die zo veel gerugts makende Briey, pretenfelyk gefchreven door een Heer te Leeuwaarden aan Uwe Doorlugtige Hoogheid, en onlangs in openbaren druk verfchenen, welke immers niet anders behelzd als eene aaneeufchakeÜng (of liever opeenftapeling, want t'zamenhang kan ik 'er juist niet veel in vinden) van onderkheidene wanbedryven, het een ai groter dan het ander, welke de duidelykfte kenmerken dragen of van verregaande heerschzugt; of van rusteloze twistgierigheid; of van lage onedelmoedightid; of van onvergevelyke onkunde; of van zeer partydige vervolglust; of, (met een woord) van alle zodanige verfoejelyke hoedanigheden, als meer dan genoegzaam zyn, om een Vorftelyk Perfoon, van den Aanzienlyken Rang van Uwe Hoogheid, by een Volk ten uiterfte gehaat en verachtelyk te maken. De faitelykheden, welke Uwe Hoogheid zoud hebben begaan, worden in gem: Briev distmcl: aangewezen: de verkeerdheden, die men aan Uwe Hoogheids A in-  ( 2 ) invloed toefchryvt, worden er fpecifkq in opgegeven: de perfonen, die door Uwe Hoogheid verongelykt of vervolgd zouden zyn, worden er nominatim in genoemd. Dit is fterk! hoord men in 't algemeen zeggen. Gem: Briev is dus zeer wel ingerigt, om aan de oogmerken van deszelvs Eerlozen Schryver te beantwoorden ^ te weten, in de eerfte plaats, om veel debits te doen hebben; (immers, 't moet tans maar brutaal, en oproerig zyn, om iets opgang te doen maken) En in dit oogmerk is hy, 't geen ook niet misfen kon, wonder wel geüaagd: In de twede plaats, om de ongegronde verbittering en partyfchap tegen Uwe Hoogheid merkelyk te onderfteunen, en met konsten vliegwerk voord te planten; En ik twyfel zeer, of die boosaartige Briev-Schryver in dit zyn tumulteus verlangen ook niet meer dan al te veel gereusfeerd zal zyn. 't Is waar, elk menscb, die maar een gryntje verftands of oordeels, en maar even zo weinig onzydigheids bezit, ziet met een opflag van het oog, dat in dien Briev wel veel gezegd, maar volftrekt niets bewezen word: Dat dezelve niet anders als een infaam Lasterfchrivt is, 't welk overvloedig aanduid, wat aflchuwelyk monfter die gene is, uit wiens vergiftige pen het is voordgevloeid; En dat het voor iemand, wiens hart maar genoeg bedorven is, niet veel moeite kan zyn, om zodanig een pasquil in nog veel fterkere termen t'zaam te flanfen; Op dit foort van menfchen behoevd men niet te vrezen, dat zulke Logentaal van enigen invloed zal zyn: Maar het is ook aan den anderen kant niet minder waar, dat het der Partydigheid tans minder dan ooit aan Aanbidders mangeld, welke hun werk maken om eenvouwige en diep onkundige Lieden (en dit foort is onder alle rangen, en ftaten van menfchen het allermeesc in de waereld) in den denk te brengen, dat de meergem: Briev niet alleen alle tekenen heeft van waerfchynelykheid; maar dat er zelfs alles in gevonden word, wat nodig is, om alle de daar in voorkomende poincten tot de volkome zekeiheid toe bewezen te zien ; dit is het, 't welk alle pasquillen zo fchadelyk maakt: Behalven , dat het menschdom in 't generaal, door de belezingen van den Logengeest misleid, van deszelvs eerfte Rechtheid ontaart zynde, altoos van zig zeiven meer genegen is, om der onwaarheid, dan wel der waarheid hulde te doen. Dan, fchoon er tans velen in de Republicq zig verfcholen houden, die niet alleen hunne Geboorte, en den Rang waar in zy geplaatsd zyn; maar zelfs de gehele Natie fchande aandoen, en, door boze driften aangehitzd, dol van lpyt en blind van waan, liet onbezuizd Liegen, Lasteren, Schelden, en Vervloeken, benevens het misleiden, en aanftoken der goede en rustige Ingezetenen tot hunnen voornaamften toeleg maken; fchoon er nog veel meer zyn, die, door de konstgrepen van dit Helsch Gebroed beguicheld , blindelings hunne zyde kiezen, en met hen t'zamen fpannen; fchoon er zelfs Lieden van den eerften Rang zyn, die, door hun openbaar gedrag, ik meen byzonder, door zodanige Aanfpraken aan Zyne Hoogheid onzen Beminnenswaardigen Stadhouder, of door zulke Propofitien, of Advizen, ofMisfives, welke tot geen ander oogmerk opgefteld en publicq - gemaakt worden, als om het Algemeen in derzelver opgevat wantrouwen (waar van zy mogelyk zelve de oorzaak zyn) en hatelyke partyfehappen al maar te onderfteunen en te ftyven, ja door het publiceren zelfs van zulke infame' Brieven, welke hen door den een' of anderen fchurkagtigen Lieutenant worden toegezonden, en welke alleen genoeg in ftaat zou-  ( 3 ) zouden zyn, om, al kwam er anders geen een Lasterfchrivt te voorfchyn, het Volk met het zaad eener binnenlandfche beroerte te bezwangeren; Schoon er, zeg ik, Lieden van den eerften Rang zyn, die door zodanig een rustverftorend gedrag den Laster al hoe langs hoe meer in deszelvs toomloze woede aanmoedigen; Er worden evenwel ook nog rechtaartige en edelmoedige Nederlanders gevonden, die de Eer der Natie trachtende op te houden, den Herken itroom der kwaadfprekendheid kloekmoedig durven weêrftand bieden. En is er waarlyk m de Stad Leeuwaarden één zo gevaarlyk en onnuttig Lid van de menfchelyke Maatfchappy, ('t welk ik nogtans zeer in twyfel trek) die onbefchaamd, ja beestagtig genoeg heeft kunnen zyn, om zulken fcandaleufen Briev te fchryven , als de meergem: is; er zyn daar-en-tegen trouwhartige Borgers m deze Stad genoeg, die, als het er op aan moest komen, ter verdediging van Waarheid en Unfchuld even zo onverfcbrokken het zwaard zouden aangorden, als ik nu op dit ogenblik tot dat zelvde einde myn zwakke veder welmenend voordftuw. Heeft dan een Leeuw aar densch Heer, die getoond heeft niet waardig te zyn dien naam te dragen, Uwe Hoogheid op eene alles overklmimende wyze openlyk belasterd en belogen; een Leeuwaar densch Borger zal die Laster* en- Logen-taal, welke hy tans het genoegen heeft van pomct tot pomCr. met een gerust geweten te kunnen tegenfpreken, ook weer openlyk wederleggen; niet anders verwachtende, of hy zal daar door by alle zyne Deugdlievende Stad- en- Land-genoten meer Eers inleggen, dan door den allerboosaartigften Schryver van den bewusten injurianten Briev op het helsch fpoor der kwaadfprekenheid naarteftreven. 'c Geen my gelegenheid gegeven heeft, Doorlugtig Vorst! om den inhoud des meergemelden Brievs van ftuk tot ftuk grondig te kunnen contradiceren is een Gezelfchap van enige ftille en vreedzame Leeuwaardeniche Borneren! waar van ik d'Eer, en het vermaak heb een Mede-lid te zyn. Wy lezen in dat Gezelfchap meest alle Schrivten, die over de tegenwoordige tydsomftan* digheden uitkomen. Weeklyks komen wy éénmaal by den ander, en elk zegt dan over ieder periode van die ftukjes, welke wy de laatst voorgaande week gelezen hebben, zyne gedagten; Welke dan alle door elk Lid worden opgetekend. En komen ons dingen voor, waar van wy niet genoeg onderngt zyn, om er behoorlyk over te kunnen oordelen, dan informeren wy ons eerst dieswegens by des kundigen, en onpartydige lieden. Alzo hebben wy nu ook met opzigt tot den bewusten Briev gedaan, en, na op het een en ander daar in voorkomende, van goeder hand berigt ontvangen te hebben, is ons, tot onze grote blydfchap gebleken, dat die gehele Briev alleen beftaat uit t'zaamgeraapte Logens en Lasteringen, zonder dat ééne enkele van de daar in aange» haalde zaken, in 't allerminst met de waarheid over-een-komftig is. Daar ik my dan nu in ftaat bevond, om het misleid Public} van de Boosaartigheid des meergedagten Brievfchryvers (die zig tot eene eeuwige Schande voor onze Borgery nog al als een Leeuwaardenaar voordoet,) zo ik vertrouw, volkomen te overtuigen, zo heb ik gemeend my daar van ook niet te mogen onttrekken ; maar heb het in tegendeel van mynen onvermydelyken Pligt geoordeeld, om deze onze informatien aan het Algemeen te moeten mededelen, ten einde de publicque Rust nog zo veel te bevoorderen, als in onze geringe vermogens is, en, ware het mogelyk, de oproerzugtige menigte zelve te doen zien, hoe ongegrond die Haat en Partyfchap is, waar door zy geregeerd wor- A 2 den;  C 4 1 i den; op dat ry zig over hun eigen fcha, * dewyl de Briev ,n qutesne d.reJ aan Uwe^oognera J ^ Ï0M heb ik gedagt, dat het niet ongepast zon zyn de wed.ugg.n , allen weidenkenden Nederlanderen zo aa nftotelyk en ergerlyk gei dueöelyk aan Uwe Hoogheid te adresferen. «»^ °» '„ J^L, ,an met recht de Sterkte mag genoemd worden; D Ikg voorb.dagte onwaarheden behelzd, oito, ««rm Gezelfchap op gegaan en overmeesterd worden. De aanmer ng dke periode van het meergem; Pasqu.1 zyn •>voeddyk de ^Kf"« qoil zelve is er, gemaks halven, met eene Cu,-cyf-TMl gonW» ^S^ deze aanmerkingen in 't licht tegen den zm van myne Iledej. te deel waren, dat dezelve veel te eenvouwrg zyn, komen. Dan, fchoon ik zelv toe moet Remmen, dater n baa,^ . den is, zo heeft my zulks nogtans n.e ' ^nnen b wegen door den druk gemeen te maken, aangezien * bereep, d P preuves van geleerdheid f^\ ^\^^, »■« te eenvoawig zoek der waarheid aankwam , c geen , myu & ^Het gehele gefchrivt, in het Gezelfchap uitgebra.t luid, Doorlugtig Vorst! van wolrdto? woord, en in dezelvde orde, als volgt. r,l '/ Is tyd, ja meer dan tyd, Hoog Edel Geboren Heer, om U aan 1J l een mishandeld folk en forst te keren kennen. Ta gewisfelyk is het meer dan tyd, om het achtenswaardig karakter en de Lot felvke hoedanigheden van den Hertog van Brunswyk, die tans P^™"* leiyke nu ft indagtig te maken en voor ogen te ftelien aan een Volie, V 1 5 enterende pasquillen en iasterfchrivten bedrogen "tl In daaïom mefrecht een mishandeld folk genoemd mag worden) V n Ho£t denTh™ , even xo ondankbaar als verfoejelyk, met de hevigfte tegen Hoogst den zei , doen> we]ken dg partyd.gheid is ingenom*nberainnelykllen al!er Vorften nameBnev-lchryver hiern het o g ^ ^ onnodi , dewyl lyk, onzen Doorlugt g.n d verdienften des Hertogs altoos genoeg Hoogst dezelve van de te onrecht word die Vorst door den overtuigd geweest ^IforltJ^l om dat Hoogst dezelve, tot bicter leetPasqu.llant een die erkennelyk in aanmerking ne- wezen van alle rf htSeaa;d^^^ fand aan het Roemryk huis van Oranje, men de dure ^^L^^^Ló^ van Vryheid en Godsdienst l^ZS^M^^ tegenftaande^het vaare - ik heeft ^nd,n^ ü 6 ^ ^, ^ evfnwTnog doo dl fclLdelyke Lasteringen, en zo we uudruk.elyke als evenwel nog, door ae- * nnrustige geesten, ( Vyanden van hun K m'« 5"val velen, zo groten als kiemen (altewd^ i . L Mnnr den mantel der Geveinzdheld trachten te bedekken) allerimar^st^erladS O God- open Neèrlands Ingezetenen toch  ( s ) eens de ogen! Laat zy hunnen Weldoener en Vriend, Iaat zy den Befchermer van hunne Vryueid en hunnen Godsdienst toch niet langer verfmaden en verguizen! Laat zy zig door de kunstgrepen eener heimeiyke Muiczugc toch niet allerongelukkigst laten vervoeren! Laat fnode ondankbaarheid, laat bleke Nyt, laat blinde Partyfchap hunne harten toch niet overmeesteren! ö neen! Maar laat het ftelfel, door deze Monfters reeds in zo veler harten opgerigt, eens plotzelyk inftorten, en op deszelvs puinhopen het aangenaam en fierlyk gebouw van heufche Dankbaarheid, hartelyke en algerneene Lievde voor het Huis van Oranje, ftiile vreedzaamheid, en iieffelyke Eendragt in onzer aller gemoederen eens eerlang worden opgerigt! [2] „ Daar zyn mg Nederlanders, die mor hun goed en Moed, en daar„ om voor U-we Hoogheid ook met vreezen. Wy twyfelen geen ogenblik, of ons Nederland bevat nog rechtfchapene Ingezetenen genoeg, die hun goed en bloed voor den wezenlyken welftand van deze V.-ygevogte Borgerftaat, en voor de belangens van het Stadhcuderlyk Huis (welke met die van het Vaderland onaffcheidelyk verknogt zyn) met alie bereidwilligheid zouden opofferen: Wy vertrouwen zelfs, dat, als de nood eens aan den man kwam, het getal dezer beminnenswaardige Borgeren vry wat aanzienelyker zou wezen, dan het complot der genen, die zig voor eene oproerige Cabale zouden in de bresfe ftelien. Dezen behoeven zekerlyk voor den Hertog niet te vrezen; integendeel verwachten wy met grond, dat zulke brave Lieden altoos de welverdiende goedkeuring van dien Vorst zullen wegdragen. Dan of anderen , die de teugels vaiTtiede , van Billykheïd , en Befchaavdheid geheel en al weggeworpen hebbende, onftuimig voordhollen in de onwettigfte uitfporigheden van lasteringen en bezwalkingen van des Hertogs Eer en Reputatie; (waar van de Schryver van dien fchandelyken Briev, welke wy nu bezig zyn te wederleggen, ongetwyfeld een van de voornaamften is) en die, op dit woest gedrag hunnen roem nog dragende, onbefchaamd genoeg zyn, om openlyk te zeggen , dat zy voor den Hertog in 't allerminst niet beichroomd zyn; of zulken mogelyk niet wel eer de vreez voor Hoogst denzelven bekruipen zal, dan zy door hunne overgegevenheid aan hunne dolle driften nu 1x1 ftaat zyn zig te verbeelden, daar willen wy gansch geen borg voor blyven. [3] „ Daar is nog een genoegzaam aantal Burgers, die hun goed en bloed „ voor hun Vaderland, en 't Huis van Nasfau durven opzetten. Door Borgers, die hun goed en bloed voor het Vaderland durven opofferen, verftaat de Brievfchryver ontegenzeggelyk zulken, die met zyne Lasterlyke gevoelens inftemmen, en met hem t'zamenfpannen. Die van zynen aanhang niet zyn, of hem de onbetamelykheid en de fchande zyner bedoelingen zouden onder het oog willen brengen, zou hy ongetwyfeid voor Engelschgezinde Dwepers, zo niet voor Landverraders uitfchelden. En dat er een genoegzaam aantal Borgers is, die hun goed en bloed voor het Huis van Nasfau zouden d urven opofferen, dit trekken wy zo min in twyfel, als dat de Brievfchryver onder dat getal edelmoedige Ingezetenen altans geenzins geteld kan worden. Ier contrarie geloven wy, dat"het dien valschaart leet genoeg is, dat er zulke getrouwe Borgeren zo veel gevonden worden , alfchoon hy dat leet, door tegen zyn hare aan van de Prins-gezinde B me-  \ 6 ) menigte onder een glimp van genoegen tefpreken, konftig tracht te ontveinzen. Dan, dit is een loze trek van den Lasteraar. Hy begreep zeer wel, dat die oude zucht voor Oranje in oprechte Vaderlanderen nooit verflaauwd; dat des Prinfes aanhang groot is; en dat het derhalven gansch zyn' zaak niet was, om, wilde hy zyn vergif van enigen invloed doen zyn, zig als een vyand van het Huis van Oranje voor te doen, wel voorziende, dat zyne kwaadaartigheid dan al te zeer zou in 'c oog lopen: Daarom veïnzd hy zig dan een y veraar voor Nasfaus belangens te zyn, om zig alzo voor 'welmenend te doen doorgaan, en des te meer tenvcuwigen te verftnkken, en op zyne zyde cc lokken. W j) Deeze Staat is op den Oever van zyn ondergang gebragt, en dus „ moeten alle onze dierhaare Landsgenooten weten, dat zy dit nog „ aan de leden der Regeer ing, nog aan onzen geliefden Erfjladhouder> „ maar aan U alleen myn Heer, te danken hebben. Dat ons Land tans waarlyk in kommeriyke omftandigbeden is, geloven wy: Maar om juist te zeggen, dat het al op den oever van zynen ondergang zou te waggelen ftaan, die is, dunkt ons, wat al te vet:! by vergroting gefproken. Dan, dit zy echter eens zo; Wie is dan de fchuld daar van? Zeker! die de onlangs uitgekomene Brieven van Reinier Vryaart; die de Historie van de Zeven Dorpen in Brand; en die ('c geen ik het eerst had moeten noemen) het voortreffelyk werk getiteld; Foliticq Vertoog over het waar Systema der Regering van Amflerdam, ongeprejudicieerd met de vereischte attentie gelezen hebben, zullen met dezen onbefchaamden Lasteraar niet zeggen, dat wy onze bittere rampen, waar door reeds zo vele eerlyke Lieden ongelukkig zyn geworden, aan den Invloed, of de raadgevingen, of het gedrag van den Hertog van Brunswyk, maar dat wy die gedeeltelyk aan zo een gedrag der Amlterdamfche Regering, 't welk met de grondwetten van ons Land regtsdraads ftrydig is, en gedeeltelyk aan eene vervloekte fchraapzugt, en heimelysen fluikhandel van vele Kooplieden te danken hebben; alzo het daar aan alleen, en aan niets anders is toe te fchryven, dat deze Republicq met onzen Gelooven- Bond-genoot in eene bittere vyandfehap leevd, en in een alleronnatuurlykst en even zo ruïneus Oorlog is ingewikkeld geworden; En dat juist in een tyd, dat dezelve van Schepen, van Volk, van Krygs-beboevtens, meteen woord, van all' het noodzakelyke tot een Oorlog geheel ontblood was. [y] „ Geen man van doorzigt is 'er toch, ofhy verwagt, indien het taai j, geduld der Nederlanders niet ten einde lopen kan, dat deze Repu„ bliek binnen korten tyd door uwe raadjlagen te gronde gaan zal. Geen booswigt , en lasteraar, die den Schryver dezes allerkwaadaartigften Bnevs in ongegronde verbittering, heliche partyfehap, en aanhitzende muitlust evenaart, is er toch, ofhy zoekt de ganfche Republicq door zyne calumnieule gefchrivten, en fchandelyke discourien in rep en roer te brengen, en elks hart met haat en woede te vervullen tegen eenen Vorst, die zig ten nutte dezer Landen afgeüoovd, en zo vele wezenlyke dienden aan dezen Staat heeft gedaan, dat de dankbare erkentenis daar van nooit in onzen boezem behoorde te worden uitgewist. Geen man van doorzigt is er toch, of hy verwacht, dat, indien er niet met allen ernst gearbeid worde, om ons dien vrede weer te  ( 7 ) doen beleven, welke ons de Eigenbaat en Heerschzugt van eene enkele (xotfche Stad op de roekeloosfte en onverantwoordelykfte wyze ontroovd heeft, deze Republicq, zo niet geheel te gronde gaan, aitans zeker merkelyk ftaat te worden uitgeput. Geen man van doorzigt is er toch, of hy verwacht, dat indien het taai geduld van Neêrlands Hoge Magten niet kan ten einde lopen, om rustverftorende Lasteraren in hunnen dollen loop te ftuiten; Indien eer- en geweten-loze Pasquillanten, het hatelykst en gevaarlykst foort der Natie! langer worden de hand boven het hoofd gehouden; Indien eene uitzinnige, en t'zamenfpannende menigte, die fchynd voorgenomen te hebben om de hemeltergendfte onrechtmatigheden met alle kragt door te dringen, langer ongefloord in haren ongeftuimen loop mag voordgaan, zonder dat de Overheden des Lands daar va-n een billyk, en van alle vreedzame onderdanen lang verwacht afgryzen tonen, en die Oproermakers effieacieuslyk te keer gaan, de Republicq als dan zeer waarfchynelyk gebeurtenisfen te wachten heeft, waar aan een welmenend ingezeten waarlyk niet zonder aandoening denken kan. [6] „ V Zy verre van ons U met dtze of ge ene haatelyke naamen te be„ febimpen , dog wy zullen evenwel, met al den eerbied. die men aan „ U Edel Doorlugtig Heer verfchuldigt is, aantoonen, dat, zo in de „ laa/Jle jaar en Uw voornecmen geweest is, deze Staat aan V Huis „ van Brunswyk op te offeren, de bejluiten door Uwen invloed zo, en „ niet anders hebben moeten zyn. Hier hangt de Briev-Scbryver wederom konftig den bezadigden uit. —1 Hy wil den Hertog geene hatelyke fchimpnamen geven, zegt hy; hy veinzd zig zelfs met eenen fchuldigen Eerbied voor Hoogst denzelven te zyn aangedaan; en op het zelvde ogenblik; dat hy zulks fchryvt, fcheld zyn hart den Hertog voor niets minder, dan voor een' Landverrader, (een grote Eerbied waarlyk!). Immers, wat wil hy met die woorden, dat indien des Hertogs voornemen in de Jaatjle jaren geweest is, dezen Staat aan >t Huis van Brunswyk op te offeren, de bejluiten, door hoogst deszelvs invloed, juist zo, en niet anders hebben moeten zyn, wat wil hy met die woorden anders zeggen, als dat de Hertog in de laatfte jaren alles zodanig heeft weten te doen dirigeren, om dezen Staat aan het Huis, van Brunswyk verraderlyk te hegten, of overteleve.ren r Maar dit is het nog niet al. Er ligt nog vry wat meer in deze woorden opgefloten. De Brie\ fchry ver zegt uitdfukkelyk, dat, als zulks het voornemen van den Hertog geweest is, de bejluiten, (Nb) de bejluiten door Hoogstdeszelvs invloed dan zo, en niet anders hebben moeten zyn; dat is; dat de bejluiten dan ook alreeds zodanig actueel genomen zyn , om er het voorfchr. effect van te genieten. Dan aan wien is de directie van den gehelen Staat en het nemen van bejluiten dieswegens gedemandeerd ? Ongetwyfeld alleen aan den Souveram dezer Landen, hebbende aan het hoofd Zyne Doorlugtigite Hoogheid den Heere Erfstadhouder. Indien dan de bejluiten in de laatlte jaren zodanig zouden genomen zyn, om dezen Staat aan het Huis van Brunswyk verraderlyk op te offeren, dan fpreekt het van zelve, dat zo wel de Souverain der Republiecq, als de Stadhouder in die Landverradery mede ten iterkfte zouden hebben moeten delen, om dat zy het alleen zyn, welke zodanige Landverraderlyke bejluiten zelve zouden hebben moeten vastltellen. hn fchoon de Brievfchryver zegt, dat zulks door den invloed van den Hertog zou geschied zyn, dit zou den B 2 Sou-  ( 8 ) Souvefain zelve tot geene de niinlle verfchoning ftrckken, devvyl dit nogtans onbetwistbaar zeker blyvt, dat Hoogstdezelve zig dan door zo eenen verkeerden invloed tot het nemen van verraderlyke beflutten zou hebben laten verleiden, waar tegen Hoogstdezelve, de teugels van Staat in handen hebbende, wel degelyk verpbgt zou zyn geweest, om allervoorzigtigsc op Hare hoede te zyn. Strooken deze denkbeelden nu, welke wy menen in het gezegde van den Brievfchryver dmdelyk begrepen te zyn , wel in 't allerminfte met het geen die Vtinzaart in de voorfchr: Vierde periode van zynen Briev zegt, namelyk, dat \< Lands Ingezetenen den ondergang der Republicq nochte aan de Leden der Regering, nochte aan onzen gelievden Erfftadhoudcr, maar alleen aan den Hertog zouden te danken hebben? En toond dc Brievfchryver door zulke voor de Hoge Overheid des Lands zelve zo allerbeledigendfte taal niet middagklaar, dat hy de alkrvuilaartigfte Lasteraar is, die Neerland ooit heefc voordgeteeüd; die door zyne pasfien zo verre is vervoerd geworden, dac hy mogelyk zelv niet geweten hebbe, wat hy zeide; die, als een gezworen Vyand van Waarheid, rust, en vrede, alleen toond zynen toeleg gemaakt te hebben, om de afgryzelykfte tevens en oproerigfte uitdrukkingen, die zyn bedorven hart ooit in Haat was hem in de pen te leggen, op papier te Hellen, en dezelve tot fnode oogmerken, onder het volk te doen verfpreiden; die overzulks dubbel verdiend zou hebben, voorbeeldig te worden geftraft; en die waarlyk niet waardig is, om langer de lucht in te ademen, waar in hy leevt. [7] „ Om over een Minister, of iemand die zonder zulk een titel te voe„ ren, deze post bekleedt, wel te oordeelen, behoeft men maar alleen„ lyk op den jlaat van '/ volk te letten. Dit advoueren wy, mits men door dien Minister zodanig een Perfonage verftaat, aan wien het Volks-Beftuur alleen en geheel is toebetrouwd. Dan, zodanig een Minister is de Hertog van Brunswyk niet; zo min in Hoogstdeszelvs Perfoon, als by wyze van Reprefentatie, of plaats-vervulling, en dus kan deze Periode dan ook onmogeiyk op den Hertog van applicatie zyn; zomin als de twe volgende, welke of flrekken zullen ter verklaring van dezelve, of welke ten minfte daar op gegrond zyn. [8] „ Jts er Eendragt in een Land gevonden word, als de arbeid der „ Burgers voorjpoedig is, en als een Staat in aanzien is by de Bui- „ tenlandfche Mogendheden; dan kunnen wy met reden vast/lellen, „ dat de zaken door een Man van ondervinding, bekwaamheiden deugd „ bejluurd worden; Dit zullen wy toeftaan; fchoon wy hierookalverfcheidene reële refleelien zouden kunnen maken, welke wy, om flipt aan-ons tegenwoordig oogmerk te voldoen, te weten, om alleen de befchuldigingen, welke de Bnev-fchryver den Hertog met zo veel kwaadaartigheids aanwryvt, met bondige redenen tegentefpreken, zonder eene enkele pas ter zyde te doen, tans Rilzwygende zullen voorbygaan. [p] „ Doch ziet men, dat een algemeene geest van tweedragt, mistrou„ wen, en ongenoegen heerscht, dat de Koophandel valt, en de Staat „ onvermogend is zig te verdedigen; — dan kunnen wy zonder „ twyfel ook vast/lellen, dat ie Minister, of by, die zyn plaats ver„ vangt, een onbekwaam, ondeugdzaam, en bedorven Man is. —- -— Dit  ( 9 ) Dit gevolg word, met rede, door ons ten fterkfte ontkend. Een Minister (fchoon wy ons zelfs zo een Minister verbeelden, aan wien het ganseh beduur des Lands alleen is aanbevolen; zo als wy hier boven zeiden ) kan zeer wel een kundig, deugdzaam en braav Man zyn, niet tegenftaande de geest van twedragt, mistrouwen en ongenoegen onder een partydig deel volks heerscht, en de Koophandel voor een tyd merkelyk belemmerd word. Enige weinige verftorers der Pubhcque Kuste, omgekogt of aangemoedigd door zulken, welke rechtmatig bevreezd zyn door hun eigen wangedrag den Haat der Borgery op zig geladen te hebben, en welke derhalven niets liever mogen zien, dan dat de fcnuld van hen afgefchoven, en op anderen gelegt worde, zyn alleen genoeg in ftaat, om door het verfpreiden van Pasquillen, Spotprenten, en Lasterfchrivten, de geest van twedragt te doen heerfchen, en een mistrouwen en ongenoegen te doen geboren worden ; En naar maate zulke Pasquillen , of Prenten mindere of meerdere blyken, van onbefchaamdheid , van geest, yerltand, of oordeel aanduiden , hebben zy ook doorgaans min of meer ïnyioeds op de gedagten of begrippen der goede Ingezetenen; en naar die zelvde mate zyn zulke Pasquillen, of Prenten zelfs gefebikt, om imprtsfie op de aanzienelykfte van den Lande te maken; gelyk dit alles juist tegenwoordig het geval is. En wat het ftilftaan der Commercie aanbetreft, dit moet altóós het gevolg zyn van een Oorlog, 't welk een Land alleronverwachtst word aangedaan, in eenen tyd, dat het zelve door eenen langdurigen Vrede van alles is ontblood, 't geen er vereischt word, om de Commercie behoorlyk te protegeren, en onbelemmerd haren gang te laten gaan; (gelyk dit al mede metopzigt tot onze Hepublicq waarlyk plaats heeft) zonder dat zodanig eene ftremmmg van den Koophandel, aan eenen Minister, of aan hem, die deszelvs plaats vervangt, in dat geval, in 'f allerminst te imputeren, ofte verwyten zy Even zo min is het ook aan een' Minister toe-te-fchryven, dat een Land zig buiten ftaat bevind van zig te verdedigen; indien zo een Minister als een eerlyk man, ingevolge deszeivs pUgt, meer dan eens de menigvuldige gebreken, die er exteren, den Souyeram heeft onder het oog gebragt, de noodzakelykheid van derzelver vervulling overtuigend aangetoond, en op de verzorging van het een en ander ten fterkfte heeft aangedrongen; gelyk dit alles ook al door zyne Doorl: Hoogheid den Prins Erf-Stadhouder, (welke de Brievfchryver toch door dezen Minister zal willen verdaan hebben) op onderfcheidene tyden gedaan is. [10] „ Laat ons nu bier by vergelyken den toejland der Republiek. Ja! Laat ons dat toch doen! En die, na eene bedaarde en onzydige vergelyking van al het geen de Brievfchryver tot dus verre heeft ter nedergefteld by den toeftand, waar in dit Gemeenebest zig bevind, met enigen grond kan aantonen, dat deze Staat zyne rampen aan den Hertog van Brunswyk te danken heeft; dat dezelve, door Hoogstdeszelvs invloed op den oever van zynen ondergang is gebragt; dat dezelve eerlang door Hoogstdeszelvs raadflagen ftaat te gronde te gaan ; dat Hoogstdezelve dezen Staat aan het Huis van Brunswyk heeft zoeken opteöfferen; dat in de laatfte jaren de belluiten van den Souverain, door des Hertogs influentie, reeds tot dat einde zyn ingerigt geweest; dat de Hertog de plaats van eenen Staats - Minister (of, 'c geen eigenlyk het idéé van den Briev-Schryver is) de plaats van den Stadhouder bekleed; dat de Hertog den arbeid der Borgeren heeft rampfpoedig gemaakt, de Republicq by de buitenlandfche Mogendheden heeft in verachting gebragt, de geest C van  ( io ) vantwedragt, wantrouwen!, én misnoegen heeft doen heerïchen, de Koophan, del heeft doen vallens en het onvermogen van den Staat om zig te verdedigen veroorzaakt heeft; die dit alles, zeggen wy, na alle deze onverdiende befchut digingen, die men den Hertog zo (ehaamteloos ten laste legt, by den waren todtand der Republicq, en de wezenlyke gefteldheid der zaken vergeleken te hebben, met den allerminften grond aantonen kan, waarlyk die zal doen zien een allerachtenswaardigst en getrouwst Ingezeten des Lands te zyn; Maar d e ook malitieus genoeg is, om de geringfte dezer accufatien tegen den Hertog te durven aanvoeren, zonder dezelve behoorlyk te künnen ftaven, die geevt aan den anderen kant doorflaande blyken, dat hy uit een godlooz beginfel yverd; en een der inoodfte guiten, een der gevaarlykfte Leden van de menlchelyke Maatfchappy is. rui Is er wel eene Provincie van de Zeven; zou er wel eene Stad l zyn, daar niet met uwe band de belfibe appel der tweedragt ts „ toegefmeeten? Om dit te zeggen behoevd men flegts een kwade jongen te zyn; — maar om h^tftewYwn, dat is mannen werk: En zulks niet ce zeggen, als men er ^n hT& ^ ™>r heefti dlt 2al a!ken h£t KarakCer ^ " ^Xrom noyemd hier de Lasteraar die gevallen niet waar in ^ Hertog getoond zou hebben, in de Zeven Provinciën, ja in elke van derzelver Steden te hebben twist geftookt? Buiten allen twyfel, om dat hy, zo mm als een énige in de Republicq, daar toe is in ftaat geweest. [12] 5> Ja heefi zulks niet iot in America Plaats &ehad* ^ (*) „ 't Zou wel de moeite waardig zyn een dagregister uitte geeven, van de „ Expeditie der Troupen van dtn Staat naar Sarinaamen. — Een vnemMingi „ die in een mderen dienst, den hoogen rang van Onderofficier had beucea, ' moest H bevel voeren, met dezen uitjlag, dat men het daar alleeniy*- ™«« Z niet konde eens worden, ofhy by zyne eige Officieren, of "?,%™bTyZ , Colonie, het meest gehaat en veratt wierd; ook heeft er, "'1%™"^ zyn vertrek , eene aaneenfchakeling van onenigheid te Sunnaame piaats ,, gehad. Vorens de Nota, die de Brievfchryver op deze Periode geevt, bedoeld hy hief Itp^n'sLands Tmopeo^ 8^,^^ gehaald hebben , dat de ^^^^X^^S^L t^^X:™^" wd'hTtó.i in 4 ^lomePzelve hebbenPpaats geiad; maar het is ook niet minder bekend, dat (en h.er van ™^&fchry4 zelv overtuigd zyn; fchoon hy kwaadaart.g genoeg 13, om het tegendeel voor te geven, en onkundigen d.eswegens een zeer verkeerd en ongunlig denkbeeld vin den Hertog in te boezemen) zulk geenzins aan den Hertog kan geimputeerd worden; zo min als aan dien wal.keren Krygsman, die in deze expeditie in den Rang van Collonel heeft het Bevel gevoerd, en die door den Brievfchryver, fchimpender wyze, een Vreemdeling genoemd, en verachtender wyze, valfchelyk befchreven word, als een Man, die in een anderen dienst niet meer dan Onderofficier zou geweest zyn De Perfoon, hier bedoeld, is de Heer Fourgeoed. Deez brave Officier is reeds in den jare 1748,  { II ) (en dus nog voor, dat de Hertog 'in dienst van den Staat hier te Lande is over. gekomen, 't geen eerst in den )are j ryo gefchied is) al eerfte Lie'utenant geweest in het Regiment van Budde. Hy is die zelvde dappere Officier, die, in den jare 1763* in qualiteit van Captein, met hét Corps onder commando van den Collonel de Sake, tot beteugeling der oproerige Negers, is na de Berbice gezonden; alwaar by, zo volgens zynen Rang, als wegens zyn ge» distingueerd gedrag en uitmuntende capaciteiten, tot Major gepromoveerd is. En die lust heeft overtuigd te worden, dat deze expeditie, waar van de gehele Diredie door Hun Hoog Mog: aan den Heere Hertog was Opgedragen, zó wel tot het uiterfte genoegen van den Souveraia, als tot zeer grote Eer niet alleen Van den Hertog, maar ook van den braven Fourgeóed (wien de Lasteraar in zó een befpottelyk licht Held) allergelukkigst vólbragt is, die hebbe niets meer te doen , dan die uitvoerige Refolütien te lezen ; welke dien aangaande door Hun Hoog Mog. genomen zyn, en welke men, benevens alle de Brisven van den Heere Hertog die expeditie betreffende, behalven in de Nederlandfche Jaarboeken en elders j oök in de onlangs uitgegevene lezenswaardige Brieven 'van Reinier Vryaart kan vinden by een verzameld: Alwaar onder anderen eene Misfive van den Heere Hertog gevonden word, waar in Hoogst dezelve aan Hun Hoog Mog: verfcheidene falutaire propofltien doet, (en meer, dari proponeren, kon zyne tiöogheid niet. Zyn Magt, of Invloed (trekt niet verder.) ten uiterfte gefchikt, orri gem: Colonie in het vervolg zó van binnen voor foortgelyke ongelukkige omftandigheden als tegen eenen onverwachten aanvai van eenen buitenlandfchen vyand te beveiligen: Welke propofltien door Had Hoog Mog: oök zo heilzaam zyn gekeurd, dat dezelve terftond aan Directeuren der gem: Colonie gecommuniceerd zyn. En wareri die Hóogstwyze voorflagen van den Hertog behoorlyk in aanmerking genomen, en ter uitvoer ge= bragt; Zeker! die •■ olkplanting zou nu in to eene ongelukkige lituatie niet zyri. Dit oordelen wy genoeg ter overtuiging, dat uit de voorfch: expeditie nieté minder te halen is, dan dat de Hertog (zo als de Schryver van dezen allerbrutaalften Briev mee een verfteend aangezigt durvd zeggen) deri helfchen appel des tweedragts aan America zou hebben toegeworpen, en tévens ter bevestiging, dat de Heer Fourgeóed geenzins zo een laag en veraehtelyk Man geweest is, als de Vuile Laster-pen van dezen Fielt hem doet voorkomen; ftellende hem juist in dat befpottelyk licht, als ofhy zo direcl van Onderofficier door den Hertog tot Bevelhebber van zodanige troupen van den Staat, welke tot eene zeer gewigtige Expeditie gefchikt waren, verhoogt was; daar wy hier boven, overeenkomftig de zuivere waarheid gezegd hebben, dat hy reeds al eerfte Lieutenant in dienst van dezen Staat was, eer de Hertog nog hier te Lande gekomen is, en dat hy vervolgens, trapswyze^ naar merites, is be= voorderd. Wat nu de twede expeditie nizr Surinamen aanbelangt, waar op de Godloze Briev-fchryver wel voornamelyk het oog heeft, en waar in meergem: Officier Fourgeóed den Rang van Collonel heeft bekleed; hier kan het zeggen vart dien Eer-rover, te weten, dat die fchrandere Krygsman flegts Onderofficier in een Vreemden dienst zou geweest zyn, nog veel minder te pas komen; dewyl hy toen alreeds, wegens zyne voortreffelyke hoedanigheden, en verdienden, tot Major verheven was Gefteld nu; de Hertog had dien wakkeren Man tot deze Expeditie al eens aan zyne Doorlügtigfte Hoogheid den Heere C 2 Erf-  ( »ï) F rf-Stadhouder gerecommandeerd af voorgeteld, zou zulks dan niet ten uiterfte in Hoogst denzelven zyn te pryzen geweest; aangezien Hy hem in goeden gemoede als een Man van ondervinding, van beproevde kundigheden, en dapperheid, aan den Stadhouder konde aanpryzen, alzo hy by eene vorige en iiicr boven gementioneerde Expeditie, ter behoudenis van de Colonie de Berbice, en tot groot genoegen van den Souverain zelve, de doorflaanfte blyken van alle zulke byzondere capaciteiten gegeven had, als tot zodanig eene Expeditie noodzakelyk vereisend wierden? En dat meergem: Collonel Fourgeóed zig in deze laatfte Expeditie niet minder lovëlyk, dan in de eerfte, van zynen pligc gekweten heeft, dit zouden de Planters der Colonie Sunnamenzelve bevestigen kunnen, welke genoodzaakt zouden zyn te getuigen, met welk fucces, welke getrouwheid, en welk beleid die onvermoeide officier, niet tegenftaande alle intrigués, cabalen, en tegenkantingen, deze expeditie zo wel ten genoegen van alle de Geïnterresfeerden dier Colonie, als van zyne Hoge Committenten, getermineerd heeft; hebbende de goede Fourgeóed, door fatigués afgtdloovd, en door chagryn bynaar verteerd, kort na zyn retour in 't Vaderland den geest uit-geblazen. En die zalige Man moet nu, na zynen dood, in publique pasquillen nog befchimpt worden , om er den Hertog maar hatelyk door te maken! Goede God! bewaar ons allen, indien zo eene alles te boven gaande uitfporigheid geheel ftrafloos worde voorbygezien, en zo een alierviulfte Lasteraar nog protectie vinde! [13] „ Twist tusfehen onzen Stadhouder, en de Ingezetenen is er de vrugt „ van geweest, die Uwe zo ml Edele herfins hebben voortge- „ bragt (f) C\) •>•> Wy zullen hier van masr een voorbeeld aanhalen. De Schriften van „ den Baron van der Capellen, die wy in 'f oog hebben, zyn genoegzaame ,, bewyzen, dat de Privilegiën, en de Vryhedm des volks, uwe minfte zorg „ hebben uitgemaakt; en zo men hier omtrent nog meer gelieft te weeten, is „ '{ te vinden in de uitmuntende Memorie van den Griffier van den Heuvel, , over de Militaire Jurisdictie in de Provincie van Utrecht. — Wie heeft de 1, aanleiding gegeeven dan Gy alleen, tot de bittere fchimpfchriften, die, uit „ onkunde van de waare gefteldheid der zaaken, tegen zyne Hoegheid zyn mt„ gekomen ? Wie anders is de oorzaak van de wederwaardigheden dit deze „ Prins zo binnen als buiten lands heeft moeten ondergaan. 'c Is niet de invloed, 't zyn niet de raadflagen, 't is niet het gedrag van den Hertog, waar door men zeggen kan, dat de allerrninfte oneenigheid, of het geringst ongenoegen tusfehen onzen Gelievden Erfitadhouder, en een warzugtig gedeelte der Natie veroorzaakt is; maar het zyn zulke Baronnen, (God betere hen') die zig als zeer fraje Vlinders, of Kapellen voor het oog vertonen- en ondertusfehen Verachtelyke Uiten in het hart zyn, waar van zulks met grond zou mogen gezegd worden; 't zyn zulke Lasterz.eke Geesten, gelyk deze Brievfchryver is, die, onder fchyn van voor de Vryheden en Voorrechten der Borgeren het pleit te voeren, de goede, ondoomgnge en onkund.ge Ingezetenen deerlyk misleiden; onder het kleed der Billykheid de flegtfte oogmerken verfcholen houden; en in een bedaarden ltyl, (waar toe de Schryvers hun vyandig hart geweld moeten aandoen) Neerlands volk al van overlang eenen haat tegen de Stadhouderlyke Regering, tegen den Perfoon van den Prins, ja het geheel Huis van Oranje hebben beginnen mteboezemen. 't Is  ( '3 ) 't Is niet de invloed, 't zyn niet de raadllagen, \ is niet het gedrag van den Hertog,- waar aan men te wyten heeft, dat er zulke bittere fchiropfchnvten tegen zyne Doorlugtiglte Hoogheid den Heere Erf-Stadhouder zyn in 1 licht gekomen, en dat die langmoedigfte, en beminnelykfte aller Vorften zo veel verdriets is aangedaan: Maar zulks heeft men gedeeltelyk te danken aan eene opzettelyke kwaadaartigheid van rustverftorende Lasteraars en verfpreiders van nadelige ja fchandelyke gerugten, of aan het voeren vanfmadelykediscourfen op publicque plaatfen zelfs; waar door men de lievde der Ingezetenen van den Stadhouder op alle mogelyke wyzen tracht af te trekken, en. waar door men het a'gemeen denkbeelden heeft ingeboezemd, welke anders nooit in iemand zouden zyn opgekomen, en uit welke vervolgens alle die fameufe Libellen, en fpotprenten zyn geboren geworden: Gedeeltelyk heeft men zulks te danken aan de Gedragingen van die heerschzugtige Stad, welke van vroege tyden af in de Gefchiedenisfen des Lands bekend ftaat, als den Stadhouder by alle voorkomende gelegenheden gedwarsboomd, en altoos getracht te hebben Hoogstdenzelven in zyne wettig verkregene Rechten te beknibbelen ; gelyk die Stad in den tegenwoordigen tyd tot dat zelvde einde haren rol ook meesterlyk gefpeeld heeft; terwyl de onkundige ingezetenen, zig op de gegrondheid en billykheid van de propofitien, en Memorien van die Stad (benevens van anderen, die met haar eene lyn trekken) verlatende, daar door natuurlyker wyze aanleiding gekregen hebben, tot het formeren van gedagten, die noodzakelyk voor den Stadhouder moesten ongunstig zyn: en dit is het, 'c welk ook al niet weinig tot het in de waereld brengen van laster-fchrivten geattribueerd heeft: Gedeeltelyk is zulks ('t zy met den diepften Eerbied gezegt) ook al veel toe te fchry ven aan die Genen, welke den Lasteraar en Spotter in derzelver dollen loop al lang hadden kunnen fluiten, en behoren te fluiten; doch die zulks tot nu toe (om welke redenen betuigen wy niet te kunnen doorgronden) niet hebben gelieven goed te vinden: Waar door dan ook veroorzaakt is, dat de twe gemelde Monflers al hoe langs hoe ftouter geworden, en van tyd tot tyd al heviger zyn aan 't woeden geraakt. En \ is gansch niet ongegrond, indien men vreze, dat die zelvde Helfche Onrusten , niet eerlang beteugeld wordende, nog eens toneelen zullen aanrigten, welke niet als t'ziddering en fchrik zullen ten gevolgen hebben; en dat 's Lands Hoge Magten zig dan in 't emd over Hoogstderzelver eige onbegrypelyke toegevendheid jammerlyk zullen beklagen. Wat nu de Privilegiën en Vryheden des volks aanbelangt; deze, zegt de Briev-fcbryver, befchuldigender wyze, dat de minfte zorg van den Hertog zouden hebben uitgemaakt: dan, gefteld voor een ogenblik, dat dit eene waarheid is, is zulks Hoogstdenzelven dan tot eene misdaad te rekenen ? Daar Hoogstdezelve zig volftrekt met niets anders bemoejen mag, als alleenlyk met het geen den Post van Veld-Maarfchalk betreft, en daar de zorg voor de Privilegiën en Vryheden des Volks tot dien Post in genen dele kan worden betiekkeiyk gemaakt, hoe kan men daar met enigen fchyn van rede klagen, dat dezelve de voorwerpen van des Hertogs tedere zorgen niet geweest zyn; dat is, hoe kan men daar klagen, dat Hoogstdezelve zig niet bemoeid heeft met dingen, welke Hem in \ allerminst niet aangaan? Dan de Briev-fchryver is zo verre door de kwaadaartigheid en den Laster vervoerd, dat hy de ongerymdheid dezer klagten niet eens merkt. Welk eene lompheid intusfehen! L> Maar  ( '4 ) Maar de Pasquillant wil echter niet onduidelyk te kennen geven, dat de Voorrechten en Vryheden des Volks door den invloed van den Hertog verkort zouden zyn: Waarom noemd hy nu niet, in welken opzigten zulks zou hebben plaats gehad? Waarom komt hy niet met de ftukken en bewyzen voor den dag? Alleen, om dat hy zig tegen wil en dank genoodzaakt vind hier van te moeten zwygen. Wy kunnen ons dien Lasteraar levendig voordellen, als op dit poincl de pen hebbende nedergelegt; als razend over zyn kamer gelopen, en beurtelings dan zyne nagels Homp gebeten, dan zig zei ven voor het hoofd geüagen hebbende, alleen van fpyt, dat hy niets uitdenken kon, \ geen maar enigen glimp kon hebben, dat de Stadhouder, door toedoen, of door ddb invloed •van den Hertog de Privilegiën en Vryheden des Volks verkort hebbe. Eindelyk vind hy er op uit, om alle de Schrivten van den Baron van der Capellen te citeren; hy begrypt zeer wel, dat niemand zo dwaas zal zyn, om, op zyne aanpryzing, alle die gefchrivten doortelezen, zondtr eens te noemen, welk Werk of welk Deel de nieuwsgierige Lezer zal dienen natezien Om genoegzame bewyzen te vinden, dat de Voorrechten en Vryheden des Volks verminderd zyn. Hy voegd er nog de Memorie van den Griffier van der» Heuvel over de Militaire jurisdictie in de Provincie van Utrecht by; omdat hy zeer wel weet, dat dat ftuk naauwlyk by één enigen van die LeZeren bekend is, welke zyn enigfte toeleg is, om tegen den Hertog oproerig aan te hitzen. Óe blote namen an dien Baron en Griffier zyn alleen genoeg, denkt de Schender van 'sPrmfes Eer, om Gansch Nederland daar van volkomen verzekerd te doen zyn. En waarlyk wy twyfelen geen ogenblik, of'er zullen maar al te veel Ingezetenen des Lands gevonden zyn, die zonder eens om bewyz te denken, den Brievfchryver blindelings ten dezen opzigte zullen hebben geloovd, en op het enkel horen van den naam van den Baron van der Capellen, en den Griffier van den Heuvel zig zeiven zullen hebben overtuigd gehouden. En betreftende eindelyk de Militaire Jurisdiöie; die ia genoeg bekend, dat reeds lang in deze Republicq gefubfifteerd heeft, voor en aleer de Hertog hier te Lande gekomen is. De hoge Krygs-Raad, weet men, is door Prins Willem den IV, op voorbeeld van voorgaande Stadhouderen, in den jare 174.7. opgerigt; En dat het nu buiten het vermogen van den Hertog is; om dien Hogen Krygsraad, en deszelvs JurisdiÜie, ten gevalle van dezen boosaartigen wyzneuz, en deszelvs lasterenden aanhang te vernietigen; Zulks moet (gaat het niet alle dolheid te boven ?) Hoogstdenzelven ook al tot eene Misdaad worden toegerekend! [14.] „ Geen tydflip kan er in de Gefcbiedenisfen der Republiek gevonden „ wórden, dat er een algemèene geest van mistrouwen en ongenoegen 5, gëheerscht heeft, dan op het tegenwoordig oogenblik. — —- Wyl het niets ter zake doet, of wy het tegendeel hier van bewyzen of niet, zo zullen wy dit den Brievfchryver toeftaan; gelyk wy ook waarlyk wel willen geloven, dat er nooit in ons Land zulk een ongegrond mistrouwen, enonredelyk ongenoegen, als tegeriwoordig, onder het Volk heeft plaats gehad: Maar wy geloven ook tevens, dat er nooit een tydftip in de gefcbiedenisfen der Republicq kan getoond worden, waar in zulke godloze, en vuilaartige Lasterfchrivten, (waar door het Volk alleen in dat mistrouwen gebragt isj als tans vry en onverhinderd in 't publicq verfchynen, niet ten fterkfte verboden en gefluit geweest zouden zyn. Wie is nu met allen recht voor de oorzaak van dit wantrouw  (Ij) trouwen, en misnoegen te houden? — De Hertog, of ty, die de aanleidende oorzaak van het zelve (namelyk het verfpreiden van zulke indecente , partydige, en oproerige gefchrivten, als regt gefchikt zyn om mistrouwen ert ongenoegen te doen geboren worden) den teugel vieren; in plaats van dezelve* volgens hunne dure verpligting , ter bewaring en bevoordering van de publicoue Rust, met alle Kragt te keer te gaan ? [15] „ En wat de Koophandel betreft : deze word thans gebed en al gè* „ knakt. Wie zyn de fchuld daar van ? Zulke alleen, die ons het vreezlyk oorlog berokkend hebben in een' tyd, dat de Republicq onvermogend was haren Koophandel behoorlyk te kunnen befchermen. Zulke, die zo kleine gedagten van onzen Vyand maakten, als of hy geheel buiten ftaat zou zyn, ons den allerminften afbreuk te doen; fchoon de droevige ondervinding ons nog actueel leerd, dat die zelvde vyand nog magts genoeg heeft, om onze gereed liggende fchone Koopvaardyvloot, alhoewel door een aanzienelyk Esquader gedekt* het uitlopen te beletten. [16J „ Wie is er ónder de Buitenlandfchê Mogendheden, Deencn, Zwee„ den, Portugeezen, Spanjaarden, en Franfchen, of Engclfchen^ „ die onder uw befiier den ongelukkigen Hollandtr niet mei de voeten „ getreeden heeft? Elk merkt genoeg, dat de kragt van dit gezegde alleen in het optellen van enige Vreemde Mogendheden beftaat. Wy verwonderen ons alleenlyk maar * dat wy de Franfchen daar onder vinden. Wy dagten, dat die Mogendheid altoos zo veel eerbieds voor de Republicq had getoond, en onzen Staat zo vele grote dienften en vriendelykheden had bewezen; En dus hadden wy niet verwacht, dat het Franfche Ryk hier zou voorgekomen zyn, als den langmoe* digen Hollander te hebben met voeten getreden. De Brievfchryver had, om zyn bewyz nog oneindig veel fterker te maken» niets meer behoeven te doen, dan alle de overige Mogendheden van Europa * en, (om het bewyz nog al meer kragts by te zetten) alle de Mogendheden der gehele bekende waereld er by te voegen. [»7] » Wy lmn aan dm kzer ovet om Uw caraBer uit dit alles op te „ maken. En wy laten aan den Lezer over, om uit alle onze voorfehrevene aanmerkingen het Karakter van dezen Brievfchryver afteleiden. —- [18] „ Maar my dunkt, ik hoor zeggen (alsgy Ü in V openbaar bevindt) „ niet ik, maar de Stad Afgier dam is de oorzaak van de Rampen „ der Republiek. — >— Of de Hertog zulks in 't openbaar zegt* weten wy niet; öok Vertrouwen wy dit niet. — Maar dit weten wy zeker, en dat durven wy gerust ftaande houden, zonder ons aan de minfte lastering fchuldig fe maken * dac al wie zulks zegt, de zuivere waarheid fpreekt. —*- Men heeft het Oorlogs-ManifesC van den Koning van Engeland maar te lezen, om overtuigd te zyn, dat dat vervloekt Traétaat van eeuwigdurende vriendfehap > door Borgermeesteren vari D a Am*  ( ió ) Amfterdam (even als hadden zy uit na.im van de gehele Republicq gehandeld) met de wettige Onderdanen van Hoogstgedagten Koning in America aangegaan, de voornaamfle rede van de Vredes-breuk, en dus ook van alle onze tegenwoordige rampen is. [19] „ Het gedrag dezer Heer en is reeds zo dikwyls verhandeld, dat „ bet onnoodig zyn zal, ons hier mede op te houden; Het gedrag dezer Heeren is reeds door den kundigen Schryver van het Politica Vertoog over het waar Systema van de Regering van Amjlerdam zo onwederfprekelyk bewezen, met de grondwetten van ons Land, en de geheiligde verbintenisfen , tusfehen onzen Staat en de Kroon van Groot-Britannien fubfifterende, volftrekt ftrydig; een inbreuk op de Rechten van den Stadhouder; een Misdaad van gekwetzde Majesteit; en een daad te zyn ten uiterfte gefchikt, om de Republicq by andere Mogendheden in degrootfte verachting te brengen, dat het onnodig zyn zal ons met een betoog van dit een en ander optehouden; te minder, daar het gedrag dezer Heeren reeds overlang by eene Refolutie zo van de Heeren Staten van Hollanden West-Vriesland, als van de Heeren Staten Generaal (in dato 27 November 1780) ten fterkfte is afgekeurd. [20] „ Wy zullen alleenlyk hier omtrent aanmerken, dat zo men al eens ,, wilde toegeeven, dat Amjlerdam de paaien der voorzigügheid te ,, huiten gegaan is; dit aan de Verontwaardiging over het bejlier ,, van Uwe Hoogheid geheel en al moet worden toegefebreeven. Hoe? Heeft het beftuur van den Hertog den Borgermeesteren van Amfterdam ooit eenigen grond kunnen geven om Neêrlands Conftitutie met voeten te trappen ? Gefteld, voor een moment, de Hertog had waarlyk verdiend door gem: Heeren met verontwaardiging te worden aangezien; ('c geen de gehele heerschziigtige Stad van Amfterdam nooit, zo wy vertrouwen, in ftaat zal zyn te bewyzen) moesten zy daarom niet flegts de palen der voorzigtigheid te buiten gaan; maar zig aan een alleronwettigst gedrag fchuldig maken; het geheel Land aan de verfchriklyke woede des oorlogs bloocftellen; en zig zeiven de billyke verontwaardiging van alle welgeïntentioneerden (die er tans, God betere! wel wat meer mogten gevonden worden) op den hals halen ? [21] „ Wy hebben met voordagt hier boven gezegt, als gy ü in het open- „ baar bevindt; want by Uwe Leerlingen krygt de deugdzaamjle en „ wehneenendjle Vorst, die Nederland ooit gehad heeft, denfchuld „ der ongelukken, die gy alleen berokkend hebt. Het fmart, behalven den Hertog, ook allen Rechtfchapenen in den Lande, die, niet met zo een valsch hart, als deze gevaarlyke Vleijer, maar in alle oprechtheid den Oranje Vorst, als den deugdzaamften en welmenendften der Vorften, eene zuivere Lievde toedragen, genoeg, dat Hoogst denzelven zo vele grievende Verdrietelykbeden worden aangedaan, en alieronbefchaamdst de fchuld gegeven word van die ongelukken, welke de Koekeloosheid, deHeerschzügt , de Buitenfporigheid van Anderen, wy menen (waarom zouden wy 't niet'zeggen ? 't is geen Lastertaal, 't is de zuivere waarheid.) wy menen van de Amfterdamfche Kooplieden zo wel als Regenten ons berokkend hebben. [22]  ( X7 ) [22] '„ Al wat men den Prins te last kan leggen is, dat by Uw hart na „ V zyne afgemecten heeft, terwyl gy door Uwe geveinsde f mee kingen „ Uwe oogmerken wist te bedekken. Heeft de Stadhouder het hart van den Hertog naar Hoogst deszelvs eigen hart afgemeten; Dit zal, wel verre van eene misdaad in zyn Hoogheid te zyn, veel eer een Blyk van een allerdeugdzaamst beltaan opleveren. Die Vorst heeft overvloedige gelegenheid gehad, om te weten, dat de Hertog met Hem juist dezelvde Edelmoedige gevoelens koesterde, en uit dezelvde verhevene beginzeis werkzaam was. Van kindsbeen af door den Hertog, ais door eenen getrouwen en hoogstwyzen Vader geleid, heeft de Stadhouder al vroeg kunnen befpeuren, dat Hoogst deszelvs eigen karakter met dat van den Hertog juist ftfokende was; Terwyl de gulle openhartigheid van den Hertog, en een gedrag, \ welk Hoogst deszelvs oprechtheid genoeg beweez, nooit iets minder dan gevemzde fmekingen, nooit iets minder dan eene bedekking van verkeerde oogmerken hebben aangeduid. Wy menen niet ongegrond te mogen denken, dat deze eerloze Brievfchryver het hart van den Hertog naar zyn eigen bedorven hart zal hebben afgemeten, en Hoogst denzelven daarom naar de trekken van zyn eigen hatelyk karakter zo affchuwelyk zal hebben afgemaald. [23] „ Ten tyde der minder jaar igheid hebt gy Uwe frikken opgezet, en „ by het eindigen de knoop volkomen toegehaald. . Hoe allerjovëlykst het gedrag van den Hertog gedurende de minderjatigheid van zyne Hoogheid geweest is, kan men genoegzaam opmaken uit de zeer uitvoerige Relolutien, welke dieswegens zo by de Heeren Staten van Holland, ais hy de Heeren Staten Generaal genomen zyn. Van elk dier Kefolutien flegts een gedeelte te allegueren zal genoegzaam zyn. Hunne Ed: Gr: Mog: de Heeren Staten van Holland drukken zig in Hoogst derzelver Refolutie, ïri dato 8 Maart 1766. in deze bewoording uit; „ dat, by Hun Ed. Gr. Mog, „ in achting genoomen zynde de uitmuntende dienden < onvermoeiden yver, „ appl.catie en wys beleid, door den Heere Hertog van Brunswyk, foo m dé „ educatie als reprefentatie van zyn Hoogheid den Heere Prince van Oranje en „ Nasfau, geduurende hoogst desfelfs minderjarigheid, als Erf-Captein Gene„ raai van derzelver Provincie en van de Unie, betoond, dienvolgende goed „ gevonden en verflaan is, den Raad-Penfionaris te verfoeken en te commit> „ teeren, foo als defelve verfogt en gecommitteerd word by deefe, om lig te „ vervoegen by de Perfoon van den hooggemelden Heer Hertog van Bruns» wyk, en hpogstdefelve, uit naam van Haar Ed, Gr. Mog., op het nadruk„ kelykfte te bedanken voor desfelfs betoonde onophoudelyken yver, forge en „ oplettendheid, foo in de educatie als reprefentatie van fyn Hoogheid, den „ Heere Prince Erf-Stadhouder; met byvoeging, dat het aan Haar Ed. Gr. » Mog. akoos byfonder aangenaam zal fyn geleegentheid te hebben, om de „ blyken van derfelver waare Erkentenis aan den dag te leggen; dat Haar Ed. " ^' vuuriglyk wenfeben, dat den Staat dtï heil faam c vrugten der ge- „ fignalijeerde verdienflen van Hooggemelde Syn Hoogheid by continuatie „ mag blyven genieten; &c". En Hun Hoog Mog. de Heeren Staten Generaal fpreken in Hoogst derzelver Refolutie, mede van den 8 Maart 1766, op deze wyze; „ Dat de weldaaden, door den Heer Hertog van Brunswyk aan » den Staat beweefen, foo in de opvoeding van den Heer Erf-Stadhouder, E a als  ( '8 ) „ als in iele répreïèntatie van liet E'rf-capiteir/fehap Generaal van de Unie, van „ dse natuur fyn , dat defelve molt door Haar Hoog Mog, kunnen werden 5, erkent op eene wyfe, die aan Èaare gevoelens beantwoord, en equivalent is „ net het nut en voordeel, daar door AAN het gemeene „ Lan d toe gebragt". En wat verder zeggen Hun Hoog Mog. in die zelvde Refolutie; „ dat Haar Hoog Mog. de volmaaktfk dankbaarheid, y, en diepfle Erkentenis hebben, en altoos sullen behouden voor de „ groote en uitmuntende dienflen door hem Heer Hertog aan den Lande gepres„ teert, en de nooit genoeg gepretfen yver, onvermoeiden arbeid en tedere „ forg,* met dewelke hoogstdefelve de opvoeding van den Heere Erf-StadhouM der heeft beftiert, en de géduurige waakfaamheid, oplettenheid en digniteit, j, met welke hoogstdenfelven als Erf-capitcin heeft gereprefenteerd; Dat Haar „ Hoog Mog. niets vuuriger wenfchen, dan geleegentheeden te hebben, om „ hunne innerlyke fentimenten aan den dag te kunnen leggen, en Syn Hoog„ heid van defelve ten vollen te overtuigen; dat Haare wensch en beede altoos „ zyn fal, dat God Almagtig Syn Hoogheid een hoogen en glorieufen ouder„ dom verleene, waar in Syn Hoogheid met blydfêhap mooge fien de heil„ faame vrugten van fynen dierbaaren arbeid, en het groot nut en „ VOORDEEL, door ZYN MIDDEL aan deese RePUBLICQ_TE „ weeg gebragt, als aan Hoog gem; Sfn Hoogheid, naast God, toe„ fchryvende de deugden en lojfelyke hoedanigheden, die in den Heer Erf-Stad„ houder uitblinken; en dat Haar Hoog Mog om hunne erkentenis tot den „ hoogften top te zien ryfen, hem Heer Hertog op het vriendelykst verhx-ken, „ Jyne groote vermoogens by Continuatie ten nutte van de Republicq te „ willen befleeden, Hem ver fe.kerende, dat deefe gunst van hunne kant al tyd „ met alle teekenen van hoogachting en affetlie 'voor Syn Doorlugtige Per joon „ fullen worden beantwoord^. Elk oordele nu zelv, wie in dezen meer geloovs verdiend; De Souverain dezer Lande, die het gedrag van den Hertog gedurende de Minderjarigheid van zyne Doorlugtigfte Hoogheid den Heere Prinfe Erf-Stadhouder met de fterkfte betuigingen van goedkeuring, en den uitmuntendften Lov in de voorfch: Refolutien heeft gelieven te agtervolgen; Üf deze onbefchaamde Lasteraar, die vuüaartig genoeg kan zyn, om te zeggen, en het publicq in dien mistrouwen-verwekkenden denk te brengen, dat de Hertog zyne [loze en bedriegelyke] ftrikken by de Minderjarigheid van Hoogstgedagten Erf-Stadhouder zou hebben opengezet, om by het eindigen van die minderjarigheid de knoop van die ftrikken volkomen toetehalen. [24.] „ De Heer van Rhoon, de Baron Charles Bentinck, om kort te „ gaan, alle die Vrienden van Prins IVillem den IV, en haarè „ Koninglyke Hoogheid Z G., aan welke het huis van Nasfau zyne „ Verheffing voornamentlyk te danken bad, wierden van den Perfoon „ van Zyn Hoogheid zorgvuldig verwyderd. — Wat de Heer van Rhoon aanbetreft; wy hebben ons met alle naauwkeurigheid geinformeerd, of die Heer ook waarlyk door toedoen Tan den Hertog van den Perfoon van Zyne Hoogheid mogt verwyderd wezen; doch zyn van goeder hand verzekerd, dat zulks er zo verre af is, dat Welgem: Heer in tegendeel tot aan zynen Dood toe, gehoor by, en de Gunfte van Hoogscgedagte Zyne Hoogheid genoten, en Hoogstdenzelven met Raad en Daad geadfifteert heeft: Wes-  ( «9 ) Weshalven het volltrekt ohmogelyk is, dat, fchoon er al eens enige disérepances tusfehen Hooggemelden Heer Hertog, en tusfehen Welgem: Heere vari Khoon rnogen hebben plaats gehad, die discrepances de verwydering van laast■gemelden Heere van den Perlöon van Zyne Doorlugtigfte Hoogheid zouden ten gevolge , veel minder ten oorzake hebben gehad. En wat den Baron Charles Bentinck aanbelangt ; daar van zullen wy , naar aanleiding van de volgende Periode , ftraks mentie maken. Terwyl wy het overige der voorlch: Periode oordelen voor eene behoorlyke wederlegging geheel ongeichikt te zyn, alzo het niets anders als een generaal gezegde, of liever eene generale Befchuldiging behelzd, waar tegen men met eene even zo generale ontkenning beftaan kan, zo lang, tot dat die,Befchuldigingfpecialyk worde aangedrongen; waar toe wy dezen Lasteraar vryelyk durven uittarten. Hy zegt, dat alle die Vrienden van Prins Willem den IV, en hare Koninglyke Hoogheid Z. G., aan welke het Huis van Nasfau zyne Verheffing voornamelyk te danken had, door toedoen, oïdoor den invloed van den Hertog (immerss dat wil de Briev-fchryver duidelyk te verftaan geven) van den Perfoon van Zyne Hoogheid zorgvuldig verwyderd zyn. Zoude deze befchuldiging nu naar den Eisch door ons gerefuteerd kunnen worden, dan zouden die Vrienden van Prins Willem den IKJ en Hare Koninglyke Hoogheid (Glor: Ged:!) welker verWydering van het Hov de Heer Hertog zou hebben veroorzaakt, met namen hebben moeten genoemd zyn, op dat wy aan onzen kant zouden zyn in Haat geweest> om naar waarheid aan te tonen, hoedanig het geval met die Perfonen zig hebbe toegedragen. Daar nu zo eene vereischte expresfelyke opgave door dezen Pasquillant niet gefchied, en ons, na een naauwkeurig onderzoek, in geenen dele gebleken is* dat één énige der Vrienden van Prins Willem den f V. en Hare koninglyke Hoogheid (Glor; Ged:!) door de influentie van Hooggem: Heere Hertog van den Perfoon van onzen tegenwoordigen Heere Stadhouder is geëloigneerd geworden ; daar oordelen wy gemoedelyk verpligt te zyn, om deze voorfch: befchuldiging zo lang voor frivole logen-en-lastertaal te moeten houden, tot dat het of dezen zelvden Pasquillant, of één' zyner Complotterie gelust zal hebben, om, of wederom in een Briev van een Heer uit Leeuwaarden, of in eenig ander Lasterfchnvt de voorfch: generale accufatie, een weinig fpecialer tegen den Hertog aantevoeren, en dezelve flegts met geloovbare bewyzen te bekragtigen. [25] „ De Baron Charles Bentinck zag geen einde aan de moejelykbedm^ ,, die hy door Uwen invloed ondergaan moest, dan zyne Ampten neder te leggen. Het zal alleen voldoende zyn, om de valschheid dezer befchuldiging te doen zien * eenvouwig hier op te antwoorden, dat (gelyk genoeg bekend is) gem: Baron reeds vele jaren voor het over ly den van wylen Hare Koninglyke Hoogheid (Glor: Ged:!) alle zyne Charges nedergelegd heeft, en niet meer ten Hove kwam. [26] ,, Profesfor Weisf, dien alle Nederlanders voor de Edelmoedige wyzè „ van denken, die hy Zyn Hoogheid ingeboezemd heeft, de boogfle „ dankbaarheid verjchuldigd zyn, —■ — Die, bemerkte gy wel „ ras, was de Man niet, om tot Uwe oogmerken te kunnen dienen» „ by moest naar Zwitzerland vertrekken. E 2 We*  ( i° ) Wegens den Profesfor Weisf "hebben wy ons te Le'yden geïnformeerd, en aldaar vernomen, dat die Heer de Propofitie, om als Pfseccstur by Zyne Hoogheid te fungeren niet anders beeft willen aannemen, als niet dat expres beding van zig, na de meerderjarigheid van Zyne Hoogheid, mee een gefixeerd penfioen te kunnen en te mogen begeven, werwaarts hy zoude verkiezen; ingevolge welke conditie Hy dan ook enigen tyd, na dat de Prins was meerderjarig geworden, zyn Profesforaat te Leyden heeft nedergelegd, om het overige zyner dagen in ftille ruste dóór te brengen; en men weet, dat gem: Profesfor 'niet alleen door Zyne Hoogheid genereuslyk, en met de uiterfte dankbaarheid is beloond geworden; maar ook ter dezer uure toe de grootfle gunst zo van den Prins als van den Hertog geniet. C27] » Veelt brave Officieren wier den by $ Armee gezet, em voor Uwe „ Creatuuren plaats te maaken , en dit is de waare reden van het groot getal Titulaire allens, die ons Leger ih zulk een wanorder gebragt hebben, dat in gelxcl Europa de weergaê niet te vin„ den is. -— Dat ér vele brave Officieren by d'Armée zyn geplaatst, is eene waarheid; en dat zulks door het beiluur van den Hertog zou gefchied zyn, zullen wy niet tegi nfpreken; Maar heeft Hooggem: Heer Hertog daarom de allerminlte wanorde in de Legers van den Staat gebragt, zo als de Pasquillant Hoogst denzelven alleronbefchaamdelykst befchuldvgd? Neen! zo min als door de Titulaire adens, waar over de Lasteraar, by gebrek van gegronde klagien, alleronredelykst klaagt. Die de vereischte kundigheid van zaken hebben, om over Militaire dire&ien te oordelen, kunnen niet ignorant zyn, dat het met deze Republicq geenzms gelyk met andere Kyken en Staten gelegen is, daar men Fondfen heeft, waar uit bedaagde en welverdiende Officieren gefoulageerd cn gepenfioneerd worden. Dit nu in aanmerking nemende, waar had men dan met dat aantal ouden en braven Officieren, 't welk by de meerderjarigheid van Zyne Hoogheid zo merkelyk groot was, heen gemoeten? Zou men die Officieren, welke zig voor den Lande hadden afgelloovd, tot eene erkentenis voor derzelver getrouwe dienden, geheel hebben moeten laten gaan, als hen niet meer nodig hebbende ? Zo eene bandelwyze zou immers hebben tot den Hemel gefchreeuwd, en onverantwoordelyk geweest zyn. En dus was er geen andere weg op, om aan den eenen kant die Lieden re helpen, en aan den anderen kant d'Armée, wel verre van in disorde te brengen, in tegendeel op een goeden voet te houden, als om de Compagnien en Militaire Charges van den een te transporteren op den and'ren. Hier uit zal nu elk van zei ven kunnen afleiden de rede, waarom by die gelegenheid ook vele extraordinaire avancementen hebben moeten gefchieden; te weten, om den moed onder andere Officieren, welke anders door zulke Transporten zouden hebben moeten agter aan blyven flaan, niet uit te bluslchen; welk een en ander, met een onpartydig oog befchouwd wordende, oozes eYagtens, met recht niet anders als eene hoogstwyze en allerbillykfte fchikkipg genoemd kan worden. [28] 3, De Soldyen der Officieren zyn zodanig ingeHgt dat een ieder na „ zyn rang zoude kunnen keven, dog hebben wy met door Uw beleid „ Majoors gezien met Tratlaments van Lieutenants ? Die  ( 21 ) Die gene, wien de Militaire functien flegts een weinig kennelyk zyn, weet, dat de Post van Major zeer byzondere hoedanigheden vorderd; En om die rede mpeten dikwerf extraordinaire promotien gefchieden , om een tot dien Post bekwaam fubjecl: aan den tour te brengen Behalven dat geenen Lieutenant ooit een hoger post , zonder meer Traftements, zal worden opgedragen, indien hy, of zelv daar niet om beeft gefolliciteerd, of indien ten min fte zulks met zyn eigen genoegen niet is Waar by nog komt dat de meefte Officieren, zo niet allen, ruim zo veel op verhoging van rang, als op vermeerdering van 7'ractement gefteld zyn, voerende altoos, honeurs halven, gaarne eene hoger titel, dan met hunne inkomften over-een-komflig is. En gefteld zelfs, dat er Officieren waren geweest, welke aangenomen hadden, om den rang dien zy zogttn te ambiëren, geheel voor niet te bekleden, zou het dan nog wel de allerminftc onbillykheid mogen beten, indien zodanige follicitanten, mits toe hunne Posten de nodige capaciteiten hebbende, of, by de Minderjarigheid van den Prins, door den Hertog zeiven, of, na de minderjarigheid van zyne Hoogheid, door den invloed van den Hertog, ingevolge hun verzoek en hunne eige aanneming waren geholpen geworden? Onzes bedunkens in genen dele. [29] „ De gevolgen kan een ieder opmaaken: —— —1 De overgegeve kwaadaartigheid van dezen Briev-fchryver kan een ieder uit ai het voorfchrevene genoeg opmaken, dewyl hy zig zelfs niet ontziet, om zulke fchikkingen , welke ten beste van den Lande , en tot falutaire oogmerken gefchied zyn, (gelyk blykt uit onze aanmerkingen op de voorgaande 27 en 28 Periode) ook al als misdryven van den Hertog op te geven. [30] „ Uw gedrag als Veldmaarfchalk zullen wy by deze gelegentheid wat „ nader onderzoeken. * > De Pasquillant zou meer overeenkomftig de waarheid gefproken hebben , indien hy gezegt hadde; „ Nu zullen wy al verder ons zeiven geweld aan doen, om Uwe Hoogheid zo hatelyk en verachtelyk te doen voorkomen, als maar im„ mer mogelyk is; Om door dien weg Uwe Hoogheid niet alleen de woede „ der Borgery, maar zelfs ook van de Soldaten op den hals te halen: zonder „ dat v/y enigzins onderzoeken zullen, of de poinéten van bezwaar, die wy „ Uwe Hoogheid zullen voorflellen, tot het Karakter van Veld-Maarfchalk „ behoren, of niet behoren". fj'] ,1 Van de Officieren gefprooken hebbende, maar hoe is '/ met de Sol„ daaten gefield? De armoede van V Voetvolk, de Zwitzers uitge„ zonderd, is zo groot, dat toen, om de Verfchillen met den Paltz, 3, de Verloven waren ingetrokken, binnen drie maanden tyds meer 3, dan twee duizend man gedeferteerd zyn, die niet van honger wiU „ denflerven. Dat de Zwitzers beter, dan ander Volk, kunnen beflaan, zulks is noch aan den invloed, noch aan de directie van den Hertog toe te fchryven, fchoon de Brievfchryver dit niet onduidelyk wil te verftaan geven. Hy zou een weinig minder kwaadaartigheids, en ruim zo veel kundigheids hebben laten doorflralen, indien hy in aanmerking genomen had, dat de Zwitzers hunne Capitulatie hebben, en ingevolge van dezelve betaald moeten worden. F Dat  ( « ) Dat de Soldaten zonder de gewone Jaarlykfche Verloven tot armoede vervallen, daar van zal ook niemand, die niet zo verbitterd als deze Lasteraar is, de fchuld kunnen aan den Hertog geven; dewyl het genoeg bekend is, dat Hoog dezelve, 20 wel als Zyne Doorlugtigfte Hoogheid de Prins van Oranje, altyd met alT zyn vermogen voor het beftaan van den gemenen Man geyverd heeft, van welke aanhoudende pogingen eindelyk het gewenseiit effect is geweest, dat de Soldy der Soldaten nu gedurende den tyd van omtrent een jaar is verhoogd geweest, En tot deze ure toe hebben alle de Provinciën daar in nog niet eens geconfenteerd Wat nu eindelyk de buitengewone defertie ten tyde van de verfchillen met Keur Palts aanbelangt, welke door den Brievfchryver op een getal van 2000 binnen den tyd van drie maanden bégroot word; Wy hebben gelegenheid gehad, om daar van ook zeer naauwkeurige informatien te bekomen; dan, hebben bevonden, dat onze Pretenfe Heer uit Leeuwaarden ook in dit opzigt niet als Laster- en* Logentaal heeft uitgebraakt; want volgens berigten van goederhand, mogen er in dat jaar, toen de dtffcrenten met Keur Palts exteerden , enige weinigen meer dan in andere jaren gedeferteerd zyn; maar meer dan 2000 zyn er tot nu toe nog in een geheel jaar niet gedeferteerd En gefteld voor een moment, dat de defertie van 2000 man, ten gemelden tyde, om het van honger fterven te ontkomen, eene waarheid is, dan kan elk uit het voorgaande nogthans genoegzaam opmaken, hoe vuilaartig het is, daar van den Hertog de fchuld te geven, of zulks als een poinét van bezwaar tegen Hoog denzelven aan te voeren: Behalven dat niemand bynaar zo onkundig kan zyn, om niet te weten, dat de bepaling der Soldyen voor d'Om*cieren zo wel, ala voor de Soldaten, nochte aan den Stadhouder, nochte aan den Hertog j maar alleen aan den Souverain ftaat. [32] „ En wie was hier de om-zaak van? Uwe Hoogheid alken. „ In de Vergadering van de Edele Groot Mogende Heeren Staaten „ van Holland was immers reeds lang de voorjlag gedaan, om de „ betaling van 't Voetvolk te verhoogen. — Wonderlyk geredeneerd, waarlyk ! Om dat in de Vergadering der Heeren Staten van Holland reeds lang de voorflag gedaan was om de betaling van het Voetvolk te verhogen, daarom was de Hertog de oorzaak niet alleen van de defertie des volks; maar ook de oorzaak, dat door Hoogst gem; Heeren Staten aan dien voorflsg al niet voor de verfchillen met Keur Palts is beantwoord geworden. Wie is er, die niet merkt, dat in deze onbefchaarade taal de Heeren Staten van Holland zelve op eene verregaande wyze ingewikkeld beledigd, en als befchuldigd worden, dat Hoogstdezelve in dien tyd ook al met den Hertog zouden gekonkeld, en door den invloed van laatst gem: Heer de propoutie van verhoging van de Soldyen der Soldaten zouden hebben van de hand gewezen; even als waren Hunne Ed: Gr: Mog: toen, zo wel als de Hertog, met de drukkende armoede des Volks, en de daar door veroorzaakte buitengewone defertie , heimelyk gediend geweest. . r Wy geloven wel niet, dat de Briev-fchryver hier enig oogmerk gehad heeft,' om den Souverain in \ allerminst te beledigen, en dat hy zeker zig verbeeld zal hebben, met iets voor den dag te komen, \ welk alleen gefchikt was, om den Hertog hatelyk te maken; dan, uk zodanige bezwaren tegen den Hertog  C 23 ) aan te voeren, welke onmogelyk waar kunnen zyn, ten zy men Hoogst gem: Heeren Staten zelve even zo fcbuldig als, ja nog veel fchuldiger, dan den Hertog houde, kan men intusfclien zeer gemakkelyk de kwaadaartigheid van den Beichuldiger, en de ongegrondheid der befchuldigingen zelve opmaken. [33] „ Zo men nu wil overweegen, dat een Leger, V welk van dienst „ moet zyn, op de beste wyze mogelyk, van alles, wat daar toe „ nodig is, naar maait van de Geest en verdere omjlandigheden van " ieder Natie geoefend, gewapend en gemanocvreerd moet weezen ' , ya dat de Staat naar evenredigheid dat eene, of meer, van *' die vereisebten mogt entbreeken, beter, of jlegter zal gediend worden. Nu kan de Lezer zelf bejluiten wat men van het Leger van „ de Republicq thans ónder uw bevel te wagten heeft. — De uitmuntende vaardigheid en geoefendheid onzer Troupen is, door derzelver nuttige manoevres, ter gelegenheid van de gewone Jaarlykfche exercitiën, buiten en binnen 'sLands allerwegen zo overvloedig bekend, dat wy het gansch onnodig achten daar van een enkel woord te zeggen. En indien men dan ntï uit de meerdere of mindere gemanoevreerdheid der Troupen befluiten mag tot de meerdere of mindere dienften, die men van dezelve in tyd van nood te wachten heeft; ('t geen wy nogthans niet volkomen avoueren; van oordeel zynde, dat de gedisciplineerdflt Troupen, alleen als", zodanig befchouwd, zonder de nodige getrouwheid en dapperheid, ons nog zeer weinig goeds beloven zouden; Terwyl wy integendeel van veel minder geoeftende Troupen, van de vereischte courage en trouwe voorzien, onder het moedig aanvoeren van eenen krygskundigen Bevelhebber, vry wat grotere verwachting zouden hebben.) dan kan een ieder genoeg afleiden, dat het befluit met opzigt tot ds Legers van dezen Staat niet anders als zeer gunftig zyn kan. [3+] » * Is niet door V getal Soldaten, dat de overwinningen behaald „ worden, maar door de uitmuntenbeid derzelver. Dit zullen wy toeftaan, indien de Briev-lcbryver alleen bedoeld zulke oorlogen, die tegen wilde, woeste, en onbedrevene volkeren gevoerd worden. In zodanig een geval kan zeker een veel kleinder getal welgeoeffende Soldaten op een oneindig veel fterker Leger de overwinning wegdragen: Dan, indien men zig beide de partyen voorfteld, als even zeer geoeffend, en in allen delen uitmuntende te zyn, dan fpreekt de zaak van zelve, dat de Victorie (enige byzondere omftandigheden, waar op men nooit kan rekenen, buiten gefteld) wei degelyk door overmagt moet bevogten worden Dan, dit overgeflagen; Wy .(tellen, voor een ogenblik, met den Briev-fchryver, dat het m allen gevallen, zonder de geringfte reftritfie te maken, alleen de Uitmuntendheid der 1 roupen is, welke de overwinningen behalen dóet; Maar waar in zal die Uitmuntendheid dan gelegen zyn? In Welgeoeftendheid, Dapperheid, en Trouwe. Wat de eerfte vereisehte hoedanigheid aanbetreft; daar aan hebben wy gezien, dac het onze Troupen altans in 't allerminst niet mangeld; en belangende de twe overige qualiteiten; gefupponeerd al eens, dat het onz volk daar aan ontbreken zoude, dit zou altans geenzins de fchuld van den Hertog kunnen zyn, dewyl Hoogstdezelve nog ter dezer ure dé fprekende bewyzen draag* van dien onver- F 2 Ichrok-  ( M ) fchrckken Heldenmoed , en onwankelbare getrouwheid, waar mede Hy bet volk, ten tyde dat Hy gelegenheid had, om daar van de doorllaanlle preuves te geven, rustig, lustig (en dit is all', wat men van eenen Veld-lieer verlangen kan) is voorgetreden. [3 y] „ De Legers der Romeinen zyn byna altyd kleinder geweest, dan die „ der Volkeren, die zy overwonnen hebben. Daar hebben wy niets tegen: maar waarom was dat? Alleen, om dat de Legers van de vyanden der oude Romers altoos voor 't grootfte gedeelte uit byeengeraapt, en ongedisciplineerd volk beftonden; en om die reden, gelyk ligt te begrypen is, zeer gemakkelyk door een veel kleinder geoeffend Leger konden verflagen worden. Dat ru de Briev-fchryver de Troupen der naburige Mogendheden, met welke de onze (de Hemel bewaar er ons voor! bidden wy!) ooit gelegenheid zouden kunnen krygen, om eenen kans te wagen, zo als die van den Keizer, de Koningen van Pruilen en van Vrankryk, &c, met die byeengeraapte en ongeëxerceerde krygsbenden van de vyanden der oude Romers durvd vergelyken, merkt elk, met een opllag van het oog, dat de gem: Natiën niets minder dan Eer is aangedaan; ja zelfs het allerlaagst of geringst denkbeeld van dezelve aanduid. [36] „ Laat ons met de Artillery beginnen, tweedragt en oncenigheid zyn „ ook hier door U op haren troon gevestigd. Hy is een eerloze Schelm, een allerfnoodfle Lafteraar, die zulks zegt, en niet bewyzen kan; of die, gelyk deze Brievfchryver doet, ter flaving quafl van zyn gezegden, bekende gevallen gansch verkeerd en verdraaid voorlteld, en alzo den Hertog dingen aanwryvt, waar in Hy geen het minst part of deel gehad heeft. fa7] Wy meten bekennen, dat wy ons nog op eenen Martfeld kunnen \ beroemen Doch heeft deze Man ook niet reeds meer dan eens ge* dagt, en zal hy zig niet eerlang door Uwe Creatuuren verpligt " vinden 'iLands dienst vaarwel te zeggen? ■— onge- „ luk van dezen allerkimdigften Generaal is, dat hy een eerlyk „ Man is Wy hebben geen van ons allen de Eer, om den Generaal Martfeld in 't allerminst te kennen. Wy hebben ook geene de minfte gelegenheid gehad, om ons behoorlyk op dien Heer te informeren. Wy bekennen dus, ook niet te weten, of zyne Excellentie een Vriend of Vyand van den Hertog, en ofhy wel of kwalyk jegens Hoogstdenzelven gezind is. Maar dit menen wy rede te hebben van te mogen vertrouwen , dat, indien welgero: Generaal een allerkundigst Man is (waar aan wy geenzins willen twyfelen) zyne Excellentie door den Hertog dan ook nooit enige rede gegeven zal worden, om 's Lands dienst te qu.teren: En, indien hy een Eerlyk Man »£t geen wy even zo min in twyfel trekken) hy dan ook geenzins of zelv zulke taal, als deze Lasteraar, zal voeren, of er in 't allerminst msê gediend zal zyn. [38]  () [38] „ Een voorbeeld gelyk als dat van den Gefcbut'gieter Verbrugge, „ die door Uwen invloed het Vaderland moest ruimen , heeft hem „ nog niet kunnen affchrikken. Gelukkig is door Vreemdelingen, „ die zonder twyfel onpartydig zyn, de zaak van Verbrugge zedert „ volkomen uit ge wee zen. De Kroon van Engeland, hem tot Direc„ teur van het Gefchutgieten hebbende aangefleld, doet ons ten over„ vloede blyken, dat zyn misdaad alleenlyk daar in beflaan heeft, „ dat de ooren van Uwe Hoogheid niet gefchikt waren, de waarheid „ van eenen braaven en onver zettely ken Hollander, te willen hoor en: Wy hebben gelegenheid gehad, om naar den Gefchutgieter Verbrugge te informeren, en ons is van goeder hand berigc, dat die Man een zeer kunftig Lapper; maar in t geheel geen bekwaam Gieter was; dat twe derde parten van zyn gegoten Kanon onbruikbaar is bevonden, en vergoten moet worden, en dat het overige derde part nog zeer onregelmatig is. Dit nu zo zynde, (gelyk wy alle redenen hebben van te geloven, alzo het ons van een Heer, die van dat ganfche geval zeer au fait, en even zo onpartydig is, is gecommuniceerd) dan kunnen wy niet anders zien, of de Hertog heeft ten uiterfte getmuw en pryzenswaardig gehandeld door zorge te dragen, dat het Land niet met gelapt en inpracticabel, maar met gaav, en goed gefcbut voorzien wierde; ten einde het Land geen gevaar mogt lopen, om ter contemplatie van eenen onbekwamen Gieter, uit oorzake van gebrekig Gefchut, door eenen Vyand te eniger cyd overrompeld te worden; en om tevens de Eer en Reputac.e van brave Commandanten , zo te Velde als in de Vestingen, ook al door gebrekig Gefchut, niet aan ongegronde verdenkingen en befchuldigingen bloot te ftellen: Tervyyl ons aan den anderen kant deze Brievfchryver voorkomt eer een Verrader, dan wel een Lievhebber of voorftaner van zyn Vaderland te zyn ; niet onduidelyk te kennen gevende , dat hy den gemelden GefchutLapper, waar door de Republicq ten tyde van Oorlog aan de grootfte fataliteiten zou kunnen geëxponeerd zyn geworden, zeer gaarne hier te Lande zou gehouden hebben en dat hy het den Heere Hertog tot gansch geen geringe Misdaad rekend, dat Hoogstdezelve de reële en importante gebreken van Verbrugges Gefchut zo trouwhartig aan den Souverain of den Raad van Staten ondekt, en de gevaarlykhe.d er van aangetoond heeft; 't welk ten gevolge heeft gehad, dat die zaak met alle naauwkeurigheid is onderzogt, en dat eindelyk, zo ons berigt is, twe andere bekwamere, en wel Zwitzerfche Gefchutgieters (zo dat akans de Hertog hier dan geen oogmerk kan gehad hebben, om Èrunswykers of Wolffcnbuttelers in te dringen) zyn aangefteld. Is nu Verbrugge naderhand in Engeland Directeur der Gefchutgieteryen geworden, dan is tiet zeer waarfchynelyk, dat hy aldaar Gieters zal onder zig hebben, welke dat werk beter, dan hy zelv, verftaan: Evenwel heeft men vernomen, dat eens één van zyne ter proev aangebodene Kanonnen, in praefentie van den Lord Germam, gefprongen is, en aan zyn Lordfchap eeneContufie heeft toegebragt. [39] » En is door al dit twisten het wezenlyk belang van V Gemeene 3, Land niet uit het oog verboren? Hoe veele jaar en zyn er niet „ verhopen, dat er geen fluk gefcbut gegooten is, en zulks wel in 3> een tyd, dat er een allergrootst gebrek aan was. G Wie  ( 20 ) Wie is er, die, in aanmerking nemende het geen wy op de voorgaande -^8 Periode geremarqueerd hebben, niet volkomen zal moeten toeftemmen, dat aan het onderzoek van de zaak van Verbrugge, hoe veel tyds er ook meê mag zyn gemoeid geweest, wel verre, dat het wezenlyk belang van 1t Gemene Land daar door zou zyn uit het oog verloren, in tegendeel den Lande ten uiterfte gelegen ware? En gefteld al eens, dat door het onderzoek van deze zaak veroorzaakt was, dat er in jaren agter den anderen geen gefchut gegoten is, was het dan nog niet veel beter, en profitabler voor den Lande, dat er in 't geheel geen , dan zulk gefchut gegoten wierd , 't welk in tyd van nood toch niet gebruikt kon worden? Dan het zy hier mede, hoe het wil; dit is eene ontegenzeggelyke waarheid, dat, fchoon er in een' gehele eeuw geen enkel ftuk kanon vervaardigd was, en dat zulks het grootfte pligts-verzuim zou mogen genoemd worden, waar aan zig ooit iemand zou kunnen fchuldig maken, dit nogtans in geenen dele als een poinét van bezwaar tegen den Hertog kan worden aangevoerd , dewyl de zorg voor het gefchut, en voords alle krygsbehoevtens, niets uitgezonderd, geenzins aan den Hertog van Brunswyk, maar alleen aan het Collegie van den Raad van Staten gedemandeerd is, van welk Collegie dan ook alleen de verantwoording wegens zo een enorm verzuim zou kunnen worden afgeëischt. Waar uit dan ten volle confteerd, dat deez Lasteraar den Hertog dingen verwyt, waar door zo een illuster Collegie, als dat van den Raad van Staten, ten fterkfte gehoond, en ingewikkeld befchuldigd word. [4.0] „ En zou de Man, die oorzaak van zodaanige verregaande verzui„ men is, weina verdienjlen door den Staat kunnen betaald worden? Dat de Hertog voor de oorzaak van de tot hier toe geallegueerde verzuimen niet te houden is, hebben wy, zo wy vertrouwen, van ftuk tot ftuk genoegzaam klaar en bondig aangetoond. Er fchiet ons derhalve ter beantwoording Van de voorfch: vraag, in de 4.0 Periode vervat, niets anders over, als nu op onze beurt te vragen, of de Perfoon, die zodanig een Godlooz Lasterfchrivt, als deze Briev uit Leeuwaarden is, waar in zulke verregaande valfche befchuldigingen tegen den Hertog voorkomen, vervaardigd en publicq-gemaakt heeft, wel te ftreng (om ons van geene Ironie te bedienen) wel te ftreng zou kunnen geftraft worden? Of anders, of zodanig een Man (om de voorfch: fpotagtige Vraag, op dezelvde fpotagtige wyze te beantwoorden) door de Amfterdamfche, Vriefche, en andere Vyanden van den Hertog, voor het opftellen van zo een' fterken Briev, waar door hun ongetwyfeld een uitnemend plafir is gedaan, wel naar verdienften genereus genoeg zou kunnen worden beloond? [4.1] „ Hoe bet met al bet geene er verder nodig is om te Veld te trekken „ gefchapen Jlaat, verkiezen wy met Jlilzwygen voor by te gaan. „ Terwyl een ieder daar van by Lands Officieren berigt kan er- ,, langen. \ Is of de Briev-fchryver hier enigzins begind te bedenken, dat de Veld-Tryn, de Magazynen, en met een woord alle krygsnoodwendigheden, niet onder de adminiftratie van den Hertog; maar van den Raad van Staten behoren, en dat hy daarom air het gene, 't welk om te Veld te trekken nodig is, met ftilzwygen voor by gaat, om namelyk zyne diepe onkunde aan den eenen, en zy-  ( 27 ) zyne kwaadaartigheid aan den anderen kant niet al te nakend in 't oog te doen lopen. [4.2] „ Maar laten wy onze oogen wenden na de Frontieren van den Staat. „ Wy kunnen in verbeelding, dog belaas! alleenlyk in verbeelding, „ nog befchouwen, de Waterlienie, die volgens de gedagten van den 5, grooien Coeboorn Staads-Vlaanderen volkoomen dekken kon Geen j, onzer Frontieren is verbeeterd maar verfcheidene zyn in den grond „ bedorven, — — Een der fraaijle werken van dien zelfden „ Generaal, dat voor de Retraite van een Leger ingerigt was, en „ werkelyk daar toe gediend beeft, is in dit geval „ Wy Jleilen aan het oordeel van eenen Du Moulin, die aan V „ hoofd van de Ingenieurs is, of niet een geheel Frontier, V welk „ meer dan 160 Jaar en tot een voormuur van dit Land geflrekt „ hadt, en dat door Coeboorn onverwinbaar was gemaakt, door „ Uwe oogluiking geheel vernietigd is ? De Briev-fchryver zou zyne eige lompheid en onkunde vry wat minder verraden hebben, indien hy hier ook verkozen had de Waterlinien, en Frontieren met ftilzwygen voor by te gaan, gelyk hy in de 4.1 Paragraphe verkooz, om van het geen verder tot eenen Veld-togt vereischt word te zwygen; Dewyl de Waterlinien, en Frontieren, zo min als de Magazynen en Krygsammunitien aan het opzigt van den Hertog van Brunswyk zyn aanbevolen; maar direcï resforteren onder de zorge van den Raad van Staten. En dus zullen wy ons gemakkelyk kunnen difpenferen van een onderzoek, in hoe verre het geallegueerde, met betrekking tot de Waterlinien en Frontieren, der waarheid conform, of daar mede ftrydig is; aangezien dat, fchoon in de daad de Frontieren en Waterlinien of in den grond bedorven, of geheel vernietigd waren, zulks dan nog geene de minfte befchuldiging tegen den Hertog zou kunnen opleveren, maar alleen (gelyk wy reeds op de 39 Periode, of Afdeling hebben aangemerkt) ter verantwoording zou komen van het meergem: Collegie. En wat den Generaal Du Moulin aanbetreft, die Heer ftaat niet alleen voor een allerkundigst; maar ook voor een allereerlykst Man by ons bekend, en wy houden ons verzekerd, dat zyne Excellentie geenzins zo een oordeel zal vellen , als deez vuile Lasteraar van hem verwachten durvt. [4-3] » '* y°lk mn Koerland heeft nooit bezef gehad, van de geheele uit„ gejlrektheid der Verpligting, die V aan Uwe Hoogheid beeft. 't Volk van Nederland heeft ongetwyfeld in vorige dagen zeer wel bezef gehad van de veelvuldige en grote Verpligtingen, welke deze Staat aan Hoogstgem: Hertog verfchuldigd is, en het mangeld ook nog aan zulke dankbare gemoederen niet, welke zulks openlyk met genoegen erkennen; Maar het volk van Nederland heeft nooit zulk bezef gehad van het onbegrypelyk vermogen, 't welk flegts enige weinige t'zamenfpannende Lasteraren op zo een groot gedeelte eener ganfche Natie kan hebben, als het zelve tegenwoordig daar van heeft, 'c Volk van Nederland heeft zig nooit kunnen verbeelden, dat er ooit zulke fchandvlekken onzer Natie zouden gevonden worden, die, tot all' wat kwaadfpresend, wat rustverftorend, wat oproerig genoemd kan worden, en maar ter fchandelyke bezwalking van de Eer en Reputatie van den Hertog ftrekt, G 2 zig  ( 28 ) zig verledigen, en als uitputten zouden, zonder dat ter dezer ure toe nog één énige is opgftaan , die in ftaat geweest is, om de allerminfte befchuldiging tegen dien Vorst llegts met een fchyn van bewyz te kunnen bekragtigen. 't Volk van Nederland heeft zig nooit kunnen verbeelden, dat de kwaadaartigheid in ons Land ooit zo verre zou kunnen gaan, als dezelve nu vry en onverhinderd gekomen is. Dit zyn zaken en gebeurtenisfen, waar van wy zeker geloven, dat Neêrlands Volk nooit zo een klaar bezef, als tegenwoordig, gehad heeft. [44] „ Het kan zig verzekerd houden, dat het niet lang zal'aanhouden, „ of de Eerlyke Du Moulin zal den weg van Profesfor IVeisf, en „ van Verbrugge moeten betree den. Van Profesfor Weisf hebben wy by de 26, en van Verbrugge by de 38 Paragraphe gewag gemaakt. Uit eene vergelyking van het eene met het ander zal elk bevinden, dat de rede van het vertrek van gem: Profesfor hemelsbrete differeerd van die, waarom Verbrugge heeft het Land geruimd. Zo' lang nu de brave Generaal Du Moulin zulke gegronde redenen van klagten niet geevt, als wy gezien hebben, dat Verbrugge gedaan heeft, zal zyne Excellentie ook geene de minfte zwarigheid hebben, om den weg van gem: Gefchut-Lapper te moeten inflaan. En wanneer welgem: Generaal den Profesfor Weisf zoude volgen, dit zou dan een bewyz zyn, dat zyne Excellentie, even als die Geleerde Man, het geluk zou hebben, om met een bepaald penfioen, onder het aanhoudend genot zo wel van des Stadhouders, als van des Hertogs Gunfte, de rest zyner dagen buiten 's Lands in ruste te mogen flyten. [45] „ Dog hier is nu ook nog de plaats om van Uwe groote Militaire „ kundigheden gewag te maaken, V gemeen hadt reeds voor lang „ door de jaarlykfche Operatien by Waasdorp, de fchaduw van den „ Oorlog, in Uw Perfoon een Held befpeurd, dog by de bloedige at- „ tacque by Scheeveningen hebt gy U zelf overtroffen. Hoe regt ftrydig is deze taal van den Lasteraar met die, welke hy in de 33 en 34. Paragraphen voerd! Daar heeft hy gezegt, dat de Troupen van den Staat moeten geoeffend, en gemanoevreerd worden; en dat het alleen de uitmuntendheid der Troupen is, waar van men de overwinningen te wachten heeft. Hier daar en tegen worden de jaarlykfche excercitien door onzen Leeuw aar denfehen Heer befpot , en in een belachelyk licht gefteld. Indien dan nu onze Troupen, even zo als die van alle andere Mogendheden, jaarlyks niet mogen worden geoefend en gemanoevreerd; en zy evenwel geoefend en gemanoevreerd moeten wezen, waar door zullen zy hunne geoefend- engemanoevreerdheid dan magtig worden? Indien ons Volk boven alle Natiën van den Aardbodem moet uitmunten, waar door zal het die uitmuntendheid dan bekomen, indien het niet, gelyk alle andere volkeren, jaarlyks geëxerceerd mag worden? Hoe zullen onze Troupen dan in ftaat geraken, om, even als de oude Romers hunne vyanden deden, met een handje vol volks, een onoverzienelyk Leger Oostenrykers, Pruifen , of Franfchen in de pan, ja aan gort te kunnen hakken; of 't zo maar niets is ? Wat voords de Spotter met opzigt tot den Hertog zo in deze, als in de 5 volgende Paragraphen zegt, oordelen wy te laag, te onbefchoft te zyn, om  ( >9 ) om er in 't allerminst op te antwoorden. Om den grootften Man te befchim* pen, behoevd men flegts een ftraatjong/n te zyn: Alleenlyk zullen wy toch nog aanmerken, dat bet er zeer elendig met onz Land zou hebben uitgezien, indien ooit de Hertog gelegenheid gehad hadde, om op de vlakte by Waasdorp' preuves van Hoogstdeszelvs Heldenmoed te kunnen geven; dewyl dit een allerdroevigst, doch onwederfprekelyk bewyz zou geweest zyn, dat die vyand, tegen weken de Hertog zig aldaar als een Held gedragen had, dan ook al reeds zo verre in onz Land was doorgedrongen. [4.6] „ Drie Kotters vertoonen zig van verre op Zee; twee Visfcbers „ Pinken vlugten op bet Strant by "sHage. De Forst, de Staat, „ was tn gevaar, V gcbeele Garnizoen vliegt op uw wenk in de }, wapenen, Ongetwyfeld zou het gehele Gaarnizoen niet in de wapenen geordonneerd zyn, waren de onnozele Visfcbers, verbysterd door het fchieten der Engelfche Kapers, waar door eén hunner daken reeds met een kogel getroffen was, niet even zo verbaazd naar 's Hage komen lopen, en hadden zy aldaar niet even zo een misbaar gemaakt, als of men, fchoon te viervoet heen fhellende, niet te bcheveningen wezen kon, voor dat men de Engelfche Matrozen en Soldaten zou bezig vinden met het ganfche dorp uit te plunderen. Dit confiis berigt der Scheveningfche Visfchers nu in het oog houdende, zal dan het in de wapenenkomen van he^ wel zo belachelyk zyn, als deze Lasteraar het voorfteid. En dat zulks op een enkden wenk van den Hertog gefchiedde, dit is alweer een fprekend bewyz, hoe/%/ onze Troupen geoefend zyn. [4-7] » Het gefcbut word naar Scbeveningcn, en op deszelfs brw Zomf£en *eS£M dM zulks gefchüd is, om van daar de landing te " dZT\a"é, wederom* ^ien het Garnizoen van 'sHage, in de ophan" Zl 2f n %mt de Ko"ers, de nederlaag mogtkrygen, gy een poin£t ,, van defenjk tonden zoudt, om Uwe Retraite tl verzekeren. Dat het gefchut naar Scbeveningcn gefleept wierd, zulks gefchiedde, om dat het aldaar hoogstnodrg was; gelyk het ook nog actueel tot heilzame oogmerken langs het gehele Strand geplant ftaat. Dat dit altans geenzins een poinót van befpottmg opleverd, maar dat integendeel, door dit ook al belachelyk voor te ftellen, ail' het laf-aartige, of geestlooz-grappige, 't welk Lieden van een bedorven fmaak anders nog in des Brievfchryvers fpotterny zouden mogen vinden, geheel weggenomen , en in eene lompe kwaadartigheid veranderd word, zulks moeten de makkers of aanhangers van dezen Lasteraar zelve getuigen. En dat het gefchut op de Scbeveningfcbe Brug, of daar omtrent wierd gebragt, zulks zal ongetwyfeld gefchied zyn met dit oogmerk, dat, indien er op het btrand meer gefchuts mogt nodig zyn geweest, dan men reeds derwaarts gezonden had, men het als dan des te digter bv der hand zoude hebben , en , indien het er niet nodig ware, men het als dan niet eebeel van Scbeveningcn, maar alieenlyk van deszelvs Bru* had te rug te brengen- of deze precautie nu voorzigtig, of belachelyk te noemen zv, dit zullen wy niet behoeven te decideren. [ Wy hebben het flepen van fre| Gefchut de ^w nmgfebe Brug befchouwd als waarlyk gefchied zynde; om dat wy dieswegms H niet  ( 30 ) r.iet wel genoeg geïnformeerd zyn, om het met grond te kunnen tegenspreken: Genoeg is het, dat, fchoon zulks waarheid zy, het dan evenwel nog niets minder verdiend, dan befpot te worden: En is het onwaar, dan wederlegt het zig zelve.] [48] „ De Ruitery rukt aan, maar zagt, wy hoor en al de Schevening„ fche Visfchers roepen, wat doen hier Ruiters ? Indien men alleenlyk maar in aanmerking neemt het gene wy op de 46 Paragraphe geantwoord hebben, zal men ligt de rede vinden, waarom men in dit gevat Ruitery naar Scheveningen zond Doch behalven dit, zo weet ieder, dat op het gefchreeuw, 't welk de Scheveninglche Visichers in 'sHage hadden komen maken, destyds naar het gem: Dorp eene confideranle menigte Volks was t'zaamgevloeid, en dat er niets minder, dan bedaardheid, en eene goede orde heerschten; in welke omftandlghedsn men weet, dat oe Ruitery van de uiterlte noodzakelykheid is [+9] jj Zo nien ons wil Verdedigen, laat ons dan gefchut zenden. Het is regt jammer, dat de Briev-fchryver hier toond al vergeten te hebben, dat hy in de 4.:' Paragraphe reeds heeft gezegt, dat het gejehut naar Scheveningen gefleept wierd. Dus komt de ingewikkelde klagte der ^islchers over bet gebrek van gefchut, die onze Leeuw aar denfche Heer Pasquillant die menfchen in den mond legt, hier ter plaatlè een weinig ontydig. £50] „ Onnozele menfchen, onbedreeven in de geheimen van het taffieq! „ Uwe Hoogheid zal ligt begrypen, dat men zelf maar geringe vor- „ deringen in die wetenfebap moet gemaakt hebben, om 't plan van „ defenfie, dat door Uop het mat gemaakt is, niet als een meester- „ Jluk der kunst te willen aanzien. De vyand heeft voor U het haa- „ zepad gekoozen — Wy hadden byna niets gezegd van de 3, Marsch van den Graaf Golowkin in V holle van den nagt op Uw „ bevel; dat ook al veel heeft toegebragt om \$ Vyands Vloot te doen „ afdeinzen; V beleid van Uwe Hoogheid zou voor Cdfar, Prins 3, Fredrik Hendrik Turenne, en eenen de Wit en onzen braven Ad- „ miraal de Ruiter, ondoorgrondelyk zyn geweest. Deze Paragraphe niets anders behelzende, als eene continuatie van die befpottingen, waar mede de Briev-fchryver met de +y Afdeling begonnen is; en zulks in zodanige lage , en ongezoute termen gefchiedende, dat het onzen pretenfen Stadgenoot ontwyfelbaar tot het verachtelykst foort der Natie doet afdalen , zo oordelen wy deze Paragraphe met geene grotere verontwaardiging , en tevens niet beter naar verdien!ten te kunnen behandelen, dan door dezelve geheel onbeantwoord voorby te zien. [yi] „ De Republiek word In een Zee-oorlog ingewikkeld, er is gebrek „ aan volk om de Schepen te bemannen. \ Is immers ongelukkig! Wat zeggen wy! .... 't Is allerfchandelyksten misdadigst voor den Hertog, dat Hy juist op dat zelvde ogenblik, dat de Republiek door de Kroon van Groot-Britannien een alleronverwachtst Oorlog gedeclareerd wierd, de kunst niet verftaan heeft, om het nodig Manfchap, ter. ecjui-  { 3t ) equipag-ie. van de Schepen, waar aan de Staat dooreenen langdurigen Vrede gebrek had 3 te kannen toveren, en, door okes pokes pas, die niet en ziet is blind\ daar te feilen. Zo dit den Hertog tot geenen Landverrader maakt , dan we^n wy niet, wat rnen daar voor al kragtiger zou kunnen aanvoeren: 1 e meer, daar Hoogstdezelve zig, by Bloed dat rood is, direct of indirect: niet bemoejen mag met iets, 't welk geene de minde betrekking tot Hoogstdeszelvs Pust als Vcld-Maarfchalk heeft. [52] „ Hoe is V nu mogelyk een beter middel uit te denken, dan V geen " door uw invloed voorgejlagen is .? Een augmentatie van 20000 ", Man zal fpoedig het gebrek van Varenslieden uit. den weg ruimen. De bekende Augmentatie der Landmagt weet men, dat niet na de Oorlogsverklaring ; maar lang Voor dezelve by eenen circulairen Briev , in dato 10 Maart 1T.70. door zyne Doorl. Hoogheid den Prinfe Erf-Stadhouder aan de Provinciën geproponeerd is; en wy hebben grond genoeg om ons verzekerd te mogen houden, dat die voorflag door Hoogstgem: Zyne Hoogheid in dier voege i$ gedaan, als Hoogstdezelve voor het behoud van de Republicq, naar Hoogstdeszelvs Wyshejd en Doorzigt, heeft geoordeeld het beste te zyn; zonder dat de Invloed van den Hertog, of van iemand anders Hoogstdenzelven daar toe bewogen heeft Dan *t zy Hoogstgem: Heer Stadhouder dit Voorkei uit eige beweging, H zy Hoogstdezelve het door de influentie van den Hertog heeft gedaan, dit houden wy altoos ftaande, dat het Systema, om de Kepublicq zo wel aan de Lan dzyde als aan den Zeekant in behooriyken ftaat van defenfie te ftellen, ten einde de Souverain geene vreemde Mogendheid, wie het ook mogte wezen, behoevde te ontzien, en in ftaat konde zyn, om zo. danig te handelen, als Hoogstdezelve overeenkomftig zou oordelen met Hare waare belangens, wy houden altoos ftaande, zeggen wy, dat dit Systema zo hoogst wyz, zo voorzigtig, zo heilzaam Voor den Staat is, dat er, onzes bedunkens, niet te fpoedig aan kon zyn beantwoord geworden, 't Is hier de plaats niet, om dit ftuk in \ brede te beredeneren; dus zullen wy alleenlyk nog maar met een enkel woord aanmerken, dat (als Militair geredeneerd; zo als men ten dezen opzigte behoord te redeneren.) de augmentatie van de Landmagt geenzins kan geconfidereerd worden als aan de wervingen van Scheepsvolk in h allerminst te obfteren of hioderlyk te zyn; aangezien men veilig ftelien mag, dat zulk Manfchap, \ geen zig in den Landdiensc engageerd, met genegen zou zyn ter Zee te dienen, fchoon het zelfs in't geheel geene gelegenheid had, om in den Dienst te Lande te worden aangenomen. Ff 3] ., Zee-Officieren zyn er niet genoeg. Hier refereren wy ons aan onz antwoord, op de voorfcii: f i Paragraphe gegeven , 'c geen met enige weinige verandering hier van dezelvde applicatie zal zyn. [?4] „ De Oorlogfcheepen hebben geen legplaats m den winter. —Hier begind de Briev-fchryver evenwel eindelyk, na lang dwarrel voeten, eens op het regte fpoor te komen. Dit is zeker allerondragelykst in den Hertog; ('t zy verre van ons dien Heer in 't allerminst te willen voorfpreken, waar Hoogstdezelve maar enigzins in kan te befchuldigen zyn; en dus nog des te 6 Ha min"  ( 32 ) minder in dit opzigt, waar in Hoogstdezelve zig ten Jlerkfte misgrepen heeffl dit is allerondragelykst, herhalen wy , in den Herrog, dat Hoogstdezelve at niet meer dan honderd jaren voor zyne Geboorte gearbeid -heeft, als een geringe Dag-hurer, om toch onze arme fcheepjeB (ïicb keedjes! ach hccdjes') m oen winter een1 bekwame Leg-plaats te bezorgen. Waarlyk dit verregaand en onvergevelyk verzuim oordelen,wy alleen rede genoeg te zyn, dat de Hertog van den Perfoon en het Hov van Zyne Hoogheid den Prins Erf-Stad houder geëloigneerd, en verklaard worde, voor den Dienst van den Lande volJtrckt nuttelooz en fcbadelyk te zyn. [SSl )> Door uw bejluur zien wy eene petitie voor den dag komen, niet „ tot aanmoediging der Zee-Officieren, niet tot het maaken van een » Haven, maar om drie Legers in V miniatuur by een te trekken, „ die nergens anders toe dienen moeten dan om onze Doorlugtige „ Hoogheid, den Prinfe, daar mede op te houden, en de bchandc- s, hngen der groote zaaken aan U te trekken. De Briev-fchryver toond zeer au fait van alles te zyn, wyl hy van eene rentte lpreekt, om dne Legers in 't Miniatuur by één te trekken, welke nooit gedaan is. De Petitie, tot Legerlasten gefchied, waar op deez LeeuwaardenJche lasquillant het oog heeft, is alleen gedaan, om te vinden de kosten welke er noodzakelyk zouden worden vereischt, als er eens een Leger geformeerd zou moeten worden, om te veld te kunnen trekken; 't welk allen kund,gen en verftandigen Lieden genoegzaam bekend is. Dat verfcheidene Couranten van drie Campementen, of drie Legers gewag gemaakt hebben, is eene waarheid; maar 't is tevens waar, dat zy allen die frivole Logen, die door den een, of anderen fpotter (en mogelyk door den Noordhollandfchen Courantier zelv we ; altans wy keuren er hem geen hair te goed toe) valfchelyk verzonnen is, van laatstgem: Courantier hebben overgenomen, die dezelve, tot zulke oogmerken, welke hem het best bekend zullen zyn, het allereerst verfpreid heeftDan, dit overgeflagen; de ondervinding heeft geleerd, dat Zyne Hoogheid zig dit jaar altans met te veel met Zyne Troupen geamufeerd heeft; alzo wy menen, dat de jaarlykfche grote Manocvres by Waasdorp niet eens zyn gedaan, veel minder, dat er drie Campementen zouden gehouden zyn. [|ö] „ Nu zullen wy eindelyk tot Uw gedrag in de laatfle jaar en komen. ,, wie is het dan gy alleen, die belet hebt, om geduurende „ den Amerikaanfchen oorlog de Zeemagt der Republiek in flaat te „ brengen. In den hier boven nog eens geciteerden circulairen Briev van Zyne Doorlugtigfte Hoogheid den Heere Prinfe Erf-Stadhouder, in dato io Maart itto, gefchreven aan de Heeren Staten van zes Provinciën, word door Zyne Hoogheid, ter beveiliging van de Republicq aan den Zeekant, op het equiperen van ten minfte yo a 6o Oorlogfchepen, waar onder niet minder dan 20 a 30 van Linie, ten fterkfte aangedrongen; welk voorftel indien het terftond gevolge geweest ware, de Republicq, voor dat de Koning van Groot Britannien Haar het Oorlog declareerde, in behoorlyken ftaat van defenfie zou geweest zyn, en waar door Hoogstgem: Koning zeer waarfchynelyk wel zou vergeten hebben, om met deze Republicq te breken. Wie is het nu, die belet heeft, dat aan  2 3 ) O J ) aan dezen alLrvaderland-h'evendften voorflag van onzen Trouwharügen Stadhouder zonder het aller minfte ui'tftel niet beantwoord is, ten einde alzo de Zeemagt in goeden Haat gebragt te zien? Is die de Hertog van Brunswyk, of zyn het die Provinciën, aan welke deze ten uiterfte heilzame Proportie gedaan is? [??] jj Wie is anders de oorzaak van V verlies van zo veele Millioenen, „ die thans door de Engelfcben opgebragt zyn ? In onze aanmerkingen op de + Periode of Afdding zal men tevens het antwoord op deze vraag vinden; — Waar by men nog als eene voorname oorzaak van onz verliez voegen kan de verwaarlozing van dien hoogstwyzen Raad van Zyne Doorl: Hoogheid, waar van wy zo even in onz antwoord op de 56 Paragraphe hebben gewag gemaakt. [58] „ V Gemeen is buiten ftaat om te kunnen weet en, of de Graaf vad „ Weideren de nodige informatien gezonden heeft, dan niet; zo hy „ bet niet gedaan heeft moet hy geflraft worden, zoo ja, dan zyn de „ Ministers en Raadslieden van Zyne Hoogheid, aan weiken het ge* 3, fchreeven is, daar voor aanfpraakelyk* —. — Wy zouden den Briev-fchryver raden, om hoe eer hoe beter, of by eene Memorie, of by wyze van Aanfpraak, of per Misftve, of in forme van eene Propofitte, zig aan Hunne Hoog Mog. de Heeren Staten Generaal te adresferen, en te verzoeken, dat hem de Relafen van den Grave van Weideren Copielyk mogen worden gecommuniceerd , ten einde in Raat te zyn , om Hoogstgem: Heeren Staten daar uit te onderrigten, (tegen zo veel per Les, als de Briev-fchryver daar voor bedingen zal) welke ftraf eïgenlyk, naar Rechten, of Welgem Heere Grave, of den Ministers en Raadslieden van Zyne Hoogheid moet worden aangedaan. De Briev-fchryver zou zo eene Memorie, of Aanjpraak, of Misfive of Propofitie mogelyk wel door den een of anderen Heer te Jnferdam, of in het Ouartier van de Zeven Wouden, of van Westergoo, of mogelyk ook wel door den Hoog l d. Geb. Heer Baron van Lynden, exmiordmairen Envoye aan het Hov van Zweden (geweest nametyk) gefteld, en ingediend krygen; indien hy er een weinig vriendelyk om lolhateerde, en met kragt van redenen aantoonde , dat zyne Patriottijcbe gevoelens zodanig eene Demarche volftrekt van hem vorderden. is9\ 3ï De Notulen van de Sondagfche befoignes by den Ridder Jork, zou„ den ons, vertrouwen wy, nxel eenig ligt in deeze duistere zaaken „ kunnen geeven. Hier heeft de Briev-fchryver buiten allen twyfel zelv niet geweten, wat hy meende; maar dit weten wy, dat wy rede hebben van te mogen vertrouwen, dat, indien eens alles aan den dag kwam, 't geen aan den kant van Amfterdam in verfcheidene geheime Conferentien met zekeren Ambasfadeur verhandeld is, het Publicq dan ongetwyfeld wat beter de ogen zouden geopend zyn, en dat men dan geenzins zo fterk yveren zou voor eene party, die ons door heimelyke konkeleryen, en eigenbatige overleggingen alle onze bittere rampen berokkend, of ten minfte veroorzaakt heeft. 1 m  ( 34 ) [6o] ,5 JUeraanmerkelykst zyn de woorden <üan de Ministers van dcü J „ Staat te Petersburg : „ De Engelfcbe Envoyè heeft gelyktydig „ met ons de Injlruclien van Uwe Hoog Mogenden ontvangen"-. 5, Zonder hier verder te bepaaïen, door wien zulks is gefchied, is 5, V dan zeker dat wy Vcrraaden zyn. — Het doet ons ten uiterfte leet, dat gene van ons allen zulke vorderingen in de Logique, of Redeneerkunde heeft gemaakt, om zodanig een' Syllogisme, of Sluitrede te kunnen formeren, als deze is: Indien de Engelfche Envoyé gelyktydig met de Ministers van den Staat te Petersburg de Inftruclien van Hunne Hoog Mog: heeft ontvangen, dan zyn wy zeker verraden; Maar, zulks is gefchied: By gevolg, is de Hertog een Landverrader. Dit is ongetwyfeld de Conclufie die de Briev-fchryver uit de voorgaande Pr*, vrisfen wil getrokken hebben; fchoon hy geveinzdelyk voorgeevt niette willen bepalen, door wien dat verraad zou gebrouwen zyn. Wy verkiezen dit niet nader te verklaren, en op deze Paragraphe niets meer aan te merken. De gapingen zyn groot genoeg, om van zeiven door elk gezien te worden. [6 0 „ De tyd is nu nog om te kiezen, aan den eenen kant om dooreen „ Onderkoning van *t Huis van Brunswyk, naar de wenken van ,, een Engelscb Ministerie, in armoede en Jlaverny te worden bers ftkri. Dit is eene herhaling van het zelvde Idéé, \ welk de Briev-fchryver by de zesde Afdeling had; alwaar hy zeide, dat in de laatjle jaren de Bejluiten reeds zodanig zouden genomen zyn, om dezen Staat aan het Huis van Brunswyk op te offeren. Wy hebben in onze aanmerkingen op gem: Paragraphe getoond, hoe allerbeledigendst deze Lasterlyke en onbefchaamde taal voor den Souverain van den Lande zelve is. Wy oordelen het grote dwaazheid te zullen zyn, om met gezonde redenen, in een ernftigen trant, te betogen, dat de vreez, van door een' Onderkoning van het Huis van Brunswyk, naar de wenken van een Engelsen Ministerie, in armoede en flaverny te zullen worden beltierd, van allen grond geheel ontblood is. Elk weet, dat zig geene de mmlte fchyn zelfs voor zo eene bekommering opdoet: Elk ziet dat dit ten uiterfte belachelyk. is Wy willen nogtans gaarne den Briev-fchryver d'Eere geven, die hem toekomt, te weten, dat deze Paragraphe voor zyn oogmerk gansch niet kwalyk gefchikt is. Buiten twyfel kan zyn voornaamfte toeleg geen ander geweest zyn, als om binnenlandfche onlusten aan te ftoken, en wy weten niet, oi er, ter bereiking van dit allerfnoodst oogmerk, wel iets beter te bedenken was, dan het volk eene vreze in te boezemen, van eerlang in akelige Armoede te zullen zugten , of in Slaavfche banden gekluisterd worden. Armoede ! Sla- verny! Welke verfchrikkelyke denkbeelden! Wat is er, waartegen men zig met meer gewelds verzetten zou ? Wy zouden op deze Paragraphe by wyze van weerklank kunnen antwoorden , dat het nu de tyd nog is voor onzen Beminnelyken en allerlangmoedigften- Souverain, om te kiezen, aan den eenen kant, om, onder het aanvoeren van dezen Boozaartigen Lasteraar , naar de wenken van deszelvs godloze Mak-  ( 3% ) Makkers , in dén allerbetretirenSwaardigften 'toefhnd gedompeld te worden*, of, aan den anderen kant, om deswegens in tyds wyzelyk en efficacieüslyk te voorzien : Wy zouden het anders ook nóg fen gansch op geen minder fundament) op deze wyze tourneren kunnen, dat het nü de tyd nog is, om te kiezen, aan den eenen kant, om door eene enkele Heerschzugtige Stad, naar de wenken van een Fransen Ministerie, zo niet in armoede en flaverny, ten minfte zo beftierd te worden , dat onz Land t'elkens aan de bitterde rampen des bloedvergietenden Oorlogs roekeloozlyk Worde biootgefteld ; dan , wy zullen dit liever met ftilzwygen voor by gaan. f ó 2] ,) Wy houden ons verzekerd van de Keuze eens Volks, dat zederd „ zo veele honderd jaaren hunne Vryheid, en hunne Vorjlen, tegen „ allen aanval van Vreemdelingen, met ongekreukt en moed en dapperheid hebben verdecdigd. En wy houden ons verzekerd van de Keuze eens volks, \ welk altoos getoond heelt een dankbaar, en edelmoedig volk te zyn, hartelyk erkennende, dat het alleen het Doorlugtigst Huis van Oranje is, 't welk het üaavfehe juk ons van de fcl ouderen geheven, onze gewetens van de prangende ketenen eener Helïche Inqn fitie verlost, en dezen zo gezegenden Borgerftaat op eenen zo wel gcordenden grondflag gevestigd heeft Wy houden ons verzekerd van de pryzenswaardige keuze eens volks, 'c welk, uit heufche dankërkentenisfen voor deze nooit hoog genoeg gefchatte dienften, by alle gelegenheden zig voor de belangens van dat Roemrykfte aller Vorftelyke Huizen onverfchrokken in de bresfe ftelde, en, met een gejuich, dat er de lucht van weergalmde, Oranje hoven ! Oranje boven 1 riep. [63] „ Ik heb de Ver te zyn, DóorlugtJg Vorst, Uwer Doorï. „ Onderd. Dienaar. De vuilaartige Lasteraar zou dit fchreeuwend Pasquil beter overeenkomftig met de ware gevoelens van zyn hart geëindigd hebben, indien hy het aldus gclloten had: Ik ben, vervloekte Landverrader ! Uw allerverbitterdjle vyand. [6f] „ Leeuwaarden den zo Maart 1781. Wy denken dat de Briev-fchryver zig zo wel ten aanzien van de Stad, waar uit dezen Briev is gedateerd, als met opzigt tot den Dag, de Maand, en hét Jaar vergist zal hebben ; en dat het zal moeten zyn : Amfierdam den 4. September 1778. Dit is juist de dag, waar op men dat genoeg befaamd Commercie-Traétaat met de Amerikaanfche Onderdanen van den Koning van Engeland te Atven gefloten heeft. En van toen af heeft men zig te Amfterdam al gewapend, om, als dien bommel eens uit mogt breken, den Hertog als dan mei alle kragt aan te pakken, en op het lyv te vallen, ten einde alzo de ontwerpers van dat Tractaat, 't welk door niemand, die onpartydig denkt, anders als de voorname oorzaak des tegenwoordigen oorlogs kan befchouwd worden, mooitjes te doen vrylopen Dan, hier heeft men zig merkelyk in misrekend; want het komt ons voor, dat Amfterdam een fchoone winterprovifie van de peren fhuis krygt; en wy zien te gemoet, dat, indien men van den kant van gem: Stad niet ophoud als gekken te razen, en met rotte Jlinkende Appelen te gojen, merï het 1 2 dari  ( 36 ) dan ook aan den anderen kant niet moede zal worden, om die Stad zo nu en dan eens ailerbedaardst, en met de uiterfte vriendelykheid, voor een verfraiperingetje, een fchoteltje gebakke peertjes aan te bieden. Wy zullen dit gelchrivt met de zeer aanmerkelyke woorden van den HistorySchryver MaRMonTel (in zynen BeJifarius pag. j^y.) belluiten; alwaar die fcbrandere Bol met opzigt tot een' Eerlyk Man , die door den Nyi en Laster vervolgt word, aldus fpreekt: „ Het is niet mogelyk dat hy in den ,, loop zyner veingtingen niet enigen tegenftand ondervinde; men verzuimt „ niet, hem die tot een misdaad te rekenen, en zelfs, wanneer hy weldoet, „ verwyt men hem, dat hy niet beter beeft gedaan, 't Geen men tot zyn last heeft word verzwaard, en bet goede, dat by verrigt beeft, word ver„ duiflerd; En alles wel overwogen, word de nuttigste man grvaara, lïk geoordeeld". Zie daar, Doorlugtigfte Hoogheid! het gehele ftuk zo als het in myn gezelfchap is t'zamengefteld. Ik vertrouw niet, dat ik door de uitgave van het zelve Uwe Hoogheid enige rede tot misnoegen zal gegeven hebben. Ik wensch van harte, dac het aan myn goed oogmerk beantwoorden, en het misleid Publicq er wederom door mag worden te regt gebragt. Ik heb d'Eere my met den diepften eerbied te noemen, DOORLUGTIGST VORST EN HEER! Uwe Doorl: Hoogheids Ootm: Dienaar» * # * * Leeuwaarden den J3 Oftober 1781.